Ôtez-moi d’un doute
Film / Films

Veel toeval, toch geen klucht

recensie: Ôtez-moi d’un doute (dvd/vod)
Ôtez-moi d’un doute

Ôtez-moi d’un doute had zomaar een zouteloze klucht kunnen zijn. En hoewel toevalligheden in deze Franse komedie een wel erg grote rol spelen, is het aan de voortreffelijke acteurs te danken dat de film naar het niveau van bitterzoete tragikomedie wordt gepromoveerd.

De altijd ijzersterke Waalse acteur Francois Damiens speelt de goedzak Erwan Gourmelon. Wanneer de weduwnaar bij een medisch onderzoek in het kader van de zwangerschap van zijn dochter te horen krijgt dat de man die hem heeft grootgebracht niet zijn vader is, wordt hij gedwongen zijn routineuze bestaan op te geven. Hij schakelt een privé-detective in die zijn echte vader opspoort.

Incest

Voorzichtig bouwt hij een band op met de oude man en zijn hond Pinochet. Deze eerste stap richting een nieuw leven maakt de tobbende weduwnaar ook ontvankelijk voor nieuwe relaties. Een auto-ongeval lijdt tot een ontmoeting met de aantrekkelijke arts Anna en een eerste date. Maar o jee, Anna blijkt de dochter van zijn nieuwe vader. Als dat maar niet tot incest leidt.

Tegelijkertijd worstelt Erwan met de zwangerschap van zijn dochter Juliette. Wie de vader van haar kind is, is onbekend. Het enige dat ze kan vertellen, is dat de verwekker een Zorro-kostuum aan had. En dan ontdekt Erwan in de kofferbak van de sullige stagiair een Zorro-masker.

Kwetsbare karakters

Zo vertelt lijkt Ôtez-moi d’un doute ideaal materiaal voor de Franse collega’s van John Lanting en Jon van Eerd. Leugentjes, misverstanden, ‘o la la’-grapjes, slapstick en zelfs een scène waarin een deur en precieze timing samenkomen. Tegelijkertijd laten regisseur Carine Tardieu en hoofdrolspelers François Damiens en Cécile De France (als Anna) zien dat je zo’n verhaal ook heel ingetogen kunt spelen en vertellen, waardoor de emoties nooit ontsporen in vals sentiment of de grappen in vette grollen. Erwan en Anna blijven ondanks alle komische verwikkelingen kwetsbare karakters waarvan je als kijker makkelijk gaat houden.

Ook de beeldvoering getuigt van smaak. De Bretonse kust bij Vannes vormt een aantrekkelijk decor voor alle verwikkelingen rondom hervonden familiebanden en ontluikende verliefdheid. De soundtrack met opera en Franse chansons zou niet misstaan in een zwaarder arthousedrama. Ook fijn: hoofdpersoon Erwan heeft nu eens een beroep dat je zelden ziet in de bioscoop. Zo zorgt de laconieke bomexpert bij de explosievenopruimingsdient zelfs nog voor wat spannende momenten in deze sympathieke film.

PopRockUpdate_Volume1
Muziek / Album

Pop en rock kunnen ver uit elkaar liggen

recensie: Pop/rock update volume 1: Marlon Williams, Penny Leen & Dési Ducrot
PopRockUpdate_Volume1

Het genre pop/rock kan een palet aan muziek bevatten dat enorm in de breedte en diepte gaat. In deze eerste editie komen drie albums aan bod; twee van Nederlandse bodem en één van internationale makelij.

Het kiezen van releases uit het pop/rock-genre is best lastig. In deze editie is er aandacht voor de tweede plaat van Marlon Williams, die hiermee duidelijk afwijkt van zijn debuut. Verder bespreken we een crowdfunding album van PennyLeen en het debuut van een Zeeuws talent: Dési Ducrot.

Een heel consistente tweedeMarlonWilliams_MakeWayForLove

Het debuutalbum van Marlon Williams gooide al heel hoge ogen, maar met zijn tweede album Make Way For Love overtreft hij zichzelf. Het songmateriaal is heel consistent met heeft een erg sterke referentie naar Chris Isaak, en nog veel sterker is de nalatenschap van Roy Orbison. Dat is terug te horen in de stem van Williams, maar er is zeker ook een sterke inhoudelijke vergelijking. De liedjes op dit tweede album van Williams ademen een sfeer van liefdesverdriet uit, die we ook kennen van The Big “O”: Roy Orbison.

Al vanaf de eerste noten van ‘Come To Me’ is er geen ontkomen meer aan dat je de vergelijking trekt tussen Williams en Orbison. Daar waar Williams op zijn debuutalbum nog af en toe de rock opzocht, weet hij op zijn tweede album juist de rustige kant vast te houden. Dat leidt allerminst tot verveling. Het album heeft door deze benadering juist een heel aangenaam en consistent geluid dat je behoorlijk in zijn greep houdt. In elf prachtige liedjes spreidt Williams zijn fraaiste en zoetgevooisde kant ten toon.

Wie zich verdiept in het persoonlijke leven van Marlon Williams komt er al snel achter dat dit album geschreven is om zijn gebroken hart te helen na de breuk met Aldous Harding. Harding horen we overigens wel op een van de composities meezingen: in ‘Nobody Gets What They Want Anymore’, waarmee de vergelijking met Roy Orbison nauwelijks treffende kan zijn. Als zielenpijn zo mooi kan klinken dan kunnen we als muziekliefhebber wel medelijden hebben, maar we kunnen ons tevens gelukkig prijzen met het prachtige product dat dit opgeleverd heeft. Make Way For Love is een album om te zoenen en om je bij te troosten.

Een stem uit het verledenPennyLeen_StillWaterSavageWaves

De stem van PennyLeen doet bij tijd en wijle denken aan die van Margriet Eshuijs. Af en toe doet ze zeker ook denken aan Anouk. De sterke gevoelens van Eshuijs hoor je terug in ‘Without Remorse’; een liedje dat gaat over afscheid nemen. Je voelt het verdriet en de pijn in de manier van zingen, maar zeker ook in de aangrijpende tekst. Naast een rustpunt op het album is het ook een moment van bezinning.

Het is maar goed dat de pijn van ‘Without Remorse’ niet blijft aanhouden, zodat je nog net niet in tranen uitbarst. Het volgende nummer, ‘Free Fall’, klinkt alweer een stuk lichtvoetiger, maar houdt de vergelijking met voornoemde zangeres in stand.

In andere liedjes kan PennyLeen onstuimiger klinken, meer als ‘de rockster’ Anouk, maar nergens gaat zij als de rockbitch klinken die Anouk wel kan zijn. Ze blijft altijd aan de rustige zijde van Anouks stemgeluid. Beide kanten van de artiest zijn zeker niet te versmaden. Het komt de afwisseling van het album Still Waters / Savage Waves alleen maar ten goede.

Het album ademt een grote volwassenheid uit. Het is des te verwonderlijker dat er crowdfunding nodig was om dit album te laten verschijnen op het eigen label van platenzaak Kroese uit Nijmegen. Hopelijk kan de kwaliteit van het album eraan bijdragen dat een volgend album van PennyLeen gewoon bij een platenlabel kan uitkomen zonder het publiek eerst te laten betalen.

Internationale nationale klasseDesiDucrot_InTooDeep

Dési Ducrot heeft met In Too Deep een album gemaakt dat zweeft tussen de pop en americana, maar wat het dichtst tegen pop aanschuurt. Het heeft Ducrot zo’n vier jaar gekost om het dozijn liedjes hun uiteindelijke vorm te geven. In die vier jaar werkte ze nauw samen met Marg van Eenbergen.

Het album opent klein met gitaar- en/of pianobegeleiding. Bij de tweede helft van het album horen we bij ‘Don’t Tell Me You’re a Poet’ een aangename en volle, orkestrale begeleiding bij de liedjes van Ducrot. Het resulteert hierdoor in een album dat twee gezichten draagt. In het verloop van de cd ga je wennen aan de afwisseling tussen kleine liedjes en bredere inzet van begeleiding. Wat blijft is de fijne zang van Ducrot en de hoogstaande kwaliteit van de composities.

Van dit album zijn inmiddels vier nummers als single verschenen: ‘Heart On Your Arm’, ‘Don’t Tell Me You’re a Poet’, ‘In Too Deep’ en ‘To Gold’. Deze werden geen van allen een hit, maar trokken wel de aandacht van programma’s op diverse lokale en landelijke radiostations. Ze stond zelfs live in de kwartfinale van de Grote Prijs 2017/2018.

Het album In Too Deep is van Nederlandse bodem, maar van een internationale klasse die gehoord mag worden door zowel popliefhebbers als fans van het americana/roots-genre.

 

ik ben een geboren buitenlander, stedelijk museum amsterdam, recensie
Kunst / Expo binnenland

Als het maar iets met migratie te maken heeft

recensie: “Ik ben een geboren buitenlander”
ik ben een geboren buitenlander, stedelijk museum amsterdam, recensie

Voor de tentoonstelling “Ik ben een geboren buitenlander” zijn kunstwerken uit het eigen archief van het Stedelijk Museum tevoorschijn gehaald. Of het nou over vluchtelingenproblematiek of over batikken gaat, als het woord ‘migratie’ erin voorkomt, krijgt de kunst een plekje in de tentoonstellingsruimte.

Het jaar 2017-2018 staat voor het Stedelijk Museum in het teken van migratie. Al eerder toonde de Indiase kunstenaar Nalini Malani de rauwe realiteit van vluchtelingen en onderdrukte vrouwen, en haalde het Stedelijk het werk van de Zuid-Afrikaanse fotograaf Zanele Muholi naar Amsterdam. Maar voor deze tentoonstelling werd er diep gegraven in het eigen archief en stelde Stedelijk-conservator Leontine Coelewij “Ik ben een geboren buitenlander” samen.

Nooit ergens thuis

De naam van de tentoonstelling ontleent zich aan een uitspraak van de conceptuele kunstenaar Ulises Carrión (1941-1989). Als geboren Mexicaan vestigde Carrión zich in 1972 in onze hoofdstad, waar hij drie jaar later de boekwinkel Other Books and So opende. Hoewel Amsterdam hem de omgeving bood om zijn creatieve ideeën te verwezenlijken, omschreef Carrión zijn positie als kunstenaar als die van iemand die zich altijd aan de buitenkant bevindt en nooit ergens 100% thuis is. Het internationale netwerk dat hij opbouwde, speelde een grote rol in zijn ‘mail art’. Carrión bundelde kaarten, stempels en andere documenten die hij binnenkreeg tot het kunstenaarstijdschrift Ephemera. Uitgestald en genummerd in een glazen bak, zijn de twaalf uitgaves te zien in deze tentoonstelling, net als zijn eigen boekwerken zoals Love Stories en zijn documentatie van een Engelse familie in het boekje The Muxlows.

ik ben een geboren buitenlander, stedelijk museum amsterdam, recensie

Barbara Visser, zaalopname ”Ik ben een geboren buitenlander”, 2017, Stedelijk Museum Amsterdam. Foto: Gert Jan van Rooij.

Bushokjeskunst

Terwijl Carrión met zijn werk een romantische en bijna idyllische vorm van migratie documenteert, waarbij mensen van over de hele wereld elkaar kunst sturen, is dit zeker niet bij elk kunstwerk van “Ik ben een geboren buitenlander” het geval. Zo zijn ook de spraakmakende posters uit Barbara Vissers (1966) serie De wereld behoort aan hen die vroeg opstaan te zien, die oorspronkelijk in de bushokjes van Nice hingen in 2002. Met deze posters wilde Visser laten zien dat de context van een foto cruciaal kan zijn. Door een foto te kaderen, zette zij de kijker op het verkeerde been. Zo leek een aangespoelde vluchteling van dichtbij net een man die model stond op een reclamebord. Met deze foto’s wilde de fotograaf de vluchtelingenproblematiek aankaarten.

ik ben een geboren buitenlander, stedelijk museum amsterdam, recensie

Remy Jungerman, Zonder titel, 1997. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.

Vrijwillig en gedwongen

Ondanks het feit dat Coelewij drie eisen stelde om de kunstwerken te selecteren – kunstenaars die het migratieproces documenteerden, kunstenaars die zelf migrant zijn en kunstenaars die op een conceptuele manier reflecteren op migratie – is een verdere connectie tussen de hoeveelheid werken soms vergezocht. In iedere kamer die de bezoeker doorloopt, wordt een andere emotie opgewekt. Zo gebruikt de in Suriname geboren kunstenaar Remy Jungerman (1959) een platgereden pad als metafoor voor iemand die vrijwillig uit zijn natuurlijke woonomgeving stapt; de pad weet dat hij het risico loopt om platgereden te worden, maar weet ook dat hij kan ontsnappen. Deze beredenering van migratie staat haaks op de video van Aslan Gaisumov (1991). Deze kunstenaar maakte een zogenaamde ‘re-enactment’ (een uitbeelding van een historische gebeurtenis) van de dramatische vlucht uit Tsjetsjenië die hij en zijn familie maakten toen hun woonplaats onder vuur lag. En dat was verre van vrijwillig.

ik ben een geboren buitenlander, stedelijk museum amsterdam, recensie

Michiel Schuurman, zaalopname ”Ik ben een geboren buitenlander”, 2017, Stedelijk Museum Amsterdam. Foto: Gert Jan van Rooij.

Of het nou de bedoeling was of niet, deze tentoonstelling bevestigt nogmaals dat geen migratieproces hetzelfde is. Als bezoeker moet je je daarom voorbereiden op uiteenlopende verhalen. En al kun je nog zulke mooie, felgekleurde doeken maken als Michiel Schuurman (1974) met de batiktechniek, alleen de meest ingrijpende verhalen zullen blijven hangen.

Afbeelding bovenaan recensie: Bertien van Manen, Turkse meisjes tijdens feest Schiedam, 1977, ontwikkelgelatinedruk. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.
Theater / Voorstelling

Aquarium is niet Vechts beste stuk

recensie: Hummelinck Stuurman – Aquarium

Het bericht dat er een nieuw stuk van Nathan Vecht komt waarin Pierre Bokma speelt, samen met onder anderen Guy Clemens, maakt dat je je verheugt op iets moois. Aquarium valt echter, ondanks een aantal geestige en interessante momenten, behoorlijk tegen.

Het begin is veelbelovend: op een met houten dozen volgepakt toneel zijn Birgit (Jacqueline Blom) en Walter (Clemens, Vechts vaste acteur) bezig zich in hun nieuwe huis te installeren. Dan krijgen ze onverwacht bezoek van buren Rudi en Doris, die koffie komen drinken en onmiddellijk nogal overheersend zijn. Rudi wordt gespeeld door Bokma die hier aanvankelijk enigszins aan Dustin Hoffman uit Rain Man doet denken, alleen ouder en iets minder neurotisch. Hij is constant weetjes en adviezen rond aan het strooien en helpt Walter, zeer tegen diens zin, een probleem met het aquarium op te lossen.

Inlichtingendienst

Birgit is een televisie-presentatrice die haar beste tijd heeft gehad en gevleid raakt omdat Doris (Annick Boer) zo van haar onder de indruk is. Als dan blijkt dat Rudi iets geheimzinnigs doet bij de inlichtingendienst, raakt zij op haar beurt geïntrigeerd. Als Doris zich laat ontvallen dat er bij die dienst een dossier over Walter bestaat, schrikt Birgit aanvankelijk en wordt vervolgens kwaad. Over Walter, haar jongere vriend, die iets saais doet bij een uitgeverij bestaat een dossier en over haar met haar interessante leven en kennissenkring niet? Dat kan niet kloppen!

Aquarium is absurdistisch, kluchtig en thrillerachtig met af en toe momenten, zoals bovenstaande, die doen denken: worden hier nou belangrijke statements gemaakt over ons verlies aan privacy en hoe we daar mee omgaan? De tekst is vaak geestig maar vooral in het begin is het tempo te traag, waardoor grappen niet aankomen. Bokma is natuurlijk erg goed – een éénregelige welkomstspeech die hij ten beste geeft is briljant – maar ook hij is afhankelijk van regie en materiaal.

Ondervragingsscène

De verhouding tussen Doris en Rudi roept vragen op: wie is er eigenlijk de baas? Een spannende ondervragingsscène toont Bokma op zijn best, maar duurt te kort om echt te beklijven.

Van alle personages is Walter het meest uitgewerkt. De andere drie zijn meer eendimensionaal. Het gegeven dat alles wat Rudi doet geheim is, is aanvankelijk intrigerend, maar als Doris steeds dezelfde antwoorden blijft geven op de vragen van Birgit en Walter wordt het wel erg flauw. Birgit is zo doorzichtig als glas, wat gezien de plot noodzakelijk is en wat Blom heel goed doet, maar ze is ook erg voorspelbaar en irritant.

Helemaal aan het, uiteindelijk toch verrassende, einde snap je dat het stuk qua tekst best knap in elkaar zit, maar dat komt tijdens de voorstelling niet over. Het tempo is te laag, het toneelbeeld is te benauwend en te saai en de personages zijn te weinig interessant.

Het kan je niets schelen wat er met ze gebeurt. Dat is, als je met zulke goede acteurs werkt en een belangrijk actueel onderwerp te pakken hebt, erg jammer.

Boeken / Fictie

Een klein ogenblik in een groots oeuvre

recensie: Hella S. Haasse - Ogenblikken in Valois

In Ogenblikken in Valois, heruitgegeven ter ere van Hella S. Haasses honderdste geboortedag, schrijft de auteur over het Franse dorp waar ze bijna een decennium gewoond heeft. Het is een mooi, kleiner werk in haar imposante oeuvre.

In januari 1979 bezochten Haasse en haar man Jan van Lelyveld voor het eerst het huisje waar ze tweeënhalf jaar later permanent gingen wonen, tot ze zich in augustus 1990 weer in Nederland vestigden. Al vrij snel nadat ze naar Valois verhuisden, in 1982, verscheen Ogenblikken in Valois, een serie met hoofdzakelijk historische schetsen van het gebied dat Haasse zo goed kende: haar eerste grote roman Het woud der verwachting (1949) speelt zich deels ook in deze streek af.

De verpietering verbeelden

Valois, net boven Parijs gelegen, is in de twintigste eeuw een arm, wat verpieterd gebied: het kreeg een flinke tik tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het is een lange tijd geleden dat Senlis, de belangrijkste stad in het gebied, haar hoogtijdagen kende. Haasse woont er in een saai prefabhuis. Haasse-biograaf Aleid Truijens schrijft in haar nawoord over de teleurstelling die haar overviel toen ze voor het huis stond: ‘Wat had ik dan verwacht? Toch een iets romantischer, sfeervoller behuizing. […] Dit standaardhuis paste niet bij haar.’

Haasses huis mocht dan niet passen bij haar oeuvre, dat zo vol van geheimen en verleden is, de streek Valois past er wel perfect bij. ‘Laat het maar aan Haasse over om een half verlaten en verarmde Franse streek met haar verbeelding opnieuw te bezielen,’ beweert Truijens. Daar slaagt de schrijfster inderdaad in. Vanaf de eerste pagina’s bevinden we ons in Haasse-gebied: mysterieus, eeuwenoud, met ondergrondse gewelven, oude kastelen en markante personages.

Miniatuur-Haasse

Ogenblikken in Valois is niet alleen qua thematiek een miniatuurversie van de typische Haasse-roman. Ook wat betreft stijl blijft dit boekje dicht bij de rest van haar werk: de beschrijvingen zijn geraffineerd, de taal verzorgd, het verhaal leerzaam. De Middeleeuwen staan centraal en ook voor de achttiende eeuw heeft Haasse veel aandacht. Opvallend genoeg blijft de twintigste eeuw, zeker de jaren na de Tweede Wereldoorlog en haar eigen heden, grotendeels buiten beeld, alsof de stad Senlis en de streek eromheen vastzitten in een vergaan verleden.

Hierdoor kennen de schetsen minder een spanningsboog, wat jammer is. Er is geen duidelijke tocht door de geschiedenis noch wordt er thematisch een helder pad gebaand. Het boekje gaat uiteindelijk niet echt ergens heen. Dat maakt van Ogenblikken in Valois een mooi, maar uiteindelijk ook klein werk in het zo indrukwekkende oeuvre van een van de grootste schrijvers van de moderne Nederlandse letteren.

Film / Films

Een serieuze Chan in politieke knokfilm

recensie: The Foreigner

Is het een verdrietig kitchen sink drama? Is het een complexe politieke thriller over het post-troubles-tijdperk in Noord-Ierland? Nee, The Foreigner is de nieuwste knokfilm met Jackie Chan in de hoofdrol. Regisseur Martin Campbell maakt overigens wel handig gebruik van die twee Engelse genres.

Vrijwel alle botten in zijn lijf heeft hij wel eens gebroken, 63 jaar is hij inmiddels. Maar, nog steeds doet Jackie Chan, de grootste actiester van Azië, al zijn stunts zelf. Ook in The Foreigner levert dat weer enkele knappe trap- en klapscènes op, die balanceren tussen acrobatiek en slapstick. Zo is het erg vermakelijk wanneer Chan tijdens een politie-inval uit een benauwd arbeidershuisje weet te ontsnappen. Tegelijkertijd maakt The Foreigner handig gebruik van het feit dat de jaren aan Chan zijn af te zien. Niet langer is hij onbreekbaar en onoverwinnelijk. Chan krijgt hier ook echt iets te acteren, zoals wanhoop en woede.

IRA

Chan speelt de rol van Quan Ngoc Minh. Hij is een Chinese restauranthouder in Londen wiens rustige bestaan overhoop wordt gegooid wanneer Noord-Ierse terroristen een bomaanslag plegen op een winkel die zijn dochter bezoekt. Het meisje sterft in zijn armen. De vertwijfelde Quan begint aan een tocht langs instituties op zoek naar antwoorden en gerechtigheid. Wie hebben dit op hun geweten en waarom doet de Engelse politie zo weinig?

In Noord-Ierland probeert de katholieke premier Liam Hennessy (Pierce Brosnan) op hetzelfde moment zijn politieke toekomst veilig te stellen door zijn achterban rustig te houden. De bomaanslag is gepleegd door ontevreden jonge IRA-leden die af willen van het vredesakkoord met de Britten. Voor de politicus zijn de aanslagen een handig agendapunt in de onderhandelingen met de regering in Londen. Wanneer hij de opstandige katholieken weet te beteugelen, wil hij daar wel iets voor terug zien. Tegelijkertijd krijgt Hennessy, die opvallende overeenkomsten vertoont met voormalig IRA-voorman Martin McGuinness, te maken met vroegere strijdmakkers die hem herinneren aan zijn eigen duistere, terroristische verleden.

Krasse knar

Quan is ondertussen naar Noord-Ierland afgereisd en wijst Hennessy in een persoonlijk onderhoud op zijn verantwoordelijkheden. Wanneer die hem af denkt te wimpelen, neemt Quan, die ooit een door de Amerikanen getrainde commando was, zijn toevlucht tot agressievere pressie. Met wat kleine bomaanslagen drijft hij Hennessy in het nauw. Waarna een klopjacht begint waarin Quan en Hennessy de rol van kat en muis om beurten op zich nemen.

The Foreigner is gebasseerd op het boek The Chinaman van Stephen Leather en ziet eruit als een groezelige achtervolgingsfilm uit de jaren zeventig. Regisseur Martin Campbell maakte eerder twee Bondfilms, GoldenEye en Casino Royale. Uit die eerste film nam hij de inmiddels 64-jarige 007 Pierce Brosnan mee. Brosnan zet een doortrapte opportunist neer met een vet Iers accent, maar toch is het krasse knar Chan die verrast met zijn acteerkwaliteiten. Diep graaft het allemaal niet, maar dankzij de doorleefde hoofdrol, het duistere decor en het niet eens zo ongeloofwaardige politieke plot is The Foreigner net ietsje meer dan de zoveelste knokfilm. Het wachten is nu op de eerste serieuze Chan-film zonder hak- en breekwerk.

Kunst / Kunstboek

Latijn van de metselaar

recensie: Apenrotsen en andere nauwe verwanten

Architectuur is volgens de Romeinse architect Vitruvius te vatten in drie woorden: utilitas, firmitas en venustas. Doelmatig, stevig en mooi, dat zijn de kenmerken van een goed gebouw. Maar hoe zit het met originaliteit en imitatie? Bernard Hulsman gaat op onderzoek uit.

In het lijvige Apenrotsen en andere nauwe verwanten neemt NRC-architectuurpublicist Hulsman ons mee langs een veelvoud aan onderwerpen binnen de internationale bouwkunst. Zijn artikelen uit de reeks Nauwe verwanten, geschreven voor de krant, worden afgewisseld met langere essays, reportages en interviews met architecten. Hulsman is geen architect maar een journalist en dat is een goede zaak. Zijn observerend vermogen in combinatie met een uitgebreide kennis van de materie maakt hem tot de perfecte registrator van onze bouwende omgeving. Onafhankelijkheid, een kritische blik en een nuchtere pen zorgen voor een uiterst leesbare verzameling artikelen.

Erasmusbrug, Rotterdam, Ben van Berkel/UNStudio, 1996 (foto uit besproken boek)

Geen plagiaat

Hulsman schreef in 1996 over de gelijkenis tussen de Rotterdamse Erasmusbrug van Ben van Berkel en de Alamillobrug in Sevilla van diens vroegere leermeester Santiago Calatrava en kreeg direct een aanklacht wegens smaad aan de broek. Géén plagiaat, had de schrijver nog verkondigd, maar een duidelijke verwantschap. Het mocht niet baten, de gevoeligheid omtrent na-aperij in de architectuur blijkt een heikel punt. Dat is opvallend omdat in de klassieke bouwkunst imitatie – of beter gezegd: navolging – niet gold als zonde maar juist als eerbetoon aan de voorgangers. In Apenrotsen wordt een uitgebreid onderzoek naar vormen van inspiratie, gelijkenis en imitatie gedaan, maar ook gespeurd naar de ‘moraal’ achter de schermen van de moderne architectuur.

In dat opzicht belandt de lezer telkens weer in de diversiteit aan stromingen die de bouwkunst rijk is. Dat de modernisten van het Nieuwe Bouwen aan de basis van onze hedendaagse architectuur staan is helder, maar hoe de rollen op dit moment zijn verdeeld wordt niet altijd even duidelijk. Het postmodernisme, de vrije vorm waarin alles kan, is als reactie op de modernisten tot een vergaarbak van terminologieën verworden. Zelfs de grondlegger van het rechtlijnige structuralisme, Aldo van Eyck, kan volgens Hulsman tot de postmodernisten worden gerekend, een kwalificatie die de oude meester hartgrondig verwierp. Het postmodernisme was in zijn ogen een grote stap achteruit en droeg geen enkele eigentijdsheid of toekomstbelofte in zich.

Ontwerp Al-Wakrahstadion, Qatar, Zaha Hadid Architects, 2013 (foto uit besproken boek)

Witte badkuip

Ook neomodernist Rem Koolhaas wordt de oren gewassen als zijn stedebouwkundig plan voor het Amsterdamse IJplein onder de loep wordt genomen. Teruggrijpen op ideeën van modernistische voorgangers: je reinste retro-architectuur. En is de driedelige superhoogbouw De Rotterdam van Koolhaas werkelijk zo eigentijds? Hulsman legt de vinger telkens weer op de zere plek: in architectuur is vrijwel nooit sprake van een onafhankelijke originaliteit. Zelfs de ondoorgrondelijke aanbouw van het Stedelijk Museum in Amsterdam, de spierwitte badkuip die zonder enige referentie tegen de 19e eeuwse gevel is geplakt, blijkt een illustere voorganger te hebben in een oud ontwerp van architect en beeldend kunstenaar John Körmeling.

Niet alleen navolging wordt in Apenrotsen besproken, er is ook ruimte voor diverse inspiratiebronnen van buiten de architectuur. Opvallende gebouwen die in vorm en aanwezigheid onder de noemer ‘iconen’ worden gepresenteerd. Vele wolkenkrabbers, door hun fallusvorm aangeduid als de ‘erecties van het kapitaal’, zijn voor Hulsman aanleiding eens te kijken naar een vrouwelijke tegenhanger. Die vindt hij in het Al-Wakrahstadion in Qatar dat na presentatie van het ontwerp door critici vergeleken wordt met een vagina. ‘Bespottelijk’ volgens architecte Zaha Hadid, terwijl ze onbewust haar pijlen richt op de mannenwereld die de architectuur nog altijd is.

Gelukkig is Bernard Hulsman geen onderzoeksjournalist die er op uit is de grootheden in de wereldarchitectuur te ontmaskeren. Hij is ook geen theoreticus die met onbegrijpelijke teksten de architectuur in het domein van de deskundigheid wil houden (‘Per slot van rekening is een architect een metselaar die Latijn kent’ zei architect Adolf Loos al eens). Architectuur is van de straat. Het gaat ons allemaal aan: we wonen er in, we werken er in en we lopen er dagelijks tussendoor. Hulsman geeft met kennis van zaken en een prikkelende nieuwsgierigheid zijn grote liefde voor de bouwkunst weer. Ondersteund door een schitterende verzameling afbeeldingen maakt dit Apenrotsen tot een onmiskenbaar prachtboek.

 

Bernard Hulsman: Apenrotsen en andere nauwe verwanten
Uitgeverij Nieuw Amsterdam
ISBN: 9789046817612
384 pagina’s
Prijs: € 29,99

 

Theater / Voorstelling

Liefde met de Franse slag, heerlijk!

recensie: Het Nationale Theater – De hereniging van de twee Korea’s

We zijn van van Eric de Vroedt gewend dat hij (meestal zelf geschreven) toneelstukken regisseert, die gaan over maatschappelijke kwesties. De hereniging van de twee Korea’s klinkt politiek, maar is dat verre van. De Vroedt brengt een stuk van de Franse schrijver en regisseur Joël Pommerat dat gaat over de LIEFDE. l’Amour! Om met Maurice Chevalier te spreken met een Frans accent: ‘Heaven, I’m in heaven’.

Want zowel Frankrijk als Franse muziek spelen een grote rol. Dat begint al in de foyer van de Koninklijke Schouwburg Den Haag waar we beelden van Parijs, de stad van de liefde, zien en flarden van liefdes- en scheidingsscènes uit (niet alleen Franse) films. Want liefde gaat ook over liefdesverdriet. Vooràl over liefdesverdriet.

Lessen in liefde

Het toneelbeeld maakt een zowel Franse als filmische indruk: een trappenhuis met een aantal deuren, een lift en een raam waar mooie lichteffecten mee gecreëerd worden. Er wordt af en toe gezongen en wel op oude Franse hits zoals natuurlijk ‘Je t’aime, moi non plus’, maar ook ‘Non non rien a changé’ van Les Poppys. De kleding is vijftiger/zestigerjaren-achtig en, vooral bij de vrouwen, buitengewoon elegant.

Er zijn twintig scènes over de liefde, volgens De Vroedt zijn dat lessen in liefde want zelf vindt hij wel degelijk overeenkomsten tussen zijn vorige werk en dit liefdesstuk. Want net als in The Nation en Race worden de personages belemmerd door de beelden die ze van de (onbekende) ander hebben.

De negen acteurs dragen ontelbare pruiken, we herkennen constant mensen die we al eerder hebben gezien maar ontdekken ook steeds nieuwe. Terugkerende personages zijn onder anderen een autoverkoper, een hilarische Mark Rietman met een kaalmaakpruik en zijn vrouw Muriël, een even hilarische Betty Schuurman die tot haar schrik, verwarring en verrukking geconfronteerd wordt met liefdes uit haar verleden. Schuurman is in een andere scène ook de zus van alle andere vrouwen die allemaal met dezelfde man hebben gezoend, een op dat moment enigszins creepy Hein van der Heijden.

Het is fijn om Esther Scheldwacht weer terug te zien bij De Vroedt, onder andere met een Amy Winehouse hairdo, maar eigenlijk zijn alle acteurs om van te smullen. Op het begin na dat een beetje stroef en houterig gaat – het is première, misschien is dat de reden? – wordt er door het ensemble gretig en met heel veel plezier gespeeld.

Vindingrijk

Scènes vloeien naadloos en uiterst vindingrijk, soms zelfs in het kleurgebruik, in elkaar over. De lift speelt een belangrijke rol. Eén van de hoogtepunten is een  lied dat de kwade zussen in de deuropening staan te zingen.

Het stuk gaat over hartstochtelijke liefde, onbeantwoorde liefde, voorbije liefde, zinnelijke liefde, betaalde liefde, liefde voor kinderen, tragische liefde en onmogelijke liefde. Erg geestig is een scène waarbij Keja Klaasje Kwestro verlekkerd fantaseert over een verkrachting, zich snel verontschuldigt tegenover de #metoo beweging maar met een kokette zwaai van haar been toch bij haar standpunt blijft.

Eén van Scheldwachts personages is een oudere dame die een woedend betoog tegen de liefde houdt: liefde bestaat niet, het is een illusie, het is een neurofysieke ervaring, op een dag ontdek je dat de man van wie je denkt te houden een klootzak is die stinkt. Een erg geestige scène die op precies de juiste manier eindigt.

De hereniging van de  twee Korea’s is een werkelijk heerlijke voorstelling, waarin je veel herkent, waardoor je geraakt wordt, waarom je moet lachen en die uiteindelijk ook ontroert. En na het applaus wanneer de spelers op liefdevolle wijze van ons afscheid nemen, is onze liefde voor hen en voor de liefde gegroeid.

Theater / Voorstelling

Metropolis #1: een trip in een technocratische nachtmerrie

recensie: Trouble Man & Het Nationale Theater - Metropolis #1

Het was zo’n mooi idee: de iconische tv-serie The Wire als inspiratie voor een theatervierluik. Met Code 010 zou Sadettin Kirmiziyüz de haven, het onderwijs, de media en de politiek van Rotterdam verkennen. Het project dreigde een vroege dood te sterven met Kirmiziyüz’s vertrek bij het RO Theater, maar nu is het –onder de nieuwe naam Metropolis – herrezen in Den Haag. Metropolis #1 duikt in het Haagse onderwijs en laat een heuse technocratische nachtmerrie zien.

Excellentie-utopie

Het Oranjecollege verkeert in slecht weer. De helft van de leerlingen haalt de eindstreep niet, twintig van hen zijn jihadisten geworden. Nieuwe rectrix Erica Kromhout  (Antoinette Jelgersma) gooit radicaal het stuur om. Haar school moet en zal het predicaat “excellent” halen, en daar is een genadeloos beleid voor nodig. Probleemgevallen worden aan hun lot overgelaten, terwijl de uitblinkers op handen worden gedragen. Geslaagde leerlingen zijn immers niet alleen goed voor het imago, maar leveren ook een smak geld op. Herrieschoppers dienen volgens Kromhout “normaal te doen” of kunnen vertrekken. Het doet denken aan een ongelukkige uitspraak van een niet nader te noemen politicus. De racistische ondertoon is ook hier volop aanwezig: want wie is dan precies normaal? Niet Mo, die volgens Kromhout precies in het profiel past van een potentiële moslimterrorist. Dat zijn witte, hoogbegaafde klasgenoot Bram volgens zijn geschiedenisdocent een veel groter probleem is, is aan dovemansoren besteed. In de excellentie-utopie van Erica Kromhout past geen weerwoord: leerlingen en zelfs docenten die tegengas geven, krijgen te maken met een wel erg dubieuze ‘sfeerbewaker’.

Selectieve sympathie

Conciërge Otto Blom (Stefan de Walle) is een Hagenees van de oude stempel en moet niets hebben van Kromhouts regime. Met een goed gesprek en een broodje pindakaas probeert hij door te dringen tot Bram (Kaspar Schellinghout), die na de zelfmoord van zijn vader langzaam dreigt te ontsporen. We lijken hier af te stevenen op een bekend high school filmnarratief, waarin een getroebleerde jongere wordt gered door een leraar die zijn of haar potentie ziet. Zo simpel is het echter niet. Uiteindelijk staat ook Otto machteloos voor de problemen waar Bram mee kampt: het trauma van een verlies, en een schuld van 15.000 euro bij een louche drugsdealer. Bovendien zet de idealistische nieuwkomer Sophia Papastaatlaatopolous (Mariana Aparicio Torres) kanttekeningen bij zijn – en ook onze – sympathie. Is die niet nogal selectief? Zou Otto zich niet ook moeten bekommeren om de leerlingen van kleur die zo gemakkelijk door Kromhout worden weggezet? En worden wij als publiek niet ook gestuurd in onze sympathie? We zien hoe een leerplichtambtenaar bij verschillende leerlingen op bezoek gaat, maar echt dichtbij komen we niet. We voelen toch het meest voor een jongen die door Kromhout als ‘normaal’ wordt gezien. Een bewuste zet, lijkt me: één die ons doet nadenken over wat wijzelf als normatief accepteren.

Archetypes

Wat voor beeld schetst Metropolis #1 nu precies over de Haagse onderwijswereld? We zien een wereld waarin rendement hoogtij viert en scholen zijn verworden tot diploma-producerende bedrijven. In die wereld verdrinken de leerlingen, met name diegenen die niet aan het stereotype van de witte Hollander voldoen. Als bijlesgever stap ik zo nu en dan in deze wereld, en heb alle archetypes waar Kirmiziyüz mee speelt wel voorbij zien komen: de nice-nasty managerdocent, de alom geliefde conciërges, de hippe nieuwkomers die alles anders gaan doen. Heerlijke types om te spelen, natuurlijk, maar het zorgt er hier en daar ook voor dat er een wel erg grimmige schets van het Haagse onderwijs wordt gegeven. Of er echt docenten als Kromhout zijn die zwangere meisjes van havo naar vmbo sturen als ze geen abortus plegen, lijkt me sterk. Het doet tekort aan het oprechte streven van de meeste docenten die ik ben tegengekomen – zelfs de meest verschrikkelijke – om hun leerlingen een beter leven te bieden. Desondanks kaart Metropolis #1 misstanden in het onderwijs aan die wel degelijk spelen: de transformatie van scholen in grote bedrijven, en de ontheemding van leerlingen die zich niet gehoord voelen.

Boeken / Fictie

Moeizame speurtocht naar geheimzinnige auteur

recensie: David Foenkinos - Het geheime leven van Henri Pick

Met Het geheime leven van Henri Pick heeft de Franse schrijver David Foenkinos een niet geslaagde poging gedaan de hypes van de boekenindustrie en de intriges van schrijvers en uitgevers in een ironisch en kritisch daglicht zetten.

Geheime verzameling afgewezen manuscripten

Foenkinos begint zijn verhaal wat omslachtig met een bibliothecaris uit de VS die een verzameling door de uitgever afgewezen manuscripten aanlegt.

Misschien heeft de auteur zich laten inspireren door de befaamde Parijse Salon des Refusés uit vroeger tijden. In de 19e eeuw werd nieuwe beeldende kunst tentoongesteld in de Salon. Alleen kunstwerken die voldeden aan de gangbare klassieke maatstaven werden geaccepteerd. Voor de nieuwlichters – impressionisten bijvoorbeeld – was er vanaf 1863 de mogelijkheid geweigerde werken te exposeren.

Terug naar het boek: een collega-bibliothecaris, Gourvec, uit het Franse Bretagne leest over het Amerikaanse fenomeen en besluit hetzelfde te doen. Vervolgens reist een jonge uitgeefster, Delphine, naar het Bretonse dorp met de geheimzinnige manuscripten-verzameling, in gezelschap van haar vriend Frédéric, een debuterende romanschrijver. Ze vinden daar een verrassend mooie roman over de gewelddadige dood van de Russische schrijver Poesjkin en, parallel daaraan, een aflopende liefdesrelatie. Het boek blijkt te zijn geschreven door de inmiddels overleden eigenaar van een pizzeria.

Estafette van personages

Dan ontspint zich een relaas van verschillende, losjes met elkaar verbonden gebeurtenissen, die uiteindelijk naar een matig verrassende plot leiden. Foenkinos introduceert het ene personage na het andere, die als het ware het verhaal in een doorlopende estafette voort moeten trekken. Over de protagonisten: Delphine, Frédéric, de bibliothecaris Gourvec en de weduwe van de geheimzinnige schrijver Pick, Madeleine, komen we weinig te weten. Aan ieder nieuw personage wordt een soort anamnese toegevoegd – is zo en zo oud, komt daar en daar vandaan, beroep zus of zo, heeft dit of dat plan. Vervolgens beleeft de betrokkene iets dat verband houdt met de speurtocht naar de toedracht rond het gevonden boek. De meeste personages blijven bordkartonnen figuren die weinig empathie oproepen.

Hier en daar staan opvallend lelijke zinnen – ligt het aan de vertaling?

‘… Maar het was een tastbaar bewijs voor het feit dat onze maatschappij richting een totale overheersing van vorm op inhoud ging’

 

‘… Uiteindelijk besloot hij het ervan af te zien’

Aan clichés geen gebrek:

‘…Waarom had ze toegegeven dat ze hem knap vond? Dat was het enige waar ze aan kon denken, waarbij de rest in het niets (sic, ICR) viel.’

Tussendoor strooit Foenkinos op postmoderne wijze met namen van andere schrijvers, die de gaten moeten vullen die hij in de loop der gebeurtenissen laat vallen. Van Poesjkin tot Houellebecq, van Borges tot Kafka.

Show, don’t tell…

Het geheel geeft de indruk van een auteur die zich heeft voorgenomen om een bijtende satire te schrijven over de hypes in het boekenvak. De rol van de media, het verlangen van de boekenconsument naar achtergronden en privéleven – de droevige leegheid van dit alles – deze onderliggende thema’s komen aan bod in de loop van het verhaal. De auteur probeert een ironisch effect te bereiken door een afstandelijke stijl, vol met tongue-in-cheek-uitleg. De gewoonste emoties als boosheid of verliefdheid worden analyserend besproken. Foenkinos schrijft bepaald niet volgens de regel show, don’t tell en het gevolg is een opsomming van wat er gebeurt. Zo kom je als lezer bijna nergens echt in het verhaal.

In dit boek moet een gegeven, dat op zich spannende mogelijkheden opent, het opnemen tegen satire die niet uit de verf komt, het strooien met personages en een teleurstellend slot. Daarbij is de stijl saai. Het is mogelijk dat de roman in het Franse origineel een sfeer en een eigen toon heeft die in de vertaling helaas niet overkomt. Maar daar hebben Nederlandse lezers weinig aan.