Muziek / Album

Poppy stoner uit de Belgische woestijn

recensie: Waldorf - Waldorf

Onlangs werden U2, Percy Sledge, the O’Jays, the Pretenders en Buddy Guy opgenomen in de fameuze Hall of Fame. De plechtigheid vond plaats in het misschien evenzo fameuze Waldorf-Astoria te New York. Dat de Gentse band Waldorf aan dit hotel zijn naam heeft ontleend, is niet onwaarschijnlijk. Toch doet het meer denken aan één van dat duo op het balkon bij the Muppets. Want bij het luisteren van het titelloze debuut wisselen de meningen per nummer van goed naar slecht en andersom. Net wanneer je ‘booo’ wilt roepen, doen de dekselse Belgen weer iets geniaals en moet de mening weer bijgesteld worden.

~

Bij de eerste tonen van de plaat blijkt het dat de kracht van de Queens of the Stone Age nog altijd niet is uitgewerkt in België. Dat dit te maken heeft met Tim Vanhamel is een logische conclusie. Het was immers zijn band die in het voorprogramma stond tijdens de wereldtoer van deze logge woestijnrockers. Daarbij hebben Vanhamels en Hommes Eagles of Death Metal een versterkende werking gehad. En nu Homme de nieuwe plaat van Millionaire produceert, zal de invloed nog lang niet voorbij zijn. Het resultaat daarvan is duidelijk terug te horen bij Waldorf. Maar het gaat echter veel te ver om de Gentenaren af te doen als klakkeloze kopieën, want ze bestrijken een veel breder scala aan invloeden.

Geen scherpe randen

Over de steeds logge basis heen komen sterren als David Bowie, Mark Lanegan en de heren van Motorpsycho om de hoek kijken. De stijlen variëren van het op dit moment weer hippe jaren 70 prog rock, via poppy stoner naar melodieuze en intense gitaarrock. De plaat had wat minder gladgeschuurd mogen zijn, want de plaat heeft een groot gebrek aan scherpe randjes en weerhaakjes. Deze hadden de nummers een grotere houdbaarheidsfactor kunnen geven. Nu klinkt het hier en daar te braaf en te voorspelbaar. Zeker wanneer een nummer als You’re Turning Into Something, You Are Not, dat soms uit de bocht dreigt te vliegen, door de productie niet over de aangegeven lijntjes heen gaat.

Trotse letters

De nummers Killing Time, Rotation South en de single Mama Said verdienen alledrie een eervolle vermelding, maar het is de schitterende afsluiter Maggots die er met de prijzen vandoor gaat. In dit nummer waart de geest van Cream en Pink Floyd en echoën de hoogtijdagen van Emerson, Lake and Palmer. Hierdoor geeft Waldorf nog een extra boost aan zijn hipheid. Na de dertien nummers, waarbij je zo nu en dan tussen de soms wat rockcliché-achtige benadering van de songs heen moet laveren en de soms bij vlagen inspiratieloze zanglijnen van Wolf Vanwijmeersch moet trotseren, ziet het er naar uit dat de wisselende meningen uiteindelijk uitslaan naar de richting van het positieve: er is dus meer dan genoeg lof te betuigen. Er bestaat gewoon een stabiele en robuuste rockplaat, waarop de naam Waldorf met trotse letters is geschreven.

Theater / Voorstelling

Familie niet altijd dikker dan bloed

recensie: Familie Schroffenstein ('t Barre land)

.

~

Toch is het niet verwonderlijk dat ’t Barre Land juist voor deze tekst kiest. Door de jaren heen heeft de groep een reputatie verworven met onspeelbaar geachte of zelden gespeelde stukken als Goethes Faust en Torquato Tasso of Tjechovs Platonov. In die lijn van verwachtingen past het stuk De familie Schroffenstein. Deze oer-duitse tragedie van de complexe auteur Von Kleist blijkt niet alleen voor de acteurs een uitdaging, maar ook voor het publiek.

Complexe materie

~

In twee en half uur wordt het stuk zonder pauze opgevoerd. Dat vergt van het publiek niet alleen een vermogen om stil te blijven zitten, maar ook om de tekst niet te verliezen. Op sommige punten in de tekst blijkt goed hoe complex het karakter van de tekstschrijver was. Het is bijna onmogelijk om niet geconcentreerd naar de tekst te luisteren. Het kan zo gebeuren dat je een grap mist of een regieaanwijzing van de spelers opvat als een deel van de tekst. De acteurs hebben ervoor gekozen om het stuk dat bestaat uit vijf bedrijven op te voeren op een bijna leeg podium. Soms met de tekst in de hand, soms uit het hoofd. Allen zijn ze in zwart gekleed en op een oude platenspeler na, staan er geen rekwisieten op het podium. De spelers moeten het hebben van de belichting en hun spel.

Geen weg terug

De familie Schroffenstein draait om de wraakgevoelens van het huis van Rossitz aan de ene kant van de berg naar het graafschap Warwand, aan de andere kant van de berg. Beide graafschappen behoren tot de familie Schroffenstein. De jongste telg van Rossitz wordt met afgehakte pinken gevonden in bijzijn van enkele soldaten uit Warwand. De verdachtmakingen, aannames, miscommunicatie en wraakacties die voortvloeien uit het verdriet over het verlies aan beide zijden zorgen ervoor dat er uiteindelijk geen weg meer terug is naar vrede.

Onmogelijke liefde

Onder het verhaal van de familievete zit een verhaal dat we al eerder kennen van Romeo en Julia: de onmogelijke liefde tussen twee jongelingen. Dochter Agnes en Zoon Ottokar ontdoen zich van hun vooroordelen en beginnen in het diepste geheim ver van hun burchtkastelen elkaar te vertrouwen. Maar net als Romeo en Julia worden zij het slachtoffer van de vete tussen de twee families.

De familie Schroffenstein is nog tot 14 mei te zien in Nederland en België.

Kunst / Expo binnenland

Kwaliteit in verscheidenheid

recensie: Made in Britain

In het oude grachtenpand van Huis Marseille, stichting voor fotografie in Amsterdam, is momenteel een expositie te zien van hedendaagse Britse fotografie. Made in Britain toont aan de hand van het werk van dertien fotografen een overzicht van wat er in de huidige Britse fotografie gebeurt. De status van de fotografen is zeer verschillend: van kunstenaars die het hebben gemaakt tot relatieve beginners. Ook qua onderwerp en techniek loopt het werk sterk uiteen.

Introspectie

Chris Bucklow

Een hoogtepunt in de expositie is het werk van Nigel Shafran. Evenals enkele van de andere deelnemers is hij begonnen als commercieel fotograaf; Shafran was in de vroege jaren negentig een van de bekendste modefotografen in Groot-Brittannië. In 1995 publiceerde hij een boek met autonoom werk, waarna hij zich vooral op vrije fotografie ging richten. Hierin richt hij zich met name op persoonlijke onderwerpen: mensen en dingen uit zijn eigen omgeving. Bij die onderwerpen heeft hij een voorkeur voor het alledaagse. “Soms kijk ik naar oude foto’s. Wat me daarop interesseert zijn de dingen aan de randen die er niet op hadden moeten staan – een stuk zeep, rommel, dingen uit het dagelijks leven die ons vertrouwd voorkomen,” aldus Shafran. Shafrans fotoreeks in Huis Marseille toont zijn afwas, met in de titel bij elke foto wat hij die dag gegeten heeft en met wie. De foto’s geven zo een bescheiden blik op het leven van de kunstenaar. Shafran stelt hier zichzelf centraal, maar door gewone, voor iedereen vertrouwde dingen te tonen krijg je niet het gevoel dat hij exhibitionistisch is. De foto’s wekken juist een nieuwsgierigheid op om meer over zijn leven te weten te komen.

Lichtvlekken

Anders is dat bij het werk van Christopher Bucklow. Hij maakte met een pinhole-camera (een camera met een gaatje zonder lens) foto’s van de zon. De lichtvlekken die de zon geeft, vervormt hij tot silhouetten die innerlijke personages moeten voorstellen. Bucklow beeldt zichzelf in zijn werk meerdere keren af, wat het veelzijdige karakter van de fotograaf moet benadrukken. Alsof deze navelstaarderij nog niet genoeg is, zijn de foto’s ook nog eens kitscherig mooi. Ze zouden uitstekend dienst doen als ontwerp voor een new age-cd.

Boomtakken

Het werk van Susan Derges is om begrijpelijke redenen tegenover dat van Bucklow geplaatst. Ook haar werk heeft een hoog mooie-plaatjes-gehalte en ook zij heeft een bijzondere techniek. Ze maakt fotogrammen, dat wil zeggen dat ze geen camera gebruikt, maar objecten een directe afdruk laat maken op fotografisch papier. Zo maakt ze composities van maanlicht, water en boomtakken.

Eigen omgeving

Antoni + Alison

Naast de introspectieve foto’s van Bucklow en Shafran is er in de expositie ook plaats voor meer naar buiten gerichte fotografen. David Trainer bijvoorbeeld laat een boeiende, rauwe serie foto’s zien van het Londense straatleven. Ook Clare Strand legde een deel van het leven in Londen vast. Ze richt zich in de serie Gone Astray op de wijk Clerkenwell, en probeert daarin achter de façades van stadsbewoners te kijken. Haar wat sinistere foto’s willen op de expositie door ruimtegebrek niet echt overtuigen (de serie is maar voor een klein deel te zien), maar door een kijkje op internet te nemen wordt duidelijk dat de foto’s in een bredere context aan zeggingskracht winnen.

De tentoonstelling eindigt met bijzonder leuke foto’s van het duo modeontwerpers Antoni + Alison. Hun onderwerpen zijn vaak simpele, bekende voorwerpen tegen een tweedimensionale achtergrond. Zo is bijvoorbeeld in Corrected Masterpiece (with Organic Lettuce) aan een poster van Monet een slakrop toegevoegd en werd een Titiaan opgesierd met een sandwich. Gelukkig ontbreekt de Britse humor in deze tentoonstelling niet.

Film / Films

Deense succesformule

recensie: Brothers (Brødre)

De Deense Susanne Bier regisseert al weer een jaar of vijftien familiekomedies, maar heeft pas sinds Den eneste ene (The One And Only) een rotsvaste internationale reputatie opgebouwd. Met haar laatste film, het indringende Dogma-project Elsker dig for evigt (Open Hearts), sloeg ze een meer dramatische weg in, die ze in Brothers blijft aanhouden.

~

Het gezin van legermajoor Michael (Ulrich Thomsen uit Festen) en zijn vrouw (Connie Nielsen in haar eerste Deenstalige rol) vormt een harmonieus geheel, maar wanneer Michael voor dood gehouden wordt tijdens een VN-missie in Afghanistan, neemt het verhaal een wending met dramatische gevolgen. Michaels jongere broer (Nikolaj Lie Kaas uit Open Hearts) is inmiddels ten tonele verschenen, en wanneer Michael uiteindelijk terugkeert, is niets meer zoals het was.

(Geen) Dogma

~

Biers nieuwste film, een publiekssucces in Rotterdam, borduurt in alle opzichten voort op Open Hearts. Ook Brothers film vertelt een verhaal van verstoorde familierelaties, opnieuw mede geschreven door Anders Thomas Jensen, de man achter zo’n beetje elke Deense succesfilm van de afgelopen jaren. Brothers is geen Dogma-film, maar de grofkorrelige beelden en de losse camerabewegingen zijn van de zelfde cameraman als van Open Hearts. Kleine en geslaagde momenten van humor zorgen weer voor verlichting in de zware thematiek. Het is een succesvolle formule, die opnieuw de juiste toon aanslaat, met een sterk verhaal dat ondersteund wordt door zonder uitzondering uitmuntende acteerprestaties.

Onderhuids

Voor Bier en scenarioschrijver Jensen draait het om de morele implicaties en de onmogelijke spanningen tussen Michaels gezin en de andere familieleden. Ze kruipen onder de huid van hun personages, maar vellen geen oordeel en nemen geen moreel standpunt in. De verwikkeling in Brothers is bijna een tragedie in opzet, maar uiteindelijk een meer realistisch verhaal zonder gemakkelijke oplossingen en zonder catharsis of ontknoping. Dit maakt van de film een drama dat zware thema’s aansnijdt, maar daar niet diep op ingaat en zodoende geen expliciete boodschap uitdraagt. Daarom geeft Brothers weinig stof tot nadenken, maar wel twee uur lang indringend en solide drama.

Muziek / Album

Muzikaal terug van weggeweest

recensie: Beck - Guero

Een aantal jaren geleden toerde een droevige Beck nog in zijn eentje met een akoestische gitaar om zijn nek de wereld rond. Beck was namelijk niet te troosten toen Winona Ryder en hij uit elkaar gingen. Trage, melancholieke en desolate songs met hier en daar een door Nigel Godrich vervaardigde en opbeurend strijkersarrangementje was het wat Beck te vertellen had. Nu is er Guero. En met vrouw en kind aan zijn zijde, heeft Beck de weg naar de studio teruggevonden. De ‘king of hip’ kan eindelijk weer lachen en dansen en heeft daarbij zijn oude kleren weer aangetrokken.

~

De tijd dat Beck de grootste hits opnam in de keuken van een goede vriend liggen ver achter de whizzkid uit Los Angeles. De mogelijkheden van de studio werden jaar in jaar uit verkend met soms verbluffende resultaten. Werkend met een groot palet aan verschillende stijlen is het elke keer afwachten hoe Beck ten tonele komt. Na het totaal overgeproduceerde Midnight Vultures en het subtiele, maar intens trieste Sea Change grijpt good old Beck Hansen op Guero terug op de periode van zijn roem: Mellow Gold en Mutations maar nog meer naar Odelay. Misschien kun je het makkelijk noemen, maar wie verbiedt iemand zijn eigen geluid, het typische bottleneck-samplerock, nieuw leven in te blazen?

Opnieuw een palet van stijlen

Dat het geluid van Guero lijkt op die van Odelay heeft deels te maken met het feit dat Beck Mike Simpson en John King, ofwel zijn maatjes van de Dust Brothers, er opnieuw heeft bijgehaald. Deze waren destijds ook verantwoordelijk voor het grote scala aan stijlen op de succesplaat Odelay. Zij begeleidden toen Beck van zijn bekende bottleneckcountry, via de groovende funk, langs de hiphop, de draaitafelkunst en het sample-geknutsel. Ook Guero bevat met Emergency Exit Becks karakteristieke country interpretatie en de bonustrack Send a Message to Her had zo tussen nummers als Novacane en Hotwax kunnen staan. Missing gaat een albumpje verder, want dit nummer klinkt qua ritme behoorlijk als de uitschieter van Mutations: Tropicalia.

Het Peppers-effect

Wat Beck ook doet, hij blijft cool. Toch hebben de nummers op Guero de neiging om iets te lang door te gaan. Daardoor verliezen de nummers zo nu en dan aan kracht. De single E-pro had zonder al te veel moeite een minuut korter gekund. Maar Beck zal zichzelf niet zijn om het zogeheten Red Hot Chili Peppers-effect te vermijden en zal met behulp van de interessante twists, samples en melodielijntjes het dodende effect van ‘maximaal-twee-luisterbeurten-bestendig’ uit de buurt houden. Laat de bleekscheet uit Los Angeles maar schuiven en laat hem daarbij doen waar hij het beste in is. Guero dekt namelijk heel goed de lading.

Boeken / Fictie

Geen applaus voor Van der Kwast

recensie: Ernest van der Kwast - Soms zijn dingen mooier als er mensen klappen

.

In deze roman maken we kennis met Ben Zoref. Ben is de zoon van een Poolse moeder en een Nederlandse vader. En Ben is stinkend rijk. Hij woont in een kasteel, heeft 23 auto’s, een beeldschone vrouw, een tuinman, een binnenhuisarchitect en een schoonmaker. Ben heeft eigenlijk alles, maar toch mist hij iets. Hij is niet compleet. In het verleden heeft zich iets voorgedaan waardoor Ben kapot is, geestelijk geamputeerd.

Toneel

Om aan te geven dat Bens leven een groot tragikomisch toneelstuk is, is het boek overeenkomstig vormgegeven. De hoofdstukken hebben namen, die als acte-aanduiding in een toneelstuk niet zouden misstaan. De paragrafen zijn gescheiden door hét symbool van de tragikomedie: een huilend en een lachend masker. Het huilen en lachen komt ook volop terug in het verhaal over Ben, en dan is het lachen voor de lezer en het huilen vooral voor de personages uit het boek . De personages hebben over het algemeen niet zo heel veel plezier in het leven. De ouders van Ben zijn na een prachtige romantische start nu al jaren een hopeloos kibbelend paar, de bedienden staan bol van de angsten en Ben zelf is een lege huls. Iemand die zijn rol in het leven uitstekend speelt, maar daar zelf geen voldoening uit haalt.

Surrogaat

Bens huwelijk is op het eerste gezicht een sprookje. Zijn vrouw is beeldschoon en houdt zielsveel van hem. Ze hebben een geweldig huis en nog betere seks. Maar het is voor Ben alleen maar een act. Een rol die hij moet vervullen, maar die hem verder niets doet. Die hem koud laat en hooguit steeds doet denken aan zijn verlies. Niets kan zijn liefde meer aanwakkeren. Niets kan hem datgene wat was en had kunnen zijn doen vergeten. Hoewel de jonge, sprankelende Egje met haar engelachtige dochter Yelena dicht in de buurt komt. Maar hoe dichtbij laat Ben nog iemand komen bij zijn stukgeslagen hart?

Yusef

Soms zijn dingen mooier als er mensen klappen is duidelijk geen boek van Yusef el Halal, hoewel deze wel nog even als personage in het boek wordt opgevoerd. Waar Yusef vanaf het begin de lachers op zijn hand heeft, gaat Van der Kwast voor het sentiment. Helaas ligt de tragiek hem iets minder dan de vrolijke noot. Pas als Bens jeugd verder uitgewerkt wordt en de reis met zijn toenmalig vrienden ten tonele gevoerd wordt, komt de humor in zijn volle omvang terug. En dan wordt het ook meteen weer leuker om te lezen.

Hij hield de kop van het beest vast. ‘Dus eerst naar links kijken.’Freek draaide de kop van het schaap een kwartslag. ‘En dan naar rechts.’ Het schaap keek naar rechts. ‘En dan nog een keer naar links.’Het schaap keek weer naar links. Toen zijn we verder gereden. ‘Maar ze rijden hier links!’zei Marcus na twintig minuten. ‘Je hebt dat beest verkeerd leren uitkijken.’ We vreesden alledrie voor het leven van het schaap.

Vaart

Voordat de vaart in het verhaal komt door de toegevoegde humor wordt je wel duidelijk gemaakt dat Ben niet lekker in zijn vel zit, maar waarom dat zo is blijft een raadsel. En eigenlijk interesseert het je als lezer ook niet zo heel erg veel. Ben wordt zo plat en zo eendimensionaal neergezet dat je geen moment met hem gaat meeleven. Oké, hij heeft blijkbaar iets ergs meegemaakt. So what! Get over it! Dat je dan toch nog wil weten waarom hij zo is komt meer voort uit de natuurlijke nieuwsgierigheid van de lezer, dan uit de door de schrijver opgewekte verwachtingen. Eerlijkheid gebiedt me wel te zeggen dat het wel indruk maakt wanneer het dan eindelijk duidelijk wordt wat de oorzaak is van Bens gedrag.

Tweeledig

Het debuut van Ernest van der Kwast als zichzelf laat me achter met een tweeledig gevoel. Aan de ene kant is daar het ongeïnspireerde begin van het verhaal: een begin dat tweederde van het boek in beslag neemt en dat slechts zelden een andere emotie in me los maakte dan verveling. Aan de andere kant is daar de humor en tragiek van het laatste deel van het verhaal dat voorzien is van de benodigde lach en een traan. Het vormt een eind dat door zijn tragiek en wanhoop veel goed maakt, en dat doet hopen op een beter begin de volgende keer.

Boeken / Achtergrond
special: Een nieuw literair tijdschrift

Jongeren schrijven met andere zinnen

.

Redactielid Wouter de Vries, student Nederlands aan de Rijksuniversiteit Groningen: “Toen ik een jaar in Antwerpen studeerde, vatte ik het idee op om iets eigens, iets van mezelf op te zetten. Het zou leuk zijn dat er, als ik weg was, iets opgericht zou zijn wat er toe dóet.” Een literair tijdschrift dus. Via de studievereniging van Germanistiek leerde Wouter Ewald Peters kennen, die ook plannen had voor het oprichten van een tijdschrift. Een brainstormavond met Thijs Vannimwegen, ook student in Groningen, leverde een concreet plan en een subsidieaanvraag op en een rondgang langs de Antwerpse studentenkringen voegde Matthias Debruyn, Sofie van Dyck en Geert van der Hallen aan de redactie toe. Met de toekenning van de subsidie kon de redactie écht aan de slag gaan.

Grote ambities

~

En de redactie heeft grote ambities. Met Andere Zinnen wil een internationaal literair forum voor Nederlandstalige jongeren in Europa zijn. “De gevestigde tijdschriften richten zich veel te veel op oudere schrijvers én lezers. Dat is volgens mij een probleem,” aldus Wouter de Vries. Bovendien is er in Vlaanderen überhaupt geen literair tijdschrift dat min of meer op jongeren gericht is, waar in Nederland nog Pa§ionate en Krakatau bestaan. Met Andere Zinnen zal geen debuterend schrijver weigeren, zolang hij of zij maar tussen de 17 en 26 jaar is.

Maar de grootste troef van de redactie is de internationale oriëntatie van het tijdschrift. Uit praktisch oogpunt is het internationale aspect voorlopig beperkt tot Nederland en Vlaanderen, maar ook dat is boeiend. “Nederlanders en Vlamingen denken in dezelfde taal,” zegt De Vries, “en het is interessant om de literaire uitingen van beide gebieden bij elkaar te brengen om zo een wederzijdse beïnvloeding te bevorderen.” In de Vlaamse krant De Standaard woedt al enige tijd de discussie over of de Nederlandse en de Vlaamse literatuur één zijn of niet. Met Andere Zinnen mengt zich weliswaar niet expliciet in dit debat, maar neemt met haar uitgangspunt wel een standpunt in.

Met Andere Zinnen wil het niveau van de kleine, particuliere initiatieven ontstijgen en uitgroeien tot een internationaal tijdschrift waar rekening mee gehouden moet worden. Wouter de Vries zou graag zien dat het zich associeert met instanties als Doe maar, Dicht maar en de Kunstbende. Na deelname zou publicatie een volgende stap zijn.

Verworpen dogma’s?

Omdat Met Andere Zinnen zich breed richt op jongeren presenteert het zich als tijdschrift “zonder dogma’s”, het wil de hokjesgeest van de gezapige gevestigde literaire orde open breken. Dat was ook het uitgangspunt bij het uitschrijven van een literaire wedstrijd, de eerste activiteit van de redactie. 260 inzenders tussen de 17 en 26 jaar stuurden hun creaties naar de redactie die zich samen met een professionele jury beraamde over de prijzen. Opvallend genoeg bestond de jury, niet met opzet, volledig uit dichters, namelijk Peter Holvoet-Hansen, Geert Buelens, Serge van Duijnhoven, Bart FM Droog en Annelieke van Mens. Bij de inzendingen verhielden poëzie en proza zich als 3 staat tot 2. Wouter de Vries: “Het gros van de inzendingen bestond uit therapeutisch schrijven en dat was niet publicabel. Toch waren redactie en jury verrast door de hoge kwaliteit van de poëzie.” Bij de prijsuitreiking kwam dit tot uiting in de toekenning van 2 prijzen voor proza en 3 voor poëzie.

~

Op 18 februari vond de prijsuitreiking plaats, in de vorm van een literaire avond in Berchem, Antwerpen. Afgewisseld door nummers van de Antwerpse band Syndon en soms enigszins gestoord door een afgaand autoalarm droegen winnaars en juryleden voor uit eigen werk. Maar voor een tijdschrift zonder dogma’s waren avond en voorgedragen teksten behoorlijk traditioneel. Nooit sprong iemand uit de band, het publiek werd slechts dronken in een gedicht. Alleen de winnares proza, de Nederlandse Nicole Teunissen, week met haar stuk in vorm en spanningsopbouw in positieve zin af van de rest. Bovendien bracht zij als enige op de avond proza. Wouter de Vries beaamt dat de inzendingen allemaal het midden hielden tussen traditionele vormen en nieuwe experimenten. De nieuwe generatie dichters lijkt dus gematigd te zijn, of moet misschien gewoon nog groeien.

Grotere ambities?

Het eerste nummer van Met Andere Zinnen is volledig gevuld met het beste uit de inzendingen voor de wedstrijd, maar hoe zal het er in de toekomst uitzien? “Je kunt niet gaan zitten wachten tot mensen iets insturen. De redactie zal het tijdschrift dus actief onder de aandacht brengen bij universiteiten en kranten,” zegt De Vries. Ook de winnaars van de wedstrijd worden “warm” gehouden. “Het zal nog wel hard werken worden om de volgende nummers vol te krijgen.” Maar als het eenmaal loopt, wil de redactie ook meer aandacht gaan schenken aan beeldende kunsten zoals fotografie en tekeningen, zodat er meer spanning ontstaat. Daarnaast zullen er ook meer literaire avonden georganiseerd worden in Nederland en Vlaanderen. Op de website zullen stukken uit het tijdschrift gepubliceerd worden, maar het is niet de bedoeling dat de papieren versie hieraan ondergeschikt wordt.

Wouter de Vries zou ook graag een toename van het aantal geëngageerde schrijvers zien. Het viel hem tegen hoe veel inzendingen van de wedstrijd zich voornamelijk bezighielden met persoonlijk leed, waarbij liefdesverdriet het favoriete thema was. “Ik zou graag een taak zien voor de literatuur,” is Wouter de Vries’ mening. “Voor mij is duidelijk dat we in een andere wereld leven, dat we opnieuw onze plaats moeten bepalen en dat niets vanzelfsprekend is. Dat zou ik graag in de literatuur gereflecteerd zien.” Dat zijn wel grote ideeën voor een tijdschrift dat een neutraal podium wil bieden, zonder dogma’s en zonder poëtica.

Met Andere Zinnen, internationaal literair forum voor nederlandstalige jongeren
zie voor meer informatie de website van Met Andere Zinnen

Film / Films

Leuk voor de leek

recensie: Japanese Horror Anthology vol. 1

Total Film brengt met deze dubbele dvd een negental obscure Japanse films van elk een half uur uit, gebaseerd op griezelverhalen van verschillende schrijvers. Het resultaat van deze verzameling is een collectie weinig verheffende standaardwerkjes, maar hier en daar zit een redelijk verrassende film verstopt.

Een oplettende kijker ziet hier en daar de beeldschone meisjes uit Dark Water, Battle Royale en Kill Bill opduiken, maar over het algemeen zijn het nieuwkomers die voor en achter de camera staan. Vernieuwing of bovenmatig talent bieden ze in dit recente griezelproject echter niet. Liefhebbers van griezelsuccessen als Ju-on, The Eye en Ring weten het maar al te goed: Aziatische horrorfilms moeten het vaak hebben van een onheilspellende, onwerkelijke sfeer en suggestieve beelden. De sobere techniek van digitale video, waarmee de meeste films zijn opgenomen, maakt dit bijna onmogelijk: geen van de films in deze verzameling is dan ook echt griezelig.

Grotesk

De eerste film is een van de bloedeloze, clichématige spookverhalen die op de dvd’s voorkomen, en stemt weinig hoopvol. Hoewel enkele een typisch subtiele tragedie als basis hebben, zijn de meeste nauwelijks geslaagd. De afleveringen die wel een plot hebben zijn daarentegen het sterktst: De laatste dag als tiener, een cynisch verhaal over een doodspact van twee geliefden, en Impulsief moorden, een spannend en al even zwartgallig drama over een inbreker en zijn slachtoffer. Het groteske gegeven van Regeneratie, een verhaal over een meisje dat beweert dat haar lichaamsdelen aangroeien als ze geamputeerd worden, is zo sterk dat vorm noch plot er afbreuk aan doen.

Diversiteit

Gewelddadige ontvoering, een overdreven en banale komedie, valt tussen het serieuzere werk uit de toon, maar is wel een teken van de diversiteit van deze bloemlezing. De welkome afwisselingen tussen de traditionele spookverhalen maken van deze eerste reeks Japanse horrorfilms een redelijk bevredigend geheel, maar voor de verstokte horrorfanaat die zit te wachten op bloed of huivering is de set niet geschikt.

Muziek / Album

IJzersterk vanuit de garage van Sly Stone

recensie: The Kills - No Wow

.

~

Het begin van het verhaal van The Kills gaat enkele jaren terug. Toen ontmoette de Brit Jamie Hince bij een optreden van het Amerikaanse Discount de zangeres van die band: Alison Mosshart. Hince was in Amerika op zoek naar inspiratie voor zijn soloproject dat ter vervanging moest dienen voor zijn band Scarfo. Mosshart bood haar stem aan, veranderde haar naam en samen werden ze The Kills. In 2003 debuteerden ze met het sterke Keep On Your Mean Side. Na het succes werd er gewerkt aan het vervolg, dat resulteerde in No Wow. Voor het schrijven en het opnemen van de teksten zochten Mosshart en Hince de rust bij Lake Michigan, temeer omdat daar de Key Club-studios zijn, waar de legendarische, maar volgens velen behekste Flickinger mengtafel van Sly Stone staat. Zwarte magie of niet, het geluid op No Wow is de moeite meer dan waard geweest om alle rare verhalen en mogelijke gevaren van de Flickinger te trotseren.

Spanning

De plaat klinkt gepolijster dan diens voorganger, maar wie denkt aan easy listening heeft het fout. VV klinkt, vergeleken met de vorige plaat, nog meer als een kruising tussen Patti Smith en PJ Harvey. Daarbij zijn het de minimale muzikale middelen die The Kills gebruiken wat de band uiterst interessant maakt. De drumcomputer en de gruizige en de grommend rockende gitaar werken verslavend. De overtuigende stem van Mosshart heeft daarop een fijne stuwende werking. De eerste tonen van het titelnummer No Wow klinken spannend en veelbelovend, maar de kracht ligt erin dat de rest van de plaat die lijn van spanning weet vast te houden. Dit komt mede door een krachtige en aansprekende riff die steevast aanwezig is in de nummers.

Lovenswaardig

Zoals gezegd is het titelnummer meteen heftig, maar ook Love Is A Deserter hakt erin, net als Dead Road. De single The Good Ones kan zich wel eens hoog in de eindlijstjes van de kenners gaan nestelen, en ook At The Back Of The Shell heeft een enorme hitpotentie. Het rustige Rodeo Town haalt het tempo een beetje uit de plaat, maar is daarentegen wel een aangename afwisseling. Net als de momentopname Ticket Man, waarbij het geluid van VV en Hotel helemaal minimaal is en waarbij echt duidelijk wordt dat The Kills zelfs zonder de gitaar stevig overeind blijven. VV zingt: “This ain’t no wow,” maar wat heeft ze het mis. No Wow is verbazingwekkend goed en roept eigenlijk alleen maar loffelijke woorden op.

Kunst / Achtergrond
special:

Verzamelwoede met prijskaartje

.

De privéverzameling en het museum kennen een gezamenlijke geschiedenis. Zo ontstond het Stedelijk Museum aan het eind van de negentiende eeuw vanuit verschillende particuliere verzamelingen en ook de naam van museum Boijmans van Beuningen verwijst naar de betrokkenheid van privécollecties. De afgelopen jaren zijn er in grote Europese musea verschillende tentoonstellingen van privéverzamelingen geweest. Zo stelde Charles Saatchi een groot deel van zijn collectie ten toon in Sensation, die behalve in Londen (1997) onder andere in Berlijn (1999) was te zien. Imagine You’re Standing Here In Front Of Me in het Boijmans van Beuningen, (2002/2003) was daarnaast geheel gewijd aan de collectie van Joop van Caldenborgh. Maar de expositie die misschien wel het verst in het geheugen ligt, is de Friedrich Christian Flick Collectie die nog tot 26 maart in Hamburger Bahnhof in Berlijn is te zien.

Museum versus privéverzamelaar

~

De kunstverzamelaar neemt daarmee een bijzondere plaats in in de kunstwereld. Hij richt zich evenals het museum op het verzamelen van werken, maar zijn positie is veel vrijer. Een museum moet zich bijvoorbeeld tegenover subsidiegevers en publiek verantwoorden voor haar keuzes. Als een Nederlands museum gebruik wil maken van een aankoopregeling van de Mondriaan Stichting, dient ze de aankoop te plaatsen binnen de thema’s die ze in haar collectie onderscheidt. Die regels zijn onder andere bedoeld om de Collectie Nederland zo breed mogelijk te houden.

Een verzamelaar die in eerste instantie vooral voor zichzelf verzamelt, kent deze regels niet. Hij volgt zijn eigen idee over wat hij mooi of belangrijk genoeg vindt. Hoe hij zijn geld besteedt, hoeft hij immers alleen aan zichzelf te verantwoorden. Ook het museale streven naar een bepaalde hiërarchie in de collectie, is voor een verzamelaar niet per definitie van belang. Van Caldenborgh zegt hierover in een interview in de catalogus van de tentoonstelling dat hij geen volledigheid zoekt in zijn collectie, maar zich laat leiden door zijn eigen voorkeur en smaak.

Een ander belangrijk verschil tussen het museum en de privéverzamelaar schuilt in het aankoopbudget. Het kleine aankoopbudget dat een museum ter beschikking staat, geeft enkel ruimte voor de aanschaf van een beperkt aantal werken. Hierdoor beperkt men zich vaak noodgedwongen tot het topsegment.
Een museum kan daarnaast gezien worden als een laatste bewaarplaats, waardoor het zich geen ‘fouten’ of ‘miskleunen’ kan veroorloven. Dit betekent niet dat een museum geen vernieuwende kunst kan laten zien in tentoonstellingen, maar het eerder genoemde aankoopbudget biedt gewoon niet veel ruimte.

Neus

Opvallend is dat de verzamelaars die eerder werden genoemd, een neus lijken te hebben voor interessante kunst. Anders waren hun collecties niet in zulke grote tentoonstellingen te zien geweest. De Caldic-collectie bevat bijvoorbeeld veel kunstenaarsboeken en een grote collectie grafisch werk van Marcel Broodthaers, maar er bevinden zich ook jonge namen zoals Damian Hirst en Mona Hatoum in de collectie.
Vaak heeft de particuliere verzamelaar ook meer geld te besteden dan een museum, waardoor zijn keuze niet beperkt hoeft te blijven tot het topsegment.

~

Deze vrijheid van de verzamelaar wordt vooral duidelijk in de Engelse kunstwereld. Zo kocht Charles Saatchi in de tijd dat de kunst van Young British Artists nog betaalbaar was werk van bijvoorbeeld Damian Hirst, Tracey Emin en Marc Quinn. De Tate Gallery was wat de YBA betreft veel terughoudender, omdat op dat moment nog onduidelijk was hoe de kunstenaars zich zouden ontwikkelen. Pas later zijn er door de Tate werken van bijvoorbeeld Hirst aangekocht. Op zo’n manier kan het museum worden voorbijgestreefd door de particuliere verzamelaar.

De publieke ruimte

Opvallend aan de drie particuliere collecties is dat ze in een publieke ruimte zijn te zien. Saatchi zegt in een van zijn zeldzame interviews ook dat hij kunst koopt om deze te exposeren. Dit roept de vraag op wat Saatchi’s visie op goede kunst bijdraagt aan het debat over kunst.
Er wordt hem vaak verweten de kunstmarkt te bespelen en precies te kopen wat populair is. Komende uit de reclamewereld heeft hij zijn kunst altijd goed weten te promoten – denk aan de merknaam Young British Artists – waardoor de waarde van de werken in korte tijd sterk is gestegen. Het getuigt meer van inzicht in de markt dan kunsthistorisch inzicht. Verschillende critici zijn het erover eens dat de kunst van de Young British Artists eigenlijk helemaal niet zo vernieuwend is. Het zou eerder een ‘dunnetjes overdoen’ van de jaren zestig betreffen.

Commotie

Ook de verzamelaar Flick schrijft in de catalogus bij de tentoonstelling, dat de collectie juist in het publieke domein te zien moet zijn. Nu is er met deze collectie iets aan de hand. Flick’s grootvader was namelijk een rijke bedrijfsmagnaat die samenwerkte met de nazi’s. Een groot deel van het familiekapitaal vindt daar zijn oorsprong. De Flick-collectie is dus voor een deel tot stand gekomen met ‘besmet geld’. Er was daardoor nogal wat commotie rond de opening. ‘De reden dat het museum toch de collectie toonde had vooral te maken met het belang van de verzamelde werken’, zo schreef de curator. Het is inderdaad een overweldigende collectie die werk bevat van moderne klassieken als Paul McCarthy, Luc Tuymans en Bruce Nauman.

Ethiek

~

Door het interessante karakter van de collectie is de vraag of het onethisch is een dergelijke collectie te tonen naderhand bijna niet meer aan de orde geweest. De vraag dringt zich op of je iemand de daden van zijn grootvader kan verwijten. Opvallend is wel dat de kleinzoon zich niet distanieert van de daden van zijn grootvader. Aan de andere kant, het is misschien daarom juist wel terecht dat collectie in een publieke ruimte wordt geëxposeerd.
Wat dat betreft is Saatchi ook een geval apart. Zijn reclamebureau werd groot door de campagne die de conservatieve partij van Thatcher aan de macht hielp, terwijl de kunst die hij koopt zich bezig houdt met de derde klasse en zich juist afzet tegen de elite.

Zo lang het maar om de kunst gaat

De relatie tussen de verzamelaar en museum lijkt nauw. Toch is er sprake van een bepaalde mate van onafhankelijkheid van beide zijden. Een museum flirt graag met een collectie, die soms werken bevat waar het museum alleen van kan dromen. De verzamelaar laat zich schijnbaar alles welgevallen, maar beseft tegelijkertijd dat het een mooie kans is op promotie met als gevolg waardevermeerdering van de collectie. De particulier verzamelaar en het museum kunnen bijna niet zonder elkaar en het Nederlandse kunstbeleid lijkt dit enkel maar aan te moedigen.

Het zou de regering minder geld kosten als er meer privé-initiatieven in de museale wereld zouden zijn. Het lijkt me namelijk geen optie om een particuliere visie met geld van overheid te ondersteunen. Natuurlijk geeft een museumdirecteur ook een bepaald gezicht aan een collectie, maar we gaan er vanuit dat hij kennis van zaken en een gedegen opleiding heeft, waardoor hij werken op de juiste waarde weet te schatten. Daar komt bij dat er om de zoveel jaar van directeur wordt gewisseld, waardoor accenten in de collectie kunnen verschuiven. Tenslotte staat een museumdirecteur natuurlijk altijd nog in dienst van de ‘gemeenschap’. Laat de flirt tussen verzamelaar en museum in de huidige vorm nog maar even bestaan. Interessante werken die anders in gesloten collecties zouden blijven, kunnen op deze manier toch worden getoond.