Kunst / Expo binnenland

Het boek is beter

recensie: Van Kirchner tot Kandinsky: Duits expressionisme uit Nederlandse musea, 1919-1964

Expressionisme is hot. Het afgelopen jaar recenseerden we al een aantal groeps- en solotentoonstellingen van kunstenaars die tot deze kunststroming uit de eerste helft twintigste eeuw worden gerekend. Het expressionisme behoort tegenwoordig tot het vaste tentoonstellingsbeleid van het Groninger Museum, dat nu de tentoonstelling Van Kirchner tot Kandinsky brengt, een overzicht van expressionistisch werk uit de collecties van Nederlandse musea.

Ernst Ludwig Kirchner, Nacktes Mädchen hinter Vorhang (Fränzi), 1910/1926. Olieverf op doek, 120 x 90 cm. Stedelijk Museum Amsterdam

Het expressionisme probeerde de beleefde indruk van de werkelijkheid weer te geven. Dit leidde tot werken met een schetsmatig uiterlijk en vaak felle, niet per sé kloppende kleuren die zorgden voor een dynamisch geheel. Zowel in Frankrijk als in Duitsland was het expressionisme een belangrijke kunststroming. In de tentoonstelling in het Groninger Museum wordt alleen het Duitse expressionisme belicht. De expositie sluit daarmee aan op het in oktober 2004 verschenen boek Duitse kunst in Nederland van Gregor Langfeld (Waanders Uitgevers Zwolle, ISBN 90-400-8998-1), waarover verderop in de recensie meer. Het Duitse expressionisme is globaal in te delen in twee kunstenaarsgroepen; Der Blaue Reiter en Die Brücke. Deze twee groepen vormen tezamen met het werk van ‘onafhankelijke’ kunstenaars de spil van de tentoonstelling.

Die Brücke, Der Blaue Reiter en anderen

Fysiek is binnen de tentoonstelling een scheiding zichtbaar: aan de ene kant van de u-vormige tentoonstellingsruimte is werk te zien van Die Brücke-kunstenaars, aan de andere kant zijn Der Blaue Reiter-kunstenaars vertegenwoordigd. In de tussenliggende zaal hangt werk van kunstenaars die niet aan een groep verbonden zijn. Het meest opmerkelijke aan de tentoonstelling is dat er niet chronologisch wordt gepresenteerd, maar op kunstenaar. Zo kan het zijn dat aan een muur kunstwerken hangen van Brücke-kunstenaar Karl Schmidt-Rottluff uit 1910, 1914 en 1947. Alleen in de twee ‘grafiekzalen’ hangen de werken door elkaar. Aan de belangrijkste exponent van iedere groep, bij Die Brücke is dat Ernst Ludwig Kirchner en bij Der Blaue Reiter Wassily Kandinsky, is een complete zaal gewijd.

Overbekend

Wassily Kandinsky, Groβe Studie, 1914. Olieverf op doek,100,5 x 79 cm. Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Doordat het werk in bruikleen is van verschillende Nederlandse musea zullen de topstukken de museumbezoeker erg bekend voorkomen. Nacktes Mädchen hinter Vorhang (Fränzi) van Ernst Ludwig Kirchner (1910/1926) en Große Studie van Wassily Kandinsy (1914) zijn prachtige en krachtige werken, maar inmiddels zo bekend dat je haast blind moet zijn mochten deze werken je in hun normale context zijn ontgaan. De minder bekende schilderijen zijn vaak van wat mindere kwaliteit; de grafiek is interessant, maar niet wereldschokkend. Dat alles zorgt er voor dat de tentoonstelling de echte kunstkenner niet veel nieuws brengt. Bij mij zorgde het ervoor dat ik voornamelijk naar de aankoopdata op de bordjes ging kijken, wat me bij het boek van Gregor Langfeld brengt.

Antipathie en solidariteit

Wat namelijk opvalt aan de tentoonstelling, is dat de Duitse kunst uit het interbellum (1918-1940) in deze periode bijna niet werd aangekocht door Nederlandse musea. Dit is dan ook een belangrijk deel van de onderzoeksvraag van het boek van Gregor Langfeld. Vrijwel alleen het Haags Gemeentemuseum deed voor de oorlog aankopen van Duitse kunstenaars. Dit aankoopbeleid werd vooral ingegeven door de conservator Knuttel. Tussen 1933 en 1945 bevonden de relaties met de Duitse avant-garde zich door het nationaal-socialisme op laag vuur. Pas in de periode na de Tweede Wereldoorlog nam bij andere musea, ondanks de antipathie tegen Duitsland, de interesse voor deze kunst toe. Verklaringen ziet Langfeld in een soort verlate solidariteit en Wiedergutmachung met anti-nazistische kunstenaars en in de tijdsgeest die gericht was tegen orde en discipline en waarin expressief werk daardoor goed paste. Het was in deze periode vooral directeur Sandberg van het Stedelijk Museum in Amsterdam die veel werk aankocht.

Kunstwereld

Duitse kunst in Nederland behandelt niet alleen het aankoopbeleid van de musea, maar de gehele receptie van Duitse kunst tussen 1919 en 1964. Ook andere aspecten, zoals kunstkritiek, tentoonstellingen en contacten tussen kunstenaars onderling komen uitgebreid aan bod. Dit voegt veel toe, want vooral bij kunstenaarsgroepen zoals de Onafhankelijken en De Ploeg was, in tegenstelling tot de musea, veel interesse voor Duitse experimentele kunst. Door deze brede belichting van het onderwerp ontstaat een heel compleet beeld van de verhoudingen tussen de beide buurlanden op het gebied van avant-gardistische kunst. Langfeld beperkt zich namelijk niet tot de expressionisten, maar kijkt ook naar Dada en eerdere en latere Duitse kunst. Het boek is een interessante aanvulling op de recent op gang gekomen stroom van studies naar kunstreceptie in Nederland, zoals de boeken over Sandberg en Groninger Museum-directeur De Gruijter, en daarmee een aanrader voor iedereen die interesse heeft in kunstwereld en museumbeleid. De lezer krijgt een goed inzicht in de aanvankelijke bekrompenheid van de Nederlandse kunstwereld die nu totaal niet meer opvalt als je naar de evenwichtige en kwalitatief hoogwaardige samenstelling van collecties van Duitse kunst in de Nederlandse musea kijkt.

Boeken / Achtergrond
special: Marc Kregting over de ontwikkelingen in uitgeversland

Paleisrevoluties in een hypocriet bestel

“Voor eigen rekening en risico boeken uitgeven is het mooiste wat in ons vak haalbaar is”, zei Bert de Groot, directeur van uitgeversconcern Veen, Bosch en Keuning vorige maand in de Volkskrant. Dat moeten zijn eigen mensen ook gedacht hebben. Directieleden Marij Bertram en Hendrik de Leeuw en redacteur Marie-Anne van Wijnen verlieten vorige week uitgeverijen Amstel en L.J. Veen, beide aangesloten bij VBK, om samen met o.a. mediamagnaat Derk Sauer de uitgeverij Nieuw Amsterdam op te richten. Daarnaast nam redacteur Van Wijnen niet alleen haar expertise mee, maar ook de belangrijkste auteurs uit het fonds van Veen. Grote namen als Rascha Peper, Karel Glastra van Loon en Mart Smeets volgden haar naar Nieuw Amsterdam.

~

Ook maart was geen rustige maand voor de zakelijke kant van de literaire wereld. Heleen van Royen stapte op bij uitgeverij Vassallucci. Bij de Foreign Media Groep mag zij voortaan haar enerverende proza uit gaan brengen onder een imprint die haar eigen naam draagt. “Megalomaan” noemde Vassallucci directeur Oscar van Gelderen dit in de pers, wellicht ook lichtelijk gepikeerd omdat Abdelkader Benali kort daarvoor zijn uitgeverij verliet. Laconiek voegde hij er aan toe vast snel “een nieuwe cashcow te vinden.”

Cash cows

In december verscheen van de hand van ex-Meulenhoff redacteur Marc Kregting het boek Zij zijn niet van Jeremia, waarin hij het proces van tekst via uitgeverij tot boekhandel volgt. Hij doet letterlijk een boekje open over soms dubieuze praktijken en belangenverstrengeling. Hij signaleert een situatie waarin de aandacht van de redacteur zich verlegt van diens primaire bezigheid, het redigeren van een manuscript, naar het circus om het boek heen. En niet te vergeten de recepties waarop hij zich dient te vertonen om zijn netwerk te onderhouden, zodat hij zo snel en zo goed mogelijk een nieuwe cash cow op de markt kan zetten.

~

Onder druk van het concern moeten redacteuren zoveel boeken leveren, dat zij soms gedwongen zijn met de natte vinger een selectie uit hun auteurs te maken. Vervolgens maken zij hier catalogi van, waar de inkopers van boekhandels hun keuze weer op baseren. Kortom, de inhoud staat niet meer voorop. “In mijn boek verzet ik me tegen deze hypocrisie. Iedereen doet maar zo deftig maar eigenlijk is het maar een platte, onverschillige boel,” zegt Kregting.
Toch zou hij de concernuitgevers niet commercieel willen noemen. “Als je commercieel bent ken je je product en wil je het zo goed mogelijk maken, en dat doen zij niet. En al zouden ze het willen, dan gaat het niet vanwege de bizarre kwantiteit. Het gros verdwijnt in de verpulpingsmachine. Men is alle macht over zijn eigen fonds verloren.”
Kregting is van mening dat kwaliteit niet langer de boventoon voert. “Het gaat nu vooral om dat knuffelgedoe en het mediacircus er omheen. Eind jaren tachtig heerste de optimistische gedachte dat alles groter moest. De uitgeverijen gaven daar gehoor aan en gaven hun zelfstandigheid op door in concerns te treden, wat uiteindelijk hun weg naar de afgrond betekende.”

Auteur centraal

Een van de reacties op deze tendensen vanuit de uitgeverswereld zelf is het oprichten van nieuwe uitgeverijen waarin steevast de auteur centraal heette te staan. Er werden al gauw parallellen getrokken tussen de oprichting van Nieuw Amsterdam en die van uitgeverij Augustus drie jaar geleden. Redacteur Tilly Hermans ging weg bij Meulenhoff om Augustus op te richten en ook zij nam een sleep lucratieve auteurs mee, zoals Nelleke Noordervliet, Adriaan van Dis en Marcel Möring. Ook bij Meulenhoff heerste ontevredenheid over de opgevoerde druk vanuit de concern-top.

“Het lijkt tegenwoordig alleen nog maar om het wegpikken van auteurs achter de rug van anderen om te gaan,” stelt Kregting. “Je zou de investeringen in auteurs als bedrijfskapitaal kunnen zien en dat is dan plots verdwenen. In de uitgeefbranche is dat blijkbaar geen probleem. In mijn boek vergelijk ik het met transfers in het betaalde voetbal. Daar kunnen spelers toch ook niet zomaar weglopen!”
Een kwestie van fatsoen? “Tsja, fatsoen. Dat klinkt zo van ‘vroeger was alles beter’. Fatsoen heeft eigenlijk in dit vak zijn betekenis verloren, hoewel menigeen er wel de mond vol van heeft,” aldus Kregting.

Aandacht

De oprichting van uitgeverij Nieuw Amsterdam noemt hij een “paleisrevolutie”. “Het gaat bij deze revoluties meer om de aandacht en een beperkt aantal bekende auteurs dat overstapt, dan om iets anders. Indertijd bij dat Meulenhoff-gedoe berichtten de media louter over lui die ze zelf tot beroemdheid hadden gepromoveerd en bijvoorbeeld niet over een dichter als Frans Budé, die toch al zo’n twintig jaar een bijzonder, zij het weinig opgemerkt oeuvre aan het scheppen was. Nu, bij Nieuw Amsterdam, zijn het wederom notoire kleppers die aan het woord komen, terwijl ik me dan afvraag wat er met iemand als Van der Graft gaat gebeuren, die sinds de jaren vijftig bezig is met heel eigen werk.”

~


Afsplitsingen met het doel iets beters te maken juicht Kregting alleen maar toe. “Ik ben voor kleinschalige uitgeverijen. Hoe kleiner, hoe beter. Hoe kleiner immers de organisatie, hoe groter de kans dat werknemers van elkaar weten wat ze doen en in gezamenlijkheid een doel kunnen nastreven: een goed product. Nieuw Amsterdam lijkt qua kapitaal net een concern.” De nieuwe uitgeverij geeft het idee de pretentie te hebben de zaak structureel te verbeteren. Of dat ook zo is moet natuurlijk nog blijken.

Tekst

Kregting is benieuwd hoe Nieuw Amsterdam zich zal ontwikkelen. Wel merkt hij op wat hem bij de bekendmaking van het initiatief opviel. “Het woord tekst heb ik nog niet horen vallen en er is nog met geen woord gerept over eerste motivaties. Tot nu toe overheerst de beeldvorming van de overgelopen auteurs en plannen met nieuwe media, kortom, dat wat zich rondom het boek afspeelt.” En dat is inderdaad frappant. Kregting: “Weet je wat pas revolutionair zou zijn? Een uitgeverij die bij oprichting verklaart ècht aandacht aan de teksten te gaan besteden.”

Theater / Voorstelling

Wanhoop, frustratie en verloren dromen

recensie: Dood van een Handelsreiziger (De Wetten van Kepler)

Frustratie is wat ik voel als ik zie hoe Willy Loman zich krampachtig vasthoudt aan zijn leventje. Het liefst wil ik hem door elkaar schudden om hem zijn ogen te openen, maar Willy en zijn familie willen de waarheid niet zien en spelen uit angst een rol om koste wat het kost de goede vrede te bewaren. Maar eigenlijk zijn ze vreemden voor elkaar.

~

Willy is een lieve vader van twee zoons van eind twintig. Nog steeds heeft hij onrealistische wensen voor hen, met name van de oudste zoon Biff heeft hij hoge verwachtingen. Willy is zo’n ouder die zijn dromen probeert te verwezenlijken door het leven van zijn kinderen. Hij houdt vast aan valse fantasieën en dwingt zijn zoons ongewild voor een leven te kiezen dat zij niet willen of kunnen leven. Uit de mijmeringen van deze man op zijn retour blijkt dat hij zelf ook een moeizame relatie had met zijn vader. Hij worstelt nog altijd met spoken uit zijn verleden. Biff lijdt door alle druk aan een minderwaardigheidscomplex en komt in opstand tegen de toch wel goede bedoelingen van zijn vader. In de ogen van de vader faalt Biff als hij kiest voor een leven zonder carrière, een leven die de man zelf ook heeft moeten leven. Hij hield lang de schijn op dat hij een fantastisch en geliefd zakenman was, maar in werkelijkheid is hij uitgerangeerd en wordt na velen jaren hard werken zonder pardon aan de kant gezet. Willy verliest steeds meer de grip op zijn leven en op zijn verstand.

Universeel en tijdloos

~

Wouter van Lierde speelt de gedesillusioneerde Willy voortreffelijk, maar de acteurs die de twee zoons neerzetten spelen hun rollen nog ietwat ingestudeerd. Bij de discodanspasjes zie je één van hen zelfs de stappen tellen. De bijrollen uit Dood van een Handelsreiziger zijn geschrapt, waardoor het verhaal meer gedestilleerd wordt en hierdoor benauwder en intense. Het is jammer dat dit bekende stuk van Arthur Miller voornamelijk een ouder publiek trekt. Deze kortere versie van een kleine anderhalf uur kan zeker ook jonge mensen aanspreken en raken. Het is immers een universeel en tijdloos thema.

Impressionistische filmschimmen

De vormgeving is ook mooi en intens door soberheid. Op de kale luiken van de ramen zien we impressionistische filmschimmen van verbeeldingen, dromen en herinneringen uit de verwarde geest van de handelsreiziger. Een weidse soundtrack versterkt het gevoel van verwarring. De muziek varieert van een gezongen kinderliedje en discobeats tot breekbare klassieke klanken. Muziek en beeld zijn perfect op elkaar aangepast door de vaste componist van het gezelschap, Wiebe Gotink, in samenwerking met filmmaker Marcel Prins.

Schitterend!

Theatergezelschap De Wetten van Kepler brengt dit bekende verhaal op een aangrijpende en intrigerende manier. Je voelt echt de wanhoop en de frustratie van de personages op het podium. Mensen die hun wensen en dromen maar niet kunnen verwezenlijken. Het is soms pijnlijk en tragisch om naar te kijken, maar soms ook heel mooi. Een man die achter mij zit bevestigt dit als hij op het moment dat de vader zijn zoon omhelst tegen het einde van de voorstelling opeens “schitterend!” uitroept.

Dood van een Handelsreiziger speelt nog tot en met 28 mei 2005.

Theater / Voorstelling

Stap eens een tijdmachine in

recensie: Nationale Toneel - Een Vriendendienst

Een strenge meesteres, een oude man, een moord en een badkuip. Zomaar wat ingrediënten uit de voorstelling Een vriendendienst. Dit stuk, dat in 1994 geschreven werd door Alan Ayckbourn (Slippers en De Kruistochten), is een bizarre mengeling van komedie en thriller. Het Nationale Toneel weet met de juiste acteurs en regisseur hier een aparte, doch erg geslaagde voorstelling van te maken.

~

Een vriendendienst speelt zich in verschillende jaartallen af. We beginnen in 2024, gaan dan naar 2004 en komen ook nog in 1984 en 2044 terecht. Phoebe, een prostituee in een zwartleren pakje, komt door een bekentenis van een zieke man erachter dat hij zijn twee vrouwen heeft laten vermoorden door zijn zakenpartner. Als ze in paniek de bezemkast van de hotelkamer in vlucht, blijkt dit een soort tijdmachine te zijn. Als ze de deur weer opent, is ze twintig jaar terug in de tijd.

Deuren

Er staan nogal wat deuren op het podium, die allemaal erg functioneel zijn. Met in het bijzonder de deur naar de ’tijdmachine’. Niet voor niets gaf Ayckbourn deze voorstelling de titel Communicating Doors mee, wat helaas niet naar het Nederlands vertaald is. Als je de voorstelling gezien hebt, dan snap je ook de betekenis van de Nederlandse titel wel, maar toch, die deuren die zijn wel belangrijk.

Psycho

~

Opvallend zijn de geluidseffecten tijdens de voorstelling, die soms een beetje filmisch aandoen. Uitstekend gekozen om hiermee een thrillerachtig effect te creëren, in de soms komische sfeer die er heerst. Het is hier net als in een film. Kijk bijvoorbeeld Jaws maar eens zonder geluid, en je zult merken dat het enge effect weg is en het je weinig doet. Maar met het geluid aan wordt wel het juiste effect bereikt; je voelt het onheil naderen. Zo ook in deze voorstelling, waarin tijdens een badscène nog een vette knipoog zit naar Hitchcocks Psycho. Dat kan dan ook weer in een komedie als deze.

Terug in de tijd

De sprongen in de tijd doen denken aan Back to the Future, om maar even in de films te blijven. Het is wel wat deze voorstelling zo leuk maakt. Deurtje open, deurtje dicht, en voila weer een andere tijd. Doel van Phoebe is de vrouwen die op het lijstje staan vermoord te worden, te behoeden voor hun noodlot. Maar probeer dat maar eens geloofwaardig te maken. Hilariteit alom, maar toch ook met een serieuze noot, want bedenk maar eens wat jij anders zou willen doen als je terug in de tijd kon gaan. Hoe zou je leven er dan uit zien en wat voor gevolgen heeft dat voor de toekomst? Zou je ingrijpen of niet?

Goed gespeeld

Regelmatig is er angst en paniek af te lezen van het gezicht van Phoebe, soms zet Pauline Greidanus (The Shape of Things, Huis en Tuin) dat net iets te heftig aan, maar overtuigen doet ze. Ook de andere acteurs laten zich hier van hun goede kant zien. Ze zijn erg goed op elkaar ingespeeld en weten zichzelf goed te houden in soms bizarre situaties. Iedereen speelt het spel met verve. Peter Bolhuis (Poker, Huis en Tuin) als de moordenaar die soms onverwacht opduikt, weet je rillingen te bezorgen met zijn blikken en tegelijk heeft hij ook iets grappigs over zich wat dan weer heerlijk relativerend werkt.

Spannend en leuk

Regisseur Ivar van Urk (The Shape of Things, Penetrator en Hurly Burly) heeft hier de touwtjes goed in handen. De vaart zit er behoorlijk in en de voorstelling blijft spannend en leuk tegelijk tot het laatste moment. Het enige minpuntje is misschien dat de verschillende jaartallen niet heel duidelijk zijn uitgewerkt, maar toch is het goed te volgen welk jaar er wordt bedoeld. Het is in ieder geval niet storend. De aandacht voor het decor en de licht- en geluidseffecten heeft ervoor gezorgd dat de voorstelling echt af is. Een trip in deze tijdmachine die Een vriendendienst heet is zeker aan te raden als je een vermakelijke, niet al te moeilijk avond tegemoet wilt zien.

Een vriendendienst toert nog tot en met 28 mei 2005.

Muziek / DVD

Brels ultieme afscheid

recensie: Jacques Brel - Les adieux a l'Olympia

2003 was het Brel-herdenkingsjaar: massaal herdachten we de ongeëvenaarde Vlaamse zanger die 25 jaar eerder overleed. In Nederland werden toneelstukken gemaakt – Jeroen Willems was erg succesvol met zijn Brel, de zoete oorlog – en hommages gebracht (Filip Jordens). Uiteraard werden er ook dvd’s uitgebracht, zoals tegenwoordig overal dvd’s van worden uitgebracht. Niet alles wat er op de plank lag is toen echter in de markt gezet: het Franse afscheidsconcert uit 1966, Les adieux a l’Olympia, is vanaf nu verkrijgbaar.

~

De populariteit van Brel was toen hij aankondigde te stoppen met optreden zo groot dat een enkel afscheidsoptreden niet volstond. Ruim acht maanden maakte de zanger een rondreis door Franstalig gebied. Het begon allemaal met ruim een maand aan optredens in de Parijse Olympia. Daarna volgde een enkel optreden in Brussel, gevolgd door een Marokkaanse tournee begon. In 1967 tourde Brel nog een maand lang door Québec, waarna eindelijk het echte afscheidsconcert volgde: 16 mei 1967 in Roubaix.

Springend en fladderend

De nu uitgebrachte dvd is samengesteld uit Parijse beelden: de opnames zijn gemaakt op 28 en 29 oktober 1966 in de Olympia. Dat beelden van twee avonden zijn samengevoegd tot één geheel leidt bij het kijken soms tot kleine ergernissen. Zo valt het op als er aan het eind van een lied wordt overgegaan op beelden van de andere avond: het nummer stopt iets te abrupt en het massale applaus is er te haastig overheen geplakt. Afgezien van die kleine foutjes zijn zowel beeld als geluid van hoge kwaliteit: nummers klinken helder alsof ze uit een studio komen en de camera’s hebben veel aandacht voor detail.

Kleine aap

~

Ik wist al dat Brel een man was van mimiek, gebaren en articulatie, maar op deze film blijkt wel heel duidelijk dat Brels populariteit op meer stoelt dan de mooie liedjes alleen. De correct in donker pak en met stropdas geklede zanger stort zich vol passie in ieder nummer en haalt alle trucs uit de kast: hij springt als een kleine aap en fladdert als een vogeltje dat niet kan vliegen. Hij zwaait met zijn armen en grote handen, articuleert schijnbaar overdreven met zijn grote lippen, waarachter even zulke grote tanden schuil gaan, om van zijn oren nog maar te zwijgen. Knap is Brel niet, maar charisma en aantrekkingskracht heeft hij des te meer.

Zwart-witte romantiek

De film toont binnen een uur in vijftien nummers een authentiek Brel-concert. De zanger staat in pak op een plankenvloer, met achter hem een zwaar gordijn waardoor hij is opgekomen. Enkel een ronde spot is op hem gericht; de rest van het podium is duister. Op de film blijkt pas aan het einde dat er een groots orkest achter Brel staat: de muziek had evenzogoed van band kunnen komen. De opnames zijn in zwart-wit, wat de romantiek van een ouderwets concert nog verhevigt, al bestond de kleurenfilm al ruim dertig jaar.

Amsterdam

Ne me Quitte Pas wordt niet gespeeld, maar verder komen prachtige klassiekers langs: Le Plat Pays, Les Bogots, Les Bobbons 67 en Madeleine. Mijn persoonlijke favoriet is Amsterdam, dat Brel intens zingt met gesloten ogen. Twee camerastandpunten wisselen elkaar af, waardoor Brel afwisselend en face en en profile in beeld verschijnt. Richting het einde van het nummer balt Brel de vuisten, zwaait hij met zijn lange armen en perst hij alles eruit. De Dijk, Acda en de Munnik en zelfs David Bowie kunnen het nummer nog zo mooi zingen, maar Amsterdam hoort echt bij Jacques Brel.

Missende ondertiteling

Naast dit concert staan er nog twee extraatjes op het schijfje: de eerste is een audio-interview, maar een ieder die geen Frans spreekt zal er weinig van begrijpen. Frans is de voertaal van de dvd (ook in het menu), en ondertiteling ontbreekt. De tweede is leuker: beelden van voorafgaand aan, tijdens en na het concert, waarin afwisselend Brel, Olympia en het publiek figureren. Dit deel van de dvd is losser dan de concertregistratie die vooral op de zingende Brel is gericht, maar is ook niet meer dan een grappige extra. Het concert blijft de erg prettige hoofdmoot van het geheel.

Kunst / Expo binnenland

Wisselvallig

recensie: Retrospectief Egon Schiele

Vaak is de eerste indruk van een kunstwerk onuitwisbaar. Het werk imponeert, raakt je of brengt in verwarring. Die eerste kennismaking is vaak nog goed in herinnering te roepen met allerlei randzaken, zoals bijvoorbeeld datgene wat je in het museumcafé at. De Oostenrijkse kunstenaar Egon Schiele (1890-1918) kwam ik op zo’n manier tegen in het Leopold-museum in Wenen. Het bijzondere vierkante gebouw, met een hoge vierkante hal in het midden, verborg Schiele op de bovenste verdieping. In mijn opschrijfboekje voegde ik de naam toe aan een rijtje kunstenaars die me al eerder in het museum waren opgevallen.

Zittend paar (Egon en Edith Schiele), 1915. Gouache en potlood op papier, 51,9 x 41,0 cm. Albertina, Wenen

Hoe prettig of bijzonder die eerste indruk ook is; ze is eenmalig. Volgens die gedachte is de kennismaking met de tentoonstelling in het Van Gogh museum (het eerste retrospectief van Schiele in Nederland) een kleine teleurstelling. Dat wat ik waardeerde in Wenen – de kleine gedachten in schetsen, indringende portetten, de verwarring in zijn gezicht, zijn treurige leven dat me aangreep – zie ik aanvankelijk niet terug. De indeling lijkt wat rommelig, varierend tussen thematisch en chronologisch, er lijkt niet echt een keuze te zijn gemaakt tussen de twee. Ook is op ongeveer elk muurtekst te lezen dat Schiele zich bezig houdt met seks, het onderbewuste, zelfportretten maakt, en dan vooral naakten, waardoor er weinig ruimte is voor andere ideeen over zijn kunst, of eigen ingevingen over het expressionisme van Schiele.

Ontwikkeling

Zelfportret met hand aan de wang, 1910. Krijt, aquarel en gouache op papier, 44,3 x 30,5 cm. Albertina, Wenen

Het interessantere deel van de tentoonstelling begint chronologisch tijdens zijn gevangenis periode. De werken bezitten iets dat wringt, de persoonlijke expressie staat voorop, maar Schiele is minder zoekende zoals in zijn eerdere werk. Op de tweede verdieping van het museum vervolgt de tentoonstelling met werken uit latere periodes, als je daar in Schieles vrij korte leven al van kunt spreken. De ontwikkeling die hij doormaakt is daardoor misschien juist des te indrukwekkender. Eén van de bijzondere werken in dit deel van de tentoonstelling is Zittend paar (1915). Hierop is Schiele afgebeeld met zijn vrouw. Zij houdt hem vast zoals Maria het lichaam van Jezus vasthoudt (de piëta), maar de innige omhelzing is ook eigentijds, toepasbaar op hun eigen relatie. Deze relatie is er één van veel dieptepunten en moeilijkheden. Behalve verwarring over de postitie – af te lezen van de gezichten – waarin ze zich bevonden, spreekt uit het beeld ook de wens om zich aan elkaar vast te klampen. Krampachtig, haast tegennatuurlijk.

Bijzondere combinatie

Gradual and Persistent Loss of Control. Fotograaf: Maurice Boyer

De combinatie die de dansen, gemaakt door dansgroep Krisztina de Châtel en performances van de International Performance Group onder leiding van Marina Abramoviæ maken met de werken van Schiele zijn erg bijzonder. De dansers geven de schilderijen een andere diepte. De werken op papier zijn omringd door flat screens met performances, live performances en een videoscherm met verschillende dansen. Deze werken zijn niet slechts een aanvulling, maar geven juist een verdieping van het werk van Schiele. Zo bijvoorbeeld de dansvoorstelling Gradual and Persistent Loss of Control, die is ontstaan uit een samenwerking van Krisztina de Châtel en Marina Abramoviæ. In een soort huidskleurige pakken bewegen de dansers soms synchroon, dan weer tegengesteld. Op de vloer van het museum staan een aantal glazen waar de dansers in bewegen (tegen de wand aan geslagen, verstopt in een kooi, die geen ruimte geeft aan de beweging die ze willen maken). Hun expressie wordt beperkt. De in kimono gestoken danseres is achtergebleven op de metalen vloer, waar de magneten van haar slippers op blijven kleven, terwijl op de achtergrond het pianospel steeds heftiger wordt.

Onderschat

Daar waar de dansers zich op de overgebleven vierkante centimeter moeten bewegen en op die manier een – in de traditie van Schiele – zeer lijfelijke uitdrukking van werk vormen, geven de tentoonstellingsmakers de bezoeker maar weinig ruimte. In de teksten op de muren wordt veelvuldig gerefereerd aan het beeld van de onbegrepen kunstenaar die niet paste in het burgerlijke Wenen van het begin van de 20e eeuw. Bij een kunstenaar die zo autonoom te werk gaat, lijkt de context des te belangrijker. Ook wordt naar min idee de vergelijking met Van Gogh opgedrongen (zoals bij de zonnebloemen). Wellicht zijn de tentoonstellingsmakers bang dat het werk van Schiele te onbekend is bij de Nederlandse bezoeker zodat er veel toelichting nodig is. Mogelijk onderschatten ze de bezoeker daarmee.

Elke dag zijn er doorlopend performances van de leden van de International Performace Group. Tweemaal per dag is er een choreografie van dansgroep Krisztina de Châtel te zien. Op vrijdagavond, 20.15 uur en zondagmiddag, 16.00 uur, wordt de gezamenlijke productie Gradual and Persistent Loss of Control getoond.

Theater / Voorstelling

Puin is niet zwart genoeg

recensie: Puin (Theater EA)

.

~

En schokkend blijft het in het stuk. Teksten als “Ik ben bereid”, “want ik weet, ik ben het niet vergeten” klinken, maar die context is zo belabberd. Niet dat er geen bijzondere taal wordt gebezigd, maar het is zo veel allemaal, en het ligt er zo dik bovenop. Het is eerder een studentikoze, opgewonden voordracht dan een welbespraakt drama. Dat ligt misschien aan de jeugdigheid van de acteurs en aan hun Gooise ‘r’ die, in combinatie met de pathetische metaforiek, zwaar te verteren is. Broer en zus praten niet mét, maar tégen elkaar. Ze kijken alleen het publiek in de ogen, dat vervolgens niet weet waar het kijken moet, want echt interessant is het niet en echt grappig ook niet.

How bizar

~

Broer Michael en zus Michelle vertellen elkaar verhalen over hun overleden ouders. Wat er precies met die ouders gebeurd is weten we niet, maar de kinderen vertellen over hun dood, steeds opnieuw. Zus vertelt over de dood van haar moeder, broer over die van zijn vader. De meest bizarre verhalen, komen voorbij. Verstikking in eten, kruisiging en achtervolging. Temidden van dat dood en verderf wordt een jongensbaby gevonden, geheten Puin. O ja, en er is een verschrikkelijke, pedofiele oom Herrie, die de twee kinderen ook nog het leven zuur wil maken.

Zusjelief

Tijdens het uitbeelden van de bizarre situaties en van de gluiperige oom Herrie zijn de acteurs op hun best. Beide zijn niet te beroerd handen en voeten te gebruiken. Het spel van Jorinde Kuiper biedt hoop in de misère. Als zusje steekt ze de draak met broer, stil en creatief, door grimlachjes en stripachtige gebaren. Haar mimiek is ontwapenend, maar als ze op een gegeven moment gaat zingen verandert ze in een zwoele, bluesy vamp. Mooi is één van de beginbeelden, wanneer het zusje wacht tot de broer is uitverteld, midden in een spotlight op de bank, haar arm naar haar hoofd in een scherpe hoek. Joost Claes als broer speelt nog te weinig, omdat hij vooral met de (ingewikkelde!) tekst bezig is.

Beste script

Puin is een vertaling van de Engelse toneeltekst Debris, door Dennis Kelly. De originele uitvoering won in Engeland een prijs voor het script. Af en toe vallen er ook wel treffende, beeldende zinnen, zoals: “maar ik denk vooral aan de rug van mijn hand” en “op de eerste mei barstte ik uit de schoot van mijn moeder”. Maar verder is het in de tekst te druk. In het Engels klinkt het vast beter, droger.

So…

Als de taal nu losser was geweest en minder hoogdravend, als de acteurs meer zouden hebben samengespeeld, en als vooral de broer met meer afstand zijn verloren ziel zou hebben kunnen neerzetten, dan was Puin indringender geweest. Als… dan. Nu niet.

Puin is nog tot en met 23 april 2005 in het vernieuwde Rozentheater in Amsterdam te zien.

Film / Films

Niets dan goeds over de doden?

recensie: White Noise

Boodschappen van ‘de andere kant’. Het levert mogelijk communicatie op tussen doden en levenden. EVP, Electronic Voice Phenomenon, is een proces waarbij overledenen met nabestaanden contact zoeken door het gebruik van elektrische apparaten. Via een radio of een televisietoestel worden boodschappen doorgegeven om deze vast te leggen op cassette of harde schijf. Architect Jonathan Rivers krijgt in White Noise met EVP te maken na de verdwijning van zijn vrouw Anna.

~

Rivers (Michael Keaton) is een succesvol architect, ziet zoon Mickey uit zijn eerste huwelijk regelmatig, is voor de tweede keer getrouwd en hoort van Anna dat er een baby op komst is. Geluk en succes lijken geen grenzen te hebben. En dan slaat het noodlot toe. Anna, een succesvol schrijfster, komt na een avondje stappen met een goede vriendin niet thuis. Bezorgd belt Rivers, maar hij komt niet verder dan voicemails. Hij valt in slaap en wordt midden in de nacht wakker van een ondefinieerbaar geluid afkomstig uit de radio, die op de keukentafel staat.

Storing

~

White Noise begint fascinerend. De zwart-wit beelden worden vol storing vertoond, alsof de communicatie tussen de kijker en de film steeds wordt verbroken. Informatie over regisseur, schrijver en andere medewerkers verdwijnt telkens uit beeld. De grens tussen het heden en het hiernamaals en de moeilijkheden van communicatie worden in de eerste scènes van de film al getoond. Vijf weken na haar verdwijning wordt Anna gevonden. Na het ongeluk met de auto is ze in het water beland, verdronken en meegevoerd. Rivers kan afscheid nemen van zijn vrouw, haar begraven en proberen de draad van zijn leven op te pakken. Maar dan ontmoet hij een man die zegt contact te hebben met Anna, boodschappen te krijgen en te werken met EVP. Rivers wil met rust gelaten worden, maar merkt dat er ook bij hem thuis dingen gebeuren die hij niet kan verklaren. Radio’s geven onduidelijke signalen en de mobiele telefoon van Anna laat boodschappen achter.

EVP

Regisseur Geoffrey Sax heeft het fascinerende verhaal van schrijver Niall Johnson als uitgangspunt voor een film gebruikt. Er wordt een aantal keren duidelijk gemaakt dat voor EVP veel geduld nodig is. Bij commerciële films is geduld moeilijk in beeld te brengen. Zo blijkt ook na 45 minuten White Noise. Na drie kwartier glijdt de film uit, vliegt uit de bocht, wordt het sentiment belangrijker dan de speurtocht naar communicatie, is er meer sprake van apparatuur dan van geduld, veranderen de zwart-wit beelden naar commercieel blauw. Contact met de doden gaat volgens schrijver Johnson traan voor traan, door steeds dezelfde opnames af te luistern. Regisseur Sax moet iets met de kijkers in de bioscoop en wil opschieten. Daar wordt het grijze geluid van White Noise tot commercieel lawaai.

Slachtoffers

In White Noise gebeuren alleen nog maar vreemde zaken die vooral op de lachspieren werken. Een fascinerende film met een nieuwsgierig makend thema wordt zo een bot en bruut commercieel vehikel. Genant, tenenkrommend en uiteindelijk vooral lachwekkend slecht.

Film / Films

Wraak is een luie vorm van verdriet

recensie: The Interpreter

.

~

In een Afrikaans land is Edmund Zuwanie (Earl Cameron) aan de macht. Met dood en verderf regeert hij zijn land. De oppositie tegen zijn bewind rukt steeds verder op. Ooit was hij zelf oppositieleider en symbool van een generatie op zoek naar idealen. Vrijheid en gelijkheid voor iedereen. Eenmaal aan de macht veranderde Zuwanie in de loop der jaren in een dictator en uitvoerder van alles waar hij zelf ooit tegen streed. In zijn land bestaan dodenlijsten en zijn executies van burgers aan de orde van de dag. Om de situatie in zijn land te stabiliseren en om de hulp van de wereld in te roepen om de rebellen in zijn land te verdrijven, wil het staatshoofd de vergadering van de Verenigde Naties toespreken.

Aanslag

~

Sylvia Broome (Nicole Kidman) is tolk bij de Verenigde Naties. Tijdens haar werkzaamheden komt zij er achter dat er een moordaanslag wordt beraamd op Zuwanie. Zij tipt de veiligheidsdiensten. Speciaal agent van de FBI Tobin Keller (Sean Penn) wordt ingehuurd om de zaak te onderzoeken. Aanvankelijk gelooft hij Sylvia niet, maar hij moet zijn visie ernstig bijstellen, als duidelijk wordt dat Sylvia meer weet van Zuwanie en het land waar hij een schrikbewind voert.

Bikkelhard

In een adembenemend hoog tempo stapelen de gebeurtenissen zich op en ontwikkelen zich meerdere verhaallijnen door elkaar. De levensgeschiedenis van Sylvia wordt uitgebreid verteld en er is alle ruimte voor haar tragiek, idealen en emoties. Ook agent Keller blijkt naast een bikkelharde veiligheidsagent die emoties niet kan toelaten in zijn werk, een mens van vlees en bloed.
Het diplomatieke wandelgangencircuit van de VN wordt geloofwaardig neergezet en de film toont het gedrag van een dictator in nood en hoe democratie misbruikt kan worden.

Flitsend

Regiseur Pollack slaagt er in te laten zien hoezeer het persoonlijke politiek kan zijn en hoe politiek beïnvloed wordt door persoonlijke omstandigheden. De film geeft een fascinerend beeld van hoe het streven naar politieke idealen kan leiden tot woede, frustraties en wraak. De kracht van The Interpreter schuilt verder in het waanzinnige hoge tempo van de film, waardoor de kijker geen kans krijgt te ontsnappen en de diepgang van de verschillende verhaallijnen. Het camerawerk is flitsend en spectaculair en er wordt op een subtiele manier gebruik gemaakt van flashbacks. Er zijn veel mooie beelden van New York en Kidman en Penn overtuigen beiden in hun rollen.

Uiteindelijk komen alle verhaallijnen samen en volgt er een duizelingwekkende en onvoorspelbare ontknoping, waarbij de spanning tot het einde wordt vastgehouden. The Interpreter is een intelligente en met veel zorg en aandacht gemaakte film, die meer humor had kunnen gebruiken, maar volledig overtuigt als politieke thriller.

Film / Films

Dramatiek met uitroepteken

recensie: The Station Agent

In vrijwel elke scène van The Station Agent wordt een shagje aangestoken. Een pakje Drum ligt achteloos in beeld. Een van de hoofdpersonen beweert zelfs met droge ogen dat zij op haar negentiende met een jongen naar bed ging, om de eenvoudige reden dat hij zijn eigen sigaretten kon rollen. Is dit een vorm van product placement? Wil regisseur Thomas McCartney benadrukken dat dit zo’n typische lowbudget, Amerikaanse, ‘independent’ film is? Hoe dan ook: het wordt zó benadrukt, dat het bijna een grap lijkt.

~

Bijna alles in The Station Agent krijgt een uitroepteken. De lilliputter en treinenfanaat Finbar McBride (Peter Dinklage) verliest zijn enige vriend, die hem een oud stationsdepot nalaat. In het kleine dorp waar hij vervolgens terechtkomt, ontmoet hij een kunstenares met trauma, Olivia Harris (Patricia Clarkson) en de Latino Joe Oramas (Bobby Cannavale). Er groeit een schuchtere vriendschap. Boodschap: ieder mens heeft vrienden nodig, die hem door moeilijke tijden heen kunnen helpen. Uitroepteken.

Symboliek

~

Debuterend regisseur McCartney, bekend als acteur in bijvoorbeeld The Guru en Meet the Parents, volgt vaak de veilige route van clichés. Uiteraard is Fin in zichzelf gekeerd: hij wordt voortdurend bespot en nagestaard op straat. Olivia is een kunstenares, en dus een chaoot die geen auto kan besturen zonder brokken. De Latino Joe zit vooral te bellen over vrouwen. Door gedoseerde informatie worden de karakters wel iets meer uitgediept, maar dat geeft ook de dramatische lading steeds meer een uitroepteken. Zelfs de symboliek – Fin stoot een miniatuurpoppetje om en nog geen vier seconden later valt zijn vriend dood neer – is over the top.
En op moeilijke momenten zwelt de muziek nog wat aan. Humor zou het nog wat kunnen relativeren. De enige die wat dat betreft voor wat lichtpuntjes zorgt is Joe, die met zijn opdringerigheid de barrière bij Fin en Olivia enigszins kan doorbreken. McCartney lijkt de grappige momenten alleen wél te doseren.

Simpele mensen

The Station Agent kreeg lovende recensies in Amerika. Op het Sundance Festival won de film de publieksprijs en de prijs voor beste scenario. In die categorie haalde hij zelfs een BAFTA binnen. Ongetwijfeld heeft het te maken met het tempo van de film: het verhaal kabbelt prettig, bijna Straight Story-achtig voort. Het trio rookt en eet en drinkt en wandelt kalm door het vredige dorpje in New Jersey, vol simpele mensen. McCartney weet bovendien het beste te halen uit zijn acteurs, die hij ook in gedachten had bij het schrijven van de film. Maar het grootste pluspunt van The Station Agent zijn de decors. Het desolate stationsgebouw, omgeven door rails en verlaten wagons, het kleine vrolijk beschilderde busje van Joe waarin hij café con leche verkoopt, het grote, lichte huis van Olivia. De omgeving waarmee elk zich omringt en waarin ze steeds vaker hun nieuwe vrienden durven toelaten, ademt persoonlijkheid uit. En dat is dan wel weer subtiel gedaan.