Muziek / Album

Even wennen aan de volgende hitplaat

recensie: Franz Ferdinand - You Could Have It So Much Better

In het seizoen 2004-2005 was er geen band hipper dan Franz Ferdinand. Als zo’n ontzettend gehypete band zijn hype heeft waargemaakt en met een tweede cd komt, zijn de verwachtingen hooggespannen. You Could Have It So Much Better ziet iets meer dan anderhalf jaar na het ontzettend succesvolle eerste album het licht.

Aan de verwachting voldoet Franz Ferdinand zeker. Deze nieuwe cd heeft een vertrouwd geluid. Toch heeft de band zich de afgelopen tijd volop ontwikkeld. Het meest valt op dat de muziek minder ‘hakkerig’ is geworden en juist iets meer melodisch. Opener The Fallen is bijvoorbeeld al veel ‘swingender’ dan de meeste nummers op de titelloze debuutplaat. Opvallend is wel dat Franz Ferdinand daardoor wat meer als een ‘gewone’ popband is gaan klinken.

Gruizige gitaar

~

Dat gewonere maakt niet uit voor de aanstekelijkheid. Want de jongens van deze Schotse band weten nog steeds lekkere nummers te schrijven, zoals de eerste single van dit nieuwe album Do You Want To. Dit nummer is zeker zo’n stamper en meezinger als Take Me Out en The Dark Of The Matinée van het eerste album. Bij dit nummer en bij het volgende nummer This Boy wordt duidelijk, dat de grootste verandering aan het geluid van Franz Ferdinand vooral de gitaren betreft. Deze zijn wat gruiziger geworden en hebben een wat minder cleane sound dan voorheen. Ook in Evil And A Heathen is dit rauwere geluid te horen. Hierin wordt een snerpende gitaar ondersteund door een dreunende basdrum. Echte bas is echter niet het sterke punt van dit nummer, het is zo geproduceerd dat je zelf de bassen op je stereo omhoog moet gooien.

Akoestische gitaar

Een aantal rustige liedjes naast floorfillers is iets nieuws van deze cd. Walk Away is een voorbeeld van een minder snel nummer, dat, mede dankzij zijn cynische tekst, doet denken aan Pulp. Die band is trouwens ook terug te horen in het van tempowisselingen aan elkaar hangende I´m Your Villain. Fade Together is het meest rustige nummer, met nota bene akoestische gitaar en piano. Dit Beatlesque nummer is heel afwijkend van de rest van de cd. Door zo´n sterke stijlbreuk ga je je afvragen wat je daar van moet vinden. Het nummer is beslist niet slecht, maar blijft een vreemde eend in de bijt. Nog meer akoestische gitaar en piano en zeer sterke invloeden van David Bowie, zijn te horen in Eleanor Put Your Boots On. Dit nummer is ook weer zeer afwijkend van wat Franz Ferdinand eerder deed.

Even wennen

Net zoals op het debuutalbum staan er op You Could Have It So Much Better een paar nummers die minder blijven plakken in het geheugen. Maar ook weer lekker dansbaar materiaal zoals Well That Was Easy en What You Meant, dat er voor zorgt dat dit een album is dat kan tippen aan het eerste. Alleen wat anders dan je een dik jaar lang steeds op de radio hebt gehoord en op MTV hebt gezien – en dat is natuurlijk even wennen.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Esther Gerritsen

Een pleidooi voor gesprekken over het weer

Na haar veelgeprezen verhalenbundel Bevoorrecht Bewustzijn en novelle TussenEenPersoon is Normale Dagen Esther Gerritsens derde prozawerk. “Ik heb het gevoel dat het met proza meer mogelijk is om verder door te dringen”, zegt de schrijfster van talloze theaterteksten. Een gesprek over gedwongen berusting.

Ze houdt niet echt van interviews. Het maakt haar wat zenuwachtig. Esther Gerritsen bekent het na afloop van het gesprek, waarbij ze steeds minder spraakzaam werd. Romanpersonages kun je gewoon wat in de mond leggen, vertelt ze. Als ze zichzelf daarentegen hoort praten, vraagt ze zich steevast af: denk ik dat wel echt?

Nu het vraaggesprek is afgelopen hervindt ze zich. Enthousiast vertelt ze over de biografieën van nazi’s die ze leest. “Ik ben nieuwsgierig naar hoe iemand zo wordt.” Eichmann, Speer en Hitler las ze al en in Hess is ze nu bezig. Ze wijst ze aan tussen alle andere boeken die samen een metershoge stapel naast het trapgat vormen. Op de benedenverdieping van haar appartement was een lek, daarom hebben Gerritsen en haar man hun boekencollectie hoog opgestapeld in een uitgespaarde nis in de muur. Ze waagt een poging de mémoires van Rudolph Höss, kampcommadant van Auschwitz, uit de berg te wrikken. Het visioen van een Esther Gerritsen bedolven onder haar eigen boeken weerhoudt haar echter.

Dood vogeltje

~

Gerritsens fascinatie voor het gedrag van mensen is een constante in het werk van de 33-jarige schrijfster. Ze voert haar romanfiguren al analyserend op. De in regel uiterst zelfbewuste personages plaatst ze in alledaagse situaties – tijdens het ontbijt, het witten van een muur of een nieuwjaarsreceptie – en laat ze vervolgens op zichzelf reflecteren. Ben ik iemand die elke dag toast eet? Waarom zou ik eigenlijk als ik koffie heb gezet het ook opdrinken? Wit ik de muur van deze kennis uit vriendschap of uit eigenbelang? De personages zijn tobbers, net als de schrijfster zelf. En over veel dingen kan gepeinsd worden, waardoor Gerritsens romanfiguren vaak blijven steken in de kleine dingen van het leven.

“Je schrijft over de dingen waar je zelf mee bezig bent”, vertelt Gerritsen, gezeten aan de eettafel in haar keuken. “Ik vind al snel iets spectaculair, ik heb niet zoveel nodig om lang na te kunnen denken. Laatst was ik in een nerveuze bui naar het postkantoor. Je moest er van die nummertjes trekken. Ik stond daar: ‘Als ik het maar red!’ En ik begon alvast te bedenken wat ik zou zeggen als ik te laat was.” Ze houdt van saaie dingen, zegt ze. Ze leest graag niet-spectaculaire boeken. “Ik heb net Dagboek van een teleurgestelde man gelezen. Daarin vindt de hoofdpersoon een dood vogeltje en kijkt hij hoe dat in elkaar zit.” Gerritsen zelf bekijkt de mens alsof het een dood vogeltje betreft. Dan is het onmogelijk met bombastisch proza voor de dag te komen, maar is een bescheiden aanpak gepast. “Laatst zag ik een documentaire van Oliver Sacks over autisten. Daarin zag je een jongen die de neiging had een videoband steeds stil te zetten bij een bepaald beeld. Hij zei: ‘Dat is de enige manier om te zien wat er gebeurt.’ Het ging te snel voor hem. Hij moest het beeld stilzetten om het beter te bekijken. Daar denk ik vaak aan als ik aan het schrijven ben.” Anders gezegd: “Als ik op treinreis ben, blijf ik op het perron al hangen.”

Spruitjesgeur

Normale dagen is Gerritsens vierde boek na de veelgeprezen verhalenbundel Bevoorrecht bewustzijn, de novelle TussenEenPersoon en Toneel, een bundeling van haar theaterteksten. Opnieuw wordt uiterst minutieus het denken en doen van een paar mensen neergezet. Hoofdpersoon Lucie wordt op een dag door haar oma opgebeld met de mededeling ‘opa is ziek’. Haar grootouders zijn plattelanders. Lucie weet dat de nuchter geformuleerde zin betekent dat haar opa stervende is. Ze kan niet anders dan langsgaan, ook al heeft ze zich al drie jaar niet laten zien. In het dorpje aangekomen wil ze echter lucht geven aan de jarenlang opgekropte gevoelens van wrok jegens haar grootouders, die haar na de dood van haar ouders opvoedden. Al snel blijkt dat dat in een wereld van spaarzaam spreken en spruitjesgeur ondoenlijk is. Gerritsen laat op subtiele wijze zien hoe het onuitgesprokene tussen Lucie en haar grootouders in blijft hangen.

“Ik wilde dat het zwijgen er niet slecht vanaf kwam”, beschrijft Gerritsen de licht moralistische insteek van haar roman. “Alles benoemen is ook niet alles. Ik ben die mensen aan het eind ook zat. Maar ik besef steeds meer dat taal niet alles is. Sommige mensen kunnen nou eenmaal niet alles uitspreken. Ik zou tegelijkertijd niet met zo iemand getrouwd willen zijn. Maar voor mij is het belangrijker hoe je in je hoofd kan zwijgen en je jezelf niet in destructieve gedachten verliest.” Ze vindt dat laatste zelfs van zo groot belang dat ze de voorspelling uitspreekt dat haar volgende boek daarover zal gaan. Het zwijgen waaraan Lucie zich aanpast is echter een gedwongen berusting, zegt Gerritsen. “Er gaat iemand dood die geen flikker tegen je zegt en dat ook niet zal doen. Je hebt geen tijd om er tegen aan te schoppen.”

Scène uit 'De dag en de nacht en de dag na de dood'. Foto: Sanne Peper.
Scène uit ‘De dag en de nacht en de dag na de dood’. Foto: Sanne Peper.

Die gedwongen berusting is essentieel in het werk van Gerritsen. In TussenEenPersoon breekt Gerritsen een lans voor gesprekken over het weer. Zo ook in haar toneelstuk De dag en de nacht en de dag na de dood, die nu in de theaters speelt: de personages voeren onder meer een uitgebreide dialoog met het weer als onderwerp. Maar ook dit verlangen naar een conversatie die elke pretentie achter zich laat, is een zelfopgelegde berusting die eigenlijk ontspruit aan de angst om met wezenlijke dingen bezig te zijn. Een manier om het risico te vermijden dat de in je hoofd rondtollende gedachten met je aan de haal gaan.

Samenhang

Dat haar leven en haar werk ogenschijnlijk zoveel met elkaar samenhangen, zorgt ervoor dat interviews sneller over haar persoon gaan dan over haar werk. “Ik kan niet anders schrijven dan ik schrijf”, zegt ze. “Het is moeilijk een afstand te scheppen. Ik heb weinig keus.” Maar vindt ze het niet vervelend wanneer de focus zo op haar ligt? “Ik heb de neiging om als iemand iets vraagt overal antwoord op te geven. Dan denk ik later: dat moet ik misschien niet doen.” Ze praat twijfelend, alsof ze aan iets vervelends wordt herinnerd. “Blijkbaar is het moeilijk om een gesprek zuiver te houden.” Om iets uit te leggen wil ze nog weleens voorbeelden uit haar eigen leven gebruiken, legt ze uit. “Als het daar maar bij blijft. Maar soms vraagt iemand: ‘Hoe ga je daar dan mee om?’ Dan wordt het te persoonlijk. Misschien kan ik die grens zelf niet goed bewaken.”

Gerritsens boeken en toneelstukken draaien louter om datgene wat zich in het hoofd afspeelt. Ze ziet haar personages dan ook niet voor zich als wezens van vlees en bloed, maar als niks anders dan dragers van gedachten. “Ik kan moeilijk over ze praten als mensen. Een personage zie ik als een soort veld dat je vult met gedachten en een gevoelsleven. En dat betekenisveld botst met een ander betekenisveld.” Die afstand tot het fysieke brak Gerritsen op toen ze naar de toneelschool in Utrecht ging. “Ik leefde naar de taalles toe, want ik vond het niet leuk om een lokaal binnen te komen alsof het de zee was. Ik was er erg slecht in om dingen te ervaren op het moment zelf. In het lichamelijk bewust zijn was ik ook niet goed. Bovendien snapte ik het opzeggen van een tekst zonder publiek niet. Ik kon dus niet repeteren.”

De definitieve uitslag

Toen aan de toneelschool vervolgens een schrijfopleiding werd begonnen, hield Gerritsen het snel voor gezien. Na haar studie schreef ze toneelteksten voor Toneelgroep Amsterdam, Het Syndicaat, Het Gasthuis, Victoria en Keesen & Co. Op het moment van spreken zegt ze echter na dit theaterseizoen er even mee te stoppen. Niet omdat ze het één, romans schrijven, leuker vindt dan het andere (“de definitieve uitslag is er nog niet”), maar: “Ik heb het gevoel dat het met proza meer mogelijk is om verder door te dringen.” Dit jaar wil ze nog drie toneelstukken schrijven, waaronder één over een mondschilderes. “De regisseur was er blij mee, want ik wil iemand met een dwarslaesie”, zegt ze lachend. “Het gaat over levenslust, over in het leven staan ondanks dat je geen lichaam hebt.” Vervolgens zal ze haar tijd wijden aan een nieuwe roman, die als het goed is weer een fractie omvangrijker is dan Normale dagen, dat evenals de voorgangers van bescheiden omvang is.

“Naarmate je ouder wordt, kun je dingen van steeds meer kanten zien. Toen ik 14 was, ging ik eens een boek schrijven. Na dertig bladzijden was het af. ‘Ik heb toch alles gezegd wat er te zeggen valt over iemand die een ongeluk krijgt en zich verhangt?’, dacht ik. Nu zou ik voor hetzelfde driehonderd bladzijden nodig hebben.” Ze lacht bij de gedachte: “Op mijn 60e schrijf ik een dik boek.”

Esther Gerritsen • Normale Dagen • Uitgever: De Geus • 219 bladzijden • prijs: € 18.90(gebonden) • ISBN: 9044506536

Kunst / Expo binnenland

Ongewone staatsieportretten

recensie: Ruud van der Peijl, Rude / Portraits of State

Bokser Regilio Tuur, modekoning Frans Molenaar, kunstenares Ans Markus en acteur Roeland Fernhout. Deze en andere beroemdheden wist Ruud van der Peijl voor zijn camera te krijgen voor zijn installatie Rude / Portraits of State, te zien in het Fotomuseum in Den Haag. Ook aanstormend talent en mensen die de fotograaf na aan het hart liggen liet hij opdraven voor zijn staatsieportretten. Maar verwacht vooral geen staatsieportret ‘a la Beatrix’.

Ruud van der Peijl (1960) staat bekend als ‘King of Style’. Na zijn opleiding als modeontwerper aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht was hij eind jaren tachtig één van de oprichters van het Nederlandse modemerk Gletcher. Tot 1997 was hij docent mode en styling aan diverse academies in Nederland. In die tijd timmerde hij ook aan de weg als stylist bij magazines als sQeeuze en Blvd. In 1996 werd zijn werk door het Stedelijk Museum geselecteerd voor de tentoonstelling Modehuis Amelisweerd en Rude / Portraits of State debuteert Van der Peijl nu als fotograaf. De portretten die hij maakte, zijn allerminst doorsnee. De fotograaf speelt met een aspect uit het leven of de persoonlijkheid van de geportretteerden, en vergroot dat zodanig uit tot het het onderwerp van de foto is geworden. Met een flinke knipoog welteverstaan.

Ruud van der Peijl, Roeland coming out, 2001.
Ruud van der Peijl, Roeland coming out, 2001.

Bij de foto van Roeland Fernhout draait het om zijn homoseksualiteit. Op Roeland coming out (2001) is te zien hoe de acteur – zijn ontblote bovenlijf gekromd – op een bank ligt, terwijl zijn linkerhand naar zijn penis tast. Naast de bank ligt een opengeslagen magazine vol mannelijk naakt. Op soortgelijke wijze portretteert Van der Peijl de zangeressen Suzanne en Monique Klemann, bekend van de groep Loïs Lane. Monique, die naast zangeres ook modellenwerk doet, wordt over het algemeen beschouwd als de knapste van het stel. Van der Peijl beeldde haar af als ‘The beauty’, voluptueus in lingerie gestoken. Voor haar oudere zus Suzanne blijft er niets anders over dan te fungeren als ‘The beast’: bezweet, met wilde haren en zwartomrande ogen.

Ruud van der Peijl, Dali's sister.
Ruud van der Peijl, Dali’s sister.

Tegenstelling

Bij kunstenares Ans Markus trekt Van der Peijl een vergelijking met Salvador Dalí, beroemd van zijn surrealistische schilderijen, wiens kenmerk een dunne, omhoog wijzende snor was. Markus kreeg voor de gelegenheid ook een snor op haar bovenlip bevestigd. Frans Molenaar, de enige echte modekoning die we in Nederland kennen, zetelt in Emperor (2004) op de leuning van een stoel en draagt bont om zijn schouders. In zijn collecties gebruikt Molenaar veel bont, iets wat hem op flink veel kritiek van de anti-bont lobby is komen te staan.

Maar het zijn niet alleen bekende nederlanders die Van der Peijl vastlegde. Zo is er Rogier Vlaming. Op Diamond Dogs 1 (2000) en Diamond Dogs 5 (2005) is hij, afgezien van een lendendoekje, geheel naakt afgebeeld. Zijn gespierde bovenlijf staat in contrast met zijn door beugels gestutte onderlijf. Normaalgesproken zou je als voorbijganger niet naar hem durven kijken uit angst te loeren, maar als bezoeker van de tentoonstelling heb je geen andere keuze.

Ruud van der Peijl, Diamond Dogs 1, 2000.
Ruud van der Peijl, Diamond Dogs 1, 2000.

Poespas

Hoewel sommige teksten van de folder bij de tentoonstelling nogal hoogdravend klinken (“In Rude / Portraits of Stage strijden mythe en masker, deugd en ondeugd, snobisme en decadentie, hemel en hel om de aandacht”) is een bezoek aan de tentoonstelling zeker de moeite waard. Het zijn prachtige, intrigerende portretten geworden. Officieel heet de fototentoonstelling geen fototentoonstelling, maar installatie. De ruimte is voorzien van poespas als rode kokosmatten op de vloer, spiegelwanden en lichteffecten. Niet nodig, maar misschien is Van der Peijl dat verplicht aan zijn imago als ‘King of Style’.

Muziek / Album

Stevie glijdt moeiteloos naar binnen

recensie: Stevie Ann - Away from here

Ze is het nieuwe talent in de popwereld, als we platenmaatschappij CNR mogen geloven. Ook trein-blad Rails tipt de 18-jarige Stevie Ann deze maand als de belofte van dit moment, en Stevie zelf gelooft er ook heilig in: haar eigen website laat ons althans weten dat ze “niet zomaar een zangeres, maar een getalenteerde muzikant en componist” is.

maar een getalenteerde muzikant en componist” is.

Honderd procent getalenteerd en de grote belofte dus, deze 18-jarige Stéphanie Struijk uit Limburg. Belofte maakt echter schuld, leert een Oud-Hollandsche wijsheid, en al die gesponsorde en overdreven loftuitingen op voorhand maakten me alleen maar extra cynisch. Benieuwd, maar met een houding van “overtuig me maar”, legde ik Away from here dan ook in het laatje van de cd-speler.

~

Eigen teksten

En helaas: overtuigen deed Stevie in eerste instantie nauwelijks. Ze zingt weliswaar een aardig moppie, maar bij deze eerste luisterbeurt greep ze me maar weinig. Hoe vaker ik Stéphanie daarna echter opzette, hoe meer ik haar talent zag. Het meiske heeft een mooie stem, en schreef de teksten op haar debuutplaat zelf. Dat laatste is iets waar zangeresjes als Pink en Joss Stone veelvuldig om geroemd worden, terwijl die dichtsels het niveau bakvis nergens overstijgen. Uit de pen van Stéphanie rollen dan toch verrassend aardige teksten. Vooral prettig is dat Stéphanie zich niet presenteert als een stoere vrouw, zoals Pink en Joss Stone op kinderlijke wijze wel doen; daardoor doen de intiem-ogende teksten van de Limburgse van zichzelf al veel volwassener aan dan het harde geschreeuw van haar collega’s.

Gladjes

En ook muzikaal kent Away from here voldoende momenten die de plaat interessant zouden moeten maken. Met de folk-met-rustige-country-bite die overheerst is bijvoorbeeld helemaal niets mis, al springt het ook nooit op positieve wijze in het oog. En daar zit hem nu juist de crux: Away from here is een bijna volledig vlak product. Bang voor negatieve uitschieters lijken alle scherpe kantjes er van af geslepen, waardoor Stevie als een gladgestreken pappetje naar binnen glijdt. Dat is jammer, want in liedjes als You versus Me en Johnny is duidelijk te horen dat zowel Stevie als haar band veel in hun mars hebben. Een talent mag Stevie Ann daarom zeker wel genoemd worden, het is alleen te hopen dat het veilige en vlakke geluid van Away from here haarzelf ook gaan irriteren, en dat ze zowel live als op haar komende platen (want dat er meer komen, lijkt onvermijdelijk) iets rauwer en puurder durft te zijn.

Muziek / DVD

Door Wende Snijders aan de buis gekleefd

recensie: Au suivant (DVD/CD) (Wende Snijders)

Het theaterseizoen 2004/2005 was voor de jonge chansonnière Wende Snijders een overweldigende en waarschijnlijk ook onverwachte belevenis. Ze ontving de ZONTA-award, de Edison voor haar cd Quand tu dors en tenslotte de Britisch American Tobacco-prijs. Om nog maar niet te spreken van het overweldigende succes van haar eerste theatrale muziekprogramma Wende, dat dit seizoen in reprise gaat. Op de onlangs verschenen dvd Au Suivant wordt uitgebreid stil gestaan bij het explosieve jaar van Wende Snijders. En zoals ze op het podium van een voorstelling geen ‘verhaaltje-liedje-applaus’ wil maken, zo gebeurt dit ook op de dvd niet. We zien geen weergave van een concert van Wende Snijders, maar een verhaal over een bijzonder jaar uit het leven van Wende Snijders.

De hoes van Au Suivant, die naast een dvd ook een cd met nieuwe nummers bevat, verklapt al iets over wat ons te wachten staat. Op de cover zien we Wende Snijders een man omhelzen, een beeld dat, tezamen met de roodzwarte ondergrond, liefde uitstraalt. Een thema dat op een andere foto terugkomt in de vorm van twee tortelduifjes. Ook in de rest van het omhulsel krijgen we facetten uit het leven van de zangeres te zien: een trompet, een trappenhuis, een eettafel en uiteraard een expressieve foto van Snijders op het podium. Alles is tot in de details uitgewerkt, met een nauwkeurigheid die Snijders ook kenmerkt in haar optredens. Het belooft veel voor de inhoud van de dvd en cd.

Wende fascineert

Het eerste dat we van 26-jarige Snijders op de dvd zien, is haar voorbereiding vlak voor een optreden. Het is het beeld van een onrustige heen en weer lopende dame, die ondertussen haar stem op alle stemhoogtes probeert onder controle te krijgen. Vanaf dit beginpunt dwalen we door het jaar 2004/2005 van de chansonnière heen: een concert met haar vaste band, opnames met het Metropole Orkest en repetities met haar band. En we krijgen daarbij uitvoeringen te zien van Ne me quitte pas, Je suis comme je suis tot haar nieuwe nummers als La vie en rose en Fiësta. Tussendoor leert de kijker Snijders iets persoonlijker kennen.

Volle overgave

Foto: Egbert Luys
Foto: Egbert Luys

Fascinerend is vooral de wijze waarop de zangeres te werk gaat. Of het nu om een repetitie, opname of concert gaat, alles gebeurt met vurige passie en volle inzet. Een manier van optreden die een zuigende werking heeft op de kijker. Want met haar gebaren, uitstraling en vooral haar vurige ogen weet ze de kijker aan het televisiescherm vast te kleven. Vooral bij de laatste noten van een lied is het net alsof Snijders huilt; alsof ze overloopt van de hartstocht waarmee ze zingt.

Volle overgave

Ook voor de zangeres is het onverwachte succes allemaal maar moeilijk te bevatten, maar ze zorgt dat ze er optimaal van geniet. In een scène tussen de Franse chansons door zien we Snijders ’s nachts met haar auto langs haar lievelingsplek Schiphol rijden. Ze geniet van de talrijke lichtjes en blikt terug op haar optredens: “Je komt op zoveel verschillende plaatsen. Je bent een soort Alice in Wonderland. En steeds weer neem je als een soort slak je eigen huis mee.” Woorden die Snijders typeren; ze schijnt werkelijk alles intensief te ervaren en met volle overgave tot zich te laten komen.

Het sterkst komt dit terug in haar zang, die we onder andere in
acht nieuwe
stukken te horen krijgen die niet op Quand tu dors stonden. Gezamenlijk zorgt dit voor ruim twee uur lang intens kijkplezier, waarbij je werkelijk tot in het diepst van je ziel wordt geraakt: je wordt er stil van en het kippenvelgehalte is hoog. Na het verhaal over het afgelopen jaar vraag je je af hoe deze diva haar carrière gaat vervolgen na de beëindiging van haar theatertour Wende. Zelf heeft ze altijd gezegd niet vast te zitten aan de Franse chansons. Hoewel, in haar voorstellingen schreeuwt ze momenteel nog uit: “Au Suivant!”.

Meer informatie over deze dvd en over de voorstelling Wende, die in ieder geval nog tot en met juni 2006 te zien is, vind je hier.

Boeken / Fictie

Een lugubere reis door modern Japan

recensie: In de misosoep

Nee, dit is niet de dromerige Murakami van De jacht op het verloren schaap, maar eerder zijn tegenpool. Ryu Murakami, net zo talentvol als zijn naamgenoot, schrijft niet over dansende dwergen en wollige schapen, maar over hoeren, moordenaars en het hypocriete Tokyo van nu. Op een koude en toch meeslepende wijze vertelt de Japanner over de eenzaamheid in grote steden en de morele leegte die Japanse jongeren voelen. Zo kinderlijk als de afbeelding op de voorkant van het boek is, zo bloederig is het verhaal dat tussen de twee kaften op de lezer wacht.

Het lugubere verhaal begint met de ontmoeting tussen de stevige Amerikaan Frank en de jonge Japanner Kenji in een hotel in Tokyo. Frank is een toerist en hij betaalt Kenji om hem drie avonden lang wegwijs te maken in de seksdistricten van de Japanse hoofdstad. Al op de eerste avond valt het Kenji op dat de Amerikaan wel een zeer vreemde kerel is, die door de kleinste dingen woedend kan worden. Verder lijkt Frank ook nog eens een pathologische leugenaar te zijn:

Nog geen uur daarvoor had Frank beweerd dat hij twee zussen had. Ik hoorde hem nóg zeggen dat zijn zussen op feestjes populaire komieken nadeden. En nu vertelde hij dat hij alleen broers had, met wie hij honkbal speelde! Het gekke was dat hij niet eens hoefde te liegen. Het leek vreemd dat hij Nomo [Japanse honkballer, red.] niet kende, maar om dat te verdoezelen hoefde hij toch niets uit zijn duim te zuigen? Hij zat niet in een vergaderzaal, maar in de wachtkamer van een peepshow!

Naar mate het karakter van Frank zich steeds verder ontvouwt, groeit bij Kenji het gevoel dat de dikke Amerikaan wel eens de seriemoordenaar zou kunnen zijn die de afgelopen weken Tokyo onveilig heeft gemaakt. Hoe raakt Kenji Frank kwijt zonder dat deze van zijn vermoedens op de hoogte raakt?

Ryu Murakami
Ryu Murakami

Hypocriete Kenji

Mooi en wrang detail van de hoofdpersoon in In de misosoep is hoe zijn eigen normen en waarden volledig in strijd zijn met zijn manier van leven. Hoewel hij een hekel heeft aan alle meisjes van zijn leeftijd die zichzelf prostitueren, zorgt juist hij voor hun klandizie. Hoewel Kenji zijn gal spuit over hoe Japanners tegenwoordig geld voor alles laat gaan, laat juist hij zijn opleiding ’tijdelijk’ varen om als seksreisleider in weinig tijd veel geld binnen te halen. Hij schrijft de mensen om zich heen de nare eigenschappen toe die er bij hem zijn ingeslopen, en ziet zichzelf desondanks als een buitenstaander van de maatschappij die hij verwerpt.

American Psycho in Japan

De kern van In de misosoep kent vele gelijkenissen met American Psycho van Bret Easton Ellis: de hoofdpersoon draait mee in een zelfzuchtige wereld die hij diep van binnen haat. Ook is er in beide boeken sprake van een toenemende mate van geweld, eindigend in een soort geweldsexplosie. Wat In de misosoep wel onderscheidt van American Psycho (naast uiteraard de plek waar het allemaal plaatsvindt) is dat de hoofdpersoon in wezen wel een goed mens is. Geld heeft hem verleid om aan de donkerdere kant van de stad te gaan werken, maar werken is dan ook het enige waar hij zich in dat gedeelte van Tokyo mee bezig houdt.

Even slikken, dan makkelijk verteerbaar

Ryu Murakami heeft een verhaal geschreven dat bol staat van seks en geweld; bij de geweldsclimax vliegt het bloed je om de oren. Desondanks is In de misosoep een boek dat zeer plezierig leest. Murakami wisselt de verhalende stukken tijdig af met dialogen, waardoor het verhaal goed doorloopt. Hoewel het onderwerp niet voor iedereen even geschikt is, is In de misosoep een fascinerend boek dat luguber, spannend, maar ook zeer vermakelijk is.

Boeken / Fictie

Over atletiek en kennis

recensie: Bernlef - De onzichtbare jongen

Berlef ontleende zijn naam aan een blinde, Friese dichter uit de achtste eeuw van wie verder niets bekend is. Dat laatste is over hemzelf niet meer te zeggen; Bernlef heeft al enkele tientallen romans op zijn naam staan, brengt om de paar jaar een dichtbundel uit, is betrokken geweest bij verschillende tijdschriften en ontving twaalf literatuurprijzen. Daarnaast verschenen er brieven, essays en vertalingen en zat hij in de jury van o.a. de P.C. Hooftprijs. Met De onzichtbare jongen voegt hij opnieuw een boek aan zijn omvangrijke oeuvre toe.

Waar het in Hersenschimmen, de roman waarmee hij doorbrak en die tot in den treure zal worden aangehaald, nog om het verlies van herinneringen ging, kiest Bernlef in De onzichtbare jongen voor een ander thema: het niet in staat zijn ook maar iets te vergeten. Centraal in de roman staat Wouter van Bakel. Op zijn dertiende ontmoet Wouter Max Veldman, die net naar Amsterdam is verhuisd. Tussen de twee jongens ontwikkelt zich een hechte vriendschap, ondanks het feit dat beiden volledig verschillend lijken te zijn. Waar Max met zijn neus in de boeken zit, droomt Wouter ervan hardlooprecords te verbreken. Wanneer het tweetal naar de middelbare school gaat, zien ze elkaar minder en minder. Wouter richt zich op de atletiek, Max legt een basis van kennis aan. En het duurt jaren voor ze elkaar opnieuw ontmoeten en zien wat er van de ander geworden is.

Autobiografisch

Voor De onzichbare jongen heeft Bernlef veel uit zijn eigen leven geput, zodat vooral de persoon Wouter behoorlijk wat autobiografische elementen bevat. Het idee voor de roman ontstond toen Bernlef een fikse ontsteking aan zijn enkel kreeg, die hem er als gevolg van zijn trage tempo in feite toe dwong alles veel intenser waar te nemen. Ook Wouters fascinatie voor atletiek putte de schrijver uit zijn eigen leven, evenals het fragment waarin Wouter Fanny Blankers-Koen verslaat en de jaren in militaire dienst. In Amsterdam, de stad waar Max en Wouter elkaar ontmoeten, bracht Bernlef voorts een groot deel van zijn leven door.

Onzichtbaarheid

Onzichtbaarheid: het sleutelwoord uit de titel van het boek. Bernlef laat gedurende de roman zien dat er vele manieren zijn waarop iets onzichtbaar kan worden. Sinds hij The invisible man van Wells heeft gelezen, is Max gefascineerd door dit fenomeen, het is zijn ideaal. Hij wil niets liever dan zelf zo onzichtbaar mogelijk zijn:

Je moet je heel stil houden. Achter in de klas gaan zitten en nooit je vinger opsteken of “meester, meester” sissen met je armen stijf over elkaar, zoals meiden dat doen als ze een beurt willen.

Wouter ervaart onzichtbaarheid wanneer hij zich beperkt tot de wereld van de atletiek en hij de rest van de wereld uit het oog verliest – en opnieuw wanneer hij uit het sociale leven wordt weggerukt door een plotselinge spierziekte.

Favoriete thema’s

~

In De onzichtbare jongen komen twee van Bernlefs favoriete thema’s terug: het geheugen en waarnemen. Bernlef laat zien dat niets kunnen vergeten een vloek is, wellicht zelfs nog meer dan niets kunnen onthouden. “Hij kon zijn herinneringen niet afbreken, zoals hij zelf zei”, wordt over Max gezegd. Het waarnemen is daarmee verbonden. Max is verplicht alles in zich op te nemen wat hij waarneemt. Wanneer Wouter wordt getroffen door een verlamming van zijn spieren, overkomt hem hetzelfde. Door de traagheid waarmee hij wordt gedwongen zich voort te bewegen, kan hij niets anders dan alles uitgebreid in zich opnemen. Een derde thema dat verband houdt met deze twee is de wind, die steeds opnieuw terugkeert in de roman. Wouter heeft de wind nodig om sneller en sneller te lopen, Max probeert een systeem te vinden in de wind, zoals hij in alles een systeem zoekt. Aanvankelijk doet hij dat door een windmeter te bouwen, later in zijn leven door tochtverschillen binnen een kamer te meten.

Ziektebeeld

De onzichtbare jongen is grotendeels een prettig leesbaar boek, geschreven in Bernlefs vlotte stijl. Het verhaal wordt echter geforceerd onderbroken door de inleidende stukjes tekst die iedere paar bladzijden opduiken, waarin soms Wouter rechtstreeks wordt aangesproken (“Op grond daarvan kon je misschien voorspellingen doen.”) en soms een situatie wordt weergegeven (“Aan een windmeter heb je niets als de wind hem wegwaait”). Ook weet Bernlef Max’ psychische problemen niet zo overtuigend neer te zetten zoals hij dat deed in Hersenschimmen, want meer dan het verhaal van de jongen die onzichbaar wilde zijn, is de roman het verhaal van Wouter geworden. Maar dat is een keuze.

Boeken / Strip

Wreedheid als stijlmiddel

recensie: Mark Hendriks - Koningin Min (en andere Koreaanse verhalen)

Mark Hendriks’ fascinatie voor de Oosterse cultuur heeft al een aantal fraaie stripalbums opgeleverd. In alle verhalen speelt de Japanse pornoactrice Tomoyo de hoofdrol. Ook het nieuwste boek brengt hier geen verandering in. Dit keer zien we haar terug in de rol van koningin Min.

We schrijven het jaar 1895. Als een verlicht despoot heerst de koningin over haar Koreaanse rijk. Met duidelijke tegenzin ontvangt ze allerlei buitenlandse diplomaten, die manmoedige pogingen doen de wederzijdse handelsbetrekkingen veilig te stellen. Hierna volgen de gebeurtenissen zich in een razendsnel tempo op. Tijdens een van de nachtelijke bezoekjes aan haar Russische minnaar wordt het koninklijk paleis overvallen. In hun zoektocht naar de koningin brengen de indringers de hele hofhouding om het leven. En zoals we dat van de auteur gewend zijn, worden deze handelingen zonder terughoudendheid opgetekend. De afgehakte ledematen vliegen de lezer om de oren.

Lokale lekkernij

~

Toch is er in dat opzicht wel een verschil met de voorgaande albums. De humor die de extreem gewelddadige scènes verteerbaar maakten, ontbreekt nu veelal. Ze lijken meer een doel op zichzelf te zijn geworden, zonder iets wezenlijks toe te voegen aan het geheel. Het heeft er alle schijn van dat de auteur weinig fiducie heeft in zijn eigen creatie, en dat hij alle zeilen moet bijzetten om de lezer bij de les te houden. In dat geval wordt de opgediende wreedheid aangewend als stijlmiddel. Zonder al deze gruwelijkheden blijft er bar weinig van het verhaal over. Het bizarre dieptepunt wordt bereikt als de Japanners het Koreaanse paradijs binnenvallen. Als daad van verzet wordt een soldaat door koningin Min onthoofd, in stukken gehakt en de Japanse opperbevelhebber voorgeschoteld als lokale lekkernij.

Erotische escapades

In de volgende episodes zien we de koningin, gekroond met de naam Tomoko, als lerares op een Japanse basisschool. Ze heeft haar land moeten ontvluchten om aan de bezetter te ontkomen. Maar echt gelukkig is ze niet. Het duurt dan ook niet lang of ze bedriegt haar echtgenoot met een van haar leerlingen. In de verwikkelingen die volgen, toont Mark Hendriks zich op zijn best. Mooie subtiele passages worden afgewisseld met prikkelend erotische escapades. De hunkering naar verboden passie en daarnaast de angst en vertwijfeling worden op een indrukwekkende manier in beeld gebracht. De personages spelen hier zo ingetogen en natuurlijk hun rol, dat je als lezer het verhaal wordt ingezogen, of je wilt of niet. Al snel wordt duidelijk dat de aantrekkelijke leerling in duistere zaken zit. Veiligheidsdiensten zitten hem op de hielen. Abrupt komt aan het prille geluk een einde. Maar geheel volgens de filosofie van de auteur vormt de vrouw het sterke geslacht. Op haast bovennatuurlijke wijze overleeft ze een moordaanslag (nota bene gepleegd door haar jonge geliefde), en ze neemt op een gruwelijke wijze wraak.

Idyllische landschappen

~

De tekenstijl is zoals altijd zeer herkenbaar. Met een paar vlijmscherpe pennenstreken brengt Hendriks zijn karakters tot leven. Vaak ogen ze als karikaturen van de mensheid. De idyllische landschappen in gewassen inkt vormen een fraai contrast met de excentriciteit van de stijl. Volgens veel insiders is de auteur hiermee schatplichtig aan de grote Hugo Pratt. In Koningin Min geeft Mark Hendriks hier op zijn eigen ludieke, maar ondubbelzinnige wijze commentaar op: in een bepaalde scène zien we hoe de koningin de zeeman Corto Maltese (de beroemde creatie van Hugo Pratt) van dichtbij door het hoofd schiet, opensnijdt en haar tanden in zijn lever zet.

Met Koningin Min heeft Mark Hendriks zeker niet zijn beste album gemaakt. Daarvoor oogt zijn voorliefde voor wreedheden in dit boek te veel als een kunstje. Dat is jammer, want onder al dat ziekelijke sadisme sluimert voldoende schoonheid die de lezer niet onberoerd laat.

Boeken / Fictie

Het te laat onthulde geheim

recensie: Ben jij Engel, het debuut van Hans Barendse

.

Lichaam en geest

Het uitgangspunt van Ben jij Engel is de tegenstelling tussen lichaam en geest, en tussen Satan en God. De jonge, naamloze hoofdpersoon (tevens verteller) krijgt een heel ander leven als op een dag een meisje bij hem aanbelt. Hij voelt zich enorm tot haar aangetrokken, maar zij laat hem niet toe tot haar lichaam. Wanneer zij hem voorstelt dat hij haar leven krijgt op haar 28e verjaardag in ruil voor volledige kuisheid tot die dag, accepteert hij dat gretig. Vanaf dan luistert hij naar haar verhalen over haar minnaars en minnaressen, zonder haar ooit aan te raken, of zelfs over haar te fantaseren. Langzamerhand zoekt zij echter meer toenadering en ze komt zelfs bij hem in huis wonen. Dan blijkt ze zwanger te zijn, en de afspraak en het meisje komen in een heel ander licht te staan.

Religieuze beelden

~

De onthulling van het ‘geheim’ van het meisje vindt pas twintig bladzijden voor het einde plaats en pas dan worden veel dingen duidelijk – voor de hoofdpersoon en voor de lezer. Pas dán snap je iets van de relatie en pas dán snap je iets van de verwijzingen naar religieuze symbolen eerder in het boek. Of nou ja, verwijzingen… Eenmaal krijgt de hoofdpersoon een popje dat met plakband vastgeplakt is aan een plastic kruis, en dat beeld blijft steeds terugkomen. Ook leest hij wel eens in zijn ‘Heilige Bijbel’, maar wat en waarom is niet duidelijk. Een van de problemen van Ben jij Engel is eigenlijk het gebrek aan goede, interessante beelden. Juist een filosofisch-religieus uitgangspunt als dit leent zich voor een creatieve uitwerking, maar Barendse slaagt er niet in zijn symboliek overtuigend uit te werken.

Voortkabbelend verhaaltje

Ook de stijl van het boek schiet te kort. Pas tegen het einde, als hij schrijft wat er gebeurt, pas als er iets gebéurt, wordt de lezer meegetrokken in het verhaal. Tot die tijd is het een voortkabbelend, semi-poëtisch en ietwat traag levensverhaal van een jonge jongen. De niet zo inventieve beelden worden te vaak en te letterlijk herhaald, waardoor ze nog minder interessant zijn en de kracht van de herhaling juist verloren gaat. Zijn beschrijvingen zijn te kort en niet overtuigend, de semi-tragische mijmeringen van de hoofdpersoon blijven plat en levenloos. Het zijn de gedachten van een stuntelige student zoals de schrijver zelf. Het lijkt wel of Barendse niet genoeg woorden heeft voor wat hij wil zeggen. Dit gecombineerd met een redacteur die constructies als ‘haar invloed op mij is als een drugs’ laat staan, maakt het boek slecht leesbaar.

Potentie

Maar toch, dat einde… Zodra er iets in het boek gebéurt, zodra er actie plaatsvindt, leest het als een trein. Het verhaal krijgt vorm en dingen beginnen op hun plaats te vallen. Het einde geeft het boek zin, maar het komt eigenlijk iets te laat. Barendse heeft zich te veel geconcentreerd op het filosofische aspect en is daarbij het verhaal een beetje uit het oog verloren. En dat is jammer, want dat verhaal is best interessant. Barendse is niet die nieuwe briljante schrijver, maar met een kleine herstructurering, een blik in het woordenboek en een betere redacteur zou hij wel een heel aardig boek geschreven hebben. Misschien is dat iets voor zijn tweede?

Muziek / Album
recensie: The Rolling Stones - A Bigger Bang

In dezelfde week waarin ‘die ene ouwe rot’ (lees: Paul McCartney) de muziekliefhebber aangenaam heeft verrast met een werkelijk schitterend nieuw album (Chaos and Creation in the Backyard), kwam ook de nieuwe Stones uit. Beetje flauw om ouwe rotten onderling te vergelijken als ze muzikaal vrij weinig met elkaar te maken hebben. Toch, het moet gezegd: ook de nieuwe plaat van ‘die andere ouwe rotten’ verraste mij ten zeerste. En wil je dan zoeken naar een duidelijke overeenkomst tussen beide werken? Dan hoef je echt niet lang te luisteren eer je die vindt; namelijk de inspirerende bevlogenheid die er vanaf spat. Ja, ook bij de Stones, ja. En dát is op z’n minst opvallend te noemen.

Je leest het goed, A Bigger Bang van The Rolling Stones is gewoon een goede plaat. Een conclusie die ik bij ieder nieuw Stones-album na Some Girls (vooruit, Tattoo You uit 1981 mag ook nog meedoen) nooit meer heb gemaakt. Waarom deze plaat dan zoveel beter is dan al die voorgaande wegwerprock? Het antwoord lijkt simpel, maar bevat eveneens een waarheid als een koe: hier is overduidelijk met lol en bezieling aan gewerkt, en dat was vroeger volgens mij wel eens anders. Dit was geen verplicht kunstje. Dit was iets waar de band gewoon zin in had. Dat merk je. De studio’s in en opnemen maar. Hè, lekker! Weer muziek maken! Of, zoals Keith Richards het onlangs zelf verwoordde: The fact that we’ve done it many times before, doesn’t mean we can’t make the next one better. We’re actually dedicated, man. Die zit! En ja, wat mij betreft heeft ‘ie gelijk ook. Want het is zeker dedicated, vijftien (van de zestien) nummers lang.

~

Oerknal

Om hem zelf maar even flauw in te koppen: A Bigger Bang komt binnen als een oerknal. Dit nieuwe schijfje laat Stones horen die beter klinken dan we de afgelopen jaren gewend waren. Neem dat eerste nummer Rough Justice. Heerlijk rauw, lekker schurend. Inclusief schreeuwende Jagger (hoor dat flinterdunne distortiongeluid over die stem!). Gewoon lekker. Dít zijn van die nummers die live super naast al die andere Stoneskrakers uitgevoerd kunnen worden. Dan Let Me Down Slow. Zohoo! Die zit wat mij betreft ook! Zo’n typisch Stones-liefdesliedje met open Keith-akkoorden rondom een mooi bluesthema. Vervolgens It Won’t Take Long. ‘t Rockt wederom de pan uit. Een ronkend refrein, inclusief dat Stones-jarenzeventig jasje. Ze kunnen het nog! Ze willen het nog! Typisch hoe mooi het gitaargeluid hier klinkt. Ook dat was op vorige albums vaak anders. De funk van Black and Blue (het zal niet waar zijn!) laat zich horen bij nummer vier, Rain All Down. En als ik een nieuw Stones-nummer hoor, dat maar iets wegheeft van Black and Blue, dan kan ik niets anders dan mijzelf zeer gelukkig prijzen. De single Streets of Love is leuk, maar ook weer niet niet heel erg wereldschokkend. Meteen maar doorgaan naar één van de hoogtepunten van deze cd, Back Of My Hand. Dit nummer brengt de Stones letterlijk terug bij het ‘prille begin’. Bij een Muddy Waters-achtige compositie. Hallelujah, Mannish Boys!

Afgeladen Kuip-stadion

She Saw Me Coming klinkt op het eerste gehoor als niemendalletje, maar na een paar keer aanhoren blijkt de kracht van het refrein erg aanstekelijk. Een afgeladen Kuip-stadion dat luidkeels meezingt met dit nummer? Zal me niets verbazen. Biggest Mistake lijkt op een Jagger-solo compositie. Dat betekent niet per definitie dat het een minder goed nummer is, overigens. Het lijkt op deze cd alleen een beetje buiten de boot te vallen. En dan volgt weer een verrassing. De door Richards gezongen compositie This Place is Empty. Een piano op de voorgrond, een Angie-achtige tokkel op de achtergrond. Mooie tweede stem van Jagger ook. Dit is (hoe gek dat ook klinkt om te zeggen van een door Richards gezongen nummer) puur genieten. Een mooie slide (je denkt van Wood, maar feitelijk van Jagger) completeert deze parel.

Stekelige riffs

Dangerous Beauty draait om stekelige riffs die mooi om elkaar heen wentelen. Het schreeuwkoortje in het refrein geeft een beetje weer hoeveel lol de bandleden gehad moeten hebben tijdens de opnames (luister ook naar die bevlogen Richards-gitaarsolo!). Laugh, I Nearly Died is een rustig stuk dat erg mooi door Jagger wordt gezongen. Sweet Neo-Con is de Anti-Bush song van de band waarover de media al een tijdje schrijven. Het nummer bijt, het nummer zet aan tot nadenken. You call yourself a Christian, I think that you’re a hypocrite. How come, you’re so wrong? Precies. Weinig meer aan toe te voegen. Behalve dan misschien dat het ook nog eens een knettersgoed nummer is. Als je het muzikaal met een ander Stones-nummer zou moeten vergelijken? Love is Strong. Maar dan beter.

Dan het laatste nummer van de cd, Infamy. Het had wat mij betreft van de plaat mogen blijven. Richards’ zang is hier ook niet echt lekker. Eerlijkheidshalve het enige échte saaie nummer (inclusief eeuwig durende repeterende niet originele gitaarlick) op deze plaat. Ik noem dat een smetje. Een klein dompertje op een verder onverwachts goede plaat. Kortom, vlak ook deze ‘ouwe rotten’ nog niet uit. Zó mogen ze wat mij betreft nog wel even doorgaan.