Film / Films

Leven en lijden van de kunstenaar

recensie: Kieslowski's Amator

In de even uitgelezen als dure reeks ‘Europese Klassieken’ van NRC Handelsblad (€ 24,95 per DVD, met extra’s van wisselende kwaliteit) verscheen als juli-schijf Krzysztof Kieslowskis Amator. Die film handelt over de klungelige Filip Mosz (een rol van acteur en regisseur Jerzy Stuhr, die ook meehielp het script voor Amator te schrijven), die een dure, nieuwe filmcamera gekocht heeft om zijn pasgeboren kind te kunnen vastleggen.

~

Krzysztof Kieslowski werd in zijn geboorteland Polen eerst bekend als documentairefilmer. Amator, één van Kieslowski weinige vroege fictiefilms, bracht hem in 1979 internationale roem. Toch zal de regisseur waarschijnlijk eerder de geschiedenis ingaan vanwege de latere Dekalog (tien televisiefilms over de tien geboden, waarvan enkele episoden later versneden werden tot A short film about killing en A short film about love) en de nog latere trilogie Trois Couleurs (onder andere geïnspireerd op de drie kreten van de Franse Revolutie: liberté, equalité & fraternité (en de bijbehorende kleuren)). Amator is heel klein en weinig abstract van opzet, met een ‘normaal mens’ als hoofdfiguur, en daardoor spreekt de film misschien wat makkelijker aan bij een groter publiek.

Morele verwarring

Filip heeft bepaald niet het meest gemakzuchtige tijdverdrijf gekozen. Niet iedereen houdt ervan om gefilmd te worden, en niet iedereen houdt van filmers. De opgewekte, kluchtige sfeer waarmee de film begint, dendert al gauw bergafwaarts als steeds meer mensen invloed willen uitoefenen op Filips nieuwe hobby. Op die manier snijdt Kieslowski in Amator de eisen en verantwoordelijkheden aan die komen kijken bij het kunstenaarschap. Arme Filip wordt verscheurd door de loyaliteitskwesties waarin hij verzeild raakt. Moet Mosz zich op zijn kop laten zitten door zijn baas en de misstanden in de fabriek en in de dorpspolitiek toch maar niet filmen? Is de mevrouw van de filmliga wel echt geïnteresseerd in zijn films, of zegt ze dat om Filip te verleiden? Dan kiest ze wel het goede moment, want de relatie met zijn vrouw Irka staat onder druk, omdat zij graag wil dat hij het filmen maar helemaal op zou geven: Filip besteedt de laatste tijd meer aandacht aan de camera dan aan zijn prille gezin. Filips vertwijfeling past goed in de Poolse stroming waartoe Kieslowski gerekend werd, en die bekend stond als de school van ‘morele verwarring’. Die had als streven ethische verantwoordelijkheden te schetsen en te onderzoeken.

Je hebt kwaliteit en je hebt kwaliteit

Stuhr volvoert Moszs gewetensstrijd met verve, en daarom is het jammer dat onder het kijken toch het vermoeden rijst dat NRC (en distributeur Homescreen) zich er misschien met een jantje-van-leiden vanaf heeft proberen te maken. Vooral in het begin, tijdens een nachtelijke scène, laat de beeldkwaliteit te wensen over, en naarmate de verwikkelingen complexer worden, vraag je je af of de ondertiteling niet af en toe een steekje laat vallen. Anderzijds dient NRC geprezen te worden om het uitstekende initiatief om een selecte groep films uit te brengen op DVD, die anders nooit, of pas na lange tijd, op die manier zouden verschijnen. En het schijnbare succes van de serie bewijst dat er wel degelijk een markt bestaat voor deze verzameling ‘kwaliteitsklassiekers’ (al verstaan de termen ‘markt’ en ‘kwaliteit’ elkaar vaak slecht).

Filips strubbelingen zijn niet van alle, maar misschien wel van deze tijden: wat de maatschappelijke en persoonlijke verantwoordelijkheden van de kunstenaar zijn, is op dit moment even relevant als vijfentwintig jaar terug, toen Polen nog achter het IJzeren Gordijn lag. Dat maakt de film alleen maar achtenswaardiger. Ondanks de typische Oost-Europese kledij en interieurs spreekt Amator ook nu nog aan.

Boeken / Fictie

Excentriekelingen in Engeland

recensie: Elias Canetti - Party tijdens de blitz: de Engelse jaren

Hoewel Elias Canetti (1905-1994) met het fantastische Het martyrium slechts één roman op zijn naam heeft staan en verder ook niet heel veel fictie geschreven heeft, staat hij toch bekend als een van de grootste Duitse prozaïsten van de twintigste eeuw. Deze roem heeft hij vooral te danken aan zijn befaamde driedelige autobiografie: De behouden tong, Fakkel in het oor en Het ogenspel. Het door Elly Schippers vertaalde Party tijdens de blitz: de Engelse jaren, het vierde en niet geheel voltooide deel van deze autobiografie, doet ondanks het ietwat fragmentarische karakter ervan niet tot nauwelijks onder voor zijn drie voorgangers.

Party tijdens de blitz zou tot het genre van de bekentenisliteratuur gerekend kunnen worden, met als kanttekening echter dat je over Canetti persoonlijk maar weinig te weten komt. Een scherp, diepzinnig en sprankelend boekje vol memorabele portretten van bekende en minder bekende personen. Er komen uiteenlopende figuren in voor over wie Canetti telkens iets verassend te zeggen heeft. Zo lezen we over het bokkengezang van Bertrand Russel, over de roem van de door Canetti verfoeide T.S. Elliot (“Zal men zich daar ooit voldoende voor schamen?”), over de conservatieve Enoch Powell die trekjes heeft van een demagoog, en natuurlijk over de vele Engelse parties die zelfs tijdens de Blitz hun doorgang vonden.

Onzichtbaar

~

Aanvankelijk ging Canetti naar Engeland om aan het misdadige regime van Hitler te ontsnappen, maar ook na de oorlog bleef hij er nog lange tijd wonen, wat al aangeeft dat het hem er meer beviel dat hij zelf wilde toegeven. In Engeland was Canetti destijds nauwelijks bekend. Het Martyrium was nog niet in het Engels vertaald, waardoor vrijwel niemand het had gelezen (Canetti vertelt over de plannen van een ‘vriendin’ om het te vertalen). Dit maakte Canetti zo goed als onzichtbaar in de hoogmoedige societykringen van Engeland, waarover de door Canetti zo gehate T.S. Elliot de scepter zwaaide en waar een schrijver zonder aantoonbaar oeuvre nauwelijks meetelde. Voor Canetti was dit nauwelijks een ramp. Iemand als hij functioneert het best als observator en daarvoor kun je beter maar onzichtbaar zijn. Dat betekent niet dat hij zijn tijd in eenzaamheid moest doorbrengen. Hij had vele excentrieke vrienden en kennissen, waarvan de meeste geregeld opduiken in Party tijdens de blitz.

Iris Murdoch

Een van de meest verassende portretten is die van Iris Murdoch. De anders altijd zo milde Canetti gaat behoorlijk tekeer tegen zijn vroegere minnares. Hij beschrijft haar als een kleinburgerlijke alleseter, die zowel qua ideeën als qua minnaars weinig kieskeurig was. Tijdens het lezen van dit haatdragende portret kun je je niet aan de indruk onttrekken dat Canetti niet helemaal eerlijk is als hij zegt:

Dit is de enige keer in mijn leven geweest dat ik met een vrouw was die ik niet interessant vond om de liefde mee te bedrijven.

Waarom dan toch zo’n rancuneuze afrekening? Niemand, zelfs T.S. Elliot niet, krijgt er zo van langs als Murdoch. Haar vierentwintig romans staan volgens Canetti vol met Oxford-gebazel en haar filosofische werk is niet om door te komen. En er is nog wel meer mis met haar:

Ze neemt niets helemaal aan, ze wijst niets helemaal af, het blijft alles bij elkaar onafgerond, ongevaarlijk en tolerable (Engels voor dragelijk).

Alles bij elkaar levert Canetti’s tirade een fascinerend portret op dat ongetwijfeld niet ver bezijden de waarheid is, maar dat wel buitenproportioneel lijkt voor iemand die zo oninteressant zou zijn. Als hij over Murdoch praat lijkt Canetti alle voorzichtigheid uit het oog te verliezen en de kraan volledig open te zetten. Zo vertelt hij in geuren en kleuren over de aanvang van de ietwat kille copulatie, die plaatsvond op Canetti’s bank. Zoiets kom je in de portretten van Canetti’s andere minnaressen nergens tegen.

Onvoltooid

Het grootse van Canetti’s proza is dat het niet uitmaakt of je de mensen waarover hij schrijft wel of niet kent. Canetti weet ze zo neer te zetten dat ze een universeel karakter krijgen en ze je vrijwel direct gaan interesseren. Het doet er daarbij niet eens zo heel veel toe of het nu om Churchill of om een filosoferende straatveger gaat. Het is goed te merken dat Canetti nog niet de laatste hand had gelegd aan zijn Engelse memoires. Hij herhaalt zichzelf verschillende keren en stopt soms erg abrupt. Bovendien is Party tijdens de blitz, in tegenstelling tot de andere drie autobiografische werken, geen chronologisch geordend geheel geworden. Deze onvoltooidheid doet echter niks af aan Canetti’s sprankelende proza.

Boeken / Kunstboek

Ruud Schenk – US in NL. Amerikaanse Kunst in Nederlandse Musea 1945-2002

recensie: US in NL. Amerikaanse kunst in Nederlandse musea 1945-2002

In deze populair-wetenschappelijke verhandeling geeft Ruud Schenk, als conservator moderne kunst verbonden aan het Groninger Museum, een overzicht van de naoorlogse Amerikaanse kunst die in het bezit is van Nederlandse musea. Schenk stelt dat tot op heden ‘slechts enkele musea hun bezit geheel of gedeeltelijk in bestandscatalogi hebben vastgelegd’. Toch is kennis van die geschiedenis volgens hem van groot belang voor het voeren van een gefundeerd museumbeleid.

Louis Morris, Alpha Sigma, 1961. Olieverf op doek. Collectie: Van Abbemuseum
Louis Morris, Alpha Sigma, 1961. Olieverf op doek. Collectie: Van Abbemuseum

Oorsponkelijk had de auteur de intentie om ‘de’ Amerikaanse kunst, dat wil zeggen kunst uit de Verenigde Staten, in Nederlands museumbezit te catalogiseren. Om praktische redenen werd aan die ambitie een aantal beperkingen gesteld. Zo is alleen kunst van na 1945 opgenomen; enerzijds omdat kunst van vroegere datum weinig in Nederlandse musea is vertegenwoordigd, anderzijds omdat de Verenigde Staten zich pas na 1945 gingen manifesteren in de internationale kunstwereld (startpunt: Abstract Expressionisme van Jackson Pollock en Willem de Kooning). Tot aan dat moment gold Europa als het ‘beloofde land’: “Amerikanen die aan het begin van de negentiende eeuw kunstenaar wilden worden, moesten voor een behoorlijke opleiding eerst naar Engeland of Frankrijk…”.
Een tweede beperking betreft de vraag wie als Amerikaans kunstenaar kan worden beschouwd. Uiteindelijk werd besloten de ‘nationaliteit’ van de kunstenaars voor een deel te negeren en mede te kijken naar wie als kunstenaar ‘volwassen’ is geworden in de VS. Zo kan het verkeren dat kunstenaars als Marcel Duchamp en Christo niet zijn opgenomen, en de in Rotterdam geboren De Kooning wel.
Een derde beperking betreft het materiaal en de techniek. Toegepaste kunst zoals meubels, textiel, keramiek, glas en grafische vormgeving blijven buiten beschouwing. Qua fotografie is alleen werk opgenomen dat zich manifesteert als ‘kunst voor aan de wand’ – een definitie die ons doet gruwelen. Zodoende ontbreken belangrijke fotografen als Diane Arbus, Larry Clark en Nan Goldin. Hieruit blijkt eens te meer dat fotografie en kunst ook anno 2005 nog altijd een moeizame relatie onderhouden.

Scepsis

Malcolm Morley, Ship's dinner party, 1966. Magnacolor-acrylverf op doek. Collectie: Centraal Museum, Utrecht.
Morley, Malcolm (Londen 1931 – ), Ship’s dinner party, 1966. Magnacolor-acrylverf op doek. Collectie: Centraal Museum, Utrecht.

Schenks boek bestaat uit twee delen. In deel één wordt uiteengezet hoe Amerikaanse kunst van na 1945 zijn weg heeft gevonden naar Europese, en specifieker naar Nederlandse musea.
Het blijkt een moeizaam proces te zijn geweest. In Nederland heerste bij museumdirecteuren aanvankelijk de nodige scepsis. Zo gaf Stedelijk Museum-directeur Willem Sandberg lange tijd de voorkeur aan de sociaal bewogen schilderijen van Ben Shahn, en nam hij ondanks verscheidene aansporingen niet de moeite om tijdens een trip naar Amerika een bezoek te brengen aan Willem de Kooning. Merkwaardig als je bedenkt dat vooraanstaand criticus Clement Greenberg De Kooning naar aanleiding van een tentoonstelling in de galerie van Charles Egan had betiteld als ‘één van vier of vijf belangrijkste schilders in het land’. Ook Edy de Wilde, toenmalig directeur van het Van Abbemuseum, schreef in 1958 in Museumjournaal een kort afwijzend stukje over de nieuwe Amerikaanse kunst. Beiden zouden kort daarop tot inkeer komen. Zo trachtte De Wilde in 1959 zonder veel succes een schilderij van De Kooning te verwerven voor het Van Abbe.

Als grote doorbraak van de Amerikaanse kunst in Europa geldt volgens Schenk de reizende groepsexpositie ‘The New American Painting’ (in oktober 1958 in het Stedelijk Museum te zien onder de titel ‘Jong Amerika schildert’), een productie van het Museum of Modern Art (MOMA). Arnold Rudlinger, directeur van de KunstHalle in Basel, speelde daarin een belangrijke rol; hij was de eerste Europese museumdirecteur die belangstelling toonde voor de Amerikaanse kunst.

Veilige keuze

Jackson Pollock, The water bull.
Jackson Pollock, The water bull.

Het tweede deel van US in NL bevat een selectie van Amerikaanse kunstenaars die met werk zijn vertegenwoordigd in Nederlandse musea. Schenk concentreert zich vooral op grote namen als Alexander Calder, Jackson Pollock, Barnet Newman, David Smith, Robert Rauschenberg, Donald Judd en Eva Hesse. Uit kunsthistorisch oogpunt begrijpelijk. Toch getuigt het niet van heel veel lef. De teksten voegen helaas weinig toe aan wat we al weten. De informatie die Schenk levert is kort en bondig. Dat veel van de kunstenaars die hij aanhaalt hun steentje hebben bijgedragen aan het proces van materiële vernieuwing, wordt slechts tussen neus en lippen door genoemd. Zo is Bruce Nauman ondermeer bekend van zijn neonsculpturen, heeft David Smith gebruikgemaakt van de buitenschilderkunstige materialen ijzer en staal en is de veel te vroeg gestorven Eva Hesse degene geweest die het materiaal latex in de kunstwereld heeft geïntroduceerd.

Het eigenlijke zwaartepunt van US in NL is de bijgeleverde cd-rom. Daarop is een inventarisatie te vinden van alle kunstwerken – onder de eerder gestelde beperkingen – die in het bezit zijn van de belangrijkste Nederlandse musea. Er zijn verscheidene zoekopties.
Het design is helaas niet om over naar huis te schrijven; daar had van ons iets meer aandacht aan mogen worden besteed. Toch wekt de volledigheid bewondering. Schenk en zijn team zijn duidelijk niet over een nacht ijs gegaan.

Uiteindelijk kan US in NL vooral worden beschouwd als een eerste aanzet tot verder onderzoek. Had Clifford M. Sobel, de Amerikaanse ambassadeur in Nederland, in zijn voorwoord toch gelijk.

Boeken / Strip

Narvalo: Vorstelijke Huurlingen // De Nieuwe IJstijd: Yeuse

recensie: Juszezak & Yann - Narvalo: Vorstelijke Huurlingen // G.J. Arnaud & Jotim - De Nieuwe IJstijd: Yeuse

Narvalo is een nieuwe serie, geschreven door Yann en getekend door de tamelijk onbekende Juszezak. Het betreft hier een verhaal over de nabije toekomst, als er voor de kust van Nederland een aantal mini-staatjes bestaan op booreilanden.
De Nieuwe IJstijd is een oude serie waarvan alweer deel 6 verschijnt. Naar de boeken van Arnaud tekent Jotim zijn verhalen over een nieuwe ijstijd, die is ontstaan na een explosie van de maan.

Narvalo: Vorstelijke Huurlingen

Voor het eerst sinds tien jaar komt Yann weer met een mannelijke hoofdrolspeler. Op deze manier presenteerde Dargaud Narvalo: Vorstelijke Huurlingen onlangs aan de pers – blijkbaar iets bijzonders dus. En inderdaad, verbazend vaak brengt Yann sterke vrouwelijke rollen naar voren in zijn albums. In dit album is het echter een aan virtual-reality-spellen verslaafde huurling die de hoofdrol opeist. Samen met zijn team, net als hijzelf verbonden aan een groot bedrijf, krijgt hij de opdracht het mini-koninkrijk Zeeland te beschermen, een booreiland net buiten de Nederlandse territoriale wateren. De oorsprong van dat ‘Zeeland’ wordt verder niet toegelicht, het ligt er gewoon al een hele tijd. De verhaallijn is dus futuristisch, maar verder is daar niet zo veel van te merken.

Hoge kwaliteit

De tekeningen zijn van hoge kwaliteit. Juszezak tekent alles in een realistische stijl en met de inkleuring wordt het goed afgemaakt. De personages zijn allemaal duidelijk te onderscheiden, iets waar andere realistische strips nog wel eens problemen mee hadden. Ook de omgevingen zijn mooi vormgegeven. De mini-koninkrijkjes komen wat klein over maar weten toch te overtuigen.

Onverklaarbare mini-koninkrijkjes

~

Het verhaal is leuk, maar heel veel dingen ‘vergeet’ Yann nog even uit te leggen: waarom er überhaupt mini-koninkrijkjes zijn bijvoorbeeld blijft een raadsel. Ook is de Nederlandse regering wel erg happig op het veroveren of vernietigen van deze staatjes, erg vreemd allemaal. Qua actie zit het wel goed, de nodige explosies en vuurgevechten zijn niet van de lucht. Om het interessant te maken heeft Yann Narvalo ook nog een redelijk mysterieus verleden gegeven waar we in deel twee waarschijnlijk meer over te weten komen.

Heel behoorlijk… voor een actiestrip

Voor een actiestrip is dit een heel behoorlijk album. De schietpartijen worden goed uitgewerkt en het achtergrondverhaal is speciaal genoeg om het te onderscheiden van andere, soortgelijke series. Helaas laat Yann daarmee toch ook een kans lopen, want als hij een beetje meer moeite had gedaan was het verhaal nog veel interessanter en bovendien overtuigender geweest. Nu zijn alle onverklaarbare dingen wel leuk om over te lezen, maar je vraagt je toch af hoe ze zijn ontstaan. Wellicht biedt deel twee op dat punt uitkomst. Helaas moet daar nog even op gewacht worden.

De Nieuwe IJstijd: Yeuse

Deze strip wordt gemaakt door een team van tekenaars onder het pseudoniem Jotim, maar Rossi (onder meer bekend van W.E.S.T.) is de voornaamste van deze tekenaars. In Yeuse is sprake van een nieuwe ijstijd, waarbij de aarde in een diepe nevel gehuld is geraakt als gevolg van een explosie van de maan. Dit alles wordt waarschijnlijk verklaard in de voorgaande delen, maar als je die niet hebt gelezen is het verhaal moeilijk te volgen. Voor de fans is dat natuurlijk geen probleem, de nieuwelingen valt echter aan te raden gewoon te beginnen bij deel een. In Yeuse volgen we Lien. Hij heeft een vriendin bij ‘de rossen’, een soort gemuteerde mensen met een dikke vacht. Helaas zijn deze figuren ook gewild bij premiejagers, en op een gegeven moment wordt de groep van Jdrien, zijn vriendin, dan ook weggevoerd. Lien gaat naar haar op zoek en beleeft tijdens zijn zoektocht een aantal avonturen.

Matige inkleuring

Laat je niet bedriegen door de mooie kaft van De Nieuwe IJstijd: Yeuse. Die is namelijk gemaakt door een andere artiest dan die van team Jotim en ziet er beter uit dan de tekeningen in het album zelf. Deze zijn net als bij Narvalo getekend in een realistische stijl en zijn op zich aardig, maar absoluut niet van een hoog niveau. De architectuur is redelijk maar als er grote tekeningen van in beeld komen, zijn de lijnen net iets te dik – dat geldt overigens ook wel voor de rest van de tekeningen. De inkleuring geeft de tekeningen wel wat extra diepte, maar is net iets te mat: het ziet er uit alsof het met de computer is gedaan en vermoedelijk is dat ook zo. Dat is jammer, want een goede inkleuring had de tekeningen naar een hoger niveau kunnen tillen.

Onduidelijk verhaal

Het verhaal in Yeuse is gebaseerd op de boeken van G.J. Arnaud en zal ongetwijfeld uitgespreid zijn over de vorige en volgende delen. In dit album gebeuren echter niet echt interessante dingen. Het draait allemaal om de zoektocht naar Jdrien, maar ondertussen slaapt Lien ook gezellig even met een andere vrouw. Dat is natuurlijk een beetje gek en doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van Liens wanhopige zoektocht. De omliggende gebeurtenissen zijn onduidelijk voor nieuwe lezers; het team van Jotim had makkelijk even een samenvatting kunnen geven op de eerste pagina.

Alleen interessant voor fans

Dit album is eigenlijk alleen interessant voor diegenen die de vorige albums al kennen en ook leuk vonden. Alles wat in De Nieuwe IJstijd: Yeuse gebeurt, heeft te maken met voorgaande delen. Er wordt niks uitgelegd, waardoor het verhaal haast niet te volgen is als je niet alle vorige delen kent. De tekeningen zijn matig en ook de inkleuring voegt daar helaas niet zoveel aan toe; dit zorgt voor een slechte band met de personages en juist in een album als dit is die essentieel.

Narvalo – Deel 1: Vorstelijke huurlingen • Tekeningen: Yann, scenario: Juszezak • Uitgever: Dargaud • Prijs: € 5.25 (softcover) • 48 pagina’s in kleur • ISBN 90-6793-773-8

De Nieuwe IJstijd, Jdrien Cyclus – Deel 6: Yeuse • Tekeningen en scenario Studio Jotim naar het werk van G.J. Arnaud • Uitgever: Dargaud • Prijs: € 5.25 (softcover) • 46 pagina’s in kleur • ISBN 90-6793-779-7

Kunst / Expo binnenland

ADAM – ontdek je plekje

recensie: ADAM

Wat is een stad nog meer dan een flink aantal gebouwen en een groot bevolkingsaantal per vierkante meter? Volgens Ignacy Sachs, schrijver van Facing the crises in large cities, zijn steden als mensen: ze behoren allemaal tot de stedelijke soort, maar dan wel elk met een eigen persoonlijkheid. Welke elementen scheppen dan de definities, of grenzen, van deze persoonlijkheid, en op welke wijze manifesteert deze stedelijke identiteit zich? Dat is het vraagstuk waar de bij het project ADAM betrokken kunstenaars zich op concentreren.

De heropening van SMART Project Space in het voormalig Pathologisch Anatomisch Laboratorium wordt gevierd met het stedelijk project ADAM. Het nieuwe gebouw op de hoek van de Arie Biemondstraat en de Nicolaas Beetsstraat vormt het vertrekpunt voor de tentoonstelling ADAM, die zich op verschillende locaties in de stad bevindt. Vanaf het Mercatorplein tot aan het Stork-terrein zijn de werken van de 33 deelnemende kunstenaars uit binnen- en buitenland te vinden. Om het overbruggen van de afstand te vergemakkelijken, kun je bij de SMART Project Space een ongemakkelijke witte fiets lenen, de zogeheten funky fiets.

Wie zoekt..

Job Koelewijn (NL), Jump (2005). Installation, wooden structure, mirrors, grass and water.
Job Koelewijn (NL), Jump (2005). Installation, wooden structure, mirrors, grass and water.

De locaties waar ADAM zich genesteld heeft zijn divers en verrassend – soms duidelijk aanwezig, dan weer bijna of werkelijk onvindbaar. Voor al het andere komt het gebruikmaken van de middelen die door de stad geboden worden, op de eerste plaats. Waar anders is er meer behoefte aan natuur dan op het Stork-industrieterrein? Job Koelewijns JUMP biedt een illusionaire zee aan ruimte en groen midden in het gigantische INIT-kantoorgebouw. Het werk prikkelt je te ontdekken waar de mogelijkheden liggen binnen de stedelijke beperkingen. De ruimte lijkt eindeloos, maar kan toch zijn benauwdheid niet van zich afschudden.

Lucy Wood (UK), You Would If You Could, but You Can’t So You Won’t (2005). Glass bridge; steel construction, glass tubes.
Lucy Wood (UK), You Would If You Could, but You Can’t So You Won’t (2005). Glass bridge; steel construction, glass tubes.

You would if you could, but you can’t so you won’t van Lucy Wood onderzoekt de betekenis van het wonen in de binnenstad (waar je zonder gêne door elkaars keukenraam naar binnen kunt kijken). Door middel van een drijvende brug op de Beulingsloot (tussen de Singel en de Herengracht) wordt de indruk gewekt dat de afstand tussen de aangelegen huizen, en bijbehorende bewoners, te verwaarlozen is. De brug ligt echter net iets van beide kanten af en maakt hierdoor betreding, of beter gezegd toenadering, onmogelijk.

De DazzleSHELTERs van Marco Cops zijn ‘woningen’ voor daklozen. Ouderwetse kartonnen dozen die voor het oog worden verborgen door middel van foto’s van de omliggende omgeving. Dit project is zo geslaagd dat de werken naadloos opgaan in de omgeving. Zo naadloos dat ‘onvindbaar’ een geschiktere term lijkt.

Identiteit / nationaliteit

Marco Cops (NL), DazzleSHELTER (2005).
Marco Cops (NL), DazzleSHELTER (2005).

Deze en de andere aanwezige kunstwerken bieden inzicht in hoe de bewoners van een stad invloed op hun omgeving kunnen uitoefenen, maar proberen ook te ontrafelen op welke wijze de omgeving henzelf beïnvloedt. Het werk van Koelewijn is hiervan een uitstekend voorbeeld. ADAM poogt geenszins verbeteringen voor het stedelijke klimaat aan te dragen, maar lijkt enkel een andere kijk op de dynamiek van de stad te willen geven.

Vragen over de identiteit van de stad worden ook op demografisch niveau uitgevochten. Hoe functioneert een stad waar 40% van de bewoners een andere nationaliteit heeft dan de Nederlandse? Costa Veces installatie Revolucion – Patriotisme creëert een land in een land waar de buitenlandse bewoners van de stad, die anders door het ontbreken van kiesrecht uitgesloten worden van de politieke en sociale besluitvorming, de touwtjes in handen kunnen nemen (door het instellen van een eigen parlement). Een wekelijkse advertentie van Liv Harlev in the Amsterdam Times (de Engelstalige expat-krant) doet een direct beroep op de al dan niet aanwezige betrokkenheid van de vele buitenlandse zakenlui die een ’thuis’ in Amsterdam hebben gevonden.

…zal vinden?

Jammer genoeg is niet in alle gevallen sprake van een meerwaarde door de locatie. Het werk van Wael Shawky The Cave in de inkijk van de SKOR wordt verpest door slechte lichtinval en rumoer van het voorbijtrekkende verkeer. Het tegenlicht maakt de videoprojectie tot een vaag schijnsel. Ook het geluid is slecht hoorbaar, waardoor het ondertitelde verhaal uit de Koran voor velen van ons vooralsnog onbekend zal blijven. Bij veel andere werken is het een kwestie van geluk of gelegenheid om ervan te mogen genieten. Zo worden de video’s van A.P. Komen en Karen Murphy afgespeeld in verschillende trams. Het blijft echter een toevalstreffer om in de juiste tram terecht te komen.

Het project ADAM is prijzenswaardig door de vele verschillende benaderingen die ontwikkeld zijn om de relatie tussen de stad en haar bewoners te onderzoeken en bloot te leggen. Maar deze uitvoerigheid heeft ook zijn nadelen: zelfs fietsend vallen alle locaties niet in een dag te bezichtigen. De soms goed verstopte plekken kunnen leiden tot frustratie. Het is zaak om de wens alles van het project in een dag op te zuigen te laten varen, en ADAM te beleven zoals men de stad Amsterdam zelf beleeft: fragmentarisch en voor ieder als een unieke en andere ervaring.

Muziek / Album

Vooruitgang behoeft overschrijding

recensie: Fear Factory - Transgression

.

~

Natuurlijk zorgde de band vanaf zijn ontstaan al voor een grote verrassing. Met het debuut Soul Of A New Machine wist Fear Factory namelijk al een eigen plekje binnen de metalscène te creëren. De gedurfde combinatie van death metal en industrial sloeg in als een bom en naast het werk van Herrera zorgden ook het stemgeluid van Burton C. Bell en de staccato voort marcherende gitaren altijd voor een heel herkenbaar geluid.

Onoriginele cover

Na wat bezettingswisselingen aan het begin van deze eeuw, speelt Fear Factory momenteel nog in dezelfde formatie als waarmee de band in 2004 het album Archetype (2004) opnam (zonder Dino Cazares en met Byron Stroud). Waar dit voorlaatste album vooral een technische opvolger leek van Demanufacture (1995) grijpt het navolgende Transgression terug op verschillende elementen uit het muzikale verleden van de band. Zo klinkt het titelnummer alsof er weer een leger boormachines op hol geslagen is en door de studio marcheert, terwijl het catchy Supernova weer veel meer ruimte laat voor melodie zoals we dat op Obsolete (1998) hoorden. Sterker nog, dit nummer neigt meer naar rock dan menig fan zal verwachten. Dat die rockinvloed niet altijd sterk uitpakt klinkt door in de U2 cover I Will Follow. De band speelt slechts een wat verzwaarde versie van het origineel, waardoor het nummer in originaliteit te kort schiet.

De maat overschrijden

Een ander nummer dat niet al te sterk uitpakt is Echo Of My Scream. Het nummer is praktisch een ballad en duurt te lang om de aandacht vast te kunnen houden. Gelukkig experimenteert Fear Factory ook de andere kant op en weet dan ook absoluut te overtuigen. “Maten zijn er om overschreden te worden”, schijnt de band dit keer gedacht te hebben. Was op Archetype al wat gehussel met maatsoorten te horen, ook dit keer springt de band weer creatief om met maatsoorten. De hoofdlijn in opener 540.000 Fahrenheit is bijvoorbeeld al verdeeld in 5 kwarten, maar door het drumwerk van Herrera valt er alsnog met het haar in de rondte te zwaaien zonder je hoofd volledig te verliezen. Een ander leuk voorbeeld is Contagion: hierin verschuift de maat niet alleen, maar wordt er in de intro ook een tweede gitaarlijn ingezet die er helemaal tegenin speelt. Niet alleen een plaat om wild op rond te springen dus, maar ook zeker een plaat die de moeite waard is om aandachtig te beluisteren.

Boeken / Fictie

Ellis over Ellis

recensie: Bret Easton Ellis - Lunar Park

Bret Easton Ellis nam voor zijn nieuwe roman zichzelf als hoofdpersoon. Of niet. De romanschrijvende protagonist van Lunar Park heet Bret Ellis, had in de afgelopen decennia veel succes met controversiële boeken als Less then Zero en American Psycho en ging aan dat succes en de bijbehorende maalstroom van sex, drugs en onafgebroken feesten (“omdat het donderdag is!”) bijna ten onder. Net als de echte Ellis. Een publiciteitsstunt of een weloverwogen literaire truc? Voor de Ellis-liefhebber doet het er weinig toe. Maar een gelukkige Ellis, dat maakt wel verschil.

~

De delirische tocht door glamourland wordt beschreven in het soms tragische, maar vaak ook hilarische eerste hoofdstuk van Lunar Park en lijkt in eerste instantie bekentenisliteratuur. Op Ellis’ officiële website wordt zelfs het woord ‘memoires’ gebruikt. Maar bij deze schrijver is de omslag nooit ver weg. Vanaf het moment dat de verteller heeft verklaard dat “alles wat hierop volgt waar is” vangt een thrillerverhaal aan dat soms tegen het Stephen King-achtige aanhangt, maar ook herinnert aan het werk van David Lynch.

Surreële thriller

Hoofdpersoon Bret is getrouwd met zijn oude vriendin, de actrice Jayne Dennis (ook een real life-personage) en ze wonen in Amerikaans suburbia met twee kinderen – hun zoon en Jayne’s dochter van een andere man. Bret is een zomer lang gelukkig, maar dan beginnen drank en drugs opnieuw zijn leven in te sluipen: “in een tijdsbestek van twaalf dagen stortte alles in”.

Niet alleen met Bret zelf lijkt het mis te gaan, de wereld om hem heen gaat steeds meer lijken op een sinistere karikatuur van ons hedendaagse Rijke Westen. Terrorisme is overal, aan het milieu valt niets meer te redden, kinderen verdwijnen en worden nooit meer teruggevonden. Ondertussen verdooft iedereen (volwassenen, kinderen en zelfs de hond) zichzelf permanent met alle mogelijke antidepressiva en aanverwanten. Mede hierdoor begint de beschreven werkelijkheid steeds onwerkelijker te worden. Net als in Ellis’ voorlaatste boek Glamorama en in American Psycho zijn we als lezer afhankelijk van een weinig betrouwbare en misschien wel licht krankzinnige verteller. Komt de speelgoedvogel van Jayne’s dochter echt tot leven? Staat de grafsteen van Bret’s vader opeens in de tuin? Komt hij werkelijk personages uit zijn eerdere romans (detective Kimball uit American Psycho, studenten uit The Rules of Attraction) tegen? En zichzelf, zij het op veel jongere leeftijd?

Schemerige binnenwereld

Het lijkt allemaal deel uit te maken van het spel dat Ellis altijd speelt, het spel met de werkelijkheid als onderdeel van fictie. Na een uiterst plausibel, realistisch begin worden we ongemerkt – in Lunar Park gaat het vrij subtiel – een surreële schijnwereld binnengeleid. De droge stijl en de vaak ironische toon helpen daarbij, totdat je (als zo vaak bij Ellis) ontdekt dat je niet meer in een thriller zit, maar in de schemerige binnenwereld van een verwarde verteller. Dan begint ook Ellis’ huisstijl weer te domineren: dubbele vertellers, meta-commentaar en onderbroken zinnen.

De plot doet er tegen die tijd niet zoveel meer toe en is trouwens weinig boeiend, net zomin als de helaas veelvuldige ‘realistische’ scènes waarin Bret diepgaande gesprekken met vrouw en zoon voert. Geharde fans zullen, als ze moeten kiezen, toch opteren voor wat meer passages van het soort dat begin jaren ’90 de Amerikaanse National Organisation for Women zo boos maakte. Goed, Ellis was aan vernieuwing toe en karakters die elkaar bij herhaling oprecht ontroerd huilend in de armen vallen, dat is zeker iets anders. Maar het is nauwelijks een verbetering te noemen.

Intertekstueel en autobiografisch

Autobiografisch is de roman niet zozeer in de zin dat we meer details over het leven van de schrijver te weten komen. Hoewel de marketingcampagne rond Lunar Park de nadruk legt op het ‘wel of niet echt’-element, lijken de motto’s voor in het boek te benadrukken dat ieder publiek beeld van een beroemd persoon een constructie is en blijft. Misschien wel autobiografisch is de moeizame houding van de hoofdpersoon tegenover zijn vroeggestorven vader. Naar deze despotische vastgoedmagnaat heeft de schrijver naar eigen zeggen deels ook zijn beroemdste personage gemodelleerd, de misschien wel seriemoordende yup Patrick Bateman uit American Psycho. Zowel zijn vader als dat zo vaak bediscussieerde boek achtervolgen hem in Lunar Park, en met beide probeert Ellis af te rekenen. Kafka-vergelijkingen zullen naar te vrezen valt niet lang op zich laten wachten.

Waarmee allerminst gezegd is dat Ellis niet lustig speelt met intertekstualiteit. Met klassiekers als Lord of the Flies en het werk van Shakespeare, maar liever nog met zijn eigen werk. Want Ellis is een oeuvrebouwer nieuwe stijl: alles wat hij publiceert lijkt een aanvulling op, verdraaiing van, verwijzing naar of omkering van eerder of later werk. Op een lezer die zijn vroegere werk niet gelezen heeft zal dit boek een andere indruk maken dan op de verwoede Ellis-fan: de beginnende Ellis-lezer zal niet opmerken dat Lunar Park die eerdere werken in een ander licht zet.

Catharsis

Ellis’ nadrukkelijke literaire zelfreflectie kan storend werken. Het hangt er vanaf of je houdt van de dingen waar Ellis sterk in is: een stijl als een vlakke woestenij, cynische beschrijvingen, bij vlagen geniale humor, een paranoïde sfeertje en een indrukwekkende emotionele catharsis tot besluit. Wat wel en niet ‘echt’ is doet er niet toe.

De Nederlandse vertaling van De Heer en Jonkers is acceptabel, zij het niet groots. Net als in Glamorama – waar zich vanwege de noodzaak tot snelle publicatie maar liefst drie vertalers aan vergrepen – lees je het Amerikaans er duidelijk achter, iets wat onnatuurlijk werkt. Het originele en trouwens zeer begrijpelijke Engels van Ellis blijft te prefereren. Voor wie nog nooit iets van de schrijver heeft gelezen is Lunar Park ook in dat opzicht misschien wel de meest toegankelijke roman. En voor de Ellis-fanaat is het boek weer een volgend zij het misschien wat zoeter stukje “poisoned candy“.

Nederlandse vertaling: Bret Easton Ellis • Lunar Park • vertaald door Inge de Heer en Johannes Jonkers • Uitgeverij Anthos • prijs: €19,95 (paperback) • 380 pagina’s • ISBN 9041409602

Muziek / Achtergrond
special: Deel II: Machinefabriek

Het Nachtpodiumverhaal

In de periode van september tot en met december 2005 werkt 8WEEKLY samen met het VPRO televisieprogramma Nachtpodium. Iedere aflevering zullen wij een item maken waarin we jonge en nieuwe culturele talenten presenteren. Daaraan gekoppeld publiceren we iedere week een achtergrondverhaal. In de tweede aflevering komende zondagnacht (00:08) presenteer ik een item over de Arnhemse muzikant Rutger Zuydervelt, die sinds 1996 onder de naam Machinefabriek electronische muziek maakt.

~

Begin 2004 hoorde ik voor het eerst iets van Machinefabriek. Ik kreeg een cd’tje in handen, met prachtig artwork en fascinerende muziek, die nog het best te omschrijven valt als een soort minimale, nogal lieflijke electro. In het boekje staat vermeld dat de muzikant zijn artiestennaam ontleende aan een gevel waar ‘Machinefabriek’ op staat, omdat dat woord hem fascineerde. Bij elk liedje staat verder een kort verhaaltje. Daaruit blijkt dat de muziek is ontstaan door “instrumenten op te nemen van vrienden, zoals een speelgoedpiano, saxofoon, cello, piano en drums”. Daarna volgde onder een andere naam (De Elektronikawinkel) al snel een tweede cd’tje. Nu voor het eerst op het schattige 3″ formaat, wat later een constante zou worden in de vele releases van Zuydervelt.

Omgevingsgeluid

Want sinds september 2004 volgden bijna elke maand kleine nieuwe cd’s, met intrigerende titels als: Xylophonique, Voor de Prullenbak, Music by Accident en Beestenboel. Deze cd’s bracht Machinefabriek in eigen beheer uit, meestal in een oplage van vijftig. De muziek is veelal opgebouwd uit een combinatie van ‘echte’ instrumenten (soms vervormd via een noisepedaal en/of laptop), noise en omgevingsgeluid. Vooral deze zogenaamde field-recordings, die Zuydervelt opneemt met de minidisc, zijn mijns inziens kenmerkend voor zijn muziek. Zo kun je tussen de (soms enorme) ruis samples horen van pratende mensen, een naburige Turkse bruiloft of een schaap. De nummers van Machinefabriek kennen vaak een zeer rustig intro, waarbij langzaam de noise aanzwelt. Een paar cd’s zijn gevuld met één nummer van 20 minuten. Hierdoor ontstaat dan een langdurige muzikale trip. Sowieso is Machinefabriek door de jaren heen muzikaal gezien op een stuk abstractere wijze bezig gegaan. Zoals hij daarover zelf op zijn website schrijft: “Beats maken plaats voor drones, melodie maakt plaats voor noise en instrumenten voor field-recordings.”

~

Live optredens

De vijfde Machinefabriek cd Piepshow bevat de opnames van een live-concert dat Zuydervelt in november 2004 gaf in Nijmegen: “Mijn eerste live-experiment met een paar walkmans, een oude cassetterecorder en een effectpedaal. Opgenomen in De Onderbroek in Nijmegen en een heleboel herrie.” Recensies van het optreden omschrijven het als een “13:31 durende noise-exercitie”, “een afgrijselijke bak noise” en “een barre, oorverdovende trip”. Dit soort omschrijvingen vinden we vaker terug in verband met vroege live-concerten van Machinefabriek. Tijdens een optreden op het festival Utrecht Boft!, vastgelegd op de cd Hieperdepiep, creeërde hij wederom dusdanig veel noise, dat de zaal vrij snel verlaten was. De laatste twee cd’s van Zuydervelt, van juni en juli 2005, zijn opnieuw opnames van live-concerten. Ze laten een rustigere opbouw horen, uitlopend in een (opnieuw) vrij maniakale noise-terreur met vooral een betere spanningsboog. Rutger Zuydervelt: “Het werd een rustig opgebouwde set, waarin onder andere dictafoon-opnames en een hoop feedback aan te pas kwamen. Van onheilspellend tot loeihard en hypnotiserend.”

Wat anders

Machinefabriek kreeg al wat aandacht in de landelijke muziekpers. Oor schreef meerdere positieve recensies en zijn cd’s werden veelvuldig besproken en gedraaid op VPRO’s 3voor12. Zuydervelt gaat binnenkort ook muziek uitbrengen via het platenlabel Lampse. Verder speelt hij op 1 oktober in Theater Kikker in Utrecht. En aangezien hij elk concert “wat anders” probeert te doen, is dit wellicht een mooie kans om de wereld van Machinefabriek te verkennen. Rutger Zuydervelt is naast muzikant ook grafisch ontwerper. Binnenkort is in Centraal Museum Utrecht werk van hem te zien, getiteld Kubusmuziek. “Er komen oranje kubusjes in de ruimte te hangen waaruit door kinderen opgenomen huis-, tuin- en keukengeluiden te horen zijn. Geen Machinefabriek-muziek dus, maar een collage van geluid, zo intact mogelijk gehouden.”

De cd’s van Machinefabriek zijn te bestellen op zijn website

Kunst / Expo binnenland

Zwervende verhalen

recensie: ON MOBILITY

Tot en met 25 september is in de Appel de rondreizende tentoonstelling On Mobility te zien. Deze tentoonstelling doet een aantal Europese steden aan. On Mobility probeert in te haken op het alsmaar groter wordende mondiale speelveld waarin kunstenaars zich begeven en toont werk waarin de globalisering en de gevolgen daarvan als uitgangspunten worden genomen.

Er werden aanvankelijk acht kunstenaars kunstenaars uitgenodigd om te exposeren in het gebouw van de Appel, een kunstinstelling in Amsterdam die hedendaagse kunst toont en curatorcursussen geeft. Met die informatie in je achterhoofd is het niet vreemd dat de expositie onderhevig is aan een concept. De tentoonstelling gaat in dit geval over globalisering, vervagende (culturele) grenzen en verhoogde mobiliteit. Daarom maakten de samenstellers de expositie zelf ook mobiel en onderhevig aan verandering. Het is de bedoeling dat bij elk van de drie tussenstops die de tentoonstelling tijdens haar Europese tournee maakt de samenstelling verandert. In juni 2006 komt de expositie dan in een geheel nieuwe samenstelling terug waar ze begon.

Verhalen

De kunstwerken die in On Mobility zijn verzameld vallen vooral op door hun narratieve karakter. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is het werk van het kunstenaarsduo Castro/Olafsson. Zij hebben een audio-installatie gemaakt met opnames van werknemers van een visverwerkingsfabriek in IJsland, die afkomstig zijn uit alle windstreken van de wereld. Een tiental werknemers vertelt in een uur durend interview hun levensverhaal, onder andere over de omzwervingen die ze hebben gemaakt voordat ze bij de visfabriek verzeild raakten.

videostill uit 'Passage' - Nasrin Tabatabai
videostill uit ‘Passage’ – Nasrin Tabatabai

Dit type engagement – het engagement met de ‘nomadische’ medemens – hanteert ook de kunstenares Nasrin Tabatabai. Zij portretteert in haar videowerk Passage een uitgeprocedeerde asielzoekster uit Iran die straatkranten verkoopt. Deze vrouw is niet alleen financieel afhankelijk van het winkelende publiek, het is ook haar enige manier om met mensen in contact te komen. Als een ‘normaal’ lid van de gemeenschap knoopt ze met het winkelende publiek praatjes aan over koetjes en kalfjes. Wanneer de gesprekken te serieus dreigen te worden (als het bijvoorbeeld gaat over de reden waarom ze niet in haar geboorteland is bij haar kinderen) klapt ze compleet dicht. Aan het eind van de film weet je nog steeds niet wat haar naar een ver land heeft gedreven.

videostill uit 'Trinity' - Bik van der Pol
videostill uit ‘Trinity’ – Bik van der Pol

De getoonde verhalen zijn niet allemaal van persoonlijke aard. Zo toont Bik van der Pol toont een (kunst)documentaire over de test van de allereerste atoombom, gehouden op een lap woestijngrond in de Amerikaanse staat New-Mexico. De testsite wordt tweemaal per jaar opengesteld voor het publiek en is in een ware toeristische trekpleister veranderd. Van der Pol toont een grimmig surreëel tafereel waarbij enkele honderden mensen een lege vlakte doorwaden met Geigertellers. Met de bezoekers komen ook de verhalen mee over wat er zich 60 jaar geleden op de bewuste locatie heeft afgespeeld.

Illustratief

videostill uit '(M)RE-Tourism' - Multiplicity
videostill uit ‘(M)RE-Tourism’ – Multiplicity

Een van de weinige werken die echt de grens tussen beeldende kunst en documentaire opzoekt, is het werk van de groep Multiplicity. Daarin wordt onderzoek gedaan naar hoe Marokkaanse gastarbeiders zich opstellen tegenover hun moederland. Deze mensen – ruim twee en een half miljoen in totaal – gelden in Marroko als de belangrijkste investeerders. Hun bijzondere verhouding tot Marokko komt terug in de architectuur die in hun opdracht wordt gebouwd; een vreemde mengeling van Westerse en Oosterse invloeden. De huizen lijken het bizarre midden te houden tussen een gebouw uit Disneyland en een Vinex nieuwbouwwoning.

Het enige kunstwerk waar het verhaal slechts aanleiding is, is dat van Tiong Ang. Zijn video-installatie bestaat uit twee zwevende schermen waarop een roeiende vrouw te zien is, een jonge en een oude. De oudere vrouw en de adolescent zitten beide in hetzelfde schuitje. Doordat de schermen tegenover elkaar zijn geplaatst, is het moeilijk op te maken of er nou wel of geen spanning tussen de twee personen bestaat. Er is sprake van “een kritische maar nerveuze afstand”, aldus Tiong Ang.

Persoonlijke intentie

Hoewel de intentie van de curatoren duidelijk is, blijft de vraag wat voor de kunstenaars precies de reden is geweest om hun ‘verhalen’ vast te leggen en met een publiek te delen. In veel werken lijkt sprake te zijn van een mix van voyeurisme, nieuwsgierigheid en betrokkenheid. Als beschouwer dien je over een lange adem te beschikken. 

Muziek / Album

Gloedvolle liedjes

recensie: Stars - Set Yourself on Fire

Het afgelopen jaar schreef 8WEEKLY al vaker over de bijzondere bands die momenteel uit Canada komen: The Arcade Fire, The Great Lake Swimmers en Hot Hot Heat zijn slechts enkele voorbeelden. Stars, een band uit Montreal, brengt mooie liedjes die helemaal niks te maken hebben met de muziektraditie van buurland van de Verenigde Staten. Daar lijkt het alsof uit Canada alleen maar de heel Amerikaans klinkende Celine Dion en Alanis Morissette komen. Stars heeft muzikaal veel meer van doen met Europa en dan vooral met de muziek uit het Schotse Glasgow.

~

Toch blijkt uit een biografie op internet dat Stars in Amerika hooglijk gewaardeerd wordt. Hun eerste twee albums waren in Europa nauwelijks te krijgen, maar genoten in Amerika veel populariteit, met name onder de critici. Nu is er het derde album van de band, Set Yourself On Fire. De muziek op deze cd heeft veel weg van de twee belangrijkste bands uit Glasgow, Belle & Sebastian en de Delgados. Met name de opener van het album, Your Ex-lover Is Dead, een nummer met blazers, heeft veel weg van de Delgados. Het vrolijke titelnummer en Reunion lijkt door de zangpartijen van mannenstem met vrouwenachtergrond veel op Belle & Sebastian.

Zachte revolutie

Stars predikt de revolutie van het zachte. Dat zit niet per se in de muziek, waarin – zoals in de single Ageless Beauty – harde gitaren de basis vormen van een nummer. Het zit vooral in de zang. Zo klinkt in Ageless Beauty de lieflijke stem van zangeres Amy Millan, die door haar vreemde bijna Franse accent doet denken aan Stereolab. Dit nummer heeft niet de elektronische bliepjes die deze Frans-Engelse band kenmerken. Deze zijn wel terug te vinden in What I’m Trying to Say en een aantal andere nummers als He Lied About Death, hoewel gitaren altijd de basis blijven.

Seks en dood

De thematiek van de nummers van Stars neigt vaak naar liefde met een flinke vleug seksualiteit. In het melancholisch klinkende Sleep Tonight komt dit thema wat verborgen en lief naar voren, in The First Five Times juist een beetje kinky. Door de lieflijke zang en goed gecomponeerde en gearrangeerde, bijna verfijnde muziek klinkt het echter nooit echt corny. Naast de liefde is ook de dood duidelijk vertegenwoordigd, zoals in het anti-oorlogsnummer Celebration Guns. Ook hier weer is het thema niet met het overdreven pathos weergegeven waar emo-muzikanten mee dwepen. Stars heeft een gevoelige manier, geen zeikerig toontje. Op Set Yourself On Fire grossiert de band 53 minuten lang in gloedvolle en leuke liedjes. Gauw eens kijken of die oude cd’s nog op e-bay te vinden zijn!