Boeken / Fictie

Alsof de redacteur heeft liggen slapen

recensie: Ivan Gontsjarov - Het Ravijn

Als Oblomov de roman van de verveling is, dan is Het Ravijn de roman van de hartstocht. Beide dikke pillen zijn van de Russische schrijver Ivan Gontsjarov, maar aan de eerste dankt hij zijn roem. Oblomov is de roman uit 1857, waarin de gelijknamige protagonist honderd pagina’s nodig heeft om uit bed te komen. In Het Ravijn uit 1870 komt de hoofdpersoon tot meer.

Ook Boris Rasjki is aanvankelijk bevangen door een existentiële lusteloosheid, de ennui. Rasjki’s fundamentele eigenschap is echter dat elk gaaf vrouwengezichtje zijn bloed sneller doet stromen. Daarom zoekt het 35-jarige lid van de Sint-Peterburgse aristocratie zijn levenstaak in zijn bestaan als kunstenaar. Hij wil de essentie van elk vrouwelijk wezen vangen in de kunsten. Hierin ligt tegelijkertijd het fundamentele ongemak van Rasjki: hij weet niet te kiezen tussen die kunsten. Hij kan heel aardig piano spelen, hij weet hoe te schilderen, schrijven en beeldhouwen. Maar zich werkelijk toeleggen op één van de vier lukt hem niet. Uiteindelijk blijft Rasjki steken in ontevredenheid.

Grootsteedse hartstocht

Rasjki besluit de zomer buiten het drukke Sint-Petersburg door te brengen. Aan de Wolga ligt namelijk het landgoed dat hij ooit van zijn moeder erfde. Nooit keek hij er naar om, het beheer liet hij over aan zijn oudtante Tatjana Markovna. Deze laatste bewoont samen met twee van zijn nichtjes, die inmiddels begin twintig zijn, en een keur aan personeel het huis en het omringende land. Rasjki verwacht bij zijn nichtjes (die volledig beschermd opgevoed worden) en zijn oudtante (een strenge en ascetisch levende vrouw) weinig van de grootsteedse hartstocht aan te treffen. Maar ook hier, ver van de urbane wereld, broeit onderhuids vanalles. Eén van de werksters is bezeten door een onbedwingbare hunkering naar mannen, en wordt steevast door haar jaloerse echtgenoot afgeranseld. Een oude schoolvriend van Rasjki is getrouwd met een prachtige vrouw, die gevaarlijk vaak gesprekken voert met ene monsieur Charles. En ook Rasjki’s nichtjes zijn volwassen geworden en hebben hun eigen geheime verlangens. Zonder uitzondering brandt in eenieder een hartstochtelijk vuur.

I.A. Gontsjarov
I.A. Gontsjarov

Gontsjarov heeft zijn roman, waarover hij zo’n twintig jaar deed, geen geëxalteerde schwung meegegeven. “Mijn haar valt uit van verveling”, schijnt Toergenjev te hebben gezegd toen hij nog maar een betrekkelijk deel van de 795 pagina’s had gelezen. Inderdaad sleept Het Ravijn zich gestaag voort. Het boek bestaat grotendeels uit lange dialogen en uitgebreide gedachtengangen van de personages. Hiernaast schrijft Gontsjarov weinig beeldend. Het is echter – en dat is de werkelijke kunst van deze schrijver – nooit een crime om de roman te lezen. Ook al ontspint het verhaal over Rasjki, zijn oudtante, zijn nichtjes en de vele bijfiguren zich op een nog al nonchalante wijze en is er pas na zo’n tweederde van het boek van een plot te spreken, toch houdt het werk een slepende kracht die liefhebbers van Het Bureau eveneens zal bevallen. Hinderlijk kan slechts zijn dat de personages af en toe onnavolgbaar zijn in hun bevliegingen. De meest wisselende emoties vliegen elkaar snel opvolgend van de bladzijden, alsof je met een handvol manisch-depressieven van doen hebt.

Tweedracht

Het Ravijn is literatuur die tweedracht zwaait. Terwijl Maarten ’t Hart en Michaël Zeeman de verveling die over de lezer heen komt prijzen, gruwt Doeschka Meijsing in haar essay in Vrij Nederland juist van Gontsjarovs wijdlopigheid. Meijsing prefereert Oblomov. Het Ravijn mag dan niet de grootste Russische klassieker zijn, het stemt zondermeer tot vreugde dat er nu een Nederlandse vertaling is. Gontsjarovs laatste grote werk is uitgegeven in de klassieke serie van Athenaeum – Polak & van Gennep: met harde kaft, rood leeslint en gestoken in een foedraal. Het is opvallend, helemaal bij zo’n luxe editie, dat deze uitgave van Gontsjarovs laatste grote werk ontsierd wordt door vele typfouten. Op een gegeven moment wordt de naam van Rasjki’s vriend Leonti zelfs verwisseld met die van Rasjki zelf, dat is toch het toppunt. Alsof de redacteur heeft liggen slapen.

8WEEKLY

De Wereld van Witte de With

Artikel: Een weekendje Antwerpen in Rotterdam

In het tweede weekend van september wordt zoals gebruikelijk het nieuwe culturele seizoen van Rotterdam ingeleid met het festival De Wereld van Witte de With, een onderdeel van September in Rotterdam. De Wereld van Witte de With 2005 staat in het teken van zusterstad Antwerpen. Een weekend lang toont dit festival op de Kunst-As van Rotterdam de overeenkomsten en verschillen tussen Nederland en België op het gebied van beeldende kunst, theater, fotografie, architectuur, film, mode, muziek, dans en cuisine.

“Kunst en cultuur met inhoud, afgewisseld met plat vermaak”, zo typeert de coördinator kunstprogramma Jeroen Everaert De Wereld van Witte de With. En inderdaad er is voor elk wat wils, voor jong en oud, en voor zowel de kunst- als kitschliefhebber. De keuze voor Antwerpen als zusterstad is vrij logisch. Beide havensteden hebben een omvangrijke arbeidersklasse en een no nonsens-mentaliteit. Daarnaast hebben beide steden een bloeiend cultuurleven. Antwerpen is de stad van de mode, terwijl Rotterdam een voorsprong heeft op het gebied van beeldende kunst. Een spannende combinatie, die wel eens voor verrassingen zou kunnen zorgen.

Draaien maar

Vrijdagmiddag opent Philip Heylen, Schepen voor Cultuur van de Stad Antwerpen, het festival met het aanslingeren van een enorm Decap draaiorgel en met het uitspreken van de wens dat er in Antwerpen een festival in het teken van Rotterdam zal komen. Het draaiorgel komt uit het bedrijf van de Antwerpenaar Aloïs Decap dat sinds 1902 draaiorgels fabriceert. Dit prachtige exemplaar luistert het festival niet alleen op met vrolijke muziek, maar dient ook als podium voor muziekoptredens. Vele Belgische popbandjes vertonen er dit weekend hun kunsten.

Engelachtig mooi

~

Het Antwerps/Amsterdams kunstenaarscollectief Theater Tol staat bekend om zijn opvallende openluchtvoorstellingen met een mix van theater, muziek, dans en vormgeving. Theater Tol opent het programma in het NAi met de openluchtvoorstelling Scatola d’Angeli. Omdat het algemeen bekend is dat prinsen en prinsessen zich gruwelijk vervelen aan het hof, proberen een prins en prinses hieraan te ontsnappen. Ze openen daarom stiekem de Scatola, de muziekdoos. Hieruit ontsnappen vervolgens acht witte engeltjes. Midden in een glinsterregen en met een subtiele choreografie zweven de engeltjes hoog boven de vijver van het NAi en over de hoofden van de toeschouwers heen en weer. Als het engelenvuur is gedoofd, verdwijnen de engelen één voor één weer in de Scatola. De tangomuziek, de luchtacrobatiek en de vormgeving maken deze voorstelling tot een spektakel.

Salon d’Anvers

In het Nederlands fotomuseum worden lange speelfilms vertoond, waarin de stad Antwerpen zowel decor als personage is. Zo wordt er onder andere Any way the wind blows (van dEUS-frontman Tom Barman), Left Luggage (Jeroen Krabbé) en Dédée d’Anvers (Yves Allégret) gedraaid. Gezeten in de lounge op luie antieke stoelen geniet je van de film en drink je een glaasje origineel kraantjeswater van de Antwerpse Waterwerken.

In de zaal ernaast worden de kijkdagen van de kunstveiling gehouden. Hier hangen werken van kunstenaars die verbonden zijn aan Galerie De Aanschouw, de kleinste galerie van Nederland. De zeefdrukken, schilderijen, foto’s en objecten, van wisselende kwaliteit, zijn tijdens de kunstveiling op zondag verkocht.

Kortfilm

Op de Brug van de Westersingel worden filmpjes vertoond onder de naam Kortfilm op Hout. Rotterdamse en Vlaamse filmmakers en videokunstenaars laten in korte filmpjes zien wat de huidige stand van zaken is op het gebied van film- en videokunst in beide steden. Door de plaatsing op de brug en de snel opeenvolgende beelden worden de toeschouwers verleid om stil te gaan staan en worden ze geprikkeld om te blijven kijken.

Beestencarroussel

~

Kinderen kunnen een ritje maken in de carrousel Manège d’Andréa. Deze is speciaal voor het festival op het grasveldje naast de NAi neergezet. Dit is een sprookjesachtige draaimolen met allemaal wonderlijke dieren en objecten die dansen op een stemmig kermismuziekje. Zo is er een kleurrijk vliegtuig, een stoommachine, een kameleon met een lange tong, een pegasus met gespreide vleugels, een bijziende mol die uit de grond kruipt en een dikke zwemmende maanvis. Stuk voor stuk duidelijk met veel liefde gemaakt door François Delarozière. Deze draaimolen is ook ieder jaar een groot succes op het festival De Zomer van Antwerpen. Een magisch speelattribuut dat net zo leuk is om naar te kijken als om rondjes in te draaien.

Maison Belge

Huis Sonneveld presenteert zich onder de titel Maison Belge. Speciaal voor het festival nodigde het theatergezelschap Bonheur vijf verhalenvertellers uit om in de villa tegenover het NAi verhalen over het huis en haar bewoners te vertellen. Maison Sonneveld is een ontwerp uit de jaren dertig van de beroemde architecten Brinkman & Van der Vlugt (ook bekend van de Van Nellefabriek en het Feyenoordstadion). Het is één van de best bewaarde woonhuizen in de stijl van het Nieuwe Bouwen. Het architectenduo ontwierp ook het interieur. Voor de inrichting hebben ze voornamelijk meubels van Gispen en stoffen van de firma Metz & Co gebruikt. Nadat de familie Sonneveld in 1955 verhuisde, heeft de Belgische consul lange tijd het huis bewoond. Geen van de voormalige bewoners heeft ingrijpende veranderingen aan het huis laten uitvoeren. Sinds 2001 is Maison Belge als museumwoning een dependance van het NAi.

In groepen van 25 personen worden bezoekers in de voor de jaren dertig hypermoderne, bijna klinische woning ontvangen. Iedereen krijgt slofjes aan en dient de vrouw des huizes te volgen terwijl zij vol weemoed en blijdschap vertelt over haar verleden in het huis. Ook speelt ze graag een stukje op de vleugel. Er zijn veel spanningen binnen het gezin, dat is wel te merken. Vooral tussen de vrouw des huizes en haar weggelopen dochter. En nu ook tussen moeder en aanstaande schoondochter. De moeder vertrouwt haar duidelijk niet. De bezoekers brengen tevens een bezoek aan de slaapkamer van de zoon. Hij is ziek en vertelt over zijn familie en de verre reizen die ze voorheen ondernamen. Daarnaast maken de bezoekers van het huis kennis met de schoondochter en een vriendin van de dochter. Zo wordt het huis grotendeels doorlopen en krijgt men een goede indruk van de sfeer en leefstijl van toen. Het is jammer dat er niet veel wordt verteld over de restauratie en herinrichting van het huis, of over de bouwkundige geschiedenis. Maar daar is gelukkig tijdens een ‘gewone’ rondleiding, buiten het festival om, meer tijd voor.

Het Frietkot

De Kunsthal toont een fotoserie over de Europese snackcultuur; Het Frietkot. Vooral in België beschouwt men de kleurrijke constructies als nationaal erfgoed; er wordt daar inmiddels voor gepleit om frietkramen op de monumentenlijst te plaatsen.

Deze zomer toonde de Kunsthal een fotoserie over het fenomeen frietkot. Verschillende fotografen uit Nederland, Duitsland, Finland en België lieten zich inspireren door deze Europese vorm van snackcultuur. In meer dan vijftig foto’s ziet de bezoeker weinig verschillen tussen de vaak krakkemikkige bouwvallen die door moeten gaan voor rijdende snackbar. Alleen de taal en gerechten op de bordjes verklappen de plek waar de foto is genomen. Ze stralen stuk voor stuk een soort troosteloosheid uit. Desolate plekken waar men zich kan troosten met een lekkere vette hap. Wat het meest opvalt, is dat er weinig mensen op de foto’s voorkomen en dat ze meestal in schemerlicht zijn genomen. Dit versterkt de verlaten en deprimerende sfeer en geeft de frietkotten bijna iets magisch mee. De vervallen frietkotten worden vaak met liefde onderhouden en geen frietkot is hetzelfde, ook al zou je dat op het eerste blik wel denken.

Galeries en kunst op straat

Verschillende galeries in en nabij de Witte de Withstraat tonen exposities en organiseren lezingen en performances. Ook cafés en restaurants laten kunst zien, waarbij natuurlijk ook de Bourgondische kant van de zuiderlingen wordt uitgelicht. Vlaamse frieten en Belgisch bier worden zowel in de vorm van kunst als in de vorm van voedsel en drank aangeboden. Uiteraard ontbreken ook de Belgische wafels en bonbons niet. Het Antwerpse leven is zo slecht nog niet, zo is maar weer eens duidelijk.

Verder is er veel kunst op straat, zoals Dog van Freerk Wieringa die naast TENT. op wacht staat. Als je voorbij loopt, komt de enorme roestvrijstalen hond ineens tot leven en grijnst hij je met een valse blik aan.

De jongens van DSTRUCT zijn in de sticker-scene in Rotterdam en omgeving wereldberoemd. Deze keer ‘bomben’ ze de stad niet met stickers, maar met grote roze frambozen die aan zware kettingen door de straat verspreid liggen. Waarom ze gekozen hebben voor frambozen is onduidelijk, maar dat ze reacties oproepen is wel duidelijk. Verschillende mensen lopen verbaasd langs de frambozen of struikelen er bijna over. Controversieel dus, net als hun stickers.

Antwerpen Modestad

Als je aan Antwerpen denkt, denk je toch vaak aan mode. Mode mag dan ook zeker niet ontbreken op deze De Wereld van Witte de With. Het ontwerpduo JURG & KROON houdt een openluchtsale op het binnenplein van Boijmans Van Beuningen. Er wordt kleding van Belgische ontwerpers verkocht, dj’s draaien muziek vanuit een pittoresk busje en hippe jongens en meisjes verkopen in creaties van Antwerpse ontwerpers hapjes, popcorn, ijsjes en drankjes. Bovendien straalt er een lekker zonnetje en al snel verzamelt zich een bonte groep trendy mensen op het plein. Er heerst een lekker ontspannen vakantiegevoel en het is een feestje om hier mensen te kijken. Het is dan ook moeilijk om weg te gaan en je weer ergens anders in het festival te dompelen.

Home at TENT

~

Net als voorgaande jaren nemen Gil & Moti Homegallery en TENT. deel aan het festival. De Homegallery is zowel het huis waar Gil & Moti wonen als een publiek platform waar tentoonstellingen en andere activiteiten plaatsvinden. Speciaal voor De Wereld van Witte de With nodigden Gil & Moti een groep lokale, nationale en internationale kunstenaars uit om een week in TENT. te wonen, leven en werken. Gil & Moti hebben een aantal buurtbewoners zo gek gekregen dat een kunstenaar in hun huis een kunstwerk mag maken en dat ze hun huis openstellen voor publiek. Bezoekers mogen de leef- en werkruimten bezoeken tijdens een rondleiding en kunnen zo de transformatie van het private naar het publieke ervaren. De kunstwerken zullen later verplaatst worden, zodat uiteindelijk alles in de tentoonstellingsruimte TENT. te zien is. Daarnaast zullen de gehele maand september in het kader van HOME at TENT. presentaties, performances en discussies plaatsvinden.

Pyjamaparty

Home at TENT. opent met een pyjamafeestje georganiseerd door Gil & Moti, waarbij bezoekers, bewoners en deelnemende kunstenaars onder het genot van drank en spetterende optredens de verschillende leef- en werkruimtes bekijken. Op de klanken van de speciaal voor deze dag gevormde band (met kunstenaar Dré Wapenaar op gitaar) en de zwoele stem van zangeres Tineke ontdekken we de ruimtes. Het verschil tussen de ruimtes is groot. De één woont letterlijk in de ruimte en is bezig met het naaien van pluchebeesten of heeft zijn slaapgedeelte opgefleurd met een foto van papa en mama. De ander speelt met het begrip ruimte door het plaatsen van een televisie waarop twee banken en een salontafel te zien zijn. Ervoor staan twee langwerpige houten blokken. Ga je op het blok zitten, dan zit je ineens op de leren bank op tv. Iedereen neemt meteen plaats om zichzelf te bewonderen. Kneuterig en oergezellig. Na de openingsband van Tineke en haar mannen volgt nog een uitgebreid muziekprogramma, maar dan zijn wij al afgehaakt. Liggend op het bed van de Vlaamse kunstenaar Leon Vrancken dromen we alvast van nieuwe spannende ontdekkingen tijdens De Wereld van Witte de With in 2006.

Festival www vond plaats van 9 t/m 11 september in Rotterdam.

8WEEKLY

Het Nachtpodiumverhaal

Artikel: Deel IV: Wahn, Wahnsinn, Wagner

In de periode van september tot en met december 2005 werkt 8WEEKLY samen met het VPRO televisieprogramma Nachtpodium. Iedere aflevering zullen wij een item maken waarin we jonge en nieuwe culturele talenten presenteren of aandacht besteden aan bijzondere producties. Daaraan gekoppeld publiceren we iedere week een achtergrondverhaal. In de vierde aflevering komende zondagnacht (26 september, 00:08) een item over de de adventureseats bij de Amsterdamse Ring-productie, waarbij een deel van het publiek letterlijk in het decor hangt.

Je hebt opera’s, lange opera’s, hele lange opera’s, dan een hele tijd niets, en dan komt Wagners Der Ring des Nibelungen. Inclusief pauzes ruim zeventien uur muziektheater – geen wonder dat het hilarische Opera for Dummies als belangrijkste advies voor nieuwelingen meegeeft: ‘dress comfortably’.

~

Want zoals Blackadder zijn hulpje Baldrick al voorhoudt:

“The Teutonic reputation for brutality is well-founded: their operas last three or four days; and they have no word for ‘fluffy’.”

Alleen al door de buitensporige lengte is niets zo duur om op de planken te brengen als de Ring, waardoor de operacyclus tot een prestigeproject verworden is voor elk operagezelschap dat zichzelf serieus wenst te nemen. Dat was overigens al vanaf het begin zo. Alleen dankzij de steun van ’the mad king’ Ludwig kon Wagner het zich veroorloven de cyclus te voltooien en in Bayreuth een theater te laten bouwen met geen ander doel Wagners meesterwerk op te voeren.

Zo ver gaat men in Amsterdam niet, maar de decors van Georg Tsypin zijn zo monumentaal dat niet alleen de eerste rijen van de zaal eraan moesten geloven, maar om bijvoorbeeld het Walhalla achter het podium een plaats te geven een enorme muur gesloopt moest worden. Nee, er is niets kleins aan Wagners Ring.

En ja, Wagner is ook de megalomane malloot die door Hitler verafgood werd en in een brief na een brand in een synagoge schreef: “Misschien zouden ze dat met meer joden moeten doen, verbranden.”

Een aardige joodse jongen

Logisch dus dat de joodse dirigent Leonard Bernstein Wagner verafschuwde. Hij weigerde lange tijd ook maar een noot van hem te dirigeren, en wanneer hem naar de invloeden op zijn eigen composities gevraagd werd, noemde hij vele namen, maar niet die van Wagner. Pas vlak voor zijn dood veranderde dit. Zijn laatste grote werk, zijn eerste echte opera A Quiet Place, verraadt onmiskenbaar invloeden van Wagner. De opera was in de Verenigde Staten een groot succes, maar om het werk status te verschaffen, wilde Bernstein dat de prestigieuze

~

Weense Staatsopera het zou uitvoeren. Wenen ging akkoord, maar stelde als voorwaarde dat Bernstein als ’tegenprestatie’ in de Weense Staatsopera zowel het derde bedrijf van Siegfried als Die Walküre zou dirigeren.

Tijdens de repetities werd Bernstein overvallen door gevoelens die hij niet begreep. Hij besloot een film te maken over zijn relatie met Wagner, waarvoor hij als ondertitel koos “Hoe komt een aardige joodse jongen als jij ertoe in een stad als Wenen racistische muziek te spelen?”

Hij bouwde het programma op rond een denkbeeldig bezoek aan Sigmund Freud en hoopte zo een antwoord te vinden op de vraag “Hoe kan een uitzonderlijk genie zo’n derderangs mens zijn?” Natuurlijk kreeg Bernstein geen antwoord, en de vraag uit de ondertitel beantwoordt hij dan ook met: “Ik ben niet aardig.”

Een monsterlijk mens

Zijn Wagner-liefhebbers allemaal een beetje gestoord, een tikkie fascistisch en in elk geval ‘niet aardig’? Die suggestie is vaak gewekt. In Blackadder, maar ook in Otherwise engaged, een toneelstuk van Simon Gray uit 1975, dat begint met deze dialoog:

DAVE. What’s that then?
SIMON (gets up and switches off the record)
Wagner. Do you like him?
DAVE (standing up) No, well I mean he was antisemitic, wasn’t he. Sort of early fascist, ego-manic type.
SIMON. What about his music, do you like that?
DAVE. Well, I mean, I’m not likely to like his music if I don’t like his type, am I?

De hoofdpersoon van Grays toneelstuk heeft net een nieuwe opname van Wagners Parsifal aangeschaft, en verheugt zich erop deze in alle rust te beluisteren. In dit voornemen wordt hij echter voortdurend gestoord door mensen die binnen komen vallen, telefoontjes en geruzie met zijn vrouw en hun huurder Dave. Simon, die aan het begin van het toneelstuk uiterst sympathiek overkomt, krijgt gedurende stuk steeds meer nare trekjes en blijkt allesbehalve sympathiek te zijn; wanneer hij aan het eind eindelijk aan zijn Parsifal toekomt, walg je van deze hoofdpersoon.

~

Natuurlijk is het geen toeval dat Simon Gray zijn hoofdpersoon Wagner wil laten draaien; net als Wagner wordt Simon onsympathieker naarmate je meer over hem te weten komt. Bernstein merkt terecht op dat Wagner zelfs in “de beste, de meest betrouwbare biografie op ons overkomt als een tamelijk monsterlijk mens, onbetrouwbaar, eerzuchtig, uitermate egoïstisch, het ene moment revolutionair, het andere moment reactionair, een redeloze antisemiet, iemand die uitsluitend geïnteresseerd was in de dingen waar hij als persoon en als kunstenaar van kon profiteren.” Aan de andere kant zijn er evenzoveel verdedigers van Wagner. En hoewel ze allemaal Wagners antisemitisme toegeven, plaatsen velen daarbij een aantal kantekeningen.

Het draait om het werk?


In zijn boek over Wagner, De Buikspreker van God, citeert Martin van Amerongen een aantal passages uit het werk van Wagner op waaruit diens antisemitisme duidelijk blijkt. Wagner schreef ondermeer: “De Jood is niet in staat tot artistieke arbeid”, “Bovendien faalt hij op het gebied van de muziek, met name de zangkunst. Is het aanhoren van dit zin- en geestverwarrende gegorgel, gejodel en gekakel geen walgelijke, gruwelijke en lachwekkende ervaring?”

Van Amerongen merkt daarbij op dat Wagner in zijn geschriften weliswaar fel antisemiet was, maar in persoonlijke relaties met joden anders handelde. Een andere veel gehoorde verdediging is de constatering dat Wagners antisemitisme gedeeld werd door een groot deel van de culturele elite in de negentiende eeuw. En bovendien: het draait om zijn werk, niet om zijn antisemitisme.

Een duidelijke lijn

~


Natuurlijk is het onzin om Wagner verantwoordelijk te houden voor alle misdaden van het Derde Rijk en de componist de eerste nazi te noemen, maar er bestaat een duidelijke en directe lijn van Wagner naar Hitler.

Want Wagners zoon Siegfried en diens vrouw Winifred waren fel antisemiet. Vooral Winifred was een hartstochtelijk aanhangster van Hitler, in wie zij de redder van Duitsland zag. Niet in de laatste plaats omdat Hitler bezeten was van Wagner. Hij noemde Wagner ‘de grootste profetische figuur die het Duitse volk heeft bezeten’. Hitlers obsessie voor Wagner ging zelfs zo ver, dat hij Winifred wilde trouwen. En het hield niet op in 1945…

Oom wolf

In 1997 verschenen kort na elkaar twee boeken die het nodige stof hebben doen opwaaien in Duitsland: Gotfried Wagners Wer nicht mit dem Wolf heult en Joachim Köhlers Wagners Hitler: Der Prophet und sein Vollstrecker. Gottfried Wagner is de achterkleinzoon van Richard Wagner, en schreef een autobiografie die eigenlijk een lange aanklacht is. Gottfried rekent in dit boek af met zijn vader, zijn hele familie, de Bayreuther Festspiele en een aanzienlijk deel van de Duitse culturele elite.

In het zijspan van een motor ontdekte de jonge Gottfried door zijn vader gemaakte fimpjes waarop zijn familie gezellig keuvelt met ‘oom Wolf’, zoals Hitler liefkozend genoemd werd. En bij bezoeken aan zijn oma verzucht deze dat ‘die arme Hitler’ weliswaar fouten gemaakt heeft, maar geslachtofferd is aan het joodse grootkapitaal. Meer en meer vervreemdt Gottfried van vooral zijn vader Wolfgang, die niets moet hebben van de linkse ideeën van zijn zoon, en zijn kritiek op het feit dat in Bayreuth nooit openlijk gebroken werd met het nazi-verleden.

Gottfried komt in zijn boek uiteindelijk tot

~

de conclusie dat zijn familie zelf heeft bijgedragen aan de onlosmakelijke samenhang tussen de componist en de verschrikkingen van Auschwitz.

Wagner als Hitlers profeet

Eenzelfde conclusie trekt Joachim Köhler in Wagners Hitler: Der Prophet und sein Vollstrecker. Dit boek probeert een antwoord te geven op de vraag waar Hitler zijn antisemitisme vandaan had. Het antwoord zit al in de titel, en in het laatste hoofdstuk stelt hij onomwonden:

(…) daß der Mann, der Europa in die Katastrophe gestürzt hatte, Wagners Hitler gewesen war, blieb jenseits der Denkbarheit. (…) Hitlers historisch gewordener Vernichtungsfeldzug gegen die Juden war Teil seiner Wagner-liebe: Er mußte die Juden hassen, weil er den Mann liebte, der die Juden haßte. (…) Es galt nur noch, den Auftrug zu vollstrecken.

‘Een opdracht uit te voeren’… Wagner als profeet, en Adolf Hitler als zijn discipel. Het is begrijpelijk dat in Duitsland geschokt is gereageerd op Wagners Hitler, met stellingen als “Hitlers private Utopie trug den Namen Richard Wagner” en “Deutschland wurde zur Wagner-Oper”. Over Hitler en Wagner in het Duits lezen, werkt vervreemdend en laat je met – alweer een Duits woord – een unheimisch gevoel achter, zeker wanneer beiden onlosmakelijk met elkaar in verband gebracht worden:

Deutschland unterwarf sich einer Religion, die es nicht kannte; es folgte Riten, die es nicht verstand; es jubelte und starb für ein Mysterium, in das es nie eingeweiht wurde. Wahres Wissen besaß, kein Nationalsozialist zweifelte daran, allein der Führer. Und der behielt für sich, was er nicht mit anderen teilen wollte. (…) ‘Deutschland’ hieß sein Credo, aber was er meinte, war Wagner.

Geen eenduidige interpretatie

~


Köhler laat zien hoezeer Hitler geobsedeerd was door Wagner. Minder overtuigend is Köhler echter wanneer hij stelt dat de Ring antisemitische propaganda is; hij projecteert het antisemitisme in de operacyclus. En dan loop je al snel vast.

Want wat je ook in de Ring wilt zien, de operacyclus sluit zeker niet aan bij de normen en waarden van het Derde Rijk. Integendeel. Neem nou de zuiverheid van het Arische bloed: de held Siegfried slaapt willens en wetens met zijn halfzuster. Ook de oppergod Wotan houdt het bepaald niet bij zijn ‘eigen ras’. En het zal Hitler en de nazi’s toch niet als muziek in de oren geklonken hebben dat alle personages die naar macht en rijkdom streven, stuk voor stuk aan hun einde komen.

Armando verwoordt het nog het best in ‘Schoonheid is niet pluis’, een verslag van zijn bezoek aan Bayreuth, dat niet voor niets ook de titel van zijn verzameld proza is:

Je moet je niets laten afpakken door Adolf H. Bovendien vond hij niet alles van Wagner mooi. Parsifal werd niet gespeeld, te religieus. En wat hij aan de Ring mooi vond is me nog steeds een raadsel. Corruptie, vergankelijkheid van de macht, hij zat warempel naar z’n eigen ondergang te kijken.

Ring bestaat niet. Er bestaan Marxistische (bezit is de wortel van het kapitalisme en alle kwaad), feministische (wie de liefde van de vrouw niet onderkent is vervloekt), ecologische (het stelen van het goud uit de Rijn is symbool voor roofbouw op de natuur), fantastische (de Ring als een soort ruimtesprookje) en Freudiaanse interpretaties en de daarbij behorende ensceneringen. Anything goes, zo lijkt het. Niet voor niets hebben zelfs grote filmregisseurs als Lars von Trier en Steven Spielberg geflirt met het ensceneren van de Ring. Beiden haakten echter op het laatste moment af. Te groot? Te gecompliceerd? Te overweldigend?

Gelukkig heeft regisseur Pierre Audi zich niet door de Ring laten afschrikken. Zijn interpretatie is wars van ideologie en daarmee tijdloos. Maar daarover de komende dagen meer.

Film / Films

Sterke cast in slap verhaal

recensie: Off Screen

Jeroen Krabbé, die voor het eerst sinds twaalf jaar weer in een vaderlandse productie speelt, en dan ook nog als tegenspeler van de Vlaamse steracteur Jan Decleir… Hoe veelbelovend moet een Nederlandse film zijn om genoeg publiek in de zaal te krijgen? Nog veelbelovender blijkbaar, want Off Screen trok nog geen drieduizend bezoekers. Maar in dit geval is dat niet erg verwonderlijk: de film maakt bij de kijker niet meer los dan een doorsnee Nederlands tv-drama.

~

Na Van God Los baseert regisseur Pieter Kuijpers zijn film opnieuw op ware gebeurtenissen. Op 11 maart 2002, exact een half jaar na de aanslagen op het WTC, gijzelde John R. het personeel van de Rembrandt Toren in Amsterdam. De man beschouwde breedbeelduitzendingen als gevaarlijk, omdat de zwarte balken verborgen codes zouden bevatten. Hij had het gemunt op Philips-topman Gerard Kleisterlee, maar die bevond zich op dat moment in een ander gebouw. Aan het eind van de dag pleegde R. tenslotte zelfmoord. Scenarioschrijver Hugo Heinen vroeg zich af wat er in het hoofd van deze man moet zijn omgegaan en schreef een fictieve reconstructie, met Jan Decleir als de verwarde Amsterdamse buschauffeur John Voerman.

De Belgische filmgigant speelt zijn rol met verve. Als een overblijfsel uit een andere tijd slentert hij door de chauffeurskantine, van iedereen vervreemd. Het is ontroerend om te zien hoe Voerman steeds meer vereenzaamt zonder het zelf door te hebben. Als hij min of meer toevallig in contact komt met Gerard Wesselinck, hoofd sound and vision bij Phillips (gespeeld door Jeroen Krabbé), wordt het voor de kijker pas echt interessant. De vileine, nonchalante rol is Krabbé op het lijf geschreven en steekt mooi af tegen het in zichzelf gekeerde personage van Decleir.

~

Onduidelijk

Helaas vormt het samenspel van deze karakteracteurs het enige hoogtepunt van de film. Illusie en werkelijkheid lopen in het verhaal door elkaar: bepaalde personen en gebeurtenissen lijken alleen door John Voerman waargenomen te worden. Dit gegeven vinden we ook terug in films als A Beautiful Mind en het kan dus een mooie film opleveren, maar waar het kassucces van Ron Howard een afgerond verhaal vertelt, roept het scenario van Heinen vooral onduidelijkheid op. Want waarom duiken ook de ‘echte’ personages plotseling op uit het niets? Wat is de betekenis van Voermans uitzonderlijke algemene ontwikkeling en zijn obsessie voor Astrid Joosten? En is zijn vrouw echt alleen maar bij hem weggegaan omdat hij ’teveel nadenkt’? Deze verwikkelingen, plus de hersenspinsels van Voerman, zorgen ervoor dat de film op een gegeven moment al zijn spanning en geloofwaardigheid verliest.

De montage van Kuijpers maakt het er niet beter op. Flashbacks worden ingeleid door flitsende, duidelijk van The Matrix gejatte shots, waarvan de snelheid totaal niet correspondeert met het ietwat trage tempo van de film. Want Off Screen kabbelt net zo rustig door als iedere willekeurige Nederlandse dramaserie van de publieke omroep, ondanks de inspanningen van de sterke cast. Bleven de bioscopen al leeg, een gang naar de videotheek is deze film eigenlijk ook al niet waard.

Muziek / Album

Serieuze concurrentie voor Britten

recensie: The Robocop Kraus - They Think They Are The Robocop Kraus

De laatste jaren verschijnen aan de lopende band albums van bands die teruggrijpen naar de sound van de jaren tachtig. De meeste van deze bands zijn Brits en worden voluit gehyped door de overzeese popbladen. Natuurlijk is er ook een aantal bands uit de VS, maar uit Duitsland verwacht toch eigenlijk niemand serieuze concurrentie, vooral omdat de meer succesvolle bands kiezen voor de Duitse taal. Toch bestaat er al bijna tien jaar een Neurenbergse formatie die de Britse eendagsvliegen naar de kroon steekt. The Robocop Kraus komt dezer dagen met een nieuw album. Een verdomd goed album.

~

Nog maar kort geleden zag ik The Robocop Kraus live, op een Duits festival nog wel. Daar vielen ze me nogal tegen, zeker in vergelijking met de keren dat ik ze eerder zag. Hoewel de heren nog een redelijk deel van het publiek de modder deden trotseren, kwam ik mooi mijn (droge) schuilplaats niet uit. Ondanks dat de band dit jaar op de grotere Duitse festivals (Southside, Hurricane) speelde, en bovendien op het Spaanse Benicassem, lijkt het me toch een band om in een kleine, sfeervollere setting (lees: het clubcircuit) te bekijken.

Niet meeliften

De nieuwe plaat werd in Zweden opgenomen met producer Pelle Gunnerveldt (The Hives, International Noise Conspiracy). Het materiaal is meer poppy dan The Robocop Kraus voorheen klonk. Dit is bewust zo gedaan, men heeft de tierelantijntjes en overdadigheden van het oudere werk weggelaten om zoveel mogelijk tot de basis van de songs te komen. Dit is aardig gelukt en ik denk dat een boel Britse bandjes er nog een flinke kluif aan zullen hebben dit stukje te overtreffen. Zeker nu iedereen met spanning wacht of de nieuwe Franz Ferdinand aan de verwachtingen gaat voldoen. The Robocop Kraus zit in hetzelfde muzikale straatje als de Schotten, maar brengt al bijna tien jaar het nu hippe genre. Er is dus geen sprake van meeliften op de hype.

Duracell-konijn

De catchy single You don’t have to shout gaat over Matthias Rust, de beroemde Duitser die in 1987 zijn vliegtuigje landde op het Rode Plein in Moskou. Nadat hij terug was gekomen, stak hij zijn vriendin met een mes neer. Daarna werd hij opgenomen in een psychiatrische inrichting. Zoals eigenlijk de hele plaat heeft dit nummer een stuwende drumpartij, wat leuke keyboardmelodietjes en een sterk refreintje. Het prijsnummer van de plaat vind ik echter de tweede single In Fact You’re Just Fiction. Een beetje Chk Chk Chk (Pow Pow Pow) in het intro, waarna het nummer langzaam opstart. Na ongeveer 50 seconden volgt dan het catchy gitaarloopje en de soms wat overslaande zang en een leuk achtergrondkoortje (“a-haaa, ah-haa”). Het nummer heeft ook nog een toffe videoclip, met een enorm groot trommelend Duracell-konijn.

Bowie-esk

De laatste twee nummers van They Think They Are … vallen positief op. In 1998 vertrok de bassist van de band voor een reisje Amsterdam. Onderweg vond hij God. Hij verliet de band voor een leven als reborn christian. Deze episode wordt bezongen in Concerned, your secular friends. Na twee minuten komt er een punky koortje voor in “Some say springtime comes and goes in Amsterdam”, wat zanger Thomas Lang de kans geeft om licht hysterische, Bowie-eske uithalen te doen. Het laatste nummer There are better lights in Hollywood is geïnspireerd door een documentaire over Alzheimerpatiënten, die na behandeling met muziek verloren herinneringen terugkregen.

The Robocop Kraus is in de maand oktober in Nederland voor een radio-optreden en vier optredens. Zo heeft U de kans om ze in een kleine, sfeervolle setting te bekijken.

13.10. Amsterdam-Paradiso;
14.10. Eindhoven-Effenaar;
15.10. Rotterdam-Rotown;
16.10. Utrecht-Ekko.

Boeken / Strip

Aardige tekeningen, beroerd verhaal

recensie: Berck & Macherot - Mulligan: New-York 1933 // Bob de Moor - De avonturen van Nonkel Zigomar, Snoe en Snolleke: De Witte Maw-Waw

.

Mulligan: New-York 1933

Tekenaar Berck en scenarioschrijver Macherot, beiden oud-werknemers van het weekblad Kuifje, maakten deze strip in 1968 voor de Robbedoes. Macherot was toen al een tijdje weg bij Kuifje, maar Berck was nog maar net begonnen bij zijn nieuwe werkgever. De tekenstijl is al bijna precies zoals in Sammy: vloeiender en met meer details dan in de periode dat Berck nog voor Kuifje werkte. (Mulligan was de voorloper van Sammy, de serie die de doorbraak werd van Berck. Sammy speelt tijdens de drooglegging, Mulligan er vlak na.)

Komische situaties

Het verhaal van Mulligan is simpel en doet er verder niet echt toe: een doorsnee gangstergeschiedenis die het vooral moet hebben van een aantal komische situaties in het album. De tekeningen zijn echter van zeer hoog niveau, het is duidelijk te zien dat Berck er destijds zin in had met deze nieuwe serie. Ze zijn zeer dynamisch en doen al sterk denken aan Sammy. Voor de echte kenners is er nog een heel bescheiden rolletje te zien van de taxichauffeur Pechvogel, een van de figuren die Berck nog tekende voor Kuifje. Bij vlagen komt het talent van Macherot boven drijven in het scenario. Vooral de komische situaties zijn sterk, maar helaas wordt dat tenietgedaan door het verhaal dat niet al te veel voorstelt. Dat is ook niet waar het om draait in dit verhaal, het is nooit de bedoeling geweest van Macherot om een serieus gangsterverhaal neer te zetten. Iets meer diepgang had het verhaal echter wel goed gedaan. Voor dit soort verhalen kan je namelijk ook terecht bij andere series en dat doet de reputatie van Macherot als schrijver geen eer aan.

Alleen voor de echte fans

Dit album is vooral interessant voor de fans van het werk van Berck of van oude strips uit de Robbedoes. Voor normale striplezers is dit album weliswaar leuk maar eigenlijk te duur: omdat het in zwart-wit is gedrukt en met nietjes aan elkaar wordt gehouden stelt het niet zo veel voor en bovendien telt het verhaal maar dertig pagina’s. De extra’s die er bij zitten zijn aardig maar kunnen het album niet naar een hoger niveau tillen. Helaas is het voor de echte liefhebbers nauwelijks mogelijk om het album los te kopen. Er zijn slechts enkele winkels die het aanbieden. Als die niet bij jou in de buurt zijn heb je pech. Je kunt dan nog wel lid worden van de Fenix collectie, in dat geval ontvang je per jaar ook een stuk of zes albums van andere series.

De avonturen van Nonkel Zigomar, Snoe en Snolleke: De Witte Maw-Waw

De avonturen van Nonkel Zigomar, Snoe en Snolleke, ook wel bekend als Johan en Stefan, is een typisch Belgische krantenstrip van de hand van Bob de Moor, vooral bekend als assistent bij de Kuifje-verhalen. Een simpele omschrijving is de volgende: een kruising tussen Kuifje (qua tekenstijl) en Suske en Wiske (qua verhaal). Leuke tekeningen dus, sommige figuren lijken rechtstreeks weggelopen uit Kuifje en daar is niks mis mee. Het oogt allemaal lekker fris en vooral de komische situaties worden erg sterk in beeld gebracht.

Suske en Wiske avontuur

Helaas begint het verhaal al vanaf pagina tien te vervelen. Het is allemaal nogal standaard; als je de personages zou vervangen, zou dit het zoveelste Suske en Wiske avontuur kunnen zijn. Nogal eentonig dus: veel ‘spannende’ situaties die niet spannend zijn en ook de gemenerik die wapens produceert om de wereld mee te vernietigen ontbreekt niet. Het is ook duidelijk te merken dat het hier een krantenstrip betreft, elk strookje is dus ‘leuk’ gemaakt maar voor het algemene verhaal is dat niet bevorderlijk. Een ander fenomeen dat gepaard gaat met Belgische kranten is het Vlaamse taalgebruik. Als je hiervan houdt kan het erg komisch zijn, maar als dat niet het geval is gaat het na een tijdje irriteren.

Niet echt een aanrader

Al met al niet echt een aanrader dus, dit album. Alleen de allergrootste Bob de Moor fans zullen dit met plezier kunnen lezen. Als je van simpele verhalen houdt is het wellicht ook nog uit te houden, al is het in zwart-wit en dus niet iets waar de doorsnee striplezer op zit te wachten. Daarmee wil ik niet zeggen dat er iets mis is met zwart-wit, maar voor dit album is het niet echt geschikt. Kleur had de tekeningen van de Moor naar een hoger niveau kunnen tillen, op die manier had het slechte verhaal wat meer gecompenseerd kunnen worden. De extra’s, twee avonturen van Meneer Mus, zijn wel erg leuk maar helaas betreft het hier maar zes pagina’s en dat is lang niet genoeg om er een heel album voor aan te schaffen.

Berck (tekeningen) & Macherot (scenario) • Mulligan: New-York 1933 • Uitgever: Brabant strip (Collectie Fenix) • 38 bladzijden • € 9.00 (softcover)

Bob de Moor • De avonturen van Nonkel Zigomar, Snoe en Snolleke: De Witte Maw-Waw • Uitgever: Brabant strip (Collectie Fenix) • 38 bladzijden • € 9.00 (softcover)

Muziek / Album

Born mag blijven

recensie: Born - At the end of the day

Toen de cd van Born op mijn deurmat viel, fronste ik in eerste instantie even mijn wenkbrauwen. De naam Born en de titel van het eerste nummer Hallelujah deden me vermoeden dat ik met een relirock artiest van doen had. Niet geheel my cup of tea om het maar eufemistisch uit te drukken. Een eerste luisterbeurt toonde echter aan dat mijn aanvankelijke wantrouwen onterecht bleek. Een tweede ronde van het schijfje in de cd-speler onthulde zelfs een aantal ware pareltjes. Born heeft met At the end of the day een bevlogen pop/rock cd gemaakt die zonder meer tot de betere recente producten van vaderlandse bodem behoort.

~

Halverwege de jaren negentig deed Bosschenaar Born Stuyven – Born blijkt inderdaad zijn voornaam te zijn – van zich spreken in de, inmiddels in de vergetelheid geraakte groep Thunderin’ Hearts. Hierna volgde een verblijf in het iets minder succesvolle Enos. In elk geval geen nieuwkomer dus deze Born. En dat is te horen. De nummers zijn goed doorwrocht en met behulp van een aantal gastmuzikanten (onder andere Kane-drummer Martijn Bosman) zet de zoon van Belgische ouders een volwassen geluid neer. Born heeft een warm, hees en doorleefd stemgeluid. Meer dan eens doet het denken aan Martijn Hagens van Rosemary’s Sons. Ook qua muziek hebben de nummers op At the end of the day raakvlakken met Rosemary’s Sons. Andere referenties zijn: Jeff Buckley, Coldplay en Novastar.

Prijsnummers

Het album begint enigszins ingetogen. Het derde nummer You & Me, tevens de eerste single, is het eerste nummer dat echt weet te beklijven. Een stuwend ritme dat zelfs even doet denken aan een band als Ojos de Brujo, geeft dit nummer een bite die de eerste twee songs missen. Andere prijsnummers op de cd zijn: 40 days 40 nights,Time, Needless to say en Learn to fall. Deze songs zijn spannend, bevatten leuke muzikale vondsten en zouden een aanwinst zijn voor de playlist van elk Nederlands radiostation. Tijdens deze hoogtepunten bereikt Born regelmatig het niveau van een artiest van internationale allure en kan hij concurreren met de beste pop/rock van het afgelopen jaar.

Rommelen tussen Cassetebandjes

Born vermeldt in de inlay dat de cd het resultaat is van lang ploegen door stapels cassetebandjes met ideeën en onleesbare vellen papier gevuld met flarden van teksten. Het lijkt hem zelf te verbazen dat er een consistent album uit deze zoektocht is voortgekomen. Daarmee doet hij zijn talent echter tekort. Hoewel je op de mindere momenten van het album zou wensen dat hij meer geduld had betracht en nog iets langer tussen de cassettes was blijven rommelen. Hidden poetry en de huidige single Still here klinken als de voorspelbare nummers van een dertien-in-een-dozijn rockband. Desalniettemin heeft Born op zolder genoeg goede ideeën gevonden om uiteindelijk een ruim voldoende te scoren.

Boeken / Fictie

Van voorbeeldig land naar bananenrepubliek

recensie: Cynthia Mc Leods nieuwe roman over de Surinaamse revolutie

Voedseltekorten, stakingen, teruglopende economische ontwikkeling, een presidentskandidaat die geen kandidaat kan zijn; bijna altijd als Suriname in het nieuws komt, is het negatief. En we zijn er aan gewend, we merken het al bijna niet meer op. Maar tot de jaren tachtig, tot aan de Surinaamse ‘revolutie’ van het leger, was het land het meest veelbelovende van Zuid-Amerika, was het een voorbeeldland. Het nieuwste boek van Cynthia Mc Leod, schrijfster van een aantal historische romans over het achttiende-eeuwse Suriname, gaat over deze omwenteling die het land veranderde in de nu zo bekende chaos.

De zoon en de revolutie

Hoofdpersoon Rita is een typisch Surinaamse vrouw: in Nederland gestudeerd en gescheiden van haar man die in Nederland woont met zijn vriendin, woont en werkt ze met haar vier kinderen in Paramaribo. Ze is lerares in het voortgezet onderwijs. …die revolutie niet begrepen! opent met de scène waarin Rita haar oudste dochter Saskia op het vliegtuig zet om in Nederland te gaan studeren. Ze vraagt zich af of alles goed zal gaan, maar ze maakt zich meer zorgen over haar oudste zoon, Peter. Hij weet niet wat hij wil en als hij na zijn eindexamen opgeroepen wordt om in dienst te gaan, vindt hij daar wat hij zocht. Rita is blij voor hem, hoewel ze zelf niet goed weet wat ze van het leger moet denken. Ondertussen gaat het dagelijks leven met zijn dagelijkse ongemakken (geen water) en kleine acties door. Totdat het in de kazernes begint te rommelen en een groep onderofficieren op 25 februari een coup pleegt.

Breed beeld

Cynthia Mc Leod
Cynthia Mc Leod

De lezer beleeft het verhaal door de ogen van Rita, die kritisch is en alles met haar collega’s op school bespreekt én bovendien een dagboek bijhoudt. Ze beschrijft hierin haar afkomst en eigen levensgeschiedenis, waardoor en passant iets duidelijk wordt over familiestructuren in Suriname. Omdat haar zoon Peter in het leger zit, kan Rita niet ongenuanceerd negatief over de gebeurtenissen in haar land spreken, hoewel ze er afkeurend tegenover staat. Zo krijgt de lezer een breed beeld van de gebeurtenissen.
De beschrijving van de ontwikkeling van de revolutie wordt verweven met die van de dagelijkse bezigheden van Rita. Het is jammer dat de stijl van deze stukken verschilt, waardoor er steeds een tamelijk abrupte overgang plaatsvindt. De militaire coup en de politieke verwikkelingen die er op volgen worden tamelijk droog en feitelijk weergegeven, terwijl Rita zelf af en toe behoorlijk emotioneel in het leven staat. De tegenstelling tussen de politiek en het dagelijks leven wordt zo wel benadrukt, maar het had subtieler gekund.

Dagelijks leven

Hoewel …die revolutie niet begrepen! over de gebeurtenissen rond de militaire coup gaat, is het eigenlijk een boek over het dagelijks leven in Suriname. Het gaat over de gewone mensen en hoe zij reageren op de veranderingen om hen heen. Er is een avondklok ingesteld, dus de feestjes worden inventief verplaatst naar ’s middags. De winkels zijn leeg, dus de mensen halen hun geld van hun spaarrekening en vertrekken voor een ‘dagje uit’ naar Frans Guyana. Niemand lijkt te sympathiseren met de militairen, maar toch maken zij de dienst uit en zorgen ze er voor dat het land afzakt naar het niveau van de andere Zuid-Amerikaanse landen. Dat is een grote frustratie. Deze beschrijving van het dagelijks leven is eigenlijk het meest interessante aspect van het boek.

Sranan

Dat Cynthia Mc Leod zelf Surinaamse is, straalt er vanaf. Het taalgebruik is doorspekt met Surinaamse woorden en zinnen, zeker wanneer er oudere Surinamers aan het woord komen. De verklaring van deze stukjes Sranan staat aan het eind van elk hoofdstuk. Dit zorgt wel voor een hoop geblader dat de aandacht van het verhaal afleidt – onderaan de betreffende bladzijde of achterin het boek zou beter zijn. Daarnaast zijn er ook veel storende zetfouten, waardoor het boek een slordige indruk maakt.
Maar voor wie geïnteresseerd is in Suriname of er zelf geweest is, zijn de beschrijvingen van Paramaribo herkenbaar. Mc Leod beschrijft de beginnende verloedering en verwaarlozing van veel historische gebouwen die wij nu in vervallen vorm kennen van het journaal. Met …die revolutie niet begrepen! is de voorgeschiedenis hiervan op een aangename en toegankelijke manier beschreven.

Boeken / Strip

Het leven op een tijdreis

recensie: Frédéric Coché - VIE et MORT du héros TRIOMPHANTE / The Hero’s LIFE and DEATH TRIUMPHANT

Het nieuwste boek van Frédéric Coché, The Hero’s LIFE and DEATH TRIUMPHANT, roept een vergelijking op met het proza van Samuel Beckett en de schilderijen van Cy Twombly. Het abstractieniveau is zo hoog dat voor een beetje begrip veel moeite moet worden gedaan. Een werkelijk beeld van wat bedoeld wordt, spookt waarschijnlijk alleen ergens in het hoofd van de kunstenaar rond. Desalniettemin is het wel een fascinerend en esthetisch zeer interessant werk.

~

The Hero’s LIFE and DEATH TRIUMPHANT valt zonder pardon onder te brengen in de categorie ‘moeilijkst te begrijpen strips’. Eigenlijk is er van een strip in de klassieke zin van het woord geen sprake meer. Er zijn wel kaders en er wordt met tekeningen een verhaal verteld, maar spraakballonnen en een begrijpelijke verhaallijn zijn verdwenen. In plaats daarvan zie je een reeks opeenvolgende etsen (een grafische vorm waarbij in een metalen plaatje de tekening wordt gekrast die daarna wordt gedrukt), zonder tekst. Door het lezen van de plaatjes is wel een verhaal te vormen. Dat verhaal moet wel extra worden uitgelegd aan de hand van de even zo cryptische hoofdstuktitels, die de enige tekst in het boek zijn.

Wandelende mummie

Die moeilijk te vinden verhaallijn staat gelukkig uitgelegd in het persbericht: “Bij het uitgraven van een oude begraafplaats, een rituele plaats gewijd aan de dood, komt het (voorbije) leven als het ware tevoorschijn en maken beelden (uit vervlogen tijden) zich los. De lezer onderneemt een tocht langs (zinne)beelden, langs stijlen, doorheen tijdperken.”
‘Het leven’ dat hier wordt bedoeld, wordt uitgebeeld als een in verband gewikkeld mannetje. In sommige van de verhalen staat het voor de dood (als mummie), en soms staat het voor het leven (als ingebakerd kindje). Als je The Hero’s LIFE and DEATH TRIUMPHANT herleest, zie je dat het mannetje steeds terugkeert in het heden om van daaruit op zoek te gaan naar het verleden waar het thuishoort. Uiteindelijk vindt het zijn plek aan het eind van het boek. Een kronkelend element, soms bedoeld als made of draak, maar ook als darmstelsel of ruggengraat, is naast het mannetje een belangrijk terugkerend gegeven. Het zou kunnen worden gezien als metafoor voor de tijd die zich (onbegrijpelijk) in lussen beweegt.

~

Rembrandts schetsen

Beeldende kunst speelt in dit boek een belangrijke rol. Vaak worden beelden uit de kunstgeschiedenis of fragmenten uit architectuur gebruikt als basis voor een te vertellen verhaal, waarin het ingewikkelde mannetje een rol speelt. Zelf is het boek ook bijna een kunstwerk, wat deels toe te schrijven is aan de kunstzinnige techniek van het etsen, die nauwelijks in strips wordt gebruikt. Etsen is namelijk nog veel arbeidsintensiever dan de gebruikelijke werkwijze van strips, waarbij wordt geschetst, geïnkt, ingekleurd en geletterd. Door het gebruik van de etstechniek krijgt het werk een heel oude uitstraling, die wordt versterkt door de stijl van Coché. Deze doet sterk denken aan de tekeningen en etsen van Rembrandt. Het feit dat de tekenaar zijn figuranten vooral zeventiende-eeuwse kleding aantrekt, onderstreept deze indruk. The Hero’s LIFE and DEATH TRIUMPHANT is dus zowel beeldend als verhalend een buitenbeentje in de stripwereld. Na een leesbeurt is het nog steeds onbegrijpelijk, maar na uitleg en voortdurende herlezing ontvouwt zich een steeds interessanter wordend boek.

Boeken / Achtergrond
special: Wat staat er het komende seizoen te verschijnen?

Boeken om naar uit te kijken

Soms fantaseer je over een nieuwe roman van Jean Rhys. Of van Katherine Mansfield, omdat je haar Collected Works zo snel had gelezen. Je droomt over een Stendhal die hedendaags Florence niet langer zou herkennen en over Jorge Luis Borges die nog meer prachtige paradoxen bedenkt achter een oude schrijfmachine in Buenos Aires. Of je mijmert over de vraag welke romans Virginia Woolf nog meer geschreven zou hebben als ze niet de rivier de Ouse was ingestapt met keien op zak. Helaas zal het er niet van komen. Laten we niet bij de pakken neerzitten; elk jaar doemen er immers weer nieuwe boeken op aan de horizon.

Ook het komend seizoen verschijnen er weer vrachtladingen vol boeken. Daarin kun je tussen veelbelovende debutanten en schrijvers van nu zoeken naar het talent van overleden ‘vrienden’. Je kunt je verwonderen over Jeannette Winterson die de mythe van Atlas en Heraklites herschrijft. Je kunt met kloppend hart wachten op de Parnassusreeks, die bestaat uit nieuwe vertalingen van de klassieke poëzie van Ezra Pound, Stéphane Mallarmé en George Trakl. Of je kunt je hoop vestigen op de nieuwe romans van bewezen schrijvers als Vikram Seth en Michel Faber. Wat je ook doet, er valt genoeg te lezen. Hieronder gaan we in vogelvlucht door het nieuwe seizoen en stellen we het aanbod kort aan je voor. (Donata van der Rassel)

Tommy Wieringa – Ik was nooit in Isfahaan: reisverhalen

De Bezige Bij – oktober

In januari dit jaar verscheen Tommy Wieringa’s Joe speedboot, een oerkomische roman die in Nederland als een bom insloeg. De roman werd bezield door een vrolijkheid en inventiviteit die je in de Nederlandse letteren maar zelden tegenkomt. Komend najaar verschijnen Wieringa’s reisverhalen, waarin bekende en onbekende gebieden doorkruist worden. In deze avontuurlijke en lichtvoetige verhalen belooft Wieringa zich opnieuw te ontpoppen als een begaafd stilist en een geboren verteller. (Martijn Boven)

~

Rudyard Kipling – Kim

Atheneum – Polak & Van Gennep – oktober 2005

Eind september komt er voor het eerst sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw een nieuwe Nederlandse vertaling van Rudyard Kiplings Kim op de markt. De ‘multi-culturele samenleving’ van het laat
negentiende-eeuwse India is het decor waartegen zich een spannende spionageroman afspeelt. Interessant gegeven is dat Kipling later fel bekritiseerd is vanwege het sterke nationalisme, imperialisme en racisme in zijn werk (Johanneke Braam)

Owen King – Samen sterk

De Bezige Bij – november 2005

Het gebeurt zelden dat de zoon van een getalenteerd schrijver tot hetzelfde niveau weet op te klimmen als zijn vader. Of dit ook voor Stephen Kings zoon Owen geldt, valt nog te bezien. Owen Kings onheilspellende verhalen, die bevolkt worden door excentriekelingen, werden in Amerika lovend ontvangen. Zo schreef Publishers Weekly: “Deze originele bundel luidt de komst van een nieuwe generatie schrijvers in.” Als Owen inderdaad de virtuoze verteller blijkt te zijn waar sommige critici hem voor aanzien, zou hij zijn vader nog wel eens van troon kunnen stoten. (Martijn Boven)

Hitomi Kanehara – Slangen en Piercings

Prometheus – januari 2006

De schrijfster Hitomi Kanehara was twintig jaar jong toen ze in 2003 een sensatie ontketende in Japan met haar debuutroman Slangen en Piercings. Vooral de extreem rauwe schrijfstijl viel op. Dit najaar verschijnt de Nederlandse vertaling. Het boek gaat over twee tieners die geobsedeerd zijn door piercings. Beiden hebben zich volledig vastgebeten in de bloeiende jeugdcultuur van het huidige Japan. Ze zijn de lost generation van na het instorten van de Japanse economie, die zich afzet tegen traditionele waarden, maar die ook moeite heeft om zin te vinden in een leven vol inhoudsloos consumentisme. Het lijkt mij interessant om te zien hoe deze periode van herbezinning op de Japanse identiteit van binnenuit beschreven wordt. (Monique Jacobs)

~

Hans Boland – Mijn Russische ziel

Athenaeum – Polak & Van Gennep – november 2005

Als er iemand is die iets van Rusland zou moeten weten dan is het Hans Boland wel. Hij studeerde Russisch, vertaalde een stapel boeken uit het Russisch, schreef over de Russische literatuur en woonde zelf ook geruime tijd in Rusland. Na al die jaren zal hij nu eindelijk zijn beeld van Rusland op papier zetten met als insteek het bekende fenomeen van ‘de Russische ziel’, waar niet alleen de Russen zelf geregeld mee koketteren, maar waar ook buitenlanders mee plachten te dwepen. Boland heeft zelf echter maar weinig op met deze ziel en hij is er welhaast heilig van overtuigd dat ook de Rus ervan verstoken is. (Martijn Boven)

Louis Paul Boon – Verzameld Werk, deel 5: Te oud voor kamperen? & Deel 14: De onkruidromans

De Arbeiderspers – november 2005

In oktober komen de eerste twee uitgaven van het 24-delig Verzameld Werk van de Vlaamse schrijver Louis Paul Boon uit. Het is beslist een heuglijk moment dat Boons grensverleggend proza zulk een eer krijgt toebedeeld. Al moet gezegd worden dat Boon na zijn dood in 1979 volop in de belangstelling bleef staan. De auteur van de klassiek geworden dubbelroman De Kapellekensbaan/ Zomer te Ter-muren (1953/1956) deed zich gelden als de meest vernieuwende Nederlandstalige schrijver in de geschiedenis. In zijn werk was alles mogelijk, werd elk literair procédé geschonden. Van zijn hand verschenen totaal uiteenlopende werken: een groteske als Vaarwel Krokodil (1959), het aan het neo-realisme verwante Mijn kleine oorlog (1947), het sociaal bewuste Pieter Daens (1971), curieuze erotiek als Mieke Maaikes obscene jeugd (1972) of een pulproman als De liefde van Annie Mols (1960). Interessant is dat in ieder geval de eerste twee delen bestaan uit minder bekend werk van de schrijver, op de korte naoorlogse roman Menuet na. Het zou een grote verrassing betekenen, mocht met deze uitgaven niet opnieuw blijken dat Boon een prominent lid is van de Grote Vijf, die naast hem uit Mulisch, Hermans, Reve en Claus bestaat. (Jurgen Tiekstra)

Robert Cowley – Wat als?

Bert Bakker – februari 2006

In dit boek heeft Robert Cowley een aantal essays verzameld waarin de beste militaire historici zich buigen over de vraag hoe de wereld had kunnen zijn als… Wat als Columbus India had bereikt, in plaats van Amerika te ontdekken? Wat als Pontius Pilatus besloten zou hebben Jezus niet te kruisigen? Wat als? omvat een groot aantal scenario’s waarin aan verschillende cruciale gebeurtenissen uit verschillende tijdperken een andere draai gegeven wordt. Het geheel levert een boek op dat niet alleen leerzaam, maar ook zeer vermakelijk is. Bovendien bewijst het maar weer eens dat het menselijk lot van toevalligheden aan elkaar hangt. (Martijn Boven)

~

Philippe Claudel – Het kleine meisje van meneer Linh

De Bezige Bij – oktober 2005

Philippe Claudel heeft in korte tijd een grote schare fans verzameld in Nederland. Het succes van Grijze zielen (dat binnenkort verfilmd wordt) deed hij nog eens dunnetjes over met Zonder mij. In beide boeken werd er gezocht naar authentieke vormen van intimiteit en liefde. Ook in zijn nieuwe roman zal deze thematiek van de fundamentele behoefte aan contact een rol spelen. Centraal staat meneer Linh die samen met zijn kleindochter de oorlog ontvlucht is en nu in een asielzoekerscentrum leeft. Zijn vervreemding en eenzaamheid worden tijdelijk bezworen door de ontmoetingen met een zekere meneer Bark. Erg lang duurt dit echter niet, hetgeen uiteindelijk zal leiden tot een dramatische ontknoping. (Martijn Boven)

Wim Hazeu – Vestdijk: een biografie

De Bezige Bij – begin 2006

De nieuwe biografie van Wim Hazeu betreft het leven van de man ‘die sneller schreef dan God kan lezen’. Hazeu tekende al eerder op uitstekende wijze het levensverhaal op van onder anderen de dichters Jan Slauerhoff en Gerrit Achterberg. Een biografie van Simon Vestdijk lijkt echter een harde dobber gezien de (wellicht weinig enerverende) levenswijze van deze veelschrijvende kluizenaar, die pas op zevenenzestigjarig leeftijd trouwde. Vestdijk is auteur van enkele klassieke romans uit de Nederlandse literatuur zoals Terug tot Ina Damman, Pastorale 1943 en De kelner en de levenden. (Jurjen Simmelink)

Paulo Lins – De stad van God

Ambo – september 2005

Paulo Lins, zelf afkomstig uit een sloppenwijk, vertelt het explosieve verhaal over de gang van zaken in een van beroemdste sloppenwijken van Rio de Janeiro. De wijk wordt geregeerd door gangsters en staat volledig in het teken van de drugshandel. Centraal staat een jongen die fotojournalist wil worden en het leven van de buurt fotografeert. De roman werd overal in de wereld lovend ontvangen en na de succesvolle verfilming ervan kon een Nederlandse vertaling niet uitblijven. (Martijn Boven)

Pieter Boskma – Westerlingen

Prometheus – januari 2006

Tussen het dichten door schreef Pieter Boskma enkele poëtische korte verhalen. Poëzie is mooi, maar het wordt vaak nog mooier als dichters proza beginnen te schrijven. Voorbeelden hiervan zijn te vinden bij H.H. ter Balkt of Tonnus Oosterhof. Zij schreven minutieuze verhalen met een poëtische zeggingskracht. Hetzelfde valt nu te verwachten van Pieter Boskma, die schrijft over vrouwen die uit principe geen ondergoed dragen, of over een zwervende psychiater met godsdienstwaanzin die God blijkt te zijn. Hopelijk gaat Boskma de verwachtingen meer dan waarmaken. (Martijn Boven)

~

Ottavio Cappellani – Wie is Lou Sciortino?

Querido – november 2005

Dit debuut wordt in zestien landen uitgebracht en de Spaanse krant La Republica omschrijft het als ‘Absoluut onweerstaanbaar’. Uitzonderlijk goede voortekenen voor een debuut. Lou Sciortino heeft een probleem. Zijn Siciliaanse opa, de belangrijkste maffiabaas in Los Angeles en hoofd van de Familie, wil dat zijn kleinzoon als een nette jongen opgroeit. Wanneer het kantoor van de Familie echter wordt opgeblazen door een concurrent, wordt Lou door zijn opa naar Sicilië gestuurd. Daar aangekomen wordt een bevriende politieagent vermoord en moet Lou van de dorpsmaffia de hoofdverdachte natrekken. (Jesper Docter)

De Mythen (serie)

De Bezige Bij – oktober 2005

“Mensen zijn altijd mythevertellers geweest”, vertelt Karen Armstrong in haar boek Mythen, een geschiedenis, de inleiding op de nieuwe serie De mythen. Deze serie, waarvan op 21 oktober de eerste drie delen verschijnen, wordt tegelijkertijd in vijfentwintig landen uitgegeven. In ieder van de delen zal een oude mythe opnieuw verteld worden. Aan het project werken grote namen mee: naast Karen Armstrong ook onder anderen Victor Pelewin en Donna Tartt. Het tweede boek dat dit najaar zal verschijnen is Zwaarte van Jeanette Winterson, waarin zij de mythe van Atlas hervertelt. Winterson zegt dat ze in haar bewerking waarden als eenzaamheid, verantwoordelijkheid en vrijheid onderzoekt. De laatste van de drie is Penelope van Margaret Atwood, waarvoor ze veel uit andere bronnen dan de Odysseus heeft geput. Ieder jaar zullen twee delen aan de reeks worden toegevoegd – de mythen waaruit te putten valt zijn talrijk. (Sarah Sloot)

Orhan Pamuk – Istanboel: herinneringen en de stad

De Arbeiderspers – november 2005

Orhan Pamuk heeft sinds Ik heet Karmozijn een vaste plek in de Nederlandse harten veroverd. Met Istanboel: herinneringen en de stad gaat hij voort op de weg die hij met zijn laatste roman Sneeuw was ingeslagen. Opnieuw worden de spanningen tussen Oost en West op een veelomvattende wijze in kaart gebracht met als centrale kernpunt de stad Istanboel. In de schaduw van de vergane glorie worden verwoede pogingen gedaan om van Istanboel een moderne metropool te maken, met alle drama’s en toestanden dat zoiets met zich meebrengt van dien. Aan de hand van de belevenissen van zijn niet alledaagse familie, laat Pamuk al deze ontwikkeling zien. Hij put daarbij uit zijn eigen herinneringen en observaties en vermengt dit met politieke en culturele beschouwingen. (Martijn Boven)

~

Karl Corino – Musil: een biografie 1880-1920

Meulenhoff – oktober 2005

Robert Musil is de man die de wereld het magnifieke De man zonder eigenschappen geschonken heeft. Het is een roman van monsterlijke proporties die veelal beschouwd wordt als de belangrijkste Duitstalige roman van de 20e eeuw. Het feit dat dit boek bijna 1500 pagina’s omvat en nog steeds niet voltooid was, zegt in feite al genoeg over de aard van zijn schepper. Wie deze eigenzinnig Duitser postuum beter wil leren kennen, kan nu zijn hart ophalen aan het eerste deel van zijn biografie, waarin de eerste veertig jaar van Musils leven beschreven worden. Aangezien Musil in brieven en dagboeken nauwkeurig verslag gedaan heeft van zijn belevenissen, kunnen we zonder twijfel rekenen op een spannend en inzichtrijk boek van de toegewijde Musil-kenner Karl Corino. (Martijn Boven)

In de loop van het seizoen kun je op 8WEEKLY van al deze boeken een uitgebreide recensie verwachten, plus natuurlijk nog veel meer