Muziek / Reportage
special: Fortarock 2018

Fortarock is weer terug en vlamt erop los

Na een jaar te hebben overgeslagen is Fortarock weer terug in het Goffertpark in Nijmegen, en pakt meteen goed uit met bands als Nightwish, Parkway Drive, Bodycount en Arch Enemy.

In 2016 was het festival voor het eerst twee dagen en dat was een groot succes. Helaas kreeg het metalfestival in 2017 geen grote line up rond en ging het in aangepaste vorm door in Doornroosje, maar dit jaar komt  Fortarock goed terug met twee dagen vol metal.

Vrijdag, meer dan een warming up

Na een hete week komt het even met bakken uit de hemel als Fortarock begint, maar de tempratuur daalt en het wordt wat aangenamer voor de in zwart gehulde metalfans. Het festival blijft in nevel gehuld en tijdens het optreden van Arch Enemy regent het nog even flink, maar dat mag de pret niet drukken.

Vrijdagmiddag begint Fortarock met een line up op twee podia en op zaterdag komt er een derde podium bij. Het programma op vrijdag is goed verdeeld: er is geen overlap tussen de bands en het publiek loopt zo makkelijk van podium naar podium. De Franse metalcoreband Betraying the Martyrs trapt het festival af, gevolgd door thrashmetalband Death Angel en deathmetalband Suffocation. Gedurende deze optredens loopt het terrein langzaam vol voor de grotere bands van de avond.

Body Count geeft een energieke show weg. De rap in combinatie met metal is misschien niet weggelegd voor elke festivalganger, maar rapper Ice-T (bij een groot publiek ook wel bekend als detective Tutuola uit Law & Order SVU) krijgt het publiek goed mee. Hij laat zien dat hij meer is dan een stoere rapper als zijn tweejarige dochtertje het podium op komt, wat menig hart laat smelten.

Hierna volgt een duister optreden van Watain en vervolgens staat Arch Enemy op het hoofdpodium. Het optreden van de melodische deathmetalband gaat niet geheel vlekkeloos. De blauwharige frontvrouw Alissa White-Gluz weet met haar gegrunt het geluid ‘op te blazen’, waardoor de band tot twee keer toe het podium af moet om het geluid weer te repareren.

Vervolgens staat Kreator in de tent, een band die voor de derde keer op Fortarock staat. De Duitse band weet het publiek helemaal los te krijgen met een spetterende liveshow.

De vrijdag wordt afgesloten met headliner Parkway Drive. Menig metalfan was een beetje sceptisch over deze metalcoreband als headliner, maar Parkway Drive stelde niet teleur. Met een spetterende liveshow met veel vuur, vuurwerk en een drumstel dat ronddraait en zelfs op zijn kop hangt, laat de band zien een goede afsluiter te zijn voor de eerste dag Fortarock.

Zaterdag, Nightwish steelt de show

Zaterdag opent Anneke van Giersbergen het hoofdpodium met haar nieuwe band Vuur. De band begint niet zo sterk, maar zodra de zangeres haar gitaar weg doet, spat de energie van het podium en de nummers af. Van Vuur gaan we hopelijk nog meer horen! Daarna volgt de band Týr met aanstekelijke vikingmetal.

Het zaterdagprogramma kent wel wat overlap, al treden de grootste band niet tegelijk op. Het idyllische theaterpodium is deze dag geopend en daar staan de wat kleinere veel belovende bands, die vaak tegelijk optreden met andere grotere bands uit het genre.

Opvallend is de experimentele muziek van Igorrr, die alle kanten op schiet van lekker in het gehoor liggende nummers met opera partijen tot hevige deathmetal. Interessant, maar een beetje vermoeiend.  In de namiddag loopt het terrein echt vol en ziet het zwart van de bezoekers, niemand wil natuurlijk de piratenmetal van Alestorm missen. Deze band maakt metal met een knipoog en zorgt voor een zinderende liveshow met onder meer een crowdsurfende reuze badeend.

Een opvallende kleinere band is Dool van Ryanne van der Dorst (ooit Elle Bandita), die nog net optreedt voor Nightwish. Daar gaan we zeker nog meer van horen.

Zaterdag steelt Nightwish de show, al treedt de band pas als laatste op. Met het binnenkomen werd namelijk bekend gemaakt dat de band eind dit jaar voor het eerst sinds jaren met een eigen show in Nederland staat.

In de namiddag wordt Floor Jansen, die afgelopen week in het nieuws was omdat ze vindt dat muziekminnend Nederland minder in hokjes moet denken, in het zonnetje gezet. Eerst geeft ze een interview en aan het einde daarvan ontvangt ze de Buma Rocks! Export Award, voor haar verdienste binnen de (inter)nationale metalscene. De zangeres is zichtbaar ontroerd.

Nightwish is de afluister van het festival en maakt deze rol meer dan waar. De band geeft een spetterend optreden weg met nummers uit hun hele oeuvre van ‘I wish I had an Angel’ tot ‘Élan’.  De mooie visuals op de achtergrond (landschappen, wolven en meer) nemen je samen met de muziek mee naar de sprookjeswereld van Nightwish.

Floor Jansen laat zien dat ze een groot bereik heeft en makkelijk ook de nummers van haar voorgangers zingt. Natuurlijk komt ook bij dit optreden het nodige vuur en vuurwerk kijken en zorgt het voor een vlammende afsluiter van Fortarock.

Een must voor elke metalhead

Fortarock had het de afgelopen jaren zwaar, maar laat zien dat je ook een geslaagd festival kan hebben zonder grote traditionele headliners als Iron Maiden of Rammstein. Fortarock laat ook zien hoe breed het genre metal is en heeft voor elke metalhead wat. Natuurlijk houdt niet elke metalfan van de symfonische metalgrootheid Nightwish, maar er zijn slechts weinig metalheads die maar van één subgenre van metal houden en verder niks leuk vinden.

Het festival is van alle markten thuis en dat trekt een groot en divers publiek aan, want onder de zwarte kleding en bandshirts (een ongeschreven dresscode) zijn heel veel verschillende mensen zien. Het festival zorgt ervoor dat jij je favoriete bands kan zien én dat je ook nog eens nieuwe favorieten kan ontdekken.

Boeken / Non-fictie

‘Hoe lang nog, Fik Meijer …’

recensie: Fik Meijer – De Sluier van Cicero. Van Catilina tot Baudet

Fik Meijer, de meest onvermoeibare populaire schrijver over de Oudheid van de Lage Landen, slaat weer toe. Zij het ditmaal met een boekje van amper 103 pagina’s, dat draait rond de beroemdste toespraken uit de Romeinse geschiedenis: de Catilinarische redevoeringen.

Bij Fik Meijer is het altijd erop of eronder. Was zijn Gladiatoren een ongemeen entertainende kijk op het bloederige vermaak ten tijde van de Romeinen, dan waren Paulus en Jezus en de Vijfde Evangelist al te suggestieve en miskleunen. De Sluier van Cicero situeert zich wat in het midden: bij momenten boeit het wel, maar het lijkt zo haastig geschreven dat het op geen enkel moment meeslepend is.

Eerst de feiten: op 8 november 63 voor Christus nam Cicero het woord in de senaat van Rome en richtte zich tot Catilina. Met als beroemde openingszin: “Hoe lang nog, Catilina, zul je misbruik maken van ons geduld?’ Cicero zag in hem dé staatsvijand, die bezig was een coup voor te bereiden en die in elk opzicht door en door slecht was. Het uitgangspunt van Meijers boek is dubbel: ten eerste proberen na te gaan of Catilina die slechte reputatie wel verdiende en ten tweede onderzoeken hoe de geschiedenis hem beoordeelde.

Man van het volk

Wat dat eerste betreft, heeft Meijer weinig om mee te werken: de twee belangrijkste bronnen over Catilina zijn geschriften tégen de man. Alles wat hij kan doen, is suggereren. En hoewel hij een verdienstelijke poging doet – Catilina was misschien wel de man van het volk die een opstand wilde om de burgerlijke ongelijkheid aan te pakken – maar overtuigen kan het bij gebrek aan argumenten niet.

Zijn tweede ambitie – de reputatie van Catilina door de geschiedenis heen – geeft hem uiteraard wel het nodige materiaal om mee te werken. Maar het wordt weinig meer dan een opsomming, en bovendien: wat is het nut ervan? Als er louter negatieve berichtgeving over hem bestaat, waarom zou dat dan opeens keren (op een korte periode in Toscane na)?

Jongensachtig

Het enige écht interessante feit in dit boekje? Dat Amerikaanse politici in de 19e eeuw dol waren op de Oudheid (op basis van een grondige opvoeding) en haast al hun geschriften ondertekenden met welbespraakte redenaars van toen. Het geeft hen iets jongensachtig en tegelijkertijd ambitieus.

Slotsom? Door die twee ambities valt het boek tussen twee banken: wie écht wil weten wie Catilina was, komt het niet te weten. En wie de reputatie van de man nader wil bestuderen, moet het met een snelle opsomming doen. Dit is dan ook heel misschien een boekje dat voor de student in een klassieke opleiding als tussendoortje kan gelden, maar het valt te betwijfelen of ze er veel inzichten uit zullen halen.

Film / Films

Simpel laken, grootse cinema

recensie: A Ghost Story (dvd)

Als kind wisten we het al. Een spook, dat is een laken met twee gaten erin. Dat je met een dergelijk simpel gegeven een zeer ontroerende en contemplatieve spookfilm kunt maken, laat David Lowery zien met A Ghost Story.

Vooropgesteld, A Ghost Story is geen cinema voor de grote massa. De film is traag, er wordt nauwelijks in gesproken en een spirituele antenne komt van pas. Dat wil overigens niet zeggen dat het een zweverig verhaal betreft. A Ghost Story gaat over hele aardse, menselijke zaken: rouw, vergankelijkheid en het voortschrijden van de tijd. Het is een film die existentiële thema’s aankaart, zonder met sluitende antwoorden te komen.

Rouwproces

A Ghost Story gaat over een man en een vrouw. C en M heten ze op de aftiteling. Ze wonen samen in een huis, ergens op het platteland van Texas. Zij wil graag verhuizen, hij wil liever blijven. Hij is gehecht aan de plek. Maar, voordat ze een beslissing hebben kunnen nemen, overlijdt hij plotseling.

Ook na zijn dood kan de man de plek niet loslaten. Als spook – een laken met twee gaten – keert hij terug naar het huis en observeert zwijgend en machteloos het rouwproces van zijn vrouw (een indrukwekkende rol van Rooney Mara). Hij ziet haar eenzaamheid, haar worsteling met het verlies en haar verlangen om verder te gaan met het leven.

Bedachtzaam

Regisseur David Lowery viel eerder op met het meditatieve misdaaddrama Ain’t Them Bodies Saints waaruit een bewondering sprak voor de omfloerste cinema van Terrence Malick. Na een uitstapje naar het grote werk met de aangenaam subtiele familiefilm Pete’s Dragon, keert Lowery nu weer terug in het Malick-territorium met deze kleine film over grote thema’s. Lowery weet daarbij alle clichés over dood en rouw (en spoken) gelukkig te vermijden, met bedachtzame shots trekt hij de aandachtige kijker in het verhaal.

Want, A Ghost Story is meer dan een persoonlijk drama over vallen en weer opstaan. In het tweede deel van de film plaats Lowery zijn spook in een groter geheel. We zien wat zich eerder heeft afgespeeld op de plek waar het huis staat. Het spook maakt contact met een naburige geest. Het zijn interessante verkenningen van de eigen plaats in het universum en het herhalen van de geschiedenis.

Juist die toevoeging tilt A Ghost Story letterlijk en figuurlijk naar een hoger niveau. Met een even hartverscheurend als verlossend slot als apotheose. Kleine film, grootse cinema.

Boeken / Poezie

Gedichten voor de volhouder

recensie: Elma van Haren - Zuurstofconfetti

In Zuurstofconfetti zet Elma van Haren, na zo’n tien jaar zwijgen, de lezer weer flink aan het werk. Maar ze is een dichteres voor wier gedichten en gedachten je graag moeite wil doen. Of het echt loont is een andere vraag.

Nog vóór de titelpagina staat een gedicht, ‘Nu’, waar je je tanden op kan stukbijten. Het lijkt de ongrijpbaarheid van het heden die in opeengepakte beeldspraak wordt onderzocht. Bron van die verdichting, samenballing én beeldenstroom, is de ene inval na de andere. Hier en daar ziet de lezer zich eerder voor een wiskundige dan een poëticale vergelijking geplaatst.

Wildgroei

Van Haren is uit op originaliteit, ze wil zelfs niet in de buurt van clichés komen, die immers zomaar zijn weg te slikken. Grammatica lapt ze lichtjes aan haar laars, ze gebruikt veel lettertypes en inspringende regels, maar ook neologismen (zie titel: lucht door ventilator rondgezwiept), woord- en toespelingen, spreektaal, uiteenlopende strofevormen en stukjes proza. Dat duizelt af en toe, ook al omdat de gedichten nogal aan de lange kant zijn: alleen ‘Dorst’ beslaat één pagina.

Alle levendigheid heeft soms iets weg van wildgroei. Er is namelijk geen enkel citaat los te breken dat iets kan zeggen over het gedicht als geheel, laat staan over de bundel. Taalgoochelen, waar Van Haren wel wat van kan, staat de inhoudelijke richting in de weg als al die associaties meerdere suggesties van betekenis lijken te bieden.

Huismus

De gedichten die zich meer blootgeven, danken dat aan een hulpvaardige toelichting of aan een (auto)biografische insteek. Het hoofdpersonage in de meeste gedichten is een vrouw, maar echt nader leren we haar niet kennen. Ze is een huismus die niet per se de straat op wil, last heeft van oorsuizen, van ‘Decibellenpijn’ en nog andere demonische zaken, zelfs van oploskoffie.

Ze lijkt niet heel welgemoed in het leven te staan. Niet voor niets drijft Sint-Franciscus op de cover in Arezzo demonen uit. Ze heeft afgesproken met een man (‘wat moet ik, minnaar zonder beminde?’) die mee- en/of tegenvalt. De dichteres formuleert, zo te lezen, met speels gemak en op lichte toon. Waarschijnlijk helpt dat haar om de vreemde gewichten van het bestaan de baas te zijn. Desnoods roept ze de Maagd Maria aan: ‘En als U toch bezig bent,/ trek dan in één moeite recht,/ wat mij in pieken en dalen door merg en been gaat.’

Van Haren is naast schrijfster ook beeldend kunstenares. De enkele werken die te googlen zijn, nemen door compositie, kleurgebruik en figuratieve inslag meteen voor zich in. Was dat met haar gedichten ook maar iets meer het geval.

 

 

Boeken / Non-fictie

Ratio en risico

recensie: Robert D. Kaplan - De terugkeer van de wereld van Marco Polo

De vermaarde analist van de Amerikaanse buitenlandpolitiek Robert D. Kaplan bundelt in De terugkeer van de wereld van Marco Polo een aantal van zijn bekendste essays en artikelen. Hij neemt je aan de hand om samen – als ware het een potje Risk – een wandeling te maken over de wereldkaart.

Kaplan schrijft als vooraanstaand politiek auteur voor tal van kranten, schreef achttien boeken en was van 2009 tot 2011 adviseur in de denktank (Defense Policy Board) van het Pentagon. Als we ergens informatie van binnenuit de Amerikaanse politiek kunnen krijgen is het dus bij hem.

Ratio boven emotie

Eén ding staat als een paal boven water: Kaplan is een rationalist in hart en nieren. Volgens hem kunnen we de politieke situatie van de wereld louter op een zinnige manier bekijken met onze ratio en werkt onze emotie alleen maar vertroebelend. ‘Bedenkt dat emoties, hoe terecht ze ook zijn, de vijand van de analyse kunnen zijn.’ Zo gaat Kaplan dan ook te werk in al zijn artikelen. Landen en groepen mensen hebben bepaalde belangen én emoties. Wanneer we deze kennen is het appeltje eitje om te voorspellen wat ze willen en van wie. Net zoals bij een spelletje Risk zit ook de wereldpolitiek minder ingewikkeld in elkaar dan je zou denken. Kaplan laat zien hoe simpel én ingewikkeld dit tegelijkertijd is. Simpel is om te zien hoe en waarom mensen dingen doen, veel ingewikkelder is om dit gedrag een andere richting op te sturen.

Grote vraagstukken

Hoewel Kaplan als analist in dienst trad van het Pentagon blijven zijn stukken die van een vrije denker. Hij is nergens pro-Amerikaans, in die zin dat hij Amerika ziet als het beloofde land of iets dergelijks. Hij is eerder vaak kritisch op zijn eigen land, omdat dit volgens hem veel verkeerde keuzes maakt en zo een deel van zijn macht op het wereldtoneel verliest. Kaplan schrijft over ontzettend complexe zaken, maar wel op zo’n manier dat ook iemand met een algemene kennis over de wereldgeschiedenis en politiek het verhaal – meestal – kan volgen. Hier en daar moet je wel dingen opzoeken om beter te begrijpen waar Kaplan het over heeft. Het moge duidelijk zijn dat de auteur een bijzonder helder beeld heeft van hoe de wereld van nu in elkaar zit, hoe we hier zijn aanbeland en waar we naar op weg zijn. Dat maakt het erg interessant om zijn essays te lezen, want voor de meeste mensen zijn dit nu juist de onderwerpen die te groot zijn om überhaupt nog over na te kunnen denken.

Kille analyse

De nadruk op ratio en het wantrouwen jegens de emotie maakt in de meeste redeneringen wel veel zaken duidelijk, maar voelt wat vreemd. Soms moet je je over de afstandelijke manier waarop Kaplan over landen spreekt heen zetten. Natuurlijk, de wereldpolitiek is één groot spel met veel geëmotioneerde spelers. Maar die spelers als dusdanig neerzetten én aan de kant schuiven als een niet-rationeel onderdeel van een groter geheel, kan soms te ver gaan om nog prettig te voelen. Maar goed, dat is dan misschien ook precies de reden dan Kaplan zo’n befaamde politiek analist is; dát hij de wereld op deze manier kan bezien. Interessant is het sowieso, en leerzaam. Kaplan is kundig en komt met veel nieuwe informatie en boeiende zienswijzen. Deze bundeling essays schept helderheid in een complexe zaak die op veel manieren benaderd kan worden.

Kunst / Expo binnenland

Schiedams Gebrand

recensie: Edgar Tytgat - Vlaamse meester

Volgens Vlaamse onderzoekers vertelt Edgar Tytgat (1879-1957) sprookjes. Maar de overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum Schiedam, die eerder in M – Museum Leuven te zien was en waar twee jaar voorbereidend onderzoek aan vooraf is gegaan, laat zien dat zijn werk ook de rafelranden van de maatschappij toont.

Neem alleen al de ondertitel van de catalogus, Herinnering aan een geliefd venster. Na de val uit een draaimolen, was dit venster voor het kind Edgar lange tijd diens enige uitzicht op de buitenwereld. Die buitenwereld was niet eenduidig, bleek later. En dat uitzicht leidde ook naar binnen, naar een fantasiewereld.
Ook kunsthistorisch was Tytgat wars van eenduidigheid, van ismen, al doet zijn eerste schilderij (Fantasie, marionetten en landschap uit 1912) nog zo sterk aan Ensor denken en zijn laatste (De dichter vindt zijn muze terug, 1956) aan Charlie Chaplin, die ook al te zien was op Tytgat en de wassenbeelden (1927). En dat is niet vreemd – beiden combineerden een wat kinderlijke stijl met de donkere kanten van de mens en het leven.

Edgard Tytgat, De vioolspeler, 1929, Mu.ZEE Oostende. Fotograaf Guy Braeckman

En natuurlijk herken je ook meteen het kinderlijke van de naïeve schilderkunst en het verhalende van Chagall; het museum afficheert Tytgat als de ‘Chagall van Vlaanderen’. Tytgat heeft Chagall overigens gekend. En inderdaad: de boom op Het mirakel van de heilige Dominicus (1942) lijkt op een bos bloemen op een schilderij van Chagall, maar de context is een geheel andere. De vioolspeler die veelvuldig door zowel Chagall als Tytgat wordt afgebeeld, is bij Tytgat bijvoorbeeld eerder een symbool voor verleiding.

Edgard-Tytgat-Inspiratie-1926-The-Phoebus-Foundation-Antwerpen

Dichotomie

Wat bijvoorbeeld niet over het hoofd kan en mag worden gezien, is de zelfspot en humor die Tytgat ook eigen zijn. Dat blijkt uit het doek Inspiratie (1926) dat een prominente plaats op de tentoonstelling kreeg. Hierop heeft Tytgat zijn vrouw Maria De Mesmaeker (‘Maria mon coeur’, zoals hij haar noemde) afgebeeld, die op een wolk, vergezeld door twee engeltjes, door het raam (!) komt binnenzeilen. Of is ze eerder uit het vliegtuig op de achtergrond gesprongen?

Die dichotomie, van het sprookjesachtige, paradijselijke en het dreigende, de rampspoed, komt op verschillende schilderijen terug. Bijvoorbeeld op Voorspel van een gebroken liefde (1932) waarop de paraplu symbool staat voor wat komen gaat. Een paraplu die, net als de viool, vaker voor komt bij Tytgat, zelfs op een schilderij van Jozef en Maria: Jozef met paraplu en Maria op klompen. Maar dat past geheel in de lijn van de Vlaamse schilderkunst, waar Bijbelse taferelen al vanaf de Vlaamse primitieven in het hier-en-nu werden geplaatst.

Edgard Tytgat, Le miracle de Saint Dominique, 1942, prive collectie. Fotografie Dieter Daemen

Traditie

Tytgat past in die traditie, meer dan in de moderne schilderkunst van zijn eigen tijd; een Picasso-achtig gezicht als op Boom van goed en kwaad (1946) is een zeldzaamheid.
Dat wil niet zeggen, dat hij soms geen opvallende draai aan een in de traditionele uiting wist te geven. Neem Het op zwier gaan van de drie heren (1938), een drieluik dat wel een heel andere lading kreeg dan een Bijbels tafereel … Ook al kan hier worden toegevoegd, dat er op de linker luiken vaak mensen uit de tijd waarin het drieluik ontstond opduiken.

Edgard Tytgat, Euphrasie poseert voor de eerste maal, 1941, copyright Dieter Daemen

Scabreus, dat was zijn werk tenslotte ook. Dat blijkt uit de aquarellen Huit dames et un monastaire, een boek dat hij in 1941-1947 maakte en waarvan de bladen in een vitrine liggen. En wat je er ook verder van vindt, kunsthistorisch, inhoudelijk: een van de topstukken is het Monetachtige Euphrasie poseerde voor de eerste maal (1941), een dun geschilderd, schitterend doek dat de mooie en omvangrijke expositie in Schiedam afsluit. Negentieneenenveertig? Ja, de tentoonstelling – de eerste grote overzichtstentoonstelling van Tytgat in Nederland – is thematisch en niet chronologisch opgebouwd, en dat geeft prachtige doorkijkjes. Je zou het ‘Schiedams Gebrand’ kunnen noemen, als de koffie in het museumcafé – dank zij de voorliefde van museumdirecteur Deirdre Carasso kwam deze door de Vlaamse conservatoren Peter Carpreau en Gust Van den Berghe samengestelde tentoonstelling naar Nederland. En dat is mooi.

 

 

Gelatin - detail_Boijmans
Kunst / Expo binnenland

Speels vermaak met een universele ‘boodschap’

recensie: Gelatin: Vorm – Fellows – Attitude
Gelatin - detail_Boijmans

Met het gevaar in stereotyperingen te vervallen: kunst heeft vaak een ietwat klinisch, afstandelijk imago. Het wordt getoond in een steriel ogende white cube, en je mag ernaar kijken maar vooral niets aanraken. De tentoonstelling Vorm – Fellows – Attitude in Museum Boijmans Van Beuningen wijkt op geestige wijze af van dat cliché.

Gelatine is de naam van een voedingsmiddel dat in combinatie met andere ingrediënten transformeert tot bijvoorbeeld zo’n glibberige trilpudding. Ondanks, of vanwege die associatie, is het tevens de naam van de vierkoppige Oostenrijkse kunstenaarsgroep Gelatin, vanaf 1993 een feit. Sindsdien maakten ze onder andere een menselijke lift (Human Elevator, 1999), een achtbaan in een galerie (Otto Volante, 2004), en heetten ze bezoekers van een lezing welkom als menselijke kandelaar – met brandende kaarsen in hun achterwerk gestoken (Gelatin at the Shore of Lake Pipi Kacka, 2003). En dan is er ook nog Das Kakabet (2007), een alfabet van gepoepte letters. Nu hebben ze een aantal grote zalen in Museum Boijmans Van Beuningen gevuld met smeuïge sculpturen.

Sportieve Kappa-sok als piemel

Gelatin_Boijmans_kledingrek

Gelatin, Vorm – Fellows – Attitude, Museum Boijmans Van Beuningen, 2018. Foto: Aad Hoogendoorn

Voordat je Gelatin’s meest recente creatie daadwerkelijk kunt aanschouwen, word je eerst door een soort omkleedruimte geloodst. Het tentoongestelde blijft nog even verborgen achter houten schotten. Een meterslang kledingrek hangt vol met overzichtelijk op maat gesorteerde kledingstukken. Alle maten en tinten zijn vertegenwoordigd, en elke outfit is op kunstige wijze gedecoreerd met vagina’s, penissen, borsten en tepels. Voor de sportieveling is er de Kappa-sok als piemel, en om de schaamte te bedekken wordt soms ook een zijden handschoen ingezet. Deze ‘naaktpakken’ mag je niet alleen bekijken en aanraken, maar ook aantrekken. Tenminste, voor de duur van het tentoonstellingsbezoek. Saillant detail: in de comfortabel ogende bankjes hebben de kunstenaars sfeerverhogende scheetkussens verwerkt. De toon is – letterlijk – gezet.

Viezigheid op het tapijt

Volgend op de omkleedsessie kun je jezelf in vol ornaat bewonderen in een grote spiegel, met daarnaast een bijzondere selectie quotes. Niet geheel toevallig hebben ze allen betrekking op ontlasting, en ogenschijnlijk zijn ze afkomstig uit de mond van bekende namen als Mozart, Peter Sloterdijk en Erasmus (“Ieder vindt zijn eigen stront welriekend”). Het is een weinig subtiele hint naar wat er komen gaat. De museumzalen blijken gevuld met enorme sculpturen. Of, om er niet omheen te draaien: enorme drollen van een klei-achtig materiaal, sierlijk gedrapeerd op buitenproportioneel grote Perzische tapijten. Gekleed in naaktpak voorzien van al dan niet bungelend geslachtsdeel kun je je tussen deze sculpturen begeven. Je mag ze ook voorzichtig even aanraken. Nadere bestudering wijst uit dat ze op sommige plekken zelfs nog wat vochtig zijn – wellicht worden ze dagelijks voorzichtig met wat water besprenkeld.

Democratische ‘boodschap’

Gelatin-Boijmans

Gelatin, Vorm – Fellows – Attitude, Museum Boijmans Van Beuningen, 2018. Foto: Aad Hoogendoorn

Associaties met eerdere ‘poepkunstwerken’ (met name Wim T. Schippers’ 4,5 meter hoge drol Stationnement gênant) zijn niet te onderdrukken. Wordt de kunstwereld hier wederom een beetje ‘te kakken gezet’? Wellicht. In een video met luchtig ogend gesprek tussen kunstenaars en curator wordt het geheel van context voorzien. Tal van poep-gerelateerde feitjes en woordspelingen passeren de revue: poep is een positief, inclusief en universeel symbool, al in de steentijd ‘lazen’ mensen de ontlasting van dieren, het is de eerste ‘creatie’ van een pasgeborene, en de kunstenaars ‘Don’t give a shit’.  Zelf lijken de kunstenaars hun creatie te funderen vanuit het idee van de democratic sculpture, waaraan iedereen vrij is bij te dragen. Eerder kwam dit tot uiting in een door bezoekers bij elkaar geplaste ijssculptuur (Zapf de Pipi, 2005) en een op vergelijkbare wijze met urine gevuld waterbed (All Together Now, 2011). De redenering lijkt dat we hier, vanwege het universele principe van de ontlasting, ook met zo’n democratische sculptuur te maken hebben. Dat gaat op tot op zekere hoogte. Hoewel de praktische bezwaren overduidelijk zijn, lijkt er iets te ontbreken. Rondlopen in naaktpak voorziet het drollendecor van extra sjeu – alleen krijgt de bezoeker niet de gelegenheid om mee te kleien.

Kunst / Reportage
special: Rendez-vous met Frans Hals

TRADITIE EN TOEKOMST

Het Frans Hals Museum in Haarlem is wat dwars: op de bewegwijzering in de stad en op het logo staat het woord ‘Museum’ op z’n kop. Beide helften (Frans Hals en Museum) hebben een andere kleur. Dat wijst naar het feit dat het Frans Hals Museum en Museum De Hallen zijn gefuseerd en verder gaan als één museum met twee vestigingen: HOF (Groot Heiligland) en HAL (Grote Markt). In beide is momenteel een op elkaar aansluitende ‘fusiontentoonstelling’ te zien.

Fusiontentoonstelling

Dat wil zeggen dat er twee ‘soorten’ kunst  te zien zijn, die met elkaar in gesprek gaan: van oude meesters en hedendaagse kunstenaars. ‘Nieuwe interpretaties van bestaande kunstwerken’ van onder meer ‘huismeester’ Frans Hals, zegt directeur Ann Demeester op de inleidende video in de vestiging die nu HOF heet. Anders kijken, meer zien – dat is haar boodschap met deze tentoonstelling die ze trans-historisch noemt.

Meer dan dertig kunstenaars en kunsthistorici zijn ‘gekoppeld’, zoals we dat ook van tentoonstellingen in het Bijbels Museum in het Amsterdamse Cromhouthuis kennen van theologen en kunstenaars. Kunsthistorici en theologen kijken op een meer subjectieve manier naar collecties. Dat is een manier van kijken, die kunsthandelaar en kunsthistoricus Jan Six onlangs ook benoemde, wat terloops en zachtjes, maar toch. Hij deed dat toen hij het aan Rembrandt toegeschreven Portret van een jongeman (tot en met 15 juni a.s. in de Amsterdamse Hermitage) aan het publiek toonde.

HOF

Six wees daarbij op de manier waarop het gezicht van de jongeman op hem overkomt, de Tsjechisch-Nederlandse kunstenaar Tomas Rajlich kijkt naar wat het groen/geel op de zijluiken van een altaarstuk van de Meester van Alkmaar met hem doet en zet het om op zijn doek dat ernaast hangt. Daarmee zijn het schilderen zelf en de materie van de verf tot thema geworden, net als bij het zwart van Hals’ Regenten van het Oudemannenhuis op Ad Reinhardts overweldigende Abstract painting. Kijk en zoek de verschillen!

Prachtig zijn de acht foto’s van de Canadese Nana Katchadourian, die werden gekozen door kunsthistoricus en schrijfster Gerdien Verschoor. Zij hangen tegenover Hals’ Portret van een vrouw met handschoenen. Via een koptelefoon, die overal op beide tentoonstellingen zijn te vinden, hoor je een mooi verhaal van Verschoor, als was ze Maurizio Canari XXIII, een handschoenenmaker in Venetië. Het gaat over ‘handschoenen die een vrouw voortbrengen (…). Zwijgende handschoenen’. Kijken is zo ook onthaasten.

Soms komt de overeenkomst gezocht over, maar dan weer heel subtiel: de Bulgaarse kunstenaar Nedko Solakov hing bijvoorbeeld het echtpaar Vos van Joh. Corn. Verspronck alleen maar met de rug in plaats van het gezicht naar elkaar en voegde met viltstift een tekst eronder toe.

Jasper Hagenaar: Compositie nr 2 (naar Frans Hals)

Een enkele keer is de overeenkomst gevonden in het formaat, de vorm en ordening van een doek, zoals Jasper Hagenaar de schutterstukken van Hals én het stilleven met witte schaal en citroen van Kees Verwey tot uitgangspunt nam, wat leidde tot prachtige werken. Wie Hagenaar, en overigens alle kunstenaars zijn, daar kom je, als je het al niet weet, niet achter – de werken lijken voor zichzelf te moeten spreken.

Frans Hals, portret van Cornelia Vooght, 1631

Wat intellectualistisch tenslotte zijn wat HOF betreft de bijdragen van curator Norbert Middelkoop en schrijver/fotograaf Hans Aarsman. Middelkoop ging na welke Amsterdamse schilderijen Hals geïnspireerd zouden kunnen hebben voor zijn groepsportretten van de regentessen van het St. Elisabeths Gasthuis, tegenover HOF. Aarsman keek samen met Roy Villevoye naar allerlei uitingen van mogelijke ziekten op oude schilderijen. Zo duidden zij de rood/paarse verkleuring op een portret van Cornelia Vooght als het gevolg van huiselijk geweld. Zo wordt de tentoonstelling in HOF opeens ook weer tijdgebonden, passend in de tijd van #metoo.

HAL

Koos Breukel: Armand, Amsterdam 2015

In HAL, wat voorheen De Hallen op de Grote Markt heette, gaat de expositie min of meer op dezelfde voet verder, met dit verschil dat er geen originele doeken te zien zijn. De fotograaf Koos Breukel ensceneerde ontmoetingen tussen foto’s van hemzelf en reproducties van portretten van Hals. De donkere achtergrond, de eenvoudige lichtwerking en de aandacht voor huid en ogen van een persoon hebben de foto’s gemeen met Hals. Ook hier geldt: soms raak, soms wat gezocht.

Het gaat in HAL over zaken als toeschrijvingen, wat gezien de discussie over het eerder genoemde portret van Rembrandt actueel is. In een van de podcasts die als gezegd ook hier te vinden zijn, wordt ingegaan op een kopie van een zelfportret van Hals, dat rond 1750 geschilderd werd. Gesteld wordt dat het origineel nog wel eens zou kunnen opduiken, maar dat we tot zolang dit niet het geval is ons toch best iets daarbij kunnen voorstellen op de binnenkant van de ogen.

De Vlaamse kunstenaar Pieter Vermeersch richtte zich niet op kleurvlakken van in dit geval Hals, zoals Rajlich deed, maar op een détail: het puntje wit (de final touch) die op elke Hals voor komt. Hij bracht het in zijn Untitled aan als een puntje olieverf op marmer, een fascinerend werk.

Het trans-historische waar Ann Demeester het op de inleidende video over had, speelt een rol in Arnoud Hollemans Hommage, een film waarin een fictief museum valt te zien met oude- en moderne kunst, westerse- en niet-westerse kunst. Ook hier gaat het om kijken en nog eens kijken, maar ook om bekeken worden, waarbij Hollemans’ aandacht voor de huid van de voet van een van de bezoekers aan Hals’ aandacht voor de menselijke huid doet denken.

En zoals HOF aan het eind de focus leek te verleggen naar de #metoo-discussie, zo lijkt HAL op te roepen om de context van een en ander bij jezelf te zoeken. Bij het werk Tissues, tissues die werden gebruikt bij de restauratie van regentenportretten van Hals, legt de zaaltekst een associatie met de lijkwade van Turijn, terwijl ik aan de Dode Zeerollen moest denken en een bezoeker verwees naar de dichtgeplakte pagina’s van het Dagboek van Anne Frank die weer tevoorschijn zijn getoverd.

Over context gesproken: zo verbeeldde Kerry James Marshall uit Alabama een naakt, in de veronderstelling dat Hals dat geschilderd zou kunnen hebben: Nude (Spotlight). Iets waarvan John Berger meende dat hij dit nooit heeft gedaan. Niet des Hals, met het theatrale, harde licht dat rechtstreeks is gericht op de zwarte vrouw op een hagelwit laken. Maar die donkere achtergrond – ja dat is wel weer Hals.

Verbeelding en verbeelding, in de dubbele betekenis van het woord, dat vind je op deze experimentele dubbelexpositie waar soms nog wat naar het format wordt gezocht, maar waar ook veel werk van kunstenaars van naam valt te zien dat klinkt als een klok. Kijk en kijk nog eens, onthaast en wees dwars. Dan zie je inderdaad meer.

 

 

 

Film / Films

Powervrouw tussen de alfamannetjes

recensie: Molly's Game (dvd)

Een topsportster die niet van verliezen houdt, groeit uit tot de spil van een groot illegaal pokernetwerk. Molly’s Game toont een sterke vrouw die met vallen en opstaan alfamannetjes te slim af is.

Aaron Sorkin is al decennialang een vaste kracht in de Amerikaanse televisie- en filmindustrie. Hij schreef het scenario voor het rechtbankdrama A few good men, zette de opkomst van de sociale media neer in The social network, en beschreef de rol van statistische wetenschap in de sport in Moneyball. Daarnaast schreef hij vele seizoenen van de politieke dramaserie The west wing.

Sorkin heeft de gave om onderwerpen die op het eerste gezicht niet heel sexy zijn toch opwindend te maken. Dat doet hij door zijn personages uit te rusten met de gave van het woord. De personages pingpongen de oneliners heen en weer, wat maakt dat de dialogen in Sorkins verhalen knetteren.

Olympische Spelen

Ook in Molly’s Game zitten veel van deze mitrailleurdialogen. Het is eigenlijk verbazingwekkend dat deze film het debuut is van scenarioschrijver Sorkin als filmregisseur. Tekstueel is het van het vertrouwde hoge niveau, maar ook op montage en spelregie valt weinig af te dingen. Het is alsof Sorkin al jarenlang op filmsets en in montagekamers vertoeft.

Molly’s Game speelt zich af in een wereld gedomineerd door mannen, waarin een vrouw de hoofdrol opeist. Molly Bloom heeft een verleden als skiester, maar een ongeval dwarsboomt haar optreden op de Olympische Spelen. Met haar vastberadenheid en discipline stort ze zich op een zakelijke carrière.

Pokerkoningin

Als managementassistente krijgt ze de taak om een wekelijks pokertoernooi voor Hollywoodsterren, topsporters en rijke zakenlieden te organiseren. Met haar zakelijkheid en onaantastbare charme groeit ze uit tot de ongekroonde pokerkoningin van de Amerikaanse Westkust. Wanneer ze later ook de Oostkust weet te interesseren voor haar kaarttoernooien, begeeft ze zich op een hellend vlak. De FBI doet een inval wegens verdenking van witwaspraktijken door de Russische maffia.

Onaantastbare powervrouw

Sorkin legt in Molly’s Game niet zozeer de nadruk op het verloop van spannende kaartwedstrijden. Het gaat hem om de psyche van Molly die als kind al tot topsportster werd gedrild. Dezelfde mentaliteit die nodig is op de apenrots. Molly speelt haar spel streng en eerlijk totdat ze in de problemen dreigt te komen door wanbetalers.

De rol van Molly is Jessica Chestain op het lijf geschreven. De actrice lijkt zich inmiddels te specialiseren in koele onaantastbare powervrouwen met wie niet te valt te spotten, zoals ze al eerder liet zien in het scherpe politieke drama Miss Sloane. Sorkin verpakt het verhaal in een slimme raamvertelling waarin haar principiële advocaat haar verhoort over haar verleden. Deze rol van Idris Elba geeft de film de hoognodige rust tussen de vlijmscherpe dialogen en hyperactieve pokerscènes vol testosteron. Het niveau van de Wolf of Wall Street haalt Sorkin niet helemaal, maar Molly’s Game is een aardige vrouwelijke tegenhanger.

Theater / Reportage
special: SPRING 2018

SPRING 2018: omgevallen kale mannen en veel, veel wolken.

Ik schijn iets gemist te hebben. In de trein hoor ik een lovende recensie van To come (extended) van Mette Ingvardsen. Verdorie, waarom heb ik die niet gezien? Dat kan natuurlijk niet nog een keer gebeuren, dus reis ik af naar Utrecht voor een dagje SPRING. Met vier installaties in de middag en in de avond de terugkeer van Chunky Move.

Ongemakkelijke oefening

Mijn SPRING-dag begint midden op straat. Op de Stadhuisbrug zien we een groep alledaags geklede mensen op een metronoom van positie wisselen. We kijken naar Collective Individual Excercises van Isaac Chong Wai. We zien hoe een groep alledaagse Utrechtenaren op de Stadhuisbrug een simpele choreografie uitvoert. Elke tik van een metronoom geeft aan dat ze een stap in een willekeurige richting moeten zetten. Een choreografie in de publieke ruimte, het doorbreken van dagelijkse routes: de doorgewinterde SPRING-bezoeker kent het inmiddels wel. De nietsvermoedende voorbijgangers konden het wat minder waarderen. Door van het plein een podium te maken zijn ze ineens hun anonimiteit kwijt en moeten ze hun looproute aanpassen. Die onwennigheid kan heel spannend zijn, maar daar moeten wel duidelijke kaders voor zijn. Die ontbreken nu. De deelnemers ogen zo ongemakkelijk, dat de insteek van de performance niet helder wordt. Een van hen zet een lach in, de anderen volgen, en dan herhaalt de sequens zich. Het lijkt op het begin van een lachtherapie, maar bereikt niet het niveau dat het echt spontaan wordt. Logisch ook, natuurlijk. Ga maar eens als vrijwilliger midden op een plein staan lachen. Ik zou het niet beter kunnen. Maar toch: wat wil Chong Wai hiermee? Puur en alleen de dagelijkse routine doorbreken? Moeten we de ongemakkelijkheid negeren, of is het juist de bedoeling? Ik weet het niet. Misschien was ik net bij de verkeerde oefening.

Pim of Dries?

Foto: Willem Popelier

‘Dries Verhoeven, die moet je zien’ hoor ik een SPRING-medewerker tegen een collega zeggen. Dries Verhoeven, dat kan ook bijna niet mis gaan. Die verzint elk jaar wel weer iets wat de gemoederen bezig houdt. Of het nu een Grindr-container, een spookhuis of een nepbegrafenis is, het is altijd de moeite waard. Voor Sic transit gloria mundi (letterlijk: ‘zo vergaat de wereldse grootheid’) wordt tijdens het festival een omgevallen standbeeld van een man gemaakt, als symbool voor de omvallende dominantie van de Westerse, witte man. De eerste controverse is inmiddels binnen. GeenStijl spreekt er schande van. Een viering van de moord op Fortuyn, kopt het artikel. En betaald van ons belastinggeld! Of het beeld echt Pim Fortuyn voorstelt of gewoon Dries Verhoeven is, moet nog blijken.

Als ik de installatie met eigen ogen zie, is er namelijk nog weinig gebouwd. De bovenkant van de installatie geeft uitzicht op de constructieplaats, maar daar zijn de werkzaamheden net begonnen. Veel interessanter is de expositieruimte, waar de Westerse hegemonie eveneens is omgekeerd. Bij binnenkomst is de informatie op ooghoogte in het Arabisch te lezen. Pas helemaal onderaan staat de Nederlandse en Engelse vertaling. Eenmaal in de ruimte zien we foto’s waarin het falen van de Europese en Amerikaanse macht onderstreept worden. In het midden zien we een maquette van het plein, en een schets van hoe het standbeeld er uiteindelijk uit zou moeten zien. Achteraf hoor ik dat er niet daadwerkelijk een (tijdelijk) standbeeld gebouwd wordt op het plein. Maar het statement is natuurlijk allang gemaakt. Trap een beetje tegen de dominantie van witte mannen, en er ontstaat direct commotie.

Wolken en VR

Na Verhoevens work in progress lopen we naar de Stadsschouwburg. Daar is gedurende de dag de The Cloud of Unknowing te zien, een video-installatie van Ho Tzu Nyen die als inspiratie heeft gediend voor ANTI-GRAVITY. In The Cloud of Unknowing zien we hoe verschillende bewoners van een vervallen flatgebouw bezocht worden door een wolk. Wat er nu precies gebeurt met ze gebeurt blijft schimmig, maar visueel blijft deze installatie boeien. Ho Tzu Nyen zoekt de schoonheid op in het verval. De kamers zijn oud, het behang bladdert af, de bewoners zien er somber en onverzorgd uit. Het straalt een troosteloosheid in die zo consequent is doorgevoerd dat het esthetisch wordt.

Een aangename verrassing dient zich aan wanneer we onverwacht naar een extra installatie gaan. Buiten de schouwburg biedt PIPS Lab een heuse virtual reality ervaring aan. In groepen van zes kunnen we naar binnen. We gaan tegenover elkaar zitten. Na wat geklungel van mijn kant met de apparatuur bevind ik me in een treincoupe. Links van me staat een conductrice, rechts een personage met een VR-bril op. Tegenover me zie ik twee personages met elkaar flirten, terwijl een derde wel erg dicht bij me komt. Dan realiseer ik me ineens dat ik ook een personage ben. Ik blijk een vrouw te zijn met een eigen virtueel lichaam. Dat is even wennen: als televisie- of filmkijker ben ik er aan gewend om zelf geen onderdeel te zijn van de fictieve wereld die ik zie. Als theaterkijker wel, maar dan niet in een ander lijf. Mijn eerste ervaring met VR voelt als iets dat weliswaar nog in de kinderschoenen staat, maar vol mogelijkheden zit. Dit smaakt naar meer.

Zwaarte en lichtheid

Foto: Pippa Samaya

Een aantal uur later is het tijd voor de afsluiter van mijn SPRING-dag: ANTI-GRAVITY, de nieuwe productie van Anouk van Dijk en, daar is hij weer, Ho Tzu Nyen. Zwaartekracht versus gewichtloosheid, geaardheid versus lichtheid, dat is het centrale conflict in deze performance. We zien aanvankelijk hoe verschillende dansers gebonden zijn aan de elementen. Een van hen stapelt rotsen op, terwijl een ander niet los lijkt te komen van een blok. Dit alles in een langzaam, contemplatief tempo. Het geheel voelt zwaar en traag aan. Dan komt er lucht in de voorstelling. Een rookmachine blaast een wolk de zaal in, de dansers komen samen en voeren een lichtvoetige choreografie uit. Zo wisselt de performance tussen momenten van zwaarte en lichte, ook in de ervaring van de toeschouwer. Om uiteindelijk te eindigen in een mooi tableau vivant waar een danser tot enorme hoogte is verheven, en een ander vredig in het water gaat liggen. ANTI-GRAVITY schopt niet tegen de grenzen van dans of performance, wat performances op SPRING doorgaans wel doen, maar blijft keurig binnen de lijntjes. Een degelijke dansvoorstelling die niet bijzonder verrassend is, maar wel aangenaam blijft. Al met al een goede afsluiter van mijn eerste volle dag op het SPRING Festival. Nu nog een keer terug voor het standbeeld.