Theater / Voorstelling

Beestachtig sprookje is prachtig

recensie: Beauty and the beast (Joop van den Ende Theaterproducties)

.

Terwijl

~

‘Echte schoonheid zit van binnen’ luidt de boodschap die Beauty and the Beast overbrengt. Waarschijnlijk ben je na afloop van de voorstelling niet erg onder de indruk van deze Disneymoraal, maar de voorstelling zelf zal je nog wel even bijblijven. De live muziek van het orkest, de kostuums, het decor en natuurlijk de acteurs: het algehele plaatje van deze voorstelling is prachtig.

Beauty and the Beast is nog tot en met 25 juni 2006 in verschillende theater in Nederland te zien. Klik hier voor een uitgebreide speellijst.

8WEEKLY

Het Nachtpodiumverhaal

Artikel: Deel VIII: Siebe de Boer over technologie en ambacht

In de periode van september tot en met december 2005 werkt 8WEEKLY samen met het VPRO televisieprogramma Nachtpodium. Iedere aflevering maken wij een item waarin we jonge en nieuwe culturele talenten presenteren. Daaraan gekoppeld publiceren we iedere week een achtergrondartikel. In de aflevering van zondagnacht 23 oktober (00:05) heb ik een gesprek met Siebe de Boer.

Deze jonge multimediakunstenaar trekt graag – al dan niet ’s nachts – door steden en industrieterreinen, op zoek naar sporen van de symbiose tussen mens en techniek.

~

Siebe de Boer (1982) studeert momenteel aan het Frank Mohr Instituut in Groningen, waar hij een tweede fase opleiding volgt. Zijn specialiteit: het combineren van 3D computeranimaties met teken- en schilderwerk. Eerder studeerde hij af aan kunstacademie Minerva, met een eindexamenfilm waarin hij de kijker meevoert door een landschap zonder mensen, maar vol met sporen van het menselijk leven in de stad. Zijn reis laat zien hoezeer ons leven met techniek is verweven: we worden meegevoerd langs elektriciteitsmasten, straatverlichting, industrieterreinen, bouwkranen en meer. Het afgelopen jaar is Siebes examenfilm al verschillende keren vertoond. Een aantal weken geleden was de film te zien op de tentoonstelling De intermediale zone die in het kader van een expertmeeting over intermediale reflectie werd georganiseerd. In het deftige Boijmans van Beuningen in Rotterdam werd daar op een klein televisiescherm de film getoond.

Zijn eerste film staat volop in de belangstelling, maar voor Siebe is het tijd voor een nieuwe film. Een film waarin dit keer een fabriek een belangrijke rol speelt. Samen bezochten we voor VPRO’s Nachtpodium een industriegebied, waar we spraken over zijn manier van werken, zijn inspiratiebronnen en zijn fascinatie voor de stad als cyborg.

De suggestie van mensen

Nachtelijke verlaten straten, een industrieterrein zonder mensen; het zijn plekken waar Siebe inspiratie opdoet voor zijn werk: “Het landschap zegt heel veel over ons mensen, hoe we leven. Het zegt soms meer dan de mensen over zichzelf zouden kunnen zeggen. Mijn inspiratie komt vooral uit nachtelijke wandelingen. De lege stad, die de suggestie van mensen bevat, is voor mij veel interessanter dan een stad vol mensen.” De omgeving dient in Siebes films niet als achtergrond, maar speelt de hoofdrol. De gebruikelijke menselijke hoofdrolspelers zijn verbannen, ook omdat hij simpele sentimentaliteit wil vermijden: “Mijn film heeft wel iets zachts door de potloodschetsen. Als ik er mensen in zou laten zien, zou het misschien te sentimenteel worden.”

Fabrieken

~

Voor zijn nieuwe film verdiept Siebe zich in fabrieken: “Ik vind fabrieken ontzettend indrukwekkend. Ze zijn groot, ze zitten vol technologische wonderen en geven de indruk dat de techniek groter is dan jij. Bovendien zijn ze prachtig om te zien. Maar een fabriek staat ook voor veel slechte dingen. Die grauwe rook is schadelijk voor het milieu en de opkomst van de massaproductie betekende niet alleen lange werkdagen onder slechte werkomstandigheden, maar ook het verdwijnen van het ambacht en de overheersing door technologie.”

De belangrijke en soms overheersende rol van techniek in ons bestaan fascineert Siebe. “Soms is de stad als een cyborg: mensen en techniek vormen samen een stedelijk organisme. We zijn nog niet fysiek in een computer ingeplugd, maar figuurlijk zitten we wel aan allerlei computersystemen gekoppeld waar we afhankelijk van zijn. Dat vind ik interessant, maar ook beangstigend.”

Techniek tegenover ambacht

Het ambivalente gevoel dat hij heeft bij moderne techniek vind je ook terug in de manier waarop hij werkt: “Je hebt verschillende nieuwe media kunstenaars die alles uit handen geven en simpel gezegd, de computer het werk laten maken. Ik heb mijn computer ook nodig om mijn films te maken, maar ik wil me niet helemaal overgeven aan de techniek. Daar schrik ik voor terug. Een computerfilm zou te saai worden en te plastic, vind ik. Ik wil juist expressie en authenticiteit in mijn werk terug zien, een eigen handschrift. Door dat eigen handschrift heeft het werk ook een bepaald engagement voor mij. Afstand is niet mogelijk, omdat je letterlijk mijn vingerafdruk ziet en ziet dat ik er mee bezig ben geweest.”

“Het werk begint met de bibliotheek aan beelden die ik tijdens wandelingen in mijn hoofd verzameld heb. Ik ga niet voor een fabriek zitten en deze natekenen, maar ik kijk er naar en bewaar een bepaalde indruk, mijn eigen visie op dat gebouw. Dan ga ik schetsen, zoals je ook begint als je een schilderij gaat maken. Die schetsen komen terug in de gebouwen die ik in een 3D computerprogramma bouw. Vervolgens scan ik stenen in, de lucht of kleuren en ‘plak’ ik deze op het gebouw in de computer. Zo ontstaat mijn visie op de wereld.”

Virtueel schetsboek

Op zijn weblog houdt Siebe een soort dagboek bij, dat behalve uit zijn verhalen over zijn werk ook uit schetsen en tekeningen bestaat. Het is voor hem een belangrijk medium. “Een film maken duurt vaak lang. Door af en toe wat schetsen te plaatsen op de site kun je toch laten zien waar je mee bezig bent en is het minder lastig om aan zo’n lang project te werken. Als de film af is, heb je ook een document waarop je het proces goed kunt volgen. Soms werkt het ook als een ‘ouderwets’ schetsboek waarin je dingen kunt vinden, als je vast zit of even niet weet hoe je verder wilt gaan. Die oude schetsen zijn dan plotseling weer bruikbaar en geven je nieuwe inzichten. Mijn weblog is ook belangrijk om mijn ideeën te concretiseren. Je wordt eigenlijk gedwongen om een idee in woorden of beelden om te zetten, zodat het voor jezelf duidelijk wordt, maar vooral ook voor anderen.”

Boeken / Fictie

Peter Verhelst lezen blijft een uiterst opwindende bezigheid

recensie: Zwerm - geschiedenis van de wereld

Vijf romans verschenen al van de hand van Peter Verhelst. De Vlaamse schrijver glorieert in uiterst beeldend en zintuiglijk geschreven verhalen, die geënt zijn op de tradities van het sprookje en de mythe uit de oudheid.

Als zijn beste werk mag Tongkat, een verhalenbordeel genoemd worden. Het boek over de tragische held Prometheus, die het vuur van de goden stal en die in de fantasie van Verhelst slachtoffer is van een tijdloze wereld, biedt een unieke leeservaring op zich. Daarvoor hoef je niet eens precies te weten waar de auteur in zijn groteske, postmoderne taalspel precies naar toe wil.

~

In zijn laatste roman, Zwerm – geschiedenis van de wereld, dringt die vraag zich echter meer op. Waartoe dient dit boek? In Zwerm wordt namelijk veel meer gerefereerd aan de actualiteit dan ooit eerder gebeurde in Verhelsts werk. De terroristische aanslagen op het New Yorkse World Trade Center, de ontruiming van de Joodse nederzettingen in Palestina, Pim Fortuyn, de oorlog in Rwanda, de oprukkende vogelpest, nog in leven zijnde oud-nazi’s: alles komt in min of meer verbasterde vorm voor in de op hol geslagen 21e eeuw die Verhelst schetst. Een wereld die zich onvermijdelijk in de afgrond zal storten. De dreiging hiervan wordt voelbaar gemaakt doordat Zwerm begint op het duivelse paginanummer 666 en langzaam maar zeker terugloopt tot de climax van pagina 0.

Diabolische houdgreep

Het Kwaad is namelijk aanwezig, en het internet (www = 666) is daar de laatste manifestatie van. Maar ook de alomtegenwoordigheid van zich razendsnel verspreidende ziektes (computervirussen, oorlogsveteranenziektes, de vogelgriep) is een teken dat de Apocalyps aanstaande is. In Zwerm wordt gespeeld met de ook in de wereld buiten het boek aanwezige angst dat er iets afgrijselijks gaat gebeuren. Het nummer Ace of Spades van metal-act Motörhead is de regelmatig in de roman opduikende soundtrack van de diabolische houdgreep waarin onze overbevolkte planeet gehouden wordt.

In plaats van een commentaar op rumoerige tijden te geven, houdt Verhelst zich bezig met de beeldcultuur van de moderne tijd. Een cultuur waarin feit en fictie elkaar zijn gaan overlappen. Doordat elke gebeurtenis meteen verdwijnt in de mallemolen van de media (tv, film, internet, mobiele telefonie) is eeuwig onduidelijk wat de werkelijkheid nu eigenlijk is. Verhelst laat zijn postmoderne thriller door zo’n zwaarwichtige insteek echter niet lamleggen, maar neemt het heel natuurlijk in zijn boek op. Zwerm leest namelijk als een blockbuster. Door de vorm (de verteller laat zijn oog razendsnel als een camera over alles heen scheren en er wordt gebruik gemaakt van parallelle montage), de beschreven scènes (vaak opgebouwd uit filmcliché’s), maar ook door expliciete verwijzingen (“Een stem zegt: ‘Stilte op de set! Camera! Actie!'”, waarna het boek van start gaat).

Pixels

~

“Je zapt en je zapt en de wereld valt steeds sneller in beelden uiteen”, is in dat verband een veelzeggend citaat. Mensen zijn niet langer opgebouwd uit moleculen, maar uit pixels. Tekenend is bijvoorbeeld dat politieke demonstraties niks authentieks hebben, maar hun vorm ontlenen aan beelden die iconen zijn geworden: er worden bloemen in geweerlopen gestoken, iemand verspert met zijn lichaam pontificaal de weg van een Hummer alsof het een tank is op het Plein van de Hemelse Vrede, een man steekt zichzelf in de brand, terwijl hij in de lotushouding zit.

Verschillende personen proberen in het woeden van deze wereld hun hoofd boven water te houden. Abel, een briljant computerprogrammeur; Angel, een oorlogsveteraan die onoverwinnelijk is in zwerversgevechten; Mister V, de doorspeler van Israëlische regeringsgeheimen; Meneer J of H, een handelaar in angst; Pearl, een mysterieuze pianiste; dokter Goldstein, arts en geheim piloot van een gevechtshelikopter; Rimbaud, een maniakale videokunstenaar. Het zijn stuk voor stuk typische Verhelstpersonages: ongrijpbare sprookjesfiguren.

Zwerm trekt je, net als Verhelsts eerdere werken, mee in zijn razende vaart. Verhelst kan dat effect als geen ander bewerkstelligen. De eigenzinnigheid van de schrijver wordt de lezer vol in het gezicht gewreven, daar moet je tegen kunnen. Maar de Vlaming kan proza schrijven dat tegelijk vlot én rijk is. Bovendien gaat hij vormexperimenten aan zoals weinigen dat doen. De machine mag dan een enkele keer haperen, mag dan niet zo vlekkeloos functioneren als in Tongkat, Peter Verhelst lezen blijft een uiterst opwindende bezigheid.

Muziek / Album

Hemelse achtergrondmuziek

recensie: Maria do Céu - CéU

.

Luisterend naar CéU zie je jezelf al helemaal zitten in het Vondelpark, aan het eind van een bloedhete dag in augustus met wat vrienden en een kist rosé op een groot plaid, omringd door het uitheemse gekrijs van halsbandparkieten. Dat zit er dit jaar helaas niet meer in; de timing van deze release (21 september) is in dat opzicht wat ongelukkig.

Eclectisch

~

De nummers op CéU zijn samenhangend, sfeervol en vormen een harmonieus geheel. Het brede akoestische instrumentarium wordt soepel aangevuld met elektronische samples, nergens geforceerd of onlogisch – en nergens gevoelig of meeslepend. De eclectische combinatie van muziekstijlen is in eerste instantie verrassend: naast de basisingrediënten lounge, jazz en samba, horen we acid jazz, afro-beat en fado. Het intro bijvoorbeeld, Vinheta Quebrante, had zó uit de studio van Kruder & Dorfmeister kunnen komen; de achtergrondzang van Malemolência, Roda en Rainha doen denken aan de Afrikaanse interpretaties van Zap Mama uit de jaren negentig en met hetzelfde gemak wordt de traditionele Portugese ‘guitarra’ die we kennen uit de traditionele Portugese fado uit het vet gehaald voor het nummer Valsa Pra Biu Roque. Èchte Fado wordt het echter nergens – bij gebrek aan emotie, wat overigens niet aan de virtuositeit van de ‘violista’ ligt. Ook Concrete Jungle, hartverscheurend uit de mond van Bob Marley, wordt in de zachte handen van Maria do Céu tot aangename achtergrondmuziek: knap maar tweedimensionaal.

Gevaarlijk rondvlinderen

Met deze rijkdom aan stijlen en muzikale mogelijkheden die door het label Harmunia Mundi tot in de hemel geprezen wordt, zou je toch een heel gevarieerde plaat mogen verwachten. Die verwachting wordt door CéU niet waargemaakt. De nummers zitten formulematig in elkaar en de uitvoering is van een hoge muzikale kwaliteit, maar vlak. Céu bewijst met haar debuut dat het rondvlinderen in stijlen gevaren oplevert, namelijk gebrek aan profiel en zelfs oppervlakkigheid. De gepolijste afwerking van de productie past enerzijds goed bij de elektronische, eigentijdse invalshoeken, maar haalt elke emotie uit stijlelementen die oorspronkelijk juist een sterke emotionele lading hebben. Natuurlijk staat het Maria do Céu vrij te interpreteren, maar wanneer je bij het luisteren naar (een verwijzing naar) fado of reggae denkt aan in de zon liggen met een wijntje, is er – in mijn beleving – sprake van verarming. Andere hedendaagse Braziliaanse artiesten die binnen een soortgelijke genre opereren, zoals Marisa Monte, bewijzen overigens dat het ook heel anders kan: uitgesprokener, geëngageerder en met meer ruimte voor experiment.

Terug op aarde

Bij het luisteren naar deze plaat was het meest typerende moment dat de aandacht plotseling als door een magneet werd getrokken door één nummer, dat precies datgene bood dat al een tijdje ontbrak: emotie, lef, een sterk persoonlijk karakter… Bleek dat iTunes toch een nummer van Gal Costa in de CéU-lijst had verstopt. Maria do Céu zet een veelbelovend debuut neer, maar er moet nog veel gebeuren voordat de luisteraar door de beloofde hemelse extase gegrepen wordt.

Ikzelf laat CéU even liggen tot het Vondelpark de paddentrek achter de rug heeft en er weer met wijntjes in de zon gezeten kan worden.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Turtles Can Fly // Million Dollar Baby // The Barkleys of Broadway // In your Hands

.

Turtles Can Fly (Lakposhtha hâm parvaz mikonand)

Bahman Gobadhi, 2004 • A-film

~

In Turtles Can Fly laat regisseur Gobadhi ons het leven zien in een vluchtelingenkamp aan de Iraaks-Turkse grens, net aan de vooravond van de Amerikaanse invasie in Irak. Net als in zijn vorige film, A Time for Drunken Horses, worden de hoofdrollen gespeeld door kinderen. In Turtles Can Fly staat ‘Satellite’ centraal, de leider van een groep kinderen. Hij heeft een kleine economie opgezet en alle kinderen helpen hem met het installeren van sattelieten, het onschadelijk maken en verkopen van landmijnen en andere bezigheden. De ellende, pijn, armoe en uitzichtloosheid van de Koerdistaanse kinderen worden zó onverbloemd in beeld gebracht dat je af en toe haast niet naar de film kan kijken en snel je ogen sluit. Dat is juist hetgeen dat de Iraans-Koerdistaanse regisseur Gobadhi voor ogen had: iets laten zien dat je normaal niet te zien krijgt of niet wilt zien. In het interview met Gobadhi dat op de dvd staat zegt hij dat hij met Turtles Can Fly niet zozeer een politiek pamflet wilde maken maar vooral de realiteit wilde laten zien; de werkelijkheid die normaalgesproken voor ons, westerse kijkers, verborgen blijft. Verder bevat de dvd een betoog van J.M. Boivin, directeur van de stichting Handicap National, een stichting die tot doel heeft wereldwijd gehandicapte mensen te ondersteunen. Hij pleit voor een verbod op mijnen en iedereen die Turtles Can Fly gezien heeft, kan het alleen maar met hem eens zijn. (Harrie de Vries)

Million Dollar Baby

Clint Eastwood, 2004 • A-Film

~

Clint Eastwood sleepte maar liefst vier Acadamy Awards binnen met zijn drama over boksschooleigenaar Frankie Dunn, die Maggie, een vrouwelijke boxer, onder zijn hoede neemt. Ondanks dat de film een maatschappelijk gevoelige boodschap over euthanasie bevatte, beloonde de normaalgesproken erg conservatieve Academy Eastwood en hoofdrolspeelster Hilary Swank (de laatste al voor de tweede keer in haar jonge leven). De film is nu uit op dvd en het is er echt een die niet misstaat in je collectie. Het acteerwerk is ijzersterk en de sfeer die Eastwood oproept, zit zo dicht op je huid dat je haast niet meer kan ademen. Op de dvd staan enkele extra’s. Born to Fight is een documentaire over het echte boxen met Swank en de Nederlandse professionele bokser Lucia Rijker (die Swank trainde en zelf een behoorlijke rol in Million Dollar Baby speelt). Verder laat een behind the scenes-item de ontstaansgeschiedenis van de film zien. Ook is er de dag na de Oscaruitreiking een interview gehouden met de drie hoofdrolspelers: Swank, Eastwood en Morgan Freeman. James Lipton, de interviewer, stel de ene onintelligente vraag na de andere maar het trio weet er toch nog een leuk interview van te maken. (Harrie de Vries)

The Barkleys of Broadway

Charles Walter, 1949 • Warner

~

Anno 1949 had niemand gedacht dat het er nog van zou komen: een film met het gouden duo Fred Astaire en Ginger Rogers. Een decennium eerder gingen ze namelijk uit elkaar na jaren samen furore gemaakt te hebben. Aanvankelijk zou Rogers niet in The Barkleys of Broadway te zien zijn, maar Judy Garland (die oorspronkelijk haar rol zou vertolken) besloot niet mee te werken aan de film en dus was de reünie van het succeskoppel daar. Astaire en Rogers spelen Josh en Dina, een succesvol, getrouwd dansduo. Ze hebben een passievolle relatie met hoge pieken en diepe dalen. Op Broadway dansen ze als koppeltje in komisch bedoelde musicals. Wanneer een regisseur van een groot, dramatisch toneelstuk Dina in de zware hoofdrol voor zijn nieuwe toneelstuk wil, lijkt het koppel definitief uit elkaar te gaan. The Barkleys of Broadway is geen wereldschokkend goede film (zeker niet als je het afzet tegen de rest van het oeuvre van Astaire en Rogers) maar de film is verder wel erg vermakelijk. Het verhaal zit vol humoristische momenten, snelle dialogen en Rogers en Astaire zijn enorm goed op elkaar ingespeeld. Ze dansen strak synchroon, zingen er tezamen op los en lijken in sommige scènes haast aan elkaar vergroeid te zijn. Een typische Fred & Ginger feelgood-film die werkt als een glimlachmachine. (Harrie de Vries)

In your Hands (Forbrydelser)

Annette K. Olesen, 2005 • Total Film

~

Uit deze vierendertigste dogmafilm blijkt dat de dogma-methode nog steeds vruchtbaar kan zijn. De Deense regisseur Annete K. Olesen, die eerder het dramatische vehikel Minor Mishaps maakte, maakte met In your Hands een overtuigend drama over de explosieve botsingen tussen een pastor en een gevangene in de vrouwengevangenis. De film gaat over de twee moeders Kate (Trine Dyrholm) en Anna (Ann Eleonora Jørgensen). Kate zit in de gevangenis omdat haar kind door haar schuld is overleden. Door haar drugsgebruik vergat ze het kind, waarbij deze van de dorst omkwam. Als Kate een medegevangene op miraculeuze wijze van de drugs afhelpt, verspreidt het gerucht dat Kate bovennatuurlijke gaven zou bezitten, zich als een lopend vuurtje. In dezelfde vrouwengevangenis is Anna net aangesteld als pastor. Tegen alle verwachtingen in blijkt ze zwanger te zijn. Al gauw wordt er in de gevangenis een emotionele ravage aangericht die zijn weerga niet kent. Anna’s gedrag zorgt ervoor dat het opeens niet langer duidelijk is waarin pastor en gevangene van elkaar verschillen en wie van hen er nu eigenlijk meer schuldig is. De uitstekende acteerprestaties en de rustige manier waarop het geheel in beeld wordt gebracht weten te voorkomen dat deze film uitmondt in emotionele kitsch. (Martijn Boven)

Muziek / Album

Herkenbaar, maar minder

recensie: The Dandy Warhols - Odditorium or warlords of Mars

.

~

En om meteen maar tot de conclusie te komen: op Odditorium or warlords of Mars is dat niets anders. Hier is Smoke it het energieke en pakkende eerste singeltje. Een gemakkelijk in het gehoor liggend nummer, dat op de betere feesten niet zou misstaan. Het beste nummer van de plaat is het daarmee echter niet; die eer is voorbehouden aan het er direct op volgende Down like disco. Vooral het begin van dit vijf minuten doorstampende nummer doet erg sterk denken aan het heerlijke Minnesoter van de plaat Come down. Opvallend vrolijk is het country-uitstapje The new country. Met krap twee minuten is dit een van de kortste nummers, maar vanwege het ‘lekker’ mag het niet onvermeld blijven.

Trip zonder drugs


Naast deze fijne en hapklare brokken staat de plaat -vanzelfsprekend- weer vol met allerhande uitgesponnen en zichzelf herhalende nummers. De langste is afsluiter A loan tonight, dat zichzelf in twaalf minuten traag stuwend over de eindstreep sleept. Door het steeds maar herhalen en tussendoor laten piepen van bijvoorbeeld de gitaar, krijgt dit nummer – zoals we ook wel gewend zijn – een zeer hoog ‘wow te gek man’-karakter: The Dandy Warhols weten een gevoel op te wekken waar je normaal gesproken drugs voor nodig hebt. De roes is misschien korter, maar de vervelende bijeffecten ook significant minder.

Diffuus


Dat wel naar zo’n afsluiter toe moet worden gegroeid blijkt uit het bijna tien minuten durende Love is the new feel awful. Dit is, na een gesproken intro, het eerste nummer op de plaat en had gehalveerd kunnen worden. Het komt te vroeg, en had een betere inleiding kunnen en moeten krijgen. Dat is ook een beetje het probleem met de gehele plaat: hoewel het onmiskenbaar Dandy Warhols is, had het hier en daar scherper gekund. Waar het probleem precies zit, is echter moeilijk te zeggen; The Dandy Warhols trekken al meer dan tien jaar lang hun eigen diffuse pad, en de ene keer pakt dat op plaat beter uit dan de andere keer. Odditorium or warlords of Mars is zeker een goede en interessante plaat, maar de beste uit hun carrière is het niet.

Boeken / Non-fictie

Vermakelijke Venetiaanse maskerade

recensie: John Berendt - The City of falling Angels/ De stad der vallende engelen

De titel van John Berendts nieuwe boek slaat niet op het apocriefe verhaal over Lucifer (ooit Gods lievelingsengel, maar na zijn val uit de hemel beter bekend als de duivel), maar is afgeleid van een bordje dat in de jaren ’70 in de Santa Maria della Salute stond om bezoekers te waarschuwen voor de wankele marmeren engelen die de kerk sierden: ‘Beware of falling angels’. Het beschrijft in één zin het onderwerp van Berendts nadrukkelijk níet fictieve verhaal: Venetië.

Venetië is enerzijds een betoverende stad, zo mooi dat Berendt het niet kan nalaten dit vast te leggen door op lukrake momenten foto’s te nemen, bijvoorbeeld wanneer hij een kat ziet of telkens als hij een klok hoort luiden. Vrijwel steeds blijkt het resultaat een ansichtkaart waardig. Anderszijds wordt Venetië ernstig bedreigd door natuur- en mensengeweld. Het stijgende water knaagt aan funderingen en muren, en de toeristenvloed verdrijft de oorspronkelijke Venetianen. Zij hebben dan ook een enorme hekel aan diezelfde toeristen en rekenen voor hen hogere prijzen in winkels, hotels en restaurants. Berendt vertelt hoe zijn huisbazin hem aanraadt regelmatig bij dezelfde winkels boodschappen te doen en bij dezelfde cafeetjes espresso’s te drinken. Op die manier leert men hem kennen en mag ook hij Venetiaanse prijzen betalen.

~

In de winter van 1996 besluit Berendt om – tijdelijk – naar Venetië te verhuizen, zodat hij de stad zonder toeristen en als een bewoner kan leren kennen. Zijn aankomst in de stad valt samen met de brand in het operagebouw Fenice. Het boek opent met dit drama, waarbij de Fenice helemaal uitbrandt. Zo lijkt het laatste bolwerk van de Venetianen, de laatste plek die niet door toeristen werd gedomineerd, verloren te gaan.

Acterende excentriekelingen

Eén voor één worden de belangrijkste personages uit het boek geïntroduceerd: de glasblazer die de hele nacht naar het vuur bleef kijken en daarna wekenlang als een bezetene de nacht herschiep in Venetiaans glas; de excentrieke graaf die het toekijkende stadsbestuur adviseerde dat, als ze het voor de oorspronkelijke, sociale functie willen herbouwen, ze er dan een discotheek van moeten maken; en ook, in New York, de hoofden van Venetië’s meest prominente hulporganisatie ‘Save Venice’, die toevallig die avond hun jaarlijkse benefietgala hielden.

In de loop van het boek, dat via een Venetiaans labyrinthische kronkelroute de wederopbouw van de Fenice volgt, komen deze en vele andere bewoners van Venetië aan bod. Berendt beschrijft hen, hun stad en hun trotse, theatrale karakter met liefdevol onbegrip. De heetgebakerde, hoogoplopende ruzies en de rekbaarheid van de Venetiaanse waarheid zijn deze koele Amerikaan vreemd. Hij waarschuwt de lezer al in de proloog door de woorden van graaf Marcello te citeren: ‘Venetianen acteren altijd’. Het is een in vele varianten terugkerend thema. Zo mijmert een Engelse ex-patriot dat je in deze stad vanzelf gaat overdrijven, omdat je anders zo saai lijkt. Een Venetiaanse schilder daarentegen stelt spijtig dat de Amerikanen geen excentriekelingen meer produceren. Nu zullen de Venetianen zelf voor hun amusement moeten zorgen.

Uitzonderlijk portret

~

Zo zijn er verschillende lijntjes die het boek bijeenhouden, waardoor het ondanks de ogenschijnlijke onsamenhangendheid op de een of andere manier toch een geheel vormt. Slechts één verhaal, of portret, valt hierbuiten. Het hoofdstuk The man who loved others is een op zichzelf staand en afgerond geheel over Mario Stefani, de dichter die zelfmoord pleegde. Hij was een extraverte man die openlijk uitkwam voor zijn homoseksualiteit en die een zeer bekende en geliefde figuur was in de stad. Zijn onverwachte dood bracht dan ook een enorme schok teweeg en gaf, samen met zijn testament, aanleiding tot allerlei complottheoriën. Dit is het enige verhaal waarvan aan het einde met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid duidelijk is wat er gebeurde, en waarvan de ‘booswicht’ ook daadwerkelijk een onaardige man blijkt te zijn.

Op wonderbaarlijke wijze weet Berendt telkens met alle partijen te praten en toont hij alle spelers in het drama wellicht niet objectief, maar in ieder geval toch onpartijdig. Zo blijkt dat noch de slechteriken intens slecht, noch de zelfbenoemde goeden waarlijk goed zijn. Misschien dat Berendt dan toch de titel van deze vermakelijke memoire dubbelzinnig bedoelde. De Venetianen zijn gevallen (maar geliefde) engelen.

John Berendt • The City of falling Angels • Uitgever: Hodder And Stoughton (import Nilsson & Lamm) •Prijs: € 14.95 (paperback) • 371 bladzijden • ISBN 0340824999

De stad der vallende engelen

Update: 7 november 2005

De bij A.W. Bruna verschenen Nederlandse vertaling van Kramer en Blankestijn is accuraat, maar soms wat ongeïnspireerd en karakterloos. Hun vertaling laat zich op een natuurlijke wijze lezen en het oorspronkelijke Amerikaans schemert er slechts af en toe in door, maar dat geeft de tekst toch ook iets houterigs. Verder hebben de vertalers soms de neiging de lezer al teveel tegemoet te komen door zinnen in hun vertaling als het ware te parafraseren, waardoor iets van de scherpte van het origineel verloren gaat. Het oorspronkelijke en overigens zeer begrijpelijke Engels van Berendt blijft te prefereren, maar je mist geen werkelijk essentiële zaken als je alleen de vertaling leest.

John Berendt • Stad der vallende Engelen • vertaald door Gert-Jan Kramer en Marga Blankestijn • Uitgever: A.W. Bruna • prijs: € 19,95 (gebonden) • 412 pagina’s • ISBN 90-229-8932-1

Muziek / Album

Laat het maar stormen

recensie: Miss Antarctica - Lost Electricity

Een jaar of drie geleden kreeg ik een EP in de bus van een bandje dat het toen best wel eens zou kunnen gaan maken. De titel hiervan was Home Is Where The Heart Can Never Heal. Onlangs, toen ik mijn cd’s weer eens reorganiseerde, dook dit plaatje weer op. En ik dacht nog: “waar zijn die jongens in vredesnaam gebleven?” Nog geen twee maanden later zit Lost Electricity in de speler, het officiële langspeeldebuut van Miss Antarctica.

~

De band bestaat uit twee Nederlanders en even zoveel Engelsen. Al is het Britse aandeel van Richey Glass en Jas Langdon wat groter, omdat zij getweeën de nummers schreven. De biografie spreekt over allerlei ellende en avonturen in de stormachtige levens van deze twee vrienden, die al in het midden van de jaren negentig in Engeland met elkaar muziek maakten. Toen Glass in Amsterdam ging wonen, waagde Langdon niet veel later ook de oversteek. Miss Antarctica zag het levenslicht.

Windkracht 10


Het geluid van Miss Antarctica heeft even de tijd gehad om te rijpen. Deze nieuwe plaat is heel vol geproduceerd. Op die eerdergenoemde EP klonk het toch al noisy nummer The Walls Come Tumbling Down zelfs nog wat ingetogener dan op Lost Electricity. Wat dat betreft wordt die muur juist wat opgetrokken in plaats van neergehaald. Met veel galm en effecten raast Lost Electricity over je heen als het grijze wolkendek op de albumhoes met windkracht 10. Door de band genoemde invloeden als Radiohead, Pedro the Lion en The Flaming Lips zijn hoorbaar, ik denk echter wel dat de band er in geslaagd is een plaat te maken die er uitspringt met een gezonde eigen mix van invloeden uit de alternatieve popscene. Bovendien vormt Lost Electricity een ijzersterk geheel.

In Nederland hebben we veel bandjes die zich conformeren aan een wat standaard-poprockidioom. Er worden veel mooie, maar wat gezapige popliedjes gemaakt in dit land. Ook Miss Antarctica moet het aan de basis hebben van prachtige toegankelijke emotionele liedjes. Lost Electricity klinkt als geheel echter net een fractie urgenter dan veel andere debuten; die wind raast net iets harder voorbij. Deze jongens laten het zelfs flink stormen.

Op vrijdag 21 oktober 2005 wordt de release van Lost Electricity gevierd met een concert in Paradiso Amsterdam.

Boeken

Een ander gezichtspunt

recensie: Mob Culture

In 1906 verschenen kort na elkaar twee films, The Silver Wedding en The Black Hand, die het ontstaan van een genre markeerden: de gangsterfilm. Zij waren de eerste films die echt over het criminele leven gingen en waarin schurken de hoofdrol speelden. Volgend jaar is de gangsterfilm dus exact een eeuw oud.

Inmiddels is het genre haast voor iedereen een goede bekende. Er zijn zo veel gangsterfilms gemaakt die door miljoenen mensen zijn bekeken (The Godfather-trilogie, Goodfellas, The Untouchables), en er is een goed bekeken televisieserie gemaakt (The Sopranos). Daarnaast zijn er talloze boeken en essays verschenen over de verschillende al genoemde gangsterfilms, en niet te vergeten de tientallen studies naar de groep films uit de jaren dertig, waar Public Enemy, Little Caesar en de originele Scarface toe behoren. Een haast doodgeschreven genre, dus. Mob Culture: Hidden Histories of the American Gangster Film, waarin essays van verschillende auteurs te vinden zijn, pakt het anders aan en bekijkt de niches en onbetreden weggetjes van de gangsterfilm.

Verademing

Scarface
Scarface

Voor diegenen die al veel over gangsterfilms hebben gelezen, is Mob Culture een verademing. Eindelijk wordt het genre eens vanuit andere standpunten bezien. Het aantal publicaties waarin het hele betoog opgehangen wordt aan The American Dream, het consumentisme, het opwerken/carrière maken loopt inmiddels de spuigaten uit. Het tentoongespreide materialisme en egocentrisme lijken voor bijna alle schrijvers het enige uitgangspunt te zijn voor een nadere analyse van dit genre. In de gedegen introductie bij Mob Culture worden deze elementen alleen aangestipt en wordt beloofd het over een andere boeg te gooien. En dat gebeurt ook. Een boek over de maatschappelijke achtergronden van de maffia, hun kleding en The Sopranos.

Sociaal-maatschappelijk

Een substantieel gedeelte van het boek neemt niet de hierboven genoemde materialistische invalshoek, maar bekijkt de gangsterfilms vanuit een sociaal-maatschappelijk perspectief. Hierbij moet je denken aan essays over de positie van Italianen in de Verenigde Staten anno 1930, de rol van vrouwen in deze gangsterverhalen en een beschouwing over de blaxploitation-films, een groep films uit de jaren zeventig waarin de zwarte gangster centraal stond (bijvoorbeeld Shaft of Black Ceasar). Black Hands and White Hearts, het essay van Giorgio Bertellini over de manier waarop (Italiaanse) immigranten en negroïde mensen in de vroege films werden neergezet, verdient wat dit betreft wat extra aandacht en waardering. Het is een sterk uiteengezet stuk over de raciale normen en waarden in de eerste decennia van de filmgeschiedenis.

Ver van de kern

The Sopranos
The Sopranos

Naast de sociaal-maatschappelijke blik, geeft het boek ook bepaalde ‘kleine’ onderwerpen een kans. Esther Sonnet en Peter Stanfield bijvoorbeeld schreven samen een even triviale als onderhoudende beschouwing over de dresscode van gangsters in gangsterfilms. Hoewel dit ondertussen wel erg ver van de kern, van de essentie van gangsterfilms is afgedwaald, is het stuk erg aardig en is het een welkome afwisseling op de gebruikelijke visies op gangsterfilms. Het gedeelte over The Sopranos past eigenlijk niet zo goed bij de rest van het boek. Hoewel het erg goed geschreven is en de gemaakte analyses goed zijn, valt het een beetje uit de toon. De rest van Mob Culture laat de grote namen uit de cinematografische geschiedenis namelijk overduidelijk links liggen. Het doet haast vermoeden dat dit essay is geschreven om de verkoopcijfers te stimuleren, terend op het grote succes dat het televisieprogramma heeft.

Mob Culture is een verzameling goed geschreven stukken die alle inhoudelijk erg scherp en goed onderbouwd zijn. Het Engels van de auteurs is aangenaam: uitdagend, maar leesbaar. Verwacht echter geen (pogingen tot) allesomvattende analyses van het genre. Mob Culture biedt gewoon een frisse blik en pretendeert ook niet meer te willen doen dan dat. De opzet is wat dat betreft geslaagd.

Muziek / Voorstelling

Indrukwekkende laatste opera Jan van Vlijmen vol blinde moordlust

recensie: De Nationale Reisopera, Het Asko Ensemble & Capella Amsterdam o.l.v. Stefan Asbury. - Jan van Vlijmen & Hugo Claus - Thyeste

Vorig jaar overleed de Nederlandse componist Jan van Vlijmen (1935), vlak nadat hij de opera Thyeste had voltooid. Deze bijzondere opera beleefde eind september in de Brusselse Muntschouwberg zijn wereldpremière, en op wat de zeventigste verjaardag van de componist had moeten zijn de Nederlandse première in Utrecht.

~

Thyeste is niet alleen bijzonder omdat het de laatste grote compositie van Van Vlijmen is, maar ook omdat het een unieke Nederlands-Belgische coproductie betreft van de Nationale Reisopera en De Munt. Bovendien werd het libretto geschreven door Hugo Claus, die hiertoe zijn toneeltekst Thyestes bewerkte en in het Frans vertaalde.

Blinde moordlust

Het bekendste verhaal over broederhaat is natuurlijk dat van Kaïn & Abel. Maar hoewel de Bijbel de nodige gruwelverhalen bevat, moet je voor echte wreedheden tussen broeders terug naar de klassieke mythologie, naar Thyestes en Atreus. Dit klassieke verhaal over de kleinkinderen van Tantalus (die van die kwelling, ja) is voor librettist en operacomponist een goudmijn: een bloedstollend verhaal met ijzersterke personages en een ruime voor- en nageschiedenis.

Wraak, wraak en nog eens wraak, daar draait het om. Atreus zal niet rusten voordat hij zijn broer Thyestes de rekening gepresenteerd heeft voor het stelen van zijn vrouw en de troon. Weliswaar is Atreus met hulp van de oppergod weer koning geworden en leeft Thyestes al geruime tijd in ballingschap, maar nog altijd is wraak zijn enige gedachte. Simpelweg zijn broer doden is voor hem te weinig: “Iemand doden, dat is de gril van een milde koning. In mijn rijk is de dood een genade.” Atreus wil meer, hij wil “de Furiën te voorschijn zien kruipen”, “vervuld worden door een groot geweld”, kortom “iets dat de grenzen van de lamlendige menselijke haat doorbreekt.” En dat gebeurt…

~

Atreus veinst dat hij zich wil verzoenen met zijn broer en lokt hem en diens zonen naar Mykene door hem voor te houden dat hij de troon wil delen. Eigenhandig vermoordt Atreus daar de kinderen van zijn broer en schotelt hen aan Thyestes als feestmaaltijd voor. En Thyestes laat zich zijn kinderen goed smaken – The Cook, the Thief, His Wife and Her Lover van Peter Greenaway is er niets bij. Wanneer Atreus hem de niet eetbare delen van zijn kinderen (hoofden, handen) in een zak toesmijt, wordt Thyestes bijkans gek van verdriet, “Zij dansen in mijn ingewanden”, en vraagt zich vertwijfeld af “is er geen grens meer aan het kwaad op aarde?” Maar Atreus houdt hem kil voor: “Je zou hetzelfde gedaan hebben. Maar je hebt het niet gedaan omdat je dacht dat mijn kinderen de jouwe waren.”

Het thema van het verhaal is volgens Van Vlijmen allerminst ouderwets: “De mythologische thematiek van Thyeste staat ogenschijnlijk ver van onze samenleving, maar in de kern is dat natuurlijk niet zo. Het thema van gefnuikte verbondenheid, jaloezie, haat en wraakzucht is nog altijd actueel en zal dat helaas wel blijven zolang de mens bestaat, ook in een breder verband: zie bijvoorbeeld de volkerenmoord in ex-Joegoslavië, Rwanda, noem maar op. In zekere zin is dat óók broederstrijd; vaders, zonen, broers, buren, vrienden, als de lont wordt aangestoken, is de moordlust blind.”

Kwaliteit boven alles

Aan componeren kwam Van Vlijmen lange tijd amper toe. Hij was achtereenvolgens directeur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag (1970-1985), intendant van De Nederlandse Opera (1985-1988) en directeur van het Holland Festival (1990-1998). Vooral in die laatste twee functies kreeg hij veel lof maar vooral ook kritiek over zich heen. Niet zozeer door de kwaliteit van de door hem gerealiseerde producties, maar vooral door de enorme tekorten die onder zijn bewind ontstonden. Kwaliteit was het enige dat voor hem telde, maar na zijn gedwongen vertrek bij De Nederlandse Opera liet hij volgens Truze Lodder, de huidige zakelijk directeur, ‘een puinhoop’ achter: “We konden de salarissen op een bepaald moment niet eens meer uitbetalen!” Na zijn vertrek bij het Holland Festival trok Van Vlijmen zich terug in Normandië, waar hij zich tot zijn dood vol energie op zijn eigen werk stortte.

Een ‘heel ouderwetse’ opera

Van Vlijmen was lange tijd een strenge volger van het boegbeeld van de Tweede Weense School, Alban Berg, hoewel hij gaandeweg steeds ‘vrijer’ en lyrischer schreef. Zelf zei hij vlak voor zijn dood daarover: “Muziek moet dwingend en sober zijn, maar dat betekent niet dat ik zelf alleen maar een strenge notenteller ben. Ik barst van de emoties!” Ook moest hij weinig hebben van postmoderne stukken: “Ik ben een traditionalist en ik wil een verhaal vertellen met noten. Als dat niet lukt, is er iets mis…” Daarom is Thyeste volgens hem een ‘heel ouderwetse’ opera geworden: “Atreus is uiteraard de tenor, sterker nog: hij is een heldentenor. Thyestes is een dramatische bariton.”

Thyeste is inderdaad buitengewoon transparant geworden, met een klassieke rol voor het koor (Capella Amsterdam) dat commentaar levert op de gebeurtenissen. Van Vlijmen wilde boven alles een verstaanbare opera maken. Daarom wilde hij ook absoluut geen boventitels – een wens waaraan in Nederland niet voldaan wordt. Daarom componeerde hij bewust voor een klein orkest, met een hoofdrol voor lage blazers en ijle strijkers. Maar ook gitaar, andere tokkelinstrumenten en veel percussie hebben een belangrijke rol in de partituur, die nergens te overheersend wordt en voortreffelijk wordt uitgevoerd door het Asko Ensemble. Zeer effectief is ook hoe de chromatische, springerige zanglijnen van Atreus zich gaandeweg de bijna twee uur durende opera vermengen met de modale zanglijnen van Thyestes, zodat aan het eind beide broers zich van eenzelfde idioom bedienen.

Een beter lot dan Creon

De regie van Gerardjan Rijnders, tussen 1988 en 2001 artistiek leider van Toneelgroep Amsterdam, is ingetogen en wars van grote gebaren, waardoor het drama niet wordt uitvergroot, maar juist teruggebracht naar menselijke proporties. John Daszak (Atreus) en Dale Duesing (Thystes) krijgen daardoor alle ruimte om te schitteren. Ook het kale ronde decor van Paul Gallis leidt nergens af, maar is zeer functioneel.

Vier jaar geleden presenteerde De Nationale Reisopera de wereldpremière van Creon van de vlak daarvoor overleden componist Huub Kerstens. Dat bleek een schitterende productie, die echter maar halfvolle zalen trok. Hopelijk wacht Thyeste een beter lot. Jan van Vlijmen, Hugo Claus en de Nationale Reisopera verdienen dat.