~
Thyeste is niet alleen bijzonder omdat het de laatste grote compositie van Van Vlijmen is, maar ook omdat het een unieke Nederlands-Belgische coproductie betreft van de Nationale Reisopera en De Munt. Bovendien werd het libretto geschreven door Hugo Claus, die hiertoe zijn toneeltekst
Thyestes bewerkte en in het Frans vertaalde.
Blinde moordlust
Het bekendste verhaal over broederhaat is natuurlijk dat van Kaïn & Abel. Maar hoewel de Bijbel de nodige gruwelverhalen bevat, moet je voor echte wreedheden tussen broeders terug naar de klassieke mythologie, naar Thyestes en Atreus. Dit klassieke verhaal over de kleinkinderen van Tantalus (die van die kwelling, ja) is voor librettist en operacomponist een goudmijn: een bloedstollend verhaal met ijzersterke personages en een ruime voor- en nageschiedenis.
Wraak, wraak en nog eens wraak, daar draait het om. Atreus zal niet rusten voordat hij zijn broer Thyestes de rekening gepresenteerd heeft voor het stelen van zijn vrouw en de troon. Weliswaar is Atreus met hulp van de oppergod weer koning geworden en leeft Thyestes al geruime tijd in ballingschap, maar nog altijd is wraak zijn enige gedachte. Simpelweg zijn broer doden is voor hem te weinig: “Iemand doden, dat is de gril van een milde koning. In mijn rijk is de dood een genade.” Atreus wil meer, hij wil “de Furiën te voorschijn zien kruipen”, “vervuld worden door een groot geweld”, kortom “iets dat de grenzen van de lamlendige menselijke haat doorbreekt.” En dat gebeurt…
~
Atreus veinst dat hij zich wil verzoenen met zijn broer en lokt hem en diens zonen naar Mykene door hem voor te houden dat hij de troon wil delen. Eigenhandig vermoordt Atreus daar de kinderen van zijn broer en schotelt hen aan Thyestes als feestmaaltijd voor. En Thyestes laat zich zijn kinderen goed smaken –
The Cook, the Thief, His Wife and Her Lover van Peter Greenaway is er niets bij. Wanneer Atreus hem de niet eetbare delen van zijn kinderen (hoofden, handen) in een zak toesmijt, wordt Thyestes bijkans gek van verdriet, “Zij dansen in mijn ingewanden”, en vraagt zich vertwijfeld af “is er geen grens meer aan het kwaad op aarde?” Maar Atreus houdt hem kil voor: “Je zou hetzelfde gedaan hebben. Maar je hebt het niet gedaan omdat je dacht dat mijn kinderen de jouwe waren.”
Het thema van het verhaal is volgens Van Vlijmen allerminst ouderwets: “De mythologische thematiek van Thyeste staat ogenschijnlijk ver van onze samenleving, maar in de kern is dat natuurlijk niet zo. Het thema van gefnuikte verbondenheid, jaloezie, haat en wraakzucht is nog altijd actueel en zal dat helaas wel blijven zolang de mens bestaat, ook in een breder verband: zie bijvoorbeeld de volkerenmoord in ex-Joegoslavië, Rwanda, noem maar op. In zekere zin is dat óók broederstrijd; vaders, zonen, broers, buren, vrienden, als de lont wordt aangestoken, is de moordlust blind.”
Kwaliteit boven alles
Aan componeren kwam Van Vlijmen lange tijd amper toe. Hij was achtereenvolgens directeur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag (1970-1985), intendant van De Nederlandse Opera (1985-1988) en directeur van het Holland Festival (1990-1998). Vooral in die laatste twee functies kreeg hij veel lof maar vooral ook kritiek over zich heen. Niet zozeer door de kwaliteit van de door hem gerealiseerde producties, maar vooral door de enorme tekorten die onder zijn bewind ontstonden. Kwaliteit was het enige dat voor hem telde, maar na zijn gedwongen vertrek bij De Nederlandse Opera liet hij volgens Truze Lodder, de huidige zakelijk directeur, ‘een puinhoop’ achter: “We konden de salarissen op een bepaald moment niet eens meer uitbetalen!” Na zijn vertrek bij het Holland Festival trok Van Vlijmen zich terug in Normandië, waar hij zich tot zijn dood vol energie op zijn eigen werk stortte.
Een ‘heel ouderwetse’ opera
Van Vlijmen was lange tijd een strenge volger van het boegbeeld van de Tweede Weense School, Alban Berg, hoewel hij gaandeweg steeds ‘vrijer’ en lyrischer schreef. Zelf zei hij vlak voor zijn dood daarover: “Muziek moet dwingend en sober zijn, maar dat betekent niet dat ik zelf alleen maar een strenge notenteller ben. Ik barst van de emoties!” Ook moest hij weinig hebben van postmoderne stukken: “Ik ben een traditionalist en ik wil een verhaal vertellen met noten. Als dat niet lukt, is er iets mis…” Daarom is Thyeste volgens hem een ‘heel ouderwetse’ opera geworden: “Atreus is uiteraard de tenor, sterker nog: hij is een heldentenor. Thyestes is een dramatische bariton.”
Thyeste is inderdaad buitengewoon transparant geworden, met een klassieke rol voor het koor (Capella Amsterdam) dat commentaar levert op de gebeurtenissen. Van Vlijmen wilde boven alles een verstaanbare opera maken. Daarom wilde hij ook absoluut geen boventitels – een wens waaraan in Nederland niet voldaan wordt. Daarom componeerde hij bewust voor een klein orkest, met een hoofdrol voor lage blazers en ijle strijkers. Maar ook gitaar, andere tokkelinstrumenten en veel percussie hebben een belangrijke rol in de partituur, die nergens te overheersend wordt en voortreffelijk wordt uitgevoerd door het Asko Ensemble. Zeer effectief is ook hoe de chromatische, springerige zanglijnen van Atreus zich gaandeweg de bijna twee uur durende opera vermengen met de modale zanglijnen van Thyestes, zodat aan het eind beide broers zich van eenzelfde idioom bedienen.
Een beter lot dan Creon
De regie van Gerardjan Rijnders, tussen 1988 en 2001 artistiek leider van Toneelgroep Amsterdam, is ingetogen en wars van grote gebaren, waardoor het drama niet wordt uitvergroot, maar juist teruggebracht naar menselijke proporties. John Daszak (Atreus) en Dale Duesing (Thystes) krijgen daardoor alle ruimte om te schitteren. Ook het kale ronde decor van Paul Gallis leidt nergens af, maar is zeer functioneel.
Vier jaar geleden presenteerde De Nationale Reisopera de wereldpremière van Creon van de vlak daarvoor overleden componist Huub Kerstens. Dat bleek een schitterende productie, die echter maar halfvolle zalen trok. Hopelijk wacht Thyeste een beter lot. Jan van Vlijmen, Hugo Claus en de Nationale Reisopera verdienen dat.
Beestachtig sprookje is prachtig
.
Terwijl ‘Echte schoonheid zit van binnen’ luidt de boodschap die Beauty and the Beast overbrengt. Waarschijnlijk ben je na afloop van de voorstelling niet erg onder de indruk van deze Disneymoraal, maar de voorstelling zelf zal je nog wel even bijblijven. De live muziek van het orkest, de kostuums, het decor en natuurlijk de acteurs: het algehele plaatje van deze voorstelling is prachtig.
~
Beauty and the Beast is nog tot en met 25 juni 2006 in verschillende theater in Nederland te zien. Klik hier voor een uitgebreide speellijst.
Beauty and the beast (Joop van den Ende Theaterproducties)
Artiest: Joop van den Ende TheaterproductiesMisschien ook iets voor u
Het Nachtpodiumverhaal
In de periode van september tot en met december 2005 werkt 8WEEKLY samen met het VPRO televisieprogramma Nachtpodium. Iedere aflevering maken wij een item waarin we jonge en nieuwe culturele talenten presenteren. Daaraan gekoppeld publiceren we iedere week een achtergrondartikel. In de aflevering van zondagnacht 23 oktober (00:05) heb ik een gesprek met Siebe de Boer.
Deze jonge multimediakunstenaar trekt graag – al dan niet ’s nachts – door steden en industrieterreinen, op zoek naar sporen van de symbiose tussen mens en techniek.
~
Zijn eerste film staat volop in de belangstelling, maar voor Siebe is het tijd voor een nieuwe film. Een film waarin dit keer een fabriek een belangrijke rol speelt. Samen bezochten we voor VPRO’s Nachtpodium een industriegebied, waar we spraken over zijn manier van werken, zijn inspiratiebronnen en zijn fascinatie voor de stad als cyborg.
De suggestie van mensen
Nachtelijke verlaten straten, een industrieterrein zonder mensen; het zijn plekken waar Siebe inspiratie opdoet voor zijn werk: “Het landschap zegt heel veel over ons mensen, hoe we leven. Het zegt soms meer dan de mensen over zichzelf zouden kunnen zeggen. Mijn inspiratie komt vooral uit nachtelijke wandelingen. De lege stad, die de suggestie van mensen bevat, is voor mij veel interessanter dan een stad vol mensen.” De omgeving dient in Siebes films niet als achtergrond, maar speelt de hoofdrol. De gebruikelijke menselijke hoofdrolspelers zijn verbannen, ook omdat hij simpele sentimentaliteit wil vermijden: “Mijn film heeft wel iets zachts door de potloodschetsen. Als ik er mensen in zou laten zien, zou het misschien te sentimenteel worden.”
Fabrieken
~
De belangrijke en soms overheersende rol van techniek in ons bestaan fascineert Siebe. “Soms is de stad als een cyborg: mensen en techniek vormen samen een stedelijk organisme. We zijn nog niet fysiek in een computer ingeplugd, maar figuurlijk zitten we wel aan allerlei computersystemen gekoppeld waar we afhankelijk van zijn. Dat vind ik interessant, maar ook beangstigend.”
Techniek tegenover ambacht
Het ambivalente gevoel dat hij heeft bij moderne techniek vind je ook terug in de manier waarop hij werkt: “Je hebt verschillende nieuwe media kunstenaars die alles uit handen geven en simpel gezegd, de computer het werk laten maken. Ik heb mijn computer ook nodig om mijn films te maken, maar ik wil me niet helemaal overgeven aan de techniek. Daar schrik ik voor terug. Een computerfilm zou te saai worden en te plastic, vind ik. Ik wil juist expressie en authenticiteit in mijn werk terug zien, een eigen handschrift. Door dat eigen handschrift heeft het werk ook een bepaald engagement voor mij. Afstand is niet mogelijk, omdat je letterlijk mijn vingerafdruk ziet en ziet dat ik er mee bezig ben geweest.”
“Het werk begint met de bibliotheek aan beelden die ik tijdens wandelingen in mijn hoofd verzameld heb. Ik ga niet voor een fabriek zitten en deze natekenen, maar ik kijk er naar en bewaar een bepaalde indruk, mijn eigen visie op dat gebouw. Dan ga ik schetsen, zoals je ook begint als je een schilderij gaat maken. Die schetsen komen terug in de gebouwen die ik in een 3D computerprogramma bouw. Vervolgens scan ik stenen in, de lucht of kleuren en ‘plak’ ik deze op het gebouw in de computer. Zo ontstaat mijn visie op de wereld.”
Virtueel schetsboek
Op zijn weblog houdt Siebe een soort dagboek bij, dat behalve uit zijn verhalen over zijn werk ook uit schetsen en tekeningen bestaat. Het is voor hem een belangrijk medium. “Een film maken duurt vaak lang. Door af en toe wat schetsen te plaatsen op de site kun je toch laten zien waar je mee bezig bent en is het minder lastig om aan zo’n lang project te werken. Als de film af is, heb je ook een document waarop je het proces goed kunt volgen. Soms werkt het ook als een ‘ouderwets’ schetsboek waarin je dingen kunt vinden, als je vast zit of even niet weet hoe je verder wilt gaan. Die oude schetsen zijn dan plotseling weer bruikbaar en geven je nieuwe inzichten. Mijn weblog is ook belangrijk om mijn ideeën te concretiseren. Je wordt eigenlijk gedwongen om een idee in woorden of beelden om te zetten, zodat het voor jezelf duidelijk wordt, maar vooral ook voor anderen.”
Link: Weblog Siebe de Boer
Peter Verhelst lezen blijft een uiterst opwindende bezigheid
Vijf romans verschenen al van de hand van Peter Verhelst. De Vlaamse schrijver glorieert in uiterst beeldend en zintuiglijk geschreven verhalen, die geënt zijn op de tradities van het sprookje en de mythe uit de oudheid.
Als zijn beste werk mag Tongkat, een verhalenbordeel genoemd worden. Het boek over de tragische held Prometheus, die het vuur van de goden stal en die in de fantasie van Verhelst slachtoffer is van een tijdloze wereld, biedt een unieke leeservaring op zich. Daarvoor hoef je niet eens precies te weten waar de auteur in zijn groteske, postmoderne taalspel precies naar toe wil.
~
Diabolische houdgreep
Het Kwaad is namelijk aanwezig, en het internet (www = 666) is daar de laatste manifestatie van. Maar ook de alomtegenwoordigheid van zich razendsnel verspreidende ziektes (computervirussen, oorlogsveteranenziektes, de vogelgriep) is een teken dat de Apocalyps aanstaande is. In Zwerm wordt gespeeld met de ook in de wereld buiten het boek aanwezige angst dat er iets afgrijselijks gaat gebeuren. Het nummer Ace of Spades van metal-act Motörhead is de regelmatig in de roman opduikende soundtrack van de diabolische houdgreep waarin onze overbevolkte planeet gehouden wordt.
In plaats van een commentaar op rumoerige tijden te geven, houdt Verhelst zich bezig met de beeldcultuur van de moderne tijd. Een cultuur waarin feit en fictie elkaar zijn gaan overlappen. Doordat elke gebeurtenis meteen verdwijnt in de mallemolen van de media (tv, film, internet, mobiele telefonie) is eeuwig onduidelijk wat de werkelijkheid nu eigenlijk is. Verhelst laat zijn postmoderne thriller door zo’n zwaarwichtige insteek echter niet lamleggen, maar neemt het heel natuurlijk in zijn boek op. Zwerm leest namelijk als een blockbuster. Door de vorm (de verteller laat zijn oog razendsnel als een camera over alles heen scheren en er wordt gebruik gemaakt van parallelle montage), de beschreven scènes (vaak opgebouwd uit filmcliché’s), maar ook door expliciete verwijzingen (“Een stem zegt: ‘Stilte op de set! Camera! Actie!'”, waarna het boek van start gaat).
Pixels
~
Verschillende personen proberen in het woeden van deze wereld hun hoofd boven water te houden. Abel, een briljant computerprogrammeur; Angel, een oorlogsveteraan die onoverwinnelijk is in zwerversgevechten; Mister V, de doorspeler van Israëlische regeringsgeheimen; Meneer J of H, een handelaar in angst; Pearl, een mysterieuze pianiste; dokter Goldstein, arts en geheim piloot van een gevechtshelikopter; Rimbaud, een maniakale videokunstenaar. Het zijn stuk voor stuk typische Verhelstpersonages: ongrijpbare sprookjesfiguren.
Zwerm trekt je, net als Verhelsts eerdere werken, mee in zijn razende vaart. Verhelst kan dat effect als geen ander bewerkstelligen. De eigenzinnigheid van de schrijver wordt de lezer vol in het gezicht gewreven, daar moet je tegen kunnen. Maar de Vlaming kan proza schrijven dat tegelijk vlot én rijk is. Bovendien gaat hij vormexperimenten aan zoals weinigen dat doen. De machine mag dan een enkele keer haperen, mag dan niet zo vlekkeloos functioneren als in Tongkat, Peter Verhelst lezen blijft een uiterst opwindende bezigheid.
Prijs: 25
Bladzijden: 676
ISBN: 90 446 0675 1
Misschien ook iets voor u
Hemelse achtergrondmuziek
.
Luisterend naar CéU zie je jezelf al helemaal zitten in het Vondelpark, aan het eind van een bloedhete dag in augustus met wat vrienden en een kist rosé op een groot plaid, omringd door het uitheemse gekrijs van halsbandparkieten. Dat zit er dit jaar helaas niet meer in; de timing van deze release (21 september) is in dat opzicht wat ongelukkig.
Eclectisch
~
Gevaarlijk rondvlinderen
Met deze rijkdom aan stijlen en muzikale mogelijkheden die door het label Harmunia Mundi tot in de hemel geprezen wordt, zou je toch een heel gevarieerde plaat mogen verwachten. Die verwachting wordt door CéU niet waargemaakt. De nummers zitten formulematig in elkaar en de uitvoering is van een hoge muzikale kwaliteit, maar vlak. Céu bewijst met haar debuut dat het rondvlinderen in stijlen gevaren oplevert, namelijk gebrek aan profiel en zelfs oppervlakkigheid. De gepolijste afwerking van de productie past enerzijds goed bij de elektronische, eigentijdse invalshoeken, maar haalt elke emotie uit stijlelementen die oorspronkelijk juist een sterke emotionele lading hebben. Natuurlijk staat het Maria do Céu vrij te interpreteren, maar wanneer je bij het luisteren naar (een verwijzing naar) fado of reggae denkt aan in de zon liggen met een wijntje, is er – in mijn beleving – sprake van verarming. Andere hedendaagse Braziliaanse artiesten die binnen een soortgelijke genre opereren, zoals Marisa Monte, bewijzen overigens dat het ook heel anders kan: uitgesprokener, geëngageerder en met meer ruimte voor experiment.
Terug op aarde
Bij het luisteren naar deze plaat was het meest typerende moment dat de aandacht plotseling als door een magneet werd getrokken door één nummer, dat precies datgene bood dat al een tijdje ontbrak: emotie, lef, een sterk persoonlijk karakter… Bleek dat iTunes toch een nummer van Gal Costa in de CéU-lijst had verstopt. Maria do Céu zet een veelbelovend debuut neer, maar er moet nog veel gebeuren voordat de luisteraar door de beloofde hemelse extase gegrepen wordt.
Ikzelf laat CéU even liggen tot het Vondelpark de paddentrek achter de rug heeft en er weer met wijntjes in de zon gezeten kan worden.
Maria do Céu
Album: CéUMisschien ook iets voor u
Nieuwe dvd’s
.
Turtles Can Fly (Lakposhtha hâm parvaz mikonand)
Bahman Gobadhi, 2004 • A-film
~
Million Dollar Baby
Clint Eastwood, 2004 • A-Film
~
The Barkleys of Broadway
Charles Walter, 1949 • Warner
~
In your Hands (Forbrydelser)
Annette K. Olesen, 2005 • Total Film
~
Turtles Can Fly // Million Dollar Baby // The Barkleys of Broadway // In your Hands
Jaar: 2024Misschien ook iets voor u
Herkenbaar, maar minder
.
~
Trip zonder drugs
Naast deze fijne en hapklare brokken staat de plaat -vanzelfsprekend- weer vol met allerhande uitgesponnen en zichzelf herhalende nummers. De langste is afsluiter A loan tonight, dat zichzelf in twaalf minuten traag stuwend over de eindstreep sleept. Door het steeds maar herhalen en tussendoor laten piepen van bijvoorbeeld de gitaar, krijgt dit nummer – zoals we ook wel gewend zijn – een zeer hoog ‘wow te gek man’-karakter: The Dandy Warhols weten een gevoel op te wekken waar je normaal gesproken drugs voor nodig hebt. De roes is misschien korter, maar de vervelende bijeffecten ook significant minder.
Diffuus
Dat wel naar zo’n afsluiter toe moet worden gegroeid blijkt uit het bijna tien minuten durende Love is the new feel awful. Dit is, na een gesproken intro, het eerste nummer op de plaat en had gehalveerd kunnen worden. Het komt te vroeg, en had een betere inleiding kunnen en moeten krijgen. Dat is ook een beetje het probleem met de gehele plaat: hoewel het onmiskenbaar Dandy Warhols is, had het hier en daar scherper gekund. Waar het probleem precies zit, is echter moeilijk te zeggen; The Dandy Warhols trekken al meer dan tien jaar lang hun eigen diffuse pad, en de ene keer pakt dat op plaat beter uit dan de andere keer. Odditorium or warlords of Mars is zeker een goede en interessante plaat, maar de beste uit hun carrière is het niet.
The Dandy Warhols
Album: Odditorium or warlords of MarsLink: The Dandy Warhols (in 3D!)
Misschien ook iets voor u
Vermakelijke Venetiaanse maskerade
De titel van John Berendts nieuwe boek slaat niet op het apocriefe verhaal over Lucifer (ooit Gods lievelingsengel, maar na zijn val uit de hemel beter bekend als de duivel), maar is afgeleid van een bordje dat in de jaren ’70 in de Santa Maria della Salute stond om bezoekers te waarschuwen voor de wankele marmeren engelen die de kerk sierden: ‘Beware of falling angels’. Het beschrijft in één zin het onderwerp van Berendts nadrukkelijk níet fictieve verhaal: Venetië.
Venetië is enerzijds een betoverende stad, zo mooi dat Berendt het niet kan nalaten dit vast te leggen door op lukrake momenten foto’s te nemen, bijvoorbeeld wanneer hij een kat ziet of telkens als hij een klok hoort luiden. Vrijwel steeds blijkt het resultaat een ansichtkaart waardig. Anderszijds wordt Venetië ernstig bedreigd door natuur- en mensengeweld. Het stijgende water knaagt aan funderingen en muren, en de toeristenvloed verdrijft de oorspronkelijke Venetianen. Zij hebben dan ook een enorme hekel aan diezelfde toeristen en rekenen voor hen hogere prijzen in winkels, hotels en restaurants. Berendt vertelt hoe zijn huisbazin hem aanraadt regelmatig bij dezelfde winkels boodschappen te doen en bij dezelfde cafeetjes espresso’s te drinken. Op die manier leert men hem kennen en mag ook hij Venetiaanse prijzen betalen.
~
Acterende excentriekelingen
Eén voor één worden de belangrijkste personages uit het boek geïntroduceerd: de glasblazer die de hele nacht naar het vuur bleef kijken en daarna wekenlang als een bezetene de nacht herschiep in Venetiaans glas; de excentrieke graaf die het toekijkende stadsbestuur adviseerde dat, als ze het voor de oorspronkelijke, sociale functie willen herbouwen, ze er dan een discotheek van moeten maken; en ook, in New York, de hoofden van Venetië’s meest prominente hulporganisatie ‘Save Venice’, die toevallig die avond hun jaarlijkse benefietgala hielden.
In de loop van het boek, dat via een Venetiaans labyrinthische kronkelroute de wederopbouw van de Fenice volgt, komen deze en vele andere bewoners van Venetië aan bod. Berendt beschrijft hen, hun stad en hun trotse, theatrale karakter met liefdevol onbegrip. De heetgebakerde, hoogoplopende ruzies en de rekbaarheid van de Venetiaanse waarheid zijn deze koele Amerikaan vreemd. Hij waarschuwt de lezer al in de proloog door de woorden van graaf Marcello te citeren: ‘Venetianen acteren altijd’. Het is een in vele varianten terugkerend thema. Zo mijmert een Engelse ex-patriot dat je in deze stad vanzelf gaat overdrijven, omdat je anders zo saai lijkt. Een Venetiaanse schilder daarentegen stelt spijtig dat de Amerikanen geen excentriekelingen meer produceren. Nu zullen de Venetianen zelf voor hun amusement moeten zorgen.
Uitzonderlijk portret
~
Op wonderbaarlijke wijze weet Berendt telkens met alle partijen te praten en toont hij alle spelers in het drama wellicht niet objectief, maar in ieder geval toch onpartijdig. Zo blijkt dat noch de slechteriken intens slecht, noch de zelfbenoemde goeden waarlijk goed zijn. Misschien dat Berendt dan toch de titel van deze vermakelijke memoire dubbelzinnig bedoelde. De Venetianen zijn gevallen (maar geliefde) engelen.
John Berendt • The City of falling Angels • Uitgever: Hodder And Stoughton (import Nilsson & Lamm) •Prijs: € 14.95 (paperback) • 371 bladzijden • ISBN 0340824999
De stad der vallende engelen
Update: 7 november 2005
De bij A.W. Bruna verschenen Nederlandse vertaling van Kramer en Blankestijn is accuraat, maar soms wat ongeïnspireerd en karakterloos. Hun vertaling laat zich op een natuurlijke wijze lezen en het oorspronkelijke Amerikaans schemert er slechts af en toe in door, maar dat geeft de tekst toch ook iets houterigs. Verder hebben de vertalers soms de neiging de lezer al teveel tegemoet te komen door zinnen in hun vertaling als het ware te parafraseren, waardoor iets van de scherpte van het origineel verloren gaat. Het oorspronkelijke en overigens zeer begrijpelijke Engels van Berendt blijft te prefereren, maar je mist geen werkelijk essentiële zaken als je alleen de vertaling leest.
John Berendt • Stad der vallende Engelen • vertaald door Gert-Jan Kramer en Marga Blankestijn • Uitgever: A.W. Bruna • prijs: € 19,95 (gebonden) • 412 pagina’s • ISBN 90-229-8932-1
Misschien ook iets voor u
Laat het maar stormen
Een jaar of drie geleden kreeg ik een EP in de bus van een bandje dat het toen best wel eens zou kunnen gaan maken. De titel hiervan was Home Is Where The Heart Can Never Heal. Onlangs, toen ik mijn cd’s weer eens reorganiseerde, dook dit plaatje weer op. En ik dacht nog: “waar zijn die jongens in vredesnaam gebleven?” Nog geen twee maanden later zit Lost Electricity in de speler, het officiële langspeeldebuut van Miss Antarctica.
~
Windkracht 10
Het geluid van Miss Antarctica heeft even de tijd gehad om te rijpen. Deze nieuwe plaat is heel vol geproduceerd. Op die eerdergenoemde EP klonk het toch al noisy nummer The Walls Come Tumbling Down zelfs nog wat ingetogener dan op Lost Electricity. Wat dat betreft wordt die muur juist wat opgetrokken in plaats van neergehaald. Met veel galm en effecten raast Lost Electricity over je heen als het grijze wolkendek op de albumhoes met windkracht 10. Door de band genoemde invloeden als Radiohead, Pedro the Lion en The Flaming Lips zijn hoorbaar, ik denk echter wel dat de band er in geslaagd is een plaat te maken die er uitspringt met een gezonde eigen mix van invloeden uit de alternatieve popscene. Bovendien vormt Lost Electricity een ijzersterk geheel.
In Nederland hebben we veel bandjes die zich conformeren aan een wat standaard-poprockidioom. Er worden veel mooie, maar wat gezapige popliedjes gemaakt in dit land. Ook Miss Antarctica moet het aan de basis hebben van prachtige toegankelijke emotionele liedjes. Lost Electricity klinkt als geheel echter net een fractie urgenter dan veel andere debuten; die wind raast net iets harder voorbij. Deze jongens laten het zelfs flink stormen.
Op vrijdag 21 oktober 2005 wordt de release van Lost Electricity gevierd met een concert in Paradiso Amsterdam.
Miss Antarctica
Album: Lost ElectricityMisschien ook iets voor u
Een ander gezichtspunt
In 1906 verschenen kort na elkaar twee films, The Silver Wedding en The Black Hand, die het ontstaan van een genre markeerden: de gangsterfilm. Zij waren de eerste films die echt over het criminele leven gingen en waarin schurken de hoofdrol speelden. Volgend jaar is de gangsterfilm dus exact een eeuw oud.
Inmiddels is het genre haast voor iedereen een goede bekende. Er zijn zo veel gangsterfilms gemaakt die door miljoenen mensen zijn bekeken (The Godfather-trilogie, Goodfellas, The Untouchables), en er is een goed bekeken televisieserie gemaakt (The Sopranos). Daarnaast zijn er talloze boeken en essays verschenen over de verschillende al genoemde gangsterfilms, en niet te vergeten de tientallen studies naar de groep films uit de jaren dertig, waar Public Enemy, Little Caesar en de originele Scarface toe behoren. Een haast doodgeschreven genre, dus. Mob Culture: Hidden Histories of the American Gangster Film, waarin essays van verschillende auteurs te vinden zijn, pakt het anders aan en bekijkt de niches en onbetreden weggetjes van de gangsterfilm.
Verademing
Voor diegenen die al veel over gangsterfilms hebben gelezen, is Mob Culture een verademing. Eindelijk wordt het genre eens vanuit andere standpunten bezien. Het aantal publicaties waarin het hele betoog opgehangen wordt aan The American Dream, het consumentisme, het opwerken/carrière maken loopt inmiddels de spuigaten uit. Het tentoongespreide materialisme en egocentrisme lijken voor bijna alle schrijvers het enige uitgangspunt te zijn voor een nadere analyse van dit genre. In de gedegen introductie bij Mob Culture worden deze elementen alleen aangestipt en wordt beloofd het over een andere boeg te gooien. En dat gebeurt ook. Een boek over de maatschappelijke achtergronden van de maffia, hun kleding en The Sopranos.
Sociaal-maatschappelijk
Een substantieel gedeelte van het boek neemt niet de hierboven genoemde materialistische invalshoek, maar bekijkt de gangsterfilms vanuit een sociaal-maatschappelijk perspectief. Hierbij moet je denken aan essays over de positie van Italianen in de Verenigde Staten anno 1930, de rol van vrouwen in deze gangsterverhalen en een beschouwing over de blaxploitation-films, een groep films uit de jaren zeventig waarin de zwarte gangster centraal stond (bijvoorbeeld Shaft of Black Ceasar). Black Hands and White Hearts, het essay van Giorgio Bertellini over de manier waarop (Italiaanse) immigranten en negroïde mensen in de vroege films werden neergezet, verdient wat dit betreft wat extra aandacht en waardering. Het is een sterk uiteengezet stuk over de raciale normen en waarden in de eerste decennia van de filmgeschiedenis.
Ver van de kern
Naast de sociaal-maatschappelijke blik, geeft het boek ook bepaalde ‘kleine’ onderwerpen een kans. Esther Sonnet en Peter Stanfield bijvoorbeeld schreven samen een even triviale als onderhoudende beschouwing over de dresscode van gangsters in gangsterfilms. Hoewel dit ondertussen wel erg ver van de kern, van de essentie van gangsterfilms is afgedwaald, is het stuk erg aardig en is het een welkome afwisseling op de gebruikelijke visies op gangsterfilms. Het gedeelte over The Sopranos past eigenlijk niet zo goed bij de rest van het boek. Hoewel het erg goed geschreven is en de gemaakte analyses goed zijn, valt het een beetje uit de toon. De rest van Mob Culture laat de grote namen uit de cinematografische geschiedenis namelijk overduidelijk links liggen. Het doet haast vermoeden dat dit essay is geschreven om de verkoopcijfers te stimuleren, terend op het grote succes dat het televisieprogramma heeft.
Mob Culture is een verzameling goed geschreven stukken die alle inhoudelijk erg scherp en goed onderbouwd zijn. Het Engels van de auteurs is aangenaam: uitdagend, maar leesbaar. Verwacht echter geen (pogingen tot) allesomvattende analyses van het genre. Mob Culture biedt gewoon een frisse blik en pretendeert ook niet meer te willen doen dan dat. De opzet is wat dat betreft geslaagd.
Prijs: 24.95 (paperback)
Bladzijden: 311
ISBN: 1845203305
Misschien ook iets voor u
Indrukwekkende laatste opera Jan van Vlijmen vol blinde moordlust
Vorig jaar overleed de Nederlandse componist Jan van Vlijmen (1935), vlak nadat hij de opera Thyeste had voltooid. Deze bijzondere opera beleefde eind september in de Brusselse Muntschouwberg zijn wereldpremière, en op wat de zeventigste verjaardag van de componist had moeten zijn de Nederlandse première in Utrecht.
~
Blinde moordlust
Het bekendste verhaal over broederhaat is natuurlijk dat van Kaïn & Abel. Maar hoewel de Bijbel de nodige gruwelverhalen bevat, moet je voor echte wreedheden tussen broeders terug naar de klassieke mythologie, naar Thyestes en Atreus. Dit klassieke verhaal over de kleinkinderen van Tantalus (die van die kwelling, ja) is voor librettist en operacomponist een goudmijn: een bloedstollend verhaal met ijzersterke personages en een ruime voor- en nageschiedenis.
Wraak, wraak en nog eens wraak, daar draait het om. Atreus zal niet rusten voordat hij zijn broer Thyestes de rekening gepresenteerd heeft voor het stelen van zijn vrouw en de troon. Weliswaar is Atreus met hulp van de oppergod weer koning geworden en leeft Thyestes al geruime tijd in ballingschap, maar nog altijd is wraak zijn enige gedachte. Simpelweg zijn broer doden is voor hem te weinig: “Iemand doden, dat is de gril van een milde koning. In mijn rijk is de dood een genade.” Atreus wil meer, hij wil “de Furiën te voorschijn zien kruipen”, “vervuld worden door een groot geweld”, kortom “iets dat de grenzen van de lamlendige menselijke haat doorbreekt.” En dat gebeurt…
~
Het thema van het verhaal is volgens Van Vlijmen allerminst ouderwets: “De mythologische thematiek van Thyeste staat ogenschijnlijk ver van onze samenleving, maar in de kern is dat natuurlijk niet zo. Het thema van gefnuikte verbondenheid, jaloezie, haat en wraakzucht is nog altijd actueel en zal dat helaas wel blijven zolang de mens bestaat, ook in een breder verband: zie bijvoorbeeld de volkerenmoord in ex-Joegoslavië, Rwanda, noem maar op. In zekere zin is dat óók broederstrijd; vaders, zonen, broers, buren, vrienden, als de lont wordt aangestoken, is de moordlust blind.”
Kwaliteit boven alles
Aan componeren kwam Van Vlijmen lange tijd amper toe. Hij was achtereenvolgens directeur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag (1970-1985), intendant van De Nederlandse Opera (1985-1988) en directeur van het Holland Festival (1990-1998). Vooral in die laatste twee functies kreeg hij veel lof maar vooral ook kritiek over zich heen. Niet zozeer door de kwaliteit van de door hem gerealiseerde producties, maar vooral door de enorme tekorten die onder zijn bewind ontstonden. Kwaliteit was het enige dat voor hem telde, maar na zijn gedwongen vertrek bij De Nederlandse Opera liet hij volgens Truze Lodder, de huidige zakelijk directeur, ‘een puinhoop’ achter: “We konden de salarissen op een bepaald moment niet eens meer uitbetalen!” Na zijn vertrek bij het Holland Festival trok Van Vlijmen zich terug in Normandië, waar hij zich tot zijn dood vol energie op zijn eigen werk stortte.
Een ‘heel ouderwetse’ opera
Van Vlijmen was lange tijd een strenge volger van het boegbeeld van de Tweede Weense School, Alban Berg, hoewel hij gaandeweg steeds ‘vrijer’ en lyrischer schreef. Zelf zei hij vlak voor zijn dood daarover: “Muziek moet dwingend en sober zijn, maar dat betekent niet dat ik zelf alleen maar een strenge notenteller ben. Ik barst van de emoties!” Ook moest hij weinig hebben van postmoderne stukken: “Ik ben een traditionalist en ik wil een verhaal vertellen met noten. Als dat niet lukt, is er iets mis…” Daarom is Thyeste volgens hem een ‘heel ouderwetse’ opera geworden: “Atreus is uiteraard de tenor, sterker nog: hij is een heldentenor. Thyestes is een dramatische bariton.”
Thyeste is inderdaad buitengewoon transparant geworden, met een klassieke rol voor het koor (Capella Amsterdam) dat commentaar levert op de gebeurtenissen. Van Vlijmen wilde boven alles een verstaanbare opera maken. Daarom wilde hij ook absoluut geen boventitels – een wens waaraan in Nederland niet voldaan wordt. Daarom componeerde hij bewust voor een klein orkest, met een hoofdrol voor lage blazers en ijle strijkers. Maar ook gitaar, andere tokkelinstrumenten en veel percussie hebben een belangrijke rol in de partituur, die nergens te overheersend wordt en voortreffelijk wordt uitgevoerd door het Asko Ensemble. Zeer effectief is ook hoe de chromatische, springerige zanglijnen van Atreus zich gaandeweg de bijna twee uur durende opera vermengen met de modale zanglijnen van Thyestes, zodat aan het eind beide broers zich van eenzelfde idioom bedienen.
Een beter lot dan Creon
De regie van Gerardjan Rijnders, tussen 1988 en 2001 artistiek leider van Toneelgroep Amsterdam, is ingetogen en wars van grote gebaren, waardoor het drama niet wordt uitvergroot, maar juist teruggebracht naar menselijke proporties. John Daszak (Atreus) en Dale Duesing (Thystes) krijgen daardoor alle ruimte om te schitteren. Ook het kale ronde decor van Paul Gallis leidt nergens af, maar is zeer functioneel.
Vier jaar geleden presenteerde De Nationale Reisopera de wereldpremière van Creon van de vlak daarvoor overleden componist Huub Kerstens. Dat bleek een schitterende productie, die echter maar halfvolle zalen trok. Hopelijk wacht Thyeste een beter lot. Jan van Vlijmen, Hugo Claus en de Nationale Reisopera verdienen dat.
De Nationale Reisopera, Het Asko Ensemble & Capella Amsterdam o.l.v. Stefan Asbury.
Album: Jan van Vlijmen & Hugo Claus - ThyesteGezien op dinsdag 11 oktober 2005 in Stadsschouwburg, Utrecht
Misschien ook iets voor u