Muziek / Album

Het peloton is dichtbij

recensie: Sheryl Crow - Wildflower

Wie de afgelopen zomer naar de Tour de France heeft gekeken (of frequent de roddelbladen volgde) kan het niet zijn ontgaan: zangeres Sheryl Crow stond volop in kijker als geliefde van zevenvoudig Tourwinnaar Lance Armstrong. Ze keek zó vaak, met zóveel bewondering omhoog naar haar vent, dat de oplettende fan één ding zeker wist: in die verliefde blik stond de inspiratie voor een nieuwe Sheryl Crow-plaat.

En ja hoor, haar nieuwe CD Wildflower vermeldt bij de credits als eerste: “To Lance with deep love and appreciation. This record is for you”. Hij is blijkbaar “(Arm)Strong enough to be her man”. Leuk allemaal, maar iedereen weet het: teveel liefde en geluk is vaak ongunstig voor hoogstaande artistieke prestaties.

Grote naam

~

Sheryl Crow behoorde in de jaren negentig tot de crème de la crème van de Amerikaanse vrouwelijke rockartiesten. Haar debuutalbum uit 1993, Tuesday Night Music Club, staat bij 7 miljoen muziekliefhebbers wereldwijd in de kast en in haar thuisland is zij nog steeds één van de best verkopende zangeressen. De vraag is dan ook of ze met Wildflower vóór het peloton vrouwelijke singer/songwriters blijft uitrijden of dat ze verdwijnt in de grote groep anonieme collega’s.

Shakira?

In twee dingen blinkt Crow nog altijd uit: liedjes schrijven en zingen. Haar songwriting kent een volstrekt eigen stijl. Ze maakt daarbij gebruik van elementen uit de pop, country, soul en rock, zonder duidelijk te kiezen voor één genre. Op Wildflower schrijft ze de meeste songs wederom zelf of samen met de gitarist uit haar begeleidingsband, ex-World Party lid Jeff Trott. Haar stem, misschien wel Sheryl’s sterkste troef, meandert door vele muziekstijlen heen. Je hoort haar soulvol zingen in het refrein van Always on your side, met een folky hese stem in Wildflower en zelfs soft-rockend in Live it up. Wat het meest opvalt op deze plaat, is haar tienerachtige stemmetje in bijvoorbeeld opener I know why; alsof ze nieuwe fans hoopt weg te kapen bij het Shakira-kamp. Wie het CD-boekje bestudeert ziet zelfs foto’s van Sheryl die doen denken aan deze Colombiaanse vamp.

Bitterzoet

~

Wildflower, het zesde studioalbum van Sheryl Crow, kent helaas qua songs een fors gebrek aan spanning en avontuur. Haar eigen stijl is teniet gedaan door de degelijke en bitterzoete uitvoering (vele nummers rusten op een bodem van strijkorkestjes) op de plaat. De vlinders die Sheryl in haar buik voelt, fladderen over plaat èn artwork. Zelfs op haar website is er geen ontkomen aan die gevleugelde liefdesbeestjes. En dan die teksten, sorry hoor, maar met een zin als “Good is good and bad is bad” uit de single Good is Good is het moeilijk enig cynisme te onderdrukken. Sommige teksten zijn diepgravender (Where has all the love gone en I don’t wanna know), maar over de gehele linie overheerst nietszeggende oppervlakkigheid.

Inspiratie van Elton

Gebeurt er dan op Wildflower niets fraais? Jawel, zeker weten, vanaf het vierde nummer (!) passeren enkele prachtige, ingetogen liedjes zoals Chances are, titelsong Wildflower (vooral de akoestische versie, als extra nummer opgenomen) en Letter to God. Alleen in Live it up is er een opleving qua tempo en kan er voorzichtig gedanst worden. De mooiste song is wat mij betreft Always on your side; mocht je je afvragen door wie Sheryl Crow zich laat inspireren moet je maar eens goed naar de opbouw van dit nummer luisteren. Het is alsof Elton John over de schouders van Sheryl meekeek toen ze het nummer componeerde op de piano.

Eruit met het geel!

Na 50 minuten Wildflower overheerst een gevoel van gezapigheid. Sheryl Crow is met haar hoofd in de wolken en helaas heeft het artistieke resultaat daar onder te lijden. Zonder aanvalslust win je het niet in het hedendaagse peloton met collega singer/songwriters. Je wordt ingelopen, het peloton komt te dichtbij, je zakt weg in de massa. Om te ontsnappen aan de sleur moet Sheryl haar gele truidrager de deur wijzen en ons dan opnieuw trakteren op een plaat vol hartzeer!

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Marc Legendre

‘Mijn droom is alle grenzen op te blazen’

De Belgische striptekenaar Marc Legendre maakte 28 albums lang de stripserie Biebel. Deze humorstrip voor kinderen was volkomen zorgeloos. Nu is de eerste graphic novel van de auteur op de markt, genaamd Finisterre. Dit boek gaat over zelfmoord en oorlogsgruwelen. Hoe is zo’n grote omslag mogelijk? 8WEEKLY vroeg het hem.

“Mijn broer Willy was als freelance journalist samen met een fotograaf naar de Balkan getrokken toen de hel daar losbarstte. Hij kwam terug met foto’s en interviews die hij uittikte in de studio waar ik aan Biebel werkte. Terwijl ik grappen bedacht, hoorden we op de achtergrond mannen en vrouwen snikkend de vreselijkste dingen vertellen. Apocalyptisch. Die verhalen en stemmen lieten me niet los en op een dag heb ik de tekst voor Finisterre geschreven. Om de ellende uit m’n hoofd te krijgen, vermoed ik.”

Een stuk glas

~

Legendre wist niet wat hij met de eerste versie van de tekst van Finisterre aanmoest. Na zijn stop met Biebel schreef hij de jeugdboeken Screamteam (uitgegeven bij The House of Books). “Mijn eerste idee was er een theatermonoloog van te maken. Enkele van mijn collega’s uit de stripwereld stelden voor het uit te tekenen. Dus maakte ik er een stripscenario van.” Opdrachten en een verhuizing naar het buitenland zorgden ervoor dat het project naar de achtergrond verdween en het script alleen bij verhuizingen opdook. “Dik een jaar geleden besloot ik dat ik er maar eens wat mee moest doen. Ik wilde er een roman of een novelle van maken. Maar tijdens het schrijven, bleek dat ik bepaalde scènes al heel erg ‘uitgetekend’ in m’n hoofd had zitten. Dus gooide ik het over een andere boeg en begon ik te tekenen aan de strip Finisterre. Na 44 platen merkte ik echter dat het nergens op leek. Het was gewoon een stripje aan het worden met vakjes en balloons en het werkte niet.”

~

Een experiment met verschillende tekentechnieken door elkaar duurde 20 pagina’s lang, maar bleek ook niet te werken en Legendre gooide opnieuw alles weg. Bij die spullen zat onder andere “een stuk glas waarop ik een zin uit het boek geschreven had, omdat ik dacht dat dat beter zou zijn dan wanneer ik dat op calqueerpapier zou doen. Een maand later wil ik dat stuk glas naar de glasbak brengen en ik krijg een diepe snijwond in m’n vinger. Ik ga binnen mijn hand verzorgen en wanneer ik even later terug in de tuin kom, zie ik de glasplaat met zand, grassprietjes, troep, bloed en de paar woorden, half uitgeveegd. Precies het beeld dat ik droomde maar dat ik niet op papier kreeg. Vanaf dat ogenblik wist ik wat ik moest doen: geen wetten of regeltjes, geen ‘dit hoort niet’ of ‘op die manier doe je dat niet’, gewoon doen. Ik slaagde er eindelijk in alles wat ik geleerd had, al mijn ervaring overboord te smijten. Een bevrijding.”

Wokgerecht

Het ontstaan van Finisterre is een lang proces geweest, van een eerste tekstversie in 1995 duurde het tot juli 2005 voor het boek uiteindelijk verscheen. De tekst kostte Legendre de meeste tijd. Daarna is hij op zoek gegaan naar beelden. “Ik had een kamer vol toen ik aan het project begon. Daar een zekere orde in vinden, heeft ook enkele maanden geduurd.” Het uitwerken duurde ongeveer drie maanden. “Het was een beetje als een wokgerecht. De voorbereiding is het werk. Eens alle groenten gesnipperd, de vis in blokjes gesneden en gemarineerd, kun je binnen de tien minuten aan tafel.”

~

Finisterre begon als een experiment, zonder dat Legendre er een uitgever voor had gevonden. Hij wilde loskomen van Biebel, kijken wat hij nog meer kon om zo zijn grenzen te verkennen en te verleggen. Bovendien moest hij de verhalen en de ellende van wat hij op die cassettebandjes hoorde een plaats geven in zijn hoofd. In zijn eerdere strips kon Legendre een meer serieus geluid niet kwijt: “Ik wilde ooit een Biebel maken met als onderwerp ‘kinderen in een ziekenhuis’, maar dan niet soft en met grapjes en grollen over een of ander medisch onderzoek. Reggie zou heel erg ziek zijn en dan maar kijken hoe die kids dat verwerken en beleven.” Dit heeft volgens Legendre niet alleen te maken met het humoristische karakter van Biebel, maar zit sowieso een beetje ingebakken in het genre: “Als auteur zou je je strippersonage wel willen laten evolueren omdat zowel jijzelf als de maatschappij evolueert, maar dat wordt niet op prijs gesteld. Dat is één van de redenen dat ik gestopt ben met Biebel. Bovendien is het niks voor mij om mijn 60ste verjaardag te vieren met de publicatie van het 325ste Biebelalbum. Dus met dat klootzakje was ik sowieso gestopt.”

Taal is overal

In Finisterre wordt een aantal literaire werken geciteerd, waaronder een compleet gedicht van Charles Bukowski. Legendre is wel van mening dat je als kunstenaar door andere kunst wordt beïnvloed, maar kan daar niet direct een bepaald voorbeeld uitpikken. “In mijn hoofd is het stilaan een soort smeltkroes geworden waarin alles samenkomt en ondeelbaar geworden is. Als een soep die je gemixt hebt en die dus nog wel naar worteltjes en prei etc smaakt, maar waarin je die afzonderlijke groenten niet meer terugvindt. Dat is de achterliggende idee van Finisterre, dat het onzin is te denken in één bepaalde taal als je een verhaal wilt vertellen. Waarom zou je geen gebruik mogen maken van alle talen die je beheerst? Zeker wanneer je weet dat ook je publiek die talen begrijpt? Muziek is een taal, fotografie, poëzie, je hebt een beeldtaal, een geschreven taal waarbij zelfs het letterbeeld iets kan uitdrukken, je hebt de gesproken taal en noem maar op. Taal is overal en in heel wat dingen terug te vinden. Mijn droom is alle grenzen op te blazen en een verhaal te vertellen waarbij al je zintuigen en de weinige hersencellen die we gebruiken, tegelijk beroerd worden.”

In een hoofd kruipen

~

De tekst van Finisterre lijkt haast wel een gedicht, maar moet de tekst ook als zodanig worden gelezen? “De tekst is heel erg uitgepuurd, zoals je doet wanneer je aan een gedicht schrijft. Dat was nodig omdat een woord te veel of op de verkeerde plaats, de hele sfeer zou verpesten. In een gewone strip maak je gebruik van dialogen in balloons. Dat wordt een soort spreektaal en ‘gezever’ stoort dus niet. In een normale roman is het vaak lekker wanneer een schrijver de tijd neemt om een situatie te beschrijven of om een personage neer te poten. Dat kon om verschillende redenen niet voor Finisterre. Het verhaal speelt in het hoofd van een vrouw, enkele seconden voor haar auto tegen de keien knalt en zij de dood vindt. Wat er op dat moment gebeurt in haar hoofd vormt geen netjes geordend en mooi afgewerkt verhaaltje. Daarbij ga je op zulke momenten niet eindeloos sfeertjes of mensen beschrijven. Als je ervoor kiest om in het hoofd van een specifieke vrouw te kruipen, moet je het ook met haar informatie doen. Omdat niet alles gezegd wordt, komt de lezer tot zijn of haar invulling van het verhaal. En dat werkt wonderwel. Ik kan namelijk de verschrikkelijkste gruwelen beschrijven, ze zullen nooit de gruwelen overtreffen die in jouw hoofd zitten. Daar wilde ik rekening mee houden toen ik Finisterre schreef. De verschrikking mag niet enkel in mijn hoofd zitten of in het hoofd van het personage, ze moet ook in jouw hoofd gevoeld worden. Dat de tekst iets heeft van een gedicht versterkt dat gevoel. Omdat je bij een gedicht ook met weinige woorden een bepaald gevoel oproept en uitdrukt.”

Een stripboekske

Momenteel heerst (in Nederland) de trend dat jongerenstrips steeds slechter verkopen, maar dat het ‘literaire’ genre langzaam groeit. Is Finisterre misschien een (onbewuste) reactie op dit verschijnsel? Volgens Legendre is de gewone strip afhankelijk van hypes en trends: “Morgen is één of andere strip plots hot omdat de maker ervan de grootste spetter was op Temptation Island. De zogezegde literaire strip is in zekere zin ook een trend, maar toch heb ik het gevoel dat het de makers ervan meer te doen is om het verleggen van grenzen, dan om hoge oplages te halen. Of het (grote) publiek volgt, weet ik niet. Als de media bazuinen dat Maus de Pullitzerprijs krijgt, zien de meeste mensen geen strip meer liggen, maar een boek. Maar je kunt niet elke graphic novel de Pullitzerprijs geven. Dus waarschijnlijk blijven de meeste graphic novels voor de meerderheid voorlopig nog gewoon ‘een stripboekske’. Jammer. Het is nog even wachten op de tijd dat in de boekhandel elke graphic novel gewoon naast de nieuwe Brouwers op een tafeltje ligt, denk ik. En, niet onbelangrijk, in een net zo groot aantal beschikbaar is. Wat niet wil zeggen dat ik zou neerkijken op de gewone strip. Een goeie strip maken is razend moeilijk.”

Een plaatsje in de boekhandel

~

Legendre zelf is wel aangestoken door de artistieke strip. Hij ziet Finisterre zelf als een nieuwe start. Die moet in de nabije toekomst leiden tot een bijdrage voor een boek met ‘gedichten in beeld’ van Slauerhoff en een tweede graphic novel, met de werktitel Verder. Commercieel succes is voor Legendre niet zo belangrijk meer. “Indien ik het financieel wat makkelijker zou willen hebben, kon ik beter Biebel blijven tekenen in plaats van jongerenromans te gaan schrijven.” Zijn leefsituatie is daar ook naar: “Ik heb een lieve vrouw en geen kinderen, dus ik kan het mij veroorloven aan projecten zoals Finisterre te werken en het risico te lopen dat die daarna in een lade verdwijnen. Maar dat wil niet zeggen dat ik niet hoop op een commercieel succes van Finisterre. Maar succes hangt van heel wat dingen af. In de laatste plaats van de kwaliteit van het werk. Mocht ik elke dag in een idioot panel zitten op tv, dan was succes onontkoombaar. Was ik een babe dan had ik ook weinig te vrezen. Nu moet een boekhandel bereid gevonden worden een plaatsje vrij te maken voor Finisterre omdat hij het een goed boek vindt en niet omdat ik op de cover sta van Privé. Dat is niet makkelijk. Maar hoop doet mij al jaren leven.”

Lees ook onze recensie van Finisterre.

Boeken

De filmboeken van Taschen

recensie: TASCHEN: Stanley Kubrick // Alfred Hitchcock // Federico Fellini // François Truffaut // Michelangelo Antonioni // Film Noir // Animation Now!

In het Engels bestaat er een term voor de boeken die uitgeverij Taschen op de markt brengt: coffee table books. Lijvige boeken met veel plaatjes, die je op je tafel laat liggen om terloops tegenover gasten mee te pronken, of om ze zelf van tijd tot tijd eens door te bladeren. Een tijdje terug bracht Taschen voor een zacht prijsje een hele reeks Nederlandstalige filmboeken op de markt die er qua inhoud en vormgeving best mogen zijn. Uit deze reeks bespreken we een zestal titels, waarin vooral de cream of the crop van de regisseurs centraal staat.

Kubrick

Stanley Kubrick
Stanley Kubrick

We beginnen met Stanley Kubrick: een compleet overzicht van zijn films, geschreven door Paul Duncan, de auteur van een aantal delen van de Britse filmboekenreeks Pocket Essentials. Stanley Kubrick opent met een zeer beknopte biografie die kort ingaat op zijn jeugd en zijn ervaringen als fotograaf, die bij het begin van zijn carrière in de filmwereld van grote invloed zouden zijn. Gelukkig heeft Duncan deze informatie voorzien van uitstekende weergaven van een aantal van die fotoreportages, die de grootste verdienste van het boek zijn: het is vaak uitmuntend grafisch materiaal. De kwaliteit van sommige van de filmstills laat soms te wensen over, maar over het algemeen is het boek een feest voor het oog. Het meest indrukwekkend zijn bijzondere setfoto’s van de opnames van een groot aantal van Kubricks films. De tekst is gedegen, voorzien van (biografische) feiten, anekdotes en interpretaties. Niet alleen de overbekende elementen (waaronder Kubricks vertrek naar Engeland, de controverse rond A Clockwork Orange) worden genoemd, het boek schenkt ook aandacht aan zijn eerste kennismaking met Hollywood, zijn bijzondere positie als afgezonderde maar volstrekt onafhankelijke filmmaker, en het productieproces van elk van zijn films. Wie niet genoeg heeft aan deze fraaie introductie op Kubrick en zijn oeuvre, doet er goed aan om bij Taschen The Stanley Kubrick Archives, het ultieme Kubrickboek, te bestellen.

Hitchcock

Alfred Hitchcock
Alfred Hitchcock

Paul Duncan is ook de auteur van het deel over Alfred Hitchcock, dat op dezelfde manier een uitstekende inleiding biedt op het leven en werk van de regisseur. Het boek opent met een intrigerende setfoto van Rear Window (die op slechts één studiolocatie werd opgenomen) – een voorbeeld van het wederom magnifieke fotomateriaal dat ook dit boek bevat. Duncan heeft zijn beschrijving van Hitchcocks carrière opgedeeld in drie secties. Hij beschrijft Hitchocks levensloop tot 1939 (waarin Rebecca uitkwam, zijn eerste Amerikaanse en Oscarwinnende film), de periode tot 1954 (het begin van zijn samenwerking met Grace Kelly en de tijd van zijn grootste successen), en de jaren tot aan zijn dood in 1980. Bovendien bevat het boek een amusant geïllustreerd hoofdstuk waarin al zijn cameo-optredens in zijn eigen films genoemd worden. Alle van zijn meer dan 50 films komen aan bod, waarbij Duncan inzicht geeft in Hitchcocks eigenzinnige en harde werkwijze, en zijn succes bij publiek en critici. Opnieuw hanteert de auteur een prettige toon die nooit te academisch, maar ook nergens oppervlakkig of sensationeel wordt.

Fellini

Federico Fellini
Federico Fellini

Het boek over Federico Fellini, een regisseur over wie zo veel academisch en filmanalytisch wordt geschreven, concentreert zich meer op het biografische gedeelte, dat eveneens overzichtelijk chronologisch is geordend en prettig toegankelijk is geschreven. Het persoonlijke fotomateriaal is daarin zeer welkom, maar doet niet onder voor de setfoto’s en filmstills. Fellini’s afbeeldingen van de stad Rome en zijn preoccupatie met menselijke verlangens, het realisme van zijn vroege films en de symboliek van zijn latere werken worden beknopt maar degelijk beschreven.

Naast de reeds besproken regisseurs wordt er ook een deel gewijd aan respectievelijk François Truffaut en Michelangelo Antonioni. Ook deze beide boeken vormen een geslaagde inleiding op de betreffende regisseurs, hoewel er soms onevenredig veel ruimte wordt besteed aan een samenvatting van de films en de analyses niet altijd even diepzinnig zijn.

De Taschen-reeks blijkt naast de regisseursmonografieën ook geslaagd als het om genres gaat. Ook Film Noir is gelardeerd met een enorme hoeveelheid fotomateriaal van hoge kwaliteit, en opnieuw zijn het de weinig of nooit geziene setfoto’s die het boek zo waardevol maken. De tekst is als inleiding op een genre waar talloze boeken over zijn verschenen uitstekend, en gaat voornamelijk over het genre als zodanig. De auteurs (die samen grotere en meer diepgaande studies op het gebied van noir gepubliceerd hebben), gaan ook uitgebreid in op tien sleutelfilms (Night of the Hunter, Double Indemnity, Kiss Me Deadly etc.).

Animaties

Scène animatiefilm Ferenc Cakó
Scène animatiefilm Ferenc Cakó

Tegelijkertijd met deze serie verscheen ook het plaatjesboek Animation Now! op de markt. In dit boek is een groot aantal filmfoto’s opgenomen waaruit verbluffend duidelijk wordt hoe divers en interessant de animatiefilms van tegenwoordig zijn. Aan elke productiemaatschappij of zelfstandig animatieregisseur is een apart hoofdstukje gewijd, dat voorafgegaan wordt door een korte inleiding van ongeveer twee pagina’s. Naast de bekende films als Shrek, Chicken Run, The Lion King en Toy Story komen ook de volstrekt eigenzinnige en vervreemdende animaties van de Hongaar Ferenc Cakó voorbij, of de licht absurde zandanimaties van het Portugese filmógrafo. In sommige gevallen hebben de samenstellers zich er wat gemakkelijk van afgemaakt. Een goed voorbeeld hiervan is het hoofdstuk over studio Ghibili, een van de bekendste productiemaatschappijen van de Japanse anime, waarin geen filmfoto voorkomt, maar alleen filmposters zijn opgenomen. Verder is het een groot nadeel dat je maar heel weinig te weten komt over de verschillende animatiefilms. Aan het boek is ook nog een dvd toegevoegd waarop enkele korte films, commercials en fragmenten zijn opgenomen. Een leuke extra bij een boek dat als korte introductie perfect is, maar helaas niet veel achtergrondinformatie verstrekt.

Het is uitgeverij Taschen wel eens verweten dat hun filmboeken niet diepgravend zouden zijn en dat het hen voornamelijk om de plaatjes te doen zou zijn. Ten eerste is dat onredelijk (de afbeeldingen maken de boeken immers al de moeite waard!), ten tweede is het niet helemaal waar, want een toegankelijker en uitvoeriger introductie tot grote regisseurs en genres is, zeker voor zo weinig geld, nauwelijks te krijgen.

Taschen New Film Series: Stanley Kubrick // Alfred Hitchcock // Federico Fellini //
François Truffaut // Michelangelo Antonioni // Film Noir • prijs: € 15.00 p/stuk •
uitgever: Taschen (import: Librero)

Animation Now! • prijs: € 29.95 • uitgever: Taschen (import: Librero)

Boeken / Fictie

Het ultieme kaderverhaal

recensie: Jan Potocki - Manuscript gevonden te Zaragoza

Het verhaal gaat dat de Poolse graaf Jan Potocki, terwijl hij aan Manuscript gevonden te Zaragoza (1809-1814) schreef, de lange avonden gevuld heeft met het slijpen van een aardbeivormige knop die ooit op een zilveren theepot prijkte. Totdat op een zekere avond het einde van het boek naderde en de knop tot een volmaakte kogel was omgevormd, waarna Potocki zijn pistool pakte, hem laadde en zichzelf door het hoofd schoot.

Deze anekdote, waarvan het waarheidsgehalte niet vaststaat, had zo weggelopen kunnen zijn uit Potocki’s eigen Manuscript gevonden te Zaragoza, dat vol staat met mysterieuze verdwijningen, verraderlijke schelmenstreken, doldwaze gekkigheden, erotische uitspattingen en nog veel meer. Er komen heel wat memorabele figuren aan het woord: een verdoemde pelgrim, een zigeunerhoofdman, de wandelende jood, een kabbalist, noem maar op. Het zijn vooral hun vaak uiterst hilarische levensverhalen die Manuscript gevonden te Zaragoza tot zo’n fantastisch boek maken.

Onder de galg

~

Manuscript gevonden te Zaragoza vertelt het verhaal van Alfons van Worden, een kapitein van de Waalse garde, die met twee bedienden op weg is naar Madrid om daar zijn officierspositie in te nemen. Op weg naar de herberg Venta Quemada verdwijnen zijn twee bedienden plotseling. Alfons laat zich hierdoor niet van de wijs brengen, zet zijn tocht alleen voort en overnacht – ondanks de tegenwerpingen van de waard – in de schijnbaar behekste herberg. Zodra de klok twaalf uur slaat, wordt hij uitgenodigd om de maaltijd te nuttigen met twee schaars geklede dames. De volgende morgen ontwaakt hij onder de galg in het dal van Los Hermanos. De daaropvolgende zesenzestig dagen, waarin een groot aantal excentriekelingen zijn levensverhaal komt vertellen, is het niet langer duidelijk wat hij wel en niet kan geloven.

Kaderverhaal

De verhalen uit Manuscript gevonden te Zaragoza staan niet op zichzelf, maar worden met elkaar verbonden door middel van een overkoepelend kader waarin we deelgenoot worden gemaakt van de vele avonturen van Alfons van Worden. Potocki’s levenswerk staat daarmee in de traditie van het kaderverhaal. Deze uit het Oosten stammende traditie is vooral geënt op de beroemde Vertellingen van duizend-en-één nacht, waarin Sjahrazad duizend-en-één nachten lang een verhaal vertelt aan koning Sjahriar. Rond de veertiende eeuw waait deze traditie ook over naar Europa, waaraan we Boccacio’s Decamerone (1349-1353) en Chaucers Canterburry Tales (1386-1389), en uiteindelijk ook Manuscript gevonden te Zaragoza te danken hebben.

~

In Manuscript gevonden te Zaragoza wordt het kaderverhaal op speelse wijze verweven met alle afzonderlijke verhalen. Hiermee heeft Potocki een middenweg gevonden tussen de traditionele kaderverhalen die ik hierboven al noemde en de roman met verhalen erin, zoals Don Quichote. In het eerste geval is het kader van secundair belang en gaat het vooral om de verhalen, in het tweede geval zijn de verhalen slechts van secundair belang en gaat het om het hoofdverhaal. Bij Potocki zijn zowel de afzonderlijke verhalen als het kaderverhaal belangrijk. Het gevolg van deze manier van vertellen is dat er in Manuscript gevonden te Zaragoza een intrigerende spanning ontstaat tussen het kader waarbinnen de verhalen zich afspelen en de verhalen zelf. Deze spanning is vele malen complexer dan in bijvoorbeeld Vertellingen van duizend-en-één nacht, waarin de relatie tussen het kader en de verschillende verhalen vanaf het begin duidelijk is en de spanning erin gelegen is of de koning Sjahrazad al dan niet laat verdergaan met haar verhaal (alhoewel ook deze spanning na een stuk of tien nachten wel verdwenen is). In Manuscript gevonden te Zaragoza dringen de verhalen en het kader veel sterker in elkaar door, en worden ze door elkaar besmet. Dit komt omdat de afzonderlijke verhalen zich in beginsel in dezelfde wereld lijken af te spelen als het overkoepelende kaderverhaal. Pas veel later wordt duidelijk dat de vele verhalen die in het boek verteld worden, deel uitmaken van een complot tegen Alfons van Worden.

Traditionele plots

In Manuscript gevonden te Zaragoza wordt nog wel gebruik gemaakt van dezelfde traditionele plots, die ook in andere kaderverhalen gebruikelijk waren. Ondanks dat Potocki deze plots op een originele en eigen manier gebruikt, worden er nog wel universele menselijke typen in uitgebeeld in omstandigheden die vooral door de literaire conventie worden bepaald. Deze traditionele plots zijn echter geen doel op zich, maar staan in dienst van het overkoepelende kader. Feitelijk worden de traditionele plots en de universele typetjes ontmaskerd en geïroniseerd. Ze vormen niet, zoals in de traditionele kaderverhalen, de kern van het boek. Bovendien wordt het kaderverhaal over Alfons van Worden zelf bevolkt door personages die geen universele menselijke types, maar concrete menselijke individuen vertegenwoordigen. In de geschiedenis van de literatuur kom je maar zelden een boek tegen dat tegelijkertijd zo spannend, meeslepend en veelkleurig is. Vergeet de Vertellingen van duizend-en-één nacht en al die andere kaderverhalen. Lees dit boek.

Mansucript gevonden te Zaragoza is op uiterst geslaagde wijze verfilmd door de Poolse regisseur Wojiciech Has, helaas is deze film nogal moeilijk te verkijgen.

Muziek / Album

Neil Young herhaalt zichzelf

recensie: Neil Young - Prairie Wind

Neil Young heeft grofweg gesproken twee vaatjes waaruit hij kan tappen. Ernerzijds is er de gruizige rockmuziek waarmee hij zich de bijnaam ‘Godfather van de Grunge’ wist te verwerven en onder andere bands als Nirvana en Pearl Jam inspireerde. Aan de andere kant geeft hij zich soms over aan het countrysentiment om de ‘old days’ te bezingen. Op zijn beste platen, zoals Harvest, After the gold rush en Zuma zijn beide elementen op vernuftige wijze vermengd. De laatste jaren slaat de balans echter steeds vaker door naar de intieme countrymuziek. Ook zijn nieuwste plaat zet die trend voort: op Prairie wind overheerst het cowboygevoel weer.

~

Naar verluidt moet Prairie wind het derde deel zijn in een trilogie met Harvest en Harvest moon, maar het doet mij veel meer denken aan het prachtige kale en akoestische Silver and Gold. Helaas heeft het alleen niet hetzelfde niveau. Nog meer dan voorheen lijkt Prairie wind doortrokken van een nostalgisch verlangen naar de oude uitgestrekte landschappen van Youngs jeugd in Canada en de simpele plattelandseenvoud waarmee hij is opgegroeid.

Nostalgie

Deze nostalgie lijkt samen te hangen met het besef van sterfelijkheid dat Young getroffen moet hebben toen tijdens het opnameproces van Prairie wind bleek dat hij een hersenaneurisma (een verwijding van een hersenslagader) had. Na een operatie herstelde hij echter voorspoedig en maakte hij de plaat af. Youngs steeds ijler wordende vocalen, die elk moment de suggestie wekken dat voor eeuwig de lucht uit zijn longen zal worden geknepen, passen uitstekend bij dit gevoel van eindigheid. Ook de dood van zijn vader, aan wie het album is opgedragen, speelt een belangrijke rol. Die lijkt symbool te staan voor de vergankelijkheid. Een paar keer weet Young dat treffend te verwoorden, zoals in het titelnummer, waarin de toekomst als een opzichtig glinsterende auto de garage van onze herinnering overheerst:

You can see into the future but it may be a mirage
Like a new car sittin’ there in your old garage

Op herhaling

Op Prairie wind is in ieder een geval een oudere en wat somberder man aan het woord. “A lot of people just live in the present tense”, zei Young in een interview naar aanleiding van het nieuwe album. Met deze plaat wil hij de luisteraar dus terug het verleden in slepen. En dat lukt, maar niet door de af en toe geïnspireerde nummers. Nee, naarmate de cd vordert wordt je je er steeds bewuster van dat Young zichzelf aan het herhalen is. De akkoordenschema’s klinken jammerlijk bekend, hoewel elke keer als je de tekst wil inzetten er dan toch een ander rijmpje op muziek blijkt te zijn gezet.

Hoewel hij in een nummer als It’s a dream toch wel een schitterend nostalgisch beeld weet neer te zetten, zijn veel nummers tamelijk zinloos, omdat ze geen enkele melodieuze uitdaging bevatten noch iets te melden hebben dat niet in drie woorden kan worden samengevat. Neem This old guitar, waarin Young een ode brengt aan zijn oude zessnarige vriend en He was the King, een hommage aan Elvis. Daarnaast gunt Young ons ook nog wat commentaar op de present tense zoals in When God made me, waar hij indirect kritiek geeft op de intolerante christelijke zendingsdrang van de regering-Bush, maar echt overtuigen doet het niet. Volgens mij wordt het tijd om zijn oude rock-kameraden Crazy Horse weer eens te bellen.

Muziek / DVD

Same Old Story

recensie: New Order - New Order Story

.

~

Gitarist Bernard Sumner (geboren als Bernard Dicken), basgitarist Peter Hook en drummer Stephen Morris besloten na Curtis’ overlijden samen met toetseniste Gillian Gilbert (die zich op deze dvd ontpopt als irritante giebelgeit) verder te gaan onder de naam New Order. Omdat de liefde voor muziek nou eenmaal sterker was dan het schuldgevoel en ze zich weigerden neer te leggen bij de tragische situatie. Zo viel het abrupte einde van één van de grootse beloftes van de Manchester-scene samen met het ontstaan van die andere legende, nu precies 25 jaar geleden. Dat is waarschijnlijk de reden dat Warner Music nu op de proppen komt met de DVD-release van de eerder op video verschenen BBC-documentaire New Order Story uit 1993.

In New Order Story wordt aan de hand van interviews met bandleden – helaas niet altijd even interessant -, collegamuzikanten/fans zoals U2-zanger Bono (die zich quasi filosofisch afvraagt wat er van Joy Division zou zijn geworden als Curtis nog had geleefd) , journalisten (waaronder Smash Hits-redacteur en latere Pet Shop Boy Neil Tennant), platenbonzen, designers, producers enzovoort een beeld geschetst van het fenomeen New Order.

Tony Wilson

Zowel Joy Division als New Order blijken – zoals we ook al zagen in Michael Winterbottoms geniale 24 Hour Party People (2002) – nauw verweven met de legendarische Manchester nachtclub The Hacienda en het onafhankelijke, eind jaren zeventig opgerichte label Factory Records. Initiatiefnemer van beide was wanker Tony Wilson, journalist/presentator van Granada Television, waarvoor hij het rockprogramma So it Goes presenteerde. Wilson is tevens de ontdekker van Stoney Tony’s Happy Mondays en de kitschpop van Frankie goes to Hollywood. Eind jaren 90 moest The Hacienda noodgedwongen zijn deuren sluiten wegens overmatig XTC-gebruik.

Gemis

Natuurlijk mag muziek in een documentaire als deze niet ontbreken. Er worden de kijker éénentwintig nummers voorgeschoteld; clips afgewisseld met liveregistraties. Helaas weinig tot geen materiaal van vroege albums zoals Power, Corruption, Lies (1983) en Low Life (1985). Ik denk dan aan hits als Sunrise en Sub-Culture. Die laatste laat duidelijk de invloed zien die New Order heeft gehad op de sound van bijvoorbeeld de Pet Shop Boys. Dat had er natuurlijk gewoon in moeten zitten, temeer omdat Neil Tennant zelf ook aan het woord komt. Nog zoiets: ondanks dat Ian Curtis voor elk optreden Kraftwerk draaide en daarmee impliciet de richting aangaf voor de latere New Order-sound, vond regisseur Kevin Hewitt het blijkbaar niet nodig om op Kraftwerk in te gaan.

Over de extra’s kunnen we kort zijn, die zijn er namelijk niet. We hadden graag willen weten wat Hewitt’s intentie was. Wat oefenruimte sessies waren ook leuk geweest. New Order wordt tegenwoordig algemeen beschouwd als één van de belangrijkste, zo niet de belangrijkste Britse poprock-band van de 20e eeuw (de band is onder meer van grote invloed geweest op The Killers). Uit de documentaire New Order Story blijkt, cru gezegd, nergens waarom. Tegelijkertijd met deze documentaire verscheen de dvd New Order-A Collection, met daarop alle uitgebrachte videoclips. Inclusief nieuw materiaal voor Temptation, Ceremony en Waiting for the Sirens’ call.

Kunst / Expo binnenland

Antwerpen: een stad zonder lelijkheid

recensie: Monopolis

.

Guillaume Bijl, Inter-phone center, 2005. Foto: Bob Goedewaagen.
Guillaume Bijl, Inter-phone center, 2005. Foto: Bob Goedewaagen.

Je zou bij een expositie rond Antwerpen/Rotterdam grotestadsproblematiek verwachten en politiek, zoals in eerdere landen- en stadspresentaties in Witte de With. Maar dat soort actualiteit wordt bij deze tentoonstelling geheel buiten beeld gelaten. Er is vooral echte kunst te zien. Zoals de ode aan James Ensor vol enge maskers en gekkigheid, geschilderd door Fred Bervoets, de abstracte witte schilderkunst van Gert Robijns en sculpturen met neonbuizen van Guy Maes. Alsof er geen boze buitenwereld bestaat in België. En alsof de vorige Witte de With directeur Catharine David, die nog maar net haar hielen heeft gelicht, niet onlangs in een interview heeft betoogd dat simpelweg schoonheid willen scheppen toch echt niet meer van deze tijd is.

Afleiding van de lelijkheid

Dat betekent echter niet dat de metropool als verschijnsel helemaal nergens opduikt in ‘Monopolis’. Zo ging Francis Alys ’s nachts de straat op om vuurpijlen af te steken. In zijn video ziet dat er in eerste instantie nogal subversief uit. Aanvankelijk doet het denken aan terrorisme, maar feitelijk gaat het juist om de schepping van schoonheid. Met zijn vuurwerk geeft Alys een mooi cadeau aan de stad, vóór die zich bij het ochtendgloren weer stort in banaliteiten en agressie.

Jozef Legrand, Berlin Wall Revisited, 2005. Foto: Bob Goedewaagen.
Jozef Legrand, Berlin Wall Revisited, 2005. Foto: Bob Goedewaagen.

Een vermakelijk kunstwerk is de film van Cel Crabeels c.s. over de Amerikaanse kunstenaar Dan Graham. Graham is boos. Boos over de sloop van zijn nogal lelijke glazen buitensculptuur in Antwerpen. Het was het werk van vandalen. Het beeld kan wel weer hersteld worden, maar omwonenden blijken het kunstwerk niet terug te willen. Ze hebben volgens eigen zeggen een veel beter idee: ze zouden graag een beeld willen van hun nationale knuffelkunstenaar Panamarenko. Graham is de slechte verliezer die klaagt dat er in België meer blauw op straat nodig is. Als troost gaat hij uitzoeken of er elders in Europa nog parkjes zijn waar ze zijn sculptuur wel willen.

Het werk van Alys en anderen is in feite het type geëngageerde kunst waarmee Witte de With op zijn best is: kunst die schoonheid zoekt op onverwachte plekken en zo afleidt van lelijkheid. Geen kunst die onder die saaie noemer ‘verantwoord documentair’ valt, maar kunst die zich afkeert van een harde, lelijke werkelijkheid. Geen Vlaams Blok, geen taalstrijd, maar wel abstracte schoonheid, carnavalsbeelden en soms een vriendelijk stukje stad. Met dit escapisme legt de tentoonstelling iets van een gedeelde mentaliteit bloot, en toch zegt ze met deze zucht naar schoonheid tegen een Belgisch decor meer over het werkelijke België dan je op eerste gezicht zou vermoeden. Ook zonder over Antwerpen te gaan.

Film / Films

Een sentimenteel eerherstel

recensie: The Osterman Weekend

Sam Peckinpah, de notoir schietgrage macho die critici en publiek de kast op joeg met baanbrekende geweldsfilms als The Wild Bunch en Straw Dogs, stierf in 1984 na het maken van The Osterman Weekend. Deze matige thriller is nu, twintig jaar na zijn dood, in oorspronkelijke versie te zien op een dvd-uitgave die iedere serieuze filmliefhebber overslaat.

~

Peckinpah’s controversiële successen leken anno 1983 tot een grijs verleden te behoren. De befaamde eigenheimer, en inmiddels een verbitterde alcoholist met een zwakke gezondheid, had al vijf jaar geen film gemaakt. Hij deed er alles aan om in de filmwereld terug te keren, maar met zijn excessieve gedrag had hij zichzelf bij velen onmogelijk gemaakt. Hij kreeg zijn kans met The Osterman Weekend, het verhaal van een manupilatieve CIA-agent (John Hurt) die een journalist (Rutger Hauer) op ingenieuze wijze tegenover zijn al dan niet corrupte vrienden uitspeelt. Het zou zijn laatste film zijn.

In Hollywood doen zelfs de grootste regisseurs concessies aan publiek en commercie, maar de immer eigenwijze filmmaker weigerde om ook maar een frame van zijn film aan te passen. Hij werd daarop ontslagen door zijn producenten, die uiteindelijk zelf een paar wijzigingen aanbrachten. In het tijdperk van de dvd reden genoeg voor een postuum eerherstel (“Sam’s first cut”, klinkt het sentimenteel in het promotiemateriaal), maar zo veel is er niet veranderd, leert een vergelijking tussen de twee versies, die beide op de dvd staan.

Vervormd

Één vroege, verwarrende scène die een aantal hoofdpersonen met hun vrouwen laat zien werd verwijderd, vijf werden licht aangepast. De cruciale scène waarmee de film opent (een vrijpartij die uitmondt in een moord) is in Peckinpah’s versie zo vervormd in beeld gebracht dat de kijker duizelig wordt – wellicht een goede reden om hem aan te passen. Verdere aanpassingen zijn minder ingrijpend: ongeveer een kwartier is ingekort en de rest bestaat uit verschillen in montage.

De originele film is een interessante aanvulling, die helaas in wanstaltig slechte kwaliteit is gepresenteerd: het is een slechte kopie van een VHS-band met een ruwe testversie die ooit aan studiobazen en een testpubliek vertoond werd. De film is voorzien van tussentitels die het verschil tussen de twee versies verklaren – handig, maar ze verstoren de film dusdanig dat je nooit echt het idee krijgt dat je naar de film kijkt zoals Peckinpah hem bedoeld had.

~

Balans

The Osterman Weekend is geen meesterwerk, en zeker niet Peckinpah’s beste film. Het verhaal (gebaseerd op een roman van Robert Ludlum) is tamelijk vergezocht, en wordt pas na drie kwartier goed spannend. De weinige actiescènes die de film kent zijn zeer vakkundig gemonteerd, maar in verschillende snelheden in slow motion weergegeven – een voor Peckinpah typische maar in deze context zinloze kunstgreep. De moraal over de invloed van media en voyeurisme bij het publiek is gedateerd en niet overtuigend. De rollen en acteerprestaties zijn hier en daar matig: Rutger Hauer, in zijn eerste hoofdrol, overtuigt nauwelijks; Dennis Hopper heeft een zwakke bijrol. Toch fascineert The Osterman Weekend bij tijd en wijle, vooral door de psychologische spanning en het technische vernuft waarmee die opgevoerd wordt. Bovendien geeft John Hurt zoals altijd een magnifieke vertolking.

De onlangs geschoten documentaire op de tweede schijf is gelukkig voorbeeldig: met kijkjes op de locatie van de film en interviews met de meeste betrokkenen (bijna alle acteurs, de producenten, Peckinpah-kenners) wordt een fraaie balans gevonden tussen leuke anecdotes en relevante inzichten over allerlei aspecten van de productie. Tegen het einde verzandt de film helaas in verafgoding van wijlen Peckinpah en gezever over de zogenaamde boodschap die de film uitdraagt.

Aftreksel

Voor de dvd die Dutch Film Works uitbrengt geldt: je kunt je €14,99 beter besteden. Dit is bepaald geen verstandige uitgave, zeker wanneer blijkt dat er voor minder geld een superieure versie te bestellen is. De eerste schijf van deze speciale editie is identiek aan de eerdere losse uitgave, wat betekent dat je opgescheept wordt met een film van zeer slechte beeldkwaliteit op beeldvullend formaat, en voorzien van slechts een monosoundtrack. Je kabel-tv zou de film beter weergeven. Bovendien ontbreekt het audiocommentaar van drie Peckinpah-kenners dat wel op de Amerikaanse schijf staat, waar deze schandalige uitgave een zwak aftreksel van is. De distributeur verklaart zich bij navraag afhankelijk van de masters die aangeleverd worden. Ongetwijfeld, maar een beetje filmliefhebber laat dit soort tweederansgproducten aan zich voorbij gaan.

Boeken / Fictie

In de literatuur kan alles

recensie: Herman Brusselmans - Het spook van Toetegaai

Een café. Wanhoop. Een vrouw. Nog een café. Weer een vrouw. In het Gentse universum van romanpersonage Herman Brusselmans gebeurt niet echt veel, en daardoor des te meer. Een heupzwaai. Een mes in de rug. Nachtelijke autoritten. Het spook van Toetegaai is kortom weer een klassieker in de Vlaamse letteren, en nog postmodern ook.

Het grote Vlaamse letterkundige nieuws is natuurlijk dat na dertien jaar onthouding het romanpersonage Herman Brusselmans weer is gaan drinken. Whiskey nog wel. Dat komt doordat zijn grote liefde Tania de Metsenaere, die de liefhebbers kennen als Phoebe, een hele week in Parijs zit. En omdat hond Woody dood en gecremeerd is. Het valt allemaal weer eens niet mee. Ontredderd en ontheemd dwaalt het romanpersonage door de straten van Gent. Daar is gelukkig veel afleiding. Café’s en meisjes uiteraard, maar ook een geheimzinnige steekpartij en een daarmee samenhangende ontvoering – een duister web van passie en misdaad, dat de fictieve romanpersoon Herman Brusselmans met veel verve en een geleende Lada tot op de laatste bladzijde ontrafelt.

Postmodern

~

Tot zover het verhaal in grote lijnen. Wie wil weten hoe het zit, die leest het boek zelf maar. Dat is geen straf, want de schrijver Brusselmans kent zijn vak intussen wel. Veel droogkomische humor en overpeinzende observaties kruiden dit werk, dat boven alles een postmoderne roman pur sang is, hoewel sommige mensen en naar het zich laat aanzien vooral vrouwen dat nooit zullen begrijpen:

De doorsnee jan lul heeft weinig verstand van literatuur. Een boek is voor hem niets meer dan wat samengekleefde bladen met een kaftje eromheen, een titel en een auteursnaam erop gedrukt, en klaar is Kees. Met achterop een foto van de schrijver, vaak met een holle blik voor zich uit starend en soms een das dragend. Ik kijk wel uit. Op geen enkele van de foto’s achterop m’n boeken draag ik een das.

Zoals dat gaat in de grote postmoderne literatuur zet de schrijver Brusselmans de lezer met satanisch genoegen telkens opnieuw op het verkeerde been. Dat gaat soms lekker ver, zoals de passage waarin hij met Tania over het werk aan precies deze roman praat. Ze verblijft alleen zolang de roman duurt in een fictief Parijs, en wel omdat ze op die manier het hele verhaal op gang brengt en gaande houdt:

In de vier pagina’s die ik vastlegde was Tania nog altijd in Parijs. Ik liet ze haar lezen. ‘Erg goed,’ zei ze, ‘ga gerust op die manier verder.’

Voer voor analytici

Alles heeft een literaire functie, niets zegt iets direct over de werkelijkheid, en zegt daardoor juist des te meer. Zo speelt de schrijver Brusselmans een schitterend spel met feit en fictie, in proza dat voortdurend op zichzelf reflecteert: “Daar was, Yolanda met de koffie. Wat staat die komma daar te doen?” Let wel: iedereen kan dergelijke grappen uithalen, maar bij de schrijver Brusselmans glanst en glinstert het op verschillende etages en heeft het een samenhang die het geheel effectief uittilt boven de som van de samenstellende delen. Voer voor analytici. Pas bij herhaalde herlezing, liefst in samenhang met zijn toch al imposante oeuvre, valt op hoe ingenieus de constructie is, en hoe consequent de schrijver Brusselmans de rode draden in zijn werk uitwerkt.

Als lezers bevinden we ons voortdurend in een vagevuur van onzekerheid. Tijd en plaats zijn ongewis, zodat een vervreemdend effect ontstaat dat aansluit op de tijdgeest en de grote modernistische en postmoderne traditie. Het maakt tegelijkertijd, dat de irritatiefactor voor de gemiddelde lezer hoog is. Wie vat wil krijgen op een boek, waant zich in een literair spiegelpaleis. De schrijver bijvoorbeeld verzint het gehele verhaal, maar laat zich toch door gebeurtenissen verrassen. In het echte leven kan dat natuurlijk niet, daarom is de kunst uitgevonden, die daarmee de ware held is van dit prachtboek voor gevorderden in het leven.

Film / Films

Trouwen volgens Altman

recensie: A Wedding

Robert Altman is een van de grote regisseurs van de afgelopen eeuw. Hij wist als geen ander met acteurs te werken, en maakte komische films met dwaze gesprekken en absurde gebeurtenissen. Zijn films doen denken aan het werk van Tarantino, wanneer deze zijn postmodernistische pop-art boodschap in zou ruilen voor een existentiële versie met een dikke knipoog. In A Wedding, een film die in 1978 uitkwam, zie je alle kenmerkende Altman-eigenschappen terug. Dit meesterwerk is nu uit op dvd.

Altman neemt ons in A Wedding mee naar een high-class/new-money-trouwerij waarop alles mis gaat wat er maar mis kan gaan. Zo wordt de bruiloft verstoord door een tornado die precies over het feest heen raast, lijken bruid en bruidegom samen omgekomen te zijn bij een auto-ongeluk, blijkt het zusje van de bruid zwanger te zijn van nota bene de bruidegom, en als toppunt besluit een van de oma’s haar laatste adem tijdens deze heugelijke gebeurtenis uit te blazen. Dat aan het einde van deze twee uur durende film alles weer redelijk normaal blijkt te zijn, mag dan ook een wonder van jewelste genoemd worden.

Onrust

Net als het hele gebeuren rondom de trouwerij, is ook de manier van filmen erg onrustig. Altman staat bekend om zijn pan-and-zoom-cameragebruik en hij schakelt ook met grote regelmaat abrupt over naar de volgende scène. Beide technieken worden in A Wedding veelvuldig gebruikt. Niet alleen filmtechnisch is A Wedding kenmerkend voor Altman, ook inhoudelijk is dit een typische Altman-film. De situaties zijn dolkomisch, de gesprekken zijn absurd en de typetjes de Altman portretteert zin onvergetelijk, zoals de neurotische wedding-planner, of de beveiligingsagent die zijn werkzaamheden veel te serieus opvat. De formule van het gestuntel en geneuzel van grote groepen mensen had Altman drie jaar eerder al beproefd in zijn meesterwerk Nashville, en met A Wedding maakt hij een succesvolle reprise.

Typisch

Altman wordt, terecht, tot in den treuren toe vergeleken met Woody Allen: net als Allen heeft Altman graag onhandige neuroten voor de camera. Maar ook de vergelijking met Tarantino dringt zich op. Zoals acteurs uit Tarantino-films in bepaalde situaties minutenlang over niets weten te praten, zo gebeurt dat ook in de films van Altman. Tijdvulling, alleen dan niet gevuld met weggooi-popcultuur (Madonna, hamburgers en coffeeshops) maar met verhandelingen over het verleden, de toekomst, onderlinge verhoudingen, etc. Kortom: dingen die er op het eerste gezicht toe doen, alleen dan worden deze op een kenmerkende Altman-manier verhilariseerd en beknipoogd.

Niet alleen Altmans teksten zijn zeer karakteristiek, ook zijn omgang met acteurs was kenmerkend. Altman praatte erg veel over het script met de acteurs en liet hen veel zelf bedenken en improviseren. Door zijn acteurs deze ruimte te geven wist hij ze naar een hoger niveau van acteerwerk te tillen. De acteurs in Altmans films waren zekerder van zichzelf, raakten onderling beter op elkaar in gespeeld en speelden met hart en overtuiging.

A Wedding kabbelt als een typische Altman in een heerlijk tempo voort, scène na scène word je verrast en nieuwsgierig gemaakt en voor je het weet, ben je aan het einde van de dvd. Helaas biedt de dvd geen extra’s, dus snel Nashville uit de kast halen en in de dvd-speler stoppen!