Boeken / Non-fictie

Wilhelmus van Pruisen

recensie: Ben ik van Duitschen bloed?

In de Engelstalige wereld is het een genre: alternate history, romans die uitgaan van een geschiedenis die anders is gelopen dan de onze. Maar hier willen we er niet zo aan, blijkbaar. Of het nu een afkeer van speculatie is of iets anders, ik weet het niet, maar we hebben de historische speculatie de afgelopen jaren op een bedroevende wijze aan anderen overgelaten.

En dat het toch de moeite waard kan zijn, bewijst de Leidse cultuurhistoricus Thomas von der Dunk met Buren. Het is een zogenaamd ‘omdraaiboek’ met twee alternatieve geschiedenissen: één van Nederland en één van Duitsland. Maar dat kun je ook andersom zeggen, want het thema van Von der Dunk is vooral de onderlinge afhankelijkheid die ons met de Oosterbuur verbindt.

Schwolle?

~

De alternatieve geschiedenis van Nederland begint met het overlijden van de Franse reiziger Balthasar Gerards aan door snert veroorzaakte holdrol. Als gevolg daarvan wordt Willem van Oranje geen Delfts lijk maar een krasse bejaarde, en wordt Nederland uiteindelijk vier Duitse bondslanden, met als hoofdsteden onder meer ‘Schwolle’ en ‘Hahrlem’. De verzwakking van het stadhouderschap na de dood Willem van Oranje heeft nooit plaatsgevonden en daarmee heeft de burger- en koopmansklasse in Von der Dunks alternatieve Nederland niet zo’n dominerende positie gekregen. Bovendien heeft Nederland zich bij de vrede van Münster niet uit de het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie kunnen losmaken. Gevolg: Reichelt in plaats van Albert Heijn, een fris oorlogstrauma en de mogelijkheid om bij elk café een halve liter Hefeweizen te halen. Maar geen babi pangang of Surinamers, want koloniën zaten er zonder overzeese expansie niet in.

Dom geluk

Maar het is vooral interessant om de logica te volgen waarmee Von der Dunk op dit punt aankomt. De serieuze geschiedwetenschap houdt zich uit principe niet met what-ifs bezig: over geschiedenis die niet gebeurd is kun je alles beweren, nietwaar? Nou, niet helemaal misschien, want je moet natuurlijk wel nadenken over de manier waarop niet-gebeurde ontwikkelingen hadden kunnen plaatsvinden. En daarin is Von der Dunk wel thuis: het verhaal maakt een goed doordachte en vooral waarschijnlijke indruk. Desondanks wordt duidelijk dat Von der Dunk zijn fantasie niet onbenut heeft gelaten, maar ook dat is functioneel: geschiedenis wordt immers in grote mate gedicteerd door dom geluk en stomme pech.

Monniksglabbeek?

Het ‘Duitse’ deel begint met de veroordeling en executie van Luther en volgt het lot van de katholieke Nederlanden vanaf dat moment. Een Oostenrijker in plaats van een Pruis als Duits keizer en voilá: Nederland mag Keulen, ‘Monniksglabbeek’ en ‘Dortmond’ tot de zijne noemen. Maar ja, met het Roergebied erbij was neutraliteit in de Eerste Wereldoorlog wel zo goed als onmogelijk en zaten we dus (weer) aan een oorlogstrauma vast en een loopgravenoorlog in de Achterhoek. Dat geeft Oerend hard ook meteen een nieuwe betekenis. Misschien was het toch wel beter geweest met Luther levend en Willem dood. Maar de manier waarop Von der Dunk de alternatieven waarheid laat worden is inventief.

Lollig

~

Wel zijn er een paar minpuntjes. De identieke opbouw van beide boekdelen betekent dat het hier en daar wat repetitief kan worden. Vooral de ‘speculatie in de speculatie’, waarin Von der Dunk op ironische manier de echte gebeurtenissen behandelt in een barrage van zinnen met vraagtekens, leest erg vermoeiend. Bovendien kan hij zich niet helemaal beheersen in zijn behoefte om lollig te zijn, met zelden erg inspirerende resultaten (hoewel het lot dat hij bedacht voor Hilbrand Nawijn bij mij wel weer een glimlach kon losmaken). Maar wat echt spijtig is, is dat na uitgebreide verhalen over de zestiende tot en met de negentiende eeuw, de twintigste en de eenentwintigste er wat bekaaid vanaf komen. Hoe zou zo’n Nederland zich ten aanzien van Hitler hebben gedragen? Hadden we dan nu wel een zetel in de Veiligheidsraad gehad en hoe zou onze economie er nu uitzien? Het zijn vragen die Von der Dunk, voorzichtigheidshalve misschien, onbeantwoord laat.

Tenslotte zou het aardig zijn om dit thema wat beter uitgewerkt te zien, maar ik besef dat dit daar misschien niet het medium voor is. Wat overblijft is een welkome poging tot een Nederlandse what-if geschiedenis – en wellicht een aanzet om wat creatiever met het verleden om te gaan.

De Week van de Geschiedenis 2005 loopt van 29 oktober tot en met 6 november. Buren wordt op zaterdagavond 29 oktober gepresenteerd in Madurodam.

Muziek / Achtergrond
special: Deel IX: Tussen kunst en muziek. Op pad met Lomechanik

Het Nachtpodiumverhaal

In de periode van september tot en met december 2005 werkt 8WEEKLY samen met het VPRO televisieprogramma Nachtpodium. Iedere aflevering zullen wij een item maken waarin we jonge en nieuwe culturele talenten presenteren. Daaraan gekoppeld publiceren we iedere week een achtergrondverhaal. In de aflevering van komende zondagnacht 30 oktober (00:05) word ik een dagje meegenomen in de wereld van het Nijmeegse platenlabel Lomechanik.

In deze aflevering van Nachtpodium spreek ik met Jorg de Man, Tom Verbruggen en Dave Astles (één van de drie oprichters van het voormalige collectief, maar inmiddels label Lomechanik). Over muziek, geluid en al het harde werk dat nodig is voor het draaiende houden van het uitgebrachte vinyl. Daarbij zal Verbruggen (alias Tok-Tek) wat van zijn kunst vertonen, compleet met joystick en zo’n veertig meter kabel.

Weg uit de zolderkamer

~

Het ongeveer tien koppen tellende Nijmeegse muzieklabel Lomechanik ontstond zo’n drie jaar geleden, als was het een natuurlijk proces. De brandpunten waar de oprichting geleidelijk aan tot stand kwam waren platenzaak Waaghals en vrije radiozender Rataplan. Daar ontdekten de (toen nog voornamelijk alleen opererende) gelijkgestemde zielen dat ze niet de enigen in de Waalstad waren die op hun zolderkamer zaten te experimenteren met geluiden, klanken en beats.

Het was voor de muzikanten en geluidskunstenaars moeilijk om individueel hun werk uitgebracht te krijgen of om optredens te verwerven. De elektronische muziek werd (en wordt nog steeds) opgevat als een erg ontoegankelijke muzieksoort. En zo kwamen de oprichters, hangend over de balie van de platenzaak, al gauw tot de conclusie dat het geen slecht idee zou zijn om de krachten te bundelen.

Let wel, Lomechanik maakt elektronische muziek, geen elektro. Het scala aan muziek van dit label is breder dan alleen de dansbare beats die we kennen uit clubs en van dansfeesten. Lomechanik bindt zich aan weinig regels. Een liedje moet raken, kwetsen, ontroeren, verontrusten, ergeren, dromerig maken en ja, het mag ook dansbaar zijn. Maar dat hoeft natuurlijk niet.

Persoonlijke stempel

~

Pratend met de jongens begon het me te dagen dat het hier gaat om het geluid, het gevoel, de vorm, met als leidraad de persoonlijke stempel van de desbetreffende maker.
De één is bijna autistisch gefixeerd op de ongrijpbaarheid van het geluid dat uit een laptop, uit de omgeving, uit een speelgoedartikel kan worden gehaald. De ander houdt van kippevel opwekken door een zo minimaal mogelijk geluid.

Soms wordt de ruimte gebruikt om liedjes te maken met een kop en staart, die bewerkt en bijgeschaafd zijn tot een kant en klaar produkt. Soms worden er nummers gemaakt die nooit meer nagemaakt kunnen worden; dan heerst de kracht van het toeval, de ongrijpbaarheid van het eenmalige. De ene keer dromerig, organisch. Dan weer agressief met een zware beatterreur. Digitaal bewerkt of met live ingespeelde elektronica, Lomechanik trekt zijn eigen plan bij het maken van muziek.

Één voor allen, allen voor één

Hoe divers de leden van Lomechanik ook mogen zijn, er wordt gestreden voor het zelfde doel: het naar buiten brengen van muziek en geluid die weinigen kennen. Muziek die in hun ogen te mooi is om niet gehoord te worden. Één voor allen, allen voor één. En zo geschiedde. Debuutplaat Lomech 001, No One van Lomechanik ontving lovende recensies en de plaat verkocht goed. Ook organiseerde het collectief avonden waar een selectie van muzikanten een performance gaf.

~

Lomechanik vormde zich van collectief om tot een platenlabel met financiële leiding en BTW-nummer, steeds de individuele wensen van de leden in het oog houdend. Er wordt samengewerkt met andere muzieklabels, muzikanten, kunstenaars en VJ’s. Ook heeft het label inmiddels de vierde Lomech verzamelplaat uitgebracht, is er afgelopen september een DVD gereleased en organiseert Lomechanik optredens op plaatsen variërend van krakersfeesten en poppodia tot galeries en musea. Meer informatie hierover is te vinden op Lomechaniks website.

En zo zijn we aanbeland in het nu: nog steeds spelend met de verwachting van de luisteraar, en met het spanningsveld tussen artisticiteit en de reeds gebaande paden van de elektronische muziek.

Boeken / Fictie

Woorden en dromen

recensie: Idealisme en extremisme in 'Uit liefde van het volk' van James Meek

Je hebt vast al over hem gehoord, je hebt hem op de longlist voor de Booker Prize zien staan, je kunt niet om hem heen. De kranten staan er vol van, de schrijver is ineens overal aanwezig. James Meek, sterjournalist van The Guardian, schreef eerder al twee romans en twee verhalenbundels, maar lijkt nu op literair gebied definitief door te breken met Uit liefde van het volk.

Wankel machtsevenwicht

En Uit liefde van het volk is ook een prachtig boek. Het speelt in 1919. De Eerste Wereldoorlog is in Rusland naadloos overgegaan in een burgeroorlog tussen de Roden, de communisten, en de Witten, die steun krijgen van de voormalige Entente. In Siberië, ver van de bewoonde wereld, is nog een Tsjechisch Legioen achtergebleven, dat vecht tegen de Roden en dat de hele transsiberische spoorlijn in bezit heeft, “[e]en rijk van 9000 kilometer lang en 2 meter breed”. Het dorpje waar ze zitten, Jazyk, is een soort commune van een religieuze sekte van castraten. Het evenwicht tussen de Roden, net buiten het dorp, de Tsjechen en de skoptsy, de castraten, is wankel maar in balans. Tot de geheimzinnige vreemdeling Samarin verschijnt.

Extreme idealen

~

Uit liefde van het volk is een boek over ideeën en idealen, en het extremisme waar deze toe leiden. “Pas als mensen probeerden woorden weer om te zetten in dromen werd het een moeizaam karwei.” De skoptsy wensen een beter en rustig leven, verlost van de zonde, en ze zijn er van overtuigd dat zij, door “de sleutels van de zonde in het vuur te werpen”, engelen van God geworden zijn. Een extreme oplossing, die ook nog eens niet echt blijkt te werken: de (onrustgevende) liefde verdwijnt er niet mee uit hun leven, zoals hun leider Balasjov merkt. De Tsjechische kapitein Matula, gebrandmerkt door de oorlog, droomt er van in Jazyk een klein Tsjechisch rijk te stichten. Het pas ontstane Tsjecho-Slowakije heeft immers, net als elk fatsoenlijk Europees land, behoefte aan koloniën en zijn droom gaat zo ver dat hij zijn manschappen niet naar huis wil laten gaan en ze voorliegt over de berichten die uit Praag komen. De Roden die Jazyk omsingelen gaan zo op in hun ideaal van de proletarische revolutie dat ze blindelings hun orders opvolgen. De climax die met de aanval van de Roden op Jazyk komt, verloopt voor niemand positief en lijkt wel een straf voor hun onbuigzame gedachten.

Maar wie is wie precies, en wat is goed en wat is fout op deze van de bewoonde wereld afgesloten ijzige vlakte? Dikwijls nemen de personen poses aan en de vele subtiele, verrassende plotwendingen zetten de gebeurtenissen steeds in een ander daglicht. Het veranderend begrip van en voor de (ideeën van de) groepen en personages onderling brengt Meek over op de lezer, die daardoor steeds zijn oordeel moet blijven bijstellen.

Zwart-wit denken

Meek lijkt daarmee te pleiten voor een minder zwart-wit denken, voor een open instelling. De enige in het dorp die dat benadert is Anna, die bekend staat als de oorlogsweduwe en dorpshoer. Hoewel ook zij lang niet alles begrijpt, heeft ze nog wel liefde in haar hart en gevoel in haar donder. Met haar loopt het dan ook relatief goed af. Meek keurt duidelijk het extremisme af, zonder een voorkeur voor of speciale afkeer te hebben van een van de groepen. En dat is een boodschap die erg actueel is. Idealisme is op zich geen slecht goed, maar verblinding erdoor is verwerpelijk.

Vroeger, in 1918, waren de Roden mensen die in het bezit waren van een Idee. Nu bezat het Idee mensen en pantsertreinen en land. Van het beetje dat Mutz ervan wist, maakten degenen die het Idee vroeger bezaten er nog steeds ruzie over wat dat Idee nu eigenlijk was; en nu het Idee zelf mensen en pantsertreinen bezat, zou het dat geruzie waarschijnlijk niet lang meer toestaan.

Woorden als galopperende paarden

~

Ondanks dit zware thema is Uit liefde van het volk geen onleesbaar of moralistisch boek. Het is erg boeiend en genuanceerd opgebouwd en doordat de lezer lange tijd niet weet wat er precies gebeurt en wie wie eigenlijk is, ontstaat er menig schokeffect. Het taalgebruik in het boek is werkelijk fantastisch. Meek schrijft heel origineel, en toch vloeiend en dwingend, een perfecte combinatie. Vaak schrijft hij zo kernachtig dat belangrijke ideeën in een of twee zinnen duidelijk zijn. En die zinnen steigeren en briesen als de paarden waar de trotse Russische huzaren op rijden, waar kapitein Matula zo dol op is en die in groten getale in de oorlogen gesneuveld zijn. De taal zindert en snijdt, waardoor de ijzige sneeuwstormen bijna voelbaar zijn, en de donkere woorden kleuren de slechte mensen in. “Samarins smalle gebruikte gezicht was een zwaard van laatdunkendheid en een zwenkende geest vol ongeduld. Zijn blik verliet zijn gezicht, kon wat hij zag aanraken of strelen, erin porren of eraan krabben.”

Maar het boek gaat ook over liefde. Het is een stuk geschiedenis, het is een beschouwing over de donkerste kanten van de mens. De grootste prestatie van Meek, wiens reportages over Irak en Guantanamo Bay vorig jaar belangrijke prijzen wonnen, is dat hij een boek schreef dat zo groot, zo genuanceerd en zo interessant is dat elke recensie het tekort doet. Gewoon lezen dus!

Boeken / Non-fictie

Nieuwe Van Dale weer flink uitgedijd

recensie: Van Dale groot woordenboek van de Nederlandse taal XIV

Als men om het even welke BN’er weer eens vraagt welk boek hij of zij zou meenemen naar een onbewoond eiland, hoor je zelden of nooit dat de Dikke Van Dale als kandidaat wordt genoemd. Toch zou dit helemaal niet zo gek zijn, aangezien het omvangrijke woordenboek in feite de staalkaart vormt van onze taal en cultuur. In de nieuwste edities zijn er zo’n 9000 nieuwe trefwoorden toegevoegd. Dit doet de toch al lijvige Van Dale uitdijen tot maar liefst 4464 pagina’s, die gezamenlijk meer dan zeven kilo wegen.

Een woordenboek is meer dan een simpele woordenlijst, zeker als het de omvang en spanwijdte heeft van de Van Dale XIV. Als het goed is geeft de Dikke Van Dale een betrouwbare afspiegeling van het taalgebruik in Nederland, het treedt daarbij niet op als scheidsrechter maar als observator en registrator. De Dikke Van Dale is geen goddelijk decreet waarin vermeld staat wat de betekenis van woorden in theorie zou moeten zijn, maar geeft weer wat de betekenis in de praktijk is. Om die reden loopt de Van Dale altijd net iets achter de maatschappelijke ontwikkelingen aan. En zo hoort het ook.

Geitenneuker

~

Nieuwe communicatiemiddelen en de integratieproblematiek zijn de onbetwiste grootleveranciers van de nieuwe woorden in de Van Dale XIV. Ze leverden woorden aan als belminuut, troetelallochtoon en alibiali maar ook offerfeest, dawa en sjahada. Onder de nieuwkomers bevinden zich tevens roemruchte scheldwoorden als geitenneuker en kut-Marokkaan. Verder heeft de nieuwe Van Dale voor het eerst een groot aantal allusies (toespelingen) opgenomen, zoals jip-en-janneketaal, harrypotterbril of jamesdeaneffect. In sommige gevallen keren allang in onbruik geraakte woorden opeens weer terug. Het uit het Duits stammende woordje Ostpolitiek is daar een mooi voorbeeld van. Oorspronkelijk duidde dit woord op de politiek die de West-Duitse bondskanselier Willy Brandt voerde; een politiek die uiteindelijk uitmondde in de eenwording van Oost- en West-Duitsland. Tegenwoordig betekent het volgens Van Dale XIV: “toenaderingspolitiek van een westerse mogendheid (of westerse mogendheden) ten opzichte van (landen uit) Oost-Europa.”

Auteursfilm

Om de nieuwe Van Dale enigszins te toetsen heb ik onder andere gekeken naar de betekenis van een honderdtal gangbare filmtermen, zoals cameo, biopic, sneakpreview, et cetera. Alle termen bleken te zijn opgenomen. In een aantal gevallen was de definitie echter niet geheel juist of op z’n minst onvolledig. Bij verschillende termen die oorspronkelijk uit de toneelwereld komen, maar tegenwoordig vooral voor films gebruikt worden (mise-en-scène, melodrama, vaudeville), wordt het medium film bijvoorbeeld niet eens genoemd. Verder bewijzen sommige omschrijvingen dat niet elke vernieuwing een verbetering is. Zo wordt ‘auteursfilm’ omschreven als: “artistieke film die de signatuur van de maker (regisseur) draagt”. Het woordje signatuur is hier niet specifiek genoeg, elke film draagt immers in meer of mindere mate de signatuur van zijn maker (het is zelfs bijna een tautologie). De omschrijving van de 13e editie was dan meer accuraat:

Film waarvan de regisseur tekst en scenario zelf geschreven heeft; – (ook) film waarin de persoonlijke stijl van de regisseur duidelijk merkbaar is.

Hiermee is uiteraard niet gezegd dat de Van Dale XIV niet betrouwbaar is. Het overgrote merendeel van de beschrijvingen is zeer accuraat en volledig.

Grunbergs moraal

~

In 2000 kwam de dertiende editie van de Dikke Van Dale (uit 1999) op cd-rom uit, dit keer wordt de cd-rom er direct bijgeleverd. Vergeleken met de vorige editie zijn er enkele handige zoekmogelijkheden toegevoegd. Zo kun je niet langer alleen op woord(vormen) zoeken, maar kan er ook binnen de woordenboekartikelen gezocht worden. Als je bijvoorbeeld wilt weten of Arnon Grunberg iets heeft bijgedragen aan onze taal, typ je eenvoudigweg ‘Grunberg’ in. Je krijgt dan een lijstje woorden dat inderdaad goed bij Grunberg past: lelijkheid, leugen, moraal en verlangen. Klik je vervolgens op ‘moraal’ dan valt daar o.a. te lezen: “moraal is wat de sterken beschermt en de zwakken vernietigt” (A. Grunberg). Eenmaal zo bezig is het heel makkelijk om uit te zoeken hoeveel taalsporen anders schrijvers hebben nagelaten: Simon Vestdijk (14 woorden), Willem Frederik Hermans (26), Nescio (2). Met de veronderstelde miskenning van Cees Nooteboom blijkt het dan best mee te vallen, bij maar liefst 21 woorden duikt zijn naam op.

Als je geen held in spelling bent, biedt deze cd-rom ook uitkomst. Je kunt namelijk ook op klank zoeken. Weet je niet precies hoe je barbecue ook alweer schrijft? Geen nood, tik ‘barbekieuw’ in en je komt vanzelf bij de goede spelling terecht. Deze optie is ook handig bij leenwoorden of specifieke termen. Als je bijvoorbeeld ‘daunlood’ intikt komt je uit bij download en ‘oetile dulsi’ verwijst je onmiddellijk door naar utile dulci. Volmaakt is de zoekfunctie echter nog niet. Als je bijvoorbeeld ‘oetele’ i.p.v. ‘oetile’ typt, kom je uit bij ‘oeteren’ en kun je fluiten naar de juiste betekenis. Een andere leuke optie is dat je naar anagrammen kunt zoeken. Bij het woord ‘rotsen’ krijg je bijvoorbeeld de volgende anagrammen: nestor, storen, tensor, torsen. Ook hier moet je geen perfectie verwachten, want vervoegingen en meervoudsvormen zoals ’tenors’, ‘snoert’ en ’torens’ worden niet gevonden. Als kleine traktatie is aan de cd-rom de uit 1864 stammende oertekst van de Van Dale toegevoegd.

Boeken / Fictie

Het heerlijke kroost van Louis de Bernières

recensie: Louis de Bernières - Het lastige kroost van kardinaal Guzman

Ongeveer een half jaar na de verschijning van zijn nieuwste boek, Vogels zonder vleugels, verscheen nu eindelijk de vertaling van het derde deel van Louis de Bernières’ Zuid-Amerika trilogie. Het was even wachten voor de lezers, die al in 2003 deel 1 en deel 2 kregen, maar het was het waard.

Het lastige kroost van kardinaal Guzman speelt net als De oorlog van Don Emmanuels edele delen en Het vrouwenleger van Señor Vivo in het niet-bestaande Zuid-Amerikaanse landje dat De Bernières voor deze gelegenheid verzonnen heeft. Maar hoewel het niet bestaat, zijn de gebeurtenissen niet onherkenbaar of louter gebaseerd op de rijke fantasie van de schrijver. Hij gebruikte diverse voorvallen uit de geschiedenis en vervormde die, om ze zo naar believen te kunnen gebruiken voor zijn verhaal. De katholieke kerk, die in dit derde boek centraal staat, is net zo corrupt en hypocriet als in de echte wereld en de kardinaal is net zo’n vies en tegelijk een beetje zielig mannetje als veel kerkdienaars.

Feest van herkenning

Louis de Bernières
Louis de Bernières

In Het lastige kroost van kardinaal Guzman komen veel personages uit de eerste twee delen terug en zo lezen we en passant verder over Don Emmanuels en Señor Vivo’s leven. Een feest van herkenning voor de fans, maar ook de nieuwe lezers zullen veel plezier beleven aan de soms uitermate vreemde personages en hun wonderlijke leven vol bizarre voorvallen. In zijn eigen, typische stijl met veel bijzinnen en bijvoeglijke naamwoorden beschrijft De Bernières zijn wereld op een zeer aanstekelijke manier: ontzettend beeldend en vaak erg grappig.

Het was het soort aji-saus die je de eerste paar happen niet proeft en die je vervolgens achter in de keel pakt en tot een soort paniekerige zwakzinnigheid brengt waarbij je naar je keel grijpt, half uit je stoel komt, erin terugvalt, met je vrije hand om je heen zwaait, gesmoorde geluiden uitstoot, hees om water roept, het in één teug achterover slaat, ontdekt dat water het alleen maar erger maakt en dan naar buiten rent om je in de rivier te storten, waaruit je verdwaasd, druipend van het zweet en schaapachtig lachend weer te voorschijn komt. Dolores deed goede zaken met dit gerecht[…].

Heerlijk verhaal

De Bernière’s taalgevoel is groot en je hebt als lezer vaak het gevoel dat je een Zuid-Amerikaanse schrijver als Marquez zit te lezen. Complimenten dus ook aan de vertaler! Het boek is doordrenkt met flauwe en vaak ook platte (al dan niet seksuele) grappen. Voor wie Kapitein Corelli’s mandoline, De Bernières’ grote bestseller, net uit heeft zal dat even wennen zijn. Maar ongetwijfeld zullen ook die lezers als een blok vallen voor dit oudere, maar net zo heerlijke en soms ontroerende verhaal vol humoristische en maatschappijkritiek!

Theater / Voorstelling

Moeder en zoon in zware tijden

recensie: LeefTijd (Josine van Dalsum en Aram van de Rest)

Actrice Josine Van Dalsum kreeg vorig jaar september te horen dat ze nog maar ongeveer een jaar te leven had: in haar hoofd zaten twee inoperabele tumoren. Haar droom was om nog een keer samen met haar zoon Aram van de Rest op het podium te staan. Bovendien wilde ze iets doen met de ingrijpende, maar voor veel mensen onbespreekbare ervaring die de ziekte kanker is. Met deze insteek stapte ze naar tekstschrijver Haye van der Heyden. Na enkele gesprekken schreef hij voor haar en Aram van de RestLeefTijd, een stuk over een moeder met terminale kanker en haar zoon.

Dat de voorstelling LeefTijd in het teken staat van kanker is niet te missen. Bij binnenkomst in het Compagnietheater staat in de hoek een stand van het Koningin Wilhelmina Fonds Kankerbestrijding. Aan de muren hangen tekeningen, schilderijen en foto’s die onderdeel zijn van de tentoonstelling Kanker in beeld. In interviews vertelde Van Dalsum ook volop over het verloop van haar ziekte en over de repetities van wat waarschijnlijk haar laatste voorstelling zou worden. Door deze openheid trok ze de aandacht van een Middelburgse ondernemer die een inzamelingsactie begon. Om het laatste gat in de financiën van de voorstelling te dichten, maar ook om het Emma Kinderziekenhuis te steunen in het gevecht tegen kanker bij kinderen. Een avond vol goede bedoelingen dus, maar levert dat ook een goede voorstelling op?

Inoperabele diamanten

~

Met LeefTijd wil Van Dalsum een ziekte als kanker beter bespreekbaar te maken. Iets waar de karakters in het stuk moeite mee hebben; de moeder met ’twee grote diamanten’ in haar hoofd en haar zoon praten wel, maar lijken elkaar niets te kunnen zeggen. De zoon begrijpt niet hoe zijn moeder zo nuchter met de diagnose kan omgaan. Waarom ze al begint met het uitzoeken van de muziek voor haar crematie, haar ‘laatste feestje’. Hij wil niet geloven dat de diagnose ‘inoperabele kanker’ het einde betekent en dat zij eerder dan hem zal gaan. Tenslotte kan hij straks onder een tram lopen en dan is hij eerder dood. De verklaring van de moeder is simpel: “De fases van ‘woede’ en ‘waarom ik?’ heb ik overgeslagen. Ik heb mij meteen berust in de situatie. God regisseert niet, die laat het komen zoals het komt.”

Keerpunt

Ursul de Geer regisseert deze dialoog, waarin lange tijd de diepgang ontbreekt. De zoon spreekt de woorden boos uit en de moeder speelt onnozel en ontkennend. Maar dan komt het keerpunt. Moeder en zoon fantaseren dat ze door een helder beekje in Frankrijk lopen. Hij gaat een dam bouwen van stenen en zij zal op een grote steen zitten en zich nergens mee bemoeien. En aan dat denkbeeldige beekje ergens in het zuiden van Frankrijk komen de karakters in een flits van een seconde opeens dicht bij elkaar. Het spel wordt dieper. Moeder en zoon blijken nog een laag te hebben, een diepere laag waarop woede en onbegrip wegvallen. De karakters praten met elkaar en de emoties en gebaren worden voelbaar en zichtbaar.

Dat is het moment waarop de karakters veranderen in Josine van Dalsum en haar zoon Aram van de Rest. Het is aandoenlijk om te zien hoe de grote stoere zoon zijn kleine bijna breekbare moeder in zijn armen neemt en haar een kus op haar voorhoofd geeft. Een moment dat zo echt is dat je een brok in je keel krijgt.

Wit licht

Wanneer achter het toneel een deur opengaat en in een wit licht twee witte gordijnen gloren, is het de zoon die richting het licht loopt. De moeder blijft roerloos op haar stoel zitten. Zou zij dan haar ziekte en haar zoon hebben overleefd? Haar tranen aan het einde zijn echt. En dan is het donker. Wanneer het licht weer aangaat veegt ze met een ferme beweging de tranen van haar wang en slikt. Het is tijd om het applaus in ontvangst te nemen.

Een paar maanden voor de eerste opvoering van het stuk werd Van Dalsum schoon verklaard: een nieuwe bestralingstechniek uit de VS heeft ervoor gezorgd dat de schijnbaar ongeneeslijke tumoren toch zijn geslonken. Misschien is dat goede nieuws de reden dat het Josine van Dalsum en haar zoon niet meteen lukt diepgang en emotie in het stuk te brengen. Ondanks dat komt de thematiek over: twee mensen die dichter bij elkaar komen te staan in het aangezicht van het einde. Het verhaal van Van Dalsum raakt je zonder meteen een tranentrekker te worden.

Tussen 2 en 5 november wordt LeefTijd vier keer extra uitgevoerd in het Compagnietheater. Kijk voor meer informatie op de website van de voorstelling

.

Film / Films

De man met het slechte hart

recensie: L'Intrus

In Filmmuseum Vondelpark te Amsterdam en Plaza Futura te Eindhoven is van 27 oktober t/m 16 november een retrospectief te zien van de Franse regisseuse Claire Denis. Dit in verband met de Nederlandse première van haar laatste film L’Intrus. De film, gebaseerd op de gelijknamige roman van Jean-Luc Nancy, werd vorig jaar genomineerd voor een Gouden Leeuw op het Filmfestival van Venetië.

Geheimzinnig

~

Het verhaal gaat over de hartpatiënt Louis (Michel Subor), die een teruggetrokken leven leidt samen met zijn twee honden. Na een geheimzinnige, illegale harttansplantatie komt hij er tijdens een bezoek aan zijn vervreemde zoon in Tahiti achter dat de prijs voor zijn nieuwe hart toch een stuk hoger is dan hij dacht. L’Intrus is een film die vanaf de eerste scène een beklemmend gevoel oproept. Je ziet Louis, naakt in het bos door de ogen van iemand die hem bespiedt. De scène daarop, waarin Louis een hartaanval lijkt te hebben, krijg je het als kijker nog benauwder, omdat je gaat meeleven met de voyeur die waarschijnlijk wel wil helpen, maar zich niet kenbaar durft te maken. Dat ongemakkelijke gevoel blijft de hele film lang. Dit komt onder andere doordat Louis een geheimzinnige persoon is en blijft. Op momenten dat hij in gedachten voor zich uit zit te staren, vraag je jezelf af wat er in godsnaam door zijn hoofd gaat en wat hij op zijn kerfstok heeft.

Vragen

~

Niet alleen Louis’ karakter is schimmig. De hele film roept talloze vragen op. Zoals: waar en wanneer werd hij geopereerd? (Dat de operatie heeft plaatsgevonden, weet je alleen omdat hij op een gegeven moment een litteken op zijn borst heeft). Gebeurt datgene wat je ziet in het echt of in zijn droom/verbeelding? Wat is Louis’ historie met de man op Tahiti en wat deed zijn Franse zoon op het eiland? Om te voorkomen dat deze onbeantwoorde vragen je gefrustreerd de filmzaal doen uitlopen, is het belangrijk te weten dat Claire Denis een regisseuse is die zich weinig van de geldende filmconventies aantrekt. De beste manier om L’Intrus te bekijken is je gewoon mee te laten voeren door de beelden en je fantasie de lege plekken in te laten vullen. Alleen op deze manier krijgt het verhaal vorm en betekenis.

Intrigerend

Omdat het verhaal zich in verschillende landen afspeelt, zie je de meest uiteenlopende landschappen en vergezichten voorbijkomen. Van uitgestrekte sneeuwvlaktes in het Jura-gebergte tot het strand van Tahiti aan de Stille Oceaan. Doordat op laatstgenoemde locatie ook gefilmd is tijdens slechte weersomstandigheden (storm en naderend onweer), lijkt het in weinig op het Bounty-eiland zoals we het kennen. Het is nu eerder verworden tot een plek des onheils, wat het unheimische karakter van de film alleen maar versterkt. Ook het dreigende muziekje dat in een loop door de hele film gaat, wakkert de onrust flink aan. Zelfs wanneer na 130 minuten de aftiteling verschijnt, zit je in spanning te wachten op wat nog komen gaat. Veel mensen zullen L’Intrus misschien bestempelen als vaag. Ik kies voor intrigerend.

Boeken / Fictie

Inhoudsloos pakje papier

recensie: Erick Overveen - Maansverduistering

Eind 2003 verscheen Maansverduistering van radiomaker Erick Overveen, een roman over een wannabe-diskjockey die ‘de laatste deejay’ wil worden. In zijn ogen is radio ten prooi gevallen aan commercie en aan zielloze platencomputers: de echte ‘platenruiter’ is bijna uitgestorven. Het boek veroorzaakte een kortstondige rel in radioland vanwege het pamflettistische karakter, en her en der heet het nu een cultboek. Maar dat is een schromelijk overdreven betiteling voor een vrij inhoudsloos pakje papier.

Maansverduistering is het verhaal van David, die denkt dat hij een hippe deejay is die het helemaal gaat maken in Amsterdam. Hij gaat in de zomer van 1992 op kamers in Amsterdam en daar begint een rommelig verhaal over het meisje India dat zijn muze moet zijn. Het is liefde op het eerste gezicht, maar alleen van zijn kant, want India ziet hem niet staan. Wanneer hij haar dagboek in zijn bezit krijgt en leest over Jericho, een underground-deejay die vanuit verlaten metrotunnels een zender beheert, trekt hij de stoute schoenen aan: als hij deejay wil worden moet hij toch ergens beginnen.

Brij

~

Literair gezien stelt Maansverduistering helemaal niets voor. Pamflettistisch in de zin dat het boek protesteert tegen de formattering van de radio is ook een overdreven typering, want hoewel David een paar keer herhaalt dat deejays vrij moeten kunnen zijn, verdrinkt die stelling in een plotloze brij van ongefundeerde en halfbakken karakterontwikkelingen die een paar pagina’s later weer vergeten lijken te zijn, waarna de hele ontwikkeling ergens anders opnieuw begint en opnieuw strandt in hulpeloze omschrijvingen die geen seconde overtuigen.

David de deejay heeft talent, vindt hij. Maar niemand ziet dat. Het wrange is nu dat de lezer dat ook niet ziet. Hoeveel superlatieven David zichzelf ook opplakt, hij blijft een kneus die nergens in slaagt. Hij kan de lezer er niet van overtuigen dat hij werkelijk een talentvolle deejay is. Dat komt mede doordat dit een boek is dat alleen toegankelijk is voor mensen die niet weinig van popmuziek weten. Die een hele popencyclopedie uit hun hoofd kennen en daar bijzonder trots op zijn. Kijk maar:

Ik cuede Living Colours Love rears it’s ugly head, dat ik vervolgde met The Happy Mondays en het swingende Step on you en sloot het drieluik af met Eton Crops Noisy Town, dat in de laatste minuut jammer genoeg bleef hangen. Dankzij Stenders maakte ik een zware progressie door en ontwikkelde ik me steeds verder naar de kant van de rock-‘n-roll en obscure jazz.

Stel je voor dat je geen van de genoemde nummers kent. Wat blijft er dan nog over? Overveen laat het zijn alter ego David zelf zeggen:

Maar ik wist ook dat er maar heel weinig mensen waren die iets van muziek begrepen. Dat muziek iets is wat je niet ‘hoort’, maar wat je ‘voelt’. En dat er over schrijven meestal tot banale, pretentieuze literatuur leidt.

David slaat de spijker op zijn kop. Want banaal en pretentieus is Maansverduistering zeker. Geweldig grote woorden moeten omschrijven welk een geweldig grote verandering David doormaakt, maar zijn taalgebruik lijkt op het egocentrische geneuzel van een gedrogeerde hippie: een ‘zware progressie doormaken’ en je ‘naar een kant ontwikkelen’ klinkt meer als uitgekauwde zelfhulp dan als een trefzekere en goed gevonden omschrijving. Zelfs woordjes als ‘echt’ en ‘heel’ schuwt Overveen niet: de zwakste woorden die er zijn om iets overtuigend te maken: ‘Heel beklemmend’.

Het lijkt erop dat Maansverduistering geen enkele redactie heeft gehad, want zodra je het boek open doet vallen de taalfouten eruit. Het wordt bijna vermakelijk wanneer je ‘schrijdde’ tegenkomt, een ‘grill van de beurs’, ‘bezitte’ en ‘God mocht verhoeden wat’ (hij bedoelt: Joost mocht weten wat). Zelfs songtitels en namen van regisseurs (‘Quintin Tarantino’) zijn niet veilig.

Zogenaamd pittig

Maansverduistering is een brij, een soep waarin je talloze vieze en lelijke zinnen tegenkomt. Gekruid is het boek wel, met enkele passages waarin harde porno bedreven wordt en wat zogenaamd pittige opmerkingen over Hitler, homo’s, aids en meer van dat soort controversiële onderwerpen, maar de specerijen hebben hun kracht tijdens het koken reeds lang verloren. Wat overblijft is een reeks gebeurtenissen waartussen het enige verband is dat ze na elkaar op de bladzijden staan.

Het boek schijnt een cultstatus te hebben. Dat kan, zoals ook sommige slechte artiesten dankzij een select gezelschap aan ‘liefhebbers’ op cynische successen kunnen rekenen. Als je met een vork op tafel trommelt maak je al muziek. Voor het schrijven van een boek zul je echter wat meer kwaliteiten in huis moeten hebben.

Film / Films

Waardige verfilming zonder risico’s

recensie: Oliver Twist

Oliver Twist, het wereldberoemde verhaal van Charles Dickens over de weesjongen die opgenomen wordt door een bende van straatrovers, is niet de eerste literaire klassieker waar Roman Polanski zich in zijn lange carrière als regisseur aan waagde. Hij maakte eerder verfilmingen van onder andere Ira Levins Rosemary’s Baby en Shakespeares Macbeth. Polanski kiest uit het literaire werk de personages en decors die hij nodig heeft, en probeert met die elementen de sfeer uit het boek te evenaren, of soms zelfs te overtreffen.

~

Er is echter een belangrijk verschil tussen Oliver Twist en de klassiekers die Polanski eerder verfilmde. Met Oliver Twist heeft de regisseur een familiefilm willen maken, geschikt voor jong publiek – ook al is hij in Nederland voor 12 jaar en ouder gekeurd – terwijl zijn eerdere boekverfilmingen vaak gekenmerkt werden door een geweldadige sfeer. Het geweld uit het boek en uit Polanski’s eerdere werk is geheel verdwenen: een overduidelijke concessie van de regisseur aan de gevoelige zielen van een jonger publiek. Gewelddadige aspecten van het boek worden netjes weggepoetst, kindertranen worden zeer betrokken gefilmd. Blijft over een risicoloze maar zeer atmosferische bewerking van Dickens’ meesterwerk.

Adembenemd

~

De acteurs in Oliver Twist zijn werkelijk briljant gecast: soms lijkt het alsof Dickens’ prachtige karikaturen het papier voor het witte doek verruild hebben. Hetzelfde kan gezegd worden van de adembenemende decors: mistige Londense straten worden bevolkt door ratten, ratelende wagens en menselijke figuren van zeer divers, maar onbetwist negentiende-eeuws, pluimage. De sfeer die uit de beelden spreekt, is zo betoverend dat het Engeland van Dickens tijd even heel dichtbij lijkt.

Keuze

Met deze verfilming wijkt de regisseur op veel punten af van het oorspronkelijke verhaal; het zal liefhebbers van het boek ongetwijfeld opvallen dat vele kleurrijke personages en zelfs volledige verhaallijnen in de film niet terugkomen. Polanski heeft behoorlijk gesneden in de originele tekst. Maar de keuze hiervoor wordt goedgemaakt door de werkelijk formidabele wijze waarop de passages die Polanski koos tot leven worden gewekt. Bovendien hebben de geweldige Dickensiaanse karakters die wèl terugkomen op deze manier alle ruimte om maximaal tot hun recht te komen. Dankzij de prachtige atmosfeer en de bijzonder overtuigende personages blijft een waardige verfilming van Dickens’ meesterwerk over.

Boeken

De aanstaande bijbel van de Britse cinema?

recensie: Alexander Walker - Hollywood England / National Heroes / Icons in the Fire

Hier in Nederland weten we niet zo veel van de Britse cinema, laat staan de geschiedenis ervan. De meesten van ons zullen niet veel verder komen dan acteurs als Hugh Grant of Kate Winslet en films als Trainspotting of de James Bond cyclus. Mensen die een ietwat verhoogde interesse in films hebben, komen misschien nog aan met Ken Loach of Stephen Frears maar dan houdt het wel ongeveer op met onze kennis van de films van onze westerburen. Deze leemte laat zich gemakkelijk opvullen met Alexander Walkers onlangs opnieuw uitgebrachte driedelige geschiedenis van de moderne Britse filmindustrie.

Alexander Walker was een beroemde filmcriticus die vanaf 1960 tot aan zijn dood in 2003 voor de Londense Evening Standard schreef. Walker is tijdens de British Press Awards driemaal tot ‘criticus van het jaar’ verkozen, zat in veel filmjury’s (Cannes, Berlijn) en heeft talloze recensies, kritieken, essays en boeken over cinema geschreven. Hij kan met recht een autoriteit op het gebied van de Britse cinema genoemd worden.

Woelig decennium

~

Hollywood England: The British Film Industry in the Sixties is het eerste boek uit de serie. Het boek begint eind jaren vijftig met de opkomst van de in Engeland invloedrijke stroming Free Cinema (licht vergelijkbaar met de Franse New Wave). Walker grijpt dit aan als startpunt voor de ontwikkelingen in het landschap van de Britse cinema in de jaren zestig en beschrijft vervolgens alle relevante gebeurtenissen van dit woelige decennium. Uiteraard behandelt hij een actrice als Vanessa Redgrave, een film als Antonioni’s Blow Up uit 1966 en ‘the man of the decennium‘, James Bond. Naast deze galerij der iconen beschrijft Walker ook minder bekende maar minstens zo belangrijke en interessante films als Room at the Top (1959). De seksuele revolutie, die volgens Walker de belangrijkste factor in de ontwikkeling van de film in de jaren zestig was, wordt uitgebreid behandeld. Hollywood England eindigt een beetje in mineur: Walker concludeert dat er in de hele jaren zestig geen enkele Britse regisseur was die zich kon meten met Godard, Bergman of Fellini en hij schrijft dat Hollywood aan het einde van de jaren zestig 95% van de Britse filmindustrie in handen had.

Monthy Python

Het tweede deel uit deze trilogie, National Heroes: British Cinema in the Seventees and Eighties, laat op eenzelfde wijze de ontwikkelingen in de Britse filmindustrie van de jaren zeventig en tachtig zien. Hierin komen onder meer de opkomst van Monthy Python, de groeiende rol van de televisie en de Oscarzege van Chariots of Fire in 1982 aan bod. Opnieuw toont Walker ons de grootste sterren, belangrijkste films en ontwikkelingen bij de grote studio’s. En, net zoals in Hollywood England, heeft hij ook voldoende aandacht voor minder grote namen; niet alleen Sean Connery maar ook de rol van iemand als Ken Russell wordt beschreven. Ook beschrijft Walker de ongunstige fiscale omstandigheden in die jaren en hoe dit veel regisseurs, acteurs en producenten naar het buitenland dreef.

Opleving

~

Het sluitstuk is Icons in the Fire: The Rise and Fall of Practically Everyone in the British Film Industry 1984 – 2000. Hierin komen de meer bekendere namen aan bod: regisseurs als Ken Loach en Michael Winterbottom en acteurs als Hugh Grant en Daniel Day-Lewis. Een ijkpunt in de Britse cinema is Four Weddings and a Funeral, een film waar Walker uitgebreid bij stilstaat. Uiteraard krijgt ook Trainspotting veel aandacht en Walker beschrijft hoe deze film de hele Britse filmindustrie aan het denken zette. Met films als Trainspotting, The Full Monty en Snatch vertoont de Britse filmindustrie de laatste tien jaar een aardige opleving. Deze kwalitatief goede films worden door het grote internationale publiek omarmd, maar blijven tegelijkertijd binnen de sfeer van de cultfilm. Ondanks deze (tijdelijke?) opleving ziet Walker er echter geen heil in en blijft zijn zoektocht naar kenmerkende eigenschappen van de echte Britse filmindustrie vruchteloos.

Vleugje humor

De eerste indruk die de drie werken achterlaten, is saaiheid. Het grootste deel van de boeken bestaat uit lange lappen tekst zonder tussenkopjes, opsommingen, witregels. Hierbij komt nog dat er in het boek bijna geen afbeeldingen staan, iets dat je bij een filmboek zelden ziet. Slechts in het midden vinden we steeds een paar pagina’s met wat schamele plaatjes. Maar als je met de boeken bezig bent, is er van onleesbaarheid geen sprake. Walkers goed gedocumenteerde teksten zijn een stuk appetijtelijker dan de vorm doet vermoeden. Walker schrijft mooi; echt Brits met prettige volzinnen en hier en daar een vleugje humor. Ook inhoudelijk verdient Walker een pluim, zijn boeken zijn erg compleet. Niet alleen het handjevol voor ons bekende films wordt behandeld, ook de minder bekende films en acteurs komen zogezegd aan bod. In veel beschrijvingen van de ontwikkeling van een bepaald genre of land gaat de aandacht voornamelijk uit naar regisseurs, maar Walker laat ook heel duidelijk de rollen van verschillende producenten, schrijvers, componisten en anderen zien.

Twijfel

Al met al geeft Walker een goed geschreven, compleet beeld van de ontwikkeling van de Britse cinema in de laatste vijftig jaar. Nou ja, Britse cinema, als we Walkers verhaal goed lezen, merken we dat hij zelf erg kritisch is over de Britse filmindustrie. Bestaat deze wel? Wat blijft hier van over wanneer we de buitenlandse investeringen weghalen? Zijn er echt zo weinig kenmerkende eigenschappen? Misschien is dat wel de kern van Walkers boeken: de twijfel of de Britse filmindustrie eigenlijk wel echt bestaat. Maar of deze deprimerende visie nou klopt of niet, Walker geeft in zijn boeken een schat aan informatie, vooral voor degenen die iets minder bekend zijn met de Britse filmindustrie. Dit zou wel eens kunnen uitgroeien tot de bijbel van de Britse cinema.

Alexander Walker • Hollywood England: The British Film Industry in the Sixties • Uitgever: Orion Publishing Group (import: Van Ditmar) • 493 bladzijden • Prijs: € 20.50 (paperback) • ISBN: 0752857061

Alexander Walker • National Heroes: British Cinema in the Seventies and Eighties • Orion Publishing Group (import: Van Ditmar) • 296 bladzijden • prijs: € 20.50 (paperback) • ISBN: 075285707x

Alexander Walker • Icons in the Fire: The Rise and Fall of Practically Everyone in the British Film Industry 1984-2000 • Orion Publishing Group (import: Van Ditmar) • 328 bladzijden • prijs: € 20.50 (paperback) • ISBN: 075286484x