Muziek / Album

Leven na de dood

recensie: Depeche Mode - Playing the Angel

.

Toch gingen er hardnekkige geruchten dat er een nieuw album aan zat te komen. Hoewel Playing the angel het helaas niet haalt bij de drie essentiële Depeche Mode-albums uit de jaren 90 – Violator (1990), Songs of Faith and Devotion (1993) en Ultra (1997) – blijkt er toch sprake van een grote stap voorwaarts ten opzichte van het degelijke, maar karakterloze Exciter (2001). Hadden we ze blijkbaar toch iets te snel afgeschreven.

De geschiedenis in een notedop

~

Hoe zat het ook al weer precies? Depeche Mode breekt begin jaren tachtig door met kitscherige, op synthesizers gebaseerde electropop – illustratief zijn bubblegumhits als Just can’t get enough en People are people (1983) – om samen met fotograaf/regisseur Anton Corbijn in de jaren 90 de wereld te veroveren met een donker, melancholisch popgeluid. Tekstschrijver Vince Clarke houdt het na debuutalbum Speak & Spell (1981) voor gezien en stort zich samen met Alison Moyet op Yazoo, waarmee hij in Amerika en het Verenigd Koningkrijk een aantal toptien-hits weet te scoren. Later zal Clarke furore maken met The Assembly en Erasure, wier electropop zo mogelijk nòg zoeter is dan die van Depeche Mode. Na Clarkes vertrek is het Martin Gore die ‘de macht grijpt’, iets dat bij Dave Gahan regelmatig leidt tot de nodige frustratie. Zo schijnt Gore er als songsmid dictatoriale trekjes op na te houden; maar al te vaak worden Gahan’s composities als ‘niet relevant’ terzijde geschoven.

De toekomst

Anno 2005 lijkt de lucht gelukkig weer enigszins geklaard. Met als resultaat het elfde studio-album Playing The angel (incluis drie Gahan-composities), waarop Depeche Mode teruggrijpt naar de sound van de jaren negentig (al lijkt de frustratie en verbittering zo goed als verdwenen); sterke nummers als A pain that I’m used to – de tweede single en wat mij betreft een stuk beter te pruimen dan voorganger PreciousJohn the revelator, The sinner in me en Nothing is Impossible refereren duidelijk aan donkere albums als Violator en Songs of faith and devotion, al neigt de ‘vlakke’ productie meer naar Ultra en Exciter. Bijzondere vermelding verdient nog het dromerige Introspectre; instrumentele elektronische postrock van eredivisieniveau! Wellicht een doorkijk naar wat ons in de toekomst te wachten staat? Slechts het voortkabbelende, zouteloze I want it all en The darkest star blijven naar mijn gevoel steken in goede bedoelingen. Al met al een bijzonder sterke comebackplaat. Nou maar hopen dat het geen laatste stuiptrekking is.

Noteer alvast in je agenda: op zondag 26 maart 2006 zal Depeche Mode eenmalig het Rotterdamse Ahoy aandoen- meteen het enige concert in Nederland. Er zijn nog tickets beschikbaar. Wel moet je daarvoor behoorlijk diep in de buidel tasten (prijzen vanaf € 65,- ).

Boeken / Fictie

Een claustrofobische tragedie

recensie: Een dagje naar het strand

Het grote voordeel van de tijd, is dat hij met zijn zeis het dorre hout wegsnoeit. Niet lang meer, broeders en zusters, dan is Harry Mulisch hooguit nog een hilarische voetnoot in de geschiedenis van het socialisme in Nederland. Houd goede moed.

In de letteren blijft op den duur niet meer dan een handvol boeken over, afgezien van een enkel oeuvre. Zo is Heere Heeresma ondanks noeste arbeid voor altijd en eeuwig, amen, de man van de novelle Een dagje naar het Strand (1962). Tweemaal verfilmd en nu in een betaalbare editie – want goedkoop is niets meer vandaag de dag.

Naar het strand

~

Het verhaal kan eigenlijk niet simpeler: de aan lager wal verkerende drankliefhebber Bernd neemt gehandicapt kind Walijne van ex-minnares Medusa en geslaagde vriend Carl mee voor een dagje naar het strand, vandaar ook de titel. Vanaf het allereerste begin is duidelijk dat deze Bernd geen enkele controle heeft over de gebeurtenissen. Hij is de held in een Griekse tragedie: dat het slecht met hem af gaat lopen weten we al, het gaat alleen nog om het hoe. Juist door de idiote pogingen die hij doet om toch greep op de dingen te krijgen, krijgt zijn uitzichtloze situatie des te meer nadruk. Hij wil geld lenen van Carl – ‘een schoft’ – en dat lukt dankzij een listig plan ook, maar veel verder helpt het hem ook niet.

Wachtend op de tram – Carl wil met de bus, maar Walijne is als zijn vleesgeworden noodlot uiteraard sterker – krijgt Bernd een optater van kroegbaas Louis, die nog geld van hem krijgt. De klap wordt zoals vrijwel alles in dit boek zonder veel problemen geïncasseerd. De dag verloopt verder ook in de voorspelbare kalme teloorgang, waarbij Heeresma zijn stijl optimaal inzet bij het scheppen van een onheilspellende en tegelijk geruststellende sfeer: alles voltrekt zich zoals de milde, meedogenloze Parcen het bedacht hebben.

Voor een mindere schrijver zou de verleiding van chaos en groot drama onweerstaanbaar zijn geweest, maar Heeresma houdt het klein en dicht bij huis, waardoor het effect des te groter wordt. Het gedoe bijvoorbeeld met de goedkope maar voor Walijne uiterst kostbare schelp is hartverscheurend. Dat het meisje uiteindelijk verdwijnt en zoek blijft, zagen we al bladzijden ver aankomen. Maar doordat we meegevoerd zijn in de alcoholische geest van een vertellende Carl kan dat ons ook niet werkelijk schelen, wat toch knap is. Een soort omgekeerde psychologie, die heel goed werkt.

Hard maar meedogenloos

Het beeldende taalgebruik maakt de novelle (die volgens mij eigenlijk een kleine roman is, maar goed) bij uitstek geschikt voor verfilming, wat dan ook twee keer gebeurde, en niet door de minsten. Roman Polanski waagde zich er in 1970 aan en veertien jaar later volgde de inmiddels door een moslim vermoorde Theo van Gogh. Een opmerkelijk succes voor een auteur die, ondanks nog meer prachtboeken – de ook al verfilmde Zwaarmoedige verhalen –, door het recensententuig nog steeds niet echt tot de canon is toegelaten. Wat op zich weer niet uitmaakt, want zoals we al zagen oordeelt de geschiedenis daar hard en meedogenloos over.

Heeresma zelf trekt zich zoals bekend van al dat onrecht helemaal niets aan. Wel zo verstandig. Tegelijk met EDNHS verscheen het tweede deel van zijn jeugdherinneringen Een jongen uit plan Zuid, over de periode ’43-’46.

Heere Heeresma • Een jongen uit plan Zuid ’43-’46 – deel 2 • Uitgever: De Arbeiderspers • 133 bladzijden • prijs: € 12,50 • ISBN 90-295-6304-4

Muziek / Album

Tussen kunst en kitsch

recensie: Ryan Adams & The Cardinals - Jacksonville City Nights

Acht releases geleden was Ryan Adams een jonge, onstuimige singer/songwriter die zijn stem door je ziel kon laten snijden. Zijn debuut Heartbreaker was absoluut indrukwekkend. Om hem direct de nieuwe Springsteen te noemen, daar was het nog te vroeg voor, maar een onmiskenbaar talent was hij zeker. Een status die hij vet onderstreepte met de opvolgers Gold en Love is hell deel I en II. Toch moeten we zo langzamerhand ook concluderen dat zeker niet alles dat Mr. David Ryan Adams aanraakt verandert in klaterend goud. Talent hebben is één, maar er vervolgens wat mee doen is twee, drie, vier, vijf, zes, zeven en nu dus acht. Want Jacksonville City Nights is alweer zijn achtste release. Zo’n typische ‘mwoah-plaat’. Niet slecht, maar zeker ook geen mijlpaal in het oeuvre van Ryan Adams.

Op naar de volgende, zou je zeggen. Gelukkig hoef je bij Ryan Release-a-holic Adams nooit lang op een nieuw album te wachten. Critici kunnen best een paar kanttekeningen plaatsen bij de kwaliteitscontrole, maar luiheid kan Adams niet worden verweten. Want hij kan als geen ander platen afleveren met een tempo dat de popencyclopedie niet kan bijhouden. Veelvreters van zijn muziek worden alleen al dit jaar driemaal financieel op de proef gesteld. Cold Roses verscheen eerder dit jaar, nu dus Jacksonville City Nights en over een maand prijkt zijn laatste cd uit dit drieluik, 29, alweer bij menig Ryan Adamsliefhebber op het sinterklaas- of kerstwenslijstje.

Schaamteloze country

~

Laten we niet op de zaken voor uit lopen, first things first. Bij een eerste luisterbeurt bekruipt mij het gevoel alsof oma zojuist vol trots haar nostalgische platencollectie ten gehore brengt. Uit pure beleefdheid lieg je dat je het prachtig vindt, maar ondertussen hoop je dat ze die vreselijke oubollige country maar gauw weer uitzet. Zo gedateerd klinkt Adams op Jacksonville bij een eerste draaibeurt. Natuurlijk, het is bekend dat Adams een voorliefde heeft voor country – in zijn geboorteplaats Jacksonville kreeg hij het met de paplepel ingegoten – maar overdrijft hij het niet? Bijna kitsch, zo klinkt het. En toch schaamt hij zich daar niet voor. Sterker nog, hij komt er mee weg omdat het nog steeds onvervalst als Ryan Adams klinkt. De emotie en melancholie druipen ervan af.

Van een echte misstap kun je daarom ook niet spreken. Wie goed luistert moet bijna wel bewondering opbrengen voor het gemak waarmee Adams de songs uit zijn mouw weet te schudden. De pedal steel guitar (John Graboff) en de slide-begeleiding van The Cardinals zijn het meest dominant aanwezig en bepalen dus het typerende countrygeluid. Daar moet je van houden, anders slaat de irritatie snel toe. Zeker wanneer Adams in een aantal nummers met een overslaande stem wat geforceerd klinkt (Peaceful valley, My heart is broken) Gelukkig herbergt ook dit album weer een aantal pareltjes van ongekende schoonheid. In een nummer als Silver Bullets, waarin niet geheel toevallig de countrydosering wordt gereduceerd, bewijst Adams andermaal zijn uitzonderlijke talent en in Dear John neemt hij gast Norah Jones bij de hand om haar naar een voor haar nog ongekend hoog niveau te slepen.

En waarom ook eigenlijk niet?

Voor de najagers van urgente releases dient zich natuurlijk de vraag aan in hoeverre deze plaat een toegevoegde waarde is voor de cd-collectie, in het bijzonder als het om het segment Ryan Adams gaat? Vooropgesteld, een cd van Ryan Adams is in iedere collectie een must. En ach, zoals nu, als de herfst er is, de winter nadert en de donkere dagen met rasse schreden hun intrede doen, word je toch wel weer heel erg warm van dit soort muziek.

Boeken / Fictie

‘Heb je leven lief, armzalig als het is’

recensie: Henry D. Thoreau - Walden / Burgerlijke ongehoorzaamheid

In zijn achtentwintigste levensjaar betrok de Amerikaanse schrijver Henri David Thoreau (1817-1862) een hutje aan de Waldenvijver vlakbij zijn dorp Concord, Massachusetts. Waarom? “Ik ging de bossen in omdat ik bewust wilde leven, om me alleen met het wezenlijke bezig te houden en te onderzoeken of ik niet kon leren wat het leven me moest leren, zodat ik niet op mijn sterfbed zou moeten ontdekken dat ik niet geleefd had.” Walden is het verslag van een zoektocht van een bewogen mens.

In de twee jaar die hij naar eigen zeggen aan de ‘Walden Pond’ heeft doorgebracht, probeerde Thoreau zelfvoorzienend te zijn door zijn eigen gebruiksvoorwepen te maken, zelf een hutje te bouwen en groente te verbouwen. Het boek is de optekening van zijn ervaringen tijdens dit kluizenaarschap, maar is daarnaast ook een allegaartje van intellectuele dweperij, wijze bijbelse spreuken en citaten van Confucius (door hem ‘de filosoof’ genoemd) – en dat nog eens vermengd met eindeloze verhandelingen over het telen van bonen en de schoonheid van de natuur. Uiteindelijk is het óok nog een afrekening met zijn dorp van herkomst en de burgerlijkheid van “deze rusteloze, nerveuze, drukke, triviale Negentiende Eeuw”. En dat is heel wat voor één boek.

Mythe

~

Zijn vorige vertaler K. Sanders prikte in een vilein boekje de ‘mythe Thoreau’ door. Hij beschreef Thoreau als een indolente hemelbestormer, die door zijn dorpsgentoten ‘mr. Dolittle’ werd genoemd. Hij kreeg nauwelijks meer uit zijn pen dan dagboekaantekeningen, en vegeteerde voornamelijk op de ruimhartigheid van zijn ‘mecenas’, de schrijver Emerson, van wie hij ook het stukje land waarop hij leefde in bruikleen kreeg – waar hij overigens nauwelijks dankbaarheid voor toonde.

De illusie wordt nog verder onderuit gehaald als men in gedachten houdt, zoals zijn vriend de dichter Channing beweerde, dat Thoreau er slechts kampeerde en ’s avonds bij zijn ouders overnachtte. Het was vanaf de hut ook maar een half uurtje lopen naar het dorp. Maar laten we het boek nemen voor wat het is, of zoals Thoreau zelf zegt: “mijn tekortkomingen en inconsequenties doen niets af aan de waarheid van mijn uiteenzetting.”

Tegen het conformisme

Uit Thoreau’s boek spreekt een grote afkeer van de burgerlijkheid en het conformisme in negentiende eeuws Amerika; tirades tegen de mode en andere vormen van overbodige luxe zijn schering en inslag. Hij schetst een tragische Verelendung van zijn land: “onze lectuur, onze conversaties en ons gedachtenleven bevinden zich op een zeer laag peil en zijn alleen pygmeeën waardig.”

~

Thoreau bepleit dan ook dat de mens een stap terug moet doen naar de natuur, naar de soberheid en ascese, want “de mensen zijn de werktuigen van hun werktuigen geworden” die het beste deel van hun leven besteden “aan het verdienen van geld om tijdens het minst waardevolle deel ervan een twijfelachtige vrijheid te genieten”. Hij zet zelf de eerste stap met zijn verblijf aan de Walden Pond.

Thoreau geeft ons gedetailleerde beschrijvingen van zijn handelingen en kostenplaatjes in de twee jaar van dit verblijf, alles is tot op de gram en de cent geadministreerd. Zorgvuldig beschrijft hij hoe hij met vallen en opstaan de juiste wijze vond om zijn groenten te verbouwen en met de natuur samen te leven.

Esoterie

Uiteindelijk is Walden echter het boek van een zoekend mens, vol met esoterische one-liners van de soort ‘Alleen dat is goed wat is gedacht, gezegd of gedaan bij een zeldzame samenloop van omstandigheden’. Wat hij er precies mee bedoelt is vaak niet duidelijk. Soms krijgt het boek dan ook haast het karakter van een goedkoop modern zelfhulpboek. Wie het laatste hoofdstuk leest, ziet echter pas de serieuze gedragenheid waarmee Thoreau Walden uiteindelijk bedoeld heeft:

Hoe armetierig je leven ook is, bied het het hoofd en leef het; ga het niet uit de weg en verwens het niet. Het is niet zo slecht als jijzelf bent. Het lijkt het armst als je het rijkst bent. Wie altijd ontevreden is zal, zelfs ontevreden zijn in het paradijs. Heb je leven lief, armzalig als het is.

Kunst / Expo binnenland

Ter nagedachtenis aan een kleurrijke fotograaf Philip Mechanicus 1936-2005

recensie: Philip Mechanicus

Op 30 juli van dit jaar overleed fotograaf en culinair journalist Philip Mechanicus op 68-jarige leeftijd. Hij werd vooral bekend om zijn portretten van Nederlandse dichters en schrijvers, maar daarnaast ook met stillevens en foto’s van zijn geboortestad Amsterdam.

Afgelopen oktober is bij uitgeverij Voetnoot het boek De laatste keuze uit het fotografisch woordenboek van Philip Mechanicus verschenen. Een bijzonder fotoboek, omdat de fotograaf tot het laatst heeft meegewerkt aan deze uitgave. Naar aanleiding van het verschijnen van dit boek en ter nagedachtenis aan deze opmerkelijke fotograaf heeft het Stedelijk Museum te Amsterdam een kleine tentoonstelling van zijn portretten samengesteld.

Van pers- tot portretfotograaf

Philip Mechanicus, Zelfportret als 100-jarige (1962)
Philip Mechanicus, Zelfportret als 100-jarige (1962)

Philip Mechanicus begon zijn carrière als grafisch ontwerper en studeerde aan de Kunstnijverheidsschool te Amsterdam. Hij leerde het fotograferen van Ad Windig, bij wie hij aanklopte nadat hij in een boek foto’s van hem had gezien. “Hij accepteerde me op strikt communistische wijze”, herinnerde Philip Mechanicus zich in 1996 in Het Parool: “Ik deelde in alles: ik kreeg zijn camera, de sleutel van zijn atelier, alles”. In 1959 vestigde hij zich als zelfstandig fotograaf en publiceerde foto’s in De Haagse Post, Avenue en diverse dagbladen. Eind jaren zeventig begon hij met zijn schrijversportretten voor het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad. Deze portretten zijn later gebundeld in zijn boek De pose der natuurlijkheid.

Portrettengalerij

Zodra je de tentoonstellingszaal binnenloopt, is het eerste dat je ziet een enorme wand met portretten van de wijze mannen en vrouwen uit de Nederlandse literatuur. Het feest der herkenning kan beginnen, want er hangen circa vijftig portretten, voornamelijk van schrijvers. Mechanicus fotografeerde bijna alle bekende Nederlandse schrijvers en dichters in de periode 1979-1981 – met uitzondering van Willem Frederik Hermans en Jan Wolkers. “Ze wilden niet naar zijn fotostudio toekomen”, aldus een woordvoerder van de uitgeverij.

Hollandse nuchterheid

Zijn portretten zijn sober en in zwartwit. Je ziet hoofd, schouders en een deel van het bovenlichaam scherp afsteken tegen een (meestal) egale achtergrond. Philip Mechanicus was een fotograaf die zijn onderwerp dicht op de huid zat en die streefde naar helderheid en nuchterheid. Hij laat zijn onderwerpen zien zoals ze zijn. Bijzonder voor die tijd was dat hij de schrijvers overduidelijk liet poseren. In een interview zei hij eens: “Je moest je in een prullenbak verstoppen en in het geheim, stiekem, een foto nemen van een persoon, terwijl die aardappelen zat te schillen of in zijn neus peuterde. Maar je mocht niet iemand recht voor de camera zetten en hem bij zijn volle bewustzijn fotograferen. Dat was ouderwets, vond men”. Toch tonen zijn portretten poses die heel eigen en kenmerkend zijn voor degene die is geportretteerd. Het lijkt alsof ze onbewust op de gevoelige plaat zijn vastgelegd. Tegelijkertijd kijken de schrijvers je aan met een uitdagende blik: ‘kijk, hier ben ik!’. En het is juist deze tegenstrijdigheid die de zwartwitfoto’s zo kleurrijk maken en deze kleine tentoonstelling meer dan de moeite waard maakt om te gaan zien.

Boeken / Fictie

Hilarisch meesterplan valt als brokstukken uiteen

recensie: Dan Rhodes - De prinses en het witte autootje

“Ze hielden op met huilen toen Elton John in beeld kwam. ‘Kijk’, zei Véronique, terwijl ze met een schorre stem van al het snikken naar de televisie wees. ‘Daar heb je Elton John.'” Hij zingt op de begrafenis van Lady Di. Véronique heeft haar met haar ouders’ witte Fiat doodgereden. Wat er precies in de tunnel was gebeurd ziet ze op tv, daags nadat ze lijp van drugs en drank bij haar saaie vriendje is weggereden. “Oh shit,” beseft ze. “Ik heb de prinses vermoord.” Haar autootje blijkt betrokken bij het drama en de autoriteiten starten een klopjacht naar haar vehikel.

De kopzorgen van de jonge Parisienne na haar fatale rit vormen het uitgangspunt van de roman De prinses en het witte autootje . Het is het tweede schrijfsel van Dan Rhodes na zijn zeer goed ontvangen Timoleon Vieta Come Home (2003).

Moordmobiel

~

Het is 1996 als Véronique besluit te breken met haar suffe vriendje Jean-Pierre. Het enige dat hij kan is wiet roken en onzinnig vertellen over de muziek van zijn Sofiaas Experimenteel Broodplank Octet. Flink beschonken en gedrogeerd vertrekt ze met haar trouwe metgezel, de Sint-Bernard César, in de nacht. Eenmaal ontwaakt uit haar roes ontdekt ze dat haar witte Fiat Uno niet zomaar een auto, maar een moordmobiel is.

Verveeld als Véronique is, lijkt ze niet erg aangeslagen door de dood van de prinses. Tijd om stil te staan bij wat ze heeft aangericht is er ook niet, het is immers zaak haar auto zo snel mogelijk te lozen. Ze belt haar vriendin Estelle en samen denken ze een geniaal plan uit. Het lijkt de perfecte oplossing om de Fiat in stukken te zagen, de onderdelen in plastic zakken te steken en deze stuk voor stuk te laten verdwijnen in de vele prullenbakken van Parijs. Tijdens het dagelijkse wandelingetje met César vertrekt Véronique steevast met twee zakken bewijslast van huis.

Glimlach

Hoewel het demonteren de nodige krachtsinspanning en gebroken nagels kost, lijkt het uiterlijk van de Fiat steeds minder op het ‘verdachte vehikel’ dat dagelijks op televisie verschijnt. Er is echter een tweede probleem. Véronique moet haar ouders’ witte autootje vervangen door een ander exemplaar, voordat zij terugkomen van het bezoek aan hun zoon in Afrika. Voor zo’n andersgekleurde Fiat is geld nodig, en dat is nu juist waar het de dames aan ontbreekt. Véronique wringt zich met haar vriendin Estelle in de meest onmogelijke bochten om van de verdachtenlijst te verdwijnen. Dat valt niet mee, zeker niet omdat Françoise zo haar bedenkingen heeft bij de betrokkenheid van haar collega bij de dood van de prinses.

Naast Françoise, die haar kleding nog altijd in 1982 lijkt te kopen, laat Rhodes het verhaal door talloze merkwaardige karakters bevolken. Zo komt de reusachtige oom Thierry elke twee weken langs om zijn duiven vrij te laten, is er een rijke ex-vriend in Londen en de zeer duistere heler Clement. Deze randpersonages moeten de hilariteit van het korte verhaal vergroten, maar er verschijnt niet meer dan een flauwe glimlach op je gezicht.

Dat is nu juist het probleem van Dan Rhodes’ De prinses en het witte autootje. De ingrediënten voor een hilarisch verhaal zijn alom vertegenwoordigd, maar lijken niet uit de verf te komen. Rhodes is een meester in slapstickachtige dialogen, en het plan dat Véronique en Estelle uitdenken is meer dan geniaal, maar daar blijft het ook bij. Rhodes’ boek zorgt voor een flauwe glimlach, maar is geen pronkstuk in je boekenkast.

Muziek / Achtergrond
special: Deel XI: Dez Mona. Geen middenweg mogelijk

Het Nachtpodiumverhaal

In de periode van september tot en met december 2005 werkt 8WEEKLY samen met het VPRO televisieprogramma Nachtpodium. Iedere aflevering maken wij een item waarin we jonge en nieuwe culturele talenten presenteren. Daaraan gekoppeld publiceren we iedere week een achtergrondartikel. In de aflevering van zondagnacht 13 november (00:00) een gesprek met het Vlaamse duo Dez Mona, dat op donderdag 17 en vrijdag 18 november optreedt op Crossing Border in Den Haag.

~

In Wijnegem (Antwerpen) staat een prachtige oude mouterij die werd gebouwd in de jaren zeventig van de negentiende eeuw. Enorme roodbruine, deels vervallen gebouwen, grote witte silo’s met roestige deuren. Tegenwoordig is dit complex in handen van de Belgische kunstmecenas Axel Vervoordt. Hij maakte er een gigantisch antiquariaat c.q. tentoonstellingsruimte van en biedt kunstenaars de mogelijkheid gebruik te maken van de desolate sfeer van het terrein. Eén pand is geheel ingericht als kunstwerk en een ander doet soms dienst als theater. De galm in de gebouwen is onbeschrijfelijk, de sfeer is donker en inspirerend. Elke stap die je zet hoor je nog secondenlang nadreunen. Kunstenaars kunnen de leegte vullen, ze mogen aan het werk met het gebouw en haar ziel.

Schuld en boete

Deze mouterij is de ideale lokatie voor het tweetal Dez Mona, dat aldaar bijdroeg aan een muziektheaterversie van het verhaal van Prometheus door het gezelschap In Vitro. Dez Mona bestaat uit bassist Nicolas Rombouts en zanger Gregory Frateur, nu en dan bijgestaan door Sam Vloemans op de trompet en Roel van Camp op de accordeon. Zij gaan op volstrekt unieke wijze om met genres als de traditional, de gospel, de spiritual en het soullied. De liederen worden voor een deel geleend uit de muziekhistorie en voor het grootste deel zelf geschreven. Voor de twee voelt het heel natuurlijk om in dit computertijdperk terug te grijpen op oude stromingen. Thema’s als schuld en boete zijn van alle tijden.

~

Het is de combinatie van de stuwende contrabas van Rombouts en Frateurs duivelse stem en heftige voordracht die het publiek tot waanzin drijft. In positieve, dan wel in negatieve zin. Geen middenweg mogelijk – Dez Mona is een groep van uitersten: agressie, woede, schoonheid, de heer, de duivel, berusting, waanzin, ironie en altijd de hoop. Mensen worden boos, echt heel boos, of zijn geraakt door de immense bezieling van het tweetal. Frateur, die al met de allergrootste stemkunstenaars zong, haalt uit, houdt in, krast en kraakt. Hij is een oerperformer, net als Rombouts die het liefst zo visueel mogelijk optreedt en daarbij zijn snaren het ene moment liefdevol streelt om er vervolgens zonder genade op in te hakken.

Pursued Sinners

De zwarte pakken, strakke belichting en de theatraliteit zijn tekenend voor de totaalbelevenis tijdens optredens van Dez Mona. In augustus van dit jaar kreeg de groep het Groningse publiek op het festival Noorderzon in de nok van de als nachtclub ingerichte spiegeltent. CD’s waren na afloop niet aan te slepen. Het dit jaar verschenen debuutalbum Pursued Sinners, opgenomen in een kerk, is goed, maar haalt het bij lange na niet bij de optredens. Dez Mona wilde in principe helemaal geen album uitbrengen, maar de liefhebbers drongen er op aan. Tijdens Noorderzon traden Frateur en Rombouts ook op met onder meer Filip Jordens in de theatershow Goddam! A Tribute To Dr. Nina Simone: een door de mannen van Dez Mona geïnitieerd concept waarin deze ‘grote dame’ wordt geëerd. Goddam! is de komende anderhalf jaar nog volop te zien in Nederland en België.

Coda

~

De galm in de mouterijzaal is ideaal voor Dez Mona. Frateur en Rombouts zijn maar al te bereid een paar nummers te spelen voor de camera. De zaal is donker en de twee muzikanten staan onder een lichtbak uit het decor van Prometheus, met op de achtergrond een draaiende gekleurde bal waarop nog wat licht valt, en een schijnsel op de zijmuur. We vragen ze langzaam in het licht te stappen en te beginnen met spelen. Later vertelt Frateur dat hij aarzelend begon, maar daar was helemaal niets van te merken. Bij de eerste slepende tonen van het nummer Trial ontmoette de ziel van Dez Mona de ziel van het pand. Ik kreeg het warm en koud tegelijk.

Muziek / Album

Avontuurlijke taxirit

recensie: Taxi to the Ocean - Taxi to the Ocean

Wie daadwerkelijk een taxi richting de oceaan zou pakken, zou niet alleen heel veel geld kwijt zijn, maar ook een hele hoop nieuwe indrukken opdoen. Je nestelt jezelf op de achterbank en laat je meevoeren door schilderachtige landschappen, heuvels en dalen. Je komt op plekken waarvan je het bestaan niet vermoedde. Op sommige zul je nooit weder willen keren, anderen zijn onbeschrijflijk mooi. Onderwijl keuvel je wat met de chauffeur (is dat nou een Baarns accent?). Over keuzes maken bijvoorbeeld: gaan we links of gaan we rechts.

Nee, het lijkt niet voor niets dat de vijfkoppige band uit Baarn zich Taxi To The Ocean noemt. En dat het album (nee, niet het debuut) dezelfde titel draagt mag ook geen verrassing heten. De cd toont namelijk grote overeenkomsten met de imaginaire taxirit hierboven. Oké, het Baarnse accent blijft gelukkig achterwege bij zanger/gitarist Just Posthumus. Maar langs de plekken waarvan je het bestaan niet vermoedde weet Taxi To The Ocean je wèl te leiden. Dat is, zeker voor een Nederlandse band, natuurlijk al lovenswaardig.

~

Zeker als dat enkele betoverende songs oplevert zoals de single Are We Not Men of het rustieke Simple Mood. Referenties zijn moeilijk te vinden, maar de band zelf zegt beïnvloed te zijn door bands als dEUS, Motorpsycho en ja, zelfs AC/DC. Nu zijn niet al die invloeden daadwerkelijk terug te horen, maar het geeft een idee.

Rusteloos

Taxi To The Ocean weet zich van bovenstaande bands te onderscheiden door veelvuldig gebruik van synthesizer en samples. Helaas heeft dit niet in alle nummers een positieve uitwerking. Zo begint de plaat al met zo’n ‘plek waarnaar je nooit terug wilt keren’, het rusteloze Playground, dat de das om wordt gedaan door misplaatst gebruik van de synthesizer. Het is een vorm van avontuurlijkheid die nu en dan gunstig, maar ook af en toe minder goed uitpakt voor Posthumus & co.

Als er namelijk één term op Taxi To The Ocean van toepassing is, dan is het wel ‘avontuurlijk’. Niet dat de muziek dermate experimenteel is dat het ten koste gaat van het luisterplezier, maar een gemakkelijke plaat is dit ook zeker niet geworden. Te meer vanwege de grote diversiteit aan nummers, van rollende rock naar jazzy kroegchansons en weer terug.

Oostblok

Dat dat ook enkele songs oplevert die minder goed in het gehoor liggen, lijkt daardoor bijna logisch. Toch, wil Taxi To The Ocean echt uitgroeien tot echt een grote jongen in het genre (of: de genres), dan zal het wat selectiever moeten zijn met zijn materiaal. Geen genoegen nemen met het Oostblok als de rit ook door idyllische kustplaatsen kan gaan; ook als dat zou betekenen dat er dan niet elk jaar een nieuwe plaat op de plank ligt, zoals de band dat nu zo graag wil.

Muziek / Album

Al het date-leed uit Glasgow en omstreken

recensie: Arab Strap - the Last Romance

Kort na de schitterend tweede soloalbum van Malcolm Middleton komt de rooie Schot, samen met zijn trouwe kameraad Aidan Moffat, keihard terug met The last romance. De destijds als twee dronken jongens met gitaar en liefdesverdriet omschreven heren van Arab Strap zetten hun aloude thema’s om in tien nieuwe en bloedmooie songs. Het resultaat klinkt fijn en o zo Arab Strap. Alleen het waarom is een gegronde vraag.

~

Na hun vijfde studioplaat Monday at the Hug & Pint, grote vlagen een goed te verhapstukken album, ging het duo zich gescheiden concentreren op de zijprojecten. Malcolm Middleton was, zoals hierboven aangegeven, bezig met zijn soloplaat en Aidan Moffat toerde rond om zijn solowerk met de omvattende titel Touchpool te promoten. Tijdens de tour van Middleton sprak ondergetekende de man in Berlijn. De Schot reageerde gestoord en bleef maar rondkijken. De drang naar potentiële inspiratie bleek groot. Gezien de teksten op the Last Romance heeft Moffat aan zijn tournee genoeg smeuïge avonturen overgehouden. Want in Stink, de opener van de nieuwe plaat, wordt meteen een mislukte one night stand bezongen. En nu is de wetenschap daar: Middleton liep achter op zijn kameraad.

Gebarsten

The Last Romance is overigens geen aankondiging van een veranderde levenshouding van de heren. De romances zijn niet opgehouden, ze duren nog altijd voort. Want in het fijne uptempo [If there’s] No Hope for Us probeert Moffat krampachtig de boel bij elkaar te houden door te zingen if there’s no hope for us, than there’s no hope for anything.. Terwijl hij een aantal nummers later in Speed-Date zingt dat monogamie niet natuurlijk is. Het duo tuimelt sowieso als vanouds over alle moeilijkheden en vreugden rondom liefde en seks. Vooral het laatste nummer, het vrolijk en hoopvol aandoende maar met zelfspot geladen There is No Ending laat je gebarsten door medelijden en met een vieze nasmaak achter.

Hartzeer

Toch levert deze thematiek weer een oerdegelijke Arab Strap-plaat op en bovendien één om van te genieten. Want wanneer hartzeer mooi gebracht wordt, is het bijna altijd de moeite waard om naar te luisteren. the Last Romance is daarnaast boeiender dan zijn voorganger, vliegt meer uit de bocht en is zeker een goed stuk bombastischer dan de platen the Red Threat en Philophobia. The Last Romance kent een gezond aantal pieken, en naast de hierboven aangehaalde nummers zijn hoogtepunten te vinden in Chat in Amsterdam, Winter 2003 en Dream Sequence. Met the Last Romance brengen Moffat en Middleton samen een goede plaat ter wereld, iets wat ze eerder dit jaar al solo deden. Glasgow leeft nog steeds. Wat zeg ik, het leeft als nooit tevoren.

Boeken / Fictie

Wie is de debiel?

recensie: Stefan Nieuwenhuis - Ik ben omringd door debielen en ik voel me goed

De debuutroman van de in Groningen woonachtige schrijver Stefan Nieuwenhuis (1972) heeft een ontzettend goed in het gehoor liggende titel: Ik ben omringd door debielen en ik voel me goed. In 184 pagina’s schetst de auteur een portret van een loser die zelf deze uitspraak als motto lijkt te hebben, maar die weinig inzicht heeft in zijn werkelijke plaats tussen ‘de debielen’. Een absurdistisch debuut in de stijl van Herman Brusselmans, dat zeker het lezen waard is.

Hoofdpersoon van Ik ben omringd door debielen en ik voel me goed is David. Hij is arbo-consulent en wordt bij een reorganisatie slachtoffer van een massaontslag. Omdat zijn vriendin Mandy met psychische problemen kampt, durft hij haar niet te vertellen dat hij zonder werk zit. “Het lijkt alsof ik debiele Katrien ga vertellen dat ze gaat verhuizen en dat het konijn niet mee mag.” Dit is het begin van de ene leugen na de andere. David hangt tegen de buurman een smoesje op dat hij een ziekte heeft die er voor zorgt dat hij zich raar gedraagt. Een van de hoogtepunten van het boek is het moment dat hij tijdens een bezoek aan dezelfde buurman doet alsof hij een aanval krijgt:

Om niet op te vallen, sla ik met beide handen op tafel, om precies te zijn op de rand van de bakjes. Hop, daar gaan twee slierten knabbelgoed door de lucht. Ze springen tegen mijn broek en hemd aan en ik maak van de verwarring gebruik om zoveel mogelijk pinda’s in het kleed te trappen.

Om naar buiten toe de suggestie van een normale werkdag te wekken, huurt David een stacaravan waar hij tijdens werktijd naartoe gaat. Langzaamaan ontrafelt zich het net van leugens dat hij heeft gesponnen, maar steeds weet hij zich er zo uit te lullen dat hij Mandy, de buren en Mandy’s ordinaire oom, woonwagenkamper Sjarrel, een rad voor de ogen weet te draaien. Naar het eind van het boek toe krijgt David het echter steeds moeilijker, en vreest hij zelfs voor zijn leven.

Zielige sukkel

~

Het gevoel dat de hoofdpersoon bij je oproept, blijft het hele boek door ambivalent. David houdt zich tussen ‘de debielen’ staande met sarcasme. Je leest mee met zijn gedachten over zijn collega’s, familie en mensen die hij tegenkomt – en die zijn niet aardig, maar wel heel grappig. De meeste mensen zullen dergelijke gedachten ook wel eens hebben, maar David heeft ze in overdreven mate. Eigenlijk is hij in wezen erg ongelukkig met zijn leven. Hij probeert dat op te lossen met botte grapjes en het voor de gek houden van mensen, maar zelf is hij eigenlijk net zo’n zielige sukkel als de mensen die hij beschimpt. Zijn gedrag is in het begin grappig, maar roept op een gegeven moment vooral de vraag op waarom hij niets aan zijn situatie doet. Voor deze gedachte wordt geen bevredigend antwoord gegeven. En dat is hetgeen dat Ik ben omringd door debielen en ik voel me goed een interessant boek maakt, en dat het laat uitstijgen boven zijn eigen meligheid.

Bestseller

Stefan Nieuwenhuis is een meester in het vertellen van grappige situaties. Daar slaagde hij eerder al goed in in zijn undergroundtijdschrift Van Speijk, waarvan vorig jaar de bundeling Dan liever de lucht in verscheen, en in zijn bijdragen in het tijdschrift Zone 5300. Nieuwenhuis’ stijl doet denken aan die van Herman Brusselmans: een beetje absurdisme in een alledaagse setting. Er is ook een sterke link met de lulligheid in het werk van stadsgenoot Meindert Talma (hoewel die autobiografisch schrijft), en met de snelheid en zelfdestructie in Para van Jacob van Duijn. De compressie van waanzinnige situaties in Ik ben omringd door debielen en ik voel me goed is soms wat aan de hevige kant, wat behalve de geloofwaardigheid, ook de kracht van het verhaal niet altijd ten goede komt. Iets meer subtiliteit zal een volgend boek zeker goed doen. Nieuwenhuis bewijst met dit debuut wel dat hij meer kan dan een korte satire schrijven. Met zijn rake titel en meesterlijke situaties is Ik ben omringd door debielen en ik voel me goed in potentie een bestseller. En dat succes is dit werkje zeker gegund.