shelter - catharijneconvent - 8WEEKLY
Kunst / Expo binnenland

Schuilen in het klooster

recensie: Shelter. A contemporary intervention
shelter - catharijneconvent - 8WEEKLY

De komende maanden biedt het Utrechtse Museum Catharijneconvent een schuilplaats aan hedendaagse kunstwerken van onder anderen Dan Vho, Sarah van Sonsbeeck en Marlene Dumas, afkomstig uit de collectie van het Centraal Museum. De tentoonstelling Shelter. A contemporary intervention is een prachtige tweespraak tussen modern en eeuwenoud die flink aan het denken zet.

Dialoog en interventie

shelter - Dumas - Jewish Girl

The Jewish Girl, Marlene Dumas, 1986. Collectie Centraal Museum, Utrecht.

Hoewel tentoonstellingsteksten en bordjes de bezoeker meteen naar de tentoonstellingsruimte op de bovenste verdieping leiden, is het beter om beneden te beginnen en langzaam de weg naar boven te volgen. Tussen de gebruikelijke Rembrandts en Pieter Saenredams duiken op die manier steeds meer en meer contrasterende hedendaagse werken op. Zo komt men tussen klassieke, starre portretten uit de Gouden Eeuw ineens de moderne, beweeglijke portretten van Robert Longo tegen – een kunstenaar die zijn modellen graag met spullen bekogelt terwijl hij ze fotografeert. Marlene Dumas’ Het Joodse meisje is geplaatst naast een 400 jaar ouder Joods meisje: Salomon de Brays Jaël uit 1635. De onverschrokken Jaël op dit schilderij heeft geen geheimen voor ons. Ze is een heldin, heeft zojuist haar volk gered door een vijandige legerleider te vermoorden. Het verhaal van Dumas’ meisje, geschilderd in mysterieus blauwe tonen, kennen we niet. Ze laat met haar doordringende blik een stuk meer aan de eigen interpretatie over en vormt een sterk contrast.

Het uitgangspunt van de tentoonstelling

shelter - Anti Drone Tent - Sarah van Sonsbeeck

Uitsnede affichebeeld Shelter. Anti Drone Tent, Sarah van Sonsbeeck, 2013 (Courtesy Annet Gelink Gallery, Amsterdam) in refter Museum Catharijneconvent. Ontwerp beeld: Fabrique. Foto: Daisy Komen.

Gastconservator Bart Rutten legt in de audiotour uit dat Derelict Woman van Duane Hanson een van de eerste werken was die hij in gedachten had voor Shelter, omdat het Catharijneconvent van oorsprong een klooster voor de allerarmsten was. Het is niet moeilijk om je in Ruttens beslissing te verplaatsen: het standbeeld van een ineengezakte, verwaarloosde vrouw is zo levensecht dat je haar een fractie van een seconde voor een echte, levende, ademende dakloze aanziet. Boven haar, aan de muur, hangt een houten beeld van een uitgemergelde Christus aan het kruis. Het contrast is ontstellend: we worden geconfronteerd met twee vormen van lijden, maar waar met de ene vorm dagelijks wordt meegeleden in kerken over de hele wereld, kijken we naar de andere vaak nauwelijks om.

Met je neus op de feiten gedrukt

shelter - Kerry James Marshall

Vignette, Kerry James Marshall, 2003. Defares Collectie.

Shelter omvat ontzettend actuele kunstwerken die ons regelmatig met de neus op de feiten drukken. Sarah van Sonsbeecks Anti Drone Tent bijvoorbeeld, een serie van zeven tenten gemaakt van isolatiedekens, roept meteen welbekende beelden op van angstige vluchtelingen gehuld in gouden dekens. Ook de schilderijen van Nola Hatterman en Kerry James, die religieuze figuren met een donkere huidskleur tonen, zetten aan het denken. Hattermans Pièta, waarop een zwarte Maria rouwt om haar gestorven zoon, stelt niet alleen het Nederlandse koloniale verleden aan de kaak, maar roept ook bijvoorbeeld de gedachte op aan recente discussies over raciaal gemotiveerd politiegeweld in de VS.

Shelter is een prachtige samenwerking tussen de collecties van Museum Catharijneconvent en het Centraal Museum, tussen oud en nieuw, tussen religieus en werelds. Hoewel men soms iets te gretig lijkt om een link te leggen tussen de religieuze context van het museum en de hedendaagse werken waar deze niet per se altijd voor de hand ligt, komt dit voor het merendeel goed uit de verf. Shelter is een tentoonstelling die vragen stelt, confronteert en aan het denken zet, maar vooral een prachtige dialoog laat zien tussen oud en nieuw.

St Tropez
Muziek / Interview
special: St. Tropez over muzikale visie
St Tropez

Pop-up Studio St. Tropez

Tijdens de maand mei was er op Amsterdam Centraal een merkwaardig winkeltje te vinden. Een pop-up store van de band St. Tropez, of wellicht beter, een pop-up studio. De band voerde hier als het ware performance art uit; muziek vanuit het niets, met het idee “waarom niet?”, tot de verbazing van menig voorbijganger die niet wist wat het hier mee aan moest. Of gewoon haast had. 8WEEKLY zocht de heren van de band op bij hun thuisbasis in Amsterdam om een praatje te maken over de laatste ontwikkelingen en ideeën van St. Tropez.

In een pand aan het IJ is een roestige deur de toegang tot een bijzonder hok. Direct naast de deur zijn alle effectpedalen en drumaccessoires uitgestald. De deur naar de studio verderop staat open, maar er wordt niet gespeeld. Bassist Lars zit daarentegen op de computer met een mixprogramma open en draait muziek van de band Spiritualized. Teun schenkt koffie in en komt erbij zitten. “Zo, dat was een heftig maandje vol met toffe dingen,” zegt hij, en daarmee begint een boeiend gesprek over muzikale inspiratie en de gebeurtenissen in de pop-up studio.

Pop-up Sudio, gedurfd experiment

Teun: “Het was ook wel een absurd idee, maar daardoor kwamen ook veel mensen kijken ook al wisten veel mensen het niet. Veel toeristen en voorbijgangers keken van: ‘waarom is hier een band?’ We stonden ook gewoon in een dezelfde hal waar bijvoorbeeld een fietsenwinkel zat en beddengoed verkocht werd. Overdag draaide het vooral om sessies koffie drinken en ouwehoeren, ’s avonds werd alles aan de kant geschoven, werd er herrie gemaakt en veranderde de locatie in een soort mini venue van de kleine zaal in Paradiso.”

Een groot deel van de tijd op Amsterdam Centraal stond in het teken van opnemen. Teun: “Na drie dagen ben je weer vergeten wat je daarvoor gedaan hebt. We hebben geprobeerd om alles bij te houden, maar zijn nu nog materiaal aan het bewerken.” Bovendien was het voor de heren interessant om te zien wat de werkwijze is van andere bands. Lars: “Leuk om te zien hoe de dynamiek in elke band anders werkt. En vooral om dat met mensen te delen, want iedereen kon het zien.”

In zekere zin is deze actie een groot gedurfd experiment van St Tropez, wat een natuurlijk vervolg is op de omschakeling die de band heeft gemaakt. Teun: “We hadden geen verwachtingen, dus dan kan het ook niet misgaan. Ik had niet verwacht dat het zo makkelijk zou gaan: vanuit het niets iets doen met rare dingen als resultaat die we zelf niet zouden maken.” En volgens Lars kon je alles doen wat je wilde, ook als voorbijganger. “Met Jungle By Night waren we bijvoorbeeld urenlang aan het spacen toen er opeens iemand langs kwam, vroeg of er een microfoon was en begon spontaan mee te zingen.”

Zinloos?

Volgens Lars past deze actie zeker wel bij de band. Het is niet te doordacht en niet echt zinvol, maar wel enorm leuk. “Bepaalde paden in het Nederlandse muzieklandschap hebben we natuurlijk al bewandeld [met Goo Back to the Zoo] en het is leuk dat we nu juist dit soort andere, gekke dingen kunnen doen. Zoals dus een maand lang op Centraal Station zitten en muziek maken. Een spannende uitweg zoeken, de uitdaging aan gaan.”

Die uitdaging zoeken de heren eveneens op met een ruw en ongepolijst geluid op het tweede album en de bijbehorende muziekvideo’s. Op een minimalistische manier zien we in elke video de band een gat graven op een strand, waarbij de video’s elkaar opvolgen. Lars: “Een zinloze handeling verheffen tot mythische proporties; daar kun je allerlei dingen bij denken. Dat vier mensen een gat graven, zegt voor mij meer dan sigaretten roken op het podium, crowdsurfen of feesten. Dat is niet waar het album om draait of het beeld wat je hoort te zien als je het album luistert. We willen iets maken wat iedereen aanspreekt op verschillende denkniveau’s, wat abstracter en op een andere manier betekenisvoller.”

Verwarring zaaien, maar iedereen is welkom

De keuze van de bandnaam en de benaming van het genre (zij noemen het yachtpunk) speelt een grote rol bij de beeldvorming en de conceptuele benadering van de muziek. Lars: “We beseffen ons dat muziek in een bepaalde context hoort, maar dat willen we eigenlijk ondermijnen en proberen te verbreden, we willen groter zijn dan dat. Garagerock en pop vinden we cool, maar we willen ook op stations spelen dus verzinnen we gewoon zelf iets wat nergens op slaat. Het mag best een beetje verwarrend zijn, dan biedt het veel ruimte om daar zelf iets van te vinden en over na te denken.”

De heren zijn nog steeds aan het zoeken wat werkt. Lars: “Het album is reflectief op de maatschappij, maar het is ook een persoonlijke plaat qua muziek en qua tekst. Sommige ideeën komen voort uit een soort creativiteit die gefrustreerd was. Als mens of artiest wordt je elke dag beter als je ervoor werkt, daar geloof ik in. Een soort noodzakelijke vooruitgang. En dan is altijd iemand anders die nog geïnspireerd is of iets tegen komt.“ Teun voegt tot slot nog toe: “We willen super graag voor mensen spelen en de mogelijkheid krijgen of creëren om ons eigen ding te kunnen doen. Daarbij willen we laten zien dat iedereen welkom is.”

22 juni was er een evenement gepland in het SkateCafe te Amsterdam, waarin veel artiesten en bands die langs zijn geweest in de pop-up studio gastoptredens verzorgden. In overleg met deze bands is besloten om materiaal van het project online uit te brengen. Via deze link kun je nog eens terug luisteren wat zich afgelopen mei heeft afgespeeld op Amsterdam Centraal: A Month at Amsterdam Central Station.

Livedata:
11 augustus – Planet Oedipus, Amsterdam
25 augustus – Poldergoud, Haarlem
1 september – Merleyn, Nijmegen
7 september – Mezz, Breda
8 september – VestiVolt, Hoorn
13 september – Nieuwe Nor, Heerlen
14 september – Zwarte Ruiter, Den Haag

Film / Films

Panische optimist in de woestijn

recensie: Katie says goodbye (dvd)

Een door en door goed mens, dat zijn meestal niet de interessantste filmkarakters. Maar debuterend regisseur Wayne Roberts omringt zijn engelachtige hoofdpersonage van Katie says goodbye met zoveel ellende en bedreigingen dat je haar gedurende de hele film steeds het beste wenst. Wegwezen meisje! En iets minder lief mag best.

Lief blijven, dat is wat een klant van Katie haar op het hart drukt. En lief is ze. Katie is zeventien en serveerster. Met haar moeder, een alcoholische nietsnut, woont ze in een caravanpark in Arizona. De tiener droomt van een nieuw leven in de grote stad San Francisco. Elk beetje geld gaat in een spaarpot met plakplaatjes. Waarin moeder dan weer geregeld een gulle graai doet wanneer er weer eens geen eten is, of drank.

Hoertje

Om de eindjes aan elkaar te knopen, verkoopt Katie ook haar lichaam. Voor de prijs van een dagschotel helpt ze passerende chauffeurs en lokale eenzamen aan hun gerief. Het interessante aan Katie says goodbye is dat de minderjarige serveerster daar volstrekt geen punt van maakt. Alsof seks een vast onderdeel is van de menukaart van de diner. Glimlachend ondergaat Katie het gehijg, gesteun en gepomp. Na afloop strijkt ze haar serveersterschort even glad en hup, terug naar de appeltaart.

Dat panische optimisme maakt Katie, sterk vertolkt door Olivia Cooke, een intrigerend personage. Ze is een hoertje met een gouden hart, ze is minderjarig en ze is bijna pathologisch positief. En dat geeft Katie says goodbye een scherp randje. Want ondertussen lukt het het meisje maar niet om weg te komen.

Amerikaanse droom

De film speelt zich aan de rand van de samenleving, letterlijk: de stoffige nederzetting in Arizona wordt bevolkt door types die elders zijn ontvlucht. Tegelijkertijd voorziet regisseur Roberts die ellende van een dromerig laagje vaseline. We bezien de ellende door de ogen van de altijd goedgeluimde Katie en dus zijn de wolkenluchten knalblauw en speelt het verhaal zich af in stoffige woestijnpanorama’s.

Het is de beeldtaal van de western en de road movie. Hier verwacht je pioniers die westwaarts trekken. Maar de meeste mensen in deze film zullen dat beloofde land nooit bereiken. Dat maakt Katie says goodbye ondanks een goedhartige hoofdpersoon juist zo tragisch. De Amerikaanse droom ligt in duigen, alleen naïeve meisjes geloven er nog heilig in.

Film / Films

Empathie in de Franse drek

recensie: Médecin de campagne (dvd)

Een huisarts op het platteland, dat riekt al snel naar oubollig vermaak als Dokter Deen, Dokter Tinus of Help, de dokter verzuipt. Gelukkig trapt Médecin de campagne niet in de valkuilen van de streekroman.

Médecin de campagne gaat over de Franse huisarts Jean-Pierre Werner, gespeeld door François Cluzet die na zijn rol als verlamde man in Intouchables nu eens aan de andere kant van het medische spectrum staat. Werner bedient als enige arts de bewoners van de Val d’Oise, een krimpregio in het noordwesten van Frankrijk. Dat betekent dat hij 24 uur per dag, zeven dagen per week voor zijn patiënten klaar moet staan. Een zwaar leven, maar ook een positie die status geeft. Werner is een man met aanzien en macht in de plattelandsgemeenschap.

Aan dat bestaan dreigt nu een einde te komen wanneer er een ernstige ziekte bij hem wordt geconstateerd. Het liefst zou de huisarts zijn eigen gezondheidsbeperkingen negeren om zich volledig in dienst te stellen van de hulpbehoevende bevolking Maar er wordt anders beslist. De zieke dokter krijgt hulp van Nathalie: een jongere, vrouwelijke arts uit de stad.

Stadse arts

Dat levert zoals te verwachten een botsing van stijlen op. De stadse arts is volledig geautomatiseerd. De oude huisdokter vertrouwt nog op zijn volledig ondoorgrondelijke papieren archief met patiëntendossiers. Ook moet de grootstedelijke Nathalie even wennen aan de excentrieke karakters op het platteland. De scènes waarin de nog enigszins afstandelijke arts het aan de stok krijgt met boze ganzen of haar mooie schoenen ziet wegzinken in de drek zijn niet het meest verrassend.

Het aardige is vooral hoe de artsen omgaan met de patiënten en daarbij protocollen laten varen en oog hebben voor het menselijke aspect. Hier zijn de artsen nog het bindweefsel in een sociaal netwerk dat door de rest van de overheid allang is vergeten. Nathalie pikt van Werner de empathische omgangsvormen op. Hij leert door haar op de kennis van anderen te vertrouwen en accepteert langzaamaan zijn eigen conditie, die hij eerst voor anderen verzweeg.

Menselijke portretjes

Zo’n verhaal had natuurlijk kunnen verzanden in gloedvolle plattelandsromantiek over la campagne waar de tijd stil heeft gestaan en de mensen nog echt om elkaar geven. Maar regisseur Thomas Lilti, die zelf als huisarts heeft gewerkt in een dergelijk gebied, gebruikt zijn expertise om de relatie tussen arts en patiënt net iets verder uit te diepen dan wat gebruikelijk is in dit soort drama. De toon blijft vederlicht, met dank aan Cluzet die van Werner een tragikomische dwarsligger maakt, maar ondertussen schets Lilti fraaie menselijke portretjes van de clientèle van de huisartsen. Zo geeft Médecin de campagne een warm gevoel zonder dat je meteen naar de Franse drek af wilt reizen.

Theater / Reportage
special: Julidans 2018

No Rules

Julidans is het International Festival for Contemporary Dance dat al jaren in de periode na het Holland Festival en voor de zomersluiting een aantal theaters in Amsterdam doet zinderen. Elk jaar is er een speciaal thema, dit jaar is dat ‘No Rules’. Emilia Nova doet voor 8WEEKLY verslag van drie voorstellingen.

21 pornographies – Mette Ingvartsen/Great Investment

Als op ongeveer een derde van de voorstelling Mette Ingvartsen, choreograaf en danser, het publiek uitnodigt onder de stoel te kijken omdat daar een stukje chocola ligt, wacht ik met dat op te eten. We hebben net een aantal versies van poepsex mogen aanhoren en ik ben erg opgelucht dat ik een lege maag heb.

De solovoorstelling 21 pornographies is de laatste voorstelling in een serie waarin Ingvartsen de rol van seksualiteit in onze maatschappij onderzoekt. Een drietal tl-buizen van verschillende lengte vormen, liggend op de grond, een brede trap. Een stem (die van Ingvartsen) vertelt ons dat we ons een groot huis moeten voorstellen met een fraai interieur. Het doet denken aan verhalende pornografie, zoals die van Marquis de Sade. Aanvankelijk ben ik geamuseerd door de manier waarop ze ons geconcentreerd laat kijken naar iets dat er niet is. Maar als ze de in het huis aanwezigen gaat beschrijven, machtige mannen en tieners, is dat geamuseerde gevoel voorbij. Het is haar belangrijkste punt: pornografie gaat vaak gepaard met geweld, wreedheid, pijn en macht. Ook met spanning en plezier overigens, maar vanavond komt dat niet aan bod.

Ze begint haar voorstelling volledig gekleed, maar is al snel naakt en blijft dat de rest van de voorstelling op een volkomen onbevangen manier volhouden. Ook bij het applaus trekt ze niet, zoals de meeste performers, snel iets aan. Het is een mooi contrast, die vrijheid en daarnaast de vaak afstotende porno die ze ons al bewegend en vooral verhalend voorschotelt. Soms is ze heel grappig, bijvoorbeeld wanneer een paar toeschouwers de zaal verlaten en daarbij de deur dichtslaan.

Aanvankelijk is de voorstelling een ver van mijn bed show: kijk nou eens hoe ziek mensen kunnen zijn. Langzamerhand verandert dat als ze laat zien hoe meisjes gedwongen worden zich op een bepaalde manier te bewegen voor een pornofilm of als ze het heeft over seks met dode mensen of militairen in oorlogssituaties die op doodgeschoten vijanden plassen. Dingen die we weliswaar schokkend vinden maar waar niemand verontwaardigde foto’s van op Facebook plaatst zoals bijvoorbeeld wel gebeurt als idioten poseren met door hen doodgeschoten wilde dieren.

Als Ingvartsen tot slot met een zwarte zak over haar hoofd en een tl-buis in haar handen rondspint doet dat me niet alleen denken aan de foto’s van Abu Ghraib, maar ook dat deze voorstelling ons vraagt naar onszelf te kijken. Niet vanuit een moralistisch oogpunt, verre van, maar op een eerlijke onderzoekende manier. Wat windt óns op? En wat staan wij toe dat er gebeurt? Met onszelf en met anderen?

Dark Field Analysis – Jefta van Dinther

Pas helemaal aan het eind van het stuk, als de ene man boven op de schouders van de andere man klimt, vraag ik mij af: wat doen ze eigenlijk in deze ruimte? Zitten ze gevangen? Zijn ze door wat ze net hebben gedaan uit een verlammende depressie geraakt en kijkt de bovenste man of er een ontsnappingsmogelijkheid is? Dan heb ik al bijna een uur naar Dark Field Analysis zitten kijken.

Twee jaar geleden was ik erg onder de indruk van Jefta van Dinthers Protagonist. Dat heb ik niet onmiddellijk bij dit stuk. In Studio 1 van de Stadsschouwburg Amsterdam zitten we op vier tribunes rond twee naakte mannen die op een kleed in het midden van de ruimte zitten. Boven hen hangt een rechthoekig lichtornament, bestaande uit witte tl-buizen, ontworpen door Minna Tiikkainen. Het werk van Tiikainen is op meerdere plekken te zien tijdens Julidans 2018. Niet alleen heeft ze het lichtbeeld van 21 pornographies ontworpen, drie installaties waaraan ze eveneens heeft meegewerkt staan her en der door het gebouw verspreid.

Behalve de lichtrechthoek zijn er ook rode en groene lampen die mooie tekeningen op de mannen schilderen. Ze praten met elkaar op een monotone, door de versterking metalig klinkende manier. Iemand zegt iets en de ander antwoordt vijf minuten later. Zij maken bewegingen met hun handen, wat daar mee bedoeld wordt is mij niet duidelijk. Dat is natuurlijk vaak bij dans, je moet je eigen verhaal maken, maar deze mannen interesseren me niet echt, ik vind het zelfs moeilijk om wakker te blijven.

Later wordt alleen het rode licht gebruikt en zitten we in het halfdonker te kijken naar indrukwekkende beelden. Eén van de twee staat lange tijd op zijn handen, de mannen trappen het kleed weg en bewegen op een manier die me aan dieren, aan insecten, doet denken en ook aan het einde van Protagonist. Het bijzondere van zo in het duister zitten kijken is dat het net is alsof je alleen bent. Ik merk dat ik de tekst steeds storender en nietszeggender vind. Zowel beelden als muziek zijn boeiend en ik ben opgelucht als de muziek zo luid wordt dat de tekst onhoorbaar wordt.

Toch is dit stuk te ontoegankelijk om mij echt te boeien. Wel vind ik het grappig dat de dansers in tegenstelling tot Mette Ingvartsen snel een broek aantrekken bij het in ontvangst nemen van het applaus. 1-0 voor de vrouwen.

The Jewish Connection Project – Lisi Estaràs & Ido Batash/les ballets C de la B

Lisi Estaràs is een Argentijnse danseres die al eerder voor Julidans een performance over identiteit heeft gemaakt. Samen met Ido Batash, net als zij Joods, wil ze weten wat een identiteit, en in dit geval speciaal de Joodse, definieert. En of het ook betekent dat je op slag ergens thuis hoort.

Het is de enige voorstelling die ik deze Julidans bezoek waarin ‘gewoon’ gedanst wordt. Twee vrouwen en drie mannen bewegen bijna constant op synchrone wijze. We zien een verhalende dans, waarin aanvankelijk mensen bang lijken te zijn en hun gezicht gedeeltelijk met hun hand verbergen. Dan horen we de zee en wordt er gespannen gekeken naar het beeld voor hen, de grond wordt gekust en meteen daarna klinken er geweerschoten die veranderen in vuurwerk waardoor iedereen blij wordt.

Zien we hier een letterlijk uitgebeeld verhaal van joden die wegvluchten uit Europa en Israël bereiken? Dat valt een beetje tegen eerlijk gezegd, maar de bewegingen, de mimiek en vooral de muziek lijken daar wel op te wijzen. Later wordt er ook gedanst op de geluidsband van een Israëlische film of televisieserie, waar jammer genoeg geen vertaling van komt.

In het programmaboek staat dat Estaràs en Batash met lichaamstaal de echte wortels van een identiteit proberen bloot te leggen, maar een taal die, zoals de dansers laten zien, voor iedereen hetzelfde is, is zeker in het geval van Israël, behoorlijk ongeloofwaardig. In één van zijn mooiste boeken beschrijft de bekende Israëlische schrijver Amos Oz hoe zijn moeder zelfmoord heeft gepleegd omdat zij zich daar juist absoluut niet thuis voelde. Om nog maar te zwijgen over alle binnenlandse politieke controverses.

Halverwege de voorstelling gaan de dansers de zaal in om een paar toeschouwers over te halen de vloer op te gaan, mogelijk zien we hier de ontvangst van Joodse immigranten. Ze worden omhelsd maar moeten om choreografische redenen natuurlijk weer naar hun plaats terug, wat een nogal onhandige indruk maakt.

Eén van de enthousiast ontvangen nieuwe immigranten komt aan het eind van de voorstelling terug en blijkt een prachtige zangeres te zijn. Ze zorgt voor een ontroerend einde, maar kan de avond in haar eentje niet echt redden. Wel wordt het duidelijk dat de Joodse identiteit veel met angst en oorlog te maken heeft, maar daarvan waren we al op de hoogte.

Get lost - Anna Frijstein - DC Coffee - videostill
Kunst / Expo binnenland

Schurende, spannende kunst

recensie: GET LOST - art route
Get lost - Anna Frijstein - DC Coffee - videostill

Dit jaar valt voor de tweede keer, aan de hand van een fraai boekje, op de Amsterdamse Zuidas GET LOST te ervaren. Een kunstroute met werk van jonge kunstenaars, die in opdracht van enkele bedrijven nieuw werk voor de openbare ruimte maken. Een andere, spannende insteek dan ArtZuid, die soms schurende bijdragen oplevert!

Ga er maar aan staan: een kunstwerk maken voor een bedrijf dat volgens Milieudefensie ‘structureel is betrokken bij landroof, illegale oplossingen en gedwongen arbeid in de palmoliesector’. De Koeweitse kunstenaar en filmmaker Monira Al Quadiri ging de uitdaging aan en kwam met Reservoir Bits (Or-bit and Majnoon) dat staat in paviljoen Circl van ABN AMRO, pal bij Station Zuid. Een groot werk in een relatief kleine hal. Het bestaat uit drie zwevende sculpturen, die de boorkoppen van de aardolie-industrie verbeelden, en kleurrijke, textiele vormen op de grond die staan voor oliereservoirs.

Kijk- en windrichtingen

get lost - Johannes Buttner - Strawinskyhuis

Johannes Büttner – Strawinskyhuis

Het tegenovergestelde qua omvang en schaal is Presyncope van Olle Stjerne. Hij maakte een klein werk voor de grote lobby H/I van het WTC Amsterdam. Het bestaat uit verschillende, geometrische bouwstenen. Je kunt eromheen lopen of aan een tafel erbij gaan zitten. Wat bij nader inzien opvalt, is niet zozeer dat het klein is, maar dat het aan de menselijke maat beantwoordt, dat wil zeggen optimale maten gerelateerd aan afmetingen van het menselijk lichaam. Nog iets om over na te denken.

Even voorbij de andere uitgang van Station Zuid wordt de aandacht getrokken door een beeld in de vorm van een vlag, op het dak van het Strawinsky Huis. Elke dag wordt daarin een nieuw woord getoond dat constant verandert, naar gelang de kracht en de richting van de wind. Een fascinerende bijdrage van Johannes Büttner, die op die manier commentaar levert op de liberaal-kapitalistische maatschappij.

Woorden als brug

get lost - Annabel Howland - VU- PPH

Annabel Howland – VU- PPH

Woorden, veel woorden, maken ook onderdeel uit van werk van Anna Howland dat is te zien in het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit. Zij wil een brug slaan tussen kunst, wetenschap en geld en bekijkt deze drie bouwstenen telkens vanuit een andere hoek, zowel inhoudelijk als formeel. Haar woorden en tekeningen zijn aangebracht op transparante folie op de ramen van de VU. Tevens is er audiowerk, foto’s en prachtig, fijnzinnig botanisch werk aanwezig. Deze kunst laat ook de verbeelding de vrije loop.

Dat laatste gaat ook op voor een van de Instant Histories van Marek van de Watering, docent aan de Gerrit Rietveld Academie. Pal naast de Academie staat het gebouw van advocatenkantoor Loyens & Loeff. In de tuin daarvan ligt een zwerfkei. Het lijkt of hij er altijd al ligt, maar dat is niet zo. Van de Watering ging speciaal hiervoor in gesprek met medewerkers en bracht de kernbegrippen die zij aandroegen aan op deze kei.

Gesprek over kunst?

Wie mocht denken dat alle twaalf werken allemaal zwaar op de hand zijn, zal opveren bij een beeld en een video van Anna Frijstein. Op de video demonstreert een life coach, onder meer aan de hand van schaatsbewegingen achter een stoel, hoe je je werk vol kunt houden. Buiten staat een werkezel. Met ernaast mensen die namens Milieudefensie je vragen of je wel eens vegetarisch eet… Een toevalstreffer.
Het zou mooi zijn als ook over de kunst van GET LOST een gesprek op gang komt. Dat verdient deze soms schurende kunst!

Cynan Jones - De lange droogte Recensie Andre van Dijk
Boeken / Fictie

Beklemming tussen witregels

recensie: Cynan Jones - De lange droogte
Cynan Jones - De lange droogte Recensie Andre van Dijk

Met het indrukwekkende Inham (2017) werd schrijver Cynan Jones bedolven onder lovende kritieken. Nu is het de beurt aan zijn debuutroman De lange droogte (2006). Net zo meeslepend, dezelfde thematiek op een andere ondergrond: vanaf het water betreden we het land.

De worstelende mens in de meedogenloze natuur, dat is waar Jones over schrijft in zijn kleine romans. Was het in Inham een man die midden op zee bij bewustzijn komt en zichzelf uit die bizarre omstandigheid moet zien te redden, in De lange droogte – elf jaar eerder geschreven – loopt boer Gareth over de zonverschroeide velden op zoek naar een ontsnapte koe. Een eenvoudige toedracht met weinig ontwikkeling in de actie; de koe wordt aan het einde van de roman teruggevonden. De belangrijkste bewegingen laat de schrijver echter plaatsvinden in het hoofd van zijn personages. Er wordt voortdurend nagedacht, ingevoeld en gereflecteerd.

Gedachteflarden

Gareth zwoegt over het verhitte land en maakt zich zorgen om zijn vrouw Kate die thuis op hem wacht. Gaandeweg valt uit zijn gedachteflarden een structuur op te maken, een samenhang die iets loslaat over de moeizame relatie tussen de twee. Er is een knagende kinderwens, er is een onverwachte miskraam en een sluimerende depressie met zware hoofdpijnen. Een blijvend wantrouwen over en weer. De schrijver wisselt regelmatig van perspectief en laat ook Kate delen in deze bespiegeling. Twee mensen die tot elkaar veroordeeld zijn, maar door omstandigheden niet meer tot elkaar kunnen komen.

Dat is waar Cynan Jones zijn troef inzet: de witregel. Dat vrijwel onzichtbare instrument gebruikt hij om een bedachtzame overstap te maken naar het hoofd van een ander personage. Tegelijkertijd geeft hij de lezer de ruimte voor een eigen bespiegeling, een moment van doordenken over de omstandigheid waarin de schrijver ons heeft geplaatst. Zo wordt haast onmerkbaar een episch verhaal geconstrueerd, met een minimale hoeveelheid woorden en een maximale prikkel tot verbeelding.

Doorzettingsvermogen

Uit de kleine fragmenten wordt langzamerhand een totaalbeeld zichtbaar. Het overeind blijven in de harde werkelijkheid van het boerenbestaan wordt aan alle kanten bedreigd. De droogte duurt voort, er moet land bijgekocht worden om de inkomsten te verhogen, Gareths zoon wil zijn eigen weg gaan en tot overmaat van ramp moet de oude boerderijhond worden afgemaakt. De dood is sowieso tastbaar in De lange droogte: dood kind, dood kalf, dood konijn, dode hond en dode akkers. De beschrijving van het ontbindingsproces van een dode mol is zowel gruwelijk als van een overweldigende schoonheid; een preciezer inzicht in de zelfregulerende natuur is nauwelijks denkbaar.

Toch weet Cynan Jones in die somberte, in dat wankele en uitzichtloze bestaan een soort houvast te verstoppen. In de totale onmacht de situatie naar zijn hand te zetten, is het vooral het doorzettingsvermogen van Gareth dat zorgt voor een sprankje hoop. Hij lijkt de verwijdering van zijn vrouw als iets tijdelijks te zien, zijn gedachten aan haar blijven liefdevol en met uitzicht op een toenadering. De door Jones subliem verwerkte vooraankondiging van nóg meer ellende doet vermoeden dat het tij niet snel zal keren.
Maar dan valt de eerste druppel regen. En wordt de koe teruggevonden.

Boeken / Fictie

Postmodern proza van de koude fjord

recensie: Gunnhild Øyehaug - Knopen

Øyehaug schreef met Knopen een verzameling (zeer) korte verhalen aan het begin van dit millennium en in Noorwegen verscheen het boek in 2004. De omloopsnelheid van literaire modes wordt steeds korter en dat is te merken aan de stijl. Het ultrakort proza doet hier en daar gekunsteld en gedateerd aan, de surrealistische vondsten zijn soms flauw.

Knopen is een bijzondere bundel met zeer verschillende verhalen over gewone mensen in vreemde situaties. Bij de titel kun je denken aan de onontwarbare knoop waar we soms in raken in een poging het dagelijks leven en de hogere aspiraties met elkaar te verenigen.

Ikea-blues

In het openingsverhaal ‘Mooi en mild’ heeft een man het ferme besluit genomen nu eindelijk een rolgordijn voor de kinderkamer te gaan kopen. Het kale raam is al geruime tijd onderwerp van echtelijke discussies en het regent verwijten aan zijn adres. Hij pakt zijn ferme daad filosofisch aan en mijmert over daadkracht, ironische afstand tot zichzelf en het leven als tenniswedstrijd. De aankoop gaat niet zonder problemen en het slot is heel geestig.

Het laatste verhaal ‘Twee aan twee’ combineert dezelfde elementen: absurditeit en verhoogd bewustzijn binnen een doodgewone echtelijke situatie. Een vrouw wacht op haar man die niet thuis komt en vermoedt dat hij bij zijn minnares is. Ze stopt hun slapende peuter in de auto en rijdt het besneeuwde landschap in om hem te betrappen. Ze heeft na een cursus ‘Symbolen in de literatuur’ de neiging alles wat ze doet en ziet ‘symbolisch’ te interpreteren en ook hier leiden de melodramatische gebeurtenissen tot een humoristische ontknoping.

Overmaat aan beroemde namen

Waar de literaire cursus in ‘Twee aan twee’ de verhaallijn op natuurlijke wijze verbindt met andere boeken en schrijvers – Sylvia Plath en Ted Hughes – wordt op andere plaatsen een schrijver er geforceerd bijgehaald. In ‘Vitalie ontmoet een officier’ en ‘Een befaamd ingenieur’ introduceert de schrijfster de Franse dichter Arthur Rimbaud. De eveneens Franse auteur Maurice Blanchot figureert in een gelijknamig verhaal dat nergens over gaat en komt daar zijn collega Julio Cortazar tegen. We ontmoeten de componisten Arvo Pärt en Eric Satie, de filmregisseur Andrej Tarkovski, het kan niet op. Na een tijdje komt het over als namedropping. De verhalen worden er niet beter door en de lezer moet wellicht zijn toevlucht zoeken tot Wikipedia.

Sommige korte prozastukken zijn totaal onbegrijpelijk (‘Transcenderen’) of gewoon melig, zoals het relaas van iemand van wie de navelstreng niet kon worden doorgeknipt (‘Kleine knoop’). Øyehaug is eigenlijk op haar best waar ze in de langere verhalen mensen schildert in hun onderlinge verhoudingen: verknoopt in eigen bewustzijn en niet in staat het zelf en de ander te ontwarren.

Gunnhild Øyehaug is literatuurwetenschapper en een bewonderaar van haar in 1980 overleden Franse collega Roland Barthes. Wellicht had hij haar vondsten subliem gevonden.

Theater / Reportage
special: Holland Festival 2018

Holland Festival: de derde week

Tijdens de derde week van het Holland Festival zag Jeroen een mooi eerbetoon aan Pina Bausch, een voorstelling rondom de bijzondere componist Gesualdo en zag hij eindelijk Romeinse Tragedies. Emilia Nova werd geconfronteerd met veertig jaar elektronische dansmuziek en Devi zag een voorstelling waarin kritiek werd geleverd op de vluchtelingencrisis rondom het Middellandse zee gebied.

15 juni: Romeinse Tragedies is in 2018 nog steeds actueel

Foto: Jan Versweyveld

Romeinse Tragedies is één van die iconische voorstellingen die je gezien moet hebben, is me verteld. Jaren geleden probeerde ik kaartjes te bemachtigen, maar zonder succes. Dit jaar is het me gelukt. Op het Holland Festival wordt de zes uur durende Shakespearemarathon in stijl afgesloten: in het Koninklijk Theater Carré.

Romeinse Tragedies bewijst opnieuw hoe alomtegenwoordig Shakespeare nog steeds is in onze cultuur. De politieke machtsspelletjes die de revue passeren doen me denken aan Game of Thrones en House of Cards, en verwijzen tegelijkertijd –  vrij letterlijk – naar de politieke realiteit van 2018. De voorstelling rijgt drie Shakespeareaanse tragedies aan elkaar. In Coriolanus wordt de Romeinse generaal Gaius Marcius Coriolanus (Gijs Scholten van Aschat) verbannen uit Rome, de stad die hem eerder nog onthaalde als held. Uit wraak sluit hij zich aan bij zijn aartsvijand Aufidius (Bart Slegers), en beraamt een aanval op Rome. Julius Caesar staat in het teken van de moordaanslag op Julius Caesar (Hugo Koolschijn) door zijn bondgenoten Brutus en Cassius (Eelco Smits en Marieke Heebink). De beroemde toespraak van Marcus Antonius (“Vrienden, Romeinen, landgenoten, leen mij uw oor”) vloeit naadloos over in de laatste tragedie van de avond: Antonius en Cleopatra. Antonius (Hans Kesting) is één van de drie machthebbers in Rome, en raakt in de ban van Cleopatra (Chris Nietvelt), koningin van Egypte. Hun affaire leidt tot de overgave van Egypte en de zelfmoord van beide geliefden.

Met zoveel Shakespeareaans geweld zou je zeggen dat er vanuit de zaal meer dan genoeg te zien is, maar de kracht van Romeinse Tragedies bevindt zich op het podium. Het decor is een grote media-installatie, vol met televisieschermen waar de voorstelling of nieuwsfragmenten op te zien zijn. Het publiek mag vrij rondlopen, eten bestellen, naar televisie kijken, terwijl de acteurs op het voortoneel staan te spelen. Als ik voor het eerst in het decor ga zitten, verbaas ik me erover hoe sterk de voorstelling van betekenis verandert. Vanuit de zaal kijken we gezamenlijk naar een politiek drama, op dezelfde manier waarop men dat in Shakespeares tijd gedaan heeft. Op het podium komt de wereld via beeldschermen binnen. De vrouw die vlak naast me staat, kijkt naar een heel ander scherm dan ik. Als ik de andere kant op kijk, zie ik een groepje naar weer een ander scherm kijken. De gezamenlijkheid maakt plaats voor filterbubbels. Dat Romeinse Tragedies gemaakt is voor de opkomst van Facebook en de discussie rondom informatiefiltering, zegt veel over de tijdloosheid van deze voorstelling.

Maar er is meer. Naast de slimme scenografie zijn er de acteurs van Toneelgroep Amsterdam, die met name in de laatste uren boven zichzelf uitstijgen. De toespraak van Antonius door Hans Kesting en Chris Nietveld als ontrafelende Cleopatra zijn kleine masterclasses in acteren. Waar het bij vlagen moeilijk is om alle namen en twisten bij te houden, wordt de voorstelling op momenten als deze lucide. We zien Antonius, maar ook Bernie Sanders, Barack Obama, Donald Trump. Zo veel is er niet veranderd.

20 juni: Neues Stück is een welkom nieuw hoofdstuk voor het Tanztheater Wuppertal

Foto: Julian Mommert

Toen ik jaren geleden Wim Wenders’ Pina zag, liep ik met gemengde gevoelens de bioscoop uit. Wat een prachtig ensemble, dat Tanztheater Wuppertal! Maar wat zonde eigenlijk, dat ik ze toen pas ontdekte. Zullen ze na het overlijden van de iconische Pina Bausch nog nieuw werk maken? Ja, gelukkig wel. Op een zomerse avond in Amsterdam staan rijen voor de kassa om Neues Stück 1 – Seit Sie te zien: een mooi eerbetoon aan Bausch en een nieuw hoofdstuk voor het gezelschap.

Aan Dimitris Papaioannou de taak om dat nieuwe hoofdstuk in te luiden. Als choreograaf, theaterregisseur, schilder en striptekenaar beweegt hij gemakkelijk tussen verschillende disciplines. Een logische keuze voor een gezelschap dat graag de grenzen tussen dans en theater opzoekt. In Neues Stück brengt hij een ode aan Bausch, en behoudt tegelijkertijd een eigen signatuur. We zien de stoelen van Café Muller herhaaldelijk verschijnen. Een rij dansers steekt het podium over door de stoelen te verplaatsen, erop te staan, en over te steken naar de volgende stoel. Later probeert een danser zoveel mogelijk stoelen met zich mee te dragen, tot hij uiteindelijk zelf een houten kunstwerkje is geworden. De heren gaan gekleed in nette pakken, de dames in de lange jurken die we kennen uit het Bausch-repertoire. Maar bovenal blijft de speelsheid en vernuftigheid van Pina Bausch’s beeldentaal intact. We zien het in een groep dames die samen een veelbenig wezen vormen of een kooksessie waar Azusa Seyama geholpen wordt door een klein legertje aan handen. Een naakte danser en danseres lijken even te fuseren tot een Siamese tweeling. Het levert stuk voor stuk bijzonder theatrale beelden op.

En dan is er Papaioannou zelf, die meer vanuit een fascinatie voor verstilling en het naakte lichaam lijkt te werken. Prachtig zijn de beelden waarin naakte dansers tergend traag van een berg matten lijken te glijden. Een danser verschijnt uit een papieren cocon, trekt een paar kartonnen buizen aan en wordt een vreemde hybride tussen mens en spin. De vele referenties die hij in zijn werk stopt – naar de Griekse veerman Charon, beelden uit de schilderkunst en vanzelfsprekend het werk van zijn voorgangster – zijn me niet allemaal even bekend, maar dat mag de pret niet drukken. Neues Stück laat de rijke fantasie van het Tanztheater Wuppertal (opnieuw) zien. Dat smaakt naar meer.

23 juni: Gesualdo speelt met kunst en kitsch

Foto: Sofie Knijff

Kun je kunst los zien van de kunstenaar? Wie moeite heeft met Woody Allen heeft nog niet gehoord van Carlo Gesualdo. Gesualdo is next level: een Italiaanse componist uit de late Renaissance die zijn vrouw en haar minnaar heeft vermoord, een heks als minnares had en alle bomen om zijn huis liet omkappen. Het geruis van de bladeren verstoorde zijn concentratie. Gesualdo’s composities zijn daarentegen zo bijzonder, dat het eeuwen later nog bewonderd werd door Igor Stravinsky. En de Warme Winkel, die met het Nederlands Kamerkoor een voorstelling rondom Gesualdo maken.

Een weerzinwekkende man die desalniettemin mooie muziek kon maken: die tegenstelling is de basis in deze voorstelling. Enerzijds horen we de schoonheid van Gesualdo’s madrigalen in de zang van het Nederlands Kamerkoor, netjes in pak en wat stijfjes op het podium. Anderzijds worden we uit balans gebracht door de scenes van de Warme Winkel. In een campy decor met roze gordijnen en klatergouden rekwisieten leest een naakte Florian Myjer een brief naar het Kamerkoor voor, terwijl Vincent Rietveld en Ward Weemhoff hem betasten, kietelen en slaan met een microfoon. Als Myjer zijn teen in een muizenval dreigt te zetten, lopen de eerste toeschouwers de zaal uit. Het blijkt allemaal een vals alarm te zijn, maar het gaat om het moment waarop je dat nog niet doorhebt. De afschuw en walging die ik dan voel, hoor ik te voelen.

Het risico van zo’n aanpak ligt in de overkill. En dat gebeurt op den duur in Gesualdo. De platte scènes en het spelen met wreedheid zijn aanvankelijk effectief, maar verliezen snel de spanning. Na een paar herhalingen weet je dat er geen echt gevaar is, waardoor je weer rustig in je stoel kan zitten. Je weet dat camp een bewuste tegenhanger is van de ‘hoge kunst’ van de kamermuziek, maar daar worden de individuele scènes niet per se interessanter door. Als de twee werelden elkaar ontmoeten, ontstaan er onverwacht mooie momenten. Een langzaam uitzoomende projectie waarin de Warme Winkeliers op de grond liggen en een schilderij imiteren is tegelijkertijd esthetisch en kitschy. In de laatste akte nodigt Ward Weemhoff een koorlid – zijn oude geschiedenislerares –  uit, ‘bestelt’ een pizza en vertelt over zijn tijd op de middelbare school. Wat begint als een mooi oprechte scène wordt onderuitgehaald wanneer een plastic penis door de pizzadoos verschijnt. Ontroering en schmieren, kunst en kitsch komen hier even samen. En het werkt.

26 juni: Gisèle Vienne: Crowd

Foto: Estelle Hanania

Voordat Crowd begint krijgen we op allerlei plekken in de schouwburg oordopjes aangeboden als bescherming tegen de luide muziek. Als ik lees dat het hier om techno gaat, niet mijn grootste liefde, neem ik er voor de zekerheid een paar mee. Dan, hoe ironisch, blijkt de muziek het mooiste onderdeel van de voorstelling te zijn. Het is een door Peter Rehberg samengestelde mix van veertig jaar elektronische dansmuziek inclusief een eigen compositie.

Op het podium van de Rabozaal ligt aarde en allerlei afval, het lijkt op de overblijfselen van een heftig feest of een grasveld in het Vondelpark na een mooie dag. Terwijl de geweldige muziek over ons heen spoelt, komen er heel langzaam in slow motion vanuit het donker figuren naar voren. Jongeren in hoodies, rugzakken, een alternativo met wijde broek en houthakkershemd. Aanvankelijk is de slomo prachtig, zeker met die muziek. De dansers glimlachen, naar ons, naar elkaar, begroeten elkaar, iemand steekt een sigaret op. Het is alsof je naar een droombeeld kijkt of een gelikte commercial.

Volgens Gisèle Vienne, de choreograaf van Crowd zien we hier vijftien individuen met ieder een eigen verhaal. Wat ik waarneem: constant dezelfde trage manier van bewegen met af en toe een gezamenlijke stilte of een synchroon strekken van ledematen. Iemand zakt op de grond in elkaar, een meisje vindt een zak chips die ze uit elkaar trekt, er wordt water uit flesjes over de anderen heen gegooid wat schitterende beelden oplevert. Aan schitterende beelden geen gebrek overigens: het donker, de kleuren, de belichting, de rookwolken die zich tegen het einde boven een paar mensen vormen. (Geen idee hoe ze dat doen, ze lijken op iets in hun kleding te drukken). Alles blijft echter op afstand en dat komt vooral omdat de dansers hun tempo niet wijzigen. Misschien is  dat juist het kenmerk van deze crowd? Een bijzonder idee, maar om naar te kijken slaapverwekkend.

Een engerd betast het lichaam van een doodstil staande jongen en grijnst ondertussen naar een meisje dat toekijkt, het meisje staat te huilen. Ik bekijk het alsof het een laboratorium experiment is. Waarom huilt ze? Heeft het iets met die jongen te maken of is she coming-down? Het kan me niet schelen, hoe lang duurt het nog? Toeschouwers verlaten de zaal.

Pas als de dansers het applaus in ontvangst nemen – waarbij het publiek nauwelijks gaat staan, een unicum – zie ik levende mensen op het podium. Waar zijn ze al die tijd geweest?

28 juni: Tiefer Schweb – Münchner Kammerspiele

Foto: Thomas Aurin

Met Tiefer Schweb van het Münchner Kammerspiele staat de Zwitserse theatermaker Christoph Marthaler voor de zevende keer met een voorstelling op het Holland Festival. Zijn stukken kenmerken zich door een hoge mate van absurdisme en vervreemding. Marthalers theater wordt bevolkt door personages die, zoals theatercriticus Hein Janssen in de Volkskrant schreef, proberen er met de moed der wanhoop toch nog wat van te maken.

Die wanhopige mensen zijn in Tiefer Schweb een achttal ambtenaren die zich hebben opgesloten in een geheime ruimte op de bodem van het Bodenmeer. Europa wordt bedreigd door een gevaarlijke uitheemse bacterie en boven het wateroppervlak is de pleuris uitgebroken. Aan de ambtenaren, gestoken in strak pak, de taak met oplossingen te komen.

Daarvoor grijpen ze terug op wat ze kennen: onnavolgbare beleidsprocedures en niet te volgen ambtenarenjargon. De onmogelijkheid van hun opdracht erkennende, verzanden de vergaderingen vaak in het gezamenlijk aanheffen van oude Duitse volksliedjes, koorliederen waarbij zangers urinoirs over hun hoofden plaatsen of orgelopvoeringen van Simon and Garfunkels The Sound of Silence. De muziek brengt troost, maar weinig redding.

Marthaler legt een duidelijke link met de actualiteit. De ambtenaren zijn letterlijk afgesloten van de problemen boven het wateroppervlak die ze pogen op te lossen; daarmee volkomen vervreemdt van de situatie die ze in ambtelijk jargon proberen te vatten. Dat is duidelijke kritiek op de wijze waarop Europese overheden in Brussel, Berlijn en Den Haag de vluchtelingencrisis op de Middellandse zee onder controle proberen te krijgen. Af en toe weet de realiteit binnen te dringen in de afgesloten vergaderruimte: via een wonderlijk luik in de hoek van het decor of doordat het water van het Bodenmeer de ruimte binnenstroomt. Meerdere malen weten de ambtenaren zichzelf ternauwernood van een verdrinkingsdood te redden. Die metafoor is pretty on the nose. Evenals de blub-blub-blub-geluiden waarmee de voorstelling begint en eindigt.

Toch overtuigt Tiefer Schweb, ondanks sterke individuele scenes, als geheel niet helemaal. De voorstelling is uiteindelijk te surreëel om echt een politiek punt te kunnen maken, maar te politiek om een magische wereld te creëren waarin de toeschouwer zichzelf kan verliezen. Daardoor blijf je met een zekere emotionele afstand naar de gebeurtenissen op het toneel kijken.

De slotscène, waarin personages gekleed in verschillende folkloristische klederdrachten een laatste lied aanheffen en hun hoop voor de toekomst uitspreken, is daarentegen ijzersterk. Dan kijk je voor één moment werkelijk naar mensen die er met de moed der wanhoop iets van proberen te maken.

Kunst / Expo binnenland

De schoonheid van het gebrek aan subtiliteit

recensie: LaChapelle: Good News for Modern Man

Mogelijk ben je onbewust al bekend met het werk van de Amerikaanse kunstenaar David LaChapelle. Twintig jaar lang fotografeerde hij commercieel en legde toen beroemdheden als Andy Warhol en Madonna vast. Hij maakte clips voor Amy Winehouse, Robbie Williams en talloze anderen. Zijn foto When the World Is Through (2005), gemaakt voor de Italiaanse Vogue, is nu het beeldmerk van de overzichtstentoonstelling van Viktor&Rolf in de Kunsthal. Maar LaChapelle is meer dan facilitator van het sterrendom. Hij is inmiddels misschien zelfs wel het tegenovergestelde, of doet je dat in elk geval graag geloven. In de tentoonstelling Good News for Modern Man toont het Groninger Museum zijn foto’s en legt daarbij de nadruk op alles wat hij niét in opdracht maakte.

 

LaChapelle’s werken zijn monumentaal groot en kleurig. Niet zelden vult hij zijn beelden met figuren, jonge mensen die meestal oogverblindend mooi zijn. Rake contrasten zorgen ervoor dat spieren en rondingen zich duidelijk aftekenen. De pasteltinten op de wanden van de museumzalen zijn niet teveel om het werk in de weg te zitten, en niet te weinig om de explosieve kunst te verzwakken.

Overzichtsfoto zaal Moments in Popular Culture

De werken zijn onderverdeeld in tien thema’s. Zo is er bijvoorbeeld Seismic Shift; waarin conflicten en crises op de (kunst)markt centraal staan, en Deluge; een moderne benadering van de Zondvloed. De getoonde werken overspannen de periode 1986 – 2017.

Tussen de jaren tachtig en nu is er voor LaChapelle veel veranderd. In 2006 besloot hij niet langer in opdracht te werken. Hij keerde het commercialisme en de mode-industrie de rug toe, ging op Hawaï wonen en zwoer nooit meer een beroemdheid te fotograferen. In dat laatste is hij niet geslaagd en ook een commerciële esthetiek of een gerichtheid op low culture heeft hij niet losgelaten. Toch gaf de stap de kunstenaar een aantal jaar later wel de vrijheid maatschappijkritische onderwerpen aan te snijden. Dat doet LaChapelle soms op een eenvoudige, misschien zelfs te simplistische manier, zoals in de serie Negative Currency (1990–2010). Hiervoor drukte hij bankbiljetten in negatief af. Met de negatieven, gepresenteerd tijdens het hoogtepunt van de kredietcrisis, wil LaChapelle een negatief aspect uit de samenleving tonen.

David LaChapelle: Landscape Kings Dominion (I Pledge Allegiance), 2013, chromogeen afdruk

In de Land Scape-serie (2013) is de kritische blik van de kunstenaar op een complexere wijze in het beeld verwerkt. Op het eerste gezicht lijken de fabrieken op de foto’s op snoepjespaleizen. De gebouwen zijn fel verlicht van binnenuit, onderdelen zijn zuurstokroze of kikkergroen, rookpluimen dwarrelen speels helderblauwe luchten in. Bij nadere inspectie blijken de fabrieken maquettes. Ze zijn gemaakt van (neven)producten van de olie-industrie, zoals krulspelden, en verwijzen naar diezelfde industrie. Met deze kennis ogen de rookpluimen plots een stuk onheilspellender, bijna als waarschuwingssignalen.

LaChapelle plaatst vaak religieuze motieven in een hedendaagse context. Dit is het geval in de serie Jesus is my Homeboy (2003) en geldt ook voor het werk Deluge (2006-2007), geïnspireerd op Michelangelo’s Zondvloed in de Sixtijnse kapel. LaChapelle beeldt een grote overstroming af – mooie naakte mannen en vrouwen banen zich een weg door het woeste water, op de achtergrond logo’s van ingestorte ketens. Het werk heeft veel weg van een veroordeling van de moderne consumptiemaatschappij. Hierbij vergeleken lijkt de boodschap van de serie Awakened (2007), in dezelfde zaal, ambigu. In water zweeft op elk werk een figuur, allemaal dragen ze een naam uit het oude testament en niet allemaal zijn het conventionele schoonheden. Juist deze imperfecties in het stille water maken dat er een bepaalde rust van het werk afstraalt.

David LaChapelle: A New World, 2017, met de hand beschilderde negatief – pigment afdruk

Het lijkt alsof de kunstenaar dezelfde sereniteit krampachtig probeert vast te houden in de serie Paradise (2017) en New World (2017). Figuren in mysterieuze, magische landschappen met explosies aan kleur. Het doet denken aan fantasywerelden met eenhoorns en elfen en dat maakt het lastig deze werken serieus te nemen. Toch zijn de paradijselijke taferelen vrolijke afsluiters van de tentoonstelling, die de huidige maatschappij, de olie-industrie en het kapitalisme bekritiseert. In Paradise vinden we de hoopvolle boodschap van de titel van de tentoonstelling terug: Good News for Modern Man. Zo verlaat je het museum met een goed gevoel en onder de indruk. LaChapelle’s overweldigende werken doen iets met je. Het is een waar genoegen je even in het bijzondere universum van deze kunstenaar te mogen begeven.