Jungle By Night - Livingstone
Muziek / Achtergrond
special: Voorbeschouwing – Jungle by Night @ Carré
Jungle By Night - Livingstone

Releaseshow Livingstone

Jungle by Night is geen onbekende naam meer in de Nederlandse en internationale muziekwereld. De mannen, toen nog jongens, brachten in 2010 hun eerste EP ET/Get Busy uit. De band bestaat uit blazers, gitaar, toetsen, bas en veel percussie. De instrumentale muziek is vooral erg dansbaar met allerlei invloeden zoals jazz, dance en afrobeat. Vanaf 2010 is er bijna elk jaar een album en/of EP uitgebracht en hebben de mannen daarnaast meer dan 450 shows in 24 verschillende landen gedaan.

Nieuw album

Sinds enkele dagen ligt het nieuwe album Livingstone in de winkels. De plaat bevat 11 nummers, waarvan ‘Hangmat’ in oktober als voorproefje was uitgebracht. Dit nummer geeft een goede eerste indruk van het album. De mannen gaan met deze plaat een net iets andere kant op dan met hun vorige werk. De sound is wat relaxter, zwoeler, en hier en daar wat elektronischer. De nummers zijn gelaagder en klinken helderder.

Carré

De band heeft met het nieuwe album al vier optredens achter de rug, maar 24 november zal de officiële releaseshow zijn in Carré te Amsterdam. Dit is tevens de eerste keer dat de mannen in dit iconische theater zullen spelen. Het nieuwe album belooft dat het weer een swingend en overtuigend optreden als vanouds zal worden, waarbij zelfs de stoelen uit de zaal zullen worden gehaald voor de gelegenheid! Er zijn nog kaarten te krijgen, maar ze gaan hard. 8WEEKLY zal er sowieso bij zijn, dus lees hier na afloop wat wij ervan vonden!

Voor wie er niet bij kan zijn in Carré zijn er gelukkig nog genoeg andere kansen.

Live te bewonderen:

24 november – Carre – Amsterdam (official releaseshow)
29 november – Maassilo – Rotterdam
8 december – Oosterpoort – Groningen
9 december – AB – Brussel
11 december – Le Petit Bain – Parijs (Fr)
12 december – Laeroneuf – Lille (Fr)
29 december – Doornroosje – Nijmegen

 

oznor - Tito Paris
Muziek / Concert

Net als een warm bad thuis

recensie: Tito Paris @ De Doelen Rotterdam
oznor - Tito Paris

Wie zich net als ik afvraagt waarom Tito Paris zijn enige optreden in Nederland in Rotterdam doet, wordt op het verstrekte programma voorzien van uitleg. Rotterdam wordt beschouwd als het ‘elfde eiland’ van Kaapverdië. Als de zaal zich vult met vele Kaapverdiërs wordt al snel duidelijk waarom.

Het was vijftien jaar wachten op het nieuwe album van Tito Paris. Het wachten wordt uitstekend beloond met het verschijnen van Mim Ê Bŏ vorig jaar. Dit concert in De Doelen is feitelijk de albumpresentatie van het voornoemde album. Wanneer de zaal volgelopen is met een mix van Kaapverdiërs en native Nederlanders, betreedt Paris het podium met zijn band.

Honkvast

Tito Paris neemt plaats op zijn stoel midden op het podium, uiteraard getooid met zijn onafscheidelijke pet. Hij bespeelt een bijzondere gitaar met geheel opengewerkte kast; deze elektrische gitaar klinkt als een akoestische variant. Zijn band bestaat uit Manual Paris op bas, Moïses Ramos op toetsen, Pericles Paris op drums, Stephan Almelda op cavaquinho (een soort gitaar) en een sterrol voor saxofonist José Pereira. De band speelt geolied en staat volledig in dienst van Tito Paris. Alleen saxofonist Pereira komt gedurende het optreden in beweging en toont zijn emotie rond de muziek.  De rest van de band is vooral heel honkvast.

Paris verlaat maar zelden zijn stoel; hij zit relaxed als middelpunt op het podium, terwijl de muziek daar echt geen aanleiding voor geeft. Rust wordt niet bepaald uitgestraald door het warme optreden met prachtige ritmes. Het staat zelfs in schril contrast met de  fraaie tonen die ons bereiken. Het is allemaal even geïnspireerd alsmede perfect gespeeld. Toch kan Paris nauwelijks onbeweeglijk blijven met zijn band, waarmee het publiek gedurende het concert ook langzaam de bewegingen volgen. De muziek klinkt als de Buena Vista Social Club en doet zo het goede gevoel van jaren geleden herleven. Met zijn morna’s en coladeira’s uit Kaapverdië mengt hij Cubaanse invloeden tot een heerlijke muzikale traktatie.

Memorabel

Het optreden opent met ‘Morna PVV’. Pas bij het derde nummer gaat Paris naar het titelnummer van zijn nieuwe album en speelt ‘Mim Ê Bŏ’. Hij betrekt het publiek bij zijn spel door hen gebaren te laten maken ter ondersteuning van het prachtige liedje en volgt het op met het openingsnummer van het album. Tegen het einde van de show betreedt een wat oudere dame het podium om rond Paris heen te dansen. Er wordt tot driemaal toe getracht haar met zachte hand door beveiligers en bandondersteuners van het podium te halen. Wanneer Paris na ‘Danca Ma Criola’ het podium verlaat gaan de zaallichten heel even aan om vervolgens weer snel te doven. Met een gloedvolle vertolking van ‘Sodade’, het overbekende nummer van de Kaapverdische Eilanden, sluit Tito Paris een warm, memorabel en vooral krachtig optreden af. Misschien duurt het wel weer 15 jaar voor we hem terugzien op Nederlandse bodem.

Zaaloverzicht met Dapne (1939) - Foto van Museum Beelden aan Zee
Kunst / Expo binnenland

Een zee van beelden aan zee

recensie: Recensie: Ossip Zadkine ǀ Zadkine aan zee
Zaaloverzicht met Dapne (1939) - Foto van Museum Beelden aan Zee

Als de naam Zadkine wordt genoemd, denk je meestal direct aan het beeld De verwoeste stad (1953) in Rotterdam. Daar blijft het dan wel zo’n beetje bij. Deze tentoonstelling geeft echter ook een andere kijk op het oeuvre van deze beeldend kunstenaar.

Bij binnenkomst in het museum word je overweldigd door een ‘zee’ van beelden in één ruimte. Om enige rust in de tentoonstelling te brengen, hebben de makers geprobeerd de ruimte te verdelen door er een aantal schermen in te plaatsen. Bovendien zijn de beelden allemaal voorzien van een nummer dat je kunt vinden op een lijst die je aan het begin van de tentoonstelling meekrijgt.

Vrouwenkop, Beelden aan Zee (1).-013405

Vrouwenkop, Beelden aan Zee (1).-013405

Taille Direct

Zadkine wordt in 1888 in Vitebsk (het huidige Wit-Rusland) geboren, maar vestigt zich op tweeëntwintigjarige leeftijd in Parijs. Daar leert hij veel gerenommeerde kunstenaars kennen. Zijn eerste werken dateren van het begin van de twintigste eeuw. Zadkine begint zijn carrière als beeldhouwer van de ‘taille directe’. Dit betekent dat hij zijn beelden maakt zonder voorstudie en direct het hout en steen bewerkt. Daarbij laat hij zich leiden door de vorm van het materiaal, waardoor ze een primitieve uitstraling hebben. De tentoonstelling toont geweldige voorbeelden daarvan, onder andere Vrouwenkop (1922) waarin het houtblok met deuk nog goed is te zien en Daphne (1939), gehakt uit iepenhout.

Thema’s

In de jaren twintig maakt hij onder invloed van het kubisme sterk gestileerde beelden, zoals La Belle Servante (1926). Naast hout en steen werkt hij nu ook in brons. Zijn thema’s komen uit de mythologie en het dagelijks leven. Zadkine is gefascineerd door muziek en zelf improviseert hij op de accordeon. Dat thema keert veelvuldig terug in zijn werk.

La Belle Servante, 1926, Bronze, 3/5, Susse Fondeur, Paris, Signé : O.Z., 103 x 35 x 27 cm, Inv. MZS 171

La Belle Servante, 1926, Bronze, 3/5, Susse Fondeur, Paris, Signé : O.Z., 103 x 35 x 27 cm, Inv. MZS 171

In de jaren dertig wordt zijn werk wat losser en beweeglijker. Hij werkt met holten en volume en werkt zijn beelden driedimensionaal uit. Het statische maakt plaats voor dynamiek. Zadkine blijft zich ontplooien. Zijn werk wordt steeds expressiever. Opvallend zijn handen die veelvuldig voorkomen in zijn werk; vredige –, reikende -, omklemmende -, en wanhopige handen.

Zadkine is ook geboeid door Vincent van Gogh. Hij reist in zijn voetsporen, leest zijn brieven en maakt verschillende beeldjes van hem.

Orpheus

Zadkine is zeer geïnteresseerd in de mythologische figuur Orpheus. De legende gaat dat deze met zijn lier mensen, dieren en zelfs stenen wist te ontroeren en het kwaad in de wereld op afstand probeerde te houden.
Op de tentoonstelling zijn er verschillende beelden van hem te zien in hout en brons. Later zal Zadkine steeds meer geboeid raken door deze zanger en dichter uit de Griekse oudheid. Hij voelt net als Orpheus dat vreugde en verdriet dicht bij elkaar liggen.

Invloed van de oorlog

Een beeld dat grote indruk maakt is De Gevangene (1943). Zadkine verblijft tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten, waar hij naar toe gevlucht was vanwege zijn Joodse achtergrond. Dat hij zich bezighield met de verschrikkingen van de oorlog en zijn concentratiekampen, blijkt uit dit beeld. Een vrouw omringd door tralies, die zij met haar handen omklemt. De intens droeve blik waarmee zij naar buiten kijkt doet je huiveren. Dit beeld is niet zomaar gewoon een beeld, maar vat het lot van een heel volk samen.

Schreurs_BAZ-Zadkine-DeVerwoesteStad

Schreurs_BAZ-Zadkine-DeVerwoesteStad

Na de Tweede Wereldoorlog maakt hij beroemde herdenkingsmonument De verwoeste stad (1951-1953) voor Rotterdam. Zadkine zit in de trein al hij in de verte de vernietigde stad ziet. Hij geeft het beeld vorm met een heftige expressie van ten hemel geheven handen en een groot gat op de plaats waar het hart zou moeten zitten, symbool van een wanhopige stad zonder hart.

De tentoonstelling omvat zoveel beelden, dat je soms door de bomen het bos niet meer ziet. Ondanks de ‘hulpmiddelen’ is het moeilijk de nummerlijst te volgen, vooral als het druk is. Met een iets minder uitgebreide tentoonstelling waren de beelden beter tot hun recht gekomen.

Film / Films

Sympathieke Franse babbelfilm

recensie: La Villa (vod/dvd)

Ogenschijnlijk lijkt La Villa een oerdegelijke Franse ensemblefilm, maar dan doet de harde actualiteit zijn intrede. En ondertussen zijn die Fransen maar aan het praten, praten en praten.

Een verhaallijn die je vaker ziet in Franse films: door een noodlottige aanleiding keren volwassenen kinderen terug naar het ouderlijk huis. Daar komen allerlei onverwerkte trauma’s naar boven, dienen oude rekeningen te worden vereffend en worden schaarse liefdevolle herinneringen opgehaald.

Ziekbed

Vader Maurice ligt in een coma. Zijn kinderen verzamelen zich rond het ziekbed om te beslissen over zijn toekomst en de erfenis. Geen gemakkelijke bijeenkomst want er zijn nogal wat open wonden. Dochter Angèle is een succesvol actrice die nooit meer naar de villa komt vanwege een gruwelijk voorval in het verleden. Zoon Joseph is een linkse intellectueel met een ingedutte relatie die dreigt te eindigen in een scheiding. Alleen zoon Armand verliet nooit het geboortedorp en drijft er een zieltogend restaurant.

Ingedutte middenklasse

La Villa kabbelt aangenaam, met literaire dialogen waarin de leden uit de ingedutte Franse middenklasse welbespraakt jammeren over hun problemen. Een bevriend ouder echtpaar, hun succesvolle zoon en een filosofische visser zorgen voor de broodnodige dramatische afleiding.

Toch ontstijgt La Villa uiteindelijk het niveau van een gemiddeld middenklassedrama. Ten eerste zorgt de setting voor een aangename vleug zeelucht. De ouderlijke villa is gesitueerd in een baai aan de Zuid-Franse kust bij Marseille. Het vissersdorp heeft betere tijden gekend, de jongeren zijn er weggetrokken en de ouderen gaan een voor een dood. Alleen een regelmatig passerende trein over het viaduct hoog boven het dorp herinnert aan de grote buitenwereld. In deze mariene setting komen de jeugdherinneringen vanzelf los.

Grote plotwending

Ten tweede is er dan de grote plotwending op tweederde van de film. Net wanneer alle verhoudingen op scherp staan en alle trauma’s zijn geopenbaard, komt daar vanaf zee de noodzakelijke dramatische impuls die alle familiediscussies en ontluikende affaires reduceert tot middenklassegeneuzel. Plots gaat het niet meer over de dood, maar over nieuw leven. Militairen zoeken de omgeving van het dorp af op zoek naar gevaarlijke vluchtelingen. De broers Joseph en Armand ontdekken in de bosjes drie uitgeputte, onderkoelde kinderen. De kibbelende familie ontfermt zich over het drietal. En ineens zijn die zelfingenomen karakters best aardige types. Er is nog hoop voor Franse navelstaarders lijkt La Villa te zeggen. Het maakt deze aangenaam zilte babbelfilm zowaar très sympa.

Theater / Voorstelling

Semi-overtuigende freakshow door Flip en zijn Noormannen

recensie: Flip en de Noormannen

Heel grillig wordt het niet in de ‘muzikale freakshow’ De Big One van zanger en kleinkunstkunstenaar Flip Noorman. De voorstelling moet het vooral van de muzikale gevarieerdheid hebben.

‘Geef me een kus/ nu de tent hier in de fik staat/ want morgen begint het weer van vooraf aan/ Geef me de rum/ dan meng ik het met arsenicum/ want er is niets aan/ als het niet mis kan gaan’. Met deze tekst opent het nummer Ah Rum Cha Cha Cha, waarvan de eigenzinnigheid en de bijbehorende poëtische vertelkracht exemplarisch zijn voor Flip Noormans muziekteksten. Dit nummer vat overigens, zowel in muziek als in tekst, de duistere toon van De Big One, die geïnspireerd is op de freakshows van het Amerikaanse Ringling Brothers Circus uit de negentiende eeuw, treffend samen.

In De Big One brengen Flip en zijn Noormannen de nummers van het gelijknamige album ten gehore. De voorstelling, die meer wegheeft van een theaterconcert, is een ‘muzikale bewerking’ van de beruchte Amerikaanse freakshow. Dit komt echter niet echt goed uit de verf, terwijl er wel genoeg ingrediënten zijn om het obscuur te maken. Zo dragen de verklede muzikanten (een onthoofde pianist, een drummer met een masker op, een als circusdirecteur verklede saxofonist) en de projecties van Daniël van Nes met gnomen, faunen en andere (mythologische) ‘freaks’ bij aan het unheimische gevoel. De locatie, het karakteristieke Werftheater aan de Utrechtse gracht, leent zich overigens met zijn ondergrondse theater uitstekend voor een freakshow van weleer. Bovendien belooft het als directeur verklede bandlid extra spanning als hij het publiek maant om te bidden voor ‘de dolende zielen’, met zijn ‘baas’, Flip Noorman, als voornaamste dolende ziel én freak.

 Van ongeleid projectiel naar rode draad

Toch wordt het allemaal niet zo spannend. Integendeel, in het begin is de voorstelling nogal ongeleid. Zo presenteert Flip Noorman zich meer als een benaderbare kleinkunstenaar, die contact met het publiek en de persoonlijke intermezzo’s niet schuwt. De eerste nummers, zoals Ah Rum Cha Cha Cha, zijn zowel qua muziek als tekst nogal eigenzinnig en passen goed bij het thema van de freakshow. Wanneer Noorman vervolgens iets te nadrukkelijk aan publieksparticipatie wil doen en op een geven moment zelfs een persoonlijk verhaal over zijn broer vertelt en daar een nummer over zingt, raakt de vreemde sfeer van de freakshow op de achtergrond. Het is bovendien jammer dat, hoe goed de locatie ook bij het thema past, het volume niet is aangepast op de akoestiek van het ondergrondse theater, wat ten koste gaat van de verstaanbaarheid van Noormans zang en teksten, terwijl die teksten juist opvallen vanwege het vervreemde poëtische karakter.

Toch zitten er ook sterke momenten in het concert. Het voornaamste pluspunt zijn de Noormannen. Hun spel is veelzijdig. Ze trekken verschillende registers open en schakelen van bombastische nummers naar kleine kleinkunstliedjes en naar nummers met een vleugje funk en hip-hop.

Ondanks dat Flip Noorman er niet helemaal in is geslaagd om van De Big One een muzikale bewerking van de freakshow te maken, toont hij zich wel als een interessante zanger. Dit gebeurt vooral halverwege, wanneer de muziek en de intermezzo’s elkaar minder willekeurig opvolgen en de muziek commentaar op de westerse norm geeft. Noorman begint hiermee aan de hand van een ‘spoken word performance’ waarin hij het westerse vrouwelijke schoonheidsideaal als teken van vrijheid treffend op losse schroeven zet.

Diezelfde kritiek wordt daarna eveneens subtiel uitgewerkt in het kwetsbare en rake nummer  Met de winden mee, dat aanvankelijk onschuldig over een (westerse) alleman lijkt te gaan (‘Ik ben overal geweest/ ik heb alles gezien/ ik heb mijn ware zelf gevonden/ Op z’n minst een keer of tien’), maar ook een nare ondertoon krijgt wanneer diezelfde persoon ook ‘Deutschland über alles’ en ‘America is great’ heeft geroepen. Ook in het nummer erna, Het vrije Westen, waarin de muzikanten soepel verschillende stijlen combineren, houdt Noorman ons, het Westen, een kritische spiegel voor.

Op die momenten weet De Big One, met Noormans rauwe stem en rake teksten, alsnog te boeien. Niet als zogenaamde freakshow, maar als muzikale reflectie op de westerse mens.

 

Theater

De schoonheid van het kleine

recensie: Toneelgroep Oostpool i.s.m. Het Nationale Theater - Cinema

Op het eerste ogenblik lijkt Cinema een ode aan de oude filmhuizen. Dat klopt, maar het is zoveel meer. Soms wordt het zelfs te veel. Er wordt zoveel informatie gegeven, dat het stuk hier en daar aan spanning verliest.

In het moderne tijdperk van de IPhone is iedereen zijn eigen schrijver, redacteur én uitgever. Op Twitter mag je schrijven wat je wil, zolang het maar behapbaar en smeuïg is. Op Facebook mag je jouw verhalen construeren en delen, maar houd het kort en benadruk vooral de hoogte- én dieptepunten. Wil je likes? Zorg er dan voor dat je het publiek niet verveelt met middelmatigheid en alledaagsheid: ga voor sensatie!

Aan deze digitale oppervlakkigheid had Annie Baker met haar Pulitzer Prize-winnende stuk The Flick uit 2014, dat door actrice en vertaler Ariane Schluter als Cinema is vertaald, geen boodschap. Het stuk bevat geen sensationeel plot vol intriges, maar vertelt juist over het verval van het kleine, het kwetsbare, en de schoonheid en de tragiek die daarachter schuilgaan.

Marginale personages

Cinema gaat over drie medewerkers van een afgeleefd filmhuis dat, als laatste der Mohikanen, nog op een 35mm-projector draait.  Het plafond valt er in stukken naar beneden en de stoelen vertonen flinke gebruikerssporen. Stukje bij beetje geven de personages zichzelf bloot. Terwijl ze de troep van de bezoekers opruimen, houden ze onderling filmquizzen, uiten hun frustraties over hun baas en kletsen over van alles en nog wat. Achter die smalltalk gaat echter een boel pijn schuil.

De ‘oude rot’ is de 35-jarige Sam (Mark Kraan), die nog steeds single is en thuis woont. Hij wordt bijgestaan door nieuweling Avery (Emmanuel Ohene Boafo), een beschouwende twintiger die (tijdelijk) met zijn studie is gestopt en een bolleboos is als het op filmkennis aankomt. Het derde personage is Roos (Eva Laurenssen), die weliswaar minder lang in het filmtheater werkt dan Sam, maar wel promotie heeft gekregen als operateur van de 35mm-projector.

In eerste instantie gaat het om de verlangens van de personages. Zo wil Sam vooral indruk maken op Roos, die weer een oogje op Avery heeft. Avery’s liefde gaat echter vooral naar films uit. Bovendien dreigt door de digitalisering de 35mm-projector, en dus Roos’ functie, te verdwijnen.

Kunst over kunst

Daarmee zijn de personages even marginaal en hopeloos als het filmhuis. Dit wordt door regisseur Jeroen de Man al vanaf het begin subtiel in beeld gebracht. Aan de ene kant klagen de personages over het verval van de bioscoop, maar tegelijkertijd houden ze dat verval zelf in stand door bijvoorbeeld popcorn naar elkaar te gooien. Om die popcorn vervolgens zelf weer op te ruimen. Buiten die filmzaal, hun biotoop, zijn zij niets.

Ook aan het einde wordt dit treffend neergezet. Het oude filmhuis is verkocht aan een grote keten. Weg met de projector, weg met de romantische filmmuziek en de individuele kledingstijl van het personeel. Vanaf nu draagt iedereen hetzelfde uniform. Dat die vernieuwingen weinig goeds brengen, blijkt al gauw wanneer de personages, vooral Sam en Roos, nog even wanhopig en doelloos lijken. Net als het meubilair overigens. De kapotte stoelen zijn afgedekt met de mededeling ‘defect’. Daarachter schuilt, net als bij de personages, een flinke beschadiging.

Dankzij Sarah Nixon en Juul Dekker wordt dit ook scenografisch treffend weergegeven. Niet alleen door het decor uit enkele rijen aftandse filmstoelen te laten bestaan, maar ook door tegelijkertijd op de stoelen, en dus de personages, filmfragmenten van bijvoorbeeld La grande bellezza en BlackkKlansman te projecteren. Heel treffend komt dit naar voren in een mislukte seksscène tussen Avery en Roos (overigens een van de meest artistieke en schrijnende scènes uit het stuk), terwijl er op hen romantische scènes uit La grande bellezza worden geprojecteerd. Zo komt de dramatiek van de film tegenover het pijnlijke drama van de werkelijkheid te staan. Zo’n scène is niet alleen esthetisch een hoogtepunt, maar geeft ook gelaagdheid aan het verhaal. Zo ontstijgt Cinema het narratief van de drie personages en gaat het stuk indirect over zichzelf als kunstvorm. Cinema over de kwetsbare, artistieke cinema.

Te veel zijpaden

Helaas worden er in het stuk heel wat zijpaden terloops ingeslagen, zonder dat het belang ervan duidelijk wordt. In de bovenstaande seksscène wordt Roos afgewezen, waarna er de drie minuten die erop volgen allerlei problemen uit de doeken worden gedaan (van zelfmoordpoging tot seksuele fantasieën), maar in het verhaal verder nauwelijks aandacht krijgen.

Gelukkig kunnen de acteurs met hun spel de aandacht grotendeels vasthouden. Zo combineert Mark Kraan humor en frustraties, zonder clownesk te worden. Ook Emmanuel Ohene Boafo overtuigt in zijn ontwikkeling van introverte goedzak naar de door zijn collega’s verraden cynicus. De spanning en toenadering tussen de mannen en Eva Laurenssen is vertederend. Laurenssen zet een impulsieve, instabiele Roos neer en toont daarmee zowel de kwetsbare als de manipulatieve kant van haar personage.

Ondanks dat Cinema hier en daar kabbelt door de terloopse zijpaden, biedt het stuk dus ook intrigerende personages. Dankzij de regie en scenografie bevat Cinema daarnaast scènes waarin de schoonheid en kwetsbaarheid van kunst an sich esthetisch wordt weergegeven.

 

Heinz Mack, Mechanisches Ballett, 1966-2015 Installatie spiegels, hout, verf, motoren, geluid, licht 500 x 5,75 x 4,20 cm en 37 x 58,5 x 51 cm Collectie kunstenaar Foto Archiv Heinz Mack / VG Bild-Kunst, Bonn 2018
Kunst / Expo binnenland

Kijkervaringen en fotografiefeestjes in de Kunsthal

recensie: Recensie: Actie Reactie - 100 jaar kinetische kunst
Heinz Mack, Mechanisches Ballett, 1966-2015 Installatie spiegels, hout, verf, motoren, geluid, licht 500 x 5,75 x 4,20 cm en 37 x 58,5 x 51 cm Collectie kunstenaar Foto Archiv Heinz Mack / VG Bild-Kunst, Bonn 2018

Sta je nog steeds hyperactief te joelen als je een regenboog ziet, of je regelmatig te vergapen aan ‘glow in the dark’ sterren? Waarschijnlijk ben je dan ook zwaar onder de indruk van Actie <-> Reactie, nog tot twintig januari 2019 te bezichtigen in de Kunsthal.

De tentoonstelling presenteert een overzicht van kinetische kunst van het begin van de twintigste eeuw tot nu en neemt als zwaartepunt de menselijke waarneming. Geen droge feitjes over de werking van ogen en het brein, maar wel ingebed in de kunstgeschiedenis. Voor die context moet je alleen goed opletten: in een onderdompelende kijkervaring gaat zoiets gemakkelijk verloren.

Alexander Calder, Untitled, 1963 Mobile 152,4 x 182,8 x 76,2 cm © Fondation Gandur pour l’Art, Genève Foto Sandra Pointet

Alexander Calder, Untitled, 1963 Mobile 152,4 x 182,8 x 76,2 cm © Fondation Gandur pour l’Art, Genève Foto Sandra Pointet

Wereldprimeur

Meteen bij het betreden van de tentoonstelling wordt de aandacht getrokken door draaiende spiegels in een spiegelende ruimte. Het is het Mechanisches Ballet (1963) van Heinz Mack, groots aangekondigd als ‘wereldprimeur’ omdat het werk hiervoor alleen nog maar als model bestond. Mensen gaan vlakbij het kunstwerk staan en bespieden gemakkelijk de andere bezoekers. Kinderen wijzen met open mond naar alle reflecties. Je zou haast vergeten dat er naast het werk nog een introductietekst hangt. Daarin worden een aantal leidende thema’s in de tentoonstelling – licht, beweging, ritme en structuur – aangekondigd. De thema’s komen terug in de zaalteksten, niet bij elk werk afzonderlijk.

Ervaring en verklaring

De tentoonstelling begint na Mechanisches Ballet chronologisch met een aantal wegbereiders en vroege beoefenaars van kinetische kunst. Onder hen is bijvoorbeeld Frank Kupka, die een ronddraaiend meisje afbeeldt op een volledig abstract werk. Alleen kleuren en vormen verwijzen nog naar een draaibeweging.

Christian Megert, Environment Documenta 4, 1968 Spiegels, hout, acryl, vilt 400 x 400 x 400 cm Collectie Christian & Franziska Megert Foto Peter Lengemann

Christian Megert, Environment Documenta 4, 1968 Spiegels, hout, acryl, vilt 400 x 400 x 400 cm Collectie Christian & Franziska Megert Foto Peter Lengemann

Kupka’s werk is statisch en suggereert beweging, maar algauw verschuift de aandacht naar kunst die echt beweegt. Opvallend in één van de eerste zalen is een mobiel (Sans Titre, 1963) van Alexander Calder. Het werk doet denken aan een ranke groep vogels in de lucht en is hoog opgehangen. Onderdelen van de mobiel draaien aan hun draadjes en de schaduwwerking op de vloer is bijzonder. Ook al wordt die werking verstoord door de licht(flits)gevende werken van François Morrelet en Dan Flavin om de hoek. Maar ach, je kunt het licht in Morrelet’s werk zelf bedienen en die speelmogelijkheid maakt een hoop goed.

Licht en verbinding

Licht speelt een grote rol in veel van de werken, zo is er een ruimte waarin een kunstenaar heeft geprobeerd bezoekers in een ‘monochrome realiteit’ te laten wandelen. Eerst kom je in een blauwe kamer, daarna in een rode en als laatste in een groene. De wanden zijn op elke plek even sterk verlicht en dat zorgt voor verwarring. Zoiets zag je misschien nog nooit! Die gedachte komt helaas bij veel bezoekers op, want het is een waar fotografiefeestje.

Christian Megert’s spiegelkamer blijkt ook instagramwaardig. Omdat plafond, vloer en alle zijwanden reflecteren ontstaat er een Droste-effect. Veel bezoekers gaan op de vloer liggen om foto’s te maken. Het kan een bron van ergernis zijn, maar zorgt ook voor verbinding, gesprekken en gezamenlijke poses.

Hans Haacke, Blaues Segel, 1964-1965 Blauw zijde, nylon draad, ventilator 275 x 275 cm Collectie FRAC Grand Large – Hauts-de-France, Duinkerke Foto Wolfgang Neeb

Hans Haacke, Blaues Segel, 1964-1965 Blauw zijde, nylon draad, ventilator 275 x 275 cm Collectie FRAC Grand Large – Hauts-de-France, Duinkerke Foto Wolfgang Neeb

De schoonheid van het alledaagse

Soms is de interactie met anderen minder prominent. Blaues Segel (1964-1965) van Hans Haacke kun je heel goed alleen ervaren. Een ventilator staat op de grond, daarboven is een blauw doek gespannen en met nauwelijks waarneembare draadjes vastgemaakt aan de wanden. Het doek golft en rimpelt en daar gaat een grote schoonheid van uit. Gewoon veroorzaakt door huis-tuin-en-keuken-objecten, die overigens best veel lawaai maken.

Zo beweegt, leeft en lawaait de gehele tentoonstelling. En door die hele ervaring (en de hordes kinderen en selfiesticks op drukke dagen) raakt het kunsthistorische verhaal op de achtergrond. Is dat erg? Nou, nee. Niet wanneer het uitgangspunt van de tentoonstelling de kijker is. Bovendien, als die kijker in het dagelijks leven alleen stilstaat bij regenbogen, is Actie <-> Reactie dé stap naar meer verwondering. Is dat niet fantastisch?

Zaaloverzicht A Balancing Act. Foto: Mike Bink
Kunst / Expo binnenland

Een zoektocht naar balans

recensie: RECENSIE: A Balancing Act
Zaaloverzicht A Balancing Act. Foto: Mike Bink

Hij is niet te missen in de tentoonstelling: een ´Nasutamanus´ die aan zijn slurf in de museumzaal balanceert.

Kunsthal KAdE toont met A Balancing Act een overzichtelijke, ruim opgezette thematentoonstelling. Aan variatie geen gebrek: schilder- en beeldhouwkunst wordt afgewisseld met video-, performance- en installatiekunst. Diverse kunstenaars zijn vertegenwoordigd in deze tentoonstelling, zowel van eigen bodem als internationaal.

Tejo Remy & René Veenhuizen, Lightly Loaded, 2018, courtesy de kunstenaars. Foto: Mike Bink

Tejo Remy & René Veenhuizen, Lightly Loaded, 2018, courtesy de kunstenaars. Foto: Mike Bink

Luchtige kunstwerken

‘Beauty is absolute balance.’ ‘What I dream of is an art of balance.’ Deze citaten van Constantin Brancusi en Henri Matisse zijn in de zaaltekst bij binnenkomst van de tentoonstelling in Kunsthal KAdE te lezen. Hoewel hierdoor het vermoeden kan ontstaan dat de tentoonstelling een complex kunsthistorisch verhaal over de zoektocht van modernistische kunstenaars naar balans, harmonie en puurheid omvat, verdwijnt dit idee bij het zien van de eerste tentoongestelde kunstwerken al snel naar de achtergrond.

De werken in de eerste zaal ademen luchtigheid. De balancerende Nasutamanus (2012) ofwel olifant van Daniel Firman trekt veel bekijks, en is inmiddels regelmatig op selfies van museumbezoekers vereeuwigd. Een knikkerbaan-installatie waarin de bezoeker een muntje balancerend op zijn kant naar beneden kan laten rollen trekt eveneens de aandacht (HeyHeydeHaas, 2018).

HeyHeydeHaas, 50/50 (detail), 2018, courtesy de ontwerpers. Foto: Peter Cox

HeyHeydeHaas, 50/50 (detail), 2018, courtesy de ontwerpers. Foto: Peter Cox

Balans als rode draad

Het kost de beschouwer geen moeite om het concept balans als thematische rode draad door de tentoonstelling te zien lopen. Of het om balans in letterlijke of overdrachtelijke zin gaat, het thema blijkt behoorlijk breed – en is misschien zelfs algemeen te noemen. Zoals curator Judith van Meeuwen zei: ‘De bijzondere werken in de tentoonstelling zijn metaforen voor een fenomeen dat dichtbij ons allen staat. Het is haast als een eerste levensbehoefte; er is niets waar evenwicht geen rol speelt.’ Dat de werken allemaal met balans te maken hebben staat dan ook als een paal boven water. Het ruime thema zorgt er echter niet voor dat er vanzelfsprekend sprake is van een inhoudelijke laag in de tentoonstelling en voor een samenhang tussen de werken.

Diepgang en spektakel

Met deze tentoonstelling heeft KAdE dan ook duidelijk meer ingezet op entertainment en spektakel dan op inhoud. De tentoonstelling is erg toegankelijk, en trekt veel publiek. Men hoeft niet veel van kunst te weten om het werk te kunnen waarderen en het kost geen hoofdbrekens om de tentoonstelling te begrijpen.

Folkert de Jong, Les Saltimbanques: Balancing Act, Laura, 2007, THE EKARD COLLECTION. Foto: Peter Cox

Folkert de Jong, Les Saltimbanques: Balancing Act, Laura, 2007, THE EKARD COLLECTION. Foto: Peter Cox

Een spelelement is in verschillende kunstwerken aanwezig. Niet alleen in de knikkerbaan-installatie, maar ook in het getoonde videowerk van Marcel Dzama, A Game of Chess (2011) komt dit terug. In dit werk staat een schaakspel centraal. In het werk van Dzama wordt echter ook duidelijk dat deze tentoonstelling wel degelijk meer te bieden heeft dan vermaak. Dzama refereert in zijn werk regelmatig naar het modernisme, waarin het schaakspel symbool staat voor de moeilijke balans tussen spel en kunstenaarspraktijk.
Dit lijkt toch aansluiting te vinden bij het kunsthistorische narratief van de modernistische kunstenaar, met zijn zoektocht naar harmonie en balans. Hier werd met de eerdergenoemde citaten van Brancusi en Matisse al naar gerefereerd. Ook bij ander tentoongesteld werk, zoals dat van Alexander Calder en Folkert de Jong zou deze inhoudelijke link gelegd kunnen worden.

Alexander Calder, Zonder titel, 1967, particuliere collectie

Alexander Calder, Zonder titel, 1967, particuliere collectie

Zoeken naar balans

Het is bijna alsof je de zoektocht naar balans van Kunsthal KAdE zelf kunt voelen in deze verzameling aan balans-kunstwerken. Inhoud of vermaak? Complexe gelaagdheid, metaforen en filosofische vraagstukken of toegankelijk spektakel? Het grote publiek een leuke middag bieden of de zogenaamde kunstkenner de dosis kunsthistorische inhoud geven waar hij naar zoekt? Hoewel er zeker sprake is van een combinatie van ‘spektakelstukken’ en inhoudelijk complexere werken, slaat de balans in deze tentoonstelling over naar het plezier, de verrassing, de interactie.

Een duidelijke keuze van het museum, die een aantrekkelijke, toegankelijke en entertainende tentoonstelling heeft opgeleverd. A Balancing Act biedt vermaak aan op een presenteerblaadje, wie inhoud wenst zal zichzelf moeten uitdagen om daarnaar te zoeken.

 

Film / Films

Zonder paard geen man

recensie: The Rider (dvd)

In het post-truth-tijdperk zien we steeds vaker romans opduiken die stevig zijn geworteld in de werkelijkheid. Documentairemakers zetten de waarheid naar hun hand met gescripte non-fictie en zelfs bij een speelfilm als The Rider loopt verbeelding en waarheid door elkaar.

Dat dat niet erg is, bevestigt filmmaakster Chloé Zhao. Deze onafhankelijke kunstenaar gebruikt de werkelijkheid om in een gedramatiseerd verhaal vragen te stellen over de Amerikaanse mythe en mannelijkheid.

Rodeorijder

Helemaal echt is de familie Jandreau, het middelpunt van The Rider. Ze wonen in een trailer, vlakbij een indianenreservaat in Dakota. Laconieke vader Tim is na het heengaan van zijn Lakota-vrouw weduwnaar en verdient de kost als cowboy. Dochter Lilly heeft Asperger en leeft in een vrolijke fantasiewereld. Zoon Brady droomt van een bestaan als gevierd rodeorijder, maar ziet zijn toekomst in gevaar komen wanneer een paard zijn hoofd raakt en hij met een stalen plaat in zijn schedel door het leven moet. Dat het altijd erger kan, is te zien aan Brady’s beste vriend Lane. Dit ooit zo grote rodeotalent slijt zijn dagen vegeterend in een rolstoel.

Aan de familie Jandreau is verder niets verzonnen, maar regisseur Zhao vat hun dagelijkse handelingen in een vertelling over het najagen van de Amerikaanse droom. Daarbij kiest ze het perspectief van Brady waardoor The Rider zich laat bekijken als een ontroerend coming of age-verhaal.

Achterkant

Brady weigert ondanks zijn hersenletsel een carrière als rodeorijder op te geven. Hij begint na zijn herstel met het temmen en trainen van wilde paarden, maar de rodeo-arena blijft maar lonken. Zonder een paard voelt hij zich niet volwaardig als man. In een cultuur waarin mannen niet worden geacht pijn of emoties te tonen, klimt Brady met gevaar voor eigen leven toch weer op een paardenrug. Liever dood dan mislukt als cowboy.

Wie de achtergrond van The Rider niet zou kennen, zou de film kunnen bekijken als een volwaardige speelfilm met sterk naturalistisch spel. De beeldtaal is die van de western, met fraaie panorama’s en cowboys rond een kampvuur. Zhao gebruikt de regels van dat genre om juist de achterkant van die mythe te laten zien: een arme onderklasse die zich tegen beter weten in, vastklampt aan die grote Amerikaanse belofte die voor deze verliezers nooit zal zijn weg gelegd.  Deze dubbele laag maakt van The Rider een van de beste films van 2018.

 

Lynn Chadwick in zijn werkplaats in Chalford, 1988, © 2018 Nico Koster/MAI
Kunst / Expo binnenland

TO BE OR NOT TO BE

recensie: Recensie: Giacometti-Chadwick, Facing Fear
Lynn Chadwick in zijn werkplaats in Chalford, 1988, © 2018 Nico Koster/MAI

In de eerste zaal hangen ze: een foto van Alberto Giacometti door Ernst Scheidegger en een foto van Lynn Chadwick door Nico Koster. Ze geven het kenmerkende verschil tussen beide kunstenaars aan. De in Italiaans Zwitserland geboren Giacometti (1901-1966) neemt wat afstand van een beeld dat hij aan het maken is, de ogen wat dicht. De Engelsman Chadwick (1914-2003) staat erbij als een lasser. Toch zijn er ook tal van overeenkomsten. Verschillen en overeenkomsten maken de grote expositie van hun werk in Museum de Fundatie in Zwolle tot een spannende ervaring.

Alberto Giacometti, © 2018 Stiftung Ernst Scheidegger-Archiv, Zurich c/o Pictoright Amsterdam

Alberto Giacometti, © 2018 Stiftung Ernst Scheidegger-Archiv, Zurich c/o Pictoright Amsterdam

Giacometti is bekend door zijn lange, magere, ‘lintfiguren’. Pas als je eromheen loopt – wat in Zwolle kan – zie je pas hoe dun, haast eendimensionaal de afgietsels van deze figuren zijn. Ze variëren van klein tot groot, maar allemaal met dezelfde, wat dichte ogen als hun maker. Chadwick is bij het grote publiek minder bekend. Zwolle heeft van hem een beeld en een tekening in de eigen collectie. Een beeld lijkt bij hem haast een assemblage. De overeenkomst zit erin, dat beide kunstenaars de gewelddadigheden en dreigingen onder ogen zagen die zo kenmerkend bleken voor de vorige eeuw. Allebei op een figuratieve manier, wat na de Tweede Wereldoorlog niet zo vanzelfsprekend (meer) was, al lijken sommige beelden van Giacometti zoals Bos (1950), nagenoeg abstract.

Giacometti

Alberto Giacometti, Homme qui marche I, 1960, brons, 183 x 26 x 95,5 cm, Collectie Fondation Marguerite et Aimé Maeght, Saint-Paul-de-Vence, Frankrijk foto: Claude Germain – Archives Fondation Maeght

Alberto Giacometti, Homme qui marche I, 1960, brons, 183 x 26 x 95,5 cm, Collectie Fondation Marguerite et Aimé Maeght, Saint-Paul-de-Vence, Frankrijk, foto: Claude Germain – Archives Fondation Maeght

Giacometti begon, zoals op de begane grond wordt getoond, te werken onder invloed van het kubisme en de volkskunst uit Afrika. Die invloed blijkt duidelijk uit respectievelijk De Lepelvrouw (1926) en Man en vrouw (1927). De eerste heeft de geometrie van het kubisme en de tweede lijkt op maskers uit Afrika. In deze tijd, midden jaren twintig, woonde de kunstenaar in Parijs. Hij volgde lessen bij de beeldhouwer en schilder Antoine Bourdelle. Zo’n tien jaar later besloot hij naar levende modellen te gaan werken. Hij vond zijn kenmerkende vorm: lopende mannen en stilstaande vrouwen. Er zijn prachtige, vroege voorbeelden van te zien, zoals Groep van drie mannen (1948), en als hoogtepunt de schitterende Lopende man uit 1960. Het zijn beelden die, net als Giacometti’s blik terwijl hij werkte, een zekere afstand scheppen.

Chadwick

Dat laatste geldt niet voor het werk van Chadwick. Sommige van zijn figuren, zeker die je ziet hoe hoger je in het museum komt, roepen zelfs een glimlach op, zoals het kostelijke Harde wind IV (1955). Het is een bronzen beeld, maar je blijft er de gelaste metalen onderdelen in terugzien uit ander werk, zoals Zittend paar en Leeuw II. Want beide kunstenaars maakten ook, dat mag niet worden vergeten, tal van beelden van beesten. Het verschil tussen beiden komt in een zaal zeer nadrukkelijk tot uiting: aan de ene kant staan de negen vrouwenbeelden die Giacometti in 1956 maakte voor de Biënnale in Venetië, bijna levensgroot. Daar letterlijk tegenover staan drie vrouwen die Chadwick maakte voor diezelfde Biënnale. De vrouwen van Giacometti staan er afstandelijk en stijf bij, die van Chadwick strekken hun armen uit en lijken hun zusters aan de overkant tot dansen aan te sporen: Kom, wees niet zo stijf.

Lynn Chadwick, Dance IV,1955, ijzer en gekleurd cement, 100 cm (h), collectie Museum de Fundatie, Zwolle en Heino/Wijhe, foto: Hans Westerink

Lynn Chadwick, Dance IV,1955, ijzer en gekleurd cement, 100 cm (h), collectie Museum de Fundatie, Zwolle en Heino/Wijhe, foto: Hans Westerink

Tekeningen

Er zijn ook tekeningen van beide kunstenaars te zien. Chadwick maakte ze achteraf, Giacometti als voorstudies. De tekeningen van Giacometti doen door het schetsmatige ervan aan die van Cézanne denken. Op de tekeningen van Chadwick worden soms dik aangezette vlakken afgewisseld door dunne lijnen, wat een prachtig beeld oplevert, zoals in Zonder titel (1962), een gewassen inkttekening.

Conclusie

De opzet van de expositie, inclusief de verrassing in het midden, stelt de persoonlijke stellingname op de voorgrond. Tegen het geweld en de dreigingen in het Europa van de vorige eeuw. Hieruit kan worden geconcludeerd, dat het de samenstellers duidelijk ging om de mens(figuren) zelf.
In de fraaie catalogus die de tentoonstelling begeleidt, citeert Michael Bird in een essay de kernachtige woorden van de Franse existentialistische filosoof en schrijver Jean-Paul Sartre. Deze schreef pal na de Tweede Wereldoorlog over Giacometti’s kunst: ‘We lijken tegenover de vleesloze martelaren van Buchenwald te staan. Maar een tel laten denken we er weer heel anders over: deze fijne en ranke wezens stijgen op naar de hemel. Het is ineens net alsof we op een groep hemelvaarders zijn gestuit’. ‘To be, or not to be, that’s the question’ zei Shakespeares Hamlet al.