Boeken / Strip

Een aanzet tot wetenschap

recensie: Joost Pollmann - Een indruk van echtheid

In het Nederlandse taalgebied zijn zo’n 50.000 strips uitgegeven. Het aantal boeken dat wordt geschreven óver strips is beduidend kleiner. Daarbij zijn deze boeken vaak algemeen en gericht op een relatief jong lezerspubliek dat er over droomt zelf stripmaker te worden. Een van de weinige essaybundels die nederlandstalige strips diepgaander behandelt, is Schijnhelden en nepschurken uit 1973. Meer dan dertig jaar later verschijnt er nu een opvolger: Een indruk van echtheid van Joost Pollmann. Pollmann is bekend als striprecensent van de Volkskrant en directeur van zowel de Haarlemse Stripdagen als Stichting Beeldverhaal Nederland.

Een indruk van echtheid is net als Schijnhelden en nepschurken (geschreven door Rudi Fuchs en Rudolf Geel) een verzameling van essays die eerder in diverse bladen werden gepubliceerd, zoals in De Gids, Tirade en de Volkskrant. Daarnaast zijn er artikelen opgenomen die ter gelegenheid van de Stripdagen in Haarlem in kleine oplage werden uitgegeven. In totaal bevat Een indruk van echtheid negen essays, en achterin het Abecedarium van de grafische roman.

Emancipatie

Uit: Alex van Jacques Martin
Uit: Alex van Jacques Martin

Het belangrijkste thema dat de auteur aansnijdt is de emancipatie van het medium. Iets waar geen enkele auteur die over strips schrijft aan ontkomt. Strips worden vaak als kindervermaak gezien en Pollmann maakt duidelijk dat strips veel meer zijn dan dat. Bijvoorbeeld met het artikel Geen muilperen, maar klessebesjes. Drie gedaanten van het moderne beeldverhaal, waarin hij uitgaat van wat wel het literaire genre binnen de strip wordt genoemd. De drie vormen binnen dit genre zijn volgens Pollmann: verstripte literatuur, stillevens versus actie en neorealisme. Het is een nieuwe indeling die aanzet geeft tot discussie over de stripcanon. Het artikel Grootheidswaan van een kleinkunst. Of: hoe je strips aan de man brengt is een speciaal voor deze bundel geschreven artikel dat handelt over de status van de strip als kunstvorm. In het artikel worden voorbeelden genoemd van hoe een auteur een strip verkeerd kan neerzetten door verhoudingsgewijs te geniale voorbeelden aan te halen. Bijvoorbeeld door Jacques Martins strip Alex, over een Romeins jongetje, te vergelijken met renaissancegrootheden als Veronese en Bellini. Hoe het wel zou moeten, toont Pollmann in een artikel over cartoonist Saul Steinberg. Door naast klassieke kunstenaars de komiek Tommy Cooper als vergelijking met deze tekenaar aan te halen, weet hij een betere toon te vinden dan de eerder genoemde stripfilosofen.

Hokjesgeest

Wat opvalt, is dat Pollmann houdt van het categoriseren van strips. Er zijn artikelen over zwervers, negers en het theater in strips, en het eerder genoemde abecedarium. De eerste twee artikelen lijken opsommingen van de categorieën strips over de verschillende manieren om zwervers of negers in de strip af te beelden. Binnen die categorieën (bijvoorbeeld politiek incorrecte strips over negers) valt ook weer veel onder te verdelen, zoals grappig bedoelde strips en onbedoeld (want lang geleden gemaakte) incorrecte strips. Gelukkig schrijft Pollmann smeuïg, waardoor de artikelen goed leesbaar zijn. Ook geeft hij goede leestips. In de andere artikelen is de opbouw deels afhankelijk van de opsomming van bijvoorbeeld meningen (in slotartikel Grootheidswaan van een kleinkunst), wat soms wel wat uithoudingsvermogen van de lezer vergt.

Doelgroep

De diepgang en specialisatie, en daarmee ook de kwaliteit van de artikelen in deze bundel is afhankelijk van het medium waarvoor het is geschreven. Klanken tonen werd als lezing voor een Amerikaanse stripconventie geschreven en is diepgaand. Heel anders dan bijvoorbeeld Het Swiebertje-effect, dat voor de Haarlemse straatkrant werd geschreven. Dat verschil ligt voor de hand, maar dit maakt het ene artikel een stuk interessanter dan het andere. Voor stripkenners biedt het boek misschien te weinig nieuwigheden. Voor welke doelgroep dit boek is geschreven wordt daarom ook niet helemaal duidelijk. Heel aardig aan het boek is dat Pollmann de lezer in deze publicatie een reeks termen voorlegt die bij de canon van de stripkunst hoort. Hij heeft deze vaak vertaald (onder andere veel semiotische termen) en heeft een aantal zelf bedacht, zoals ‘cartoonisme’. Hoewel Een indruk van echtheid door de opsomdrang van Pollmann soms wat stroperig is, is het wel een leuke inleiding in strips die een aanzet geeft tot een wetenschappelijke aanpak, iets wat in buurland België wel gebeurt. Daar neemt men strips dan ook al veel langer serieus.

Theater / Voorstelling

‘Heeft-ie je gezoend? Jáááhhh!!!!’

recensie: Joop ter Heul (Kik Productions)

Na Een Zomerzotheid, de succesvolle theaterbewerking van het bekendste meisjesboek van Cissy van Marxveldt, heeft regisseur Bruun Kuijt zich wederom aan het werk van deze schrijfster gewaagd. Voor de muzikale komedie Joop ter Heul reeg hij verhalen uit verschillende boeken over deze spontane puber aaneen tot een vrolijke, bijna slapstick-achtige voorstelling.

~

Het publiek bestaat voornamelijk uit vrouwen; moeders en oma’s die blijkbaar veel plezier hebben beleefd aan de boeken van Cissy van Marxveld en die hun dochter of kleindochter in hun enthousiasme willen laten delen. “Joop was een echt rebels meisje”, verklapt mijn buurvrouw, een dame op leeftijd. “Dat sprak me aan, ook al speelde het zich in een net milieu af, want niet iedereen kon in die tijd naar de hbs. Maar uiteindelijk werd Joop verliefd en kwam het toch allemaal goed.”

Paardenstaarten

En da’s een hele opluchting. Dat we niet denken dat Joop een sloerie was. Veel tijd om er over na te denken, krijg ik niet, want spoedig dooft het zaallicht en laat ik me door krakende grammofoonmuziek meevoeren naar de jaren twintig, terwijl ik naar een metershoog boekomslag van De HBS-tijd van Joop ter Heul kijk. Het boek, dat in 1919 verscheen, geeft al aan dat we aanstonds een wereld gaan betreden van meisjes met paardenstaarten, bloesjes, lange rokken en dito sokken, terwijl de heren gekleed gaan in driekwartsbroeken (drollenvangers) en sjaaltjes. Het is net alsof je de film The Great Gatsby binnenstapt.

Bink

~

En dan beginnen de avonturen van de zeventienjarige bakvis Joop, die zich rechtstreeks tot het publiek richt om ons van haar gevoelens op de hoogte te brengen. Gevoelens die meiden van die leeftijd hebben: onzekerheid, baldadigheid, verdriet en vlinders in de buik. Het is dan ook vooral de wereld van een puber uit de gegoede kringen die in deze komedie wordt getoond, want ècht schokkend is het verhaal niet. Een autoritje en een boottochtje, daarmee hebben we de dramatische hoogtepunten uit het leven van onze Joop wel zo’n beetje gehad. Oh ja, en natuurlijk ontmoet ze een sportieve bink, waar ze aanvankelijk niets van moet hebben. Maar daar laten wij ons niet door van de wijs brengen: Leo gaat het worden, dat zie je zo.

De Meisjesclub

Joop ter Heul, die op een aanstekelijke manier wordt gespeeld door Lieke Antonissen, is een echte puber, die nog niet zo goed weet wat ze met die lange armen aan moet. Het is een leuke, spontane meid, die haar hartsgeheimen deelt met nog zes andere giechels van de Jopopinaoloukico-club, een club van tienermeisjes die er een eigen taaltje op nahouden. Ze gebruiken woorden als ‘moppig’, ‘mal’ of ‘dol’, en soms verzinnen ze hun eigen uitdrukkingen: “Ik danste naar huis van louter pizelier.” Er wordt in deze voorstelling sowieso veel gedanst en plezier gemaakt, waardoor je de indruk krijgt dat de jaren twintig een vrij zorgeloze tijd waren. Althans, als je tot het milieu behoorde dat naar de hbs kon.

Bordkarton

~

Joop ter Heul is dus een vrij vrolijke bedoening en dat komt mede door de leuke vondsten van regisseur Bruun Kuijt: in één handomdraai worden de schoolbanken omgebouwd tot auto of zeilboot, met slechts één enkele roeispaan wordt van de divan een roeibootje gemaakt. En met een simpele handgreep (een van de 18 hanglampen komt omlaag) wordt een andere ruimte gesuggereerd. Kuijt mag ook graag strip-achtige grappen uithalen. Als Joop ons vertelt over de nieuwe vrijer van haar zus, wordt hij meteen – onbeweeglijk, als een pop – het toneel opgesleept, in het licht gezet en even zo vrolijk weer afgevoerd. De komedie bevat dan ook veel slapstick. En zoals het een komedie betaamt, valt er veel te lachen: om de tuttige zus van Joop – “Heeft-ie je gezoend? Jáááhhh!!!!” – om het mopperige dienstertje Hillegonda (Eva Poppink) dat ook nog even op klompen mag tapdansen en om Joops uitbundige vriendin Kit (eveneens Eva Poppink) die de lachers op haar hand heeft.

Melancholiek

Niet dat het de hele avond lachen, gieren en brullen is. Als de lieve en begrijpende juffrouw Wijers doodgaat, zingen de meisjes een mooi en melancholiek lied, waarmee het verlies op een ontroerende manier wordt verwerkt. Maar vrolijkheid, daar draait het toch vooral om in deze voorstelling, die veel lekkere volksmuziek en populaire deuntjes uit de jaren twintig bevat. De liedjes worden uitgevoerd door Bas Odijk op piano en Margriet Helder op accordeon en klarinet; de ene keer klinkt het Iers in de oren, de andere keer komt er een stukje Klezmer langs. Het zijn vrolijke liedjes, die goed passen bij de aanstekelijke komedie die Joop ter Heul is.

Joop ter Heul wordt tot en met 31 mei in het land opgevoerd. Klik hier voor de uitgebreide speellijst.

Theater / Voorstelling

Porgy Franssen schittert in ontroerende Cyrano

recensie: Cyrano (Theater EA)

De Neus is oogverblindend. Hij straalt ons tegemoet, hij schittert en glimt in het theaterlicht. Letterlijk, want de neus van Cyrano is bij theater EA een metalen opzetstuk. Niet groter dan een normale neus, maar des te opvallender. En met een grote impact voor zijn eigenaar Cyrano, de fenomenale dichter en woordkunstenaar die lijdt aan zijn neus. Volgens regisseur Tarkan Köroğlu is Cyrano de Bergerac de ultieme macho, een echte man die zijn zwakheden probeert te overschreeuwen. Köroğlu vond in Porgy Franssen een briljante vertolker.

~

Edmond Rostand schreef zijn Cyrano de Bergerac ruim honderd jaar geleden voor meer dan veertig acteurs: soldaten, edelen, bloemenmeisjes, nonnen en een heleboel andere bijfiguren. Köroğlu van Theater EA heeft het stuk (in een vertaling van Laurens Spoor) voor Cyrano flink bewerkt en teruggebracht tot een minimum van drie personages, gespeeld door evenveel acteurs. Een aardige vondst is dat de voorstelling nu begint en eindigt met een rouwende Roxane. De handelingen die daartussen plaatsvinden zijn als het ware haar flashback, een reconstructie van de tragische liefdesgeschiedenis.

Dubbelspel

Alleen het hoognodige wordt verteld. Twee mannen, een mooie en een lelijke, zijn verliefd op het beeldschone meisje Roxane. Ze sluiten een deal: de welbespraakte maar lelijke Cyrano leent zijn stem aan de mooie stotteraar Christian, zodat deze het meisje kan veroveren. Zij valt in eerste instantie op het uiterlijk van Christian maar het is het innerlijk van de poëtische Cyrano dat haar hart pas echt in vuur en vlam zet. Als Christian sterft neemt hij het geheim van het dubbelspel mee zijn graf in. Roxane is ontroostbaar en gaat het klooster in. Cyrano bezoekt haar daar veertien jaar lang trouw. Bij zijn laatste bezoek – hij is zwaargewond – komt zij erachter dat ze al die jaren om de verkeerde heeft gerouwd. Maar het is te laat, Cyrano sterft in haar armen.

Stijlbreuken

~

Köroğlu heeft niet alleen het aantal personages gedecimeerd en de tekst sterk bewerkt, hij heeft het hele stuk gestript van onnodige tierelantijnen. De speelvloer is bijna kaal, op een aantal lange jaloezieën na, die het voortoneel van het achtertoneel scheiden. De jaloezieën kunnen open, dicht, omhoog en naar beneden. Met een wit achterdoek en een paar goedgeplaatste lampen worden in een eenvoudig maar doeltreffend schaduwspel alle nodige locaties weergegeven. De kostumering is al even sober: de mannen zijn in zwart-wit gekleed, Roxane draagt een zwart met witte jurk en een rood rouwkleed.

De jonge regisseur Köroğlu heeft een onalledaags gevoel voor theatraliteit. Hij houdt van minimalisme maar schuwt tegelijk het grote gebaar en de vette knipoog niet. Door middel van stijlbreuken – een slowmotionscène, filmische muziek op een romantisch moment – probeert hij het publiek steeds op het verkeerde been te zetten. Hoewel dit niet altijd even goed werkt, geeft het wel een eigenaardige en interessante dynamiek aan de voorstelling. Het is een mooie aanzet tot een geheel eigen regisseurshandschrift.

Dienstbaar

Porgy Franssen is een heerlijke acteur. Hij stelt zich compleet dienstbaar op aan zijn personage, de vormgeving en zijn medespelers. Zijn Cyrano heeft in eerste instantie lekker veel bravoure maar al snel blijkt dat er een schuchtere, kwetsbare man onder al dat stoere gedrag schuilgaat. Franssen speelt Cyrano met een nederigheid zoals je zelden ziet. Hij is bijna doorschijnend van oprechtheid, kan zijn onzekerheid en wanhoop met zijn flair amper bedekken. Roos Drenth en Bob Wind doen hun uiterste best om hem tegenspel te bieden; Drenth is een lekker stevige Roxane, ziedend van woede als de liefde haar voor de tweede maal ontglipt. Maar Porgy Franssen moet zich bij deze jonge, onervaren spelers soms wat te veel inhouden om ze niet omver te blazen met zijn krachtige spel. Laten we hopen op Cyrano de monoloog.

Cyrano is nog te zien tot november 2006. Klik hier voor een speellijst.

Eerder recenseerden we Cyrano van het Nationale Toneel uit het seizoen 2003/2004.

Boeken

Keep your eye on the doughnut

recensie: Chris Rodley - Lynch on Lynch (revised edition)

David Lynch staat erom bekend dat hij weigert een verklaring van zijn films te geven. In de onlangs verschenen herziene druk van Lynch on Lynch blijft hij trouw aan dit uitgangspunt. Ultieme verklaringen blijven uit en Lynch gaat vooral in op zijn werkwijze, zijn inspiratiebronnen en de vele andere factoren die zijn films beïnvloed hebben. Het resultaat is een fascinerend zelfportret.

Lynch on Lynch bestaat uit elf hoofdstukken die volledig bestaan uit de gesprekken die Chris Rodley met Lynch voerde. De eerste twee hoofdstukken gaan in op Lynch’ jeugd en enkele van zijn vroegere korte films. In alle overige hoofdstukken staat telkens een van zijn speelfilms centraal. Aan deze vernieuwde en herziene editie zijn twee nieuwe hoofdstukken toegevoegd over de twee films die bij het verschijnen van de vorige editie nog niet waren uitgebracht: The Straight Story en Mulholland Drive. Naast zijn films komen ook zijn schilderijen en cartoons aan bod.

Krantenwijk

David Lynch
David Lynch

Het kwam Lynch niet aanwaaien, alhoewel het lot hem af en toe goedgezind was. Zonder enig benul van hoe je een goede speelfilm moet maken, begon hij in 1972 met het filmen van zijn eersteling, Eraserhead. De film kwam onder bizarre omstandigheden tot stand met een uiterst kleine, maar zeer toegewijde crew die veelal ’s nachts werkte. Lynch onderhield zichzelf met een krantenwijk en besteedde verder al zijn tijd aan het filmproces. Deze toewijding aan iets dat in feite alleen nog maar als idee bestaat, is zowel opmerkelijk als bewonderenswaardig.

Lynch’ uitzonderlijke visie kan alleen maar bestaan bij gratie van het geloof dat anderen in hem hebben; concessies tasten de oorspronkelijke visie aan en perverteren hem. Dit gebeurde met Dune, de enige echt mislukte film die hij maakte. Lynch was er zelf ook allerminst tevreden mee:

Dune was like a kind of studio film. I didn’t have final cut. And, little by little, I was subconsciously making compromises.

Na het debacle van Dune besloot hij dan ook om in het vervolg altijd final cut af te dwingen, zodat hij nooit weer gedwongen zou kunnen worden om zijn film aan te passen aan de behoeften van een commissie of publiek. Zulke opgelegde aanpassingen zijn dodelijk voor Lynch’ artistieke methode, omdat ze uitgaan van criteria die voor hem geen enkele rol spelen. Hij gaat impulsief te werk en volgt zijn instinct, dit maakt dat je zijn films alleen kunt waarderen als je bereid bent ze te ervaren zonder ze meteen te kunnen verklaren. Creativiteit en rationaliteit gaan voor Lynch niet samen:

Let’s put it this way: my reasoning mind didn’t ever stop and say, ‘What the hell am I doing?’ That’s why I keep saying that making films is a subconscious thing. Words get in the way. Rational thinking gets in the way. It can really stop you cold. But when it comes out in a pure sort of stream, from some other place, film has a great way of giving shape to the subconscious. It’s just a great language for that.

Intuïtief

Scène uit Mulholland Drive
Scène uit Mulholland Drive

Lynch vertelt dan ook dat veel van zijn films tot stand kwamen vanuit een enkel beeld of enkele frase. De serie Twin Peaks begon bijvoorbeeld met het beeld van een lichaam dat aan de oever van een meer aanspoelt. Vanuit dit beeld ontwikkelde de rest van de serie zich. En Mulholland Drive, een van Lynch’ minst coherente films, evolueerde vanuit de titelwoorden:

It was just those words ‘Mulholland Drive’. When you say some words, pictures form, and in this case what formed was what you see at the beginning of the film – a sign at night, headlights on the sign and a trip up a road. This makes me dream, and these images are like magnets and they pull other ideas to them.

Niet bij elke film ging het op deze manier. Zo ontstond het idee voor Wild at Heart na het lezen van de gelijknamige roman van Barry Gifford, maar ook voor die film was het intuïtieve proces uiteindelijk essentieel.

A Straight Story

Scène uit The Straight Story
Scène uit The Straight Story

In 1999 verraste Lynch vriend en vijand met de aandoenlijke en rustig voortkabbelende film The straight Story, die in alles het tegenovergestelde lijkt van al zijn andere films. De film vertelt het ongelofelijke, maar ware verhaal van Alvin Straight die met zijn grasmaaier vele honderden kilometers aflegde om zijn zieke broer te bezoeken. Normaliter zijn Lynch’ personages ‘lost in darkness and confusion’, zoals de regisseur het zelf graag uitdrukt. Het tegenovergestelde is waar voor Alvin Straight, een stuurs maar goedhartig oudje dat op z’n geheel eigen manier een ruzie bijlegt. Zijn verhaal valt volledig uit de toon in de tot dan toe toch vrij bizarre wereld van Lynch. De regisseur vertelt hier zelf over:

Some people still wait for something very bad to happen in the movie. Also somebody was standing in line for a preview screening and a lady behind them said, ‘Isn’t it odd that there are two directors named David Lynch’.

Het is tekenend voor de conservatieve houding van veel filmcritici dat The Straight Story werd onthaald als de film waarin Lynch eindelijk volwassen was geworden. Eindelijk waren ze in staat zijn films te begrijpen en hem in hun eigen hokjes te duwen. Lynch probeert zich niet teveel aan te trekken van dit soort kritiek:

People say all kind of things when a film is done and put out into the world. All that stuff is the hole and the work is the doughnut. [Somebody once said:] ‘Keep your eye on the doughnut and not on the hole.’ I’m trying to keep my eye on the doughnut.

Liefhebbers van Lynch’ werk waren veelal teleurgesteld in deze doughnut. Hoewel er op zich niets mis is met The Straight Story, mist het de ambigue intensiteit van zijn andere films. Soortgelijke films worden ook wel door andere regisseurs gemaakt, terwijl Lynch’ overige films uniek zijn.

Ultrarelaxte houding

Lynch on Lynch is zowel een heel informatief als een heel persoonlijk boek. Chris Rodley, die ook verantwoordelijk is voor Cronenberg on Cronenberg, weet waar hij het over heeft en stelt de juiste vragen om anekdotes en verhalen uit Lynch’ geheugen op te diepen (hoewel hij er ook wel eens flink naast zit, zoals zijn vraag over Freudiaanse theorieën in Blue Velvet). Met zijn vlotte babbel en ultrarelaxte houding heeft David Lynch iets jongensachtigs. Hij is een enthousiast verteller die geen moment verveelt. Dit alles maakt dit boek tot een fenomenale leeservaring.

Theater / Voorstelling

Prachtige kindermoorden

recensie: Puur

Mijn favoriete liveplaat is Hoarse van het Amerikaanse 16 Horsepower. Op die plaat klinkt de rockende relicountry van de band rond David Eugene Edwards tegelijk melancholisch en energiek. Diezelfde Edwards maakte al verschillende malen muziek voor het Belgische dans- en theatergezelschap Ultima Vez. Ook Puur, de recentste voorstelling van de groep, is gelardeerd met Edwards klanken. Zo meeslepend als op Hoarse is die muziek niet, maar de voorstelling als geheel wekt wel eenzelfde soort sensatie op.

Het was wel even een lichte teleurstelling, te merken dat Edwards voor Puur geen liedjes had gecomponeerd. Het tegendeel is zelfs eerder het geval; hij speelt vooral met geluidsflarden. Dat fragmentarische past echter uitstekend bij de dansvoorstelling die Puur primair is. Doorsneden met stukken film en toneel krijgt de kijker een versnipperde voorstelling voorgeschoteld.

~

Gearriveerde vernieuwer

Puur-choreograaf Wim Vandekeybus surfte eind jaren tachtig op de zogeheten Vlaamse Golf de Nederlandse, Belgische en Franse theaters binnen. Met geestverwanten als Dirk Tanghe (tegenwoordig Paardenkathedraal) en Ivo van Hove (tegenwoordig Toneelgroep Amsterdam) vernieuwde hij het theater en de dans drastisch. In een mengelmoesje van beeldende kunst, dans, film en theater kwamen soms de wonderlijkste projecten tot stand. Die groep Vlaamse vernieuwers is onderhand al jarenlang arrivé, maar het huidige werk kent vaak nog tekenen van experiment en cross-over. Werkelijk risicovol en vernieuwend zijn hun experimenten doorgaans niet meer, maar het resultaat mag zonder twijfel gezien worden. Zie ook bijvoorbeeld Jan Lauwers’ Needcompany, dat vorig jaar met Isabella’s Room schitterde op het Theaterfestival.

Associatief

Het opvallende van Puur is onderhand ook al niet echt spectaculair meer; het mengen van film, theater en dans is vaker in festivaltenten en op de planken te zien. Wim Vandekeybus is echter een meester in zijn vak, dat blijkt uit alles. Hoewel soms wat langdradig, verveelde de ruim twee uur constant voortassociërende voorstelling me nooit – een prestatie van formaat, gezien mijn aan door-reclame-onderbroken-televisie gewende spanningsboog.

~


In die twee uur multimediale associatieve trip is kindermoord een belangrijk thema. Het begint allemaal in een sektarische omgeving, met mannen die de buitenwereld buiten willen houden, en de binnenwereld willen reguleren. Nu is er echter een vrouw in de groep zwanger. Binnen in haar groeit iets dat de mannen niet kunnen beheersen of reguleren en dat beangstigt ze. In prachtige en aangrijpende beelden, waarin de dansers de longen uit kun ranke lichamen dansen, wordt zijdelings verwezen naar Bijbelse vertellingen en de mythe van Oedipus.

De dansers bewegen soms mooi rustig, om even later door de ronde piste achter elkaar aan te rennen. Er wordt met stokken overgegooid (een spectaculair hoogtepunt) en met stenen geschoven. De filmfragmenten zorgen voor de nodige afwisseling – en hoewel ze het verhaal maar weinig verduidelijken, brengen ze wel een beetje lijn in het geheel. Puur spettert, zoveel is duidelijk. Laat je niet misleiden door de aankondiging van David Eugene Edwards, maar zelfs als je dat wel doet, val je er nog geen buil aan.

Puur is nog te zien t/m 17 april. Zie voor de speellijst de site van Ultima Vez.

Theater / Voorstelling

Willems excelleert in rol van Brel

recensie: Brel 2

Zweet dat van zijn gezicht afgutst, een grote mond waaruit zijn krachtige woorden voortkomen en vooral zijn lange armen waarmee hij zijn boodschap extra cachet geeft. Het zijn beelden die bovenkomen als je denkt aan de Belgische chansonnier Jacques Brel. Acteur Jeroen Willems maakte met Toneelgroep Oostpool het bijzondere theaterconcert Brel 2. Voor de tweede keer brengt Willems het oeuvre van het fenomeen op toneel en met opzienbarend resultaat. Uiterlijke overeenkomsten zijn er nauwelijks tussen Brel en Willems, maar in de hartstocht en energie waarmee de acteur de liederen zingt vind je veel terug van de chansonnier.

~

Je moet het maar aandurven om het werk van Brel te vertolken. Velen zijn je voorgegaan en iedere keer zal je toch weer vergeleken worden met de grote meester zelf. Maar gesterkt door het succes dat hij had met Brel, de zoete oorlog – waarvoor de acteur de Louis d’Or kreeg – durft Willems zich opnieuw onder te dompelen in het oeuvre van de Belgische zanger. Net als in Brel, de zoete oorlog is ervoor gekozen de voorstelling in twee gedeeltes onder te verdelen: een monoloog gebaseerd op interviews met Brel, en een concert. Een goede keuze, omdat het concert door de overwegingen in de monoloog een extra lading meekrijgt.

Zelfreflectie

“Jullie zien mij niet zoals ik mezelf zie. Maar jullie beeld is ook goed.” Het zijn de woorden van een oude enigszins verwarde man die terugkijkt op zijn leven. In je fantasie zou je een oude Brel in de persoon kunnen herkennen, hoewel hij niet ouder werd dan 49 jaar. Maar de thema’s uit de monoloog – leef je dromen, zoek de avonturen, rook en drink, want wat is er eigenlijk niet slecht voor de gezondheid – zijn goed te refereren aan de levenskunstenaar. Doordat sommige bewegingen van de oude man vastgelegd worden op een videoscherm op de achtergrond, wordt de zelfreflectie en het terugkijken op het leven nog verder versterkt.

~

Willems weet de rol van de oude man – die een hobbelpaard met zich meedraagt als symbool voor het op en neer gaan in het leven – op excellerende en geloofwaardige wijze neer te zetten. Temeer als je bedenkt dat de tekst voor de monoloog kort voor de première werd gewijzigd, omdat een tekst van schrijver Gerrit Komrij onbruikbaar bleek. De nieuwe tekst leent zich echter perfect voor dit theaterconcert van Toneelgroep Oostpool, hoewel de overschakeling van de monoloog naar het concert helaas erg rommelig verloopt en de continuïteit daardoor aan kracht verliest.

Het concert

Met de overwegingen uit de monoloog in je achterhoofd luister je op een andere manier naar de liederen van Brel. Omdat ze in het Nederlands vertolkt worden dringt werkelijk ieder woord tot je door, ook al is het eerst nog wel even wennen aan de manier waarop Willems de teksten zingt. Hij heeft er duidelijk voor gekozen geen imitatie van Brel te maken, maar zijn eigen gevoel in de teksten te leggen. En dat doet hij op weergaloze wijze; vooral als hij mag uithalen zoals hij dat onder meer doet in Schiphol (Orly van Brel). Peer Wittenbols heeft de tekst van dit lied prachtig bewerkt en naar deze tijd gebracht zonder dat het aan kracht verliest: “Het leven lacht je vriendelijk uit/Maar Goeie God/’t is triest; Schiphol zondag/Al staat Borsato uit.”

~

Naast de bekende nummers Amsterdam en Ne me quitte pas – waarbij het publiek helemaal stil valt – is er vooral veel ruimte voor minder bekende nummers die door Willems met grootse overgave worden gezongen. Toch zie je een enkele keer op de gezichten van de acteur en zijn muzikanten twijfel over hun eigen muzikale verrichtingen. Het toont iets van respect voor het werk van de meester, dat ze de waardige perfectie en hartstocht willen meegeven die het verdient. Ze zijn méér dan op de goede weg!

Brel 2 is in ieder geval nog tot en met 29 april 2006 in Nederland te zien. Een uitgebreide speellijst vind je op de site van Toneelgroep Oostpool.

Muziek / Album

Een waardig afscheid

recensie: Nasum – Grind Finale

Wanneer Shane Embury, bassist van grindcore-ikoon Napalm Death jouw band als motivatie noemt voor het schrijven van zijn laatste drie albums dan doe je het goed. En inderdaad, Nasum was absoluut één van de weinig bands binnen het genre die met regelmaat een album uitbracht dat nooit onderdeed voor het vorige exemplaar. Sterker nog, het was eerder regel dan uitzondering dat de band zichzelf weer overtrof. Iets waarvoor zanger/gitarist Mieszko Talarczyk en drummer Ander Jakobson eigenlijk alle krediet verdienen. Ik schrijf in de verleden tijd, omdat het noodlot wil dat Talarczyk één van de vele slachtoffers bleek te zijn van de tsunami die eind 2004 Zuidoost-Azië trof.

~

Met zijn heengaan kwam ook het einde voor Nasum, wat een gemis zal zijn voor de extreme metal-scene. Nu, iets meer dan een jaar later, verschijnt Grind Finale, een prachtig vormgegeven dubbelalbum met materiaal dat nooit eerder verscheen op één van de studioalbums die de band produceerde.

Herdenking

Zoals drummer Anders Jakobson in het voorwoord van het prachtige boekwerkje dat deel uit maakt van deze release vermeldt, was het eigenlijk al heel lang de bedoeling deze dubbelaar uit te brengen. Door onder meer het continue schrijfproces voor nieuwe albums was het er echter nooit van gekomen. Nu de band niet meer bestaat is dit werk een waardige herdenking van een bedreven muzikant. Van nooit eerder uitgebrachte nummers tot materiaal van split-cd’s en van bonustracks tot nummers die geschreven waren voor een album maar er uiteindelijk niet op verschenen, vrijwel alles vindt je op deze schijven terug.

Geen angst voor falen

Nu is het zeker niet zo dat al het materiaal fantastisch klinkt – de Domedagen-demo klinkt bijvoorbeeld ronduit belabberd – maar deze verzamelaar geeft een prachtig overzicht van de evolutie van Nasum zonder in herhaling te vervallen. Elke aparte opnamesessie heeft in het boekje ook een begeleidend verhaal, waarin de geschiedenis achter de opname kort wordt weergegeven. Dus ook voor alle diehard fans die hun hand hebben weten te leggen op de verschillende duistere split-cd’s en buitenlandse releases, valt er naast de verschillende, nooit uitgebrachte nummers ook nog interessante informatie op te pikken. En persoonlijk vind ik het de band ook sieren dat er niet gekozen is voor volledig strakgetrokken mixen, maar juist voor het geluid zoals het was. Daar komt bij dat er voor het overgrote deel echt fantastisch werk op deze dubbelaar staat. Uitschieter voor mij is de Regressive Hostility sessie aan het begin van cd nummer twee. Hierin hoor je Nasum flirten met de death- en trashmetal, begeleid door een heerlijk geluid.

Naast een fantastische dubbel-cd van één van de meest indrukwekkende bands binnen het genre haal je met dit werkje ook een mooi naslagwerk in huis. Een must voor iedere metalhead die wel wat kan hebben.

Muziek / Album

Soulvoller, maar overtuigend

recensie: Zita Swoon - A band in a box

.

~

De stampende opwinding van de beginperiode is nu definitief naar de achtergrond verdwenen. A Song about a Girls viel al op als rustige, sobere plaat; met A Band in a Box geeft de band aan van zins te zijn op die ingeslagen weg voort te gaan. Een opvallende en – het mag gezegd: erg prettige – toevoeging in het geheel is de bijdrage van Radio Candip; de verzamelnaam voor de achtergrondzangeressen Kapigna, Eva en Leonie Gijsels. Zij voorzien de nummers van Zita Swoon van gloedvolle soulklanken.

Beter?

Voor sommige liefhebbers van het oude werk is het misschien even slikken om nummers van I Paint Pictures on a Wedding Dress doordrenkt met het Radio Candip-sausje te horen, en ook ik ben niet meteen helemaal overtuigd. Zo blijf ik bij de klassieker My Bond with You and Your Planet: Disco! verlangen naar het stampende enthousiasme van weleer. Geen Radio Candip dat daar tegen op kan.

Maar gelukkig word ik van de meeste nummers wél enthousiast. Zo verwarmt de rustige afsluiter Moving through Life as Prey van Life = a Sexy Sanctuary me tot diep van binnen. Maar écht vrolijk word ik van Song for a Dead Singer. Deze op I Paint Pictures on a Wedding Dress betrekkelijk onopvallende song verwordt dankzij de bijdrage van Radio Candip tot een spectaculair soulnummer; beter dan het origineel.

Vrolijk

Het zal duidelijk zijn; mijn eerste verdriet om de verloren beat maakte al snel plaats voor opwinding over de pracht van A Band in a Box. Niet alles is even welgetroffen, maar het inschakelen van Radio Candip blijkt een gouden greep. En de vooruitzichten zijn positief, wat dat betreft. Of de drie meisjes bij Zita Swoon betrokken blijven weet ik niet, maar in zijn interview met ons gaf zanger Stef Kamil Carlens aan dat de soul en de funk verder worden uitgebouwd: “Qua kleur zal de volgende cd daarbij [A Song about a Girls – 8WEEKLY] aansluiten, maar hij zal toch wel iets meer funky en swingend klinken. Dat vrolijke komt dus wel terug, zij het op een andere manier.” Ik zou zeggen: kom maar op! Maar tot het zover is, kunnen we live genieten van A Band in a Box: 7 februari in Brussel, en daarna overal in België en Nederland.

Boeken / Fictie

Bloemen, bijen en de dood

recensie: Emily Dickinson - Gedichten 1

Van alle vreemde schrijvers uit de geschiedenis van de literatuur, staat de Amerikaanse dichteres Emily Dickinson (1830-1886) met stip in de top tien der wereldvreemden. Tijdens haar leven publiceerde ze behalve wat anoniem werk helemaal niets, een groot deel van haar aardse bestaan bleef ze in het wit gekleed binnenshuis en we weten nog steeds niet of ze daadwerkelijk de daad heeft gepleegd, dan wel kwijnend maagd is gebleven. Nieuwe vertalingen laten zien dat haar poëzie nog steeds relevant is.

In zijn Commentaar betoogt vertaler Peter Verstegen onder meer dat de opvallende stijlvormen waarin Dickinson haar verzen goot, terug te voeren zijn tot de “maat van de oude volkspoëzie” en de psalmen en gezangen die ze in de kerk hoorde. Dat zal allemaal wel, maar het verklaart niet waarom al die andere kerkgangers en New Englanders braaf boer of bankier werden, terwijl rond Dickinson inmiddels een hele industrie is ontstaan.

Emily Dickinson
Emily Dickinson

Dickinson lezen doe je dan ook niet zomaar. Daar heb je de Emily Dickinson Encyclopedia bij nodig, en al die andere handboeken die zijn verschenen sinds ze in 1925 eindelijk door de wereld werd ontdekt. In ons eigen land was het Simon Vestdijk die Dickinson introduceerde. In Forum publiceerde hij reeds in 1933 een reeks opmerkelijk heldere en bovendien zeer waarderende artikelen over haar werk.

Vestdijk zet Dickinson tegenover een tijdgenoot als Whitman en doet dat niet alleen op chronologische gronden. Vestdijk heeft weinig op met Whitman en zijn ‘breidelloozen auctiestijl’, zijn profetisch over prairiën en steden loeiende stem. “Het is wel zonder meer duidelijk, dat dit groote en ontzaglijke kunst moet zijn, omdat het toch op zijn minst groot en ontzaglijk klinkt”, voegt hij daar venijnig aan toe. Whitman zou niet meer dan plat effectbejag voor de massa zijn. Dickinson daarentegen is oorspronkelijk en uniek:

In Emily Dickinson’s kunst bezitten we geen volmaakt (of beter: volledig) uitgekristalliseerde kunstwerken, maar het is alsof we een kunstenaar bij het levende uitkristalliseeringsproces zelf bespieden; we betreden niet een museum, maar een atelier; we kijken niet door een verrekijker-op-een-uitzichttoren naar magnifique, rustig golvende landschappen, maar door een microscoop, waaronder cellen bezig zijn zich te deelen, stoffen bezig zijn zich mikrochemisch te verbinden en van kleur om te slaan.

Hoewel Vestdijk zelf wat van haar ‘gedichtjes’ vertaalde, bleef een omvangrijkere vertaling decennialang uit. Met het verschijnen van dit eerste deel, uitgegeven door Van Oorschot, komt daar verandering in. Enigszins dan, want ook Verstegen maakte een selectie uit de eerstgepubliceerde helft van de circa anderhalfduizend gedichten uit de nalatenschap.

Verdorie

Het lezen van poëzievertalingen – en dan vooral als de oorspronkelijke tekst er naast staat – is vaak een hachelijk avontuur. Een vertaling kan nooit helemaal recht doen aan het origineel. Klank, metrum en inhoud bijten elkaar, de vertaler moet telkens weer kiezen voor een compromis en dat doet Verstegen dan ook. De vraag is alleen hoe ver je daarin kunt gaan. Alleen de inhoud vertalen doet onrecht aan de poëtische werking van klank en maat, wil je per se het rijm bewaren dan gaat dat juist weer ten koste van de inhoud, en aangezien het Engels een andere taal is dan het Nederlands loop je als de rest klopt, vanzelf weer tegen problemen aan met het ritme. Zoals meteen al in het begin: waar Dickinson in het openingsvers schrijft:

The Bobolink was there –

daar maakt Verstegen verdorie van:

De Troepiaal zong daar –

Hier komen de aantekeningen die hij achterin meenam goed van pas. Kleine essays zijn het, die niet alleen een verhelderend licht werpen op de vertaalde gedichten, maar ook een blik gunnen in het brein van de vertaler, en wel op zo’n manier dat je, bij het zien van de aanpassingen, niet direct overmand wordt door woede, maar je zowaar begrip krijgt voor de keuzes die hij noodzakelijkerwijze maakt. Niet voor allemaal trouwens, maar dat is dan meestal een verschil van inzicht, en heeft niets te maken met een eventuele misser waarop je hem zou kunnen betrappen. In het voorbeeld maakte Verstegen ‘zong’ van Dickinsons ‘was’, opdat wij begrijpen dat de voor ons exotische troepiaal een vogel is, en daar is iets voor te zeggen. Sommige keuzes die hij maakt zijn discutabeler, dat hoort nu eenmaal bij vertalen. Zelf zou ik bijvoorbeeld voor bliss een ander woord hebben gekozen dan ‘roes’, waar een iets te sterke alcoholwalm uit opstijgt, maar dat kan persoonlijk zijn.

Vele meters

Ondanks de vele meters Dickinsoniana in onze bibliotheken blijven er veel vragen openstaan. Over het leven van de dichteres zelf bijvoorbeeld, ook al zijn er simpele zielen die denken dat Dickinson met haar gedichten een dagboek bijhield en je daaruit alles zou kunnen opmaken over haar dagelijkse leven, wat haar schromelijk tekortdoet.

Die gedichten zijn zeer divers, maar roteren toch allemaal rond een centraal thema. Dickinson verloor het puriteinse geloof van haar voorvaderen, en liep sindsdien spiritueel verweesd rond. Dat leidde enerzijds tot extatische momenten, maar aan de andere kant maakte ze ook peilloze, existentiële diepten mee. Zij beleefde in extremis de fundamentele onzekerheden van ieder mensenbestaan – in haar poëzie dan, want hoe dat in haar hoofd omging weten we niet, ondanks allerlei wilde geruchten over geestesziekte en ander ongemak.

De gedichten lijken met hun geringe omvang en korte regels makkelijk, maar zijn door hun ingedikte inhoud lastig doordringbaar. Verstegen gooit in zijn aantekeningen regelmatig de handdoek in de ring. Zelfs als je precies weet wat er staat, ontglippen de verzen vaak toch nog aan een eenduidige uitleg en blijft er alleen een vermoeden over. In zijn algemeenheid zou je kunnen zeggen, met een onnoemelijk aantal slagen om de arm, dat Dickinson in plaats van het orthodoxe raamwerk uit haar jeugd een eigen, seculier of zelfs mystiek houvast creëert.

De pietepeuterige zorgvuldigheid waarmee ze dat doet, met iedere lettergreep op zijn precieze plek en al die liggende streepjes, maken het werk ondanks de schijnbare eenvoud een ramp voor iedere vertaler. Uit dit weefsel kun je niet ongestraft een draadje wegtrekken, iedere tittel of jota is een onmisbare hoeksteen. Kom je tot dat besef, dan begrijp je pas goed hoe enorm de prestatie van Verstegen is.

Het vergelijken van de vertalingen met de originelen, meelezend in het hoofd van de vertaler, maakt ook nog eens goed duidelijk hoe ontzettend knap de gedichten in elkaar zitten. Meer nog dan het laten kennismaken met een buitenlandstalige dichter – wat toch de eerste functie van poëzievertalingen is – geeft Verstegen dieper inzicht in vooral de vormtechnische aspecten van het werk zelf, zonder dat het iets afdoet aan de vreemde verwondering die toch telkens toch weer wordt opgeroepen.

Muziek / Voorstelling

Il Theatro Musicale overtuigt,
Ma Tante Aurore niet

recensie: Barokopera Amsterdam en Il Theatro Musicale
spelen François-Adrien Boieldieus

.

Ter gelegenheid van de tweehonderdste verjaardag bracht Barokopera Amsterdam vorig jaar het stuk met veel succes weer op de planken tijdens het zomerfestival van Dinard. De Nederlandse première vond plaats in het kader van het Nederlands Kameropera Festival.

Een voorloper van de operette

~

De Franse componist Boieldieu had in zijn geboortestad Rouen al snel succes met zijn opera’s La fille coupable (1793) en Rosalie et Mirza (1795). Met deze lokale successen was hij echter niet tevreden en hij trok in 1795 naar Parijs. Op toonaangevende componisten als Cherubini en Méhul maakten zijn partituren echter weinig indruk. In Parijs draaide alles om de grande opéra, een genre dat mijlenver van Boieldieus komische opera stond, waarin de dialogen tussen de verschillende aria’s niet gezongen maar gesproken worden. Daarmee is zijn opéra-comique een voortzetting van het Duitse Singspiel en een voorloper van even later operette zou gaan heten.

Pas met Les deux lettres en La famille Suisse boekte Boieldieu enige successen in de Franse hoofdstad, maar zijn echte doorbraak kwam met Le calife de Bagdad, waarvan de ouverture nog regelmatig gespeeld wordt. Lang kon de componist niet van zijn succes genieten; het schandaal rond zijn huwelijk met een beroemde balletdanseres van de Parijse Opéra noopte hem naar Rusland te vluchten. Aan het keizerlijk hof werd hij echter met open armen ontvangen en tussen 1804 en 1810 was hij kapelmeester in Sint Petersburg. In Rusland bleef hij opera’s schrijven, maar zijn meesterwerk, Dame blanche, componeerde hij, terug in Frankrijk, in 1825, inmiddels deel van de gevestigde orde. Zo doceerde hij compositieleer aan de prestigieuze Académie des Beaux-Arts.

Liefdesromannetjes

Centraal in Ma Tante Aurore staan de jonge geliefden Julie en Valsain. Maar Julies peettante Aurore, een oude vrijster, ziet in het jonge stel niet de passie waar zij zo van smult in haar liefdesromannetjes, waardoor zij haar nichtje verbiedt te trouwen. Noodgedwongen ensceneren de jongelui een wereld vol buitengewone en hilarische avonturen: een ontvoering, een dubbelleven, een poging tot zelfmoord, een geheime trouwerij… niks is gek genoeg om Aurore te overtuigen.

Een briljante komedie?

Regisseur Vincent Tavernier en vertaler Toon van Wolferen, die in 2002 Offenbach’s komische opera’s voor Barokopera Amsterdam vertaalde en daarbij de boventiteling zo wist te doseren dat de toeschouwer niet van het spel werd afgeleid, kozen voor Ma Tante Aurore omdat zij menen dat het een briljante komedie is, zowel op muzikaal als op theatraal niveau. “Als wij deze komische opera opnieuw voor het hedendaagse publiek willen uitbrengen, dan is dat allereerst vanwege de kwaliteit van het libretto, dat een tijdloze humor kent. Tegelijkertijd zien we een ironische omkering van de traditionele motieven van de klassieke komedie: het zijn de jongelui, die staan voor de pragmatische instelling, terwijl de romantiek wordt vertegenwoordigd door de oudere dame.”

~

De opera draait volgens Tavernier en Van Wolferen om de vraag wie of wat er nu eigenlijk meer voor de gek wordt gehouden, Aurore of de jonge geliefden die om hun tante te plezieren zich verliezen in een spel vol passie. “Wij hebben ervoor gekozen om deze karakterontwikkeling – en, in zekere zin, de triomf van tante Aurore – tot uitdrukking te brengen op een wijze, die de mengeling van humor en gratie die dit werk typeert, ten volle uitbuit.”

Platte figuren

Allemaal goed en wel, maar werkt het ook? Ja en nee. Nee, omdat vooral het verhaal wat al te dunnetjes en voorspelbaar is. Natuurlijk komt in het derde bedrijf alles goed en geeft tante haar zegen aan het stel. Opmerkelijk genoeg is het juist dit bedrijf dat in het begin van de negentiende eeuw als te choquerend beschouwd werd. Anno 2006 is dit onvoorstelbaar – hoewel: cartoons zetten de halve wereld in vlam en zelfs in het liberale Nederland werd de uitvoering van de opera Aïsja nog geen decennium geleden onmogelijk gemaakt, maar dat is een geheel ander verhaal – hoe hard de zangers ook hun best doen om de platte figuren tot leven te brengen. Van enige karakterontwikkeling is dan ook geen sprake.

Uitgeklede partituur

Toch werkt de voorstelling dankzij het voortreffelijk musicerende Il Theatro Musicale. Dirigente en dwarsfluitiste Frédérique Chauvet bracht de oorspronkelijke orkestpartituur terug tot slechts zes instrumenten, waardoor elke melodielijn duidelijk hoorbaar is. De muziek van Boieldieu markeert de overgang tussen het klassieke ideaal van Mozart en de romantiek – en beide komen in deze ‘uitgeklede’ versie tot leven. Niets wordt bedolven onder een deken van violen, terwijl Chauvet aantoont dat je met zes instrumenten uitstekend fraaie climaxen kunt opbouwen. Of het genoeg is om de komische opera’s van Boieldieu aan de vergetelheid te onttrekken, waag ik echter te betwijfelen. Daarvoor missen zij de kracht die bijvoorbeeld de werken van Offenbach wel bezitten.