Muziek / DVD

Joyce DiDonato maakt de waanzin tastbaar

recensie: George Frideric Händel – Hercules

Ook al ben je de sterkste man van de wereld, aan de jaloezie van een vrouw ga je ten onder. Dat is in het kort het verhaal van Händels Hercules, een werk dat zich in het niemandsland tussen opera en oratorium bevindt. Bij de eerste uitvoeringen in 1745 begreep het publiek dan ook niet wat de componist voor ogen stond en het stuk verdween al snel in de vergetelheid.

Door de vele koorpassages heeft Hercules het meest weg van een oratorium, maar de tekst, gebaseerd op Sofocles en Ovidius, doet eerder denken aan de Italiaanse opera’s van Händel. Een ‘muzikaal drama’ noemde de componist het zelf, en daar valt nog het meeste voor te zeggen, want extreme jaloezie en waanzin, daar draait het om.

Moord en doodslag

~

De handeling is geconcentreerd op de laatste dag van het leven van Hercules. Zijn vrouw Dejanira wordt verteerd door jaloezie wanneer Hercules aan het hof terugkeert met als oorlogsbuit de jonge en beeldschone prinses Iole. Dejanira is ervan overtuigd dat Iole en Hercules minnaars zijn, al kan zij daarvoor geen bewijzen vinden. Ook Iole kan haar niet overtuigen. In de hoop Hercules aan zich te binden, geeft Dejanira haar man een mantel. Deze blijkt echter vergiftigd met het bloed van de door Hercules vermoorde Nessus. De onoverwinnelijke Hercules sterft, de jaloezie van zijn vrouw vervloekend. Wanneer zij beseft dat Hercules door haar toedoen is gestorven, wordt zij waanzinnig. Iole en Hercules’ zoon trouwen op bevel van Jupiter en nemen plaats op de troon. De gebruikelijke ingrediënten voor een opera dus …

Het is dan ook niet het verhaal dat deze coproductie van de Wiener Festwochen en het Festival van Aix-en-Provence zo bijzonder maakt. Op het eerste gezicht is ook de regie van Luc Bondy niet wereldschokkend. Hij plaatst de handeling in een soort Grieks amfitheater, zij het met enkele anachronistische elementen: zo komt Hercules terug van het front gekleed als de eerste de beste GI Joe. Maar juist doordat hij het decor verder zo kaal laat, komt de nadruk volledig op zijn personenregie te liggen. En daarin excelleert Bondy, vooral ook omdat hij geholpen wordt door zangers die niet alleen voortreffelijk kunnen zingen, maar ook goed kunnen acteren.

‘Let me be mad’

~

De jonge Zwitserse sopraan Ingela Bohlin is een even verleidelijke als afstandelijke Iole, terwijl de Engelse bariton William Shimell een echte macho-Hercules weet neer te zetten. Beiden worden echter volkomen overvleugeld door de Amerikaanse mezzosopraan Joyce DiDonato in de rol van Dejanira. Nadat zij aan het eind van het derde bedrijf Let me be mad zingt en alle furiën aanroept, volgt de meest huiveringwekkende waanzinaria die ik ooit gezien heb. Marc Minkowski maakte in 2000 een schitterende opname van Hercules (Archiv Produktion) met wereldster Anne Sofie von Otter als Dejanira, maar wat de Amerikaanse hier laat horen en vooral zien doet Von Otter verbleken. Waar Von Otter koel en afstandelijk blijft, is DiDonato niet bang om ook de ruwe kantjes van haar stem door te laten klinken en de waanzin bijkans tastbaar te maken.

Het goede nieuws is dat deze productie in april 2007 ook in het Amsterdamse Muziektheater te bewonderen zal zijn, maar helaas zonder DiDonato. Aan het aanstormende talent Sarah Connolly de lastige taak DiDonato te evenaren. Gelukkig heeft zij nog meer dan een jaar de tijd om deze dvd te bestuderen.

Kunst / Expo binnenland

Indrukken van Albanië

recensie: Adrian Paci - Adrian Paci

Een tijdje geleden was er een indringende reclame van de organisatie War Child op televisie te zien. De leus was ‘je kunt een kind wel uit de oorlog halen, maar hoe haal je de oorlog uit een kind?’. Beklemmende zwart-wit beelden van sombere volwassenen werden ondersteund door teksten die duidden op de traumatische ervaringen in hun jeugd. Als kijker werd je geconfronteerd met een acuut besef van de onmogelijkheid van deze personen terug te keren naar een ‘gewoon’ bestaan. De boodschap is duidelijk, deze mensen zijn onklaar gemaakt.

Maar wat gebeurt er als het beleefde trauma niet zo herkenbaar is voor een buitenstaander, maar zich wel kundig in je geestelijk weefsel heeft genesteld? Is het eigenlijk niet veel enger als de grenzen vervagen tussen wat normaal heet en wat crisis wordt genoemd? Adrian Paci, afkomstig uit het arme en onderontwikkelde Albanië legt in zijn werk de vinger op de zere plek. Slechts de subtiele haperingen in het dagelijks leven, veroorzaakt door het woelige decor van een land in oorlog, krijgen een plek in zijn verhalende video’s.

Lichtpuntjes in het donker

Adrian Paci, Turn on, 2004, video-installatie, video still, courtesy Peter Kilchmann Gallery, Zürich.
Adrian Paci, Turn on, 2004, video-installatie, video still, courtesy Peter Kilchmann Gallery, Zürich.

Direct bij de entree wordt je aandacht getrokken door een hard dreunend geluid; achter een gordijn bevindt zich de installatie Turn On (2004). Een korte film, geprojecteerd op een enorm scherm, toont een aantal Albanese mannen in de leeftijd van dertig tot zeventig die zich hebben verzameld op de trappen van een openbaar gebouw. Eerst wordt er nog in stilte afzonderlijk op hun gezichten ingezoomd. De groeven in hun gelaat lijken nog dieper door de schaal waarop de film vertoond wordt. Als het geleidelijk gaat schemeren, zwelt het geluid van generatoren aan, en de gezichten van de mannen worden verlicht door de apparaten die zij in werking hebben gezet. Het flikkerende licht maakt het geheel tot iets schilderachtigs, Caravaggiaans bijna, en de gerimpelde gezichten worden nog sterker geaccentueerd. De generatoren lijken symbool te staan voor het Albanese volk, dat gewend aan beproevingen, geleerd heeft van de nood een deugd te maken, en uit tegenspoed iets moois weet te creëren.

Adrian Paci, Albanian Stories, 1997, video still, courtesy Peter Kilchmann Gallery, Zürich.
Adrian Paci, Albanian Stories, 1997, video still, courtesy Peter Kilchmann Gallery, Zürich.

Het gevoeligste van de vier tentoongestelde werken is zonder twijfel Albanian Stories(1997), een reeks verhaaltjes uit de mond van Paci’s dochter. Het lijken onschuldige sprookjes over een koe, een varken en een haan. De onschuld wordt echter al snel vertroebeld als er in de verhaallijn opeens figuren als ‘de internationale machten’ opduiken om de dieren te redden van ‘de duistere machten’. De luchtige manier waarop de kleine Jolanda vertelt over bomaanslagen en het vertrek van het gezin naar Italië, is aangrijpend door de misplaatste vanzelfsprekendheid waarmee de gebeurtenissen besproken worden. Toch schuilt er hoop in de vertellingen; ze laten zien hoe een kind zich deze dramatische ervaringen eigen weet te maken en te verwerken. Misschien vervagen ze daarmee wel tot een herinnering, zoals een slechte droom.

Sporen van verdriet

Een ogenschijnlijke eenvoud maakt Paci’s werk zo indrukwekkend. Hij kiest voor een persoonlijke benadering: hij richt een simpele handcamera op zijn onderwerpen en laat hen praten, als in een intiem gesprek. Zonder veel poespas of drama worden dagelijkse ervaringen verteld, er wordt niet te veel getreurd, al schemert het verdriet wel door. Hierdoor ontstaat niet een gevoel van medelijden bij de toeschouwer, maar eerder een gevoel van ontzag voor de kracht van deze mensen om moeilijke situaties te overwinnen.

De sporen die zijn nagelaten in hun ziel worden soms expliciet zichtbaar, zoals in Turn On, waar het zware bestaan zichtbaar wordt in de gelaatstrekken van de mannen, maar ook in het meer documentaire Klodi (2005). Klodi vertelt over de toestanden van zijn eigen emigrantenbestaan, steeds op zoek naar een thuis – een thuis dat door de heersende bureaucratie nergens te vinden is. Zijn kinderen draagt hij bij zich als tatoeages, al voelt hij eigenlijk niets voor deze manier van lichaamsdecoratie. Maar het is dat of zijn kinderen meeslepen van uitzetcentrum naar uitzetcentrum. Net als alle andere personen uit Paci’s werk is Klodi voor het leven getekend. De solotentoonstelling van Paci laat bovenal zien hoe het dagelijks leven gewoon doorgaat na het trauma, al is het op een ietwat verwrongen wijze.

Boeken / Fictie

Bescheidenheid siert de dichter

recensie: Seamus Heaney - Elektrisch licht

De Ierse dichter Seamus Heaney (1939) won in 1995 de Nobelprijs voor de literatuur. Hoewel hij gedurende zijn leven veel gereisd heeft en op verschillende buitenlandse universiteiten een professoraat bekleedde, speelt Ierland nog steeds een belangrijke rol in zijn poëzie. Dit betekent echter niet dat zijn gedichten alleen diegenen die bekend zijn met dit land zullen aanspreken. In Elektrisch Licht laat de ‘aardse’ dichter Heaney (opnieuw) zien hoe bescheidenheid tot originele en tegelijkertijd universele poëzie kan leiden.

In Elektrisch licht is naast de vertaling van de bundel Electric Light ook The First Kingdom, een selectie van gedichten uit Heaneys eerdere bundels, in de oorspronkelijke vertaling opgenomen. The First Kingdom kwam al in 1996 uit en werd in datzelfde jaar vertaald door Peter Nijmeijer. Electric Light verscheen in 2001 en werd voor deze nieuwe Nederlandse uitgave vertaald door Hanz Mirck.

Heaney werd in 1939 in het graafschap Derry in Noord-Ierland geboren. Het katholieke boerengezin waar hij in opgroeide telde negen kinderen. In 1966 kwam zijn eerste bundel uit, getiteld Death of a Naturalist, waarin Heaney reflecteert op zijn kindertijd en afkomst, zonder deze te verloochenen. Sterker nog: hij probeert zich hier met man en macht mee te vereenzelvigen. Het gedicht waarin dit het beste tot uiting is Graven, een van Heaney’s bekendste gedichten, dat terecht is opgenomen in The First Kingdom.

(…) Onder mijn raam klinkt het helder schrapen
Van een spa die doordringt in een grond vol grind:
Mijn vader, gravend. Ik kijk omlaag.

(…) De koude geur van teelaarde, het smakken en zuigen
Van zompig veen, het bruuske snijden van een scheprand

Door levende wortels, ontwaken in mijn hoofd.
Maar ik heb geen spa om mannen zoals zij te volgen.

Tussen mijn vinger en mijn duim
Rust de logge pen
Daarmee zal ik graven

In het bijna sentimentele Graven lijkt Heaney zijn vader op twee manieren gerust te willen stellen. Enerzijds verzekert hij hem dat zijn keuze voor de literatuur geen afscheid is van het gezin waar hij vandaan komt. Dit doet hij door het letterlijke graven in de grond gelijk te stellen aan het figuurlijke graven via het schrijven. Anderzijds is het gedicht een belofte om zijn vaders werk op zijn eigen manier voort te zetten, zodat zijn bestaan niet voor niets is geweest. Met dit gedicht vrijwaart Heaney zich als het ware van alle mogelijke schuldgevoelens jegens zijn familie en luidt hij zijn officiële bestaan als schrijver in. Daarnaast geeft hij aan dat wat hij doet niet hoger gewaardeerd moet worden dan hetgeen zijn vader deed; hij neemt een bescheiden positie in. Deze gelijke waardering van gebeurtenissen of kwaliteiten die in eerste instantie onvergelijkbaar zijn en volledig los van elkaar lijken te staan, komt telkens terug in zijn werk.

Elektrisch Licht

Ook in de bundel Electric Light die decennia later geschreven is dan de gedichten uit The First Kingdom, maar waarin zijn kindertijd nog steeds een belangrijke rol speelt, is dit van belang. Het gedicht waarnaar de volledige bundel genoemd is, illustreert dit op bijzondere wijze:

(…) Gekreukte kwarts, een rondgestrooide Cumae.
In het eerste huis waar ik elektrisch licht zag,
Zat zij met haar bont afgezette slippers los,

Jaar in, jaar uit, in dezelfde stoel, en fluisterde
Met een stem die op zijn luidst niets anders kon
Dan fluisteren. We waren beiden ten einde raad.

(…) Tikkende breinaalden, wind in de schoorsteen.
Ze zat met haar met bont afgezette slippers los,
Elektrisch licht scheen op ons, ik was bang voor

De vuil-omrande vuursteenachtige gespletenheid van haar nagel,
Zo hard als plectrum, schit-schitterend, die nog altijd moet
Bestaan tussen kralen en wervels in Derry’s grond.

Heaney verwijst hier expliciet naar het graafschap Derry en de herinneringen die de grond van deze plek voor hem bewaart. Hij combineert de – naar ik vermoed – angstige herinneringen aan zijn grootmoeder met de aanwezigheid van elektrisch licht. Het lijkt misschien niet erg logisch, maar het is wel zoals ons brein werkt. De confrontatie met een geur of, zoals in dit geval, het schijnsel van licht wekt associaties op met bepaalde personen of gebeurtenissen in het verleden

Heaney refereert graag aan andere dichters en schrijvers die hij bewondert, maar ook aan andere kunstenaars. Hierin discrimineert hij niet: hij bewondert openlijk een oud Grieks bas-reliëf, maar raakt net zo geïnspireerd door een schilderij van de Finse kunstenaar Hugo Simberg uit begin 1900. Heaney refereert trouwens vaker aan Finland, een land dat op vele gebieden te vergelijken is met Ierland:

Jammer dat ik toen niet (voor Caj)
Hygo Simbergs allegorie over Finland kende,
Die waarin de gewonde engel door twee
Boerendochters wordt gedragen over een open veld:
Moerasland, riviermondlicht, een verre kust
Met fabrieksschoorstenen. Zijn het de socialistische jaren dertig
Of de schalie en slak en sliklanden van groot leed?
Een eerste communie-engel met grote witte vleugels,
Witte bandage om haar voorhoofd, witte bloemen in de hand
Houdt zichzelf op de plaats met een noodstretcher
Tussen jongen nummer een met ronde slappe hoed
En jongen nummer twee met een billentikker
En met wat zijn vaders rubberlaarzen konden zijn
Allegorie, zeg ik, maar wie weet
Hoe je verdriet goed moet uitleggen, of sowieso?

Opvallend bij deze interpretatie van het schilderij en in Heaneys gedichten in het algemeen is zijn bescheidenheid. Hij spreekt nimmer van feiten, maar benadrukt dat ook hij de wijsheid niet in pacht heeft. Het is deze houding die Heaneys poëzie die ‘aardse’, ‘menselijke’ kwaliteit verleent. Hij geeft in dit voorbeeld eerst enkele aanwijzingen voor een uitleg van deze allegorische afbeelding van Finland, maar doet dit vervolgens direct weer teniet.

Heaneys poëzie geeft blijk van het bewustzijn dat hoe goed je inschatting van de werkelijkheid ook is, deze nooit de absolute waarheid is. Dit getuigt van intelligentie en maakt gulheid mogelijk. Zo brak Heaney in intellectuele kringen onlangs bijvoorbeeld een lans voor de rapper Eminem, die hij prijsde om zijn verbale energie. Alleen deze levensinstelling kan leiden tot werkelijke poëzie. Wie probeert de kern van het leven te raken door formules of een anderszins logische verteltrant te hanteren, bedrijft wetenschap. Heaney combineert onverwachte gebeurtenissen en woorden in zijn gedichten en benadrukt zijn verwarring en onzekerheid om de kern van het leven te raken en voelbaar te maken voor zijn lezer.

De Vertaling

Gedichten moeten gelezen worden in de taal waarin ze geschreven worden. Hoe goed de vertaler ook is, er gaat altijd iets verloren. Hij moet namelijk een moeilijke keuze maken: hanteert hij het ritme van de oorspronkelijke tekst of volgt hij letterlijk wat er gezegd wordt. Beiden handhaven is onmogelijk. De taak van de vertaler, in dit geval Hanz Mirck, is ondanks dat, toch geen ondankbare. Je zorgt er immers voor dat mensen die het Engels niet machtig zijn toch kunnen genieten van Heaneys gedichten. Mirck is naast vertaler ook boekverkoper, muzikant en schrijver. In 2002 debuteerde hij bij uitgeverij Vassalucci met de dichtbundel Het geluk weet niets van mij. Ook schreef hij een roman, die in 2005 onder de titel Het Godsgeschenk verscheen. Mirck slaagt er wonderwel in de sfeer van Heaneys poëzie te handhaven. Zo vertaalde hij bijvoorbeeld:

As ferries churned and turned down
Belfast Lough
Towards the brow-to-glass transport
of a morning train,
The very “there-you-are-and-where-
are you?”

Met:

Zoals veerponten roerden en toerden door Belfast Lough
Naar het hoofd–tegen-het-glas vervoer van de ochtendtrein,
Het zeer prompte ‘daar-ben-je-en-waar-ben-je?’

De keuze voor de vertaling van de woorden en niet voor het ritme is in mijn ogen de goede keuze. Het verhaal en de associaties bepalen meer nog dan het ritme de betekenis van de gedichten van Heaney. Dit neemt echter niet weg dat wie de dichtkunst van Heaney in al zijn facetten wil bevatten, de Engelstalige bundel(s) tot zich moet nemen.

Muziek / Album

Waar is de metal?

recensie: Samael - Era 1 / Lesson in Magic #1

Om maar gelijk met de deur in huis te vallen; het bovenschrift van deze recensie klopt niet. Ja, zowel Xy als Vorph (beide breinen achter de band Samael) staan garant voor de muziek op deze CD, maar, nee, eigenlijk valt deze CD niet echt onder de noemer Samael. Era One is eigenlijk een project van beide heren waarvoor de opnames al rond 2003 afgerond waren, het mixen is echter pas veel later gebeurd waardoor het schijfje nu pas in de winkels ligt. Hierbij wordt het ook gelijk vergezeld van een tweede CD genaamd Lesson in Magic #1.

Waarom dan toch een dergelijk bovenschrift, kun je je afvragen. De voornaamste oorzaak is natuurlijk dat dit zodoende als een CD van Samael kan worden gepresenteerd (wat gezien de line-up totaal niet vreemd is). Dit schept natuurlijk bepaalde verwachtingen. Nodeloos te zeggen dat deze niet zijn uitgekomen.

Appels en gothic

Betekent dit nu dat het geen goede CD is? Nee, dat zeker niet, maar zo sterk als bijvoorbeeld zijn voorganger Reign of Light is hij wat mij betreft zeker niet. Nu is het misschien een beetje appels met peren vergelijken om de bombastische, met elektronica doorspekte duistere metal van de band te vergelijken met de sferische, soundscape-achtige electrogothic van het project; maar het is niet zo dat er uit een heel ander vaatje wordt getapt. Het spirituele gedachtengoed en de muzikale ideeën lijken namelijk wel grotendeels behouden, het is slechts de uitvoering die verschilt. Er is ditmaal slechts gekozen voor de elektronica; de stampende drums en gitaren zijn achterwege gebleven.

Nachtkaars

Niet je haar los en al beukend meegevoerd worden in de bombast van de metal, maar langzaam onderuitzakken en wegzweven langs duistere oorden, dat is een beetje het gevoel dat deze plaat mee lijkt te krijgen. Dit resulteert een verzemeling met echte juweeltjes, naast nummers die beter in de doos waren gelaten. Over het algemeen klinkt deze plaat zeker niet verkeerd, maar ook niet zeer opzienbarend voor zijn stijl. Het Samael-geluid is overduidelijk aanwezig, maar toch heeft het niet de overtuigingskracht die voorgaande albums hadden.

Het album begint sterk met de pianogeoriënteerde titelsong, waarna in Universal Soul langzaam maar zeker een duistere sfeer wordt opgebouwd. met een stevig aangedikte beat die de geluiden ondersteunt. Opmerkelijk ook dat dit het enige nummer is waar nog enigszins herkenbaar elektrische gitaren in door lijken te klinken. Zo kabbelt het album nog een eind gestaag door, met uitschieter Sound of Galaxies, waarna vanaf Diamond Drops (we zijn dan net over de helft) het album behoorlijk inzakt. Er komen nog wel wat interessante fragmenten voorbij, maar over het geheel genomen heeft dit deel te weinig eigen karakter. Veel melodielijnen lijken al vaker gebruikt te zijn binnen het genre en hier ontbeert de muziek dus duidelijk de originaliteit.

Ik blijf dus, na herhaaldelijke luisterbeurten, toch een beetje zitten met het gevoel dat deze CD beter niet de naam Samael had kunnen dragen. Ook de tweede CD, gevuld met soundscapes in dezelfde sfeer, kan dit gevoel niet wegnemen. Volgende keer mag de gitaar weer omgehangen worden wat mij betreft.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Hanco Kolk

Doping als wedstrijd

Hanco Kolk heeft geen introductie nodig. Met één oogopslag herken je zijn sublieme, swingende tekenstijl. Al jaren behoort hij tot de beste stripmakers, ook internationaal gezien. Onlangs verscheen Fetus, de proloog van het langverwachte vierde deel van Kolks stripreeks Meccano.

In totaal bestaat Meccano #4 uit zes losse stripboekjes die de komende tijd apart van elkaar zullen verschijnen en volgend jaar gebundeld zullen worden onder de titel Container. Afgaand op de indruk die de proloog Fetus achterlaat kunnen we zonder twijfel van een nieuw meesterwerk spreken. Hoogste tijd om even bij te kletsen met Kolk die 11 maart aanstaande zijn 49ste verjaardag viert tijdens de strip/muziekshow Strips in Stereo in Paradiso.

Stripsatire

~

Meccano is een stripsatire die zich afspeelt in het gelijknamige fictieve stadstaatje en dat het duo Ruben van der Meer en Horace Cohen destijds waarschijnlijk heeft geïnspireerd voor hun tv-serie Frøland. Kolk vertelt een verbluffend verhaal over vijf personages die op onverwachte wijze met elkaar in contact komen. Fetus, de proloog van Container is grafisch gezien uitstekend. Met zwierige losse lijnen creëert Kolk een expressionistische variant van de stijl die wordt aangeduid als de ‘klare lijn.’ Dit sluit naadloos aan op de kritische toon van Container waarmee Kolk in een fijn tempo schippert tussen satire en maatschappijkritiek.

Bij het woord ‘container’ denk je tegenwoordig eerder aan Big Brother dan aan het metalen geval bij de nieuwbouw aan de overkant. Kolk verwerkt op een luchtige, ironische wijze actuele gegevens in zijn Meccano-verhalen, zelfs als ze zich zoals Fetus in 1984 afspelen. In sommige gevallen mondt dit uit in compleet absurdisme. Doet Kolk dit onbewust of is het allemaal opzet? “Laat ik beginnen,” aldus Kolk, “met te zeggen dat alleen de proloog [Fetus] zich in 1984 afspeelt. In deel twee trekken we al snel naar het heden. Ik heb voor de overkoepelende titel Container gekozen, omdat het woord bij mij meerdere associaties oproept. In de strip komt een vrachtcontainer voor, maar je zou de titel ook kunnen zien als een vlag die de hele lading dekt.”

Doping

~

In Fetus vormen dopingpraktijken de leidraad. In Kolks wereld is doping onderdeel van de sport geworden. Hoe gevaarlijker de doping des te meer bewondering de sporter oogst. De neveneffecten liegen er dan niet om. De winnende wielrenner verkracht in zijn doordravende, gedrogeerde toestand de rondemiss en moet worden neergeschoten! Het slachtoffer, Miss Meccano, wordt opgevangen in Miss Inc., een ‘tehuis’ voor beautyqueens, maar vlucht kort voor de abortus (die haar wordt opgedrongen, aangezien een rondemis geen kinderen hoort te baren).

Het lijkt er soms op dat Fetus een kritiek vormt op de dopingpraktijken die in veel sporten meer regel dan uitzondering zijn. Kolk vertelt hierover: “Ik heb geen duidelijke rolmodellen gehad voor de wielrenners, maar ik wilde eerder een oplossing aandragen voor de dopingproblematiek: maak een sport van wie de beste doping maakt.” Container bestaat uit zes aparte deeltjes die om de twee a drie maanden uit zullen komen. Waarom kiest Kolk voor deze publicatiedruk? Heeft hij een deadline nodig om aan het schrijven te blijven? “Na vier jaar tekenen vond ik dat er maar eens wat tempo in het boek moest komen, en ik reageer het best op deadlines. Bovendien leent Container zich heel goed voor deze manier van uitgeven. Niet alleen worden er steeds nieuwe figuren geïntroduceerd, maar het verhaal kantelt ook voortdurend. Ieder deeltje levert een nieuw gezichtspunt op.”

Bries

~

De zes deeltjes uit Container worden uitgegeven bij het Belgische Bries, een relatief kleine uitgeverij. Waarom gaat een stripauteur van het kaliber en status als Kolk eigenlijk niet in zee met een grote uitgever à la Glénat of Casterman? “Bedankt voor het compliment, maar Franse uitgevers zijn totaal niet geïnteresseerd in mijn stijl. Bries produceert schitterend verzorgde uitgaven en verspreidt zijn uitgaven bovendien in Amerika, waar ik overigens hele positieve reacties vandaan krijg. Daarbij zijn grote uitgevers ook niet zaligmakend hoor. Een auteur is daar maar een klein radertje.” Fetus is geschreven in het Engels, kunnen we ook nog een Nederlandstalige uitgave verwachten? “Bij de Nederlandse uitgeverij De Harmonie zal een gebundelde Nederlandstalige versie van alle deeltjes van Container verschijnen. Ook die uitgeverij bestaat trouwens bij gratie van een schitterende tussenvorm: kleinschalig qua organisatie en uiterst professioneel en betrouwbaar.”

Het valt op dat er steeds vaker stripalbums verrijkt worden met een soort ‘making of’. Waarom? Laat je je als chef-kok dan niet teveel je eigen keuken kijken? Of is het om de huidige computergeneratie in te wrijven dat goede strips nog altijd met potlood, inkt en plakkaatverf worden gemaakt? “Allebei. In mijn voorbereidingen op deze strip heb ik talloze schetsen en studietekeningen gemaakt waarvan ik dacht dat ze een publicatie verdienden. Een comic is de uitgelezen manier daarvoor. Ik vind het zelf ook leuk om schetsen van anderen te zien.” Vormt dat ook een van de redenen waarom de komende zes delen in het zwart/wit worden gepubliceerd? “De gebundelde versie die volgend jaar bij De Harmonie uitkomt zal in kleur verschijnen. Er zijn fervente voor- en tegenstanders van het inkleuren van mijn stijl; sommigen zeggen dat het de kracht van de lijnen aantast. Daarom heeft men nu de mogelijkheid om te kiezen.”

Een van de interessant aspecten van de Meccanoreeks is de pakkende vertelvorm. Heeft Kolk zich ooit gewaagd aan een roman of tv-script? “Ik ben inderdaad aan een roman bezig, maar dat zeg ik al acht jaar en waarschijnlijk zeg ik dat over acht jaar nog steeds. Hij komt er wel. Ooit. Voor tv heb ik ooit een aantal afleveringen van Flodder geschreven en dat vond ik wel genoeg.” Gezien de verbijsterende verhaallijn en de swingende tekenstijl zou je haast verwachten dat Kolk een ritueel ondergaat om aan een Meccano verhaal of S1ngles-gag te beginnen. “S1ngle-gags zijn niet aan rituelen onderhevig. Voor Meccano moet ik me eerst flink opladen voor ik begin, dan ijsbeer ik heen en weer voor de tekentafel en probeer de tekening eerst in mijn hoofd te maken voor ik hem op papier zet.”

Uitlaatklep

~

Hanco Kolk deed de afgelopen jaren ook mee aan het project Strips ON Stage. Samen met onder meer Jeroen de Leijer trok hij rond kerst door het land. Vloekt zo’n tour niet met het imago van de striptekenaar? Zijn dat geen teruggetrokken kroegtijgers of observerende onderwijzertypes? “Ik ben noch teruggetrokken, noch kroegtijger. Optreden is voor mij een lekkere uitlaatklep en een gelegenheid om kennis te maken met mijn publiek. Niets leukers dan een lachende zaal en applaus, hoor. Nou ja, niks leukers… er is niet veel dat leuker is.”

Dick Matena heeft zich de laatste jaren met succes op de ‘verstripping’ van literatuur gestort. Zijn versie van De Avonden van Gerard Reve mag je subliem noemen en smachtend zitten we al te wachten op zijn interpretatie van Jan Wolkers’ Kort Amerikaans. Welk boek zou Kolk om willen toveren tot een stripverhaal? “Nooit zelfs maar overwogen. Ik ga volgend jaar wel een remake maken van het klassieke stripboek IRIS, van The Tjong Khing en de – helaas onlangs overleden – Lo Hartog van Banda.” Over klassiek gesproken, Kolk verzorgde ooit samen met Peter de Wit de Teleac-cursus ‘striptekenen’. Ziet hij zijn tips terug bij huidige jonge stripauteurs? “Ik ben bang van niet. Maar dat komt misschien ook omdat ik me niet meer kan herinneren welke tips we precies gegeven hebben. De cursus staat hier wel in de videokast, maar ik heb hem nooit meer bekeken. Ik geloof dat hij wel leuk was; we hebben de cursus in ieder geval met heel veel plezier gemaakt.”

De overige vijf deeltjes uit Meccano #4: Container zullen de komende tijd om de twee a drie maanden bij uitgeverij Bries verschijnen.

Hanco Kolk • Meccano #4: Container – 1. Fetus • Uitgeverij: Bries • 34 pagina’s • Prijs: € 5,00 (paperback, z/w) • ISBN: 90-76708-36-3

Muziek / Album

Het verleden spreekt opnieuw

recensie: Mogwai - Mr Beast

Vorig jaar verscheen, ongeveer rond dezelfde tijd, de verzamelaar Government Commisions, een enerverende BBC-sessions-plaat. Het leek op een mooie afsluiting, een schitterende manier om de gitaren gelegitimeerd aan de wilgen te hangen. Maar dat was alleen voor de sceptici die vonden dat Mogwai na het enigszins tegenvallende Happy Songs For Happy People aan het eind van zijn latijn was. Nu is er Mr. Beast, een geweldige cd om diezelfde sceptici hopelijk voor altijd het zwijgen op te leggen. Het is namelijk een stijlvolle, karakteristieke en hoogstaande plaat geworden.

~

Het geweldige van Mr. Beast zit hem in de nummers Glasgow Mega-Snake, We’re No Here en Folk Death 95 die niet alleen teruggrijpen op het hardere repertoire van Young Team, maar ook verder gaan. Nummers die, qua hardheid, Mogwai naast bands als Kinski of het schitterende Red Sparowes plaatsen. Het zijn puntige en felle gitaarerupties rond de metalzone, met een subtiele melodie en met uiterst inspirerende wendingen. Hard, maar geslepen, volgestopt met intentie, beheerst en behoorlijk strak. Het zijn de uitzonderingen van de plaat, maar ze spelen zichzelf in de kijker.

Bombastisch

Maar er is ook ruimte voor rust en fraaie, met precisie gekozen tonen. Bijvoorbeeld de opener Auto Rock, die zich vanaf het begin ontpopt als een bombastisch hoogstandje. Of het spanningsvolle en met zang aangevulde Travel is Dangerous, dat doolt tussen de twee geweldige platen Come On Die Young en Rock Action. Een ander hoogtepunt is het onlangs als EP verschenen Friend of the Night, alwaar een sterke rol voor de zichzelf herhalende piano is weggelegd. De piano komt op meerdere nummers naar voren, maar is nergens zo prominent als op Friend of the Night. In het nummer zingen de vervormde gitaren om de piano heen, waardoor het geheel een extra dimensie krijgt.

Gedreven

Ook het korte Emergency Trap blijft van begin tot eind boeien. Het is het meest cleane nummer van de plaat, maar mede daardoor ook een van de mooiste. Op de achtergrond gebeurt er veel, maar de gitaren, die de aandacht opeisen, lijken zich niet te laten intimideren. Het zegt misschien veel over de Mogwai’s nieuwste. Een vol album, waarop de bandleden aangeven dat ze nog weten hoe ze vroeger klonken, daar lering uit trokken en zich met deze wetenschap ontwikkelden tot iets nieuws. Mr. Beast klinkt buitengewoon hartstochtelijk, gedreven en geïnspireerd en zit vol invloeden vanuit het verleden. Het klinkt als iets dat je na het vlakke Happy Songs for Happy People niet had durven dromen, maar nu toch hebt gekregen.

Muziek / DVD

Recht voor je raap

recensie: Mastodon - The Workhorse Chronicles

.

Foto: J. Hubbard
Foto: J. Hubbard

En fans heeft Mastodon in de afgelopen vijf jaar genoeg verzameld. Toen de band in 2002 doorbrak met Remission, werd er al snel gesproken van een nieuwe belofte binnen de metal. En ook de collectie foto’s van het publiek die bassist Troy Sanders door de jaren heeft gemaakt bij elk concert verraden een aanzienlijke groei in de fanschare. “This is not a Mickey Mouse organisation anymore, you know what I mean, we are business”, aldus Brann Dailor (drums) met een stalen gezicht.

Relativeringsvermogen

Dit soort zogenaamd bloedserieuze statements sieren de ruim drie kwartier durende documentaire die we op de dvd terugvinden. Een documentaire die bestaat uit een verzameling beelden, veelal geschoten met de schijnbaar meest eenvoudige middelen, waarin de bandleden zichzelf graag op de hak nemen en daarmee eigenlijk laten zien nog precies te weten waar ze vijf jaar geleden stonden toen er waarschijnlijk alleen in het plaatselijke jeugdhonk een aanplakbiljet hing met een aankondiging voor een optreden van deze jongens. De ironische ondertitel The early years, 2000-2005 zegt genoeg.

Twee kanten

De hoofdmoot van deze dvd beslaat echter de beelden van alle nummers die de band live ten gehore heeft gebracht. Wat betekent dat eigenlijk alleen het van het recente Leviathan afkomstige Joseph Merrick en het van Remission afkomstige Elephant Man en Emerald (bonus track) ontbreken. Een bijna volledige discografie dus, dit schijfje. Bij mijn weten zijn namelijk ook de drie, integraal in een korte “making of the video’s” opgenomen, videoclips de enigen tot dusverre gemaakt. Het is echter de beeld en geluidskwaliteit die absoluut te wensen overlaat. Niet alleen is het beeld in veel gevallen groezelig en de belichting slecht, ook het feit dat veel van de opnames vanuit één standpunt gemaakt zijn, maakt het niet altijd even aantrekkelijk om de dvd uit te kijken. Daarnaast is ook het geluid niet je van het. Een schijfje met twee kanten dus. Wie met de ene kan leven, heeft dubbel plezier.

Muziek / Album

Schitterend enthousiasme

recensie: Tilly and the Wall - Wild Like Children

Ze komen uit Omaha, Nebraska, noemen zich Tilly and the Wall, ze hebben een uiterst melodieuze sound, klinken vrolijk en schenken hun hersenspinsels in een goed geproduceerde mal. Dat ze uit dezelfde stad komen als Conor Oberst van Bright Eyes, ze ontstaan zijn uit bandjes waar Oberst ook in speelde, hij onder andere hun eerste single produceerde en ze bij zijn label Team Love haalde, zijn mooie bijzaken. Muzikaal werkt Tilly and The Wall namelijk in een heel andere hoek. Een die ver van de naar mijn mening tergende en soms extreem vermoeiende klaagzangen van Bright Eyes af staat. De plaat Wild Like Children is nu eindelijk in Nederland te horen. Dat zou eens tijd worden.

~

Want de Amerikaanse release van Wild Like Children was in 2004 en ligt nu eindelijk pas in de schappen van je platenboer op de hoek. Zo’n vertraging blijft toch enigszins jammer, want een tiental hypervrolijke, verknipte popsongs is je toch anderhalf jaar lang onthouden. Denk aan The Moldy Peaches, Rilo Kiley of het schitterende werk van Baskervilles en doe daar een schep enthousiasme en prachtige samenzang bovenop en je komt uit bij de sound van Tilly and the Wall. Dat geeft de burger moed

Tapdansende percussionistes

Tilly and the Wall komt met minieme begeleiding uiterst krachtig uit de hoek: een keyboard, een piano, een gitaar, een sporadische drumcomputer en een tapdansende en twee handenklappende percussionistes vormen samen de band en het geluid. Daaroverheen zingen twee tot drie stemmen gelijktijdig, bijvoorbeeld in You and I Misbehaving. De melodische zanglijnen druipen van bijna kinderlijk enthousiasme. Elk nummer heeft een heel eigen gezicht.

Uiterst schoon

Het eerste nummer Fell Down the Stairs is een van de hoogtepunten. Het getapdans, het klappen en de meerstemmigheid komen er allemaal in voor. Maar ook Shake it Out, dat de hierboven genoemde kenmerken niet zo duidelijk bezit, is uiterst schoon. Het nummer klinkt (zoals bijna alles tegenwoordig) als Belle & Sebastian, maar komt, en dat spreekt voor Tilly and the Wall, niet in de buurt van een slappe kopie. A Perfect Fit is ook geweldig, net als de hidden-track en de link naar Madonna in Let it Rain. Deze voorbeelden zijn kenmerkend voor de manier waarop Tilly and the Wall met muziek bezig is. Het album is nergens geforceerd en kent beheersing op de momenten waarop het nodig is. Wild Like Children is een geweldige plaat en gelukkig nu ook in Nederland verkrijgbaar. Eindelijk!

Boeken / Strip

Uitsneden van het leven

recensie: Chris Ware - The Acme Novelty Library: A Library of Novelty // The Acme Novelty Library #16: Rusty Brown

De Amerikaanse auteur Chris Ware (1967) behoort vanwege zijn vertelkunst en zijn vernieuwende tekenstijl tot de absolute wereldtop van stripmakers. Al sinds 1991 werkt hij aan zijn serie The Acme Novelty Library, waarin verschillende verhalen dwars door elkaar heen lopen. Nu is er bij uitgeverij Pantheon een verzameling uitgekomen van de belangrijkste en beste verhalen die hij tot nu toe maakte. Gelijktijdig kwam bij Fantagraphics deel 16 uit van de bibliotheek, geheel gewijd aan het verhaal Rusty Brown.

Het verzamelalbum, dat de ondertitel A Library of Novelty draagt, is prachtig uitgevoerd als hardcover in een buitengewoon formaat van 24 bij 39 centimeter. Alle boeken van Ware zijn met liefde voor het boek uitgegeven en op die manier word je meteen al om je oren geslagen met de hoge kwaliteitsstandaard die Ware hanteert. De kern van het boek wordt gevormd door de vijf verhalen die Ware in de verschillende deeluitgaven telkens verder uitwerkt: Rusty Brown, Quimby the Mouse, Rocket Sam, Big Tex en Tales of Tomorrow. Net als in de losse delen lopen de verhalen hier kriskras door elkaar heen. Tussen deze verhalen door speelt een verhaal over een superheld annex god die zich verveelt. Dit tekstloze verhaal heeft vorig jaar in delen in Vrij Nederland gestaan. De ‘overgebleven’ pagina’s worden gevuld met nepadvertenties, een uitgebreide geschiedenis van de Acme Company, korte sketches over kunstgeschiedenis en autobiografische ontboezemingen van de auteur in een lollige stijl van mannetjes die uit perfecte rondjes bestaan.

Wrange humor

Spaceman Sam
Spaceman Sam

De centrale verhalen snijden zware thema’s aan. Vereenzaming is het belangrijkste thema dat terugkomt in vrijwel alle strips, maar het sterkst in Rocket Sam, Big Tex en Tales of Tomorrow. Quimby Mouse is meer een wrange humorstrip die duidelijke overeenkomsten vertoont met George Herrimans oerstrip Krazy Kat, zowel in het uiterlijk van de muis als in de zure grappen. De Rusty Brown–verhalen lopen van de jeugd van dit personage tot een vrijwel bejaarde leeftijd. Rusty is een speelgoedverzamelaar die sociaal niet helemaal meekomt. Als zijn moeder overlijdt, vervreemdt hij van de wereld en raakt hij ernstig vervuild. Hij heeft één trouwe, maar naïeve vriend, Chalky White, die ook een nerd is maar desondanks toch getrouwd, en die om de haverklap door Rusty wordt opgelicht.

Perfectie

De tekenstijl die Ware gebruikt voor de verschillende verhalen is steeds op de strip aangepast, maar toch duidelijk herkenbaar als de zijne. Rusty Brown is getekend in een stijl die lijkt op die van de, in Amerika mateloos populaire, jeugdstrip Archie uit de jaren ’60-’70, terwijl Rocket Sam meer een sfeer van de jaren ’30 ademt. Alles wat uit Ware’s handen komt lijkt in goud te veranderen. Het hele boek is tot in detail uitgewerkt, in de strips is geen lijntje verkeerd gezet. De verhalen zijn allemaal humoristisch of aangrijpend. Ieder centimeter van het boek wordt benut voor een strip, zoals de achterkant van de banderol en zelfs de zijrand van de kaft, waar de kleinste strip ter wereld is afgedrukt. Alles aan deze verzameling is perfect. Een must have, zelfs al zou je de losse delen hebben (en dan kijk je waarschijnlijk toch al niet op een euro meer of minder, dus waarom zou je niet?).

Nummer 16

Rusty Brown
Rusty Brown

The Acme Novelty Library nummer 16 is vrijwel geheel gewijd aan een episode uit de jonge jaren van Rusty Brown. Om precies te zijn, de ochtend voorafgaand aan de eerste ontmoeting tussen Rusty en Chalk White. De lezer krijgt op een pagina te zien hoe beide jongetjes de ochtend beleven. Bovenaan de pagina staat groot het verhaal van Rusty en zijn familie, onderaan in kleine vierkantjes is ongeveer een vijfde van de bladspiegel besteed aan het verhaal van Chalky en zijn oudere zus. Er worden in beide lijnen allemaal uitsneden getoond van het leven van de verschillende ‘bewoners’ van de strip, waaronder Chris Ware zelf.

De auteur vertelt over pesterijen en eenzaamheid, onderdrukte seksualiteit en verdwijnen in je droomwereld. Niet bepaald een vrolijk boek, maar wel indrukwekkend. Ware grijpt natuurlijk de kans om ons nog wat meer dan Rusty Brown te tonen. Achterin het boek is, losstaand van het Rusty Brownverhaal, in interieurkaarten een dag uit het leven van de verschillende bewoners van een klein appartementengebouw te zien. Allemaal ‘doodgewone mensen’, een vrouw met één been, een ruziënd middelbaar echtpaar en de bejaarde eigenares van het gebouw. In het laatste plaatje vallen alle stukjes samen in een stripje. Dat is echt het trademark van Chris Ware: stukjes van het leven tonen die pas op een later moment in elkaar vallen. Ware is daarin in de stripwereld de onovertroffen meester.

Chris Ware • The Acme Novelty Library: A Library of Novelty • Uitgever: Pantheon (Import: Nilsson & Lamm) • Prijs: € 27,50 (gebonden) • 110 bladzijden • ISBN: 0-224-07702-3

Chris Ware • The Acme Novelty Library #16: Rusty Brown • Uitgever: Fantagraphics • Prijs: $ 15,95 (gebonden) • 64 bladzijden • ISBN: 1-56097-513-x

De boeken van Chris Ware zijn verkrijgbaar in de betere (strip)boekenwinkel.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Javier Sierra

De geheimen van ‘het laatste avondmaal’

Nadat Javier Sierra ons met zijn boek Het geheime avondmaal deelgenoot had gemaakt van een groot geheim omtrent Leonardo da Vinci’s Het laatste avondmaal, leek het niet meer dan logisch hem om meer informatie te gaan vragen. Gelukkig is Sierra een spraakzame man die graag over zijn ontdekkingen wil praten. Ook na een lange dag in het koude Nederland en een viertal andere interviews vertelt Sierra met plezier over zijn internationale bestseller.

~

Het geheime avondmaal is een boek waarin historische feiten rondom de schilderwerken van Leonardo Da Vinci afgewisseld worden met fictie. Dit doet je meteen denken aan die andere bestseller: Dan Browns Da Vinci Code. Sierra startte zijn onderzoek voor Het geheime avondmaal echter al in 2001. Ver voordat De Da Vinci Code het levenslicht zag. “De Da Vinci Code opende de smaak voor historische mysteries, Het geheime avondmaal verdiept dit.” zegt Sierra. Hoewel Dan Brown het publiek warm heeft gemaakt voor dit genre, gaat Sierra een stuk verder: “Ik was teleurgesteld toen ik De Da Vinci Code uit had. Er bleven teveel vragen onbeantwoord. In mijn roman wil ik juist oplossingen aandragen. Ik zeg ook wel eens dat mijn boeken tot de ‘oplossingsfictie’ behoren.”

De waarheid

“Veel boeken die verwijzen naar Het laatste avondmaal van Da Vinci zijn gebaseerd op de ongerestaureerde versie van het schilderij. Zo heeft Dan Brown het over het ontbreken van een hand met een mes, maar na de restauratie is deze duidelijk zichtbaar op de schildering. Het geheime avondmaal is dan ook op de gerestaureerde versie gebaseerd, waardoor het veel waarheidsgetrouwer is.” Waarheidsgetrouw is dus een belangrijk punt in Sierra’s werk. De feiten in zijn roman zijn allemaal gebaseerd op de werkelijkheid. “De conclusies zijn mijn conclusies en misschien niet helemaal waar, maar doordat alle feiten zo nauwgezet zijn uitgezocht voelt het wel als de enige mogelijke werkelijkheid.”

~

“Ook de boeken die ik noem in mijn roman bestaan allemaal echt. De lezer kan alles wat ik in Het geheime avondmaal beweer staven aan deze werken. Hij kan zelf op onderzoek uitgaan en ontdekken wat ik ontdekt heb.” Maar Sierra gaat nog een stap verder dan zich alleen maar baseren op andere teksten. Hij is van oorsprong journalist en gebruikt zijn kennis, maar ook zijn contacten, uit het journalistieke werkveld, om meer te weten te komen dan wat er tot nu toe op papier staat. In Het geheime avondmaal beweert Sierra bijvoorbeeld dat het gezicht van één van de apostelen een zelfportret van Da Vinci is. Hiervoor heeft hij software gebruikt waarmee de politie normaal gesproken de gezichten van misdadigers probeert te herkennen. Bij forensisch onderzoek gebruikt men deze software ook en dit leidt bij een overeenkomst van zestig procent al tot een verdachte. Het portret op Het laatste avondmaal stemt zelfs voor vijfentachtig procent overeen met dat van Leonardo Da Vinci.

Als Sierra deze feiten op tafel gooit beginnen zijn ogen te glinsteren. Hij houdt van dit soort wetenswaardigheden. Als de connectie tussen de paus en de oude Egyptenaren ter sprake komt wordt hij nog enthousiaster. Vol overgave begint hij uit te weiden over kathedralen en hun stand ten opzichte van de zon, beeldengroepen die zowel de kathedralen versieren als voorkomen in oude hiëroglyfen en wat dat allemaal met elkaar te maken heeft. We hebben hier duidelijk te maken met een liefhebber. Iemand die volop kan genieten van kleine dingen en de grote verbanden daartussen.

Columbus en Indiana Jones

Sierra probeert met zijn naspeuringen de gaten in de geschiedenis op te vullen. Er zijn volgens hem zoveel dingen onduidelijk of zelfs helemaal onbekend. Daarnaast twijfelt hij aan de juistheid van de geschiedenis zoals die verteld wordt. Zijn volgende boek (non-fictie) gaat over Columbus en de ontdekking van Amerika. Het merendeel van de wereldbevolking gaat er van uit dat Columbus Amerika in 1492 heeft ontdekt, maar daar zitten nogal wat haken en ogen aan. Sierra probeert op zijn manier gebeurtenissen een plaats te geven binnen de geschiedenis en verlaat daarvoor voortdurend de gebaande paden.

Al snel rijst dan ook de vraag of Sierra nu romanschrijver of onderzoeker is: “Ik ben beide. Ik ben nieuwsgierig en onderzoek graag, maar voel me ook heel prettig bij het verwoorden van de resultaten in romanvorm. Ik heb geen voorkeur voor het een of het ander. Misschien kun je me wel zien als een soort moderne Indiana Jones.” Nu lichten zijn ogen helemaal op en verschijnt er een grote glimlach op zijn gezicht. Dit beeld bevalt hem eigenlijk wel.

Zo gek is die vergelijking trouwens niet. Net als Jones duikt Sierra in het verleden op zoek naar verloren gegane glorie. En beiden doen dit op een frisse en onderhoudende wijze. Zoals je na het zien van de Indiana Jones-films nooit meer hetzelfde aankijkt tegen de archeologie, zo kan Het geheime avondmaal voor velen de kijk op kunst veranderen. Da Vinci’s Het laatste avondmaal krijgt in ieder geval een geheel nieuwe betekenis na het lezen van Sierra’s boek.

Het zal niet lang duren voordat we ook van Sierra een vervolg voorgeschoteld krijgen dat hopelijk weer andere perspectieven zal openen. Eerst gaat hij echter nog een maand op promotie langs tien Amerikaanse steden. Er zijn namelijk nog velen die hij moet vertellen van zijn grote geheim. Sierra is op een missie. De waarheid moet onthuld worden en de honger die Dan Brown niet stilt moet verholpen worden.

Javier Serra • Het geheime avondmaal • Uitgever: Cargo • Prijs: € 19,90 • ISBN 90 234 1844 1