Film / Films

Broeierige relaties

recensie: La Ciénaga // La Niña Santa

De kinderen uit de films van Lucrecia Martel hebben vaak een zeer levendig elan. Of ze nu rondlopen als losgeslagen wild of obsessief katholiek zijn, de energie straalt van ze af. De ouderen in Martels films worden echter meestal neergezet als vergane glorie die zich op een meelijwekkende manier in een nieuw jasje probeert te steken.

Scène uit <i>La Ciénaga</i>
Scène uit La Ciénaga

De eerste twee films (La Ciénaga en La Niña Santa) van de Argentijnse regisseur Lucrecia Martel doen qua verhaal en klasse niet voor elkaar onder. Met haar magisch realisme verbijsterde deze regisseuse de filmwereld. Haar onbekende werelden lijken logische bespiegelingen op de dagelijkse realiteit. Er zijn vaste thema’s in te ontwaren, zoals het verlangen naar volwassenheid of juist naar jong zijn. Ouders hebben vaak moeite hun kinderen op te voeden. De moeders proberen het nog, maar de vaders zijn schuinsmarcheerders. Ze lopen maar wat verloren rond en zwalken dronken van etablissement naar etablissement. De families die in films van Martel in beeld worden gebracht bestaan uit laveloze volwassenen met uitgebluste levens. Waar de volwassenen alle grenzen van het menselijke al voorbij zijn, zoeken de kinderen die nog op: de grenzen van het incestueuze worden afgetast, van pijn, van geweld, van liefde, van luiheid en zelfs van hygiëne. De films gaan echter niet zozeer over de neergang van individuen, maar meer over het functioneren van mensen binnen een groter, maatschappelijk verval.

La Ciénaga

In het overrompelende debuut La Ciénaga zien we een grote familie de hete zomer doorbrengen op een landgoed in een moerassig gebied ergens in Argentinië. Het is een familie waar de glans van af is en waar de jongelingen de passie voor het leven opeisen. De beide ouders lopen er verveeld bij en laten de kinderen hun gang gaan, met een paar ernstige gevolgen. La Ciénaga won terecht verschillende prijzen waaronder die van beste debuutfilm op het Filmfestival van Berlijn.

La Niña Santa

Scène uit <i>La Niña Santa</i>
Scène uit La Niña Santa

In La Niña Santa gaat het om de driehoeksverhouding tussen de zestienjarige Amalia, haar gescheiden moeder en de brutale dokter Jano, die speciale plannen heeft met de beide dames. Zijn manier van handelen wekt zeker geen sympathie op bij de kijker, maar maakt hem wel tot een intrigerend personage. De film kabbelt in het begin nog gemoedelijk voort, maar halverwege komt er meer spanning in, vooral opgewekt door de blik van dochterlief. Ze bekijkt alles met een combinatie van onbegrip en fascinatie. De dokter wordt volgens haar van ‘bovenaf’ gestuurd en zijn seksuele toespelingen maken haar week. De climax wordt uiteindelijk ingetogen en vakkundig gepresenteerd. Anders dan in La Ciénaga komt het slot niet hard aan. Het is juist een heel subtiel einde, vooral doordat er weinig tekst in wordt gebruikt. Het talent van Lucrecia Martel ligt dan ook vooral in dit soort speciale, half magische realisme, waarmee ze de broeierige en verstikkende relaties binnen een familiale gemeenschap meesterlijk weet weer te geven.

Boeken / Achtergrond
special: 2. Jan Klaassen en Katrijn

Gebroeders Meester on tour

De Gebroeders Meester, auteurs van de inleiding Meesters in de filosofie, toeren tijdens de Maand van de Filosofie door het hele land. Speciaal voor 8WEEKLY beschrijven ze hun ervaringen. Net als in hun boek en tijdens hun optredens zijn ze het hierbij roerend met elkaar oneens. Ditmaal twisten ze over de stichtingen die ze gaan oprichten met het geld dat ze op de Nacht van de filosofie hebben ingezameld voor een nog nader te bepalen goed doel.

Maarten: Frank, ik had mijn studeerkamer nooit moeten verlaten voor deze onzalige tour. Nu zijn we weer de ‘Jan Klaassen en Katrijn van de filosofie’ genoemd, in de NRC.

Frank: Ja, door Maarten Huygen, hij liep ook rond op de Nacht van de Filosofie. Net als zijn vrouw. Zij vertelde me dat Maarten zo weg is van ons boek.

Maarten: Dat bleek niet uit zijn stukje.

Frank: Journalisten moeten kritisch zijn. Ik vond de Nacht trouwens een groot succes. De zaal zat vol toen wij unieke filosofische boeken veilden voor een goed doel. We hebben veel geld opgehaald. Ik vond dat jij het ook lang niet slecht deed…

Maarten: Ik zie dat niet als een compliment. Ik liet me gaan; het zal nooit meer gebeuren.

Frank: Je was juist goed bezig. Je begint wat losser te worden. En zo hoort het. Laat je gaan. Wees een keer jezelf. Vergeet Kants categorische imperatief en doe lekker waar je zelf zin in hebt. Dat gun ik je zo.

Maarten: Frank, wat een onzin. Ik liet me gaan en het zal nooit meer gebeuren. Ik zak steeds verder af. Eerst was ik een degelijke filosoof, ik studeerde. Af en toe een recensie of een interview voor Filosofie Magazine, als knieval voor het grote publiek. Toen schreef ik samen met jou dat boekje, omdat de uitgever zo aandrong. En nu zijn we opeens de Jan Klaassen en Katrijn van de filosofie. Ik doe mee aan datgene wat ik het meest verafschuw, filotainment.

Frank: Je deed het voor een goed doel – dat is het excuus voor alles. Denk aan je stichting.

Immanuel Kant houdt een toespraak
Immanuel Kant houdt een toespraak

Maarten: Dat is waar. Ik stond daar op de Nacht van de filosofie niet voor mezelf maar voor Stichting de Verlichting. Die gaat van Nederland eindelijk eens een verlicht land maken, meer dan twee eeuwen nadat Kant de Kritik der Reinen Vernunft en het artikel Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung? schreef. De mens moet zijn eigen verstand gebruiken, zei Kant. Hij moet zich bevrijden uit de toestand van ‘onmondigheid die hij aan zichzelf te danken heeft’. Hij moet zich ontdoen van de tirannie van bijgeloof en traditie.

Frank: Zo ken ik je weer. Dat is de oude Maarten. Dan ben ik meteen weer de oude Frank. Je blijft hangen in het verleden. Wat moeten we met die abstracte principes die een paar eeuwen geleden zijn geformuleerd?

Maarten: Die zijn nog steeds actueel. Ayaan Hirsi Ali zegt dat de moslims nog door de Verlichting heen moeten. Ik zeg: laten we eerst eens naar onszelf kijken. Is Nederland dan een verlicht land? Nee, nee, en nog eens nee. We hebben nog steeds artikel 23, terwijl religie en goed onderwijs elkaars vijanden zijn. Je kunt niet kinderen eerst laten bidden en ze daarna vertellen dat ze hun verstand moeten gebruiken! Dat zijn tegengestelde signalen. We hebben nog steeds een koningshuis, terwijl dat ingaat tegen het principe van gelijkheid. Als jij en ik kroonprins willen worden, kunnen we solliciteren wat we willen, maar het zal ons nooit lukken. Niet door onze kwaliteiten maar door onze afkomst. Zo krijg je weer tegengestelde signalen. Neem nu Máxima, die wordt ingezet voor de verbetering van de positie van allochtone vrouwen. Dom, dom, dom. De boodschap aan allochtone vrouwen zou moeten zijn: studeer hard, werk hard, gebruik je verstand en je kunt veel bereiken in Nederland. Maar wat draagt Máxima uit: trouw een prins, dan zit je gebakken.

Frank: Jij emmert maar door over die stichting van je, maar mijn stichting is veel belangrijker. Jij theoretiseert maar over principekwesties, terwijl het veel effectiever is om zelf het goede voorbeeld te geven. Mijn Stichting gaat zorgen dat alle Nederlanders zich weer met elkaar verbonden voelen door bijeenkomsten te organiseren waar mensen zingen, dansen, ervaringen uitwisselen, discussiëren, lachen en huilen. Dat schept een band! Met de opbrengst van onze boekenveiling heb ik die stichting juist aangemeld bij de notaris, onder de werknaam Open Kerk, tot ik een betere naam weet. Mijn kerk wordt polytheïstisch. Allah, God of Jaweh – ze krijgen allemaal een plaats. Dat is goed voor de integratie. Iedereen blij.

Maarten: Dat accepteren die fanatici nooit. Bovendien vergeet je de mensen die niet in een god geloven: die hebben niets te zoeken in jouw kerk.

Frank: Wel hoor. Uit onderzoek is gebleken dat veel Nederlanders zich niet meer verbonden voelen met een bepaald kerkgenootschap, maar nog wel in iets geloven. De god Iets krijgt dan ook een belangrijke plaats in mijn pantheon. Dan heb ik voor de mensen die overblijven nog de god Geld. En weet je wat: voor jou voegen we ook de god Verlichting toe.

Lees ook deel 1: Mediagenieke filosofiesterren?, deel 3: Dag van de Filosofie: Dag één van de Open Dienst en deel 4: Verlichting of ancien régime?

Muziek / Concert

Tamme folkavond in Groningen

recensie: Folkfestival Trad.it! valt tegen

Piter WilkensPiter Wilkens”Wie heeft hier de jaren zeventig bewust meegemaakt?” Het was de retorische vraag die de Friese singer-songwriter Piter Wilkens zijn publiek met een olijk gezicht stelde. “Iedereen? Ik geloof er niets van!” De vierde editie van Trad.it!, het Europese folkfestival in de Groningse Oosterpoort, werd voornamelijk bezocht door geremde vijftigplussers, waardoor het feestje niet echt van de grond kwam.

Met name de Ierse hoofdacts Téada en At first light – met in zijn gelederen de vermaarde uilliean piper John McSherry – hadden een zware avond. Zij speelden in een, bij gebrek aan publiek, sterk verkleinde grote zaal – die alsnog maar voor de helft was gevuld. Hun optredens met Ierse dansmuziek werden hierdoor teruggebracht tot een ongemakkelijk luisterspel. Dit was niet alleen de schuld van het publiek of onvermogen van de muzikanten; het hielp ook niet echt mee dat de zaal uit zitplaatsen bestond. Ze probeerden het nog wel: “If you like the change in the ritme of the music, you say ‘oooe'”, zo trachtte violist O’Connor van At first light het publiek mee te krijgen in de sfeer van de muziek. Maar het mocht niet echt baten.

Friese ‘folk’

De acts die de handen wel op elkaar kregen speelden in de kelder en de foyer. Zoals de reeds genoemde Wilkens. De Fries had zijn ontwapende charme mee en bracht de sfeer die voor de rest grotendeels ontbrak. Zijn inspiratie ligt echter enigszins buiten de grenzen van de Europese folkmuziek, zo bleek ook uit zijn keuze van covers. Met enige moeite valt Cornelis Vreeswijk nog wel binnen het genre, maar Dr. Hook en de tot Friese ‘truckersong’ omgebouwde klassieker Willin’ van de Amerikaanse Little Feat zijn echt een ander genre . En natuurlijk speelde Wilkens zijn Dunsje mei dy. Ook voor de niet- of anti-Fries een aanrader. Hoewel een beetje de vreemde eend, toch een succes.

Sväng
Sväng

De Finse band Sväng, bestaand uit vier virtuoos duellerende mondharmonicaspelers, wist de pook daarna nog een beetje in het vuur te steken. Het op het eerste gezicht idioot ogen gezelschap – vier mannen in zwarte pakken met excentrieke mondharmonica’s – speelde de blues op haar geheel eigen wijze. Het Belgische Olla Vogala wist vooral een intieme sfeer neer te zetten, met onder ander een prachtige melancholieke mazurka. Met een Marokkaanse gastzanger speelde de band nummers uit zijn inmiddels tien jaar oude oeuvre. Anne Niepold op de ‘trekzak’ was fenomenaal; zij tolde in de rondte als een schildpad op zijn rug, de benen in de lucht, de ogen gesloten, onderwijl schuurde en jankte haar instrument.

De snoepdoos van de traditie

De smaakmaker van de avond was Hotel Palindrone, waarvoor de kelder van De Oosterpoort eigenlijk veel te klein was. Deze Oostenrijkse multi-instrumentalisten spelen een zeer eigenaardige cross-overmuziek met zo’n beetje alle instrumenten die je kunt bedenken. De muzikanten graaien met een flinke eclectische veeg uit de snoepdoos van de traditie en jodelen er zonder schaamte bij.

De organisatie had het dus op zich goed voor elkaar. Een mooie en ruime programmering, met vijf kwartier per act waardoor de bands goed tot hun recht konden komen. Het grootste manco op Trad.it! was echter de lauwe sfeer en het gebrek aan een (gevulde) dansvloer, en dan is een dik uur echt lang. Als er één soort muziek is die een feestje kan garanderen, dan is het de vingervlugge folkmuziek – maar deze keer wilde het niet loskomen.

Theater / Voorstelling

Weinig verheffend geschreeuw

recensie: Opening Night (Toneelgroep Amsterdam in coproductie met NTGent)

Het begint in chaos, de voorstelling Opening night. Mensen steken her en der de vloer over, links zien we rekken kleding, een spiegel, rechts een klein publiek. Een slanke, wat oudere dame wordt in een jurk geholpen. Het lijkt erop dat we een blik hebben achter de schermen. De dame komt op. Ze bezoekt, op haar mooist gekleed, een man waar ze ooit vijf minuten mee getrouwd is geweest.

In Opening Night zien we de regisseur en zijn vrouw, en de manier waarop de dagen voor een première worden doorgebracht. Veel drank, veel sigaretten, veel drama, geruzie tussen acteurs en nachtelijke peptalk. Centraal staat de bekende actrice Myrtle (Elsie de Brouw) die de rol speelt van Virginia, een oudere vrouw met relatieproblemen. Hoe dichter de première nadert, hoe meer moeite Myrtle ermee heeft de rol neer te zetten. Ze vindt dat Virginia niet sprankelt, geen gevoel voor humor heeft, eigenlijk niks heeft. Daarnaast wordt Myrtle obsessief in beslag genomen genomen door de dood van een jong, blond meisje, vlakbij het theater.

Ouderdom

~


Elsie de Brauw zet Myrtle niet karikaturaal als een ‘arty diva’ die aan haar uiterlijk hangt neer, maar speelt haar als een ‘normale vrouw’. Wel valt al op dat Myrtle zich vastklampt aan drank en sigaretten. In eerste instantie lijkt de dood van het meisje de oorzaak van Myrtle’s blokkade te zijn. Als scenarioschrijfster Sarah (Chris Rietvelt) voordoet hoe Myrtle de rol wél kan spelen, confronteert zij de actrice met haar leeftijd. Myrtle reageert spastisch. Is dat dan misschien wat haar zo dwars zit? Inderdaad lijkt het erop dat Myrtle kampt met haar eigen ouderworden. Dat ze haar personage niet kan laten spetteren, omdat ze bang is dat ze vanaf dan altijd die oudere vrouw zal moeten spelen. Een bekend thema in de kunst.

Geneuzel, gedrink en geschreeuw

Voor actrices of kunstenaressen is de voorstelling daarom wellicht belanghebbend en invoelbaar allemaal. Het moet ook vreemd zijn om op een bepaald moment alleen nog maar te worden gevraagd voor moederrollen, oude tantes, of oude wat dan ook. Maar mij verveelt het nogal. Al dat geneuzel, gedrink en geschreeuw. Je kunt het toch ook anders zien? Denken: ik ga zo’n oudere vrouw nu eens heel anders neerzetten. Wijs, rustig en zelfverzekerd, bijvoorbeeld. Waarom niet?

~

Het geschreeuw waarmee de acteurs van TGA hun woorden de vloer op spuwen, is ergerlijk. Kunnen ze niet hun mimiek laten spreken? Vooral Fedja van Huêt schreeuwt dat het een lieve lust is, terwijl hij ook nog eens onduidelijk articuleert. Onverstaanbaar geschreeuw is het resultaat. Tel daarbij op al die godverdommes in het stuk. De uitkomst is weinig verheffend.

(Film)Taal

“Theater is taal, film is schilderkunst”, las ik laatst. Misschien is dat het punt in dit stuk. Opening night is namelijk een theaterversie van een film van John Cassevetes. De taal is dus niet het creatieve hoogtepunt. En de Engelse ‘God damn its’ en ‘I love you’s’ zijn niet zo maar te vertalen in het Nederlands. Dat wrikt. Bovendien zou in een film het thema vast spannender gebracht kunnen worden. Het motief van het vermoorde jonge meisje zou steeds dreigender, mistiger verbeeld kunnen worden, als een soort vlaag door het bewustzijn van Myrtle. Myrtle zou verder gevolgd kunnen worden, lopend over straten, naar huis. Fysieker, sensationeler. In een theaterversie is de moeilijkheid dat alles zich afspeelt op de kleine vloer van het theater.

Theater over theater

~


Er zitten heus goede dingen in het stuk. De videobeelden met close-ups van de gezichten, zijn ondersteunend. Het spel met videobeelden aan het einde van het stuk, is erg goed gedaan. Het einde wordt ook wat inhoud en acteren betreft, mooi neergezet. Maar dit theater over theater, is voor een groot deel vervelend.

Opening Night is nog tot en met 27 mei te zien. Klik hier voor een uitgebreide speellijst.

Muziek / Album

Bizar en nostalgisch

recensie: John Maus - Songs

Jim Morrison is niet dood. De oude man maakt tegenwoordig muziek onder de naam van John Maus. Teruggetrokken in de bergen van Nepal heeft hij zich verdiept in de grote wereldreligies, al dan niet met behulp van psychedelica. Zijn nieuwe wijsheden heeft hij verwerkt in nieuwe muziek en samengebracht op Songs. Of nee, beter nog: wist je dat het Nederlandse sleazerockduo zZz tegenwoordig helemaal gothic is geworden? De naam John Maus vonden ze beter passen bij de nieuwe richting van hun muziek.

Tsja, dat is allemaal helaas of gelukkig nooit gebeurd. In werkelijkheid is John Maus afgestudeerd filosoof uit Austin, Minnesota. Hij speelde onder andere in Ariel Pink’s Haunted Graffity en in Animal Collective’s Panda Bear. Solo maakt hij iets bijzonders, maar het is wel behoorlijk ontoegankelijk. Maus grijpt terug naar ambientmuziek zoals die in de jaren zeventig door Mike Oldfield werd uitgevonden. De muziek is volledig elektronisch en de hoofdrollen zijn weggelegd voor synthesizer en stem. Die synths zijn opzettelijk net zo zwevend als in de ambient van toen, zwaar leunend tegen de kille new wave-muziek van de jaren ’80. Dat is vooral te danken aan de donkere basstem van Maus, die trouwens qua uitspraak meer Europees klinkt dan Amerikaans.

De eerste luisterbeurt van Songs is meteen de zwaarste. Dit is een flinke zure appel. Het eerste nummer opent plechtig met een kerkorgel, als voorbode voor zware kost. Er is geen touw vast te knopen aan zijn gescandeerde teksten, want die zijn ronduit bizar. Wat te denken van de tekst in Don’t Be a Body over een gejat basloopje van The Doors: “Sex with cars, sex on top of cars, sex inside of cars, sex with movie stars, sex with Ringo Starr”?. De andere teksten maken het er niet begrijpelijker op. Zou dat misschien zijn filosofische achtergrond zijn?

Onvast

In Real Bad Job wordt een mooie, ijzige synthpartij afgebroken voor een dom clownesk sampletje uit zijn keyboard, alsof hij per ongeluk het verkeerde knopje indrukte tijdens de opnames. Bovendien kunnen de onvaste stem en de jengelende synths op den duur behoorlijk gaan irriteren. En waarom draait hij het toerental op het aardige new wave-disconummertje The Peace that Earth Cannot Give de hele tijd omlaag? Zonde.

Verrassend

Het is misschien niet de meest toegankelijke plaat maar na een paar keer draaien ontdek je een schoonheid die je zelden ergens anders aantreft. De truc is dat je moet ophouden te proberen dit werkje te begrijpen, zoals bij een abstract schilderij. Spannende geluidslandschappen in soft focus, die telkens nieuwe, verrassende vormen aannemen. Deze songs zitten vol nostalgie, als van een vergeelde foto van een oude geliefde, die je eigenlijk al vergeten was. Heel sfeervol. En zeer aan te raden voor liefhebbers van orgeltjes.

Boeken / Fictie

Ook uit

recensie: OOK UIT: You're here for The Beatles // Steen // De gouden kooi // Als jij kon kruipen in mijn huid // Hollands Maandblad 700 // Passionate: Berberspecial

Een kleine greep uit de vele uitgaven die de afgelopen weken het licht zagen

Hekket, Van Lier en Verstegen – You’re here for The Beatles

De generatie die opgroeide met popmuziek zit inmiddels minimaal in de midlifecrisis en dat zullen we weten ook. Drie oudere mannen gaven daar op eigen wijze vorm aan door het bezoeken van heilige Beatlegrond: helemaal met Easyjet naar Liverpool. Het resultaat is een boekje met een bijbehorende DVD, waarop helaas geen enkele Beatle en zelfs geen muziek. Een fijn egodocument in triplo, met aandacht voor de Britse spoorwegen.

~

Over The Beatles is intussen zo ongeveer alles wel gezegd en geschreven, maar er kan altijd nog wel iets bij. Dus schreven de heren niet alleen een boekje over hun avonturen, maar deden ze daar ook een aandoenlijke DVD bij met een verslag van hun bezoek aan een aantal plekken in Liverpool die iets met hun favoriete band te maken hebben. Dat was op zich weer een uitvloeisel van hun toenemende Beatlesgekte, die zich eerder al vertaalde in het organiseren van B-dagen en het aanleggen van verzamelingen, alles in de strijd tegen het voorbijgaan der dingen en de eigen onbetekenendheid, want het is hard als het bandje waar je zelf ooit in speelde, het nooit verder schopte dan een lokale legende waar verder nooit iemand van heeft gehoord. Dan is tweedehands roem de aangewezen weg en heel fijn dat wij daarvan deelgenoot mogen zijn.

Om de Beatles zelf hoeft niemand dit boekje te kopen, alles is al uitentreuren vastgelegd, je kunt het zo gek niet bedenken of het duikt wel ergens op in de Beatlologie, al zullen er vast nog wel fans zijn die geen genoeg kunnen krijgen van discussies over afwijkende intro’s van nummers. Wat You’re here for The Beatles wel weer erg leuk maakt is de zeer persoonlijke insteek, de mallotige details en de overal op de achtergrond meeklinkende relativering, die in wankel evenwicht blijft met de enorme ernst waarmee groef na groef betekenis moet krijgen. Een echte ontdekking hebben ze ook nog gedaan: op de gedenkplaat bij de plek waar voor de allereerste keer de Quarrymen optraden (de proto-Beatles en de eerste band waarin John en Paul samen speelden) is de naam van banjospeler Rod Davis verkeerd gespeld. Shock! Horror! Proost, mannen. Leuk boek. (Enno de Witt)

Uitgever: Walewein • Prijs: € 16,50 (paperback, met dvd) • 112 bladzijden • ISBN 90-7796-902-0

Steen: De beste verhalen en gedichten van studenten

Noord-Nederland kende vijf jaar lang de Noordboekprijs, een verhalenwedstrijd voor studenten uit Groningen en Friesland. Na haar eerste lustrum kwam er echter een eind aan het bestaan. Omdat enkele organisatieleden het de moeite waard achtte een doorstart te maken is de Stichting Studenten en Literatuur(SSL) in het leven geroepen. Het boekje Steen is het resultaat van de eerste editie van de SSL-prijs.

~

Studenttalent uit Noord-Nederland wijdde zich aan verhalen en gedichten met als thema ‘Steen’. In tegenstelling tot de Noordboekprijs mochten er nu ook dichters zich in de strijd werpen. Nadat een jury zich over de inzendingen had gebogen kwamen er elf verhalen en elf gedichten als winnaars uit de bus. Deze 22 stukken zijn gebundeld in Steen.

Twee dingen vallen op aan deze bundel. Ten eerste dat ondanks de diverse invalshoeken één thema de boventoon voert: de levenloosheid van de steen. Niet alleen door hier letterlijk naar te verwijzen, maar ook doordat de steen wordt verbonden met de dood. Een steen blijkt bijvoorbeeld zeer geschikt als wapen. Hierdoor bezitten veel verhalen en gedichten een soort kilte. Gelukkig hebben de schrijvers deze kilte mooi weten te verwoorden.

Dat brengt me bij het tweede punt: het niveau van de inzendingen. Er zijn weinig echt zwakke broeders te bekennen in deze bundel. Blijkbaar zit het wel goed met de schrijvende toekomst van dit land. Tenminste wat het noordelijke deel betreft. Misschien dat hier en daar nog wat aan stijl en originaliteit kan worden gewerkt. Zo deed het verhaal van Trevor Scarse me wel meteen heel erg aan het korte verhaal In the ruins van Roald Dahl denken. Maar verder hoor je mij geen steen en been klagen. (Erik Meijers)

Uitgever: Kleine Uil • Prijs: € 11,00 (paperback) • 85 bladzijden • ISBN: 907748731X

Zainab Salbi – De gouden kooi

De van oorsprong Iraakse Zainab Salbi vertelt in dit autobiografisch boek hoe het is om in de omgeving van Saddam Hoesein te leven. Haar vader was een van Sadams persoonlijke piloten en zodoende speelde het leven van zijn gezin zich af binnen het direct gezichtsveld van Saddam. Toen Zainib twintig was werd ze plotseling uitgehuwelijkt aan een Amerikaan, niet zonder reden zoals ze later ontdekte, aangezien Saddam – die bekend stond vanwege zijn seksuele perversie – zijn oog op haar had laten vallen.

Uitgever: Arena • Prijs: € 18,50 (paperback) • 319 bladzijden • ISBN: 90-6974-758-8

Stipo Jelec – Als jij kon kruipen in mijn huid

De stuiptrekkende uitgeverij Vassallucci bracht onlangs het Nederlandse debuut van de jonge Bosnisch-Nederlandse schrijver Stipo Jeleè uit. Het is een ietwat fragmentarische roman die zich afspeelt tegen de achtergrond van de Balkanoorlog. Centraal staan vijf jonge mensen die in een internaat zitten en een poging doen om op te groeien tussen de chaos waarin hun land terecht is gekomen. Ondertussen worstelen ze met hun seksualiteit en allerlei andere normale puberproblemen. In de roman ontmoeten we een bonte stoet personages: kindsoldaten, pikkentrekkers, verkrachters, hoeren, bedelaars, etc. Het resultaat is een overvol boek, dat soms nogal geforceerd aandoet.

Uitgever: Vassallucci • Prijs: € 19,95 (paperback) • 334 bladzijden • ISBN: 90-5000-855-0

Tijdschriften

Passionate: Berberspecial

Het tijdschrift Passionate wijdde, onder de bezielde leiding van gastredacteur Abdelkader Benali, onlangs een speciaal nummer aan de Berberbse wortels van veel Marrokaans-Nederlandse schrijvers. Een geslaagd project dat wezenlijk bijdraagt aan een beter inzicht in de toenemende stroom interessante immigrantenliteratuur.

Prijs: € 7,50

Hollands Maandblad nr. 700

In het voorwoord tot dit jubileumnummer wordt Hollands Maandblad als volgt omschreven:

Hollands Maandblad wil [de kenbare] wereld nader beschouwen. De essays in dit tijdschrift leggen de structuur van die wereld bloot, het proza vertelt over de menselijke dwaaltocht door die wereld, de poëzie verkent de grenzen van die wereld en de beeldende kunst biedt zicht op woordloze nieuwe vormen zonder welke die wereld fletser zou zijn.

Ondanks de zelf aangemeten bescheidenheid van hoofdredacteur Bastiaan Bommeljé, klinkt dit nog behoorlijk ambitieus. Dat dit wellicht wat overdreven, maar toch niet geheel onterecht is kunt u zelf nalezen in dit boeidende nummer.

Prijs: € 5,95

Muziek / Album

Rockcliché

recensie: Scott Stapp - The Great Divide

Op de jongste bijeenkomst van de muziekredactie van 8WEEKLY werd het nieuwe soloalbum van Scott Stapp The Great Divide met enige hilariteit geïntroduceerd. Hoongelach viel het schijfje ten deel. Altijd op zoek naar een onverwachte parel besloot ik de stoute schoenen toch aan te trekken. Sommige dingen blijven echter bij het oude: Scott Stapp verdient ook naar aanleiding van dit album een Oscarnominatie voor zijn uitvoering van een over het paard getild rockcliché.

Tijdens het beluisteren van de eerste tonen werd ik in eerste instantie blij verrast. Een vette gitaarrif verliet mijn speakers. Even later bleek mijn staat van opwinding van korte duur te zijn. Al gauw conformeerde Stapp zich weer aan het stramien dat hem zoveel succes heeft gebracht. Dit stramien is onveranderd sinds het eerste album van zijn voormalige band Creed. Rustige coupletten die uitmonden in een bombastisch refrein waarin Stapp met een opgeblazen stem uittorent boven gladgeproduceerde open gitaarakkoorden. Verrassing is een woord dat blijkbaar niet voorkomt in het woordenboek van Stapp. Dat is ook niet nodig. Miljoenen Amerikanen slikken de formule voor zoete koek.

Seksvideo

~

Stapp heeft het de afgelopen jaren moeilijk gehad. Miskend door de serieuze muziekpers, gekrakeel met collegamuzikanten en dan dook er onlangs ook nog eens een seksvideo op. Hierop is naar verluid te zien dat Stapp zich samen met Kid Rock te goed doet aan een viertal groupies. Kid Rock heeft inmiddels toegegeven dat de video echt is. Stapp claimt dat de video gestolen is uit zijn privé-collectie. Kid Rock klaagt ondertussen de distributiemaatschappij aan, en voor de geïnteresseerden zal de video binnenkort op internet verschijnen. Het verhaal is al even clichématig als ’s mans muziek. Na wat verder gegoogle duiken nog meer rockclichés op. Scott Stapp lijkt een hypocriete en omhooggevallen klootzak die de laatste tijd vooral met randzaken in het nieuws komt. Hij beledigt vrouwelijke talkshowproducers, bedreigt zijn eigen roadies, en hij raakt verzeild in auto-ongelukken met zijn PC-Hoofttractor.

Muziek?

Moet ik het nog over de muziek op dit schijfje hebben? Eigenlijk wil ik er niet al te veel woorden aan vuil maken. Met pijn in mijn hart moet ik toegeven dat – hoewel Stapp zeker geen groot zanger is – zijn muziek doorwrocht in elkaar zit. De invuloefening op deze schijf is dan ook beter geslaagd dan die van Nickelback en Staind op hun laatste cd’s. Het blijft echter een invuloefening. Nergens tijdens de ruim vijftig minuten die het schijfje in beslag neemt, wijkt Scott Stapp van de gebaande post-grunge paden. Maar dit zal waarschijnlijk ook niemand hebben verwacht. Mag ik het daarbij laten?

Voor de fans: negeer het bovenstaande stuk, doe het af als gezeik van een mislukt artiest en zorg dat je kaartjes krijgt voor het concert op 25 mei in Paradiso, Amsterdam. De voorverkoop hiervoor is 25 maart begonnen.

Muziek / Album

Surreëel en ongrijpbaar

recensie: The Knife - Silent Shout

Het Zweedse duo The Knife heeft met Deep Cuts (2003) een van de beste elektronische popalbums aller tijden op zijn naam staan, maar sloeg in Nederland – in tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitsland en Engeland – nooit aan. Het enige wat de meeste Nederlanders ooit van de band gehoord hebben is een overgewaardeerde akoestische versie van hun disco-opus Heartbeats, een cover van José Gonzaléz – die van die stuiterballenreclame.

~


Silent Shout
zal niet veel aan deze situatie veranderen. Het is namelijk een veel moeilijker toegankelijk album dan de voorganger Deep Cuts: dat wonderbaarlijke amalgaam van razend spannende elektropop en onweerstaanbare discomuziek. Instanthits als You Take My Breath Away kom je – afgezien van de opwindende (en enige logische) single We Share Our Mother’s Health – op dit album niet tegen.

Variatie

In plaats daarvan trakteert het duo Karin en Olof Dreijer de luisteraar op een duistere verzameling elektrocomposities. Het eerste wat daarbij opvalt zijn de schijnbaar sobere arrangementen. Het titelnummer opent en eindigt met een doodeenvoudige beat; eenvoudige, soms zelfs minimalistische melodieën voeren op dit album de boventoon. Verder blijkt al gauw dat geen twee nummers hetzelfde klinken: voor iedere song is een andere aankleding of een ander uitgangspunt bedacht. Dat komt wellicht omdat het album over een periode van anderhalf jaar geschreven en opgenomen is, op verschillende locaties. Organische instrumenten ontbreken in ieder geval geheel, maar subtielere variaties in elektronica zul je ergens anders niet gauw aantreffen.

De basis van Neverland had 2 Unlimited vijftien jaar geleden ook bedacht kunnen hebben, maar het opstapelen van melodieën en het raffineren van de beats in dit nummer is typerend voor The Knife. Na Na Na is een gedigitaliseerd acapella-stuk met synthesizertoonladders; de elektropercussie van Like a Pen is magnifiek. Marble House had een Robbie Williams-smartlap kunnen zijn, ware het niet dat het met zijn droevige synthesizerklanken een duistere lading heeft waar Robbie niet van zou dromen.

Naïef

Onveranderd zijn de vervormde stemmen en de onmiskenbare hang naar het vreemde; de kennelijk elektronisch verlaagde stem van Olof, de kinderlijke melodieën, de zang – een naïef soort krom Engels met Zweeds gekleurde uitspraak, met vaak surreële en ongrijpbare teksten. “What I need is chemical castrations, hope and godspeed”, klinkt het op Na Na Na. Liedjes met kop en staart zijn het niet allemaal: The Captain houdt plotsklaps op; Forest Families komt nooit op gang en is zo weer afgelopen. Dit is daarmee een van de weinige mindere nummers op Silent Shout. Als de eerste teleurstelling dat het album niet zo lekker klinkt als Deep Cuts voorbij is, besef je hoe doordacht de meeste nummers zijn: pas na herhaaldelijk luisteren blijven de melodieën hangen. Zoveel plezier als bij Deep Cuts zul je er niet aan beleven, maar het beste elektropopalbum van het jaar is waarschijnlijk al gemaakt.

Muziek / Album

Bevrijdingsrock

recensie: Wyatt - Miracle

Bij het beluisteren van Wyatt’s nieuwe plaat Miracle komen beelden naar boven van een bedompt zolderkamertje vol met hardrockposters, de puistige kop van een puber met op zijn knieën een zelf gefiguurzaagde gitaar, om zijn schouders een vaal zwart t-shirt zonder mouwen, de volumeknop op tien gedraaid en rocken maar, vol gas! Het mag duidelijk zijn: in tegenstelling tot zijn voorgangers is deze vierde CD van het Rotterdamse Wyatt een verrassend stevige rockplaat.

Het zat de ooit zo veelbelovende band Wyatt de laatste jaren niet mee. Begin 2004 zag de toekomst er allemaal nog behoorlijk rooskleurig uit. De band ontving o.a. een Essent Award op het Noorderslag 2004 en bracht het derde album The Last Great Fireworks uit op Warner Music. De Amerikanen reorganiseerden de Nederlandse Warner-tak weg, met als gevolg dat Wyatt zonder platencontract kwam te zitten. Het is dan ook grote klasse van deze band dat ze zich niet hebben laten kisten en Miracle gewoon in eigen beheer hebben uitgebracht.

Ciao Britpop

Op Miracle is de Wyatt-stijl flink veranderd; het klinkt allemaal veel venijniger dan de ‘Britpopsound’ ten tijde van The Last Great Fireworks. Miracle klinkt als een bevrijding: er wordt onvervalst gerockt, het geluid is ruig en het kraakt in de voegen. De hele band zette gezamenlijk de nummers op tape en dat is te horen. Het spelplezier spat er vanaf en het is duidelijk een plaat geworden zoals de band die zélf wilde maken. Miracle klinkt als een bevrijding: weg met de bemoeienissen van anderen, gewoon een strakke plaat maken voor de fans en voor … ja, voor wie eigenlijk nog meer? Dat is een beetje het euvel met Miracle. Hoewel de band alle succes van de wereld is gegund, vraag je jezelf tijdens het beluisteren van deze plaat toch geregeld af welk type muziekliefhebber anno 2006 nou warm loopt voor Miracle.

Lang houdbare songs

Terug naar de band en de plaat. Wyatt kent een klassieke bandbezetting met twee gitaristen, bassist, drummer en soms ondersteuning van piano en keyboard. Miracle klinkt on-Nederlands, Wyatt neigt op deze plaat meer richting de Amerikaanse AOR (adult orientated rock), met veel samenzang in de (soms wat zeurderige) refreinen en goed in het gehoor liggende melodieën. De nummers zijn allemaal geschreven door de getalenteerde zanger/gitarist Dennis Koolen, die vorig jaar met The Jinx nog een prachtige soloplaat maakte als singer/songwriter. Hij schrijft intelligente, lang houdbare liedjes. De uitvoering is retestrak, groovy en bevlogen. De stem van Dennis is helaas niet ruig genoeg voor de heftigste nummers, waardoor de zang soms wat geforceerd overkomt (bijvoorbeeld in het openingsnummer Miracle). Het zijn vooral de ballads (Swimming With The Sharks, Tonight I Fly) of de langzamere nummers (Up In Arms, National Redeemer) waarin Dennis zich thuis lijkt te voelen als componist en zanger. Niet zo vreemd eigenlijk, want de voorgaande platen van Wyatt waren allemaal een stuk minder stevig.

Niet hip

Miracle is een geslaagde bevrijdingstherapie gebleken. Het is een goudeerlijke rockplaat van hoog niveau. Of de band er veel nieuwe bewonderaars bij gaat krijgen is nog maar de vraag. Dertig jaar geleden had de plaat gemakkelijk op de draaitafel kunnen liggen tijdens het legendarische Beton Uur van wijlen Alfred Lagarde, maar gevreesd moet worden dat er in de hedendaagse muziekscene geen groot publiek is voor Miracle. Het album is simpelweg niet hip genoeg. Doodzonde.

Boeken / Achtergrond
special: 1. Timothy McSweeney’s

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een inkijkje wordt gegeven in het zeer diverse aanbod aan buitenlandse tijdschriften over literatuur. Vandaag nummer één: Timothy McSweeney’s.

Timothy McSweeney’s.

Het ontvangen van een nieuw nummer van het Amerikaanse literaire tijdschrift Timothy McSweeney’s is altijd een feest, omdat het tijdschrift elke drie maanden in een compleet nieuwe, extravagante verpakking gestoken wordt. Hoewel het wat al te gemakkelijk zou zijn om dit artikel in zijn geheel te wijden aan de uiterlijke vorm van het tijdschrift, is het voor McSweeney’s wel zo’n belangrijk onderscheidend element, dat ik niet schroom om te beginnen met een beschrijving van de wijze waarop nummer zestien en zeventien aangeleverd werden.

Nummer zestien is een in drie handelingen uit te vouwen map met aan de buitenkant een bruin-witte stoffen kaft met daarop afgebeeld kale bomen, en met aan de binnenkant een voering van stevig groen papier dat aan deze uitgave net wat extra cachet geeft. In de map zit het tijdschrift zelf, een boekje met de titel Mr. Nobody at all van Ann Beatie, een vijftiental kaarten met daarop gedrukt het verhaal Heart Suit van Robert Coover en een echt Timothy-haarkammetje.

Het zeventiende nummer bestaat uit een bruine enveloppe, net iets groter dan A4-formaat, en een bijgevoegd op karton gedrukt Citizen’s Insertable Swiftness Manifest, beide in cellofaan verpakt. Het Manifest bestaat uit een checklist waarop de reiziger de luchtvaartdouane van dienst kan zijn door erop aan te geven welke spullen hij in zijn koffer heeft zitten (zoals “cattle prod” en “blood everywhere”).

Reclamefolder van Pantalaine
Reclamefolder van Pantalaine

In de enveloppe zitten twee tijdschriften – Unfamiliar: A twice-monthly magazine of different fiction en Yeti Researcher: The magazine of the Society for Cryptic Hominid Investigation– een veertiental reproducties van nieuwe beeldende kunst, gedrukt op stevig papier van verschillend formaat, een reclamefolder van “Pantalaine: Provisioners of America’s Finest Plural Clothing” (met daarin aanbiedingen van bizarre kledingstukken), een reclamefolder van “Tyrolian Harvest” (waarin veertig keer hetzelfde Tiroler mandje aangeboden wordt voor prijzen variërend van $19,99 tot $169,99) en een tweetal brieven, waarvan één een huwelijksaanzoek en het verhaal The Accident van Peter Ferry bevat.

Oprichting

In het voorwoord van het eerste deel van The Best of McSweeney’s schrijft Dave Eggers, de oprichter, waarom de uiterlijke vorm van McSweeney’s zo belangrijk is, maar ook waarom hij het tijdschrift in de eerste plaats heeft opgericht. Om met het laatste te beginnen: volgens Eggers bestonden er literaire vormen die in de bestaande Amerikaanse tijdschriften nauwelijks aan bod kwamen, zoals experimentele fictie, non-fictie en literaire humor.

Toen Eggers aan zijn eerste boek schreef, A Heartbreaking Work of Staggering Genius(2000), was hij ogenschijnlijk werkzaam voor een mannentijdschrift. Zijn intrede in de wereld van de glossy magazines bezorgde hem echter een shock, omdat goed literair werk pertinent geweigerd werd. Dat bracht Eggers op het idee om “a quarterly for orphaned stories” op te richten.

Tyrolian Harvest
Tyrolian Harvest

Eggers bestudeerde negentiende-eeuwse pamfletten en boekomslagen en verzamelde dozijnen Spaanse klassiekers en medische teksten uit Frankrijk en Duitsland. Op basis van deze archaïsche boeken bepaalde hij de vormgeving van zijn nieuwe tijdschrift. Hij wilde de uitstraling van het tijdschrift versimpelen, enerzijds als reactie op de aggressieve vormgeving van de glossy magazines, anderzijds om schrijvers meer ruimte te geven.

De naam van het tijdschrift is afgeleid van een persoon die beweerde familie te zijn (de meisjesnaam van Eggers’ moeder was McSweeney’s) en die het gezin-Eggers regelmatig bestookte met eigenzinnige brieven:

In his letters, which were nonsensical and customarily unsettling, he usually included train and plane schedules, and vague itineraries – he was always promising to visit – for a reunion! – sometime soon.
And so the name of a journal of stories that had been estranged from the family of acceptable literature – if they’d ever been related at all – became Timothy McSweeney’s Quarterly Concern.

In het eerste nummer werden inderdaad geweigerde verhalen geplaatst, maar deze insteek werd in het tweede nummer al verlaten. Eggers en consorten publiceerden voornamelijk hun eigen werk. Nadat ze de innerlijke vorm van het blad onder de knie hadden gekregen, begonnen ze na te denken over de uiterlijke vorm: elke uitgave moest het vorige overtreffen en moest het bezitten waard zijn:

That is, we always thought – and continue to think – that books should be beautiful, and that, if they’re beautiful, people will be more likely to want to keep the, to display them, to touch them and come back to them again and again. We’re in love with the tactility of books, and we try to reward those readers who love to hold them, save them, lay them on the floor and look at them.

Hoewel de uiterlijke vorm ondergeschikt is aan de inhoud kunnen de twee volgens Eggers niet zomaar van elkaar gescheiden worden, omdat de esthetische vorm het literaire werk, ook het lager gewaardeerde humoristische werk, waardigheid garandeert.

Het kaartenspel

De meest opvallende vorm waarin een verhaal gepresenteerd wordt, is het kaartenspel uit nummer zestien. Het verhaal Heart Suit van Robert Coover, gedrukt op vijftien kaarten die van formaat ongeveer twee keer groter zijn dan echte speelkaarten, begint met de Hartenkoning die woedend wordt wanneer blijkt dat de taarten die Hartenkoningin voor hem gebakken heeft gestolen zijn.

Negen personages, de koningin incluis, kunnen schuldig zijn aan de diefstal. De bedoeling van het pak kaarten is dat je je eigen verhaalverloop construeert. De eerste en de laatste kaart staan vast, maar de volgorde waarin je de dertien tussenliggende kaarten leest, mag je zelf bepalen. Zo eindigt de eerste kaart met de zin “The White Knight, wearing, as always, his visor…”, waarna je een kaart uitkiest die bijvoorbeeld als volgt verder gaat: “… seizes the Cook, accuses him of masterminding the whole incredible crime, and demands he be hung.”

Op de laatste kaart, de joker, staat de ontknoping, tijdens welke bij elke lezing een ander personage vanwege de diefstal van de taarten opgehangen wordt. Of zoals het personage zelf verzucht: “Death is the inevitable punchline for the joke called life. It’s always the same joke, all that matters is the telling.” De min of meer morele boodschap van het verhaal is dus terug te vinden in de vorm waarin het verhaal aangeboden wordt.

Prent uit nr.16
Prent uit nr.16

De Yeti Researcher

Terwijl bij het kaartenspel de vorm de inhoud ondersteunt, is daarvan volgens mij geen sprake bij het semi-wetenschappelijke tijdschrift Yeti Researcher: The magazine of the Society for Cryptic Hominid Investigation (nummer 8, jaargang 24). Het bezit alles wat een periodiek van die aard behoort te bezitten: een brieven- en nieuwsrubriek, een rubriek met sightings (plekken waar “bigfoots” gespot zijn), een inhoudelijke discussie tussen wetenschappers en een keur aan artikelen, inclusief voetnoten, functionele illustraties en infographics.

Er staan zelfs advertenties in voor verrekijkers, sneeuwschoenen en geweren: alles wat je als cryptozooloog nodig hebt. Maar de Yeti Researcheris natuurlijk één grote grap en hoewel ik bewondering heb voor het feit dat McSweeney’szoveel aandacht heeft besteedt aan de vormgeving en de inhoud van het tijdschrift, kan ik mij er niet toe aanzetten om honderd pagina’s lang onzin te lezen. Daarvoor is mij de grap te omvangrijk.

McSweeney’s

Maar hoe zit het nu met het eigenlijke tijdschrift? In het reeds genoemde voorwoord schrijft Dave Eggers dat McSweeney’sgeen conventies in acht neemt waaraan verhalen moeten voldoen, omdat de redacteuren van mening zijn dat niets effectiever het leven uit de kunst haalt dan een algemeen geldende esthetiek of een manifest waarmee de schrijvers binnen enkele maanden verveeld raken – een mening die ik van harte ondersteun.

~

Uit Unfamiliar (nr. 17) is me vooral het stripverhaal Eye First Against the Wall Under Fire van Stephen Elliott & Laurenn McCubbin bijgebleven, dat opvalt vanwege de ondubbelzinnige verwijzing naar de oorlog in Irak. Twee Amerikanen sluiten zich, als menselijk schild, vrijwillig op in een energiecentrale nabij Baghdad, aan de vooravond van de Amerikaanse aanval. De mannelijke hoofdpersoon doet dat, anders dan Amy, niet alleen om de aanval te voorkomen – hij lijkt in Baghdad te zijn om zich uit een depressie wakker te schudden: “I’m trying to exist. The world is making a decision and I want to have a seat at the table. Because for so long now I’ve been so sad.” Wanneer de aanval begint en blijkt dat zij met hun aanwezigheid het Amerikaanse leger niet hebben kunnen beletten de centrale aan te vallen, trekt hij Amy mee in zijn vlucht, voor het eerst sinds maanden ontwakend uit zijn levensmoeheid.

Alleen het zestiende nummer bevat het werkelijke tijdschrift, dat inderdaad erg sober van vormgeving is. Daaruit heb ik vooral genoten van Miranda Mellis’ The Doctor of Mental Health, waarin een vijftigjarige en alleenstaande man zich afvraagt of hij niet te stabiel in het leven staat en op aanraden van een vriendin in therapie gaat. De therapeute weet de anders zo evenwichte man de waanzin nabij te brengen, wat door Mellis’ erg komisch beschreven is.

Voor wie Timothy McSweeney’s te duur is is het altijd mogelijk McSweeney’s Internet Tendency te bezoeken, waar niet de verhalen, maar wel de humor te vinden is.

Timothy McSweeney’s
– Prijs nr. 16: $ 24,00 – ISBN 9780241143322
– Prijs nr. 17: $ 22,00 – ISBN 9780241143438
Uitgever: McSweeney’s Books (Import: Penguin Benelux)

Zie ook onze reeks: Tijdschriften over literatuur