Film / Films

Ergernis troef

recensie: The Break-Up

After breaking up comes making up. Althans, zo luidt het gezegde. Maar niets is minder waar in de zogenaamde anti-romantische komedie The Break-Up van Peyton Reed. De in het dagelijks leven verse tortelduifjes Jennifer Aniston en Vince Vaughn spelen het gelukkige stel Brooke en Gary. Na twee jaar koek, ei, rozengeur en maneschijn besluiten de twee te gaan samenwonen in een luxe appartement in Chicago. En dat is het begin van het gedonder in de glazen.

~

Want langzamerhand beginnen ze persoonlijkheidstrekjes bij elkaar te ontdekken die ze nooit eerder waren tegengekomen. Uiteindelijk leidt hun gekissebis tot de zogenaamde break-up uit de titel. Let wel, de film is nu pas een kwartiertje aan de gang. Hoe moet het nu verder? Geen van beiden is bereid om hun gezamenlijke vrienden, leventje en vooral ook het appartement op te geven. De beslissing is echter snel gemaakt en ze besluiten als vijandige huisgenoten verder te leven, met de nodige wraakacties en treiterijen van dien. Want de grens tussen haat en liefde is, zoals blijkt, erg dun.

Beter goed gejat…

Voor elke filmmaker die zich eraan waagt, blijft het een uitdaging om een romantische komedie te maken die eens een keer niet cheesy en cliché is. In feite is de gespiegelde plotlijn van The Break-Up wat dat betreft redelijk opvallend voor dit genre. Met de anticlimax aan het begin en een steeds verder afbouwende verhaallijn zit de film verhaaltechnisch dan ook prima in elkaar. Maar echt vernieuwend is de insteek niet. De deconstructie van een eens zo solide relatie en de test hoever beide exen willen gaan om elkaar het leven zuur te maken is in 1989 door niemand minder dan Danny DeVito ook al eens in beeld gebracht, maar dan stukken smaakvoller.

~

Zijn hilarische film The War of the Roses lijkt het originele concept achter The Break-Up te zijn, waar Peyton Reed slechts een hedendaagse draai aan heeft willen geven. Beter goed gejat dan slecht bedacht, maar de kunst is dan wel om met je goed gejatte idee de oude versie te overtroeven en tegelijk het publiek te blijven bekoren. En dat is wat – ondanks verwoede pogingen tot spitsvondigheid – toch jammerlijk mislukt. Aniston en Vaughn zijn van zichzelf uitstekende komedianten en verstaan hun vak goed, maar in deze film mist het scherpe randje, de bijtende spot, die juist in The War of the Roses de boventoon voert. De dialogen waar Aniston en Vaughn in The Break-Up mee moeten werken zijn betreurenswaardig tam, nogal cliché en bovendien erg langdradig. De humor is simpelweg lauw en het overmatige en oeverloze geruzie gaat naar verloop van tijd flink vervelen.

Als dat alles is

Het enige wat de film nog een klein beetje grappig maakt zijn de bijrollen van de agressief aangelegde vriend van Gary, Jonny O. (Jon Favreau), die zowel letterlijk als figuurlijk als een vierkant blok achter zijn vriend staat. En Richard (John Michael Higgins), de broer van Brooke, die met zijn a capellagroepje zijn best doet om zijn zus te helpen het bloed onder de nagels van Gary vandaan te halen. Maar als dat alles is wat de film de moeite van het bekijken waard maakt, kun je je afvragen of je niet beter The War of the Roses nog een keertje in de videorecorder kunt stoppen.

Muziek / Album

Nog altijd de tragische kant van de liefde als inspiratiebron

recensie: The Black Heart Procession - The Spell

Muziek voor gekrenkte zielen, voor mensen die het verleden maar moeilijk los kunnen laten, die liever terugblikken dan vooruitkijken, die zich ellendig voelen en hun verdriet het liefst in het café verzuipen. Je begrijpt het al, het is de melancholie, de weemoed, waar het uit San Diego afkomstige The Black Heart Procession (BHP) in is gespecialiseerd. Met haar vijfde studioalbum The Spell keert BHP nu terug naar het geluid waarmee ze is groot geworden: duistere, broeierige pop die zijn oorsprong lijkt te vinden in de Mexicaanse woestijn. Muziek waar het zweet vanaf druipt.


BHP tijdens een concert in Vera Groningen, foto: Mark Scheffer
BHP tijdens een concert in Vera Groningen, foto: Mark Scheffer

Pall Jenkins (die soms ook door het leven gaat als Paolo Zappoli) en Tobias Nathaniel zijn de kernleden van de groep. Zij kennen elkaar al van voor BHP, en wel van het legendarische avant-rock gezelschap Three Mile Pilot, ook uit San Diego. Die band gaf er na drie albums en een handjevol EP’s in 1997 voor onbepaalde tijd de brui aan, naar het schijnt omdat een aantal mensen niet wilde toeren . Jenkins en Nathaniel gingen samen verder met The Black Heart Procession. Inmiddels is BHP alweer toe aan haar vijfde studioalbum (tussendoor leverde ze samen met Solbakken nog een bijdrage aan de In The Fishtank-serie). Alle albums werden uitgebracht bij het Touch and Go-label, waar bijvoorbeeld ook Calexico en CocoRosie zitten.

Melancholie troef

Vooral op de eerste drie, donkere, broeierige albums met de ‘veelzeggende’ titels One, Two en Three is het melancholie troef. Dan mag je denken aan de zwarte kant van bands als Mercury Rev, The Birthday Party, Tindersticks, Madrugada en de singer-songwriter kant van Nick Cave of Neil Young.
Nieuweling The Spell hangt een beetje in tussen de eerste drie BHP albums en het toch iets warmere, iets toegankelijkere Amore del Tropico (2002). Ditmaal helaas geen up-tempo, bijna feel-good nummer zoals Did You Wonder, waardoor het geheel toch wat eentonig overkomt, een aantal juweeltjes ten spijt. Ook live is dit het grootste manco, zoals het concert in het Groningse VERA laatst maar weer eens aantoonde. De krenten in de pap zijn in dit geval het slepende The Letter, met een hemeltergend mooi, door piano en viool gevulde intro en de sentimentele afsluiter To Bring You Back, waarin wordt verhaald over een verloren geliefde. Tekstueel is er in dat opzicht de afgelopen tien jaar weinig veranderd; ondanks het succes van zijn band voelt Jenkins zich klaarblijkelijk nog altijd onbegrepen en in de steek gelaten. Sentimenteel geneuzel? Het zit op het randje, maar vooralsnog wel aan de goede kant. Vernieuwend kun je The Spell moeilijk noemen, maar dat zal de echte Black Heart Procession fan zeer terecht een grote zorg zijn.

Onlangs werd bekend gemaakt dat van Three Mile Pilot in 2007 een nieuw album zal verschijnen!

Muziek / Album

B-garnituur

recensie: Lambchop - The Decline of the Country & Western Civilization

Lambchop loopt al weer heel wat jaren mee. Zanger en componist Kurt Wagner was al die jaren één van de weinige constante factoren in de groep. Op sommige momenten dijde het gezelschap uit tot niet minder dan zeventien personen. Wonderbaarlijk dat het ze is gelukt om het bandgeluid al die tijd zo klein te houden.

~

Lambchop is één van de vaandeldragers van het alternative country genre. Het enige dat hen echt aan het countrygenre bindt is echter het gebruik van een pedal steel gitaar. Het instrument met het jankende en langgerekte geluid is zeer regelmatig te horen. Of zal het toch hun afkomst zijn? De band heeft haar basis in het hart van de countrymuziek: Nashville, Tennessee. Feit blijft dat net zoals veel anderen uit het alternatieve countrygenre Lambchop op muzikaal gebied niet zo heel veel met country van doen heeft. Denk dan ook zeker niet aan yee-ha’s, snikken en stembuigingen bij Lambchop.

Diversiteit

The Decline of the Country & Western Civilization is een verzameling a- en b-kantjes, aangevuld met een enkel nooit uitgebracht nummer. De compilatie toont de diversiteit van de band. Als zodanig is het misschien wel de beste afrekening met het feit dat ze te pas en te onpas in de countryhoek worden gestopt. Een melig nummer als Two Kittens Don’t Make a Puppy klinkt bijna als een parodie van New Orders Blue Monday, inclusief uit duizenden herkenbare staccato drumbeat. Maar er is net zoveel plaats voor rammelende lo-fi indie-rock (The Scary Caroler) en een cover van Elvis Costello’s Beyond Belief op deze bloemlezing.

Restmateriaal

Zoals te vaak geldt voor compilaties met ‘restmateriaal’ is ook dit album weinig memorabel. Ook hier kun je niet aan de indruk ontsnappen dat onder het mom van ‘ze waren zo slecht verkrijgbaar’ een aantal willekeurige nummers bij elkaar geplakt worden. Zelden leidt dat tot een coherent, laat staan een goed album.

Tekenend voor het gebrek aan kwaliteit op deze verzamelaar is de uitvoering van I can Hardly spell my name. Op The Decline (…) is een demoversie van dit nummer uit 1995 opgenomen. Het is een rommelige lo-fi versie van een schitterend nummer dat later ook terecht zou komen op het in 2002 verschenen album Is a Woman. De demoversie verraadt slechts gedeeltelijk deze klasse.

Voor alle fans

The Decline of the Country & Western Civilization is leuk als tijdsdocument of voor verstokte fans, al zullen die het gros van de nummers al bij elkaar gescharreld hebben. Voor beginners en geïnteresseerden zijn Nixon, het al genoemde Is a Woman of de dubbelaar Aw c’mon/no you c’mon een betere kennismaking. Voor mensen die tussen die twee kwalificaties in hangen, is het nog even wachten op het nieuwe album Damaged dat in augustus moet gaan verschijnen.

Lambchop speelt op 1 augustus in Tivoli, Utrecht.

Boeken / Strip

Jan Wolkers/Dick Matena – Kort Amerikaans, deel 1

recensie: Emotionele armoede

Sinds de stripversie van Dick Matena van Gerard Reves De avonden is verstripte literatuur geheel geaccepteerd door de ‘kunstwereld’. Wellicht is dat de reden dat Matena zich opnieuw heeft gestort op een literaire klassieker. Ditmaal geeft uitgeverij De Bezige Bij zijn strip van Kort Amerikaans van Jan Wolkers uit.

Natuurlijk valt er veel voor te zeggen dat dankzij Matena literatuurliefhebbers eindelijk oog hebben voor strips, maar de vraag die blijft spelen is: wat is zo’n integrale verstripping werkelijk waard? De kritiek op De avonden was dat Matena’s beelden weinig toevoegden aan de geschreven tekst. De tekst van deze roman was namelijk integraal overgenomen. Het medium strip heeft echter als doel een brug te slaan tussen dat wat met woorden verteld wordt en dat wat je ziet. Matena is daar bij Kort Amerikaans beter in geslaagd. Hij heeft de tekst veel meer los durven laten dan hij bij De avonden deed – tenminste vergeleken met de 33e druk van Kort Amerikaans uit 1973.

Felrealistisch en klinisch

~

De tekenstijl die Matena in Kort Amerikaans gebruikt, wijkt niet af van zijn andere werk: een felrealistische weergave van de werkelijkheid met keiharde koppen zonder een spatje emotie. Dat gemis aan emotie sloot goed aan bij de sfeer in De avonden en dat was dan ook waarom dit boek het meest werd geprezen. In Kort Amerikaans, dat gaat over een jongen die onderduikt in een kunstacademie, zitten ook veel van die emotiearme figuren, zoals de nazi/kunstenaar Van der Grouw, bij wie deze stijl goed past. De seksscènes die erg belangrijk zijn voor dit boek (in cultuurhistorische zin, omdat dit een van de eerste boeken was waarin seks zo’n opvallende rol had), zijn echter zo klinisch als een ziekenhuisgang. Dat dit album in kleur is gemaakt, of zoals Matena zelf zegt: “oorlogskleuren; matte, aardse tinten”, doet daar niets aan af.

Liever lezen

Matena heeft nog toegezegd om na deze trilogie Kaas van Willem Elsschot en De diamant van Harry Mulisch te verstrippen. Als magnum opus zou hij Ulysses van Joyce willen omzetten in plaatjes. Daar moet nog even op worden gewacht, want eerst komt dit najaar nog deel twee van Kort Amerikaans uit, en het laatste deel in het voorjaar van 2007. Ik denk dat ik liever voor die tijd de roman nog eens herlees. Kort Amerikaans door Matena levert geen extra bijdrage aan de stripwereld en zal niet eigenhandig zorgen voor de emancipatie van de strip als literaire vorm. Geef mij maar weer eigen werk van Matena, zoals Gauguin en Van Gogh uit 1990.

Boeken / Fictie

Semi-autobiografische stijlbreuk

recensie: David Mitchell (vertaling: Arthur de Smet) - Dertien

David Mitchell (1969) wordt beschouwd als een van de meest talentvolle jonge schrijvers die Engeland de laatste tien jaar heeft voortgebracht. Zijn debuut Ghostwritten (1999), het voor de Booker Prize genomineerde number9dream (2001) en Cloud Atlas (2004) waren stuk voor stuk complexe en virtuoze meesterwerken die de lezer in een tour de force van hot naar her slingerde.

Er leek geen einde te komen aan de ingenieuze vertelperspectieven, de hoofdstukken die stuk voor stuk op miniromans leken en de verschillende werelden, invalshoeken en stijlen die naadloos in elkaar overvloeiden. Er leek geen einde aan te komen. Nu is dat toch gebeurd.

Radicale stijlbreuk

Dertien is namelijk een radicale stijlbreuk. In deze roman vinden we weinig terug van de Mitchell waar we zo van zijn gaan houden. De roman vertelt het niet bijster bijzondere of originele verhaal van de dertienjarige jongen Jason Taylor die worstelt met zijn spraakgebrek (dat hij de toepasselijke naam ‘Hangman’ heeft gegeven), zijn impopulaire status op school, zijn oudere zus Lucy en het tanende huwelijk van zijn ouders.

Het is een typisch ‘coming of age’ verhaal van een jongen compleet met morele aanwijzingen, (trek je niets aan van je pestkoppen), eerste seksuele ervaringen (toen stak ze haar tong in mijn mond) en een stille belofte voor de toekomst in de vorm van een oude dame die Jason aanspoort toch vooral door te gaan met gedichten schrijven; een bezigheid die hij het liefst voor iedereen verbergt.

Een en ander speelt zich, volledig tegen Mitchell-gebruik in, ook nog eens af in een slaperig stadje in Engeland (Black Swan Green) in de provincie Worcestershire gedurende 1982-1983. Nauwelijks een plek die zich leent voor spannende taferelen en die komen dan ook niet aan bod. Afgezien van het veranderen van de seizoenen, de regering van Margaret Thatcher ten tijde van het Falkland conflict en problemen met klasgenoten, gebeurt er bar weinig in Dertien.

'The Iron Lady' Margret Thatcher. Een icoon van de jaren tachtig.
‘The Iron Lady’ Margret Thatcher. Een icoon van de jaren tachtig.

Semi-autobiografisch

De roman komt dan ook vooral over als een persoonlijk verhaal. Mitchell moet bewust gekozen hebben voor een breuk met zijn eerdere werk. Het heeft er dan ook de schijn van dat het boek gebaseerd is op zijn eigen ervaring. Een semi-autobiografische roman dus. De eerdere publicatie van enkele hoofdstukken in literaire tijdschriften doet vermoeden dat het idee voor deze roman al lang op de plank lag. De vraag is alleen: boeit het verhaal van Jason Taylor? Voor wie nog nooit een Mitchell heeft gelezen misschien, maar dit verhaal kabbelt voort als een saai beekje als je het vergelijkt met de woeste en vaak exotische zeeën van bijvoorbeeld Ghostwritten.

Jason zelf is bij vlagen ongeloofwaardig en roept de vraag op of jongens van dertien wel zo in het leven staan. Hij lijkt veel te wereldwijs voor zijn jaren en de wisselwerking tussen werkelijkheid en fantasie is bovendien geforceerd. Mitchell heeft er een snufje magisch-realisme overheen gestrooid, maar in dit geval werkt dat alleen maar bevreemdend. Bovendien lees je Mitchell door het karakter heen van Jason Taylor en daardoor komt de hoofdpersoon nauwelijks tot leven. Denk daarbij een uitgebreide, nostalgisch aandoende beschrijving van de jaren tachtig voor een tiener: bands, tv-programma’s, snoep en speelgoed. Je begrijpt het al.

Gemis van een plot

De vertrouwde Mitchell vinden we maar enkele pagina’s terug: het hoofdstuk Solarium waarin Jason les krijgt over poëzie en het leven door Madame Eva van Outryve de Crommelynck. Het is grappig, virtuoos, diepzinnig en staat in schril contrast met de rest van de roman. Het hoort er simpelweg niet in thuis. Veel meer les had Jason van deze madame moeten krijgen. Dat zij (letterlijk) spoorloos verdwijnt na één hoofdstuk is onbegrijpelijk.

Losse eindjes zijn niets voor Mitchell, maar Dertien barst er van uit zijn kaft. De Madame, de heksachtige vrouw in het bos, de relatie met zijn ouders; veel wordt aangeroerd om vervolgens tussen de regels door te glippen en te verdwijnen.

De roman mist een duidelijk plot en hangt een beetje in de lucht. Kon het zich als geheel maar meten met een hoofdstuk als Solarium, maar de waarheid is dat het ook goed zou zijn als de rest van de roman gewoon zou ontbreken. De kracht van dat ene hoofdstuk is zo groot dat het de rest compleet opslokt. Waarschijnlijk gaat dit ook gebeuren als het wordt vergeleken met zijn andere werk. Misschien moet je een jongen geweest zijn om Dertien te vatten, maar waarschijnlijk lag de lat voor Mitchells persoonlijkw verhaal gewoon te hoog. Hopelijk is hij zijn semi-autobiografische ei nu kwijt. Dan kan hij weer over tot de orde van de dag.

Muziek / Album

Mucho mainstream

recensie: Snow Patrol - Eyes Open

Het is een pittige vraag voor een popquiz: Welke populaire rockband is begonnen onder de naam Polar Bear? Antwoord: Snow Patrol. De nieuwe en meer mysterieuze bandnaam Snow Patrol ontstond omdat de bassist van Jane’s Addiction een hobbybandje had met dezelfde, niet bijster originele naam “IJsbeer”. Tot zover de poptrivia, over naar serieuzere zaken.

~

De Noord-Ierse/Schotse rockband Snow Patrol, opgebouwd rond de charismatische zanger en tekstschrijver Gary Lightbody, maakte furore met het definitieve doorbraakalbum Final Straw (2004). De recent verschenen opvolger Eyes Open heeft dan ook te maken met de alom gevreesde hoge verwachtingen, vooral nadat de band in de pers al vergeleken werd met grootheden als U2. Eyes Open maakt in vergelijking met het spannende Final Straw dan ook een geforceerde, onbezielde indruk; het is een plaat die, met gemakkelijk in het gehoor liggende stadionknallers, vooral bedoeld lijkt voor het grote publiek op de Britse én de immense Amerikaanse markt.

Lightbody–effect

Snow Patrol viel ten tijde van Final Straw vooral op door wereldsongs als Somewhere A Clock Is Ticking en de hit Run. Hypnotiserende, epische ballades die zelf de meest koele kikker wisten te ontroeren. In Set The Fire To The Third Bar dat Gary Lightbody op Eyes Open zingt met diva Martha Wainwright gebeurt er overigens weer zoiets moois: de song is zó vol bezieling dat je spontaan de behoefte krijgt ongegeneerd een potje te gaan janken. Ook het langzame Chasing Cars en Make This Go On Forever van het nieuwe album zijn schitterende instantklassiekers. Dit zijn de Snow Patrolsongs die gedragen worden door avontuur en die de kracht kennen van het “Lightbody-effect”: voordracht van tekst en zang als in een kalmerend warm bad. Kon deze band zich maar altijd bezig houden met van die songs die je direct een brok in de keel bezorgen…

Vlees noch vis

Maar Snow Patrol is een vijfkoppige band en blijkbaar vinden de mannen (of is het de platenmaatschappij?) dat er af en toe gerockt moet worden. Hier slaat de ongeïnspireerdheid toe, dus krijg je hapklare brokken met akkoorden voorgeschoteld zoals opener You’re All That I Have, het quasi-ruige Hands Open met een verschrikkelijk refrein (Nickelback!) of het saaie Headlights On Dark Roads. Songs in categorie ‘Vlees noch vis’. En helaas valt de rest van de liedjes op Eyes Open dan vanzelf tussen wal en schip. Eeuwig zonde, want Snow Patrol is zonder meer een interessante band, zo lang de leden zichzelf durven te blijven en niet vallen voor de verleiding mainstream-rockliedjes te gaan schrijven.

Muziek / Achtergrond
special: Talent van eigen bodem - VI: Een interview met Grootmeester Jan

Hiphop creëeren met een eigen gezicht, dat wil GMJ

Na interviews met o.a. Audiotransparent, Propeller, We vs. Death en Blues Brother Castro nu een talent uit een hele andere muzikale scene. Grootmeester Jan (GMJ) heeft zijn sporen als rapper reeds lang verdiend bij het Amersfoortse rap-collectief D.A.C. en mag zichzelf een gevestigde naam noemen in de underground. Niettemin willen we de aandacht op hem vestigen, deze ondergrondse doe-het-zelver, na het uitkomen van zijn debuutalbum Collaboratorium in november vorig jaar. We werpen zowel blikken voor als achteruit met deze Grootmeester.

~

Het begon voor mij met rappen in 1997 bij Vlieg. Rappen in het Nederlands werd toen eigenlijk nog niet voor vol aangezien en je werd al snel als een Osdorp Posse-wannabe gezien. Toen we ons in 2000 aansloten bij D.A.C. (de Amersfoortse Coöperatie) ging het snel anders. We waren een grotere crew, met meer inspiratie: doordat je elkaar ook aansteekt en van elkaar leert. Een opwaartse spiraal dus die uiteindelijk resulteerde in Didactici (2002) en nog later in Professioneel chillen (2004). En bij Didactici merkten we dus al dat Nederlandse hiphop heel erg in de lift zat, de platen waren onwijs snel weg en de houding naar het genre veranderde ook. Waar voorheen dus het Engels gezien werd als de taal van rap was nu juist rappen in je moerstaal wat gewenst was. De omgekeerde wereld van wat je in 1997 zag toen ik begon. Je zou Nederlandse hiphop tegenwoordig zelfs bijna de nieuwe Nederpop kunnen noemen.

Dat GMJ op hetzelfde moment ook gebeld wordt voor een bespreking van een demo van een beginnende nederhop-formatie illustreert niet alleen het hippe van de Nederhop, maar ook de gedreven doe het zelf houding van de rapper. Men hoeft niet langs een manager of agent om contact met hem te leggen, alles gaat via hemzelf, zo ook de promotie van zijn werk.

~

Het begon voor mij met rappen in 1997 bij Vlieg. Rappen in het Nederlands werd toen eigenlijk nog niet voor vol aangezien en je werd al snel als een Osdorp Posse-wannabe gezien. Toen we ons in 2000 aansloten bij D.A.C. (de Amersfoortse Coöperatie) ging het snel anders. We waren een grotere crew, met meer inspiratie: doordat je elkaar ook aansteekt en van elkaar leert. Een opwaartse spiraal dus die uiteindelijk resulteerde in Didactici (2002) en nog later in Professioneel chillen (2004). En bij Didactici merkten we dus al dat Nederlandse hiphop heel erg in de lift zat, de platen waren onwijs snel weg en de houding naar het genre veranderde ook. Waar voorheen dus het Engels gezien werd als de taal van rap was nu juist rappen in je moerstaal wat gewenst was. De omgekeerde wereld van wat je in 1997 zag toen ik begon. Je zou Nederlandse hiphop tegenwoordig zelfs bijna de nieuwe Nederpop kunnen noemen.

Dat GMJ op hetzelfde moment ook gebeld wordt voor een bespreking van een demo van een beginnende nederhop-formatie illustreert niet alleen het hippe van de Nederhop, maar ook de gedreven doe het zelf houding van de rapper. Men hoeft niet langs een manager of agent om contact met hem te leggen, alles gaat via hemzelf, zo ook de promotie van zijn werk.

Tja, het is natuurlijk zo dat er tegenwoordig een hoop Nederlandse hiphop acts juist door sterke promotie van hun platenmaatschappij (veelal TopNotch) behoorlijk in de kijker gespeeld worden. Zelf heb ik echter voorlopig geen behoefte aan een contract. Naast het feit dat we met D.A.C. rond 2000 nogal wat gezeik hebben gehad met onze toenmalige platenmaatschappij is het voor mij ook een groot leerproces om alles zelf te doen. Op het moment ben ik bezig met een studie aan de Academie voor Popcultuur en kan dit heel goed combineren met mijn muzikale ambities. Ik kan wel tekenen bij een platenmaatschappij, maar juist door mijn zaakjes zelf te regelen heb ik ondertussen al heel veel geleerd. Iets wat anders waarschijnlijk niet gebeurd was. En wanneer je dan positieve geluiden hoort is het een compliment direct op jezelf omdat er niemand tussen zit. Daarnaast is het ook een mooie beloning om gebeld te worden door Boudisque (één van de onafhankelijke platenzaken waarlangs GMJ zijn platen aan de man brengt en waar hij na Opgezwolle tevens de best verkopende Nederlandstalige artiest is) met de mededeling dat de cd’s weer op zijn en er dus weer nieuwe aangeleverd moeten worden.

Collaboratorium loopt dus goed en de naam Grootmeester Jan staat op het moment ook regelmatig op de bill. Verwacht echter niet gelijk een rapper met DJ opzet, GMJ heeft een hook-up met de Groninger Funkband Lush waarmee hij nu de podia bestormt.
Ja, maar Lush als band bestaat eigenlijk niet meer, het is nu daadwerkelijk “Grootmeester Jan met Liveband”. Op het moment staat er ongeveer een set van 45 minuten waarmee we op kunnen treden en werken we druk aan meer. Lang niet alle nummers van het album kunnen namelijk gebruikt worden. Aan de ene kant omdat ze muzikaal niet met een band te spelen zijn en anderzijds ook niet omdat door de verschillende collabo’s er te weinig eigen tekst in zit om een heel nummer op te bouwen. Maar we willen ook niet alle nummers van de plaat kunnen spelen het gaat erom dat we lekkere funkmuziek neerzetten a la Relax. Hiphop die zowel door de hiphoppers als door het festivalpubliek gewaardeerd wordt. Dat is iets wat we nu ook wel merken met optredens; vaak komen er na shows kids op ons af om te vertellen dat ze het heel cool vinden terwijl ze dat niet verwacht hadden. In veler beleving is hiphop op een podium namelijk inderdaad een rapper met een DJ.

~

Iets wat van GMJ dus niet meer verwacht hoeft te worden?
Nou, dat ook weer niet, op het moment werk ik ook met DJ Irie (de op één na beste turntablist van de wereld) aan een show. Hierbij wordt dus turntablism de essentie; en dan niet een DJ die af en toe even een scratch toevoegt aan een cd’tje waar alle muziek al op staat, maar echte live gecreëerde beats. Een idee waar we ook mee spelen is om het publiek ter plekke te laten kiezen uit verschillende platen waar we dan een beat mee neer moeten leggen. Heel oldschool dus, maar tegelijkertijd ook verfrissend omdat je het nog maar heel weinig ziet.

Verfrissing en experimenteren, dit lijken ook als we naar Collaboratorium luisteren heel belangrijke elementen in de muziek van GMJ. Geen standaard hiphop, maar meer. Waar komt deze drang eigenlijk vandaan?
Het is voornamelijk een onvoorwaardelijke liefde voor muziek en dan niet alleen hiphop, maar alles, in zoveel mogelijk soorten en genres. Ik struin dan ook graag door de zogenaamde eurobakken in platenzaken op zoek naar interessante muziek om mee te experimenteren. Op Collaboratorium vindt je ook veel van het experimenteren terug en dat is het beste te horen op Metnizz; het heeft een heel duidelijke hiphop-feel, maar eigenlijk klopt het niet. Als je naar de drums luistert zit alles er naast en toch flowt het. Daar wil ik ook naar toe, het maken van hiphop die een heel duidelijk gevoel uitstraalt en een eigen gezicht creëert zonder dat er klakkeloos Amerikaantje wordt gespeeld.

Is Was ik maar een rapper daar ook een aanklacht tegen?
Nou nee, daar is het niet zozeer op gericht, dat nummer heb ik voornamelijk geschreven om duidelijk te maken dat hiphop eigenlijk niks met uiterlijk te maken heeft en niet met dat wat je op tv ziet. Het is veel meer dan dat, eerder een denkwijze, KRS-One is daar wat mij betreft een goed voorbeeld van. Het meeste andere valt beter te kwalificeren als gangsta-rap en dat wilde ik dus aan de tand voelen. En ik had het wel allemaal kunnen aanvallen, maar dat komt weer zo verbitterd over, dus heb ik het omgedraaid. Want als je nu kids hebt die naar de box kijken denken ze allemaal: ‘oh cool, hiphop, dat zijn naakte vrouwen die tegen je oprijden, dure kettingen en zo’. Terwijl dit eigenlijk alleen maar side effects zijn van hiphop, die wel als mainthing in beeld komen. Juist door al die dingen gewoon te benoemen en dan heel erg te overdrijven komt het eigenlijk heel belachelijk over. Dat wat ik zeg zie je inderdaad op tv maar het klinkt ineens heel belachelijk.

En vanuit Amerika is het wel voornamelijk vanuit een andere achtergrond gemaakt. Veel van die jongens komen inderdaad uit een ghetto, worden dan ineens groot en willen dat ook graag laten zien met dure auto’s en zo, maar dat komt hier in Nederland niet geloofwaardig over.

Een duidelijke visie op hiphop dus, iets wat eigenlijk ook bij D.A.C. al wel te horen was. Hoe staat het eigenlijk met D.A.C.?
Nou ja, ik zit nu in Leeuwarden dus wordt meestal aangehaald als “de grote afwezige” wanneer er weer een optreden geweest is. Ik weet ook niet hoe het staat met eventueel nieuw materiaal, maar ik ben op het moment ook te druk met mijn eigen shows. Wie weet kom ik er weer terug als ik eventueel terugkeer naar Amersfoort.

Verder nog dingen die je kwijt wil?
Ja, Check de site, download wat mp3’s, schrijf in het gastenboek en kijk of je iets leuks vindt. Wie weet luister je straks alleen nog maar naar Bong-ra! Oh, en luister ook eens naar Gunter en Umtzi twee vergeten Duitse elektrohelden die eigenlijk aan de basis hebben gestaan van alle housemuziek. Ooit heel controversieel, maar misschien is de wereld er nog steeds niet klaar voor.

Kunst / Expo binnenland

De kleine biënnale

recensie: Fijne kunst kaapt ruig fort

Twaalf kunstenaars hebben fort ’t Hemeltje tussen Houten en Utrecht gekaapt. Ze hebben de fortwachter en zijn vrouw in weten te palmen en zijn ter plekke aan het werk gegaan, veelal geïnspireerd door de locatie. Hun kunst is drie weken lang te zien op en in het fort. In 2004 was een andere groep kunstenaars er al in geslaagd om het nabij gelegen fort Vechten in bezit te nemen.

Onder de slogan ‘Kunst kaapt ruig fort’ willen curator Mark Kremer, de organisatie en de kunstenaars van de tweede editie van de kleine biënnale wederom veel kinderen trekken. Ouders en andere volwassenen met een open blik zijn ook welkom. De kleine biënnale is een variant van de grote biënnales voor beeldende kunst zoals die wereldwijd tweejaarlijks plaatsvinden in onder meer Venetië, São Paulo en Berlijn. De kleine biënnale is klein van opzet en daardoor niet zo’n uitputtingsslag als zijn grotere broer.

Reusachtig kanon

Hier worden kinderen afgevuurd toch?, André van Bergen (foto: Mireille de Putter)
Hier worden kinderen afgevuurd toch?, André van Bergen (foto: Mireille de Putter)

Het meest in het oog springend is een reusachtig houten kanon bovenop het fort. Hier worden kinderen afgevuurd toch? gaf kunstenaar André van Bergen (1963) als titel aan het werk mee. Van Bergen liet zich inspireren door de militaire geschiedenis van het fort, door een spectaculaire circus- en kermisattractie uit vroeger tijden, en door het kind als avonturier. Door te draaien aan een lier wordt een elastiek aangespannen waarmee een grote ton -met of zonder inhoud- kan worden weggeschoten. Of hiermee echt kinderen of andere zaken worden weggeschoten, blijft onduidelijk. Het idee en de aanblik van de naar de lucht gerichte houten stellage prikkelt de verbeeldingskracht in elk geval sterk. In het stemhokje verderop is te lezen:“Ik stem voor het kanon als vreemdste kunstwerk, omdat het zo mooi is gebouwd en omdat je je ouders erin kunt afschieten.”

Herinneringen van een fortbewaker

Rondstruinend op het fort beland je in een soort filmdecor van kunstenares Ingrid Mol (1970) dat bestaat uit een tankstation, ruige brommers, een monitorenkamer en een keramieken beeld van een voor zich uit starende man. Vooral de als wesp en sprinkhaan vormgegeven Kreidler ‘buikschuivers’ zijn fraai. Mol gebruikt haar kunst om personages te bedenken en verhalen te vertellen. In dit verhaal staan de herinneringen van fortbewaker Ralp Lepaert centraal. Het is aan de bezoeker om de verschillende elementen met elkaar te verbinden en het verhaal af te maken.

Binnen in het fort is werk te zien van onder meer Hester Oerlemans, Wouter van Riessen, Servet Koçyigit, Yeondoo Jung en Mark Bain. De installatie Uit-Controle van Mark Bain (1966) bestaat uit luide, vibrerende klanken die via je oren binnen komen en in je hele lichaam doortrillen. Wandelend door de lange, duistere gangen van het fort ga je op zoek naar de bron; het epicentrum van dit oergeluid. Kinderen schreeuwen en gillen. Het is alsof de lange gang een reusachtige saxofoon vormt, die deze oorverdovende klanken produceert.

Wonderland

Veel deelnemende kunstenaars hebben zich laten inspireren door kinderen, maar bij de Koreaanse kunstenaar Yeondoo Jung (1969) levert dit een verrassend resultaat op. Voor zijn project Wonderland werkte hij in 2004 samen met kinderen in Liverpool van vijf en zes jaar oud. De bevolking in het geboorteland van Jung is lange tijd onderdrukt geweest. De mensen waren niet gewend om in vrijheid te leven en hun dromen waar te maken. Jung vroeg de kinderen in Liverpool hun dromen te tekenen. Wat zouden ze willen doen? En wie zouden ze willen zijn? Vervolgens heeft Jung deze droomwerelden geënsceneerd en gefotografeerd. Hoewel de samenwerking met de kinderen heel vrij werk oplevert, is het vooral de wisselwerking tussen de tekeningen en de foto’s die het zo boeiend maakt.

Brommer, Ingrid Mol (foto: Mireille de Putter)
Brommer, Ingrid Mol (foto: Mireille de Putter)

Suchan Kinoshita, Meschac Gaba, Michiel Blumenthal, en Hinrich Sachs/Mirjam van Tilburg hebben werk gemaakt waarbij de kinderen zelf iets kunnen doen. Bij rondvraag blijken deze werken veruit favoriet bij het jonge publiek. In de spelletjeskamer van het Museum voor Hedendaagse Afrikaanse Kunst van Meschac Gaba kun je Afrikaans knikkeren. Als kaartenmaker kun je een kaart van het fort tekenen; de mooiste exemplaren worden geëxposeerd tussen historische en andere bijzondere kaarten.

Ook in de souvenirshop gaan bezoekers zelf aan de slag om een eigen biënnale-souvenir te ontwerpen. In de stemhokjes kun je laten weten wat je van de kunst vond. Op de vraag welk kunstwerk je uit de expositie zou willen halen en in de fortgracht zou willen gooien, schreef een kind: “de Mona Lisa, mijn moeder, en het Pinokkio-kunstwerk van Wouter van Riessen.”

Vrijplaats

Door middel van educatie is het mogelijk om de meeste kunst in musea en op biënnales te vertalen naar de leefwereld en het intellect van kinderen. Is de kunst van de kleine biënnale -die speciaal is gemaakt voor het jonge publiek- dan wel zinvol en levert het geen saaie of inhoudsloze ‘kinderkunst’ op?

Als de kunstenaars in vrijheid kunnen werken -weliswaar met de doelgroep in het achterhoofd- en als ze vanuit hun eigen beweegredenen en interesses werken dan kan het boeiende kunst voor een breed publiek opleveren. Deze editie van de kleine biënnale is hierin geslaagd. Een ander succesvol voorbeeld is Grote Kunst voor Kleine Mensen van Cut-n-Paste dat tijdens het Cinekid Festival 2005 in première ging in Museum De Paviljoens in Almere. Dertien kunstenaars maakten een verzameling korte films voor kinderen van twee tot en met zes jaar. Ze zijn, evenals de werken op de kleine biënnale, interessant voor een breed publiek, omdat de kunstenaars op zoek zijn gegaan naar de essentie van hun werk.

Hemeltje

De kunst en de locatie van de kleine biënnale prikkelen de zintuigen en de verbeelding. Behalve kunst kijken, kun je er wandelen, picknicken, schilderen, tekenen, rennen, klimmen, zonnen, bloemen plukken, genieten van het uitzicht, dwalen door de lange gangen, en de akoestiek uitproberen van het fort. Allemaal dingen die meestal niet kunnen in het ‘white cube’-museum.

Met het fort als locatie heeft de organisatie van de kleine biënnale een sterke troef in handen. Het negentiende-eeuwse fort dat onderdeel is van de Nieuwe Hollandse Waterlinie maakt zijn naam waar en oogt in dit seizoen -ondanks de naastliggende A27- als een hemeltje. Een hoogpolig groen grastapijt bekleedt het fort. Boterbloemen, fluitenkruid en margrieten schieten overal uit de grond. Het vestingwerk wordt omzoomd door knotwilgen, iepen en het water van de fortgracht. Een kind schreef in het gastenboek: “Ik wil alle tunnels van het fort omdat ik ze zo mooi vind.” De kleine biënnale is een speels en zinnenprikkelend kunstavontuur waarin de kunstwerken en de bijzondere locatie elkaar versterken.

Boeken / Non-fictie

Pech in het spel, geluk in de liefde?

recensie: Ken Bray - De kunst van het scoren//Bas Kast - De liefde: En waar de hartstocht vandaan komt

Het is een hele toer om te kunnen scoren. Zowel in de liefde als in het voetbal. Gelukkig schiet de wetenschap te hulp. In de hieronder genoemde boeken worden we voorzien van wetenschappelijke weetjes en feiten over zowel het edele voetbalspel als het spel der liefde. En de hoopvolle boodschap is: Scoren kun je leren.

De kunst van het scoren

In De kunst van het scoren van Ken Bray wordt de wetenschap achter het hedendaagse voetbal behandeld. Of het nu de luchtweerstand bij een effectvolle vrije trap betreft of de kracht van de psychologische voorsprong, het passeert allemaal de revue. Bray heeft geprobeerd de belangrijkste wetenschappelijke ondervindingen leesbaar te bundelen in dit boekwerk.

De kunst van het scoren trapt af met een hoofdstuk over de ontstaansgeschiedenis van het voetbal. Dit is direct ook het beste hoofdstuk. Het is erg boeiend om te lezen hoe het hedendaagse voetbal zich heeft ontwikkeld van een keiharde wedstrijd tussen dorpen op een gigantisch ‘speelveld’ (waar de bal ook met de hand gespeeld mocht worden) naar de gereglementeerde variant die men nu op de beperkte omvang van een voetbalveld speelt. Voetbal was blijkbaar altijd al ‘oorlog’. Daarna vervalt Bray in saaie wetenschappelijke verhandelingen over het gedrag van de bal én de voetballer. Stof die de gemiddelde lezer weinig zal boeien. Wie wil nu eigenlijk weten hoeveel meter een keeper maximaal kan uittrappen of onder welke hoek een bal geraakt moet worden voor een optimale vrije trap?

De kunst van het scoren is misschien interessant voor een beginnende voetbalcoach, maar andere liefhebbers van het spelletje zullen zelfs de reclamepauzes van De wedstrijden van Talpa niet overslaan om even in dit boek te bladeren. Het is droge kost, terwijl het hier toch om een heel smeuïg spelletje gaat. Bray bedekt een mooi volksvermaak met een dikke laag stoffige wetenschap en haalt zo de glans van het spel.

De liefde

Van een geheel andere orde is het boek van Bas Kast: De liefde. En waar de hartstocht vandaan komt. Ook hier staat de wetenschap rondom het scoren centraal. Dit maal gaat het echter om het behalen van een optimaal resultaat in de liefde in plaats van op het voetbalveld.

Op het eerste gezicht lijkt het boek alles behalve veelbelovend. De omslag van het boek toont ons namelijk op de achterflap een foto van de auteur die ons eerder de schijn geeft dat het hier een goedkoop doktersromannetje betreft dan een serieuze wetenschappelijke verhandeling. Gelukkig maar dat schijn soms bedriegt.

In heldere bewoordingen toont Kast ons de mechanismen van de liefde. De inzichten van onderzoeken van psychologen, biologen, gedragstherapeuten en neurofysiologen worden op een rijtje gezet. De verschillende invalshoeken worden samen gepresenteerd en thematisch per hoofdstuk weergegeven. Hierdoor ontstaat een ‘compleet’ beeld van het begrip liefde. Kast doet dit lekker losjes en onderhoudend. Hij geeft handige tips voor het verleiden (laat de ander praten), het onderhouden van de relatie (denk positief, wees constant attent) en het scheiden (onderken het belang van en beteugel de jaloezie).

Het klinkt als je het zo opdreunt als een stel dooddoeners, maar in de juiste wetenschappelijke context zijn het verhelderende feiten die je kunnen helpen in het dagelijkse relationele leven. Het verschil tussen het net opgedreunde lijstje en het boek van Kast zit hem in de schrijverskwaliteit van Kast. Hij dreunt niet simpel wat feitjes op, maar hij kleedt het leuk aan en dat maakt dit boek zo lekker leesbaar en onderhoudend.

De liefde. En waar de hartstocht vandaan komt is aan te raden voor een ieder die een relatie heeft, een relatie wil of net een uit een relatie komt. En als je buiten deze categorieën valt, dan rek je de grenzen maar wat op, want dit boek is leuk voor iedereen met een sociaal leven. En wees nu eerlijk: wie wil er niet succesvol zijn in de liefde? Bas Kast reikt je daarvoor de handvaten aan.

De kunst van het scoren: De verborgen regels van het voetbal • Ken Bray • Uitgever: Thomas Rap • Prijs: € 18,90 (paperback) • 255 bladzijden • ISBN:90-6005-605-1

De liefde: En waar de hartstocht vandaan komt • Bas Kast • Uitgever: Wereldbibliotheek • Prijs: € 15,90 (gebonden) • 224 bladzijden • ISBN:90-284-2142-4

Boeken / Fictie

Maatschappijkritiek met een glimlach

recensie: Ramsey Nasr - Onze-lieve-vrouwe-zeppelin. Antwerpse gedichten / Van de vijand en de muzikant. Essays, artikelen, opiniestukken

Onlangs verschenen twee publicaties van acteur, dichter, schrijver en regisseur Ramsey Nasr (1974) bij uitgeverij De Bezige Bij. In 2005 is Nasr benoemd tot stadsdichter van de mooiste stad aan de Schelde. Het resultaat is de bundel Onze-lieve-vrouwe-zeppelin. Antwerpse gedichten, waarin 16 gedichten te vinden zijn over de karakteristieken van deze stad en haar inwoners. Tegelijkertijd verscheen Van de vijand en de muzikant, waarin essays, artikelen en opiniestukken geschreven tussen 2001 en 2005 te vinden zijn. In deze teksten laat Nasr zich uit over een veelheid aan thema’s, waaronder het Midden-Oosten conflict, de cultuurpolitiek in Nederland en zijn liefde voor muziek. Alhoewel de bundels op het eerste gezicht nogal verschillend van aard zijn, zijn er duidelijke overeenkomsten die beide het lezen meer dan waard maken.

Nasr legde in een interview uit dat de essays voornamelijk een belichting zijn van de samenleving en dat de gedichten de maatschappij ontstijgen. Hoewel Nasr de boeken met deze opmerking uit elkaar probeert te trekken, wordt toch duidelijk dat ‘de maatschappij’ het onderwerp van interesse is. In mijn ogen gaan beide bundels over de manco’s van ‘de maatschappij’ en tegelijkertijd over die van de individuen die deze samenleving bemannen.

Onze-lieve-vrouwe-zeppelin

~

Hoewel Nasr al een aantal jaar in Antwerpen woonde toen hij benoemd werd tot stadsdichter, kan hij toch als buitenstaander betiteld worden en zo stelt hij zich dan ook op in Onze-lieve-vrouwe-zeppelin. Wannes van der Velde, de volkszanger van het Vlaamse lied, en de Zoo worden door Nasr openlijk bewonderd. Maar de rafelranden van de stad voeren de boventoon.

… Dees hier was altijd een nette buurt

met fatsoenlijke hoeren afrikanen verslaafden portugezen
albanezen polen pakistanen chinezen en proper
tramjeanetten enfin marginalen gelijk gij en ik
alles ging goe en nu krijgen we dit…

Bovenstaande alinea komt uit het gedicht Achter een vierkante vitrine. Dit gaat over de nieuwe hypermoderne Stadsbibliotheek die op vrijdag 22 april 2005 werd geopend in de Seefhoek (Antwerpen-Noord) aan een plein dat bekend stond om prostituees, drugs- en alcoholverslaafden, homocafés, huisjesmelkers en een multiculturele bevolking. Nasr raakte geïntrigeerd door de tegenstellingen tussen de (bewoners van deze) veelbesproken locatie en deze openbare voorziening en probeerde dit op grappige wijze te verwoorden. Tussen neus en lippen door worden onderwerpen als racisme en gemeentelijk falen belicht. De zwaarte van dit soort onderwerpen relativeert Nasr telkens met een luchtig gevoel voor humor. Hij brengt op die manier poëzie die toegankelijk is voor een breed publiek. Tegelijkertijd zullen de zangerigheid en de vloeiende tred van zijn zinnen ook de meer kritische lezer aan spreken.

Bij elk van de 16 gedichten geeft Nasr uitleg: hij vertelt over de achtergronden van de gedichten en schuwt het daarbij niet om af en toe een persoonlijke anekdote te vertellen. Dit geeft inzicht in de beweegredenen van de dichter en geeft ook een indruk van hoe Nasr zijn jaar als stadsdichter beleefd heeft. Ook de prachtige vormgeving van Dooreman voegt iets toe aan de bundel; we worden getrakteerd op een prettig leesbaar lettertype en een aantal bijzondere historische foto’s van de stad Antwerpen, zonder dat er sprake is van effectbejag.

Van de vijand en de muzikant

~

De stukken die Nasr samenbracht in Van de vijand en de muzikant (ook vormgegeven door Dooreman) zijn grotendeels al eerder gepubliceerd in dagbladen als NRC Handelsblad en De Standaard. Hij splitste de bundel in tweeën: in het deel Van de muzikant zijn 12 essays bijeen gebracht en in Van de vijand tien. Ook hier blijft Nasr dicht bij zichzelf. Zijn hartstochten – klassieke muziek, kunst, cultuur en politiek – komen uitgebreid aan bod.

De eerste paar essays in Van de muzikant zijn vooral beschrijvend van aard. Nasr is helder, relativeert en nuanceert; hij verhaalt over onder andere de Vlaamse maniëristen en Palestijnse poëzie. Op de stukken is niets aan te merken: ze zijn inzichtelijk en interessant, maar er gebeurt niets ‘extra’s’. Dat hij dat wel in zich heeft, bewijst hij in de essays die politiek gekleurd zijn. Daar komt hij met expliciete meningen en is hij vol vuur, waar hij in de andere stukken ‘slechts’ vol warmte schrijft. In de artikelen waarin de Nederlandse mentaliteit ter sprake komt, neemt hij duidelijk stelling. Zijn analyses van Nederland en het Israëlisch-Palestijnse conflict zijn haarscherp. Holland the Movie is bijvoorbeeld een artikel dat je dwingt Nasrs betooglijn geconcentreerd te volgen.

Nederland is helemaal niet veranderd. Ik zag mijn vertrouwde land terug. Zo te horen was alles de laatste maanden volgens schema verlopen, inclusief volkshysterie. Van Gogh lag nog niet neer of hij werd al naar oudhollands gebruik verheven tot symbool. Van Gogh de Vrije is bijgezet in het rijtje van Pim de Profeet, Hazes de Volksheld, Gumus de Lieve Illegaal, en Joos & Joes van het Zinloos Geweld. Nederland is gek op symbolen. Alles wat de werkelijkheid op afstand houdt of liever nog vervangt, wordt hier beleden als een hip geloof.

Het tweede gedeelte van de bundel Van de vijand is kwalitatief iets beter dan het eerste deel, wat te danken is aan het politieke onderwerp van de meeste essays. Het artikel De nieuwe realiteit was voor het Belgisch Israëlisch Weekblad de aanleiding om een hetze tegen Ramsey Nasr en zijn benoeming als stadsdichter te beginnen. De hysterie die ontstaat door dit soort acties in de media wordt duidelijk door het commentaar dat Nasr levert:

De Antwerpse VLD (Vlaamse Liberalen en Democraten) verricht puik werk de laatste tijd. Naar aanleiding van mijn opiniestuk over Israel werd het Antwerps stadsbestuur onder druk gezet om mij de benoeming tot stadsdichter te ontzeggen. Doodsbang dat het stadsdichterschap een politieke functie zou kunnen worden, is men er in een mum van tijd in geslaagd hier een louter politieke functie van te maken. Mijn complimenten.

Onder de titel Boekenrellen is de polemiek tussen Nasr en Walter Pauli, adjunct-hoofdredacteur van De Morgen, te lezen. Pauli reageerde nogal vuil op een artikel over de aanwezigheid van de Israëlische ambassade op de Antwerpse Boekenbeurs. Deze schriftelijke discussie tussen beide heren was in Vlaanderen al uitvoerig te volgen in de dagbladen De Standaard en De Morgen. En in dit soort geschreven discussies is Nasr duidelijk op zijn best; als hij mag reageren op de ‘onzin’ die zijn ‘vijanden’ uitkramen, komt zijn talent naar boven om hen in enkele zinnen uit te schakelen. Maar nooit op geheel agressieve wijze, altijd met een glimlach om de lippen.

Zowel de essay- als de poëziebundel geeft een boeiende blik op de maatschappij en alles wat daar fout in gaat, maar gaat ‘gelukkig’ ook over de zaken die wel mooi en goed zijn. Daarnaast weet Nasr ondanks alle misstanden de moed erin te houden. Blijf glimlachen, lijkt zijn boodschap.