Film / Films

Superman is weer super

recensie: Superman Returns

Het heeft even geduurd, maar de man van staal is weer terug op het witte doek. Na een aantal jaren op televisie te hebben vertoefd (Lois & Clark, Smallville), is het verhaal van Superman weer opgepakt door Bryan Singer, die met de eerste twee X-Men-films al liet zien vertrouwd te zijn met comic-verfilmingen.

De film gaat verder waar Superman II (1980) ophield. Superman (Brandon Routh) komt na een afwezigheid van een aantal jaren weer terug op aarde. Lois Lane (Kate Bosworth) heeft een zoontje van vijf en staat op het punt om te trouwen. Ze heeft inmiddels de Pulitzerprijs gewonnen met een artikel over waarom de wereld Superman níet nodig heeft. Niet alleen komt Superman weer terug om die wereld toch te overtuigen van zijn onmisbaarheid, hij wil en passant ook even het hart van Lois terugwinnen. Toevallig zijn Lex Luthor (vers uit de gevangenis) en Clark Kent (‘wereldreis’) ook weer terug.

Is it a bird?

~

Met het aanzwellen van de Supermantheme van John Williams en begintitels die geweldig veel op die van Superman uit 1978 lijken, is de toon meteen gezet. Superman is terug van nooit weggeweest. Fijn ook dat Metropolis en diens inwoners praktisch niet veranderd zijn; een duidelijk eerbetoon van Singer aan de eerdere films. Het vlinderdasje van Jimmy Olsen, Lois die niet weet hoe ze iets moet spellen, en uiteraard het logo van de Daily Planet, de grote ronddraaiende globe. Zelfs het historische “Is it a bird? Is it a plane?” is op leuke wijze in de film verwerkt.

Casting

~

Het grootste probleem dat de productie van Superman Returns kende, was de casting. Veel bekende namen werden vooraf al in het blauwrode pak gestoken. Nicolas Cage, Ashton Kutcher en Josh Hartnett waren enkele van de gegadigden. Met Singer aan boord, die voor dit project tot zijn grote spijt het derde deel van de X-Men moest laten schieten, kwam een einde aan het speculeren. Hij wilde koste wat kost een onbekende, iemand die daardoor alleen met Superman geassocieerd kon worden. Met Brandon Routh, die zelfs wel wat weg heeft van de legendarische Superman Christopher Reeve, heeft hij de goede man van staal binnen gehaald. Routh is een geweldige Clark en een haast klassieke Superman.

Chemie

~

Dat een film als Superman vol zit met actie, mag duidelijk zijn. Een spectaculaire vliegtuigcrash, een vuurgevecht, een op hol geslagen auto, en het ultieme doel van Lex Luthor (een fantastische Kevin Spacey): een eigen eiland dat binnen een paar uur uit de zeebodem ontstaat. Het eindgevecht steekt zelfs bijna grauw af ten opzichte van de vliegtuigscènes. De momenten dat er geen actie is, worden gevuld met de relatie tussen Superman en Lois Lane. Daarmee heeft de film meteen het grootste minpunt te pakken. Bosworth is te jong als Lois Lane (zeker als je bedenkt dat ze moeder is van een vijfjarige) en de chemie tussen haar en Routh is maar minimaal.

Het is Singer absoluut gelukt een aan lager wal geraakte filmreeks en een van de bekendste superhelden weer te laten schitteren. De regisseur weet de personages een hart te geven, maar legt, zoals het dit soort spektakels betaamt, de nadruk op de actie en op Superman. Hij houdt ook wijselijk de deur open voor een onvermijdelijk vervolg. Superman Returns is nog niet de klassieker die hij had kunnen zijn, maar super is de film toch zeker.

Boeken / Fictie

Het leven een hak zetten

recensie: Pierre Péju - De vermoorde onschuld

Ongelooflijk zwart. Dat is het wereldbeeld in De vermoorde onschuld, een roman van de Franse filosoof en essayist Pierre Péju (1946). Maar de auteur thematiseert dan ook het kwaad in de twintigste eeuw. Oorlogswreedheden schokten de mensheid dermate diep dat zelfs de naoorlogse generatie geen echte vrede meer vindt. Péju ontving voor zijn roman de Prix Fnac 2005 van Franse boekhandelaren.

In de zomer van 1963 reist de zestienjarige franse jongen Paul Marleau, zoon van een verzetsheld, naar het dorpje Kehlstein in het Duitse Beieren om een penvriend op te zoeken. Diep in het woud nabij het Zwarte Meer ontmoet hij Clara, de dochter van een vroegere legerarts van de Wehrmacht.

Beiden hebben een indirecte manier om zich te uiten: Paul tekent en Clara filmt. Er ontstaat een band, hoewel deze nooit uitgroeit tot iets wat in de verste verte lijkt op een relatie. Door het spel van aantrekken en afstoten van de ongrijpbare Clara is er ook bar weinig ruimte voor echt contact.Toch zullen Paul en Clara het hele boek door, tot aan de dood, elkaars pad blijven kruisen. Overigens zonder enige vreugde.

Vertraagde ellende

Misschien is wat hen bindt wel die gedeelde fascinatie voor de gruwelijkheden die ooit in het Beierse dorpje plaatsvonden en het besef dat de oorlog, hoewel ten einde, nog steeds doorwerkt: “‘Je weet wel, bommen die niet direct ontploffen…’ Clara zoekt naar het juiste woord. ‘Vertraagd! Dat is het – vertraagde ellende!'”

Paul snapt maar al te goed waar Clara, op wie hij hopeloos verliefd is, het over heeft. Zijn vader, een oud-verzetsheld, is vermoord. In vredestijd. Het ‘hoe en waarom’ knaagt aan Paul, alleen al omdat de moord nooit opgehelderd is. Als hij op veel latere leeftijd de ware toedracht te weten komt, blijkt de scheidslijn tussen goed en kwaad – hoe kan het anders – dun te zijn.

Schuldige handen

Ook de vader van Clara, die als legerarts van de Wehrmacht absurde keuzes moest maken en ongewild medeplichtig werd aan de massamoord op Oekraïense joden, ziet hoe goede bedoelingen moeiteloos kunnen overgaan in onmenselijke smeerlapperij. De passage waarin deze massamoord minutieus beschreven wordt is misschien wel de meest schokkende van het hele boek.

Bijna bereikt de schrijver wat hem naar eigen zeggen voor ogen stond bij het schrijven van de roman: ontroeren, het kwaad invoelbaar maken, oproepen wat een filosoof slechts in abstracties kan benoemen. Erg jammer, dat de episode dan toch als een nachtkaars uit gaat, doordat zij eindigt met irritant gefilosofeer over “schuldige handen”. De essayist in Péju laat zich blijkbaar niet zo makkelijk aan de kant schuiven door de romancier.

Helaas heeft de auteur ook op andere plaatsen in de roman de neiging om erg beschouwelijk te worden. Dit wordt nog verder in de hand gewerkt doordat Paul het verhaal vertelt vanuit een terugblikperspectief: “Als je zestien bent, maakt een ijzige woede, een enorme, trieste gekrenktheid zich van je meester.” Het is te hopen dat Péju beseft dat hij met deze manier van schrijven zijn eigen ambitie niet waarmaakt omdat hij de lezer keer op keer het voorportaal van de ontroering uitmept.

Stijlbreuk

Hoewel de roman door de afstandelijke schrijfstijl nergens echt weet te raken, leveren de in het eerste deel geïntroduceerde personages met hun verwikkelingen voldoende stof op voor een onderhoudend verhaal. Péju verrast dan ook, door in deel twee een totaal andere richting in te slaan. In feite is er sprake van een stijlbreuk, die de lezer met moeite te boven komt.

Veel van de in het eerste deel opgezette intriges worden in deel twee niet verder uitgewerkt, waardoor er aan de roman nogal wat losse eindjes blijven zitten. Het wordt uitermate lastig om te vatten waar de schrijver qua verhaal naartoe wil. Gaat het nu over de gruwelijkheden in Kehlstein, de Oekraïne of over het Parijs van mei 68? En wat is het verband tussen al die gebeurtenissen?

~

Verdwijnkunstenaar

De enige duidelijke rode draad door de roman is een psychologische: het totale onvermogen van Paul om rust en vrede te vinden. Hij wordt een succesvolle beeldhouwer, maar kan daar niet van genieten. Dus gaat hij maar weer steenhakken. Hij krijgt een lieve, vrolijke vrouw en twee schattige kinderen met wie hij op een schitterend landgoed in de Vercors gaat wonen, maar ook daar kan hij niet van genieten. Dus gaat hij maar weer steenhakken. Dag in dag uit wordt hij beheerst door het verlangen om het kwaad van de wereld te beitelen in steen, om het gestalte te geven, zichtbaar te maken.

De beschrijving van de verschillende fasen van Pauls kunstenaarsschap is boeiend. Het lijkt erop dat hij niet alleen het steen van de beelden maar ook het leven een hak wil zetten, simpelweg door het, schuilend in zijn atelier, niet te leven. Clara heeft diezelfde drang om het leven te ontduiken. Als fotografe in oorlogsgebieden (o.a. Vietnam) neemt ze steeds grotere risico’s. Ze komt en gaat in Pauls bestaan en speelt de rol van de verdwijnkunstenaar die concessies noch beloftes doet. Het is genoeg om Pauls fascinatie voor haar warm te houden.

Navelstaarderij

In feite zijn Clara en Paul geen van beiden in staat zich te verbinden. Niet met een mens, niet met een leven. De onwil om er iets van te maken doet sterk denken aan de nihilistische attitude van de hoofdpersoon in De asielzoeker van Arnon Grunberg. Daar gloort aan het eind van de roman echter nog een sprankje hoop. Bovendien wordt de zwaarte van het bestaan verlicht door een flinke dosis Grunberg-humor.

Hier niet. Net als in Péjus eerder vertaalde succesvolle roman Het stille kind (in 2005 verfilmd door Jean-Pierre Denis onder de Franse titel La petite chartreuse) komen de personages in De vermoorde onschuld geen stap dichter bij een oplossing, laat staan tot elkaar. Het inktzwarte wereldbeeld dat Péju blijkbaar wil overbrengen zit hem niet zozeer in de ernstige pasages over de oorlog. De echte wreedheid is de eenzaamheid. Paul concludeert als oude man in 2037 dat hij er helemaal alleen voor staat. Dat klopt niet alleen in de roman. Ook de lezer is zijn navelstaarderij tegen die tijd wel zat.

Film / Films

Het leven is een tapasbar

recensie: Tapas

Tapas is een frisse romantische komedie waarin de verschillende geschiedenissen van een groep Spanjaarden rond bar Lolo samen een palet vormen om het Spaanse leven op te tekenen.

~

Toen Giusseppe Arcimboldo (1527–1583) in de renaissance de verschillende portretten opgebouwd uit vruchten, fruit, zeedieren of bloemen maakte, had hij nog geen idee dat vijfhonderd jaar later twee regisseurs zijn idee in een film konden omzetten. Hij had dergelijke fantastische schilderijen ongetwijfeld ook met de tapas, die tegenwoordig in elke Barcelonese tapasbar te verkrijgen zijn, kunnen maken. De verscheidenheid van de Spaanse hapjes was hierin zeker tot zijn recht gekomen: boquerones, albondigas, papas bravas. Allemaal kleine gerechten die behoorlijk van elkaar verschillen, maar toch onder de noemer ’tapas’ geschaard kunnen worden. Regisseurs José Corbacho en Juan Cruz hebben in de film Tapas (waarschijnlijk onbewust) ditzelfde procedé gebruikt om de Spaanse levens tentoon te stellen. De personages van de film zijn zo verschillend van elkaar dat ze allemaal op een heerlijke manier bij elkaar te voegen zijn om zo een prachtig portret van de Spanjaard te vormen.

Personages


Niet toevalligerwijs speelt de film zich ook af in en rond een tapasbar: bar Lolo. Deze bar bevindt zich in een volksbuurt in een niet nader aangeduide stad in Spanje – hoewel Barcelona door haar uiterlijk en de vaak te lezen Catalaanse teksten er duidelijk in is te herkennen. Het gaat hier echter niet om de naam van de stad maar om de aard van de Spanjaarden in een typische Spaanse stad. Bar Lolo is de spil in deze buurt. Niet alleen de jongeren komen er een San Miguel drinken, ook de ouderen eten er graag een tapa, klaargemaakt door Rosalía, de vrouw van ‘Lolo’, Manolo. Elk van de personages die Lolo aandoet heeft een eigen geschiedenis, zodat er zich een web ontspint van verhalen die allemaal samenkomen rond het eethuis.

~

Allereerst is daar Manolo zelf. Wanneer zijn vrouw hem verlaat, omdat de bareigenaar zijn huwelijk niet al te zeer onderhoudt, weet hij niet wat te doen. Als laatste strohalm neemt hij een Chinese immigrant in dienst, Mao, die ook weer zijn eigen verhaal heeft. Mao is topkok, maar is China ontvlucht por el amor: voor de liefde. Deze liefde wacht hem iedere avond trouw op zodra Mao klaar is met werk. Overigens heeft Manolo graag dat Mao in de keuken blijft en de gasten niet al te zeer informeert over zijn huwelijk. Twee van deze vaste gasten zijn César en Opo, twee vrienden die flink opscheppen en jongensdromen over vrouwen aan elkaar vertellen. Als César dan de tien, vijftien jaar oudere Raquel tegenkomt slaan de vlammen snel over. Echter, Raquel heeft al een relatie; een internetrelatie met een Argentijn die ze in stand houdt om de eenzaamheid te verdrijven.

Fris ensemble

Zo komt er nog een handvol personages voorbij, elk met zijn eigen problemen, liefdes, angsten en interesses. De verhaallijnen vormen samen een ensemblefilm in de traditie van Magnolia en Short Cuts, twee films die dit genre groot hebben gemaakt. Daarnaast is Tapas vooral een frisse romantische komedie die uitermate geschikt is voor deze zomermaanden. Waarschijnlijk krijg je na het zien ervan ook meteen zin naar Spanje te vliegen en een portie tapas te bestellen.

Muziek / Album

De vergelijking voorbij

recensie: Camera Obscura - Let's Get Out Of This Country

Had het zestal Camera Obscura uit Glasgow in het verleden nog wel te lijden onder het juk van de onontkoombare vergelijkingen met hun stadsgenoten Belle & Sebastian, door dit laatste, rotsvaste album bewijst de band onomstotelijk zijn unieke waarde.

Camera Obscura’s muzikale vertrekpunt ligt ergens in de Britse en Amerikaanse popmuziek van veertig jaar geleden, en bovendien hebben ze altijd hun best gedaan om zo weinig mogelijk modern te klinken. Vandaar de eeuwige kwalitatieve vergelijking met de zoveel meer succesvolle Belle & Sebastian. Maar waar die band met zijn laatste album inmiddels een geheel andere richting ingegaan is, heeft Camera Obscura haar muziek geperfectioneerd.

Tijdloos

~

Er is nauwelijks iets aan de liedjesformule van de vorige twee albums veranderd, maar aan de verpakking des te meer. De zoetgevooisde Traceyanne Campbell heeft na het vertrek van zanger John Henderson alle hoofdvocalen op zich genomen en schreef alle nummers zelf. Het songmateriaal is nu veel meer solide. Er staat geen enkel zwak nummer op de plaat en de onderlinge variatie is ruim, zodat alle tien liedjes blijven hangen. Het geheel is perfect geproduceerd en gemixt door Jari Haapalainen. De Zweed zorgde met de juiste dosis strijkers en een heerlijk Hammond-orgeltje voor een vaardig dichtgemetseld, tijdloos geluid, dat veel pakkender klinkt dan de sobere aankleding van de vorige albums.

Lichtvoetig

De beslissing Campbell de touwtjes in handen te laten nemen was een slimme zet, want haar laconieke manier van zingen is het sterkste element van de band. Haar teksten gaan voornamelijk over de liefde, maar zijn net als die van Stuart Murdoch vaak zwaar ironisch, zij het minder erudiet. De toon van de liedjes is zodoende een lichtvoetige soort melancholie, die Campbell perfect uitdraagt. Pas in afsluiter Razzle Dazzle Rose neemt de gemelijkheid de overhand. Dat een song met zo’n vrolijk basloopje zo ontroerend kan werken, is het bewijs van de subtiele kracht van een ijzersterke band, die met Let’s Get Out Of This Country een schitterend album aflevert.

Muziek / Album

Anders dan verwacht

recensie: Arling & Cameron – Hi-Fi Underground

Het heeft wat voeten in de aarde gehad: een ernstig ongeluk, gedonder met de platenmaatschappij, een soloplaat en enkele soloprojecten. Maar nu zijn Arling & Cameron eindelijk terug met een volwaardig album. De avant-gardisten van de Nederlandse pop komen met het relaxte album Hi-Fi Underground. Het geeft opnieuw een andere kijk op dit excentrieke duo.

~

Na het geweldige en uiterst positief ontvangen Music for Imaginary Films is er veel veranderd. De positieve punten van deze verandering zijn nauwelijks op één hand te tellen. Wat te denken van een immens succes voor het duo in Japan, Camerons fantastische Berlijnse zijproject Terrorgruppe Schwarzenraben, het intrigerende multi-media-spektakel van Gerry en Harry Arling en Camerons soloplaat Back? Hi-Fi Underground lijkt daarom een logische en begripvolle stap, maar toch valt dit album tegen.

Invloeden

Luisterend naar Hi-Fi Underground hoor je duidelijk invloeden van Dunckel en Godin. Hier en daar doet het album denken aan het dromerige Wenen, met loungegrootheden als Kruder en Dorfmeister voorop. Ook hebben de heren de lijn die Cameron op Back inzette doorgetrokken; er zijn wederom akoestische gitaargeluiden te horen. De plaat bevat flinterdunne laagjes kitscherige electro van de jaren tachtig, maar blijft toch heel Arling & Cameron. Zoals gewoonlijk is er weer een hele reeks aan assistenten aangetrokken, waaronder de oude bekenden Fay Lovski en Achim Treu. Het resultaat is eclectisch te noemen, zij het binnen bepaalde en makkelijk te slikken grenzen.

Plat

Zo ligt de opener Shake It in het verlengde van Airs Kelly, Watch the Stars, terwijl de afsluiter Slow Food eerder op het spannende en soms duistere 10.000 Herz Legend had kunnen staan. Daartussen horen we een aantal verschillende muzikale invloeden, die niet allemaal even geslaagd klinken. Het lijkt op waar het eclectische Devin Dazzle & the Neon Fever van Felix da Housecat al aan leed; ook die plaat kwam door alle verschillende perspectieven niet goed uit de verf. Verder ligt het euvel van Hi-Fi Underground aan de wat platte productie van de plaat, waardoor de intentie er niet helemaal uitkomt en de plaat daardoor niet overbrengt wat het wel had kunnen doen. Hoewel de spanning sporadisch wordt vastgehouden zijn er hier en daar fijne nummers te bespeuren, waaronder het mooie Games of het intrigerende Change. Maar dat is te weinig om Hi-Fi Underground een goed album te noemen. Helaas.

Muziek / Album

Wealth is in the pocket

recensie: Pharrell – In My Mind

In zijn ‘mind’ herhaalt Pharrell Williams steeds maar weer eenzelfde slogan die inmiddels schijnbaar tot een soort levensregel is gaan gelden. De letterlijke versie: ‘Wealth is of the heart and mind. Not of the pocket.’ Ach, die instelling van meneer Williams valt te prijzen. Hij is tenslotte al een aantal jaar ‘billionaire’, geld speelt geen rol meer. Neen, rijkdom zit juist in je hoofd en in je hart, vindt hij. Maar als een dergelijke instelling veelal saaie muziek gaat opleveren, kun je verwachten dat de muziekrecensent liever heeft dat hij weer gewoon een ‘on-gepimpte bad ass nigger‘ was. Die nooit nadacht over succes in hart en hoofd, maar simpelweg leefde voor muziek en het geld dat hij er mee verdiende. En dus altijd maar weer bovenmatig goed muzikaal werk afleverde. Veranderen die levensregel, dus.

~

Want Pharrells eerste solo-album In My Mind valt tegen. Hoe rijk hij ook in z’n hoofd is, deze halve Neptune kan veel beter nummers produceren en schrijven voor anderen, dan onder eigen naam te proberen de charts te bestormen. De nummers op deze cd met hoofdrollen voor bevriende artiesten (Gwen Stefani, Jay Z, Lauren, Snoop Dogg en Nelly) zijn best te pruimen. Maar helaas nergens zo wereldschokkend als de instant succesklassiekers van productiegoeroes The Neptunes (dus inclusief z’n maatje Chad Hugo): I’m a Slave for You van Britney Spears, Rock Your Body van Justin Timberlake, Drop It Like It’s Hot van Snoop Dogg, Milkshake van Kelis of Hot in Here van Nelly.

En als hij het helemaal zonder hulp probeert, valt deze mega-artiest wat mij betreft een beetje door de mand. Ook irritant: te pas en te onpas in vrijwel ieder nummer dat loze ‘Yesssur!’ uitschreeuwen. Wat te denken van die zoveelste schaamteloze reclame voor Star Trak (in Best Friend). Dat heeft deze ster toch niet nodig? Angel is één van de betere nummers, I Really Like You een amusante Michael Jackson-pastiche, maar verder kan het me eerlijk gezegd maar matig bekoren. Pharrell rapt ondermaats, zingt niet bijzonder. Het album is onderverdeeld in HipHop-georiënteerde en R&B-georiënteerde tracks. De meester zelf, heeft er het volgende over te vertellen: “The hip-hop songs are more the introspective side of my view and how I look at life, and the R&B stuff is the more vulnerable side”, zo staat te lezen op z’n site. Als Williams daarmee bedoelt dat zijn eigen muziek veelal eentonig en saai is, dan snap ik hem. Al verdient hij credits voor de veelal inventieve beats en samples, In My Mind zit na een paar draaibeurten meer dan genoeg in mijn geheugen. Heb ’t wel gehoord.

Belachelijke slogan

Wat mij betreft mag Williams wel weer onbeschaamd aan geld verdienen gaan denken. Lees: als The Neptunes lekker andere artiesten produceren, her en der een zanglijntje inzingen en dom geld innen. Gewoon, omdat het allemaal tof klinkt, gewaardeerd wordt en immer een instant hit blijkt. En anders is daar altijd nog dat minstens zo spannende nevenproject: N.E.R.D. Voor volgend jaar staat daarvan weer een nieuw album op stapel. Cashen, Pharrell! En gauw vergeten welke belachelijke slogan er nu in ‘je mind’ rondwaart….

Muziek / Album

Het veranderen van wereldbeelden

recensie: Midlake – The Trials of Van Occupanther

Een ieder is in zijn leven op zoek naar een waardig, kwalitatief hoogstaand bestaan. Midlake, een groep Texaanse jongens, lijkt die kwaliteit te vinden in het verleden – de tijd dat de wereld nog niet bevolkt werd door mensen zoals wij. De tijd dat de maatschappij nog niet tot in de haarvaten geglobaliseerd was en waarin men nog dicht bij de natuur stond. Op het tweede album The Trials of Van Occupanther kijkt Midlake met passie terug op een hevig geromantiseerd verleden.

~

De liedjes gaan over de jacht, over de negentiende-eeuwse rurale samenleving en de traditionele en sociale verbintenis met de geboorteplaats die wij, als meer en meer plaatsloze, wereldburgers kwijtraken. Midlake verlangt naar het leven van de kleine man, de dorpeling die zijn dagen vult met eerlijke arbeid, naar een contemplatief en teruggetrokken bestaan zoals de titelpersoon en wetenschapper Van Occupanther dat beleeft. Een bescheiden leven waar liedjesschrijver Tim Smith in elk geval content mee zou zijn. Een leven dat echter ook voor Midlake geen optie is, met hun plek op Myspace, een moordend tourschema en een plaat die verkocht moet worden. Wat moet je dan met zo’n album dat een leven romantiseert dat voor het grootste gedeelte van de westerse beschaving totaal niet meer tot de mogelijkheden behoort? Wat heb je eraan om kwaliteit te zoeken in een ver onbereikbaar verleden?

Deuren openen

Of is dat verleden niet zo onbereikbaar? Behoort het niet juist tot de mogelijkheden van de kunstenaar om iets dat ver weg is, dichtbij te laten komen? De vraag is dan niet of het relevant is terug te verlangen naar een leven dat er niet meer is, de vraag is of Midlake het in huis heeft een dergelijke hang naar het verleden relevant te maken. Kan Midlake een deur naar het verleden openen en iets daarvan laten doorwerken in het heden: in het leven van de luisteraar? Wat mij betreft wel – sterker nog, ik denk dat Midlake op The Trials of Van Occupanther deuren opent die tot nog toe zelden zo ver open hebben gestaan. Iemand die in zijn boeken veel aandacht besteedt aan de manier waarop muziek kan functioneren in ons bestaan, is de Japanse literaire grootmeester Haruki Murakami. Hij laat één van zijn hoofdpersonen in Kafka on the Shore vragen of muziek de kracht heeft mensen te veranderen. Het karakter Oshima knikt:

“Sure, that can happen. We have an experience – like a chemical reaction – that transfers something inside us. When we examine ourselves later on, we discover that all standards we’ve lived by have shot up another notch and the world’s opened up in unexpected ways.

De combinatie van tekst en muziek is weergaloos op The Trials of Van Occupanther. Het album klinkt sereen, melancholisch, maar met een sterke onderhuidse spanning die voortkomt uit de tegenstelling tussen het verlangen en de werkelijkheid. De liedjes, die een beetje doen denken aan Fleetwood Mac en Crosby, Stills, Nash & Young, zijn ronduit schitterend, de melodieën laten je nooit meer los, de samenzang is van klassieke originaliteit en schoonheid. Midlake wordt ook vaak vergeleken met hedendaagse bands als Radiohead en The Flaming Lips. En terecht, niet alleen op muzikaal gebied, maar ook thematisch; Radiohead en The Flaming Lips zijn voorbeelden van groepen die net als Midlake een muzikale zoektocht naar kwaliteit in het leven ondernemen.

Radiohead staat in het heden en brandde op OK Computer en Kid A de hedendaagse maatschappij tot de veters af. Radiohead benoemde de apocalyptische eigenschappen van de samenleving als marktplaats en daarbij het toenemende gebrek aan kwaliteit. “Fitter, healthier and more productive, a pig in a cage on antibiotics”. De thematiek van Radiohead is zwaar en de liedjes zijn cynisch, maar raken des te meer. Zwarte schoonheid. The Flaming Lips zochten in tegenstelling tot Radiohead kwaliteit in de eigen fantasie. Met platen die de werkelijkheid ontstijgen, over vechtende Japanse meisjes tegen robots in de ruimte, zweven in het heelal, Superman, magiërs en steden in de verre toekomst. Maar waarop juist de hoop, de troost en de menselijke mogelijkheden een belangrijk rol spelen. Hoewel ook The Flaming Lips zien hoe zwaar deze tijd is, zijn zij juist het anker. Onder het motto “met zijn allen redden we het wel”.

It’s like falling in love

Midlake verlangt terug naar een aardse werkelijkheid van weleer, Radiohead beschrijft de werkelijkheid zoals zij die ervaren en The Flaming Lips benaderen de werkelijkheid door die in feite te ontstijgen. Alledrie de bands raken je echter op een manier die je eigen idee van waarde telkens weer doet bijstellen. Vanuit een authentieke muzikale basis leggen zij hun heldere idee over kwaliteit of gebrek aan kwaliteit aan je voor en zij doen dat met zoveel verve dat zij van hun eigen idee van kwaliteit juist weer bijdragen aan een beter of ander begrip van deze wereld. Midlake behoort net als Radiohead en The Flaming Lips tot de grote kunstenaars die in staat zijn wereldbeelden te veranderen. Kunstenaars die je met de neus op de feiten drukken, je troosten of je doen nadenken over je eigen leven. Ik denk dat ik de computer maar even laat voor wat het is en eens een kijkje ga nemen in het bos, voor zover dat er nog is.

“Yes I had that experience. Not often, but it has happened. It’s like falling in love.” (Oshima uit Kafka on the Shore – Haruki Murakami; Engelse vertaling: Philip Gabriel)

Theater / Voorstelling

Een heleboel drama en weinig lucht

recensie: Rembrandt de Musical (Stardust BV)

De schrijfster van Rembrandt de Musical heet Anna de Graef. Deze dame is de enige van het hele productieteam van wie in het uitgebreide programmaboekje geen biografie of foto terug te vinden is. De speculaties dat Anna de Graef gewoon Henk van der Meijden – Neerlands eerste roddeljournalist en initiator en producent van Rembrandt – is, lijken dan ook op hun plek. Laat de tekst nou precies zijn wat deze musical nekt.

400 jaar Rembrandt wordt door het hele land gevierd met talloze tentoonstellingen, boeken, wandelingen en tv-programma’s. Een musical kon bijna niet uitblijven. Rembrandt de Musical is een ode aan de schilder geworden, die vooral opvalt door de aankleding.

Ernst

~


Op enorme schuivende schermen wordt het ene na het andere beroemde schilderij geprojecteerd, terwijl de cast tegelijkertijd datzelfde beeld op het toneel uitbeeldt. Ontwerper Jan Aarntzen baseerde de kledingstukken direct op Rembrandts doeken en heeft dat fenomenaal gedaan. Het verder simpele decor staat in zwaar contrast met de andere aspecten van de musical, die gebukt gaat onder een overdaad aan ernst en drama.

Biografie

In de eerste scène van Rembrandt de Musical komt de schilder aan in Amsterdam, waar hij het grootste deel van zijn leven heeft doorgebracht. In de Gouden Eeuw bruist en bloeit de hoofdstad als nooit tevoren en Rembrandts talent zorgt dat hij direct grote opdrachten krijgt. Hij ontmoet de beeldschone, welgestelde Saskia en de twee betrekken een liefdesnestje in de Amsterdamse grachtengordel en hebben een lekker leventje samen.
So far, so good, maar Rembrandt heeft natuurlijk niet alleen maar een mooi leven gehad, anders werd er niet een drie uur durende musical over de beste man gemaakt. Toegegeven, zijn leven verdient het inderdaad om naverteld te worden, maar dus niet op de manier die ‘Anna de Graef’ heeft gedaan.
Iedere biografie – want dat is Rembrandt de Musical – kent de valkuil dat het verhaal slechts een reeks hoogtepunten uit ‘het leven van…’ is, zonder dat het echt een boeiend verhaal wordt. De Graef is erin getuind. De eerste helft valt dit nog wel te behapstukken, maar tegen het einde wordt het ene na het andere drama nog even snel er doorheen gegooid, waardoor het uiteindelijk meer weg heeft van een ‘en toen, en toen’-verhaal.

Bedelaars

~


Bovendien blijven de personages, en helaas ook de schilder zelf, een beetje vlak. Elke scene, iedere lied, wil een ander stukje van Rembrandt laten zien: zijn liefde voor het schilderen, zijn onwil te buigen voor de wensen van de ‘hoge heren’, zijn verzamelwoede, het feit dat hij liever bedelaars op het doek zet dan welgestelde koopmannen. Dat maakt het wat geforceerd. Want het optellen van een handjevol eigenschappen, betekent niet dat er één heel persoon uitkomt. Veel van die karaktertrekken worden niet uitgediept en ze stranden, zonder dat ze nog van nut zijn in het verloop van het verhaal.

Ouderwets

Daarbij lijken subtiliteit, humor en fijnzinnigheid de schrijfster vreemd. De taal is loodzwaar en ouderwets en in het scenario zit nauwelijks ruimte voor wat lucht.
Alleen Annick Boer, alias Geertje Dircx, is een verademing tussen al die serieuze personages. Ook haar solo’s vallen op in het sterl doorgecomponeerde stuk dat enkele mooie nummers kent, maar verder niet erg bijzonder is.

Blik BN’ers

De cast kan desondanks prima uit de voeten met de overdaad aan drama. Henk Poort is met recht gekozen voor de hoofdrol, want zowel de zang als het acteren gaan hem fantastisch af. Ook erg fijn eens een musical te zien met frisse, jonge talenten en dus eens niet de uitgekauwde musicalsterren als Pia Douwes, Chantal Janzen en Stanley Burleson. Rembrandt de Musical bewijst dat er meer dan genoeg zangtalent in de Nederlandse theaters rondloopt zonder elke keer hetzelfde blik BN’ers open te trekken. Had Anna de Graef plaats gemaakt voor een schrijver met wat meer creativiteit en durf, dan was deze musical zelfs meer dan fijn geweest.

Rembrandt de Musical is te zien in Carré in Amsterdam tot en met 10 december.

Kunst / Expo binnenland

Japan en haar invloed op het Westen

recensie: Japanse Zomer

De tentoonstelling Japanse Zomer in het Van Gogh Museum in Amsterdam staat in het teken van Japan. Van Gogh schreef het al eens aan zijn broer Theo: “Al mijn werk berust min of meer op japonaiserieën.” De tentoonstelling Japanse Zomer bestaat uit drie exposities waarin diverse aspecten van de 19de-eeuwse Japanse kunst worden getoond: Vrouwen van Tokio & Parijs, Pronkstukken uit keizerlijk Japan en De Tokaido Gaande Weg. Op de vrijdagavonden worden er extra evenementen in het museum georganiseerd, zoals een performance samengesteld door Viktor & Rolf, dj’s Ikiru en x-0-x draaien Sushi Sounds en er staat bijvoorbeeld een kimonoshow en manga en anime-avond op de agenda.

Vrouwen van Tokio & Parijs laat de invloed zien van 19de-eeuwse Japanse prenten en schilderingen op de schilderijen en litho’s van de in 1988 opgerichte Franse kunstenaarsgroep Les Nabis en zijn kring. De tentoonstelling is prachtig opgezet, maar is ook rommelig en op het eerste oog onduidelijk: een zaal met aan de ene kant een Westers raam met uitzicht op de Eifeltoren en aan de andere kant een Japans raam met uitzicht op een tempel. De vloeren zijn aan beide kanten ook anders: westers versus oosters.

Performance Paris-Tokyo, Concept performance: Viktor & Rolf. Met Eddy de Clercq en Annabelle Lopez Ochoa. Fotografie: Luuk Kramer
Performance Paris-Tokyo, Concept performance: Viktor & Rolf. Met Eddy de Clercq en Annabelle Lopez Ochoa. Fotografie: Luuk Kramer

Achter de diverse ramen, waar je als bezoekers kunt langslopen, hangen de prenten en litho’s van Les Nabis en prachtige prenten van belangrijke Japanse kunstenaars als Eizan, Eisen en Hokusai. Zowel Les Nabis en de Japanse kunstenaars volgen een vrouw van de vroege ochtend tot de late avond. Er zijn ook gebruiksvoorwerpen zoals kimono’s, spiegels, muziekinstrumenten en toiletgerei te bewonderen. Mooie werken en objecten, maar het doet allemaal wat chaotisch aan door de manier van presenteren. Maar het moet gezegd worden dat het idee van de vensters en Japan versus Frankrijk mooi is.

Viktor & Rolf, oost versus west

In dit gedeelte van de tentoonstellingsvleugel is iedere vrijdagavond de performance van modeduo Viktor & Rolf te zien. De beide belevingswerelden uit de tentoonstelling, Japan en Frankrijk, worden ook hier letterlijk tegenover elkaar gezet. Twee modellen in roze japonnen spiegelen elkaar in een sierlijke dans. De ene vrouw draagt een door de Japanse kimono geïnspireerde V&R jurk, de andere vrouw een klassieke Franse japon met grote pofmouwen. DJ Eddy de Clercq zorgde voor de soundtrack, een mix tussen westerse en oosterse klassieke muziek gemixt met moderne housebeats. De tekst ‘La femme Japonaise et Francais’ weerklinkt erdoorheen.

Almond blossom, 1890, Vincent van Gogh, Olieverf op doek, 73,5 x 92 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam
Almond blossom, 1890, Vincent van Gogh, Olieverf op doek, 73,5 x 92 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam

Khalili, kunst of kitsch?

Pronkstukken uit keizerlijk Japan toont een selectie van ruim tweehonderd stukken uit de Khalili collectie, ’s werelds grootste en meest veelzijdige privé-verzameling op het gebied van Meiji-kunst. De ‘verlichte regering’ van keizer Meiji (1868-1912) was een periode van ongekende bloei in Japan. Onder zijn patronaat maakten kunstenaars vele werken in metaal, lak, keramiek, email cloisonné en textiel. Verschillende 19de-eeuwse kunstenaars, onder wie Vincent van Gogh, zijn hierdoor beïnvloed dankzij de presentatie op de wereldtentoonstelling van 1883, die plaatsvond op het museumplein, precies op de plek waar nu het Van Gogh Museum staat. De schilderijen van Van Gogh die worden getoond, zijn vrije kopieën van Japanse houtsneden en werken waar Japanse thema’s als bloesems en irissen in verwerkt zijn. Grappig detail is dat Van Gogh zelfverzonnen ‘Japanse’ tekens in zijn werk heeft geplaatst. De Khalili collectie is een veelbesproken collectie waarbij de één deze werken prachtig en van ongeëvenaarde schoonheid vindt, terwijl de ander, waaronder ikzelf, het ziet als vreselijk lelijke kitsch. In de Japanse kunst spreekt juist het ingredient van soberheid mij enorm aan en deze collectie staat daarmee in schril contrast. Deze voorwerken worden gekenmerkt door overdaad en protserige praal.

Bonbonnière (okashibako) (Shôki de demonenbedwinger die op drie demonen jaagt), ca. 1885 Anoniem kunstenaar, de Ôzeki Company. Zilver, goud, shakudô en email cloisonné, 44 cm
Bonbonnière (okashibako) (Shôki de demonenbedwinger die op drie demonen jaagt), ca. 1885 Anoniem kunstenaar, de Ôzeki Company. Zilver, goud, shakudô en email cloisonné, 44 cm

Desondanks is het interessant om deze collectie van zeker tweehonderd stukken in een grote ruimte bij elkaar te zien. De collectie is daarbij prachtig gepresenteerd. Zo staan er uiteenlopende objecten als vazen, borden, kasten en panelen, maar ook beelden van de Samurai en een vier meter hoge bronzen wierookbrander met een adelaar op een draaiend plateau. In vitrines wordt duidelijk dat in deze Japanse kunst de vier seizoenen centraal staan, waarbij iedere vitrine een van de vier seizoenen weergeeft.

Pelgrimsroute toen en nu

De Tokaido Gaande Weg is een expositie over de vijfhonderd kilometer lange Tokaido route die de voormalige keizerlijke hoofdstad Kyoto met Tokyo verbond en de belangrijkste weg in feodaal Japan was. De 53 pleisterplaatsen aan deze route boden onderdak en voedsel aan landheren, kooplieden en pelgrims. Deze plaatsen ontwikkelden zich tot eigenzinnige oorden die voor kunstenaars een inspiratiebron vormden. Tientallen houtsnedes en prenten werden vervaardigd als een soort van hedendaagse ansichtkaart en als souvenir voor de reiziger in die tijd. Dit thema wordt ingeleid door de serie houtsneden over de Tokaido van de Japanse kunstenaar Utagawa Hiroshige (1797-1858). De prenten komen uit de collectie van het museum en zijn van redelijke kwaliteit. Zo nu en dan is duidelijk te zien dat de houtsnedes van oude blokken zijn gedrukt en de manier waarop ze ingelijst zijn, is niet altijd even netjes. Bovendien draagt het beetje gelige licht niet bij aan de kwaliteit van de kleuren van de prenten. Het is echter boeiend om alle prenten van de route hier achter elkaar te zien hangen. Na deze houtsnedes geeft fotograaf Guus Rijven zijn hedendaagse visie op, en ode aan de Tokaido route in een serie foto’s. In de tekst naast de foto gaat Rijven in op één detail uit het beeld. De foto wordt dus niet verklaard en rekent op de fantasie en verbeeldingskracht van de kijker. Zo kijk ik als Nederlander, als buitenstaander, naar de foto en wordt een tipje van de sluier van het Japanse leven opgelicht. Ik vind de foto’s intrigerend en ze spreken mij zeer aan. Je vraagt je af wat er op sommige foto’s aan de hand is. De eigen interpretatie erop los laten is fascinerend en maakt minder lui dan gewoon een verhaaltje erbij lezen. De bezoekers krijgen hierdoor ook een hedendaags Japan te zien, dat normaal niet wordt uitgelicht.

IJsvogel, 1887, Vincent van Gogh, Olieverf op doek, 19 x 26 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam
IJsvogel, 1887, Vincent van Gogh, Olieverf op doek, 19 x 26 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam

Onderbelicht

Verdeeld over de drie vloeren geeft het Van Gogh Museum een mooi beeld van kunst uit Japan en de invloed hiervan op het Westen. Dit is slechts een tipje van de sluier, maar het geeft wel een goede indruk. Het is allemaal mooi en wijds opgezet, maar het was wellicht sterker geweest om op één thema te concentreren. Het is interessant om de invloeden van Japan op het Westen en met name op het werk van Van Gogh te zien. Maar jammer genoeg is dit laatste onderbelicht gebleven.