Film / Films

De waarheid is niet belangrijk

recensie: Requiem

Duivelsuitdrijvingen zijn altijd een populair onderwerp geweest voor films, met name in het horrorgenre. Met de voorkennis dat Requiem gaat over een exorcisme, verwacht je lange tijd dat het met de film ook die kant opgaat. Maar horror is niet wat regisseur Hans-Christian Schmid voor ogen stond: hij is meer geïnteresseerd in het aandragen van mogelijk oorzaken voor de psychische stoornis van zijn hoofdpersoon.

Requiem is gebaseerd op ware gebeurtenissen. In 1976 stierf Anneliese Michel aan uitputting door een serie ‘exorcismen’. De diepgelovige studente had al jaren psychische klachten, maar de behandelingen daarvoor sloegen niet aan. Ze begon zodoende steeds meer te geloven dat ze bezeten was door demonen. Anneliese Michel heet in de film Michaela Klingler; de achternaam verwijst naar de rechtszaak die volgde op de uitdrijvingen en waarin de betrokken priesters werden veroordeeld. Op de Klingenberg-zaak werd eerder de Amerikaanse film The Exorcism of Emily Rose gebaseerd.

~

Waar die film zich vooral richtte op de reconstructie van de gebeurtenissen vanuit de rechtszaal, sleept Schmid de kijker mee in het drama zelf. We weten lange tijd dat Michaela iets heeft, maar niet precies wat; pas halverwege de film krijgen we te horen dat de diagnose altijd epilepsie heeft geluid. Michaela heeft dit zelf nooit helemaal geloofd. Als ze voor het eerst in lange tijd weer een aanval krijgt, kan ze ineens de rozenkrans die ze van haar moeder heeft gekregen niet meer van de grond pakken. Later is ze ook niet meer in staat het kruis in haar studentenkamer aan te raken of te bidden. Michaela weet het zeker – ze is bezeten.

Van buitenaf

Schmid laat je niet meegaan in die zelfgemaakte diagnose. De kracht van veel psychologische horrorfilms is dat de kijker daarin ziet wat het personage ziet en voelt. Zo niet in Requiem. Hoewel de schokkerige camera haar soms erg dicht op de huid zit, blijven we van buitenaf naar Michaela kijken. Daarmee hebben we dezelfde positie als de mensen die haar omringen, en die er betreffende haar ziektebeeld allemaal verschillende opvattingen op nahouden: haar studievrienden willen dat ze een psychiater bezoekt, haar vader en een priester dat ze weer naar een dokter gaat, terwijl een andere, jonge priester er steeds meer van overtuigd raakt dat ze inderdaad bezeten is.

~

Als kijker kun je nog denken dat een en ander wel te maken zal hebben met haar streng christelijke opvoeding, en met haar dwingende moeder. Hoewel de vraag wat de oorzaak is van Michaela’s gedrag de film draagt en ook lange tijd boeiend houdt, komt Schmid aan het eind niet met een duidelijk antwoord. Voor sommige mensen zal dat een teleurstelling zijn, maar het kan evengoed als de kracht van Requiem gezien worden. Niet voor alles is een heldere verklaring voorhanden, en de ‘waarheid’ – als die al bestaat – is niet altijd belangrijk, lijkt Schmid te willen zeggen.

Blijven over de twee grootste kwaliteiten van de film: het acteerwerk van Sandra Hüller en de mise-en-scène. De jaren zeventig zijn perfect getroffen, van de saaie kleur beige (te zien in de inrichting van de meeste woningen) tot kleding, haardracht en de gebruikte rockmuziek. Hüller, die voor haar vertolking van Michaela een Zilveren Beer won in Berlijn, speelt angstaanjagend goed. Ze is overtuigend genoeg om je alle mogelijke verklaringen te laten nagaan, en op z’n minst te laten overwegen dat ze echt bezeten is. Daarmee maakt ze Michaela Klingler net zo ongrijpbaar als Anneliese Michel in werkelijkheid geweest moet zijn.

Muziek / Album

‘Authenticiteit’ is geen vies woord

recensie: James Yorkston - The Year of the Leopard

James Yorkston bedacht de liedjes tijdens het lezen en wandelen, benadrukt de tekst die The Year of the Leopard begeleidt. Het derde album van de folkzanger, zoveel is duidelijk, staat vol eerlijke muziek – samengesteld uit ingevingen en gestoeld op muzikale en dichterlijke intuïtie. Veelzeggend genoeg zijn de liedjes vaak in één keer ingezongen, zoals wordt aangestipt.

Deze informatie klinkt op zijn minst archaïsch, in de postmoderne tijd van copy and paste. Yorkston is een bard uit lang vervlogen tijd, die met de sensitiviteit, een kunstenaar eigen, tijdloze muziek uit de lucht plukt en op fluistertoon zingend en zacht tokkelend op een akoestische gitaar opneemt in de studio. In het universum van Yorkston is ‘authenticiteit’ nog altijd geen vies woord.

Introspectieve mijmeringen

~

De Schotse singersongwriter heeft niks van doen met een muziekindustrie die zich bezighoudt met ofwel een new wave revival ofwel de opleving van pompeuze jaren-zeventig-rock. Yorkston maakt onverstoorbaar zijn verstilde liedjes vol introspectieve mijmeringen. Hij weet dat hij niet in de commerciële wereld thuishoort, zoals hij ook vertelt in Woozy With Cider – zijn liedjes zullen nooit in een reclame worden gebruikt. Hij is geen José González.

Zijn zelfkennis is te prijzen, tegelijk moet Yorkston ervoor waken een saaie artiest te worden. Het intieme The Year of the Leopard bestaat uit smaakvolle, spaarzaam gearrangeerde akoestische songs. Een accordeon of harmonica voegt zo nu en dan een warme klankkleur toe aan de tokkelende gitaar, violen zorgen gedoseerd voor dramatiek. De harmonieën en melodieën zijn verzorgd, maar doen nooit verrast opkijken. De klassieke getergde singersongwriter Nick Drake was een ontdekkingsreiziger in extrema, vergeleken met zijn muzikale nazaat.

Mooi betekenisproza

Het eerder genoemde Woozy With Cider is dan weer wel een gewaagde keuze. Alle klankkasten zijn aan de kant gezet en elektronica-act Reporter legt een bedaard laagje ambient neer. Yorkston blijkt gevoel voor mooi bekentenisproza te hebben, wanneer hij vervolgens in een bedaarde verteltrant de niet van zelfspot gespeende gedachten beschrijft van een man in een hotelkamer. Terwijl de man zit op de rand van een bed waarop een vrouw slaapt, denkt hij aan de dag van gisteren en aan de dag van morgen. Zijn overpeinzingen zijn losgezongen van de tijd, en al luisterend begrijp je waarom het Yorkston allemaal te doen is.

Muziek / Album

Verslavend

recensie: Ghost Trucker - The Grand Mystique

Ook zin in een bizar muzikaal ritje? Rij dan mee met het mysterieuze Ghost Trucker. Stijg langzaam op, mijlen ver recht omhoog, dwars door de wolkenmassa heen en blijf een half uur rondtollen boven het aardse gefriemel. Voor de finale haal je diep adem en daal je in volle vaart af om vervolgens abrupt, maar gecontroleerd op beide voeten te landen. Na zo’n ruige tocht met de Ghost Trucker maakt zich een rijk gevoel van je meester. Mysteries blijven mysteries, maar de wereld is er wel een stukje mooier op geworden.


Foto: Sal Kroonenberg
Foto: Sal Kroonenberg

Ervaar het allemaal zelf op The Grand Mystique, het debuutalbum van Ghost Trucker. Het is een heerlijk album, een luistertrip die je meeneemt naar grote hoogten. Ghost Trucker is de nieuwe groep van Roald van Oosten (Caesar-bandlid van het eerste uur), Asta Kat (zangeres van Seesaw), Ralph Mulder (zanger en gitarist van Alamo Race Track) en Rik Elstgeest (Kopna Kopna). De band Ghost Trucker begon vanuit de wens van onder anderen Roald van Oosten om filmmuziek te gaan maken. Op de debuutplaat The Grand Mystique staan daarom ook twee songs die concreet zijn voortgekomen uit filmopdrachten (I’ve Got The Strangest Thoughts en If This Would Be The Death Of Me). Alle dertien tracks van het album zijn als band gecomponeerd en gedurende de afgelopen jaren opgenomen in The Animal Kingdom, de eigen studio van Roald van Oosten.

Filmmuziek voor de discotheek

The Grand Mystique bevat echter geen stereotype filmmuziek. Dus op dit album geen instrumentale dweepliedjes, maar “echte” (electro)popsongs. Ghost Trucker verstaat daarbij de bijzondere kunst om “moeilijke liedjes” toch gemakkelijk in het gehoor te laten klinken. The Grand Mystique klinkt dan ook toegankelijk met overwegend dansbare, melodieuze en soms zelfs hitgevoelige nummers. Een song als I’m Hanging On knipoogt zelfs verleidelijk naar de Top 40.

Knisperend fris geluid

Ghost Trucker roept qua samenzang herinneringen op aan Caesar en bepaalde nummers schuren tegen het typische Caesar-geluid aan (Twentyfirst Century en Under the Stars).
Maar grootste verschil is toch wel de prominente rol voor de elektronica (onder anderen door Caesar-muze Marit van Loo). Dankzij de slimme inzet van beats en samples klinkt de band dynamisch, swingend en waar nodig lekker loom en zwoel. Samen met stroperige basloopjes en subtiele gitaar riffs heeft de band een eigen, knisperend fris en verslavend geluid te pakken. Dus mocht de Ghost Trucker binnenkort bij je voor de deur staan: stap met gerust hart in en geniet zo vaak je kunt van dit ritje. Ghost Truckers The Grand Mystique is de perfecte soundtrack voor de donkere dagen die komen gaan.

Film / Achtergrond
special: Het 26e Nederlands Film Festival

NFF 2006

De 26e editie van het Nederlandse Film Festival in Utrecht zit er weer op. Meer dan 300 speelfilms, documentaires en korte films zijn er te zien geweest, waarvan een selectie heeft gestreden om de Gouden Kalveren. 8WEEKLY deed gedurende het festival – van 27 september tot en met 6 oktober – verslag.

~

3 oktober

Ellende-moeheid
Blackwater Fever
Cyrus Frisch, 2006

Met Blackwater Fever wil Cyrus Frisch op zoek naar het antwoord op de vraag hoe de moderne Westerse mens zich wapent tegen wereldleed. Een aan malaria lijdende man rijdt, samen met zijn vrouwelijke metgezel, door de woestijn tussen Los Angeles en Las Vegas. Deze woestijn gaat langzaam over in Afrika, waar langs de kant van de weg allerlei verschrikkelijke taferelen zich afspelen die de man totaal lijkt te negeren.

~

Deze film heeft meer weg van een iets te lange kunstfilm dan narratieve cinema. De experimentele shots en montage werken vooral op een esthetisch niveau en soms zelfs irriterend, maar voegen verder niet veel toe aan de boodschap die deze film wil uitdragen. Ook is de ‘leerzame stille reis door de woestijn’ een ver uitgemolken concept. Over het algemeen mist deze film een groot deel van de tijd een echte impact. De boodschap ligt er te dik bovenop en de film dreigt af en toe te verzuipen in zijn eigen goede bedoelingen. De ‘verschrikkingen’ die de man ziet zijn spaarzaam en vooral zijn ziekte en interactie met zijn reisgenote lijken de hoofdrol te spelen. Het onsamenhangende en bijna impactloze deel van de film blijkt echter een middel om extra te schokken met het heftige einde, dat als een mokerslag neerdaalt. Dit maakt de kijker bewust van zijn eigen afstomping en maakt een hoop goed voor het uiteindelijke gevoel waarmee men de bioscoop verlaat. (Anouk Werensteijn)

Positieve ontwikkeling?
Kleur in de Klas
Ireen van Ditshuyzen, 2006

In 2001 werd in Rotterdam door enkele ‘blanke’ ouders een initiatief opgezet waarbij zij hun kinderen bij een zwarte school inschreven, zodat deze weer gemengd zou worden. Het proces werd vastgelegd en Ireen van Ditshuyzen kijkt anno 2006 hoe het met dit project gesteld staat.

~

Kleur in de Klas is dan wel bedoeld als een idealistische, positieve film met een hoopvolle boodschap, maar er wordt wel erg luchtig omgegaan met de zware problematiek (integratieproblemen en onderwijsachterstand bij kinderen van allochtone afkomst). De film geeft het gevoel dat er sprake is van een positieve ontwikkeling in Nederland, ook door de statistieken die zeggen dat het aantal zwarte scholen afneemt, maar het feit blijft dat de ouders in de film bezorgd zijn over de kwaliteit van het onderwijs dat aan hun kinderen wordt aangeboden en het project niet altijd even soepel verliep. Daarnaast komt een aantal leerlingen uit groep 8 aan het woord die duidelijk maakt dat er bij veel allochtone kinderen een groeiende angst is niet geaccepteerd te worden, of om geen carrièreperspectieven te hebben vanwege hun afkomst. Hoewel ook deze punten aan bod komen, neemt dit niet weg dat de film een beetje aan de oppervlakte blijft en vooral vermakelijk wil blijven. Een beetje meer ernst had er dus wel in gemogen. “Integratie is wél mogelijk!” roept regisseuse Ireen van Ditshuyzen enthousiast. Wat dan toch wel opvalt is dat vrijwel alle aanwezigen in de bioscoopzaal blank zijn. (Anouk Werensteijn)

Slachtoffers van een politiek spel
Tuin der afwezigen
Ramon Gieling, 2006

Pilar Manjón is een van de nabestaanden van de 192 doden die vielen bij de aanslag op 11 maart 2004 in Madrid. Zij verloor haar zoon, die op weg was naar de universiteit, en is nu de woordvoerster van de slachtoffers en nabestaanden van de ramp. Zij sprak het Spaanse congres verwijtend toe, die de ramp misbruikten voor hun campagnes in het kader van de verkiezingen die vlak na de ramp plaatsvonden. Aanhangers van extreem rechts beschuldigden haar met dreigbrieven ervan de oorzaak te zijn van het verkiezingsverlies van de Partido Popular. Het enige eerbetoon aan de slachtoffers is een tuin met 192 cipressen – ‘de tuin der afwezigen’ – eentje voor elk slachtoffer.

~

Met zeer weloverwogen esthetische beelden en een speciaal gecomponeerd muziekstuk dat met piano en cello wordt opgevoerd is deze documentaire enigszins overbodig theatraal, maar dat doet geen afbreuk aan hoe aangrijpend het is. De beelden van Pilar die het congres toespreekt, de aan haar geadresseerde dreigbrieven die ze voorleest, de onderlinge gesprekken van de nabestaanden en de slachtoffers, het is allemaal even hartverscheurend. Verder zijn de politieke spelletjes en kortzichtigheid van de schrijvers van de dreigbrieven onbegrijpelijk en ronduit bizar, wat maakt dat het gevecht van Pilar om de waarheid boven tafel te halen en de nabestaanden een stukje rust en respect te bezorgen je diep van binnen raken. Een indrukwekkend portret van een bijzondere vrouw. (Anouk Werensteijn)

Eindeloze dagen in uitzichtloze ledigheid
Kinderen van Stalin
Harrie Timmermans, 2006

Het Alexander Kajaia Mental Hospital in het Georgische Surami is een plek van vergane glorie. Ooit telde dit psychiatrische ziekenhuis zevenhonderd patiënten, maar vijftien jaar na de onafhankelijkheid zijn er nog maar dertig mannelijke en veertig vrouwelijke patiënten aanwezig. Harrie Timmermans brengt een schrikwekkend beeld van het armoedige ziekenhuis, dat kampt met voedseltekort, slechte faciliteiten en luizen, en waar de bewoners niets te doen hebben dan ronddwalen en voor zich uit prevelen.

~

De eindeloosheid van de dagen in het ziekenhuis is tot het tergende toe te voelen. Timmermans laat geen ruimte onbehandeld en laat zijn camera bijna schaamteloos langs de vragende blikken van de patiënten glijden. Omdat zowel de patiënten als de kijker zich duidelijk bewust zijn van de aanwezigheid van de camera ontstaat het gevoel een indringer te zijn in een verboden wereld. De uitzichtloosheid en verveling druipen van het scherm af en laten een moedeloos gevoel achter. Dit betekent wel dat de film niet altijd even prettig is om te kijken, zo’n overdosis ellende is soms net iets teveel. Maar daarmee weet de regisseur op een uitstekende manier het gevoel over te brengen dat het dagelijkse leven in dit ziekenhuis voortbrengt. Gevuld met aandoenlijke momenten, waarbij soms een gedicht of een oud liedje naar boven komt, is dit een zeer geslaagde film. (Anouk Werensteijn)

Een ritje op de achterbank van de onderwereld
Nachtrit
Dana Nechustan, 2006

Dennis van der Horst (Frank Lammers) is een taxichauffeur die samen met zijn broer Marco een limousineservice wil opzetten en daarvoor een taxivergunning nodig heeft. Dennis ziet geen andere keuze dan zich te wenden tot ome Jan, een louche crimineel met een grote invloed in de taxiwereld. Dennis kan nu eindelijk met behulp van een lening een betere, nieuwe taxi kopen en de plannen voor de limousineservice serieuze vormen gaan geven. Dan wordt er echter een nieuwe wet ingevoerd, die de markt vrijgeeft en zo Dennis’ vergunning waardeloos maakt.

~

In Nachtrit schept regisseur Dana Nechushtan een duistere wereld die nauwelijks nog herkenbaar is als Amsterdam en meer lijkt op een nachtmerrieachtige wereld waar niemand te vertrouwen is en agressie de boventoon voert. Vanaf de eerste scène weet zij een grimmige sfeer neer te zetten, mede dankzij de overvloed aan nachtelijke scènes. De spanning is voelbaar en bouwt zich langzaam steeds meer op, er is vanaf het begin een voorbode van onheil te voelen. Dennis van der Horst is een laffe sjacheraar die steeds verder verzeild raakt in zaken die ver boven zijn hoofd gaan. Later weet hij zich echter tot held te ontpoppen die de zaak naar zijn hand weet te zetten en koste wat het kost het geweld en onrecht dat tegen hem, zijn familie en collega’s is gericht te stoppen. Een film die op momenten weet te verrassen met onverwachte en heftige scènes, maar vooral bewijst dat de Nederlandse fictieve film zich steeds beter weet te ontwikkelen, zowel op esthetisch niveau als op acteerniveau. (Anouk Werensteijn)

1 oktober

Niemand was erop voorbereid
In mei – Rotterdam 1940
Mark Schmidt, 2006

In de tijd dat bombardementen in het Midden-Oosten aan de orde van de dag zijn, kunnen we ons nauwelijks meer voorstellen dat zo’n 66 jaar geleden ook Nederland onderhevig was aan een tragische en verwoestende gebeurtenis; de bombardementen op Rotterdam in 1940 zijn voor de jonge generatie al een ver-van-mijn-bedshow. Dit geldt niet voor de oudere generatie die er bij was – zij weten het nog als de dag van gisteren.

~

Met In mei – Rotterdam 1940 schetst Mark Schmidt een levendig verslag van de invasie van de Duitsers op 10 mei 1940 en de daarop volgende dagen tot aan de bombardementen op 14 mei. Aan de hand van interviews met mensen die er die verschrikkelijke vier dagen getuige van waren hoe de stad met de grond gelijk werd gemaakt, wordt het begin van de oorlog in Nederland vanuit verschillende oogpunten verteld. Dat er nog steeds sprake is van een diep emotioneel litteken is goed te merken aan de geïnterviewden, die een generatie representeren die totaal niet voorbereid waren op een oorlog en moesten ontwaken uit een jarenlang gevoel van veiligheid dat in één klap ontkracht was. Naast de interviews wordt er spaarzaam gebruik gemaakt van archiefbeelden en wordt er voorgelezen uit brieven van Duitse soldaten die meededen aan de aanval. Dit geeft de documentaire een zeer menselijke, persoonlijke inslag die de ellende van beide kampen belicht. Een simpel opgezette film die de afstand en groeiende onverschilligheid die wij voelen bij bombardementen in het buitenland een stuk kleiner maakt. (Anouk Werensteijn)

Dood door AIDS: De booming business van Zuid-Afrika
Zaterdag is voor de Doden
Lies Niezen en Lee-Ann Cotton, 2006

AIDS is staatsvijand nummer één in Afrika. Hoewel iedereen er vanaf weet, mag de mortuarium medewerker het woord niet hardop uitspreken, omdat ‘zij’ hem in de gaten houden. De voorlichting blijkt er wel te zijn, maar de mensen lijken zich er weinig van aan te trekken. In de Zuid-Afrikaanse stad Soweto is de begrafenisonderneming een booming business. Op de begraafplaats Avalon worden al zo’n 800 doden per week begraven en er begint al ruimtetekort te ontstaan. Omdat de mensen het niet kunnen veroorloven om een vrije dag te nemen, is zaterdag dé dag om de doden te begraven.

~

Met deze documentaire wordt een schrikwekkend beeld geschetst van een land waar de dood aan de orde van de dag is. De jongeren lijken een leeg bestaan te leiden en de medewerkers van de begrafenisondernemingen zijn zo gewend aan de massa’s lijken die voorbij komen dat alle menselijkheid verdwijnt uit de lichamen die op het scherm voorbij komen. De geïnterviewden in de film maken zich zorgen over de toekomst, maar hebben ook een soort bedroevende berusting in de situatie van hun land. Hoewel de makers een soort zakelijke afstand lijken te houden, is dit een angstaanjagend portret van een proces van ontmenselijking. Dit laat je zitten met een verschrikkelijk en machteloos gevoel, maar drukt wel de realiteit op een keiharde manier in je gezicht. (Anouk Werensteijn)

Pure beeldpoëzie
Beautiful in Beaufort-Wes
Walter Stokman, 2006

Walter Stokman bezocht dichter/songschrijver Gert Vlok Nel in zijn woonplaats Beaufort-Wes, waar hij bij zijn vader inwoont. Beelden van Gert Vlok Nel die wat van zijn gedichten voorleest en enkele van zijn liedjes speelt worden afgewisseld met beelden van de verschillende groepen in de gemeenschap van Beaufort-Wes die eveneens ondersteund worden met liedjes en gedichten van Gert.

~

Wat Stokman met deze documentaire precies wil uitdragen is niet altijd even duidelijk. Wil hij een portret schilderen van Gert Vlok Nel en zijn vader of van de gemeenschap waarin hij woont, of beide? Een interview met een jonge prostituee, de begrafenis van een AIDS slachtoffer en de verhalen van agressie lijken weer te duiden op een verslag van de problemen in Zuid-Afrika. De onsamenhangende beelden lijken, mede door de begeleiding van poëzie en muziek, vooral op een soort beeldpoëzie. Misschien om de context van Gert’s inspiratie te schetsen. De verhalen die Gert’s vader aan ons vertelt lijken dit te beamen. De relatie die de stilzwijgende Gert met zijn praatgrage vader heeft is in elk geval ontroerend, de oude man is in zijn bijna onschuldige houding uiterst aandoenlijk. De bewoners van Beaufort-Wes vormen in elk geval een kleurrijk geheel, wat voor mooie beelden zorgt maar de kijker soms op het verkeerde been zet. (Anouk Werensteijn)

Voorbij de statistieken
Vaarwel VMBO
Meral Uslu en Maria Mok, 2006

De VMBO-leerlingen lijken de verschoppelingen van de samenleving te worden. Ze gaan te vroeg van school, belanden in de criminaliteit of haken af van hun vervolgopleiding. Deze documentaire zoomt in op een kleine groep VMBO-leerlingen in Amsterdam, die begeleid worden door ‘meester’ Rosier, een vrijgevochten man zonder lerarenopleiding en dus eigenlijk zonder bevoegdheden, maar wel iemand die een bijzondere chemie heeft met zijn mentorleerlingen. De instanties zijn echter niet even blij met zijn gebrek aan opleiding, dus naast de dagelijkse strijd om zijn ‘kuikens’ op de rails te houden moet hij ook nog opboksen tegen een dreigend ontslag.

~

Door middel van twee korte films geeft dit project een humoristische blik in het alledaagse leven van een onconventionele VMBO-leraar. Hij verzorgt zelf de voice-over, die soms wat statisch overkomt maar wel een betrokken indruk geeft aan de documentaire. De aandoenlijke, ontroerende maar soms ook hilarische momenten laten de kijker niet onberoerd. Bij de première is een aantal van de gefilmde leerlingen ook aanwezig en deze roepen jolig commentaar bij alles wat er gebeurt, iets dat de film nog een extra dimensie geeft. Het is nogal een opgave om van een groep, die bijna alleen maar uit statistieken bestaat een menselijk en positief gezicht te geven, zeker omdat de leerlingen in deze film ook niet altijd even goed terecht lijken te komen, maar het is Meral Uslu en Maria Mok wel gelukt. (Anouk Werensteijn)

28 september

Onovertroffen oer-Hollandse slapstick
Ober
Alex van Warmerdam, 2006

Bij Alex van Warmerdam kan een Japanse huurmoordenaar in de huiskamer hagelslag van zijn hand likken, of wordt een jubileum gevierd in een Van der Valk-achtig restaurant met uitzicht op de industrie van IJmuiden. Feilloos weet de regisseur/scenarioschrijver/acteur de vinger te leggen op de Nederlandse lulligheid.

~

Welke andere film dan het oer-Hollandse Ober had het Nederlands Film Festival kunnen openen? Na het naargeestige Grimm lijkt Van Warmerdam met Ober terug te keren naar de onbezorgde humor van Abel. Lijkt. Want wie goed telt, ziet dat er meer doden vallen dan in welke Van Warmerdam dan ook. Het is dus slapstick, en heel goede. Deels komt dat door de introductie van een schrijver in het verhaal. Voor het eerst wacht het hoofdpersonage bij Van Warmerdam niet lijdzaam af hoe het lot beschikt, nee, hij gaat verhaal halen. Bij de schrijver die zijn leven verzint. Het geeft Van Warmerdam een carte blanche om te doen wat hij wil, om de meest absurde dingen te laten zien om ze vervolgens te schrappen. Omdat het ‘maar’ een verhaal is, pikt de kijker het allemaal. Tegelijkertijd kun je ook scènes lang vergeten dat de ober ‘maar’ een personage is. Van Warmerdam balanceert op het randje van enorme flauwheid, op het randje van gemakzucht, maar blijft altijd staan. Alleen dat al maakt Ober een intrigerend goede film. (Floortje Smit)

De foto is van Victor Arnolds.

De uitgebreide recensie van
Ober staat hier.

Iedereen wil er heen, niemand wil er zijn
Maybe Sweden
Margien Rogaar, 2006

Maybe Sweden, een film over de botsing tussen voldane westerlingen en aangespoelde Afrikaanse bootvluchtelingen, draait in de debuutcompetitie op het festival. De hoogdravende taal van de filmmakers (regisseur Margien Rogaar en de Nederlandse/Vlaamse acteursgroep Wunderbaum) deed het ergste vrezen:

“(…) het voldane Westen intens zoekend naar zingeving en noodzakelijkheid (…) het onvermogen van de westerse mens om zich in te leven in de pijn van op drift geraakte bevolkingsgroepen”

~

Help! Een film met een Boodschap, en wel met een grote chocoladeletter B? Het valt alleszins mee. In een landhuis in het zuidelijkste punt van Fort Europa hebben vijf jonge mensen zich teruggetrokken om zich te storten op hun grote passie, de literatuur. Luierend op een bank of lezend naast het zwembad van een luxe landhuis als metafoor voor de westerse idylle. De rust wordt echter verstoord wanneer ze bezoek krijgen van gestrande Afrikaanse bootvluchtelingen. Het buitenverblijf verandert in een hulppost, maar er is geen schaamteloos misbruik van armlastige derdewereldburgers zoals in Laurent Cantets Vers le sud (2005). In Maybe Sweden is braafheid troef, wat de spanning niet ten goede komt.

Bij vlagen wordt er sterk geacteerd, maar even zo vaak overtuigen de dialogen niet. De bootvluchtelingen zien er iets te monter uit; met name Brooklyn lijkt eerder aangespoeld vanuit een hippe club in Amsterdam dan vanuit de hongerige Westkust van Afrika. De ontevreden westerlingen met hun onderhuidse spanningen en de Afrikanen die zo snel mogelijk door willen reizen versterken het iedereen-wil-er-heen-niemand-wil-er-zijngevoel dat het hedendaagse Europa typeert. Dit nogal statische filmdrama heeft weliswaar een schitterende locatie, en ook het nabijgelegen, sinistere vrachtwagenpark past daar uitstekend bij, maar het geheel lijkt te sterk op een verfilmd toneelstuk. Desondanks lichtpuntjes genoeg: wat te denken van de Vlaamse actrice Wine Dierickx, die als de verveelde, sensuele Renée een geweldige rol neerzet. (Fred Caren)

Hoop voor de Nederhorror
Sl8n8
Frank van Geloven, Edwin Visser, 2006

Na jaren van radiostilte rukt de Nederhorror plotseling op. Goede horror met een klein budget is moeilijk, maar een groeiende groep filmmakers waagt zich er toch aan. Zo maakten Edwin Visser en Frank van Geloven de film Sl8n8, een Nederlandse slashermovie. Zij lijken het kleine budget en de Nederlandse locaties niet als nadeel te beschouwen, integendeel.

~

Geen uitgestrekte bos met eeuwenoude bomen en een afgelegen landhuis voor handen? Dan wordt de hoofdlocatie een oude steenkolenmijn (die ze toch voor een groot deel moesten nabouwen). Geen spetterende special effects? Dan snel rondrennen met een handcamera en niet te lang blijven hangen bij een hoofd dat afgehakt wordt. De sfeer die Visser en Van Geloven met een klein budget kunnen oproepen is het sterkste punt van de film. De angst ligt niet in de grote hoeveelheid bloed die vloeit, maar wordt opgeroepen door geluid, langsglijdende schaduwen en een paar goede schrikmomenten – waarbij ruimhartig geleend wordt uit Amerikaanse low budget horrorfilms als The Texas Chain Saw Massacre en The Blair Witch Project. Dat niveau haalt Sl8n8 niet – de film zakt net te vaak wat in. Desalniettemin: als dit laat zien wat de nieuwe generatie horrorregisseurs in huis heeft, ben ik benieuwd naar de andere films die nog op stapel staan. (Floortje Smit)

Parijse poetsportretten
Forever
Heddy Honigmann, 2006

In het begin van Pedro Almodóvars huidige film Volver zien we een kerkhof vol poetsende vrouwen, die elke zondag de graven van hun geliefden verzorgen. Ook op de beroemde Parijse begraafplaats Père Lachaise is dit een veelvoorkomend beeld, zo toont de documentaire Forever, al gaat het hier in veel gevallen om de graven van beroemde kunstenaars als de schrijver Marcel Proust en componist Frédéric Chopin. Heddy Honigmann filmt deze rituelen in haar nieuwste film met gepaste afstand en knoopt gesprekken aan met de poetsers en bloemenleggers.

~

Honigmann gebruikt Père Lachaise zo als uitgangspunt om portretten van mensen te maken, zoals ze eerder deed met bijvoorbeeld de Parijse metro (Het ondergronds orkest) of de muziek die soldaten door oorlogen heen sleept (Crazy). Ook in Forever levert dit weer enkele mooie gesprekken op. Honigmann beschikt over het talent om mensen door simpele vragen hun verhaal te laten vertellen, of door ze door langdurige stiltes verder te laten gaan dan ze aanvankelijk wilden.

Het uiteindelijke doel van Honigmann is iets te weten te komen over de betekenis van kunst voor mensen. Hier slaagt ze echter slechts gedeeltelijk in. Doordat ze ook mensen aan het woord laat die niet voor beroemdheden maar voor hun eigen geliefden komen, hinkt Forever iets te veel op twee gedachten. Ook dit tweede soort gesprekken is ontroerend, vaak zelfs indrukwekkender dan die over de kunstenaars, maar de film als geheel overtuigt hierdoor minder dan haar eerdere, meer consistente werk. (Marcel van den Haak)

Muziek / Album

Triosk – The Headlight Serenade

recensie: Symbiose tussen jazz en elektronica

Knisperende elektronica, spaarzame piano en jazzy drums. Postmoderne jazz, zo zou je het kunnen noemen. Een muziekgenre dat zich moeilijk onderscheidt en soms zelfs ronduit saai is. Het lukt Triosk aardig om deze valkuilen te omzeilen, al lijkt de muziek je soms enkel in slaap te willen wiegen. Daarentegen laten de minimale onconventionele nummers op het nieuwe album The Headlight Serenade een uniek geluid horen dat te herkennen is als Triosk.

~

Postmoderne jazz wordt veelal gemaakt door Scandinavische bands. Triosk toont dat dit soort muziek eveneens in het warme Australië wordt gemaakt. Op het gerenommeerde LEAF-label brengt dit trio alweer haar derde album uit. In 2001 kwamen Adrian Klumpes (piano/rhodes/synth/samples), Laurence Pike (drums/percussie) en Ben Waples (bas) bij elkaar, om muziek te maken waarbij improvisatie en elektronica een belangrijke en gelijkwaardige rol spelen. De knisperende en warme klanken van de band doen sterken denken aan The Cinematic Orchestra. De blazers waarmee het genre veelal wordt geïdentificeerd zijn afwezig. Triosk kiest er voor om het instrumentarium te beperken tot drums, toetsen en basgitaar. Een gedurfde keuze die de band ertoe zet om binnen dit kader te zoeken naar de perfecte vorm.

Structuurloos

Het doel van de band om improvisatie en elektronica te combineren, is in de opener Vision IV juist niet terug te horen. De jazzy drums en sfeervolle pianopartijen klinken weinig geïmproviseerd en de elektronica speelt een beperkte rol. De band lijkt de perfecte vorm vooral te vinden als hun musique concrete kant naar voren komt. In nummers als Intensives Leben en Fear Survivor ontbreekt een duidelijke structuur en wordt er vooral aan sfeer gewerkt. Het ontbreken van deze structuur houdt de aandacht van de luisteraar erbij, waardoor het niet verwordt tot achtergrondmuziek. De band wisselt in deze nummers elektronische geluiden als ruis en synthesizers af met organische klanken zoals drums en piano. In het duistere Not To Hurt You zorgen een herhalend pianoakkoord en slepende drums voor de perfect soundtrack bij een film-noir. Wederom blijkt de band op haar best in de minimale onconventionele nummers. De nummers met een duidelijk ritme en vaste schema’s boeien minder en doen onder voor het werk van grotere broers in het genre zoals Jaga.

Marktwerking

The Headlight Serenade is een album vol postmoderne jazz, dat in de plaats van traditionele aspecten vooral contemporaine elementen gebruikt, zoals elektronica en knip-en-plak technieken. Het grote probleem is dat de markt overspoeld wordt met dit soort muziek. Dit maakt het voor een band als Triosk moeilijk om zich te onderscheiden van bands als Jaga, The Cinematic Orchestra en Efterklang. Desondanks komt de band steeds dichter bij zijn doel: het maken van muziek gebaseerd op improvisatie met een gelijkwaardige rol voor elektronica.

Muziek / Album

Dylan blijft zich bewijzen

recensie: Bob Dylan – Modern Times

Modern Times is Dylans eerste studioplaat in vijf jaar, en zijn tweeëndertigste in totaal. De muziek uit zijn begintijd terugluisterend, wordt het duidelijk dat er in die veertig jaar veel veranderd, maar ook veel hetzelfde gebleven is. Tekstueel inventief en bevlogen als vanouds, muzikaal afwisselend tussen bluesrock en crooning: Dylan weet allerlei invloeden te gebruiken, zonder zijn karakteristieke muzikale identiteit te verliezen.

~

Dylan blijft tekstueel grotendeels de oude: de vele coupletten vloeien als vanouds uit zijn pen. De tekst “Shame on your greed, shame on your wicked schemes/I’ll say this, I don’t give a damn about your dreams” (uit Thunder on the Mountain) zou bijvoorbeeld niet misstaan naast een klassieke protestsong als The times they are a-changin’. Naast zulk engagement passeren thema’s als liefde (Spirit on the Water) en sterfelijkheid (When the deal goes down) de revue. De motieven zijn veelal nauw met elkaar verweven, zoals in afsluiter Ain’t Talking:

All my loyal and my much-loved companions/They approve of me and share my code/I practice a faith that’s been long abandoned/Ain’t no altars on this long and lonesome road.

Dylans tekstuele veelzijdigheid heeft in al die tijd weinig aan kracht ingeboet.

Strak en swingend

In muzikaal opzicht is Modern Times een afwisseling van bluesrocknummers en stukken met een meer ingetogen karakter, waarvan de laatste door contrabas, vioolspel en de occasionele pedal steel guitar een traditionele klank hebben. De bluesrocknummers klinken overtuigend: de band legt een strakke en swingende basis onder de begeesterde voordracht van Dylan. In de songs van het meer ingetogen type (Spirit on the Water, When the Deal goes down, Beyond the Horizon) gaat de zanger welhaast te werk als een vroege crooner, in de trant van Bing Crosby en consorten. Muzikaal is de plaat een geslaagd vervolg op de vorige twee studioalbums: zowel de invloed van het bluesy Time Out Of Mind (1997) als van het meer ingetogen Love and Theft (2001) zijn op Modern Times terug te vinden.

Jatwerk

Hoewel het cdboekje de tekst “All songs written by Bob Dylan” vermeldt, zijn er bij dit statement de nodige vraagtekens te plaatsen. Zo zijn Rollin’ and Tumblin’ en Someday Baby geënt op oude bluesnummers, onder andere uitgevoerd door Muddy Waters en Big Joe Williams. Dylan speelt geen letterlijke covers, maar gebruikt wel delen van de tekst en melodie van de oorspronkelijke nummers. Of er hier nu echt van jatwerk sprake is valt natuurlijk te betwisten: muzikale toe-eigening is in de bluestraditie een veel voorkomend fenomeen. Dylan maakt op Modern Times tevens gebruik van het werk van de negentiende eeuwse Amerikaanse dichter Henry Timrod. Ook hier geldt dat diens werk vooral als uitgangspunt wordt gebruikt, al komt er ook een aantal letterlijke citaten voor.Hoewel Dylan zich verschillende bronnen toe-eigent, heeft de taart die hij bakt toch altijd een onmiskenbaar eigen bodem. Zo bewijst Dylan met Modern Times dat hij nog steeds in staat is originele en meeslepende muziek te maken.

Film / Films

Onovertroffen oer-Hollandse slapstick

recensie: Ober

“Deze is rauw”, wijst een klant naar zijn zwartgeblakerde biefstuk. “Ik ben toch geen hyena, of wel soms?” Mistroostig kijkt de ober naar het stuk vlees, en brengt het terug naar de keuken. Zijn collega weigert nog steeds van de wc te komen. In een paar pennenstreken zet regisseur, scenarioschrijver én hoofdrolspeler Alex van Warmerdam in de eerste scène van Ober een absurd universum neer waar de meest bizarre dingen klakkeloos worden geaccepteerd.

Op het eerste gezicht lijkt het normaal: een restaurant, een ober, een ontevreden klant. Maar de dialoog klinkt onnatuurlijk, de ober ziet er mistroostig uit, en de sfeer schreeuwt nu niet precies ‘gezellig avondje uit’. De personages lijken zich daar niet van bewust; voor hen is dit normaal. En voor de kijker, vijf minuten later, ook.

~

Bij Alex van Warmerdam kan een Japanse huurmoordenaar in de huiskamer hagelslag van zijn hand likken, of wordt een jubileum gevierd in een Van der Valk-achtig restaurant met uitzicht op de industrie van IJmuiden. Feilloos accentueert hij de Nederlandse lulligheid en combineert hij dat met absurditeit. Voor een belangrijk deel lag daar de humor van zijn debuutfilm Abel. Zijn andere films werden steeds naargeestiger. Lachen kon nog wel, maar met schuldgevoel. Van Warmerdam zoekt de humor waar het pijn doet.

Slapstick

Met Ober lijkt Van Warmerdam terug te keren naar de humor van Abel. Lijkt. Want wie goed telt, ziet dat er meer doden vallen dan in welke Van Warmerdam dan ook. Soms ligt de lach létterlijk waar het pijn doet. Als Edgar hardhandig tegen een vogelkooi wordt gegooid, fladderen er tjilpende vogeltjes om zijn hoofd, als in een tekenfilm. Boze klanten gooien hem in een aquarium. Ober is slapstick.

Er is nog een reden waarom je al die ellende blijft accepteren: de introductie van een schrijver in het verhaal. Voor het eerst wacht het hoofdpersonage bij Van Warmerdam niet lijdzaam af hoe het lot beschikt, nee, hij gaat verhaal halen. Bij de schrijver die zijn leven verzint. Dit heeft twee belangrijke voordelen: zo blijft het altijd ‘maar’ een verhaal. Bovendien krijgt Van Warmerdam een carte blanche om te doen wat hij wil, om de meest absurde dingen te laten zien en weer te schrappen. De ober kan minutenlang een klank uitstoten. Als hij zich beklaagt over zijn ernstig zieke vrouw, krijgt hij daarvoor in de plaats een minnares. Wat – uiteraard bij Van Warmerdam – ook geen positieve ontwikkeling blijkt te zijn.

Onvoorspelbaar

~

Van Warmerdam heeft vaak gezegd dat hij dat bij het schrijven van een scenario altijd wil bereiken: alles kunnen verzinnen. Maar het gevaar dat de film uit de bocht vliegt, is daarmee levensgroot. Een verhaal waarin alles kan gebeuren en wat zich aan geen enkele wet houdt, is in de basis oersaai. Zeker als er, zoals bij Van Warmerdam, geen psychologische diepte zit in de personages. Hier wordt de schrijver zo grillig gebruikt, dat het toch op een andere manier onvoorspelbaar blijft: je weet nooit wanneer Edgar weer opduikt in de studio van de schrijver.

Daardoor kun je ook scènes lang vergeten dat de ober ‘maar’ een personage is. Van Warmerdam balanceert op de randjes van enorme flauwheid en gemakszucht, maar blijft altijd staan. Dat maakt hem niet alleen een goede regisseur, het maakt Ober een van zijn beste films.

Theater / Voorstelling

Surrealistische beelden en sterk fysiek spel

recensie: Vielfalt (Jakop Ahlbom)

Vielfalt draait om een mislukte goochelaar die probeert zijn leven op orde te krijgen. Maar ondanks verwoede pogingen krijgt de goochelaar geen grip op zijn leven, integendeel, hij raakt meer en meer verstrikt in een web van chaos en illusies. Zijn geliefde verdwijnt bij een goocheltruc, tafels komen tot leven en cafébezoekers verdwijnen in zitbanken, afvoerputjes en televisies.

Vielfalt is de vierde voorstelling van theatermaker Jakop Ahlbom. De van oorspong Zweedse Ahlbom studeerde in 1998 af aan de mimeopleiding van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en won de Top Naeffprijs voor de meest veelbelovende student. Naast het maken van eigen voorstellingen werkt Ahlbom regelmatig mee aan andere theaterproducties van onder andere Orkater, Roy Peters, (Alex) d’Electrique en het Ro Theater. Ook speelt hij in een bijrol in Ober, de nieuwe film van Alex van Warmerdam.

Surrealistisch

~

Vielfalt speelt zich af tegen het decor van een theatercafé dat doet denken aan de jaren ’50 van de vorige eeuw. Een goochelaar probeert het barmeisje te verleiden met ingenieuze trucs. En dat lukt hem aardig. Iets later zien we twee geliefden dineren aan een tafeltje, ze kijken naar een goochelshow. De goochelaar nodigt de man uit voor een verdwijntruc in een grote kist. Hij aarzelt eerst, maar besluit na aanmoediging van zijn geliefde toch mee te doen. Waar normaal de argeloze bezoeker veilig terug kan keren naar zijn tafeltje, blijkt de verdwijntruc in Vielfalt onomkeerbaar. De man verdwijnt echt. De vrouw besluit haar geliefde te gaan zoeken, maar verdwijnt tijdens de zoektocht vervolgens ook in de goochelkist. Beiden keren later in de voorstelling terug in het theatercafé, op zoek naar elkaar en naar het lijkt ook op zoek naar zichzelf. Ze belanden in een schemergebied tussen werkelijkheid en illusie, dat doet denken aan de films van David Lynch. Het ene moment lijken ze zichzelf, maar dan ineens verschijnen ze als tafel, als persoon in vijfvoud (vijf actrices in dezelfde jurk) of kruipen er andere personages uit hun buik.

Fysieke kracht

In Vielfalt wisselen realistische en surrealistische scènes elkaar in hoog tempo af. Allerlei verhaallijnen en personages lopen door elkaar heen en worden onderbroken door compleet absurde en illusionistische scènes. Naast scènes waarin duidelijke situaties met herkenbare personages worden neergezet en surrealistische momenten, zijn er ook scènes waarin vooral de beweging centraal staat. Met name deze bijna acrobatische bewegingfrases maken diepe indruk. Zo ‘danst’ Ahlbom een duet met zijn geliefde op de bar en tegen de muren van het café. In deze fysieke krachtmeting zien we de mimer Ahlbom die zijn lichaam tot in het uiterste beheerst. Indruk maakt ook de vechtscène tussen Ahlbom en zijn mannelijke tegenspeler Reinier Schimmel. Hier zien we twee sterk fysieke mimers aan het werk die ontzettend goed op elkaar zijn ingespeeld. Aan het einde van de voorstelling zien we Schimmel terug in een fantastische acrobatische act, waarbij hij als een reus door het decor en over de vrouwelijke spelers heen walst. Schimmel is weliswaar lang, maar hij lijkt door zijn mimiek en fysieke power wel in lengte te vermenigvuldigen.

Wondere wereld

~


De toeschouwer doet er goed aan om bij het kijken naar Vielfalt het verlangen naar een logisch verhaal los te laten, zich over te geven en mee te laten sleuren in de wondere illusionaire wereld van Jakop Ahlbom. Een wereld met prachtige filmische beelden en vol ontroerende en humoristische momenten. Wat Ahlbom precies probeert te vertellen blijft onduidelijk. Hij lijkt sterke beelden te prefereren boven inhoud. Is dat erg? Nee, want de beelden beklijven. Ondanks de allerminst eenduidige verhaallijn en bevreemdende beelden is Vielfalt toch een heel toegankelijke voorstelling, die een groot publiek zal weten te waarderen. Het ritme van de voorstelling, herkenbare momenten en absurde humoristische scènes maken de voorstelling licht en makkelijk verteerbaar. Ahlbom beheerst de kunst om de toeschouwer te blijven boeien.

Vielfalt is nog tot en met 17 november te zien. Klik hier voor een uitgebreide speellijst.

Boeken / Fictie

Weinig nieuws

recensie: Bernard Dewulf - Blauwziek

Nieuwsjagers, u bent afgedwaald van het rechte pad. Keer terug op uw schreden en surf naar nu.nl of de site van NOS Teletekst. GeenStijl.nl mag natuurlijk ook. Hoe dan ook: scheer u weg. Dit is namelijk geen nieuwsbericht. Hier geen schokkende beelden van vechtende milities, gebombardeerde wijken en mediagenieke kinderlijkjes. Bernard Dewulf mag zijn bekendheid dan vooral te danken hebben aan zijn journalistieke werk voor het Vlaamse dagblad De Morgen, in zijn vrije tijd houdt de columnist/redacteur zich met totaal andere zaken bezig. Dewulf is dichter. In zijn tweede bundel Blauwziek bezingt hij zacht het wonder van de kunst.

Jawel, geachte nieuwsconsumenten (bent u daar nog?), bij de duizenden bommen en granaten die de talloze nieuwsredacties dag in dag uit voor ledigheid behoeden, wordt er in het angstige westen zo nu en dan ook nog gedicht. Door Bernard Dewulf bijvoorbeeld. En alhoewel zijn productie niet bijzonder groot is – sedert zijn ‘vroege ontdekking’ in de jaren tachtig publiceerde Dewulf slechts één bundel – is zijn poëtische werk niet onopgemerkt gebleven. De debuutbundel Waar de egel gaat (1995) werd alom geprezen en in Vlaanderen zelfs gelauwerd met de zogenoemde Debuutprijs. En nu is er na jaren van poëtische stilte dus Blauwziek. Opnieuw heeft Dewulf de tijd gevonden om zijn eigen allerpersoonlijkste overwegingen in zangerige zinnen te beitelen.

Zo hebben wij bestaan,
altijd in het naderen

ving iets te zingen en zingend
te ontbreken aan.

Koel

De bundel Blauwziek bestaat uit een viertal cycli, Langzaam oog, Naderingen, Winterhuis en Blauwzieke badkamer, waarin Dewulf zich laat kennen als een weemoedige kijker, een teruggetrokken eenling die vergeefs tracht de wereld buiten te sluiten. Dat doet hij in bedachtzame verzen. In Blauwziek is iemand aan het woord die gelaten het onmogelijke probeert.

Terwijl ik het zit op te schrijven,
geen andere vraag zie dan het kijken,
komt er traag beweging in het huis.
Nooit wil het bij kijken blijven.

Rainer Maria Rilke (1875 - 1926)
Rainer Maria Rilke (1875 – 1926)

In navolging van de Tsjechisch/Duitse dichter Rainer Maria Rilke (1875-1926) betoont Dewulf zich in zijn gestileerde en nergens exuberant kolkende poëzie een hartstochtelijk koele beschouwer. Vooral de kunst heeft zijn belangstelling. Zoals Rilke met scherpe blik zijn onderwerpen in woorden wist te fixeren, zo tracht ook Dewulf het schilderachtige beeld in taal te wekken. Dit komt vooral tot uiting in de laatste cyclus van de bundel, waar Dewulf de schilder Pierre Bonnard een dialoog laat aangaan met zijn model en vrouw Marthe Bonnard. ‘Zie, de vrouwvriendelijke verf / aan zijn klauw, / Hij aait mij als een prooi’, laat de dichter Marthe zeggen. Als model, zo wil Dewulf ons duidelijk maken, is een vrouw nog slechts een object.

Zodra het licht in de kamer komt
En vraagt om zijn hand
Vouw ik mij in onze laken om

Van vrouw naar vorm

Bips

Dewulfs gedichten maken nieuwsgierig naar de schilderijen die als katalysator dienden voor zijn poëtische erupties. Tegelijkertijd roept zijn procédé de vraag op of de talige probeersels van de dichter het ook zonder deze kunstwerken kunnen stellen. Welnu, dat kunnen ze. In Blauwziek zijn meerdere memorabele regels te vinden die een eendimensionale beschrijving van olieverf en canvas verre ontstijgen. Bijvoorbeeld in het gedicht Pin-up, waar Dewulf een schilderij van Vincent Geykens bezingt: ‘Hier is een vrouw gebouwd / met afbraakmateriaal van idealen.’ Of in het gedicht over het Bonnard-schilderij Grand nu jaune: ‘Nooit was er iets mooiers te zien. De uren dat zij / niet verging, klaarlicht veinzend onsterflijk ding.’

Pierre Bonnard, <i>Hurkend naakt in kuip</i>
Pierre Bonnard, Hurkend naakt in kuip

Ook in de andere cycli van zijn bundel weet Dewulf zo nu en dan de juiste toon te treffen, bijvoorbeeld in Zoontje slaapt, waar hij, balancerend langs de afgrond van de sentimentaliteit, een slapend kind beschrijft. Of in Derrière, waarin hij ongegeneerd een bips laat deinen ‘als zwierf het nergens / dan aan mij voorbij.’

Kort en goed: Dewulf laat in Blauwziek zien dat poëzie een vrijstaat is waar de hoe dan ook onontkoombare dagelijkse werkelijkheid gesublimeerd kan worden tot een hoger weten. Blauwziek is een gelaagd poëtisch universum dat in al zijn onvermijdelijke vergeefsheid op zichzelf kan bestaan, los van alle artistieke katalysatoren en de bloedige trivialiteiten waarmee de journalist Dewulf zich in zijn dagelijkse werkzame leven geconfronteerd ziet.

Splinterbom

En dan, in het laatste gedicht van de bundel, lijkt Dewulf zijn journalistieke inborst opeens niet langer te kunnen verbergen. Plotseling breekt de actualiteit de bundel binnen, zoals eerder al de kunst en de muziek hun onmiskenbare sporen in Blauwziek nalieten. Bommen en granaten slaan in waar de tot het poëtisch universum van Dewulf verleidde lezer het allang niet meer verwacht had

Ik zie een doffe dag een doodstille explosie
mijn amandelboom een splinterbom op papier
in de barbaarse bloeitijd van een of ander 2004.

Even lijkt de balans van de bundel verstoord; de teruggetrokken dichter lijkt de zuigkracht van de wervelende actualiteit op de valreep toch niet te hebben kunnen weerstaan. Maar schijn bedriegt: het is niet de nieuwswaardige werkelijkheid van het dagelijkse tv-journaal in een barbaarse bloeitijd die de gehypnotiseerde lezer genadeloos bij de kladden grijpt. De amandelboom die ons als een splinterbom in het gezicht uiteenspat blijkt bij nadere lezing te vinden op het schilderij Amandier en fleur van Pierre Bonnard. De splinters van deze bom – de soms overrompelende kracht van de beeldende kunst – hebben dichter én lezer al eerder in de bundel getroffen. Want Dewulf laat er in Blauwziek geen onduidelijkheid over bestaan: het is de kunst, en niet de vluchtige actualiteit, die hem werkelijk beweegt. Weinig nieuws dus, in de stille muziek van Bernard Dewulf.

Theater / Achtergrond
special: Een interview met Felix Burleson en Thijs Römer

Colin Powell valt van zijn voetstuk

.

Generaal Othello, de moor van Venetië, is verliefd. Wanneer hij de mooie Desdemona trouwt lijkt zijn geluk compleet. Maar bij zijn vaandrig Jago leidt jaloezie tot diepe haat. Wanneer door list en bedrog Othello meent dat zijn meest dierbaren zich tegen hem keren, biedt een gruwelijke wanhoopsdaad hem de enige uitweg.

De ‘nobele wilde’ ontleed

Acteur: Felix Burleson  Fotograaf: Jean van Lingen
Acteur: Felix Burleson Fotograaf: Jean van Lingen

Een paar jaar terug werd Felix Burleson gebeld door een groot toneelgezelschap: ze gingen Othello doen. “Dan houd je als zwarte acteur de telefoon wat dichter bij je oor. Maar tot mijn verbijstering vroegen ze me slechts te poseren voor het affiche. Dat soort dingen blijven je wel bij, ja.” Na jarenlang uitvoeringen te hebben gezien met meestal blanke acteurs in de titelrol, wil hij verder gaan dan het spelen van de bekende toneeltekst van Shakespeare. Met theatergroep De Nieuw Amsterdam ontleedt hij in een actuele en persoonlijke monoloog van Abdelkader Benali niet alleen het zwarte personage Othello, maar ook hoe anderen hem hebben gevormd tot gemeengoed. “Wat weten we precies van Othello? Dat hij slaaf is geweest en dat hij zichzelf heeft verheven. Daaraan ligt enorme ambitie ten grondslag en geldingsdrang. De weg er naar toe? Niemand vraagt zich dat af – hij krijgt slechts applaus voor zijn daden. De prijs die hij daarvoor heeft moeten betalen is het keurslijf waarin hij door zijn blanke omgeving is geperst. Met zo’n keurslijf om je heen moet je continu op je hoede zijn; voor list, voor bedrog…”

Burleson meent dat in de gangbare visie op het stuk bij de titelrol vaak de nadruk ligt op de eenduidige kant van Othello; een onbeschrijfelijk naïeve man die een ziekelijke jaloezie aan de dag legt, ontleend aan het beeld van de ‘nobele wilde’. “Je kunt het ook omdraaien, de nadruk leggen op zijn loyaliteit, zijn trouw aan zijn omgeving. Dat je jouw standaard, je normen en waarden zó hoog hebt ingezet – dat het vreselijk is als je daarin wordt geraakt. Laat dat dan zijn zwakte zijn.”

Stalen bunker met roosjes

Acteur:Thijs Römer Fotograaf: Annaleen Louwes
Acteur:Thijs Römer Fotograaf: Annaleen Louwes

Thijs Römer wil van ‘zijn’ Othello absoluut geen militair maken. Hij wil een zo soft mogelijke Othello neerzetten. “Vlak voor het stuk begint wordt Othello stapelverliefd, voor het eerst in zijn leven. De strakke militaire wereld is een totaal andere wereld dan de verwarrende, gekleurde wereld van geliefden. Een stalen bunker die open gaat en waar roosjes uit komen. Die twee werelden kunnen nooit samen komen. Othello gaat uit van volledige eerlijkheid, blind vertrouwen. De wetten die op ’t slagveld gelden, gelden ook in de liefde denkt hij. Wanneer door verraad de liefde z’n hart verlaat, is het dus één keer en nooit meer. Hij gaat terug naar de oude situatie als moordmachine – met alle gevolgen van dien.” Met zijn gezelschap ANNETTE SPEELT neemt Thijs Römer de tekst van Shakespeare’s Othello ter hand en kiest voor de grote zaal in een coproductie met het Nationale Toneel.

Römer meent dat Othello, vanwege zijn Arabische achtergrond, niet per definitie een buitenstaander is, maar dat andere mensen hem tot buitenstaander maken. “Hij levert zijn identiteit in om bij Desdemona te kunnen horen. Niet alleen zijn achtergrond levert hij in, maar ook z’n huidskleur. Hij past zich zó aan, dat hij bij haar wereld past. Dat is ongelofelijk mooi, maar het maakt ook kwetsbaar. Verlies je die liefde, dan heb je niets meer. Dan sta je heel erg alleen. Dan kunnen enorme vormen van agressie zich van iemand meester maken, dat zie je ook in de huidige wereld om je heen.”

Actuele lading

Acteur: Felix Burleson Fotograaf: Jean van Lingen
Acteur: Felix Burleson Fotograaf: Jean van Lingen

Via het verhaal van Athella, een zwarte acteur die de rol van Othello instudeert, reflecteert Burleson in zijn monoloog op Othello, die zich tegenover de geschiedenis niet kan verdedigen. “Hij bezit het onvermogen om zichzelf volledig te geven, liefde te geven. Dat leidt bij hem tot een onverklaarbaar verzet. Hij verzet zich tegen ons westers denken, vanuit een hang naar het eigene, het traditionele.” Het moderne individu, iemand die worstelt met zijn identiteit – daar staat Othello symbool voor. “Hoe diep is zijn isolement? Een zwarte ziel, wat houdt dat in? Wat je achter laat is de prijs die je betaalt. Condoleezza Rice, Kofi Annan, Colin Powell; wat gebeurt er als zij van hun voetstuk vallen? In deze tijd vallen zoveel blanke leiders van hun voetstuk, maar daar wordt de blanke ziel niet bijgehaald.”

Ook voor Römer geeft het aanbrengen van een actuele lading de rol meer diepgang, het maakt Othello nog grootser. “Colin Powell heeft er harder voor moeten werken dan een blanke bevelhebber als generaal Schwarzkopf. Hij moet accentlozer spreken, christelijker zijn dan Jezus…” Het valt Römer op dat het in het stuk lijkt alsof Othello gedoogd wordt vanwege zijn diensten. “Hij wordt naar Cyprus gestuurd om een oorlog te voorkomen. De Turken zijn nog geen vierentwintig uur veilig of hij wordt al teruggeroepen om plaats te maken voor de blanke Cassio, terwijl het daar in vredestijd een soort Walhalla moet zijn. Bij crisis mag de moordmachine Othello opdraven, maar hij wordt alleen getolereerd, geaccepteerd wanneer dat noodzakelijk is.”

De waarde die Othello heeft als icoon wordt door beide acteurs gezien, maar anders gewaardeerd. Burleson: “Clichés zullen altijd nodig zijn om elkaar te bestrijden. Dat je niet anders bent dan de ander, die conclusie is beangstigend. Daar kun je je dan niet meer achter verschuilen.” Römer: “Othello is een echte held, een tragische held. Het vertrouwen dat hij stelt in de wereld en in zichzelf, dat maakt hem niet naïef – maar idealistisch.”


Athella/Othello
van De Nieuw Amsterdam gaat 5 oktober aanstaande in première in Amsterdam. De co-productie Othello van het Nationale Toneel in samenwerking met ANNETTE SPEELT gaat op 28 oktober in Den Haag in première.

links: www.denieuwamsterdam.nl en www.nationaletoneel.nl