Tag Archief van: Theater

Theater / Interview
special: Interview met Emma Buysse over 'Brown Sugar Baby'

‘Poppie wordt veel bekeken maar nooit echt gezien’

Zes jaar geleden kruiste mijn pad dat van Emma tijdens een theateravond in de studentenbioscoop Studio/K. Destijds speelde ze voor een klein publiek, met het geroezemoes van het café als achtergrondruis. Afgelopen zaterdag zag ik haar opnieuw spelen, ditmaal op het podium van de grote zaal van De Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Als Poppie, de jongste van drie zingende zussen in een Indische jazzband, schittert ze in de nieuwe voorstelling van Het Nationale Theater, Brown Sugar Baby. Na de première spreek ik haar in De Balie, waar we er meteen achter komen dat we even oud zijn en beiden een gemberthee bestellen.

Hoe is de première gegaan?

‘Haha, heb je gezien hoe ik in het begin struikelde? Ik liep het podium op vanuit de zaal en struikelde over een blindengeleidehond die in het gangpad lag! Mijn entree was dus wat rommelig, maar gelukkig kwam ik na enkele scènes goed in mijn rol. Na de voorstelling stonden we met z’n allen te stuiteren in de coulissen en keken elkaar aan: ”Zullen we nog een keer opgaan?” Het applaus bleef maar doorgaan; dat geeft echt een kick. De première was een feestelijk moment.’

Je straalt zelfverzekerdheid uit op het podium. Ben je altijd al zelfverzekerd geweest in je werk?

‘Ik had zeker niet met deze rol moeten beginnen, dan had ik wel echt in mijn broek gescheten – haha. Mijn rollen zijn de afgelopen jaren goed opgebouwd en in wat kleinere rollen heb ik de kat uit de boom kunnen kijken. Sinds anderhalf jaar ben ik nu vast lid van het ensemble van Het Nationale Theater maar daarvoor liep ik er stage, toen vond ik het allemaal super spannend. Als ik terugdenk aan toen, realiseer ik me dat ik in die begintijd mijn mening niet altijd durfde te geven in de repetities over hoe ik mijn rollen wilde spelen. Dan dacht ik vaak, ik slik het toch maar even in. Door het vertrouwen dat ik kreeg bij Het Nationale Theater en omdat ik me meteen thuis voelde is mijn zelfverzekerdheid gegroeid. Die verandering heeft overigens vooral in mijzelf plaatsgevonden. Ik begin steeds meer te voelen dat het niet per ongeluk is dat ik hier beland ben.’

Waar gaat Brown Sugar Baby over?

‘De voorstelling, geschreven en geregisseerd door Eric De Vroedt, is geïnspireerd op de jazzbands van zijn eigen grootvader uit Nederlands-Indië in de jaren ’30. Het stuk belicht de muzikale erfenis, maar raakt ook aan thema’s als racisme en de hiërarchische verhoudingen in Nederlands-Indië. Daarnaast gaat het over hoe mannen met vrouwen omgingen – en nog steeds omgaan. Wat ik mooi vind aan de voorstelling is dat er een parallel te vinden is tussen de toe-eigening van het land en de toe-eigening van het vrouwelijk lichaam.’

De cast bestaat uit Indische acteurs en niet-Indische acteurs. Heeft dit invloed gehad op het repetitieproces?

‘Tijdens een van de eerste repetities vroeg een collega-acteur aan Eric: “Wat vind je ervan dat ik dit verhaal vertel, terwijl ik zelf niet Indisch ben?” Hij antwoordde toen dat hij dat juist als een kracht ziet, om met verschillende mensen dit verhaal te vertellen, dat het daardoor een breder draagvlak kan krijgen. Acteurs Esther Scheldwacht en Roben Mitchell, beiden met Indische achtergrond net als Eric, konden ons tijdens het maakproces vertellen over de details en dynamieken uit hun eigen families. Ik speel bijvoorbeeld een emotionele scène waarin ik mijn moeder (gespeeld door Esther) confronteer en middenin die scène komen er twee andere mensen op. Esther vroeg toen: “Hoe gaan we dat doen, want bij mij thuis zou dit emotionele gesprek nooit voortgezet worden waar andere mensen bij zijn.” Dat ik in die scène meteen wegloop en Esther mij een soort van wegduwt, komt voort uit dit soort gedachtewisselingen.’

Brown Sugar Baby is gebaseerd op de familiegeschiedenis van Eric De Vroedt. Hoe voelt het om te werken aan zo’n persoonlijk verhaal?

In het begin voelde ik  heel erg dat het een persoonlijk verhaal is. Eric deelde familiefoto’s met ons en vertelde veel waardoor we het engagement en de urgentie van het verhaal sterk voelden. Eric heeft echter zijn opa nooit gekend, daarom konden we als acteurs de personages wel deels zelf vormgeven. Dit verschilt bijvoorbeeld van het spelen van een rol waarmee de regisseur persoonlijke banden heeft en kan zeggen: “Mijn moeder zou dat nooit zo doen.”‘

Poppie zingt in de voorstelling in een band, ging het zingen je makkelijk af?

‘Eric wist al dat ik in de voorstelling zou gaan spelen. Ik verdenk hem ervan dat hij me daarom een zangeres heeft laten spelen die niet altijd zuiver zingt – haha. Maar hoe vaak krijg je de kans om op een podium met een liveband te staan? Dat is echt te gek! Ik zou mezelf niet direct aanbieden als zangeres, zeker niet voor close harmony zoals in deze voorstelling wordt gezongen. Gelukkig heb ik veel kunnen leren van onze zangcoach en ook van actrice June, door hen zit het nu wel goed met de zang. Toch is het spannend, mijn grootste angst is dat ik vals zing voor een volle zaal en voor al die professionele muzikanten …’

Wat maakt Poppie als personage interessant voor jou om te spelen?

‘Poppie is een gelaagd personage met een bepaalde grilligheid in haar doen en laten. Die grilligheid komt voort uit haar verleden waarover jarenlang werd gezwegen. De voorstelling speelt zich af gedurende één avond, die dag heeft Poppie besloten dat het genoeg is geweest en dat haar lang verzwegen geheim aan het licht moet komen. Op die grilligheid ga ik als actrice aan. Dat je om haar kan lachen, maar dat je als kijker ook voelt dat er wat donkers achter het masker schuilgaat. Heb je de serie Bodem gezien? Daar vind ik die grilligheid ook mooi zichtbaar. Eerst kan je hard om de hoofdpersoon lachen maar naderhand huil je mee met haar pijn. Ik hou van die dramaturgische lijn: hahahahaha,  au!’

Hoe uit die grilligheid zich en hoe maak jij je die grilligheid eigen?

‘Poppie wil gezien worden, daarom zet ze steeds maskers op, daagt uit, poseert en verleidt. Ze overschreeuwt zichzelf best wel. Het is tragisch dat ze veel wordt bekeken door haar vader en door een van de bandleden maar nooit echt wordt gezien. “Die ogen”, zegt Poppie herhaaldelijk in de voorstelling. Ze kan niet met en niet zonder de blik van anderen. Bij het repeteren van een rol start ik altijd vanuit de tekst. Heel inhoudelijk bedenk ik dan hoe de tekst uitgesproken moet worden en met welke intentie. In het begin kreeg ik echt hoofdpijn van het repeteren van Poppies teksten. Het ene woord is blij en het andere woord al niet meer. Ik moest enorm veel schakelen. Eigenlijk speelt ze de hele tijd verschillende rollen. Inmiddels zit die dynamiek in mijn lijf. Dat proces van het je eigen maken vind ik een van de coolste dingen aan mijn werk. Als het lukt om die grilligheid ook nog over te brengen, kan het echt iets teweegbrengen bij het publiek. Zo kwam er na de tweede voorstelling een vrouw naar me toe die met jonge vrouwen werkt die seksueel misbruik hebben meegemaakt. Ze was geraakt door Poppie omdat ze het gedrag van de jonge vrouwen in haar herkende. Ze herkende het contrast tussen de hunkering naar liefde en het onvermogen deze te kunnen ontvangen. Tussen bekeken worden maar niet worden gezien.’

Ben jij zelf bezig met de blikken van anderen?

‘Ik was me daar nog niet heel erg van bewust. Na een try-out kwam er toevallig iemand van de crew naar me toe en zij zei dat ze twee mannen in het publiek had horen praten. Steeds als ik opkwam hadden ze bewonderende woorden gezegd: “zo zo” en “toe maar”. Die opmerkingen zetten me wel even aan het denken. Hoe ziet het publiek mij? Hoe zien mannen mij? Poppie is naar mijn idee veel meer dan een lustobject of gek meisje dat continu met haar seksualiteit speelt. Nee dacht ik, dat moet het absoluut niet zijn! Maar ja, het is een dunne lijn. Ik kan natuurlijk niet controleren hoe anderen mij zien. Het is hoe het is.’

Stop jij iets van jezelf in Poppies emoties?

© Bart Grietens

‘Als Poppie moet ik grote emoties overbrengen dus natuurlijk heb ik uit mijn eigen gevoelens geput. Ik denk bijvoorbeeld dat iedere vrouw het gevoel van intimidatie wel kent, al is het alleen al de angst ervoor. Toch is het niet zo dat ik alles zelf doorvoel van wat ik speel. Poppie heeft bijvoorbeeld een moeilijke  band met haar moeder. In het repetitieproces vroeg Eric me: “Wat zou je tegen je eigen moeder zeggen als ze hier nu zou zitten?” Toen heb ik gezegd dat ik een hele goede band met mijn eigen moeder heb! Inspiratie zit hem voor mij dan niet in de band met mijn eigen moeder maar meer in een algemener gevoel van niet gezien worden en waar ik dat ik mijn lijf voel. Op toneel beleef ik eigenlijk grotere emoties dan in mijn eigen leven als ik er nu zo over nadenk – haha. Ik huil meer op de vloer dan in het echt.’

Zijn er dingen die je actief moet laten voor je werk?

‘Ik voel altijd grote verantwoordelijkheid moet ik zeggen, een voorbeeld daarvan is dat ik weinig alcohol drink. Je kent toch wel die kater waarin je denkt: jij kan niks? Jij bent lelijk. En met dat gevoel dan een podium op moeten, nee dank je! Ik dronk nooit echt veel hoor, ook hiervoor niet. Maar ik probeer wel echt goed voor mezelf te zorgen omdat ik wil vermijden dat ik met een kutgevoel het podium op moet. Het is echt niet fijn om in de schijnwerpers te staan als je je niet chill voelt over jezelf. Daar staan is al kwetsbaar genoeg. Ik ben mijn mentale gezondheid serieuzer gaan nemen want ik vind mijn werk echt het allerleukste wat er is.’

Kan je iets vertellen over het repetitieproces?

Wat ik cool vind aan hoe we Brown Sugar Baby hebben gemaakt, is dat Eric vaak werkt met improvisatie. Hij zegt dan bijvoorbeeld: “Stel je voor dat deze scène zich hier en nu afspeelt. Stel je voor, we zijn aan het repeteren en twee acteurs komen te laat. Hoe reageer je dan?” Uit dat soort improvisaties komen goede dingen, vooral qua toon, omdat het dan even heel actueel voelt. Aan het einde werkten we zelfs met familieopstellingen. We plaatsten Poppie en haar zussen in de ruimte om hun onderlinge dynamiek te verkennen. Op deze manier repeteren was nieuw voor mij, maar er is goed materiaal uit voortgekomen.’

Als je emotionele scènes speelt, raakt het je dan echt of is dat techniek?

‘Voor de intieme scènes werkte ik samen met een intimiteitscoach. Die zei tijdens de repetitie “Je lichaam weet niet dat je een acteur bent.” Eerst dacht ik: volgens mij heb ik geen intieme scènes die mijn lichaam danig in de war brengen. Wel heb ik scènes waarin ik sta te huilen en schreeuwen. Het liefst hoop ik dat emotie me in die scènes een beetje overkomt, omdat ik het zo waarachtig mogelijk wil overbrengen. Ik word ook vaak geraakt omdat iets plotseling binnenkomt, omdat ik het nog niet zo goed ken. Maar na zo’n repetitiedag ben ik dan wel echt kapot. Ik was bang dat ik me niet elke voorstelling kan laten raken door het verhaal. Eric zei daarover tegen me: “Je hebt genoeg techniek om die waarachtigheid over te brengen zonder dat jij het echt hoeft te voelen, avond na avond”. Dus op die techniek vertrouw ik. Bij de première ontroerde het me overigens wel echt. Daarna voel ik dat dan een tijdje nasudderen in mijn lichaam. Oh ja, dacht ik naderhand, ik snap nu wat de intimiteitscoach bedoelde met die zin: mijn lichaam weet niet dat ik een acteur ben.’

 

‘Brown Sugar Baby’ is nog te zien tot en met 4 juni 2024, zie voor meer informatie de speellijst

Trigger warnings: deze voorstelling bevat een verhaallijn over seksueel misbruik, en er wordt gebruik gemaakt van stroboscopische lichteffecten

Theater / Interview
special: Interview met Emma Buysse over 'Brown Sugar Baby'

‘Poppie wordt veel bekeken maar nooit echt gezien’

Zes jaar geleden kruiste mijn pad dat van Emma tijdens een theateravond in de studentenbioscoop Studio/K. Destijds speelde ze voor een klein publiek, met het geroezemoes van het café als achtergrondruis. Afgelopen zaterdag zag ik haar opnieuw spelen, ditmaal op het podium van de grote zaal van De Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Als Poppie, de jongste van drie zingende zussen in een Indische jazzband, schittert ze in de nieuwe voorstelling van Het Nationale Theater, Brown Sugar Baby. Na de première spreek ik haar in De Balie, waar we er meteen achter komen dat we even oud zijn en beiden een gemberthee bestellen.

Hoe is de première gegaan?

‘Haha, heb je gezien hoe ik in het begin struikelde? Ik liep het podium op vanuit de zaal en struikelde over een blindengeleidehond die in het gangpad lag! Mijn entree was dus wat rommelig, maar gelukkig kwam ik na enkele scènes goed in mijn rol. Na de voorstelling stonden we met z’n allen te stuiteren in de coulissen en keken elkaar aan: ”Zullen we nog een keer opgaan?” Het applaus bleef maar doorgaan; dat geeft echt een kick. De première was een feestelijk moment.’

Je straalt zelfverzekerdheid uit op het podium. Ben je altijd al zelfverzekerd geweest in je werk?

‘Ik had zeker niet met deze rol moeten beginnen, dan had ik wel echt in mijn broek gescheten – haha. Mijn rollen zijn de afgelopen jaren goed opgebouwd en in wat kleinere rollen heb ik de kat uit de boom kunnen kijken. Sinds anderhalf jaar ben ik nu vast lid van het ensemble van Het Nationale Theater maar daarvoor liep ik er stage, toen vond ik het allemaal super spannend. Als ik terugdenk aan toen, realiseer ik me dat ik in die begintijd mijn mening niet altijd durfde te geven in de repetities over hoe ik mijn rollen wilde spelen. Dan dacht ik vaak, ik slik het toch maar even in. Door het vertrouwen dat ik kreeg bij Het Nationale Theater en omdat ik me meteen thuis voelde is mijn zelfverzekerdheid gegroeid. Die verandering heeft overigens vooral in mijzelf plaatsgevonden. Ik begin steeds meer te voelen dat het niet per ongeluk is dat ik hier beland ben.’

Waar gaat Brown Sugar Baby over?

‘De voorstelling, geschreven en geregisseerd door Eric De Vroedt, is geïnspireerd op de jazzbands van zijn eigen grootvader uit Nederlands-Indië in de jaren ’30. Het stuk belicht de muzikale erfenis, maar raakt ook aan thema’s als racisme en de hiërarchische verhoudingen in Nederlands-Indië. Daarnaast gaat het over hoe mannen met vrouwen omgingen – en nog steeds omgaan. Wat ik mooi vind aan de voorstelling is dat er een parallel te vinden is tussen de toe-eigening van het land en de toe-eigening van het vrouwelijk lichaam.’

De cast bestaat uit Indische acteurs en niet-Indische acteurs. Heeft dit invloed gehad op het repetitieproces?

‘Tijdens een van de eerste repetities vroeg een collega-acteur aan Eric: “Wat vind je ervan dat ik dit verhaal vertel, terwijl ik zelf niet Indisch ben?” Hij antwoordde toen dat hij dat juist als een kracht ziet, om met verschillende mensen dit verhaal te vertellen, dat het daardoor een breder draagvlak kan krijgen. Acteurs Esther Scheldwacht en Roben Mitchell, beiden met Indische achtergrond net als Eric, konden ons tijdens het maakproces vertellen over de details en dynamieken uit hun eigen families. Ik speel bijvoorbeeld een emotionele scène waarin ik mijn moeder (gespeeld door Esther) confronteer en middenin die scène komen er twee andere mensen op. Esther vroeg toen: “Hoe gaan we dat doen, want bij mij thuis zou dit emotionele gesprek nooit voortgezet worden waar andere mensen bij zijn.” Dat ik in die scène meteen wegloop en Esther mij een soort van wegduwt, komt voort uit dit soort gedachtewisselingen.’

Brown Sugar Baby is gebaseerd op de familiegeschiedenis van Eric De Vroedt. Hoe voelt het om te werken aan zo’n persoonlijk verhaal?

In het begin voelde ik  heel erg dat het een persoonlijk verhaal is. Eric deelde familiefoto’s met ons en vertelde veel waardoor we het engagement en de urgentie van het verhaal sterk voelden. Eric heeft echter zijn opa nooit gekend, daarom konden we als acteurs de personages wel deels zelf vormgeven. Dit verschilt bijvoorbeeld van het spelen van een rol waarmee de regisseur persoonlijke banden heeft en kan zeggen: “Mijn moeder zou dat nooit zo doen.”‘

Poppie zingt in de voorstelling in een band, ging het zingen je makkelijk af?

‘Eric wist al dat ik in de voorstelling zou gaan spelen. Ik verdenk hem ervan dat hij me daarom een zangeres heeft laten spelen die niet altijd zuiver zingt – haha. Maar hoe vaak krijg je de kans om op een podium met een liveband te staan? Dat is echt te gek! Ik zou mezelf niet direct aanbieden als zangeres, zeker niet voor close harmony zoals in deze voorstelling wordt gezongen. Gelukkig heb ik veel kunnen leren van onze zangcoach en ook van actrice June, door hen zit het nu wel goed met de zang. Toch is het spannend, mijn grootste angst is dat ik vals zing voor een volle zaal en voor al die professionele muzikanten …’

Wat maakt Poppie als personage interessant voor jou om te spelen?

‘Poppie is een gelaagd personage met een bepaalde grilligheid in haar doen en laten. Die grilligheid komt voort uit haar verleden waarover jarenlang werd gezwegen. De voorstelling speelt zich af gedurende één avond, die dag heeft Poppie besloten dat het genoeg is geweest en dat haar lang verzwegen geheim aan het licht moet komen. Op die grilligheid ga ik als actrice aan. Dat je om haar kan lachen, maar dat je als kijker ook voelt dat er wat donkers achter het masker schuilgaat. Heb je de serie Bodem gezien? Daar vind ik die grilligheid ook mooi zichtbaar. Eerst kan je hard om de hoofdpersoon lachen maar naderhand huil je mee met haar pijn. Ik hou van die dramaturgische lijn: hahahahaha,  au!’

Hoe uit die grilligheid zich en hoe maak jij je die grilligheid eigen?

‘Poppie wil gezien worden, daarom zet ze steeds maskers op, daagt uit, poseert en verleidt. Ze overschreeuwt zichzelf best wel. Het is tragisch dat ze veel wordt bekeken door haar vader en door een van de bandleden maar nooit echt wordt gezien. “Die ogen”, zegt Poppie herhaaldelijk in de voorstelling. Ze kan niet met en niet zonder de blik van anderen. Bij het repeteren van een rol start ik altijd vanuit de tekst. Heel inhoudelijk bedenk ik dan hoe de tekst uitgesproken moet worden en met welke intentie. In het begin kreeg ik echt hoofdpijn van het repeteren van Poppies teksten. Het ene woord is blij en het andere woord al niet meer. Ik moest enorm veel schakelen. Eigenlijk speelt ze de hele tijd verschillende rollen. Inmiddels zit die dynamiek in mijn lijf. Dat proces van het je eigen maken vind ik een van de coolste dingen aan mijn werk. Als het lukt om die grilligheid ook nog over te brengen, kan het echt iets teweegbrengen bij het publiek. Zo kwam er na de tweede voorstelling een vrouw naar me toe die met jonge vrouwen werkt die seksueel misbruik hebben meegemaakt. Ze was geraakt door Poppie omdat ze het gedrag van de jonge vrouwen in haar herkende. Ze herkende het contrast tussen de hunkering naar liefde en het onvermogen deze te kunnen ontvangen. Tussen bekeken worden maar niet worden gezien.’

Ben jij zelf bezig met de blikken van anderen?

‘Ik was me daar nog niet heel erg van bewust. Na een try-out kwam er toevallig iemand van de crew naar me toe en zij zei dat ze twee mannen in het publiek had horen praten. Steeds als ik opkwam hadden ze bewonderende woorden gezegd: “zo zo” en “toe maar”. Die opmerkingen zetten me wel even aan het denken. Hoe ziet het publiek mij? Hoe zien mannen mij? Poppie is naar mijn idee veel meer dan een lustobject of gek meisje dat continu met haar seksualiteit speelt. Nee dacht ik, dat moet het absoluut niet zijn! Maar ja, het is een dunne lijn. Ik kan natuurlijk niet controleren hoe anderen mij zien. Het is hoe het is.’

Stop jij iets van jezelf in Poppies emoties?

© Bart Grietens

‘Als Poppie moet ik grote emoties overbrengen dus natuurlijk heb ik uit mijn eigen gevoelens geput. Ik denk bijvoorbeeld dat iedere vrouw het gevoel van intimidatie wel kent, al is het alleen al de angst ervoor. Toch is het niet zo dat ik alles zelf doorvoel van wat ik speel. Poppie heeft bijvoorbeeld een moeilijke  band met haar moeder. In het repetitieproces vroeg Eric me: “Wat zou je tegen je eigen moeder zeggen als ze hier nu zou zitten?” Toen heb ik gezegd dat ik een hele goede band met mijn eigen moeder heb! Inspiratie zit hem voor mij dan niet in de band met mijn eigen moeder maar meer in een algemener gevoel van niet gezien worden en waar ik dat ik mijn lijf voel. Op toneel beleef ik eigenlijk grotere emoties dan in mijn eigen leven als ik er nu zo over nadenk – haha. Ik huil meer op de vloer dan in het echt.’

Zijn er dingen die je actief moet laten voor je werk?

‘Ik voel altijd grote verantwoordelijkheid moet ik zeggen, een voorbeeld daarvan is dat ik weinig alcohol drink. Je kent toch wel die kater waarin je denkt: jij kan niks? Jij bent lelijk. En met dat gevoel dan een podium op moeten, nee dank je! Ik dronk nooit echt veel hoor, ook hiervoor niet. Maar ik probeer wel echt goed voor mezelf te zorgen omdat ik wil vermijden dat ik met een kutgevoel het podium op moet. Het is echt niet fijn om in de schijnwerpers te staan als je je niet chill voelt over jezelf. Daar staan is al kwetsbaar genoeg. Ik ben mijn mentale gezondheid serieuzer gaan nemen want ik vind mijn werk echt het allerleukste wat er is.’

Kan je iets vertellen over het repetitieproces?

Wat ik cool vind aan hoe we Brown Sugar Baby hebben gemaakt, is dat Eric vaak werkt met improvisatie. Hij zegt dan bijvoorbeeld: “Stel je voor dat deze scène zich hier en nu afspeelt. Stel je voor, we zijn aan het repeteren en twee acteurs komen te laat. Hoe reageer je dan?” Uit dat soort improvisaties komen goede dingen, vooral qua toon, omdat het dan even heel actueel voelt. Aan het einde werkten we zelfs met familieopstellingen. We plaatsten Poppie en haar zussen in de ruimte om hun onderlinge dynamiek te verkennen. Op deze manier repeteren was nieuw voor mij, maar er is goed materiaal uit voortgekomen.’

Als je emotionele scènes speelt, raakt het je dan echt of is dat techniek?

‘Voor de intieme scènes werkte ik samen met een intimiteitscoach. Die zei tijdens de repetitie “Je lichaam weet niet dat je een acteur bent.” Eerst dacht ik: volgens mij heb ik geen intieme scènes die mijn lichaam danig in de war brengen. Wel heb ik scènes waarin ik sta te huilen en schreeuwen. Het liefst hoop ik dat emotie me in die scènes een beetje overkomt, omdat ik het zo waarachtig mogelijk wil overbrengen. Ik word ook vaak geraakt omdat iets plotseling binnenkomt, omdat ik het nog niet zo goed ken. Maar na zo’n repetitiedag ben ik dan wel echt kapot. Ik was bang dat ik me niet elke voorstelling kan laten raken door het verhaal. Eric zei daarover tegen me: “Je hebt genoeg techniek om die waarachtigheid over te brengen zonder dat jij het echt hoeft te voelen, avond na avond”. Dus op die techniek vertrouw ik. Bij de première ontroerde het me overigens wel echt. Daarna voel ik dat dan een tijdje nasudderen in mijn lichaam. Oh ja, dacht ik naderhand, ik snap nu wat de intimiteitscoach bedoelde met die zin: mijn lichaam weet niet dat ik een acteur ben.’

 

‘Brown Sugar Baby’ is nog te zien tot en met 4 juni 2024, zie voor meer informatie de speellijst

Trigger warnings: deze voorstelling bevat een verhaallijn over seksueel misbruik, en er wordt gebruik gemaakt van stroboscopische lichteffecten

Theater / Voorstelling

Oorlogen raken ons allemaal

recensie: Panic Room – Theater Utrecht
Panic Room_16x9 (fotograaf Benning&Gladkova)Benning&Gladkova

‘Het is mijn oorlog. Het is jouw oorlog. Het is onze oorlog.’ De vrouw in de indrukwekkende voorstelling Panic Room van Theater Utrecht bedoelt: oorlogen zijn nooit zomaar ver weg, of lang geleden en daarmee niet jouw probleem. Oorlogen raken ons allemaal, met al hun slachtoffers, vernietiging en ellende.

Benauwd. De man heeft het zo benauwd dat ademhalen moeilijk is. Hij hoest zich de longen uit het lijf. Krimpt in elkaar van de pijn. Jacob Derwig speelt in Panic Room de zieke – naamloze – man die te horen heeft gekregen dat hij zal doodgaan. Hij heeft zich teruggetrokken in zijn afgelegen huis met dichtgetimmerde ramen. Zijn enige gezelschap is een schaap in de voortuin. Maar voordat hij sterft, komt zijn (ex-)geliefde hem nog bezoeken.

Cynisch commentaar

De – naamloze – vrouw voorziet de manier waarop de man leeft van cynisch commentaar, terwijl hij zich naar zijn einde worstelt. Komt ze verhaal halen, na jaren van afwezigheid, en afscheid nemen van de stervende man? Is zij wel echt? Of bestaat ze vooral in zijn hoofd?

Samen halen ze herinneringen op aan de eerste jaren van hun liefde. Tot aan het moment dat de vrouw besluit te gaan werken als oorlogsverslaggever. De man wil haar beletten weg te gaan. Wat volgt is een fysiek gevecht, een dans, een lichamelijke strijd. Gaat ze inderdaad weg, of blijft ze bij hem?

Oorlog en vrede

Panic Room is een voorstelling over leven en dood, over liefde en haat, over vreugde en verdriet. Maar vooral over oorlog, en over vrede. Door de tekst heen zijn juist kinderen het onvermijdelijke slachtoffer van oorlog.

Met dit stuk stellen schrijvers Esther Duysker en Floor Houwink ten Cate alle oorlogen aan de kaak. Ze hebben het niet over één oorlog in het bijzonder. Blauwhelmen (UN-soldaten) passeren de revue, en vrouwen met Arabische namen. Platgebombardeerde steden, lijken in de straten. De tekst is abstract, kaal, bijna zakelijk, maar ook nietsontziend. Bikkelhard en beeldend.

Fysieke strijd

De fenomenale Abke Haring als de vrouw staat voor de dood, in een zwart hemdje en zwarte broek; Jacob Derwig in wit voor het leven. Haring speelt de vrouw cynisch, liefdevol, idealistisch. Derwig zet zeer overtuigend de wanhoop, de verbittering en eenzaamheid van de zieke man neer. Maar hij symboliseert ook ‘de mens’, die blijft vechten tot het einde om in leven te blijven.

De een beschuldigt de ander van roekeloosheid, die ander de een van lafheid. Voor hun gesprekken hebben ze de beschikking over niet meer dan twee stoelen, dichtbij elkaar of juist ver uit elkaar. Regisseur Floor Houwink ten Cate laat haar acteurs hun conflicten ook uiten in fysieke gevechten, die het midden houden dus strijden en dansen. Houwink ten Cate put vooral Derwig lichamelijk uit: met hoesten, rennen, tillen.

Rook

De vormgeving (decorontwerp: Marloes en Wikke) is geraffineerd in zijn eenvoud en effectiviteit. Het decor is een grote, trapeziumvormige witte doos, waarbinnen beweegbare schermen en het licht vlakken openen of juist isoleren. Rook die in de ruimte wordt gebracht, verbeeldt het door oorlog platgeslagen land. Die rook wordt prachtig roze en paars aangelicht, wat een extra beklemmend effect heeft.

In de soundscape (Jimi Zoet en Sander van der Werff) staat het geluid van de uil symbool voor de nacht. De oorlog dreunt, heeft soms een kloppend hart. Het leven en de liefde krijgen warme muziek.

Niet vrijblijvend

Dit is geen vrijblijvende theatertekst. De vraag is: als het ergens oorlog is, ga je dan proberen te helpen, of blijf je in je vreedzame huis? En als je dan gaat, kun je dan wel helpen? Of kun je hooguit het verhaal van die oorlog vertellen, en moet je hoe dan ook machteloos toezien?

Dat onmogelijke dilemma ligt ten grondslag aan de indrukwekkende, ijzersterke, fysieke voorstelling Panic Room van Theater Utrecht. Een oogverblindend mooie aanklacht tegen oorlogvoeren. Actueler kan een theatervoorstelling niet zijn.

 

Tekst: Esther Duysker & Floor Houwink ten Cate
Tekstbijdrage: Abke Haring, Jacob Derwig & Casper Vandeputte
Regie: Floor Houwink ten Cate
Spel: Abke Haring & Jacob Derwig
Dramaturgie: Liet Lenshoek
Compositie: Jimi Zoet
Kostuumontwerp: Rebekka Wörmann
Decorontwerp: Marloes en Wikke
Lichtontwerp: Varja Klosse
Geluidsontwerp: Sander van der Werff
Lichttechnicus: Mart Hielema

Theater / Voorstelling

In Amsterdam moeten mensen wijken voor geld

recensie: Café 749 – Orkater
Café 749 - fotografie Bas de Brouwer (naamsvermelding altijd verplicht)-67_kleinBas de Brouwer

Voor wie Amsterdam kent als een dure stad van yuppen en expats is Café 749 een goede eyeopener. Aan de hand van het verhaal van de historische figuur Salomon de Miranda brengt Orkater in een rommelige maar charmante voorstelling de geschiedenis van de bíjna jubilerende hoofdstad. Een geschiedenis waarin juist de armoede zwaar weegt.

Amsterdammers zijn niet over één kam te scheren. Er zijn mensen met een dak boven het hoofd en mensen zonder woning. Er zijn rijke, arme, oude en jonge mensen die elkaar maar moeilijk begrijpen, is het uitgangspunt van Café 749.

Monne de Miranda

Amsterdam kende altijd al woningnood, al sinds de zestiende eeuw. Rond 1900 was de situatie zó nijpend, dat grote gezinnen in verkrotte eenkamerwoningen leefden. Wethouder Salomon ‘Monne’ de Miranda (1875-1942), een Sefardische Jood, sprong voor de armen in de bres. Mede door zijn toedoen werden overal in de stad woningbouwprojecten gestart om de ergste nood te lenigen.

Vroeger en nu

Muziektheatergroep Orkater legt de link tussen de huidige situatie en die in de tijd van De Miranda. Daartoe voeren ze de grijze kroegbaas Ben de Mens (Geert Lageveen) op. Zijn café moet wijken voor nieuwbouw. Daarmee verdwijnt een plek waar stamgasten decennialang lief en leed met elkaar deelden. De kroegbaas vertegenwoordigt de oude generatie.
Zijn paniekerige dochter Sara verdient de kost met paaldansen en wil het huis uit. Vanwege de woningnood is dat voor haar onbetaalbaar. Sara (Cripta Scheepers) staat voor de jongvolwassen Amsterdammer die geen woning kan vinden.
Haar oude vriendin Janice (Quiah Shilue) speelt de regisseur die een musical maakt over leven en werken van de socialistische wethouder Monne de Miranda. De stamgasten van de kroeg zijn de acteurs in die musical.

Daar tussendoor zet een groep acteurs de feestelijke en minder feestelijke kanten van de hoofdstad voor jonge Amsterdammers neer. Een koppel dat twijfelt of ze in deze verrotte wereld een kind willen krijgen. Een doorgesnoven yup die zich half in het Engels uitdrukt en die XTC uitdeelt.
En tussen dat alles door sjouwt de oude kroegbaas Ben, die veranderingen met lede ogen aanziet, en hen tevergeefs probeert tegen te houden.

Centrale Markthal

Orkater heeft de prachtige Centrale Markthal uit 1934 op het oude bedrijventerrein aan de Jan van Galenstraat ingericht als een groot uitgevallen café. Er zijn – binnen! – kermistenten die dienst doen als bar, regiecabine en tribune. Er is een hoog podium waarop musici zitten. Het Amsterdams Andalusisch Orkest, aangevuld met onder anderen het multitalent Dafne Holtland, voorziet Café 749 vanaf dat podium van sfeervolle en opzwepende muziek. Ook op dat hoge podium brengen de ‘stamgasten’ de gezongen biografie van De Miranda.
Een grote houten verhoging, midden in de ruimte, doet dienst als laag podium. Daar omheen zitten de toeschouwers op caféstoeltjes en barkrukken.

750-jarig bestaan

Orkater maakt deze voorstelling naar aanleiding van het aanstaande 750-jarig bestaan van Amsterdam. De tekst is geschreven door Leopold Witte (tevens regie) en Geert Lageveen (die ook de kroegbaas speelt). Door én de woningnood aan te kaarten – zowel die van vroeger als de huidige –, én het levensverhaal van Monne de Miranda te vertellen, én de sores van ouderen aan bod te laten komen, én de drugsproblematiek, én de klimaatprotesten, én de twijfels over de toekomst, hinkt Café 749 op erg veel gedachten tegelijk. Daardoor wordt deze vriendelijke, charmante voorstelling onvermijdelijk rommelig.

Plezierig

Plezierig is dat de tekst een heel stel punten van kritiek, of zelfs aanklachten bevat tegen de hedendaagse gang van zaken in Amsterdam. Tegen het gegeven dat mensen moeten wijken voor geld; alles is te koop. Tegen buitenlandse projectontwikkelaars. Tegen het ongebreidelde hedonisme in het clubcircuit. Tegen de manier waarop het vertrouwen van jongeren in de toekomst wordt ondermijnd. Tegen de expats, die het winnen van de gewone Amsterdammers.

Aanrader

Orkater maakte deze voorstelling in een paar weken tijd, met een heleboel medewerkers; en dan ook nog in een markthal waar ze de toeschouwers naartoe moeten brengen met behulp van een treintje vanaf de ingang van het terrein. Maar de sfeer zit er goed in, er is uitstekende muziek, er zijn drankjes. En er zijn vooral zeer bevlogen en gepassioneerde makers. Daarmee is Café 749 ondanks de rommeligheid wel degelijk een serieuze aanrader.

 

Tekst: Leopold Witte, Geert Lageveen
Regie: Leopold Witte
Spel: Geert Lageveen, Cripta Scheepers, Quiah Shilue, Niyazi Güveli, Stijn Schootstra, Lizzy van Vleuten, Danisha Violet Maris, Lowel caron, Hanna Rekveldt en vele anderen

Muziek: Jip van den Dool, Dafne Holtland, Remco Sietsema, Daniel van Huffelen, Hamza Amrani, Dwight Breinburg
Kostuums: Arien de Vries
Decor: Ruben Wijnstok
Lichtontwerp: Stefan Dijkman

Theater / Voorstelling

Oude roots en nieuwe culturen in sterke breakdancevoorstelling

recensie: Kromanti – ISH Dance Collective/Dietrich Pott

Licht is de bron van alles. Van inspiratie, van energie, maar in dit geval vooral: van dans. De vijf dansers in Kromanti van ISH Dance Collective, in samenwerking met choreograaf Dietrich Pott, worden door het licht aangestuurd in een fraaie voorstelling waarin culturen en stijlen samenkomen.

Midden op de dansvloer staat een grote kom, waarin van bovenaf een sterke spot schijnt. Het licht van de spot wordt weerkaatst door de blinkende bodem van de kom, zodat het in talloze spetters reflecteert op plafond en wanden, en op de dansers. Ze spelen met die reflecties op hun handen, op hun ledematen, op elkaars ledematen.

Inspiratie

‘En er was licht’ is duidelijk niet alleen een bijbels begin van alle leven: het reflecterende licht vanuit de kom is ook het startpunt van Kromanti, een voorstelling die is geïnspireerd door Suriname en door Afrika. Choreograaf en breakdancer Dietrich Pott reisde daarheen, om terug te komen met traditionele dansstijlen en gebruiken.

De titel Kromanti verwijst naar een Afro-Surinaamse geheimtaal die samenhangt met rituelen. Het is echter geen ‘gewone’ spreektaal, hij wordt vooral gebruikt tijdens winti-rituelen. De Marrons in Suriname gebruiken dan wel Kromanti.

Volwaardige dansvorm

Pott streeft ernaar breakdance tot een serieuze, volwaardige dansvorm uit te laten groeien. In Kromanti combineert hij die met andere elementen van streetdance, en met hiphop, moderne dans en acrobatiek. Hij heeft daartoe vijf sterke dansers tot zijn beschikking.

De Surinaamse Winston Adaba figureert in dit gezelschap als de ‘leider’. Door met zijn voeten te stampen maakt de virtuoze Adaba ritmes en muziek. Zijn expressieve gezicht bepaalt geregeld de toon; in die zin stuurt hij het ‘verhaal’ van deze voorstelling aan.

Luciano Hiwat is behalve danser ook acteur, wat zijn sterke uitstraling verklaart. Giorgio Prijor verdiende zijn sporen als freestyle danser en breakdancer. Stephano Linkers (ook uit Suriname) en Jean Salazar Tavera – alias ‘ShiShan’ – zijn extreem sterke breakdancers. Linkers kan zo’n beetje elke spier afzonderlijk inzetten, waardoor zijn dans opvallend expressief wordt. De mannen zetten de ene na de andere adembenemende breakdance neer, nu en dan zelfs met meerdere dansers synchroon. Spectaculaire salto’s en verwante acrobatiek-hoogstandjes bezorgen de dans een speels element.

Tribaal

©Shot By The Kid – Fawaka Studio

Het eerste gedeelte van Kromanti is het sterkste. Daarin bouwen de vijf dansers, in zwart gekleed, het licht-thema uit. Dat is de oorsprong, de energiebron van deze dans. Wie zich ‘wast’ met het licht uit de grote kom, ontvangt zo inspiratie.

In de tweede helft van de voorstelling overheerst het tribale element, meer Afrikaans georiënteerd. De dansers dragen broeken met een felle print, spelen zelf op trommels, leggen nu en dan contact met het publiek. Dat gedeelte is weliswaar vrolijk en sympathiek, maar de focus op de dans is daardoor minder scherp dan in het eerste deel.

Hartslag

De dans wordt aangedreven en ondersteund door muziek die varieert van monotone soundscapes, van het geluid van een versnellende hartslag, tot Afrikaanse tribale muziek en steeldrums (muziek: Jurre Jan Hofman).
De subtiele belichting krijgt extra accenten door het gebruik van reflecties en blacklight. Door rook in de ruimte te blazen worden de lichtbanen extra zichtbaar (lichtontwerp: Mike den Ottolander).

Door zulke verschillende dansstijlen met elkaar te laten versmelten, zet choreograaf Pott een sterke voorstelling neer waarin oude roots en nieuwe culturen doorklinken.

 

Choreografie: Dietrich Pott
Dans: Giorgo Prijor, Jean ‘ShinShan’ Salazar Tavera, Luciano Hiwat, Stephano Linkers, Winston Adaba
Decor- en kostuumontwerp: T.b.a.
Lichtontwerp: Mike den Ottolander
Muziek: Jurre Jan Hofman 
Techniek: Tijs van der Heijden

Theater / Voorstelling

Begrijpen wat het betekent om zwart te zijn

recensie: The Last Poet – Toneelschuur Producties

‘Understand what black is’, zegt acteur Mike Libanon in de proloog van de actuele voorstelling The Last Poet van Toneelschuur Producties. En dan bedoelt hij in dit geval: begrijp wat het betekent om zwart te zijn in de Verenigde Staten in de jaren 50 en 60. Onderbetaald, achtergesteld, vernederd, slecht geschoold. Je enige kans is: je daar bovenuit knokken. Koste wat het kost.

Of hun verhaal vergeten is, vraagt een van The Last Poets zich hardop af. Vergeten? Vermoedelijk is dat verhaal in Nederland eenvoudigweg niet erg bekend. The Last Poets is de verzamelnaam van een groep zwarte dichter-performers in Harlem, New York City, sinds de jaren 60 van de vorige eeuw. De nog levende leden zijn inmiddels op leeftijd. Zij zijn voortgekomen uit de protestbeweging tegen de vanzelfsprekende onderdrukking van zwarten in de VS.

Hiphop

The Last Poets schreven sombere, activistische, grove, bloederige teksten over de positie van de zwarten in de samenleving, verteld vanuit hun eigen waarneming: ‘Niggers are scared of revolution’. Die teksten brachten ze veelal mondeling, ondersteund door ritmische muziek. Daarmee legden ze mede de basis voor de hiphop- en rapcultuur.

Een van The Last Poets is Umar Bin Hassan (pseudoniem van Gilbert Jerome Huling, 1948, Akron, Ohio). In haar boek De laatste dichters beschrijft Christine Otten onder andere zijn leven. Dat boek bracht regisseur Nita Kersten op het idee een theatervoorstelling te maken over deze dichtersgroep. Samen met schrijver Maxine Palit de Jongh zocht ze de nog levende poets op in New York. In samenspraak met Palit de Jongh ontstond zo de tekst van The Last Poet

Blues

De vijf acteurs die dat levensverhaal vormgeven, leggen meteen al in het openingsbeeld de basis voor een muzikale, ritmische voorstelling. Door vingerknippen, drummen op hun dijbenen en neuriën ontstaat een eenvoudige blues. Op die muziek introduceert Mike Libanon de jongen Jerome – die zich later Umar Bin Hassan zal noemen.

Een mooie metafoor voor de man die uiteindelijk dichter wordt, is dat het kind Jerome niet kan praten – of wil hij het niet? Jerome is een kneus en een stotteraar. Zijn vader is een alcoholistische trompettist. Zijn moeder probeert tegen beter weten in de eindjes aan elkaar te knopen in het straatarme gezin. Jerome’s toekomstbeeld is een leven als schoenpoetser en fabrieksarbeider in zijn geboortestad. Maar wanneer hij een keer een ‘last poet’ ziet optreden, valt de munt. Hij zal dichter worden. In Harlem, New York City. Hij verpatst de draaitafel van zijn zusje Sandra om aan geld te komen voor de reis daarnaartoe. Eenmaal in New York, raakt Jerome/Umar eerst de bodem van de put voordat hij zijn ware ‘stem’ als dichter vindt.

Sober

Twee vrouwen en drie mannen brengen het levensverhaal van deze last poet. Ze hebben een sober zwart/wit/grijs decor tot hun beschikking. Slechts drie grijze kratjes en een op zijn punt staande ‘kamer’. Door die ‘doos’ op zijn punt te laten draaien en het licht een andere focus te geven, verandert de locatie.

Foto: Sanne Peper

Echt knallend vuurwerk in het spel blijft uit. Kersten laat haar acteurs voornamelijk beheerst spelen, een uitbarsting van de beginnende dichter Jerome daargelaten. Dat is jammer, de voorstelling blijft daardoor wat vlak, eigenlijk een beetje te beleefd, gelet op het onrecht dat de zwarten wordt gedaan. De kwaadheid, de verontwaardiging over het vanzelfsprekend kansarm en onderdrukt zijn, komen daardoor niet echt uit de verf, hoewel de teksten van Maxine Palit de Jongh die woede wel in zich hebben. Bovendien heeft Kersten de beschikking over een paar uitstekende acteurs, die dat vuurwerk wel kunnen leveren.

Kyra Bououargane speelt de wijze moeder van Jerome: bezorgd, handenwringend. Carmen van Mulier zet alle vrienden en vriendinnen van Jerome/Umar neer. Van Mulier steelt de show met haar vlijmscherpe lichaamstaal, waarmee ze voortdurend fysiek commentaar geeft op de tekst.

Doorgronden

Ondersteund door een soundscape van bluesy muziek (compositie: Vernon Chatlein) spelen Mike Libanon, Jonathan Eduardo Brito en Nick Livramento Silva beurtelings Jerome/Umar, plus nog een paar personages. Libanon fungeert daarbij als een swingende, innemende verteller; boos, verontwaardigd, gefrustreerd. The Last Poet is zo een muzikale, ritmische voorstelling over het gevecht dat zwarten in de VS moeten leveren om überhaupt het recht te hebben op een enigszins normaal bestaan.

‘Understanding what black is’: ze zeiden het al. Het oogmerk van deze weergave van het levensverhaal van Umar Bin Hassan is de toeschouwers te laten doorgronden hoe het is: zwart zijn in een cultuur waarin blanken de baas spelen.
Daarvan wijkt het hedendaagse Nederland helaas niet veel af. In dat licht gezien, is dit een actuele voorstelling.

 

Tekst: Maxine Palit de Jongh
Regie: Nita Kersten
Spel: Kyra Bououargane, Jonathan Eduardo Brito, Mike Libanon, Carmen van Mulier, Nick Livramento Silva
Kostuumontwerp: Lisanne Bovée
Scenografie: Zico Lopes
Lichtontwerp: Varja Klosse
Compositie: Vernon Chatlein
Fotografie: Sanne Peper

 

Theater / Voorstelling

Grappig, speels en vol levenslust

recensie: So far so good – Conny Janssen Danst / Antonin Comestaz

Conny Janssen Danst toert op dit moment met twee voorstellingen tegelijkertijd: Janssens eigen productie Ziel en daarnaast talentontwikkelingsprogramma NEXT. De eerste die voor dit nieuwe concept een voorstelling maakt is choreograaf Antonin Comestaz. Zijn So far so good, met zeven dansers van Conny Janssen Danst, spat van het podium af.

NEXT biedt jaarlijks een talentvolle choreograaf de kans om een productie te maken met de dansers van Conny Janssen Danst. De Franse choreograaf Antonin Comestaz, gevestigd in Den Haag, trapt af. In 2017 maakte hij al voor Conny Janssen Danst een kort stuk voor DANSLOKAAL met drie streetdancers. Dit keer heeft hij zeven dansers tot zijn beschikking: drie vrouwen, vier mannen, allemaal vooraan in de twintig, creatief, goed getraind en met een enorme dosis energie. Wat heerlijk om met zulke jonge, lenige dansers te werken, moet Comestaz gedacht hebben. De dansers storten zich vol overgave en met zichtbaar plezier in een veertig minuten durende speelse dansmarathon die boeit van begin tot eind.

Ongekunsteld

‘Stadse energie’ en ‘geschikt voor niet-standaard locaties’ waren de inspiratiewoorden die Conny Janssen meegaf aan de opvoering van Comestaz. Dat klinkt eenvoudig maar is het niet: denk maar aan een lichtplan wanneer het buiten is, overdag of ’s avonds, of wanneer de locatie een vloer heeft van beton. Comestaz kiest in de vlakkevloerzaal van theater WORM voor een eenvoudig toneelbeeld, of eigenlijk geen toneelbeeld: er staat een steiger die er schijnbaar al stond en het publiek kijkt vanaf de tribune op de open coulissen. Ongekunsteld, what you see is what you get, een motto dat helemaal past bij So far so good: het gaat om de dansers, hun individuele kwaliteiten en hun gezamenlijke energie die, zo dicht op de huid van de dansers, zichtbaar en voelbaar is.

Sneakers

Het openingsbeeld zet meteen de toon: zeven paar zwarte sneakers liggen links achter op de grond, rechtsvoor steken de dansers de vloer schuin over richting de sneakers, in een komisch uitziende beweging: op de buik, hun achterwerken omhoog duwend om vooruit te komen. Een van de dansers sukkelt er achteraan. Maar in plaats van de schoenen aan hun voeten te doen, steken de dansers hun handen erin. De schoenen komen steeds terug; soms worden ze uitgetrokken en nonchalant over de schouders weggegooid, dan weer loopt een danser minutenlang met een schoen op zijn hoofd.

Foto: Martijn Kappers

We zien de dansers – in casual kleding alsof ze zo van huis zijn weggelopen – in solo’s, duetten, trio’s en een combinatie daarvan. Ze laten alledaagse en minder alledaagse bewegingen zien: krabben in het kruis, breakdance moves, tableau vivants, ze halen acrobatische toeren uit of bewegen als roofdieren over de vloer. Er is veel interactie tussen de dansers en daarnaast zien we hen ook in synchrone groepschoreografieën.

Stiltes

De soundscape die Comestaz samenstelde is geraffineerd en divers: zo zijn er verstilde pianoklanken te horen, een alpenhoorn (alphorn absolut berlin), ondefinieerbare geluiden van de Zwitserse kunstenaar Zimoun en stevige technobeats. De regelmatig terugkerende korte stiltes vullen de dansers met eigen geluiden: ze klakken met de tong, delen een stevige ‘pets!’ uit tegen de eigen billen of op de grond. Het oogt allemaal heel vrolijk en losjes, maar intussen leveren de zeven dansers een topprestatie, want er zijn nauwelijks rustmomenten, de trein dendert onverminderd door. Heel af en toe hangen een paar dansers wat landerig aan de kant of oefenen aan de barre, terwijl de andere dansers te zien zijn in een duet of trio. Vooral in de stiltes, als de groep synchroon danst, is te zien hoe goed ze zijn afgestemd op elkaar.

Knap gemonteerd

De oneindige diversiteit aan bewegingsmateriaal is soepel aan elkaar gemonteerd. Voor de dansers zal het flink aanpoten zijn, maar voor het publiek is het een verademing om naar te kijken. ‘Stadse energie’; zeker, de dynamiek van een bruisende stad waarin jonge mensen zich energiek en vol levenslust bewegen. Het ritme, de energie van de dansers, de strakke en tegelijkertijd los ogende choreografie: ze nemen je mee en houden de aandacht veertig minuten onafgebroken vast.

Wachten op Godot - foto Salih_Kilic_2
Theater / Voorstelling

Geef de moed niet op, alles wordt beter

recensie: Wachten op Godot – Het Nationale Theater
Wachten op Godot - foto Salih_Kilic_2

Meer dan een kale boom hebben Vladimir en Estragon niet tot hun beschikking. Maar wel een boom met mogelijkheden. Je kunt je erachter verschuilen. Je kunt je eraan ophangen. En je kunt erbij wachten op Godot, die heeft aangekondigd te zullen komen.

Vanaf de allereerste opvoering van de absurdistische tweeakter Wachten op Godot (1953) van de Ier Samuel Beckett (1906-1989) breken theatermakers zich het hoofd over de tekst: wat betekent die? Wat wil Beckett zeggen?!

Rondhangen

Plaats van handeling is een lege weg in een kale vlakte, met een bladloze boom. Daar hangen twee mannen rond, babbelend over hoe lastig het leven is, teksten die ze larderen met religieuze verwijzingen. Ze heten Vladimir en Estragon, ze noemen elkaar Didi en Gogo. Vladimir is de slimme, welbespraakte, Estragon de klagende kneus. Wie zijn die mannen? Zijn het landlopers, clowns, monniken, gevangenen, geliefden? Geen idee. We horen alleen dat ze al heel lang samen zijn, en dat ze zelf niet (meer) weten hoe lang ze al op deze plek zijn.

Maar weggaan kunnen ze niet, want ze wachten op een onbekende, messias-achtige figuur die Godot heet, en die de belofte in zich draagt dat alles beter wordt wanneer hij komt.

Op een gegeven moment komen twee mannen de lege weg op lopen. Bullebak Pozzo (Bram Coopmans) in een wit zomerkostuum; aan een touw voert hij Lucky (Joris Smit) met zich mee. Lucky fungeert als tot slaaf gemaakte, hij moet Pozzo’s bagage dragen. Zij vertrekken uiteindelijk ook weer.
In de tweede akte herhaalt een en ander zich goeddeels, alleen is het decor dan gespiegeld opgesteld. Pozzo is opeens blind, en Lucky kan niet praten.

Opzettelijke vaagheid

Deze opzettelijke vaagheid biedt theatermakers ruimte de idee achter het stuk naar hun hand te zetten. Beckett-liefhebber en regisseur Erik Whien kiest voor de clowneske aanpak, zijn Wachten op Godot speelt op de lach. Jaap Spijkers en Mark Rietman brengen Vladimir en Estragon expliciet droogkloterig. Want wanneer je grappig wilt zijn, moet je juist niet lollig doen en niet zelf lachen.
Vladimir houdt de armen langs het lichaam. Hij is de superieure, de slimmerik die zich dingen herinnert, die de bijbel kent. Die weet dat Christus werd gekruisigd tezamen met een goede en een slechte moordenaar. Die Estragon de les leest. Vladimir benadrukt dat ze op Godot wachten.

Mark Rietmans Estragon is een clowneske Domme August, nu en dan met overslaande stem. Frunnikend aan zijn T-shirt, pruilend omdat zijn schoenen hem pijn doen. Kinderlijk afhankelijk van Vladimir, al stelt hij een paar keer voor uit elkaar te gaan. Of het lijkt hem een goed idee zich te verhangen aan de kale boom.
Rietmans groteske mimiek en lichaamstaal verwijzen naar de onhandigheid van Charlie Chaplin en Buster Keaton uit het tijdperk van de zwijgende film.

Landlopers

In Becketts tekst dragen de mannen bolhoeden en herenkostuums. Whien laat ze er uitzien als zwervers. Vrijwel eender: Vladimir in blauw T-shirt en overhemd, Estragon is in legergroen. Dat brengt hen dichter bij landlopers. Of zijn het toch gevangenen?

De insteek van Whien laat een paar interpretaties open voor wie Godot zou kunnen zijn. Hij is misschien de verlosser, maar hij lijkt vooral de belofte van vooruitgang. Als ze de moed maar niet opgeven, als ze maar geduld kunnen opbrengen, dan wordt het leven beter. Wanneer? Dat weten we niet. Misschien morgen.
Voor Pozzo en Lucky zit dat er niet in: hun positie verslechtert juist.

Frankrijk

Beckett woonde in Frankrijk en schreef het stuk in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog oorspronkelijk in het Frans. Tijdens de oorlog zat de schrijver zelf in het Franse verzet; daarom moest hij vluchten naar het zuiden. Beckett wist hoe het was, zonder behoorlijke kleren, met de verkeerde schoenen; hij wist hoe het was te wachten op een beter leven, geduld te moeten uitoefenen.

Jammer is dat Whiens Godot na de pauze vaart verliest, een beetje begint te slepen. Juist het tempo, plus de clowneske manier van spelen maken de eerste acte bijzonder geestig, bijna hilarisch. Maar misschien ligt dat vaartverlies ook wel aan Becketts tekst, aan de grotere somberheid daarvan. Ondanks de belofte dat alles beter wordt.

 

Tekst: Samuel Beckett
Regie: Erik Whien
Vertaling: Jacoba van Velde
Spel: Bram Coopmans, Joris Smit, Mark Rietman, Jaap Spijkers
Kostuums: Rebekka Wörmann
Scenografie: Studio Dennis Vanderbroeck
Licht: Julian Maiwald
Dramaturgie: Kyra Mol

Theater / Voorstelling

De zinloosheid van oorlog

recensie: Huis van Troje – Toneelschuur Producties

De mythologische zieneres Cassandra voorziet niet zozeer gebeurtenissen; ze ziet ze vóór haar ogen gebeuren – en pas daarna vertelt ze er over, beweert ze. In het strak gestileerde Huis van Troje van Toneelschuur Producties, in samenwerking met Internationaal Theater Amsterdam, probeert Cassandra de oorlogshandelingen naar aanleiding van haar visioenen te voorkomen. Helaas: tevergeefs.

De Trojaanse oorlog, tussen de Grieken en de Trojanen, is vooral bekend geworden door de Ilias van Homeros en een aantal Griekse tragedies. Regisseur Mateusz Staniak en acteur Laura De Geest bewerkten samen diverse toneelstukken tot dit Huis van Troje.

Helena

De voorstelling opent met een petieterige samenvatting van de aanloop naar de Trojaanse oorlog: die wordt in een paar geschreven zinnen geprojecteerd op het achterdoek.
Dat zit zo. Vanwege een onzinnige ruzie tussen drie godinnen meent de Trojaanse prins Paris recht te hebben op de mooie Helena. Zij is echter getrouwd met Menelaos, koning van het Griekse Sparta. Paris haalt Helena niettemin over met hem te vluchten naar Troje. Dat kan Menelaos natuurlijk niet over zijn kant laten gaan. Hij haalt zijn broer Agamemnon, koning en krijgsheer, over met leger en al naar Troje te zeilen om de geschaakte Helena terug te halen. Wat volgt is tien jaar oorlog, de verwoesting van Troje, en een hele begraafplaats vol gesneuvelden.

Voor wie dit verhaal niet kent, is Huis van Troje best lastig te volgen. Voor wie het wel kent, is dit een fascinerende, uiterst actuele voorstelling. Onderwerp is de vernietiging van Troje door de Grieken.

Van achter naar voor

Tekstschrijvers De Geest en Staniak kiezen ervoor de hele handeling van achter naar voor te vertellen. Het verhaal begint dus als de Trojanen al in de pan zijn gehakt. De enige van het koningshuis die de slachtpartij heeft overleefd, is prinses Cassandra. Het is dan drie dagen na de val van Troje: een soort lichtkrant vertelt steeds om welk moment in het verleden het gaat. Die lichtkrant telt terug tot vijf dagen voorafgaand aan de Griekse bestorming.

Door een oorlog zich van achter naar voor te laten voltrekken, laten De Geest en Staniak zien dat er een heleboel momenten zijn waarop je kunt zeggen: kappen nou, het is genoeg geweest, stop met bloedvergieten, laten we ophouden met deze waanzin. Stel dat je alles vooraf weet. Dan kun je zien welke offers zullen worden gebracht als je tóch doorgaat.

Verstrooien van as

Laura De Geest zet een verbitterde, wanhopige zieneres Cassandra neer. Voortdurend probeert ze in te grijpen, de oorlog te stoppen doordat ze de volgende dode al ziet aankomen. Niemand luistert: De Geest speelt de zieneres gefrustreerd, boos, op het hysterische af als gevolg van haar vergeefse pogingen.

foto: Sanne Peper

Zo rest Cassandra niets dan de as van haar familieleden. Die ligt in een grote hoop midden op de speelvloer. De Geest pakt er handenvol van en verstrooit haar dierbaren. Haar moeder, koningin Hekabe. Schoonzus Andromache. Zus Polyxena. Broer Polydoros. Paris, uiteraard. In de loop van de voorstelling zien we hoe ze eerder stuk voor stuk ten onder zijn gegaan.

Om aan te geven dat de tijd achteruit loopt, markeert telkens een donkerslag de overgang naar een eerder moment in de tijd, begeleid door geluid dat achterstevoren wordt afgespeeld.

Actuele teksten

Sterk aan de achterstevoren chronologie, en aan de actuele teksten, is dat overduidelijk is dat er tal van momenten zijn waarop de personages andere keuzes hadden kunnen maken, waardoor er minder doden zouden zijn gevallen, minder verdriet was geweest. Maar telkens is er de roep om wraak, de behoefte het koninkrijk overeind te houden, om niet toe te geven.

Het Trojaanse paleis is opgetrokken uit zeven witte zuilen. Een blauwe verhoging rechts symboliseert de troon. Links een strook water met daarin – papieren – Griekse scheepjes. De ‘as’ verspreidt zich over de speelvloer, het water kleurt rood van het bloed. Het licht is kaal, tot grijs toe. (Scenografie en lichtontwerp Zaza Dupont).

Superieur

Huis van Troje is zo een strak en onbuigzaam verhaal in een kale setting. Tekst en vormgeving vergen veel van de acteurs, regisseur Staniak geeft zijn acteurs weinig ruimte. Desondanks is vooral Elsie de Brauw als Hekabe superieur. Ze loopt te moederen over haar kinderen: ‘Jij bent geen man, jij bent mijn zoon. En jij gaat níét vechten.’ Oh nee? En waarom dan niet? ‘Omdat ík het zeg!’ Zo speelt mama voortdurend de baas.
Maar de Hekabe van De Brauw is ook de arrogante koningin van Troje, blind voor de gevolgen van het vasthouden aan de troon.
Sterk is ook Mona Lahousse als het puberale, verwende prinsesje Polyxena.

Zinloosheid van geweld

In deze tijd van oorlogen in Oekraïne en Palestina is onvermijdelijk dat die conflicten doorklinken in Huis van Troje. Vermoorde dierbaren. Moeders die hun dode kinderen bewenen. Maar vooral: de zinloosheid van alle geweld, de onredelijkheid van de strijdende partijen. Huis van Troje is geen vrijblijvende, toevallige voorstelling over een oorlog die een stad verwoest. Dit is een aanklacht tegen de actuele conflicten.

 

Gebaseerd op ‘Trojaanse Vrouwen’ en ‘Hekabe’ van Euripides, ‘Cassandra’ van Lesia Ukrainka
Bewerking: Laura De Geest, Mateusz Staniak
Regie: Mateusz Staniak
Spel: Nadia Amin/Charlie Chan Dagelet, Yaqien Bouhbaka, Elsie de Brauw, Laura De Geest, Mona Lahousse, Carlo Paardenkooper
Kostuumontwerp: Wojciech Dziedzic
Scenografie en lichtontwerp: Zaza Dupont
Geluidsontwerp: George Dhauw
Techniek: Jelmer Tuinstra, Tim Kockx, Victor Dijkstra, Jip van ’t Veer
Fotografie: Sanne Peper

 

Theater / Voorstelling

Gezang, geknor en gehuil in een kleurrijk dierenbos

recensie: De 3 Biggetjes de musical

‘Ja vandaag is het de dag’. Na een eerdere, Vlaamse première in Gent, was het zaterdagmiddag 24 februari tijd voor de Nederlandse première van De 3 Biggetjes de musical. Het musicaldebuut van de huidige K3: Hanne, Marthe en Julia.

Na eerdere uitvoeringen in 2003 en 2007, is de musical De 3 Biggetjes weer terug in het theater. De musical vertelt een variant van het verhaal van het welbekende sprookje over de wolf en de drie biggen. De oude wolf Baltimoor (Peter Thyssen) kan het na al die jaren nog steeds niet verkroppen dat hij het huis van big Ganda (Nurlaila Karim) nooit omver heeft kunnen blazen. Hij hoopt dat zijn zonen, de stoere Willy (Michiel De Meyer), de slimme Waldo (Gio Kemper) en de domme, maar lieve, Wuppert (Louis Thyssen) wraak kunnen nemen door haar drie dochters Knirri (Marthe De Pillecyn), Knarri (Hanne Verbruggen) en Knorri (Julia Boschman) te vangen en op te eten. Dit gaat niet zonder obstakels, en dan komen er ook nog de nodige gevoelens om de hoek kijken.

Een inclusiever en feministischer dierenbos

Het verhaal is ten opzichte van eerdere uitvoeringen gemoderniseerd. Het snelst is dit te zien aan de speeltijd: die is flink ingekort. Het maakt de musical een stuk vlotter. Dit gaat gelukkig niet ten koste van de inhoud van het verhaal. Sterker nog: plotholes uit de oorspronkelijke versie (zoals: waarom gaat het wolvenalarm niet af door Wuppert?) worden vernuftig opgelost en verklaard. Verliefdheden komen niet meer uit de lucht vallen, maar worden opgebouwd. Daarbij is het dierenbos inclusiever geworden, zo staan er niet alleen maar heterokoppels tussen de dieren. Bovendien hebben de biggetjes nu zelf een grotere rol in hun eigen redding.

In een hipper jasje

De decors, kostuums en choreografieën zijn voor de oude fans van de musical zeer herkenbaar, maar deze zijn wel in een nieuw jasje gestoken. Het wolvenhol is wat bewoonbaarder gemaakt en de herberg van de drie biggetjes bevat meer grappige details om naar te speuren. De choreografieën, net als bij de voorgaande edities gemaakt door Martin Michel, zijn voor een groot deel gelijk gebleven met wat kleine aanpassingen hier en daar. Ook de muzikale arrangementen zijn soms net een beetje hipper gemaakt en enkele wat langdradige nummers zijn verwijderd. De emotionele ballade ‘Zonder Liefde’, die in de oorspronkelijke versie van de musical ietwat uit de lucht kwam vallen na de plotselinge dood van wolf Baltimoor, heeft nu een veel logischere plaatsing in het verhaal. De nieuwe versie van De 3 Biggetjes heeft dus op alle gebieden een update gehad voor de nieuwe generatie, maar blijft een feest der herkenning voor fans van het eerste uur.

Meer ruimte voor persoonlijkheid

Anders dan verwacht, biedt juist deze verkorte versie van de musical meer ruimte voor de personages om zich te ontwikkelen. Mama big Ganda en boze wolf Baltimoor blijven geen stereotypen, maar leren bij en passen hun meningen aan gedurende de show. Pluisje (Marie Verhulst) dient niet alleen als wolvenalarm, maar groeit uit tot vriendin van de biggen en de wolven. De enige personages waar we graag meer persoonlijkheden hadden gezien zijn de drie biggetjes zelf. De dames van K3 gaven in eerdere interviews (waaronder ons eigen interview)  aan dat ze de persoonlijkheden van de bigggen gingen ontdekken, en we zien zeker bij Knarri en Knorri enige uitvergrote eigenschappen (bijvoorbeeld bazig en overenthousiast zijn) terug. Dit valt  echter in het niet in vergelijking met de persoonlijkheden van de drie wolven Willy, Waldo en Wuppert.

In eerdere versies waren de eigenschappen van de wolven al duidelijk. Willy is de stoere en vindt alles ‘cool, cool, supercool!’, Waldo is slim en heeft overal een plan voor en Wuppert is lief, maar vooral erg dom. In de nieuwste versie komen deze eigenschappen duidelijker terug. Van Willy wordt niet alleen gezegd dat hij stoer is, maar we zien hem met enige regelmaat sporten. Van Waldo horen we niet alleen dat hij slim is, maar we zien hem ook boeken lezen. En Wuppert? In het origineel zagen we al veel van zijn onhandige acties, zowel in spraak als in spel en dat is geheel intact gebleven.

8WEEKLY mocht de drie acteurs van de wolven na de première interviewen, in dit gesprek vertellen zij ook dat ze van de regisseur (Tijl Dauwe) veel ruimte hebben gekregen. Thyssen vertelt dat ze samen in de coulissen veel lol hebben: ‘Sommige momenten in de voorstelling doen we elke keer net anders en dan is het altijd spannend hoe het deze keer gaat zijn.’ De nieuwe grappen van Wuppert zijn er niet allemaal van tevoren ingeschreven. Thyssen: ‘Als je aan het repeteren bent, dan gebeuren er soms dingen. Dan denk je, ik ga wat proberen. En als dat dan aanslaat bij de regisseur en bij de collega’s dan komen er wel nieuwe dingen in. Zo ontstaat dat dan.’ De cast draait drie shows op een dag, dat is een pittig schema. Zeker als je de sportieve wolf moet spelen en zogenaamd 500 push-ups moet doen. De Meyer is blij dat we dat hebben opgemerkt en vertelt: ‘Ook dat is er zo gedurende de shows bij gekomen. Dat stond niet in het script. Gio en ik staan best lang boven te wachten tijdens de scène dat Wuppert de biggen bevrijdt, dan gaan we wel eens dingen proberen. En als er dan gelachen wordt en de regisseur zegt: leuk jongens, houden. Tja, dan moet ik dus elke show 500 keer opdrukken.’

Musical voor jong en oud

De première van de 3 Biggetjes werd bezocht door vele verschillende generaties: jonge kinderen met hun ouders, jonge Millennials die zijn opgegroeid met deze musical, maar ook tieners die door de slimme social media inzet van K3 nog steeds stiekem fan zijn van het kinderpoptrio. Het was mooi om te zien hoe al deze mensen aan het juichen en swingen waren bij de bekende liedjes en gezamenlijk zwijmelden bij de romantische samenzang. De musical is dan ook een grote aanrader. Maar je bent gewaarschuwd: de liedjes gaan nog weken in je hoofd zitten!

Als je benieuwd bent wie er over twintig jaar net als Peter en Louis Thyssen als wolvenvader met -zoon op het podium wil staan, of als je gewoon het hele interview terug wil zien, kijk dan:

Theater / Voorstelling

Uitmuntende acteurs in een gedateerd stuk

recensie: Julie – ITA Ensemble

Hoe maak je van een stuk dat in 1888 pijnlijk actueel was een hedendaagse voorstelling? Dat is nog knap lastig, zo blijkt uit de wat ouderwetse Julie van ITA Ensemble. De gelauwerde Britse regisseur Rebecca Frecknall brengt bij het Amsterdamse gezelschap haar eigen bewerking van de klassieker van August Strindberg.

Julie is een mokkende, sarcastische kattenkop. Ter ere van haar 21e verjaardag is er een groot feest in de huiskamer, met housende vrienden. Maar de verwende Julie vindt er niks aan. Ze zoekt haar toevlucht in de keuken, bij de chauffeur en de keukenmeid. Maar ook daar is ze als poor little rich girl een buitenstaander.

‘Het gaat waarschijnlijk stormen, vannacht’, zegt chauffeur Jan. Er zit onheil in de lucht, dat is meteen aan het begin de voorstelling al overduidelijk. Opvallend is dat dat weerbericht een aantal keer wordt herhaald: het naderend ongeluk krijgt zo wel erg veel nadruk.

Kookeiland

Regisseur Frecknall verplaatst de negentiende-eeuwse Zweedse Freule Julie naar onze tijd. Frecknall maakt van de adellijke Julie een rijkeluiskind uit een getroebleerde familie. Knecht Jean wordt bij Frecknall privé-chauffeur Jan. Zijn verloofde Kristin wordt zijn 35-jarige echtgenote Christine, compleet met late kinderwens.

Plaats van handeling is een roestvrijstalen keuken met een groot kookeiland met aan weerszijden een rij deuren, waarachter onder andere koelkasten schuilgaan (scenografie Chloe Lamford).
De plot als zodanig blijft overeind. Jan draait om het rijke meisje heen, zijn Christine ziet haar toekomst in gevaar gebracht en probeert het onheil af te wenden.

Ouderwets

Maar het stuk voelt onvermijdelijk ouderwets aan. In het oorspronkelijke stuk zijn thema’s dominant zoals klassenverschillen; de machtsverhouding en onoverbrugbare kloof tussen man en vrouw; het onvervulde verlangen hogerop te komen; en de seksuele lust die een mens te gronde kan richten.

Symboliek

foto: Fabian Calis

Om de traditionele thema’s van Strindberg te verbeelden, legt Frecknall de symboliek er wel erg dik bovenop. Om maar een paar voorbeelden te noemen. Christine (Hannah Hoekstra) loopt in een verwassen rood hemdje met daaroverheen een rood vest dat steeds afzakt op de schouders: de liefde (rood) is nogal sleets geraakt. Jan (Minne Koole) draagt aanvankelijk een wit hemd en zwarte broek, maar wanneer hij zijn witte onschuld gaat verliezen, loopt hij in het zwart van de dader, de duivel. Rijkeluiskind Julie draagt een gouden glitterjurkje, dat voortdurend reflecteert tegen de roestvrijstalen wanden van de keuken (kostuums: An D’Huys).

Wanneer Julie dominant is, staat zij bovenop het kookeiland, met Jan op de grond: die moet tegen haar opkijken. Als de machtsverhoudingen omdraaien, staat hij hoog en zij laag, en kijkt zij tegen hem op.
Champagne en bier spuiten uit flessen, als symbool van geilheid en als voorbode van de seks die in het verschiet ligt. En zo gebruikt Frecknall nog een stel opvallende cliché’s. Niet erg subtiel.

Beste acteurs

Frecknall heeft met Eefke Paddenburg (Julie), Minne Koole (Jan) en Hannah Hoekstra (Christine) de beschikking over drie van de beste acteurs die Nederland in deze generatie te bieden heeft. Toch wil deze voorstelling niet gaan ‘vliegen’. Komt dat nou doordat de Britse regisseur geen Nederlands verstaat, waardoor de noodzakelijke nuanceverschillen in de teksten onvoldoende uit de verf komen? Waardoor accenten niet worden gelegd, of aan de oppervlakte blijven?

Onvermijdelijk

Frecknall laat Paddenburg de verwende Julie vooral eendimensionaal spelen. Julie is een kattenkop die het hoog in de bol heeft, er zijn nauwelijks momenten waarop ze empathie oproept.

Minne Kool mag pas na verloop van tijd diepgang in zijn personage brengen, wanneer chauffeur Jan eerst zijn lusten mag botvieren en vervolgens een kans ruikt zijn sociale status te overstijgen.

Het sterkst is Hannah Hoekstra als de wijze Christine, die al zó lang rondloopt in het huis, dat ze de onvermijdelijkheid van haar lot inziet. Hoekstra laat Christine stapje voor stapje het pad dat haar bekend is verlaten, tot ze ontploft in boosheid en verdriet om wat haar afgenomen dreigt te worden.

Neerbuigend

Het lastigste is dat je je niet kunt voorstellen dat een particuliere werkgever vandaag de dag zo ostentatief neerbuigend doet tegen het personeel. Misschien is dit stuk uit 1888 uiteindelijk toch gewoon gedateerd, zelfs al heeft Frecknall Fröken Julie geactualiseerd, met mobiele telefoons en een feest met dreunende house. Een knipmessende chauffeur die 24/7 klaarstaat voor de baas is niet meer van deze tijd; net zo min als een dito keukenmeid; of Downtown Abbey-achtige meester-knechtverhoudingen.

Julie is daarmee een nogal ouderwetse voorstelling in een gepimpt jasje, gespeeld door drie uitmuntende acteurs. Een vreemd onevenwichtig eindresultaat.

 

Naar: August Strindberg
Bewerking en regie: Rebecca Frecknall
Vertaling en dramaturgie: Anna Sijbrands
Spel: Eefke Paddenburg, Minne Koole, Hannah Hoekstra
Scenografie: Chloe Lamford
Kostuums: An D’Huys
Lichtontwerp: Jack Knowles
Muziek: George Dennis
Fotografie: Fabian Calis