Tag Archief van: Theater

Muziek / Theater / Muziek
special: Waar kijkt onze redactie deze maand naar uit?

8WEEKLY staat te trappelen

Elke maand zijn er zoveel mooie albums, voorstellingen en boeken te beluisteren, zien en lezen dat het soms lastig is om de parels ertussenuit te vissen. Daarom vertelt onze redactie in 8WEEKLY staat te trappelen waar zij zich de komende maand het allermeest op verheugen. Deze maand kijken we uit naar het nieuwste album van een jazz-grootheid en naar grote hoeveelheden Bossche bollen.

Gregory Porter: een warme stem om van te watertanden
Door Joost Festen

Het is nog bijna tot eind augustus wachten op het nieuwe album van Gregory Porter. Op 28 augustus zal All Rise verschijnen. Porter debuteerde in 2010 op negendertigjarige leeftijd en werd toen al een laatbloeier genoemd. Vanaf zijn debuut Water levert deze jazz-grootheid alleen maar kwaliteitsalbums af. All Rise zal daar naar verwachting geen verandering in brengen. Inmiddels verschenen er wel al wat smaakmakers op de verschillende streaming-platformen. Zo verschenen achtereenvolgens ‘Revival’ (in diverse mixen), ‘If Love Is Overrated’, ‘Thank You’, ‘Phoenix’, ‘Mister Holland’ en ‘Concorde’.

Porter is ruim door het grote publiek ontdekt. Hij won inmiddels twee Grammy’s voor twee verschillende studioalbums. Dit zesde studiowerk zal wederom om te watertanden zijn. De stem en ook de muziek van Porter zijn zeer herkenbaar geworden en roepen direct warmte, vertrouwen en blijdschap in je hart op. De warme, diepe stem zuigt mij als jazzliefhebber direct naar binnen, maar ook als je jazz niet hoog in het vaandel hebt staan, kan je bijna niet om hem heen.

Theaterfestival Boulevard: heel veel voorstellingen en heel veel Bossche bollen
Door Roos Wolthers

Vorig jaar was ik voor het eerst een dag op Theaterfestival Boulevard. Ik had van tevoren niet verwacht dat ik drie Bossche bollen zou eten, dat ik samen met een ouder echtpaar zelf het script van een voorstelling zou voorlezen of dat ik met een grote doos vol spiegels op mijn hoofd mijn weg zou moeten vinden over het drukke festivalterrein. Maar dat was juist waarom ik er na een lange, chaotische en vrolijke dag met zoveel enthousiasme op terugkeek. Op Boulevard maak je dingen mee die je nergens anders meemaakt, je ziet bijzondere voorstellingen op nog bijzonderdere locaties (ik belandde o.a. in een verlaten kantoorpand en de kleedkamer van een theater) en je hebt achteraf gegarandeerd een hoofd vol verhalen en indrukken.

Dat het festival dit jaar doorgaat, is een cadeautje, zeker omdat er prachtige voorstellingen op het programma gaan. Ik ga in ieder geval naar SpectrumU bevindt zich hier en In order of disappearance. Als mijn ervaring van vorig jaar echter iets zegt, zijn die drie voorstellingen nog maar het begin van de bijzondere dingen die ik dit jaar mee ga maken.

 

Muziek / Theater / Muziek
special: Waar kijkt onze redactie deze maand naar uit?

8WEEKLY staat te trappelen

Elke maand zijn er zoveel mooie albums, voorstellingen en boeken te beluisteren, zien en lezen dat het soms lastig is om de parels ertussenuit te vissen. Daarom vertelt onze redactie in 8WEEKLY staat te trappelen waar zij zich de komende maand het allermeest op verheugen. Deze maand kijken we uit naar het nieuwste album van een jazz-grootheid en naar grote hoeveelheden Bossche bollen.

Gregory Porter: een warme stem om van te watertanden
Door Joost Festen

Het is nog bijna tot eind augustus wachten op het nieuwe album van Gregory Porter. Op 28 augustus zal All Rise verschijnen. Porter debuteerde in 2010 op negendertigjarige leeftijd en werd toen al een laatbloeier genoemd. Vanaf zijn debuut Water levert deze jazz-grootheid alleen maar kwaliteitsalbums af. All Rise zal daar naar verwachting geen verandering in brengen. Inmiddels verschenen er wel al wat smaakmakers op de verschillende streaming-platformen. Zo verschenen achtereenvolgens ‘Revival’ (in diverse mixen), ‘If Love Is Overrated’, ‘Thank You’, ‘Phoenix’, ‘Mister Holland’ en ‘Concorde’.

Porter is ruim door het grote publiek ontdekt. Hij won inmiddels twee Grammy’s voor twee verschillende studioalbums. Dit zesde studiowerk zal wederom om te watertanden zijn. De stem en ook de muziek van Porter zijn zeer herkenbaar geworden en roepen direct warmte, vertrouwen en blijdschap in je hart op. De warme, diepe stem zuigt mij als jazzliefhebber direct naar binnen, maar ook als je jazz niet hoog in het vaandel hebt staan, kan je bijna niet om hem heen.

Theaterfestival Boulevard: heel veel voorstellingen en heel veel Bossche bollen
Door Roos Wolthers

Vorig jaar was ik voor het eerst een dag op Theaterfestival Boulevard. Ik had van tevoren niet verwacht dat ik drie Bossche bollen zou eten, dat ik samen met een ouder echtpaar zelf het script van een voorstelling zou voorlezen of dat ik met een grote doos vol spiegels op mijn hoofd mijn weg zou moeten vinden over het drukke festivalterrein. Maar dat was juist waarom ik er na een lange, chaotische en vrolijke dag met zoveel enthousiasme op terugkeek. Op Boulevard maak je dingen mee die je nergens anders meemaakt, je ziet bijzondere voorstellingen op nog bijzonderdere locaties (ik belandde o.a. in een verlaten kantoorpand en de kleedkamer van een theater) en je hebt achteraf gegarandeerd een hoofd vol verhalen en indrukken.

Dat het festival dit jaar doorgaat, is een cadeautje, zeker omdat er prachtige voorstellingen op het programma gaan. Ik ga in ieder geval naar SpectrumU bevindt zich hier en In order of disappearance. Als mijn ervaring van vorig jaar echter iets zegt, zijn die drie voorstellingen nog maar het begin van de bijzondere dingen die ik dit jaar mee ga maken.

 

Theater / Voorstelling

Wisselvallig vermaak in Dangerous Liaisons

recensie: BOS Theaterproducties - Dangerous Liaisons

Tweeëndertig jaar geleden daagde actrice Glenn Close de acteur John Malkovich uit om zich te wreken op Uma Thurman en om Michelle Pfeiffer te verleiden. Hiermee wordt uiteraard gedoeld op de rollen die deze sterren vertolkten in de film Dangerous Liaisons (1988). In de Nederlandse theaterversie spelen Tjitske Reidinga (Marquise Isabelle de Merteuil)  en Mark Rietman (Vicomte de Valmont) de twee verderfelijke saboteurs, die ten onder gaan aan hun eigen slinkse plannen. Hun dialogen zijn een lust voor het oor en het spel is goed, maar helaas doen enkele onbegrijpelijke regiekeuzes afbreuk aan het geheel.

Al aan het begin doen zich enkele verwarrende zaken voor. Met stupide danspasjes toont het gehele gezelschap zich aan het publiek. Deze openingsdans zou niet het predicaat ‘stupide’ krijgen, als alle acteurs de danspasjes synchroon hadden uitgevoerd. Nu is het een nogal rommelig startpunt. Ook zijn er aan het begin zeer zachte doch opmerkelijke geluiden te horen, waardoor je je afvraagt of de geluidsman de volumeknop niet kan vinden (of de muziek zachtjes wegdraait, omdat hij/zij te laat is met het geluidsfragment). Gelukkig overschaduwen de prachtige teksten deze discutabele details.

Marcel Otten bewerkte de briefroman (1782) van wijlen Choderlos de Laclos zodanig dat alle archaïsche woorden zijn behouden en evenzo alle omslachtige formuleringen en dubbelzinnigheden. Deze bewerking houdt de luisteraars in zijn greep, aangezien je constant een luisterend oor moet bieden om te kunnen volgen wat de acteurs – na al die min of meer ongrammaticaal klinkende zinnen – indirect willen zeggen. Vooral in de scènes waarin de emoties hoog oplopen, is het knap hoe zulke lastige zinnen heen en weer gekaatst worden. Naar het einde van de voorstelling toe, lijken de acteurs zelf ook steeds meer grip op de tekst te krijgen.

Mannelijk overwicht

Reidinga en Rietman zijn degenen die dit toneelstuk dragen. Hanna van Vliet als Cécile de Volanges heeft een miniem aandeel binnen het grotere geheel, Marisa van Eyle pareert zo nu en dan een grappige uitspraak, Sander Plukaard is onwetend en schattig als Le Chevalier Raphael Danceny (en nogal nietszeggend in zijn dubbelrol als de oma van Cécile) en Judith Noyens als Madame Marie de Tourvel lijkt zich nooit helemaal van haar beste kant te kunnen laten zien. Madame de Tourvel is het belangrijkste slachtoffer in het spel tussen Merteuil en Valmont, wiens kuisheid zwaar wordt geschonden door Valmont.

In de eerdergenoemde verfilming uit 1988 en ook in de opera-uitvoering van Opera2day (2019) was Marquise Isabelle de Merteuil een bikkelharde en nogal angstaanjagende vrouw, die de teugels strak in handen hield. In deze voorstelling is het echter Mark Rietman die de broek aanheeft en ver boven zijn vrouwelijke – en één mannelijke – medespelers staat. Al is het laatste woord over Rietmans broek nog niet gezegd. Aan het begin draagt Rietman zo’n jolige broek, dat hij overkomt als een onschuldige schooljongen of een rafelig type uit een van Charles Dickens romans. Qua spel mag Rietman er dan wel uitspringen; het is Reidinga die de show steelt met haar vernuftige pakjes. Haar kostuums bestaan uit losse delen die gemakkelijk uit elkaar kunnen worden gehaald en kunnen worden samengevoegd met andere kledingstukken.

Wisselvallige indrukken

De styling van het decor roept echter vragen op. Wat op het eerste gezicht een over-de-top meisjesachtige slaapkamer lijkt (lees: knalroze), blijkt een nogal stugge achtergrond. Het decor heeft zo weinig attributen om handen, dat het vrijwel nutteloos oogt. Het is grappig om te zien hoe Rietman kan verdwijnen achter een gordijn met kettingen, hoe andere personages zich aankondigen via een groot rond raam en hoe Reidinga zo nu en dan zetelt op een bank met pilaren van knalroze, naakte mannen, maar het is ook een decor dat gedurende de voorstelling nogal eentonig dreigt te worden. De weinige attributen die worden ingezet, ontwaren zich op het ene moment als een prachtig symbool (een nogal #metoo-achtige pijpbeurt) en op het andere moment (tijdens de slotscène met Valmont) érg knullig.

Door alle wisselvallige indrukken is het moeilijk om vast te stellen of je hier te maken hebt met een vernieuwende theatervoorstelling vol gekke, modernistische en feministische trekjes of dat je hier te maken hebt met acteurs met enorm veel talent die in een verkeerd jasje zijn gestoken. Het is voornamelijk een voorstelling voor taalliefhebbers, voor mensen die smullen van de gepolijste zinnen die voorbijkomen in menig kostuumdrama. Aan hen de taak om dwars door alle gekke danspasjes, broeken en roze geverfde muren heen te kijken en het genot van taalkunstige vondsten over zich heen te laten komen.

Theater / Voorstelling

Knuffelmachismo op de Parade

recensie: Maas theater en dans - Showtje tof doen

Zelfs cowboys hebben het zwaar, in Showtje tof doen komen Freek Nieuwdorp en Jurriën Remkes met veel bravoure op, maar laten al snel hun act vallen. Achter de flitsende dansnummers en strakke sixpacks schuilen jongens met een fikse quarterlife crisis.

‘Eigenlijk kan ik niks,’ merkt Nieuwdorp doodleuk op. Dat is natuurlijk niet waar. Nog geen halfuur geleden kwamen de mannen hun Paradetent uit om het publiek te trakteren op een paar acrobatische stunts. Eenmaal in de tent dansen ze een cowboy-nummer, compleet met Wilde Westen-achterdoek. Dit zijn twee alfamannen die behendig hun publiek bespelen.

Met de billen bloot

Maar dan verdwijnt het applaus. De show is voorbij, de cowboykleding gaat uit, en plots ontdekken Nieuwdorp en Remkes een nog volle zaal.  Hun act is een proloog voor de rest van Showtje tof doen, waarin de mannen zich niet meer kunnen verschuilen achter hun routines. Een beetje flauw – acteurs die doen alsof ze met hun mond vol tanden staan en een publiek dat het voor lief neemt – maar in deze voorstelling werkt het goed. Het dwingt de cowboys om hun bravoure te laten varen en met de billen bloot te gaan.

Dat gaat de een makkelijker af dan de ander. Nieuwdorp deelt gemakkelijk zijn onzekerheden. Hij is 26 en staat nog steeds in een tent op de Parade. Hij is een echte pleaser en houdt zich voortdurend bezig met wat anderen van hem denken. Maar wat blijft er over als hij niet aan het entertainen is, vraagt hij zich af? Remkes probeert daarentegen nog steeds te entertainen en zoekt een nieuwe ingang om een showtje op te voeren. Als Nieuwdorp een liedje van Marco Borsato begint te zingen, komt de bravoure even terug en spoort hij de zaal aan.

Giftige mannelijkheid

Muzikant Joop van Brakel moet niks hebben van gevoelige liedjes, zeker niet die van Borsato, en breekt het optreden hardhandig af. Zodra deze mannen hun machismo laten varen, worden ze direct afgestraft door een oudere generatie. De strenge gedragscode voor ‘echte mannen’ wordt zo nauw in stand gehouden.

Zo wordt Showtje tof doen een portret van een quarterlife crisis. We zien twee twintigers die niet meer kunnen vertrouwen op de bravoure van hun jongensjaren, en onzeker zijn over hun toekomst. Tegelijkertijd gaat het over de giftige mannelijkheid van jonge mannen, die lang als vanzelfsprekend of charmant werd gezien en tegenwoordig meer ter discussie staat. De cowboys komen niet meer weg met tof doen: er zijn gevoelens en twijfels die aangepakt moeten worden. En dat levert een veel interessantere show op.

Theater / Voorstelling

Kafka blijkt nog pijnlijk actueel

recensie: Nowy Teatr - Proces

Het proces van Franz Kafka is in de bijna vijfennegentig jaar na zijn verschijnen uitgegroeid tot een van de ware klassiekers in de wereldliteratuur. Terecht. Het boek is ook voor de hedendaagse lezer nog steeds buitengewoon beklemmend en opvallend grappig. Maar is het anno 2019 nog actueel? Ja, pijnlijk actueel zelfs, blijkt uit Proces (en de voorbereidingen daarop) van de Poolse regisseur Krystian Lupa.

In 2016 werden de repetities voor Proces ruw onderbroken toen het theater waar Lupa regisseerde
een nieuw artistiek directeur kreeg, aangesteld door de Poolse overheid. Deze was niet gecharmeerd
van Lupas bewerking van Het proces, waarin de opkomst van rechts-nationalisme in Polen kritisch
becommentarieerd wordt, en de voorbereidingen voor het stuk werden prompt stil gezet. Lupa
moest uitwijken naar andere theaters om zijn Proces alsnog te realiseren.

Zo komt de Poolse realiteit akelig dicht in de buurt van fictie uit Het proces. In dit boek wordt een
bankmedewerker, Joseph K., op een ochtend, terwijl hij nog in bed ligt, gearresteerd. Gedurende zijn
daaropvolgende strafzaak, die hem langs een hele rits van halve en hele idioten voert, wordt hem
nooit verteld waarvan hij nu eigenlijk wordt verdacht. Deze onwetendheid maakt zijn verdediging
een hopeloze onderneming, en een ding wordt dan ook steeds duidelijker: Joseph K. wordt schuldig
bevonden.

Politiek

Het proces leent zich, zoals veel van Kafka’s werk, voor zowel een existentialistische als een politieke
interpretatie. In de eerste lezing kun je K’s proces als metafoor voor de condition humaine zien,
waarin zijn strafzaak en vonnis symbool staan voor de zinloosheid van het leven en de
onvermijdelijkheid van de dood. Niet voor niets speelt de beroemde laatste scene, waarin Joseph K.’s
oordeel wordt geveld, zich niet af in een rechtszaal, maar in de kerk.

In Lupa’s bewerking echter voert de politieke invalshoek de boventoon, met veel verwijzingen naar
de huidige politieke situatie in Polen. Zo zit het personage Mevrouw Grubach in de openingsscène
naar een Pools actualiteitenprogramma te kijken waar gesproken wordt over het ontslag van vele
hoge Poolse rechters (een gebeurtenis die vorige jaar werkelijk heeft plaatsgevonden). Ergens op de
helft van de voorstelling komen alle acteurs met dichtgetapete monden op. Zowel een symbool voor
de onmondigheid van de personages in het stuk, als een referentie naar de stopzetting van de
voorstelling.

Geen sprankje licht

Maar liefst vijf uur duurt dit Proces. Zeker in de eerste helft is het speeltempo uiterst traag, met een
Joseph K. die zich vooral afwachtend opstelt. En hoewel er in het boek van Kafka genoeg te lachen
valt, is er in Proces geen sprankje licht te vinden. Dat maakt deze voorstelling geen makkelijke zit,
maar boeien doet deze wel. Onder meer door de ijzersterke acteurs die overtuigen in hun bittere ernst en de prachtige vormgeving waarin op de grote achterwand van het donkerhouten decor, claustrofobische filmbeelden worden geprojecteerd. Zo wordt de sfeer van een duister sprookje opgewekt.

In het middendeel verlaat Proces het originele verhaal om een zijspoor te bewandelen gebaseerd op
brieven en dagboekaantekeningen van Kafka. Hier smelten het personage Joseph K. en zijn bedenker
samen in een zeer lang uitgesponnen scène, waarin Kafka, zijn geliefdes en zijn uitgever Max Brod
wegkwijnen op ziekenhuisbedden. Dit is een scène waar je als toeschouwer moeilijk grip op krijgt, omdat de nodige context om te begrijpen wat je ziet mist. Ellende voert de boventoon, maar wat we daar als kijker precies mee aan moeten, blijft onduidelijk.

Deze lange scène zorgt ervoor dat je na de tweede pauze (op ongeveer vier uur) enigszins murw
geslagen begint aan het derde en laatste deel. En dat is jammer, want dit is het sterkste deel van de
voorstelling. Joseph K. wordt door zijn tante meegenomen naar een advocaat die hem moet helpen
met zijn rechtszaak. Die advocaat blijkt doodziek, en vanuit bed een belachelijk soort spreekuur te
houden waarin het al snel duidelijk wordt dat hij voor Joseph K. werkelijk helemaal niets kan
betekenen, behalve nog meer chaos en verwarring in zijn proces creëren.

Hier komen het absurdistische verhaal van Kafka en de onheilspellende enscenering van Lupa perfect samen in een ware koortsdroom van een horrorfinale. Deze leidt uiteindelijk tot K’s onvermijdelijke executie. Maar deze krijgen we niet meer te zien. De acteurs kijken enkel de zaal in en besluiten met de sombere vaststelling: ‘U weet hoe het afloopt.’

Theater / Reportage
special: Oerol 2019

Oerol 2019: Anders kijken

8WEEKLY bezocht ook dit jaar weer het Oerol festival. Ik leerde hoeveel je ziet in het donker bij Bart van de Woestijne, zag de kunstenaar in de autist bij Romana Vrede, keek hoe mensen in elkaar konden schroeven bij Alexander Vantournhout en tuurde naar de horizon met Post Uit Hessdalen.

Bart van de Woestijne – In order of dissapearance

In In order of dissapearance, loop je een eigen route door het bos, om vervolgens in een houten box te verdwijnen en de wandeling in de krochten van je binnenste te vervolgen.

Bart van de Woestijne rijkt de acht toeschouwers ieder een sleutel met een gekleurd touwtje aan. Acht kleuren voor acht verschillende routes door het bos. In order of dissapearance lijkt in eerste instantie een soort begeleide meditatie. Terwijl je door het bos loopt leidt de stem Van de Woestijne je blik langs bewegende takken, naar de toppen van de bomen en naar degene die naast me staat. “Heeft diegene zich gekleed op het weer? Hoe heeft diegene zijn armen?” Dan draait de lens “Stel je voor wat diegene ziet als die naar jou kijkt.” En zo zijn wij beiden – terwijl we naar elkaar kijken – ineens meer met onszelf bezig.

Een oefening in kijken

De oefening van kijken is een terugkerend motief in het werk van Van de Woestijne in 2018 liet hij het publiek op Cementfestival een uur lang naar een levend paard op het podium kijken, afgelopen editie was dat een spelende peuter. Ook In order of dissapearance is een oefening in observatie, van de omgeving, maar vooral van je eigen binnenste.

De korte route door het bos leidt naar een kleine houten box. Met de sleutel aan mijn groene touwtje open ik de deur, neem plaats op een stoeltje en doe de deur dicht. Ik kijk door een glazen spiegelwand uit over het duinlandschap. Als onder een glazenstolp bewonder ik het landschap en mijn eigen afwezigheid daarin. Weer klinkt de stem van Woestijne nu over de speakers in het hokje: ‘Dit landschap zou van een eeuw geleden kunnen zijn, of misschien wel van de toekomst.’ Duidelijk is dat dit landschap er vóór mij was en ook na mij zal zijn. Zo confronteert Van de Woestijne de toeschouwer als vaker in zijn werk met de eigen vergankelijkheid.

‘Hij pelt de vele lagen van het zijn af’

Waar vele theatermakers op Oerol het schone duinlandschap van Terschelling in hun werk gebruiken, doet Van de Woestijne iets onverwachts. Met veel geratel schuift een donkere wand over het glas. Van Woestijne ontneemt je het zicht. Terwijl het landschap verdwijnt zie ik mijzelf in het glas gereflecteerd, totdat het echt donker wordt. In het donker wordt in In order of dissapearance een oefening in denken: ‘Wat als er iemand die er precies zo uitziet als jij precies zo doet. Jouw geliefden lief heeft. Wat als jij verdwijnt?’ Hij pelt de vele lagen van het ‘zijn’ af. ‘Hoe weet je dat je niet verzonnen bent?’ Van de Woestijne werkt toe naar een essentie, die hij deels invult. Geen ‘cogito ergo sum’, want Van de Woestijne lijkt meer waarde te hechten aan lichamelijkheid.

In order of dissapearance is ervaringstheater, en zo blijkt mijn ervaring volkomen anders dan de vrouw die twee hokjes naast me zit, zij houdt de deurklink angstvallig vast omdat ze bang is in het donker. Of de vrouw in het hokje rechts van me, zij danste op de muziek vertelt ze na afloop. Ik ergerde me aan de muziek, die als een elektronisch vrolijk wachtmuziekje goedkoop  contrasteerde met het unheimische gevoel dat Van Woestijne met zijn zoemende soundscape eerder neerzette.

Wat In order of dissapearance een sterk werk maakt is hoe Van de Woestijne het perspectief van de toeschouwer weet te kantelen van buiten naar binnen. Door met het licht te spelen confronteert hij je met een spiegelbeeld waarvan je op den duur gedissocieerd van raakt. Vooral in vorm is In order of dissapearance een beklemmende ervaring.

Romana Vrede – Who’s Afraid of Charlie Stevens

Ook Romana Vrede daagt mijn kijken uit in Who’s afraid of Charlie Stevens. Wat als we haar zoon Charlie Stevens niet als autist zien maar als kunstenaar? Dan worden zijn neuriënde geluiden muziek, zijn repetitieve bewegingen dans en zijn uitspattingen kunst.

In Who’s afraid of Charlie Stevens vormt de zwaar autistische zoon van Romana Vrede het uitgangspunt van de voorstelling. De vier performers van CLUB GEWALT belichamen Charlie. Het zijn energiebommen, onhandelbaar en onberekenbaar. Ze pulken aan het behang op de muur, ze berijden de theaterlampen en ze zitten aan het haar van het publiek. In Who’s afraid of Charlie Stevens duiken de performers in de belevingswereld van Charlie, of een interpretatie daarvan – Charlie kan immers niet praten.

Vrede spreekt rustig in de microfoon ‘Charlie zie je jezelf als kunstenaar?’ Het repliek is een muur van geluid. De vier performers van CLUB GEWALT buigen zich over hun synthesizers en gaan los, aangemoedigd door de beats van Robbert Klein. De geluiden overspoelen het publiek. Een volgende vraag van Vrede, weer een muur van geluid: Een dialoog lijkt niet mogelijk.

‘Zoals kunst kan communiceren zonder woorden, zo communiceert ook Charlie’

Who’s afraid of Charlie Stevens is een montagevoorstelling, waarin we impressies van Charlie meekrijgen. Zoals kunst kan communiceren zonder woorden, zo communiceert ook Charlie. De muziek van Robbert Klein vormt een associatief spreekkoor, in de snippers van Disney songs ontvouwt zich een logica.

We zien de machteloosheid van Vrede wanneer ze de vier dartelende performers in het gareel proberen te houden. Maar we zien bovenal de innige band die moeder en zoon hebben, in de momenten van rust. Zoals de ontroerende scene waar ze het naakte lijf van  performer Dook van Dijck insmeert met Nivea Creme. Of het moment waarop ze beseft dat haar zoon gelukkig is zoals hij is.

‘Soms moet je ook een beetje moeite doen’

In het nagesprek laat een oudere vrouw in het publiek weten dat de muziek haar afschrok: ‘Van waar die indringende muziek aan het begin?’ Vrede zegt: ‘Soms moet je ook een beetje moeite doen.’ Moeite doen, beter luisteren, om de muziek te horen in het geluid. Het kan in eerste instantie als een toeter klinken, maar als je langer luistert hoor je allerlei kleine nuances in de ritmes. Misschien is het net zo met Charlie Stevens denk ik, soms moet je beter kijken, om de schoonheid te zien in het autisme. Who’s afraid of Charlie Stevens is een pleidooi om anders te kijken. Om niet de beperking te zien van het autisme, maar de kunst.

Alexander Vantournhout – Screws

Screws is een kruisbestuiving van circus en dans. De voorstelling bestaat uit vijf nummers en speelt langs verschillende locaties rond de oude campus van Terschelling. Het publiek wordt uitgenodigd om per locatie zelf een gezichtspunt in te nemen. Bij het eerste nummer zit het publiek rond een plein. Twee performers draaien als schroeven in en weer uit elkaar. Het circus van Vantournhout heeft iets rauws en ongepolijst. Het grind knarst onder de voeten van de performers. De performers zijn zo goed op elkaar ingespeeld dat niet te zien valt waar de beweging begint en waar die ophoudt. In een kluwen wordt niet langer duidelijk: wiens been of wiens arm?

‘Hun prestaties worden gretig beloond door het publiek’

De performers zijn virtuoos. Vele malen worden hun prestaties, gretig beloond door applaus uit het publiek. Hier en daar hoor je een ‘jeetje’, ‘goh, moet je daar eens kijken.’ gevolgd door een ‘dit zouden wij misschien ook nog wel kunnen.’ Ik stel me voor hoeveel van de toeschouwers na de voorstelling zelf het trucje dat ik als kind leerde uithalen: Met de ruggen tegen elkaar, de armen ineen gehaakt om dan van de grond af samen omhoog te komen.

Het terugkerende motief in Screws is het in en uit elkaar schroeven van de lichamen, waarbij de performers elkaar nodig hebben om in balans te blijven. In ieder deel van Screws lijken de performers voor een andere uitdaging te lijken staan. Ze hangen ondersteboven met hun voeten gebonden aan een rails ze doen een balans act op spijkerschoenen. In plaats van te vechten tegen de beperking van het onmenselijke materiaal onderzoeken ze wat het materiaal met hun beweging doet.

Niet de beperking, maar de mogelijkheden

Het is iets wat Vantournhout in zijn solo voorstelling ANECKXANDER (2015) al deed. Daarin deed hij flik flaks terwijl hij zwarte plateauzolen en zware bokshandschoenen droeg. Hij kon de draai daardoor steeds net niet maken. In Screws lijkt hij niet de beperkingen op te zoeken van het materiaal, maar juist de mogelijkheden. In het derde nummer van Screws danst Vantournhout een sierlijke solo -of eigenlijk duet- met een zware bowlingbal. Door het gewicht van de bowlingbal, zwaait Vantournhout net iets harder. Hij speelt met het publiek, want terwijl hij zijn arm met het grootste gemak rond zwiept zie je velen denken, maar wat als hij de bal plots los laat…

Post Uit Hessdalen – 15 149ft

Gelegen op het meest Oostelijke puntje van Terschelling zit het publiek bij Post uit Hessdalen op een ijzeren tribune. We kijken uit op de branding met in de verte de horizon. In het midden van die tribune staat een groot rad. Twee performers op blote voeten en in overall geklede performers beginnen aan het rad te draaien. Een dik touw komt uit het zand naar boven, er lijkt geen einde aan te komen. Trekken deze de horizon naar ons toe? Trekken ze ons naar de horizon? Het is 15419 stappen tot de horizon. De horizon achternalopen is zinloos, toch spint Post uit Hessdalen dat idee uit in hun voorstelling 15 419ft uit.

Een vrouw met een tuba verschijnt op het strand en speelt een melodie. Haar melodie wordt even later beantwoord door een tweede vrouw met trompet. Het Oostendense Post uit Hessdalen staat bekend om hun interdisciplinaire voorstellingen, in 15 419ft speelt de muziek minstens net zo’n grote rol als de tekst die uit een megafoon klinkt. Bovenal is 15 419ft een poëtisch en traag werk. Een dappere keuze van de makers, maar geen geslaagde. In deze setting krijgt het werk niet de verstilling die het nodig heeft om de magie van het turen in de verte over te brengen. Het houdt geen stand op Oerol.

‘In deze setting krijgt het niet de verstilling die het nodig heeft’

De tubaspeelster loopt richting de horizon haar klanken klinken steeds verder weg. We zien de andere vrouw in de verte op een gong slaan, maar het geluid komt pas later aan. Er zijn twee waarheden, wat mijn ogen zien en wat mijn oren horen. Post Uit Hessdalen maakt een compositie met de vertraging van het geluid: een compositie van afstand. Op momenten is dat magisch: in de verte horen we de Tubaspeelster terwijl ons oog haar niet meer kan waarnemen. Op andere momenten zijn de klanken zo vervreemdend dat ze je afstoten en je ze graag op afstand houdt.

Over de luidspreker horen we de vrouw die naar de horizon loopt haar stappen tellen. Ze corrigeert zichzelf: ‘Stop met tellen, niet zo met je armen bewegen, aan niets denken opgaan in de lucht of in een lichtspiegeling.’ Dat aan niets denken blijkt lastig. Waar Post Uit Hessdalen probeert een poëtische voorstelling over het vergezicht neer te zetten, is het publiek al lang afgehaakt. De vrouw naast mij zucht verongelijkt en krijgt vervolgens de slappe lach. Na de voorstelling hoor ik de vrouw zeggen, ‘Ja ik merk toch dat ik naar het theater ga om vermaakt te worden.’ Ik hoor de woorden van Romana Vrede in mijn hoofd: ‘Soms moet je een beetje moeite doen.’

Theater / Reportage
special: SPRING 2019

Van het plein tot de schouwburg : SPRING 2019

Vaste bezoekers van het SPRING Festival weten waar ze in de middag moeten zijn. Nog niet in de theaters, maar op de terrassen van de binnenstad. 8WEEKLY nam een drankje op het Neude en zag daar een performance die nog lang in het geheugen blijft hangen. En dat op een dag met genderfluïde R-Kelly musicals in Theater Kikker en wild dansend publiek op het podium van de Schouwburg.

Er is inmiddels al veel gebeurd, daar op het Neude. Wie herinnert zich nog het standbeeld waar GeenStijl vorig jaar zo boos over werd? Of de Grindr-installatie waar Dries Verhoeven pannenkoeken bakte met lokale dating-appers? Volgens de SPRING-website moest ik hier zijn voor Zora Snake, de Kameroense theatermaker die met zijn performance Transfrontalier door de binnenstad trekt.

Zora Snake – Transfrontalier

Foto: Anna van Kooij

Even aarzelde ik of ik wel goed zat. Er staat ook dit jaar een grote installatie – Ephemeral Data – maar waar is Zora Snake? Vlak voor de cafés verzamelt een groepje toeschouwers zich, terwijl Snake op een sober kleedje zich rustig uitkleedt. In roze onderbroek bindt hij prikkeldraad om zijn lichaam, en loopt vervolgens naar het terrasjesvolk. Hij schreeuwt, maar wordt niet geholpen. Free For All luiden de borden die zijn medelopers dragen, maar er wordt weggekeken.

Hetzelfde gebeurt als hij met ons door de straten van Utrecht loopt. Er wordt verbaasd omgekeken, een dame komt zelfs geschrokken haar winkel uit, maar Snake wordt angstvallig met rust gelaten. Er is waarschijnlijk een bewustzijn dat dit een performance is, maar het effect is er niet minder om. Snake positioneert zichzelf als een persoon in nood waar niet naar omgekeken wordt, en confronteert het publiek om hen heen met de eigen wegkijkende houding.

‘Snake zet nog harder in op confrontatie’

Eenmaal aangekomen op de Ganzenmarkt zien we een plein vol kledingstukken, en een leeg, door hekken omringd vierkant in het midden. Snake zet hier nog harder in op confrontatie. Terwijl hij om het vierkant heen danst en het tevergeefs probeert te trotseren, hoort het plein de xenofobe retoriek van Geert Wilders, Marine Le Pen, Thierry Baudet en Klaas Dijkhoff. Fort Europa is een leeg, ommuurd vierkant in het midden van een plein vol verloren kleding van degenen die niet binnengelaten worden. Ondertussen horen we hoe de beeldvorming van migranten bepaald wordt door rijke Westerse mannen en vrouwen die een zondebok nodig hebben.

De kracht van Transfrontalier schuilt in de compromisloosheid van de performance. Snake gaat in het hart van een stad staan en confronteert nietsvermoedende voorbijgangers met de xenofobie van het Westerse immigratiebeleid. En: met hun luxepositie om daar niet aan te denken. Tegen het eind van de performance slaagt hij erin om Fort Europa te betreden, om vervolgens te ontdekken dat dat net zo goed een gevangenis is. Dan gooit hij de hekken om en benadrukt de gedeelde menselijkheid met zijn publiek. Hij omhelst ze, danst met ze, en benadrukt daarmee nog eens dat de benarde positie van migranten ons allen aangaat.

Vincent Riebeek – One of a kind

Foto: Thomas Lenden

We maken een draai van 180 graden: van de oprechtheid van Transfrontalier naar de ironie van One of a kind, de nieuwe performance van Vincent Riebeek. Riebeek componeert een ‘uniek’ kunstwerk uit toegeëigend materiaal – van Stravinsky’s Sacre du Printemps tot Rupaul’s Drag Race – en verbindt dat aan queer identiteit. De performance en de wezens die erin voorkomen voldoen allemaal aan hetzelfde principe. Uit bestaande culturele referenties bouwen ze een eigen identiteit op, die voortdurend kan veranderen.

We zien een naakte man met een babymasker uit het achterwerk van een andere performer verschijnen. Hoeveel tinten groen zou een baby zien, wordt ons gevraagd, als hij nog niet weet wat ‘groen’ is? Het onderstreept dat we allemaal een web van referenties nodig hebben om onze omgeving te begrijpen.

Twee performers – met mannelijke lichamen, lang haar en vrouwelijke maskers – dringen ons aan om te stoppen met het toe-eigenen van gay cultuur. Woorden als ‘queen’, ‘bitch’ of ‘Cate Blanchett’ mogen alleen gebruikt worden door homo’s. Dat die woorden weer zijn gestolen van zwarte vrouwen maakt niet uit: die hebben het immers weer gestolen van homoseksuele zwarte mannen. En dan blijkt dat deze hele passage ook is toegeëigend. De tekst is letterlijk overgenomen van een Funny or Die YouTube-filmpje.

‘Riebeek geeft een dubbelzinnige blik op toe-eigening’

De absurditeit van toe-eigening in dit fragment wordt gecontrasteerd door een latere scène, waarin Neil Patrick Harris’ openingsnummer van de 65e Tony Awards – It’s not Just For Gays Anymore – wordt geparodieerd. In dit nadrukkelijk campy nummer doet Harris een beroep op hetero’s om musicals te omarmen. Ironisch, maar tegelijkertijd ook een slimme pr-stunt van Broadway-producenten om een breder publiek aan te spreken. Waar Harris eindeloos veel hetero-beroemdheden in de zaal vindt, gaat het de zangers van deze versie minder goed af. Krioelend door het publiek proberen ze bijna tevergeefs heteroseksuele toeschouwers te vinden.

Het hoogtepunt van One of a kind wordt bewaard voor het einde. De twee vrouwen en twee mannen in het gezelschap hebben inmiddels alle maskers en pruiken afgedaan, en re-enacten een re-enactment van R-Kelly’s affaire. Daar is een heuse Rupaul-musical van gemaakt, die hier fanatiek nagespeeld en geplaybackt wordt. Met vrouwen in de mannenrollen en vice versa. Zo geeft Riebeek een dubbelzinnige blik op toe-eigening van queer cultuur. Enerzijds wordt erkend dat toe-eigening problematisch is. Anderzijds viert One of a kind toe-eigening door er zelf een aantal schepjes bovenop te doen. En zo ontstaat er inderdaad een uniek kunstwerk.

Dancenorth, Lucy Guerin Inc. & Semyawa – Attractor

Foto: Anna van Kooij

Attractor opende donderdag 16 mei deze editie van het SPRING Festival. Deze voorstelling is een samenwerking tussen twee vooraanstaande dansgezelschappen uit Australië– Lucy Guerin Inc. en Dancenorth – en het Indonesische muzikantengezelschap Senyawa. Een interessant gegeven, deze mengeling van genres en culturen, maar de uitwerking is minder indrukwekkend dan verwacht.

We zien een herhalend patroon. Semyawa opent met zang en muziek, en vervolgens geven de dansers daar een choreografische invulling aan. De voorstelling beweegt toe naar een staat van trance, zo is ons van tevoren verteld, maar het eerste gedeelte blijft daar te gelikt voor. De krachtige elektronische klanken van Semyawa spreken tot de verbeelding, de technische virtuositeit van Lucy Guerin Inc. en Dancenorth is indrukwekkend, maar het gaat niet onder de huid zitten.

‘De trance lijkt dichtbij, maar wil niet echt lukken’

Halverwege blijkt het gezelschap een verrassing in petto te hebben. We horen ineens geluiden van shakers uit de zaal komen, en leren zo dat er figuranten in de zaal zitten. Die blijven natuurlijk niet lang verborgen, en al snel stroomt het podium vol met publieksleden. Met de muzikanten in het midden dansen ze in cirkelvormige bewegingen. De trance lijkt dichterbij, maar wil niet écht lukken. Even voel ik het ongemak van een vrouw die zich over lijkt te geven aan de dans, en op het randje tussen realiteit en performance zit. Voordat dat echt kan gebeuren, wordt een volgende choreografie ingezet. Een oudere meneer probeert de rest bij te benen, slaagt daar net niet in, en wordt daarmee de meest interessante figuur om naar te kijken.

Wat in Transfrontalier zo goed lukte, weet Attractor niet te bereiken. In de straten van Utrecht ontstond er een wrange balans tussen echt en niet-echt, een performance die tegelijkertijd de alledaagse werkelijkheid verstoort. Op het podium van de schouwburg wordt gepoogd een trance te bereiken – ook zo’n liminale staat tussen werkelijkheid en spel – maar blijft te esthetisch om die grens echt te bereiken. Zo kijk je uiteindelijk vooral naar knap uitgevoerde dans. Technisch is Attractor de moeite waard, maar uiteindelijk is het toch Zora Snake die de aantrekking van het SPRING Festival bevestigt.

Theater / Voorstelling

De Tuin van Eden als cyberjungle

recensie: Boogaerdt/Vanderschoot & Touki Delphine - Botanical Wasteland

Zelden zag de Tuin van Eden er zo apocalyptisch uit als in Botanical Wasteland, een nieuwe performance van Boogaerdt/Vanderschoot en Touki Delphine. Moeder Natuur is gezwicht voor een plastic cyberjungle, waarin mechanische planten en computerschermen naadloos in elkaar overvloeien.

Wij toeschouwers zijn observanten van een grimmige biotoop. We zitten rondom een transparante kubus, waar we geleidelijk de regels van deze dystopie leren kennen. Er leven mensen in, zo blijkt als een man met rode broek en ontbloot bovenlijf de kubus betreedt. Op zijn rug is een fluoriderend lichtgroene boom geschilderd. Hij beschildert zijn lijf verder, zet een kabuki-achtig masker op, en vermengt met zijn omgeving.

Cyberorganisme

Foto: Wikke van Houwelingen

Die omgeving is een eigen cyberorganisme, dat het geheugen van een voorbije wereld nog in zich lijkt te hebben. Vanuit oude computers en plaatspelers horen we fragmenten van bekende composities. LED-schermen spelen passages van het Oude Testament af die, hoe kan het ook anders, verwijzen naar Genesis. Grotere schermen dalen naar beneden, verhullen de tuin en laten een computersimulatie van groene ballen zien. Er was ooit een organische tuin, vertelt de stem van Elsa May Averill ons, waar een engel in neerdaalde en de mensen waarschuwde voor een aankomende catastrofe. Iedereen zwoor om mee te helpen, maar dat lijkt niet helemaal gelukt. Een wrange verwijzing naar de staat van de wereld in 2019, waarin de voornemens om het klimaat te verbeteren groter zijn dan de daadwerkelijke uitvoering.

Post-humane wereld

De teloorgang van mens en natuur heeft in deze biotoop een post-humane wereld tot stand gebracht. Eén waarin mensen nog wel bestaan, maar op gelijke voet staan met het oerwoud aan semi-intelligente machines en plastic fauna. Bovendien zijn de mensen die we zien ook niet geheel menselijk meer. Ze zijn gemaskerd en emotieloos. Een van hen, alleen zichtbaar als projectie, lijkt bijna uit een Iron Man film ontsnapt. Machines lijken meer op intelligente wezens, terwijl de intelligente wezens meer machine-achtig worden.

Psychedelische beeldenstorm

Foto: Wikke van Houwelingen

In een groot gedeelte van Botanical Wasteland ligt de focus überhaupt niet op de fysieke ruimte van de biotoop, maar op de cyberruimte van het scherm. We zien een psychedelische beeldenstorm met felgroene en donkerblauwe tinten, waarin de menselijke figuren digitaal verschijnen en in elkaar overvloeien. Het doet denken aan 2001: Space Odyssey. Niet alleen qua vorm (knap animatiewerk van Rodrik Biersteker) maar ook in de ontworteling. De biotoop is nog een nabootsing van een fysieke tuin met een mens in het midden; in deze virtuele trip vliegt alles door elkaar heen en gaat elke houvast verloren.

Alternatieve toekomst

In Botanical Wasteland wordt een theaterruimte ingezet om een alternatieve toekomst te laten zien. Een toekomst waar de mens niet meer centraal staat in de wereld en op het toneel, maar de wereld deelt met kunstmatige intelligentie. Het staat in een langere lijn van Rotterdamse makers – Suzan Boogaerdt en Bianca van der Schoot, maar ook URLAND, Davy Pieters en Wunderbaum – die ieder op hun manier onderzochten hoe theater een andere toekomst kan verbeelden of werelden kan laten zien waarin de mens klein of geheel afwezig is. Van Boogaerdt/VanderSchoot kunnen we meer alternatieve wereldordes verwachten: Botanical Wasteland is aangekondigd als een eerste deel in een serie. Dat belooft wat voor de Rotterdamse Operadagen in 2020.

Theater / Voorstelling

Interessante spin-off over radicaliserende Duindorper

recensie: Het Nationale Theater - De wereld volgens John

Een Netflix-serie op het toneel, zo werd The Nation vorig jaar genoemd. De zesdelige marathon werd zo gretig gebingewatched dat een prequel of sequel niet uit kon blijven. Dit seizoen is de spin-off te zien, met de rechtse radiopresentator John Landschot in de titelrol. De wereld volgens John gaat echter verrassend weinig over John, en veel meer over de wereld die hij schept.

De wereld van John

Die wereld zit scenografisch slim in elkaar. John (Bram Coopmans) loopt vanuit de zaal naar zijn radiostudio aan de rand van het podium. Voordat zijn show goed en wel begonnen is, zendt hij een remix van opruiende audiofragmenten de lucht in. Hij is een vernuftige DJ die precies weet welke knoppen hij in moet drukken om een reactie te veroorzaken. De ‘linkse gekkies’ die hij te kakken zet zijn verontwaardigde luisteraars die ver verwijderd van het publiek, achter een raam, staan te bellen. Eric de Vroedt en decorontwerper Maze de Boer vatten de atmosfeer van politieke podcasts en vlogs in tijden van polarisatie: het andere geluid functioneert als figurant in het narratief van de presentator.

Ten midden van grappen over Zwarte Piet en de mainstream media ontvangen John en co-host Cernaz twee bijzondere nieuwsberichten. Op het strand van Duindorp is een brand uitgebroken, met een sterfgeval als gevolg, en in Blijdorp heeft een man zich opgesloten in het gorillaverblijf. Die twee gebeurtenissen hebben beiden te maken met Jan K., een Duindorper die met zijn vrienden niets liever doet dan het maken van vreugdevuren.

De wereld van Kim

Kim, podcastmaker bij De Correspondent, maakt een serie over zijn leven en zo ontstaat er een tweede wereld op het toneel: één waar een links geluid de boventoon voert. Met het gorillaverblijf als decor en een gorilla die als fremdkörper over het podium loopt zien we hoe Kim steeds dieper in het leven van Jan duikt. Jans jaarlijkse vreugdevuur dreigt verhinderd te worden door de bouw van het Soho Beach House, een gebouw waar vooral hippe, rijke millennials baat bij hebben. Een eerlijk betaalde baan is ver te zoeken. Zijn vader heeft moeten werken met kankerverwekkende stoffen en is daar ernstig ziek door geworden.

De uiteindelijke radicalisering van Jan K. wordt inzichtelijk gemaakt door een samenleving te laten zien die hem continu kleineert en benadeelt. Even lijkt er sprake te zijn van een romance, waarin Jan en Kim – links en rechts, rijk en arm – over elkaars verschillen kunnen kijken en samenkomen. Maar uiteindelijk blijkt Jan toch een project van De Correspondent te zijn. John en Kim gebruiken hem, ieder op hun eigen manier, voor hun eigen belangen.

Dan valt de gorilla – en de reden waarom Jan in zijn verblijf is gaan staan – op zijn plek. Het is een dier dat weliswaar gevaarlijk is, maar wel volledig oprecht. Als Kim, het eerste ‘linkse’ personage dat als gelijke bij John aan tafel zit, en John over het lot van Jan ruziën wordt de hypocrisie van beiden duidelijk. Beiden veronderstellen empathie te hebben voor Jans lot, maar geen van beiden hebben echt een verbinding met hem kunnen leggen.

Empathie…voor wie?

De wereld volgens John gaat niet om een boze witte man, maar over een witte man die boos wordt, en de redenen die hij heeft om boos te worden. Het vraagt een publiek om empathie te voelen voor een radicaliserende jongen als Jan. Tegelijkertijd is die empathie een voorrecht voor diegenen die niet door Jans homofobie, racisme of seksisme worden geraakt. Kims vriend Timo – met blonde highlights, want homo – bestaat in dit stuk alleen om in elkaar geslagen te worden en een donkere kant van Jan te onderstrepen. Voor een gezelschap dat zo begaan is met inclusiviteit is het teleurstellend om te zien dat LHBTI-personages zo worden ingezet. Bovendien verzwakt het de finale. Het is immers een stuk lastiger om empathie op te brengen voor een personage als Jan K. , als hij een bedreiging is voor jouw fysieke veiligheid. Een tegenvallend slotakkoord voor wat verder een interessante spin-off is.

Theater / Voorstelling

Het bijltje van Arends wordt steeds botter

recensie: Daniël Arends - Meer van hetzelfde (deel 1)

Een pleidooi voor de stilte, dat is waarom cabaretier Daniël Arends dit keer op het podium staat. Hoewel zijn intentie fraai is, is zijn voorstelling, met de ironische titel Meer van hetzelfde (deel 1), helaas niet het sterkste programma in zijn oeuvre geworden. 

De opkomst van Arends is ook dit keer ongebruikelijk; stond hij bij Carte Blanche al nonchalant te wachten op het podium, dit keer loopt hij een trap af die uitkomt op het toneel. Die trap blijft de gehele voorstelling belicht, wat ook iets lijkt te zeggen over Arends’ opvattingen van het leven zelf: probeer de dingen niet mooier te maken dan ze zijn, doe jezelf niet anders voor en er is niet zoiets als passie of obsessie nodig om bestaansrecht te claimen.

Het zijn dergelijke stelligheden die we gewend zijn van hem, die dit keer minder overtuigend klinken. Wellicht komt dat door zijn keuze om een verhaallijn aan te brengen die wat gekunsteld aandoet. Zo zet hij zichzelf neer als een geniale leerling aan het conservatorium van Moskou, waar hij te maken heeft met een vreemde leraar en nog vreemdere medestudenten. Gedurende de voorstelling speelt Arends zijn personage overdreven theatraal, maar speelt tegelijkertijd verdienstelijk enkele stukken van Frédéric Chopin. Fraai, maar de vorm lijkt Arends, verkleed als meesterpianist, net niet te passen.

Kinderhaat

Arends is boven alles een comedian die weinig opheeft met de setting waarin hij zich bevindt (zijn decors tonen altijd de, vaak lelijke, toneelwand) en die bovendien zo min mogelijk het publiek wil behagen. Hoe onsympathieker, hoe rauwer hij wordt. Dat maakt zijn cabaret nog altijd spannend om naar te kijken, zeker wanneer hij zijn kinderhaat ter sprake brengt of betoogt hoe beperkt de maakbaarheid van de mens is.

Helaas is hij niet altijd even origineel, want wanneer hij even later de kakkers van ’t Gooi te kakken zet of yuppen met bakfietsen belachelijk maakt, doemt toch al snel het beeld op van die andere Gooise, wat oudere cabaretier met dat ronde brilletje. Sterker, Arends lijkt zijn moralisme zó uit het glas van Youp van ’t Hek te hebben gedronken – zeikerds moeten hun bek houden, trek je niks aan van anderen en leef iedere dag alsof het je laatste is. Dat zou niet zo storend zijn als de grappen van hoog niveau waren. In zijn vorige voorstelling De afterparty was dat wel zo, nu maakt Arends zich er soms gemakkelijk vanaf. Zeker wanneer hij als een soort ontspoorde clown rond de vleugel dansjes maakt, of millennials de maat neemt. Soms prettig confronterend, meestal wat aandoenlijk.

Noodzaak

Het wordt interessanter wanneer Arends even later zichzelf de vraag stelt: ‘wat is het ergste wat er kan gebeuren?’ De voorbeelden die hij daarna opsomt, zijn geestig. Toch had hij die vraag bij het maken van deze voorstelling wat vaker aan zichzelf mogen stellen. Er lijkt namelijk niet echt een noodzaak te zijn geweest om deze voorstelling te maken. ‘Zonder noodzaak ben je verwend,’ stelt hij halverwege het programma. Dat klopt. Het is dat Arends soms prettig kan provoceren en binnen het huidige cabaretaanbod heerlijk ongepolijst overkomt, anders was die derde ster er wellicht eentje teveel geweest.

Theater / Voorstelling

Puntgave herneming van een theaterparel

recensie: Dood Paard – Wie is er bang voor Virginia Woolf?

Met deze herneming van Wie is er bang voor Virginia Woolf? bewijst Dood Paard dat een winnende formule niet hoeft te veranderen.

Dit ijzersterke toneelstuk van Edward Albee over de huwelijksstrijd tussen Martha en George, die in de nachtelijke uren bezoek krijgen van het jonge koppel Nick en Honey (met alle gevolgen van dien), is inmiddels een klassieker en wordt veelvuldig opgevoerd. Ook in Nederland. De ene uitvoering is nog beter dan de ander. Alleen al dit seizoen zijn er twee gezelschappen die deze liefdesveldslag opvoeren: aan het begin van dit seizoen was dat De Koe, nu komt Dood Paard met een herneming. Of eigenlijk met een herneming van een herneming. Hoe dan ook, herneming of niet; het resultaat mag er zeker zijn.

De Nederlandse Martha en George

De rollen van het mislukte echtpaar Martha en George zijn voor veel acteurs een gewilde uitdaging. Toch is er één duo dat zich met recht de Nederlandse Martha en George mag noemen: Manja Topper en Kuno Bakker van Dood Paard. Voor de derde keer (!) spelen zij Martha en George. Toen ze dat voor het eerst deden, zat ik nog in de luiers. Vijf jaar geleden zag ik de reprise en was ik al onder de indruk van de complexiteit die Topper en Bakker aan hun personages geven, het vileine spel dat ze met elkaar spelen en de manier waarop ze – tot op het pijnlijke af – het publiek bij hun huwelijksstrijd betrekken door de wederzijdse beledigingen en steken onder water vooral tot het publiek te richten.

Never change a winning team

Deze herneming is een kopie van de eerdere herneming. Om te beginnen is de enscenering vrijwel hetzelfde. Ook nu is het decor kaal, met in het midden een kleurrijk boeket met daarachter een grauw portret van een huilende baby. Je zou deze kopie van de enscenering als lui kunnen opvatten, maar dan doe je het stuk tekort. Juist door het in dezelfde enscenering op te voeren wordt de tragiek van Martha en George – of specifieker: van het huwelijk an sich – subtiel benadrukt. Dat kleurrijke boeket staat symbool voor de schoonheid van het huwelijk. De bloemen, en daarmee alle schoonheid en kleur, zullen verwelken. Dan houd je verval over, moet je de dode bloemen weggooien en koop je een nieuw boeket, alsof er niets is gebeurd.

Ook het portret van een huilende, getergde baby, dat als de grote afwezige boven het toneel hangt, is weer van de partij. Dat schilderij blijft een ware troef. Het symboliseert zoveel. Niet alleen expliciteert het de kinderwens die in het stuk een grote rol speelt, maar het verwijst ook naar het verdriet waar elk personage mee kampt. Stuk voor stuk zijn ze die baby, tot huilens toe geplaagd door de tegenslagen van het leven.

Ook het spel is vrijwel niet aangepast. Aan de ene kant blijven verrassingen daarmee uit. Wie deze versie al eens eerder heeft gezien weet wat hem of haar te wachten staat. Tegelijkertijd is het erg fijn om dit sterke acteerwerk nog eens te zien. Zo zet Manja Topper nog steeds een geweldige Martha neer. Topper laat zien hoe sadistisch de liefde kan zijn. Met een piepstem speelt ze kinderlijke onschuld, waarna ze als een krijsende kat haar klauwen in George zet. Vervolgens likt ze, met dezelfde gespeelde kinderlijkheid, de wonden (voor even) schoon.

Topper trekt verschillende registers open. Moeiteloos verandert ze van poeslief naar platvloers, van vilein en sadistisch naar hysterisch naar uiteindelijk – wanneer George zijn gram heeft gehaald – prachtig broos. Tegen de dynamiek van Topper is Kuno Bakker als George zeer goed opgewassen. Hij laat zich niet leiden door Martha’s grillen, maar is schijnbaar beheerst en berekenend. Beledigingen aan Martha’s adres verpakt hij subtiel, waardoor het komische karakter van Albees taal mooi intact blijft.

Nieuwe gasten, oude problemen

Nick en Honey worden wel door andere acteurs gespeeld, respectievelijk door André Dongelmans en Rosa van Leeuwen. Dongelmans laat zich als Nick niet kennen. Hij kan soms net zo grillig zijn als Martha en George. Met zijn mimiek laat hij de minachting voor zijn gastheer en -vrouw zien én voor zijn eigen vrouw. Van Leeuwen vervult de rol van Nicks vrouw met de nodige humor, zonder daarbij clownesk te worden. Haar acteerwerk geeft een extra absurdistisch tintje aan het hele schouwspel.

Hoewel Dood Paard Wie is er bang voor Virginia Woolf? voor de derde keer opvoert, weten ze toch een extra dimensie te geven aan Albees klassieker. Hoeveel jaren er ook mogen verstrijken en hoeveel gasten Martha en George ook over de vloeren zullen krijgen, ze nemen hun gasten altijd mee in hun ondergang. Daarmee overstijgt Dood Paard met deze derde herneming juist de particuliere strijd tussen Martha en George en laat Dood Paard Martha en George op een mooie manier symbool staan voor de teloorgang van het huwelijk.