Tag Archief van: Theater

Theater / Voorstelling

Een spoedcursus existentialisme

recensie: Het Zuidelijk Toneel - Sartre & de Beauvoir
Sartre & de BeauvoirKoen Broos

Een sober decor bestaande uit een rond tafeltje en twee rieten stoelen: meer heeft Stefaan van Brabandt niet nodig om de levensloop van het beroemdste filosofenkoppel uit de twintigste eeuw te verbeelden. Frank Focketyn en Sien Eggers kruipen in de huid van Jean-Paul Sartre, de grondlegger van het existentialisme, en zijn levensgezel, filosofe en schrijfster Simone de Beauvoir. In een setting die doet denken aan een typisch Parijs terras blikken de twee terug op hun leven – en wat voor één.

Het had weinig gescheeld of Sartre en de Beauvoir hadden elkaar nooit ontmoet. Het oorspronkelijke plan van de Beauvoir’s ouders – haar uithuwelijken door middel van een riante bruidsschat – viel in het water door het plotse faillissement van haar vader, waardoor ze noodgedwongen moest gaan studeren aan dezelfde school als Sartre. Die laatste was (klein, dik en met een pokdalig gezicht) niet bepaald een adonis te noemen. Van liefde op het eerste gezicht was dan ook geen sprake – de Beauvoir stuurde haar kat (in de vorm van haar zus Poupette) naar hun eerste afspraakje. Maar Sartre was volhardend en wist de Beauvoir toch te veroveren – en de twee bleven hun leven lang bij elkaar. Samen zetten ze zich af tegen de normen van de bourgeoisie en sloten een filosofische liefdespact: geen monogamie, geen jaloezie en complete openheid.

Pingpongen met sneren

Van Brabandt zou bijna twee jaar aan dit stuk gewerkt hebben, en dat is te merken. De toeschouwer wordt ruim anderhalf uur ondergedompeld in een van de populairste filosofische stromingen uit de twintigste eeuw: een spoedcursus existentialisme, zo u wil. Toch voelt de tekst nooit stoffig of wollig aan en worden zelfs complexe begrippen uit Sartres theorieën behapbaar. Dat is vooral te danken aan de vlotte dialoogvorm, die Eggers en Focketyn zich schijnbaar moeiteloos eigen hebben gemaakt. Soms kabbelt het gesprek rustig voort, soms wordt er gepingpongd met sneren, maar altijd spat de liefde ervan af. Je zou als toeschouwer bijna vergeten dat je niet écht met Sartre en de Beauvoir op café zit.

Verantwoorde ontspanning

De Beauvoir maakte ooit een lijst van soorten mensen die ze het leukst vond, en de mens die zichzelf serieus neemt stond helemaal onderaan. Jezelf niet te serieus nemen loopt dan ook als een rode draad door het stuk, waarin humor en het occasioneel verbreken van de vierde muur niet geschuwd wordt. Wie had er dan ook beter gecast kunnen worden dan Sien Eggers en Frank Focketyn – twee topacteurs die, ondanks dat ze zichzelf ook niet altijd serieus lijken te nemen, toch een meeslepend en soms zelfs ontroerend spel hebben neergezet? ‘We hebben van ons leven een goed verhaal gemaakt,’ zei Sartre op zijn sterfbed tegen de Beauvoir. En dat is precies wat Van Brabandt ook gedaan heeft, een goed verhaal gemaakt waarin biografie en dramatisering door elkaar heen lopen. Een aanrader voor een portie verantwoorde ontspanning op de zondagmiddag.

Theater / Voorstelling

Een spoedcursus existentialisme

recensie: Het Zuidelijk Toneel - Sartre & de Beauvoir
Sartre & de BeauvoirKoen Broos

Een sober decor bestaande uit een rond tafeltje en twee rieten stoelen: meer heeft Stefaan van Brabandt niet nodig om de levensloop van het beroemdste filosofenkoppel uit de twintigste eeuw te verbeelden. Frank Focketyn en Sien Eggers kruipen in de huid van Jean-Paul Sartre, de grondlegger van het existentialisme, en zijn levensgezel, filosofe en schrijfster Simone de Beauvoir. In een setting die doet denken aan een typisch Parijs terras blikken de twee terug op hun leven – en wat voor één.

Het had weinig gescheeld of Sartre en de Beauvoir hadden elkaar nooit ontmoet. Het oorspronkelijke plan van de Beauvoir’s ouders – haar uithuwelijken door middel van een riante bruidsschat – viel in het water door het plotse faillissement van haar vader, waardoor ze noodgedwongen moest gaan studeren aan dezelfde school als Sartre. Die laatste was (klein, dik en met een pokdalig gezicht) niet bepaald een adonis te noemen. Van liefde op het eerste gezicht was dan ook geen sprake – de Beauvoir stuurde haar kat (in de vorm van haar zus Poupette) naar hun eerste afspraakje. Maar Sartre was volhardend en wist de Beauvoir toch te veroveren – en de twee bleven hun leven lang bij elkaar. Samen zetten ze zich af tegen de normen van de bourgeoisie en sloten een filosofische liefdespact: geen monogamie, geen jaloezie en complete openheid.

Pingpongen met sneren

Van Brabandt zou bijna twee jaar aan dit stuk gewerkt hebben, en dat is te merken. De toeschouwer wordt ruim anderhalf uur ondergedompeld in een van de populairste filosofische stromingen uit de twintigste eeuw: een spoedcursus existentialisme, zo u wil. Toch voelt de tekst nooit stoffig of wollig aan en worden zelfs complexe begrippen uit Sartres theorieën behapbaar. Dat is vooral te danken aan de vlotte dialoogvorm, die Eggers en Focketyn zich schijnbaar moeiteloos eigen hebben gemaakt. Soms kabbelt het gesprek rustig voort, soms wordt er gepingpongd met sneren, maar altijd spat de liefde ervan af. Je zou als toeschouwer bijna vergeten dat je niet écht met Sartre en de Beauvoir op café zit.

Verantwoorde ontspanning

De Beauvoir maakte ooit een lijst van soorten mensen die ze het leukst vond, en de mens die zichzelf serieus neemt stond helemaal onderaan. Jezelf niet te serieus nemen loopt dan ook als een rode draad door het stuk, waarin humor en het occasioneel verbreken van de vierde muur niet geschuwd wordt. Wie had er dan ook beter gecast kunnen worden dan Sien Eggers en Frank Focketyn – twee topacteurs die, ondanks dat ze zichzelf ook niet altijd serieus lijken te nemen, toch een meeslepend en soms zelfs ontroerend spel hebben neergezet? ‘We hebben van ons leven een goed verhaal gemaakt,’ zei Sartre op zijn sterfbed tegen de Beauvoir. En dat is precies wat Van Brabandt ook gedaan heeft, een goed verhaal gemaakt waarin biografie en dramatisering door elkaar heen lopen. Een aanrader voor een portie verantwoorde ontspanning op de zondagmiddag.

Kunst / Reportage
special: Corona in de stad
Monique Vermeulen

Monument in deze tijd

Veel musea zijn op de virtuele kar gesprongen. Sommige pakken extra uit, alsof ze al hun opgekropte energie erin kwijt kunnen. Zo’n museum is het Amsterdam Museum met een grote, digitale en gratis te bezoeken tentoonstelling/luisterplatform: ‘Corona in de stad’.

Net als bij een groot museum als de Hermitage in Sint-Petersburg zit je in dit geval voor het openingsscherm en vraag je je af: waar te beginnen? Welke keuze zal ik maken? Het museum helpt je op weg met enkele uitgelichte zalen, maar dat gaan we niet doen. We gaan op zoek naar saillante voorbeelden van elke kunstuiting waar 8WEEKLY voor staat: boeken (literatuur), film, beeldende kunst, muziek en theater. Als een gids leiden we u door enkele zalen die volgens ons de moeite waard zijn. In de wetenschap dat het een museum in wording is, waaraan telkens nog nieuwe items worden toegevoegd. Wellicht tot zo lang de pandemie duurt. En dan ‘staat’ het museum er als monument van een tijd die dan hopelijk achter ons ligt.

‘Poëzie in de stad’

De eerste waarop we stuiten, heet ‘Poëzie in de stad’. Het werk van stadsdichter Gershwin Bonevacia staat hierin centraal, met onder meer een gedicht uit zijn debuut ‘Ik heb een fiets gekocht’, naast niet in bundels gevangen gedichten van amateurdichters. Dat is trouwens een kenmerk van de hele site: uitingen van amateur- en beroepskunstenaars, hoge en lage kunst, ernst en humor staan broederlijk en zusterlijk naast elkaar.
Hoewel: wie zal er één van deze etiketten willen plakken op een prachtig gedicht van Tessel ten Zweege, (nog?) niet bekend als dichteres, maar wel van onder meer het feministische collectief Pisswife? Haar gedicht ‘Pauze’, dat ze zelf voorleest, geeft bijvoorbeeld een mooi inzicht als: ‘Ik kan alleen maar zijn/ nu ik niets hoef te maken/ iets waar ik voorheen nooit tijd voor had’.

Rol van je leven

Eén van de vele digitale zalen is ingericht door de Meervaart in Nieuw-West, een gebouw dat sinds 1 juni met een onderbreking gedurende de gedwongen sluiting kleinschalige programma’s biedt in een setting die corona-proof is, zoals films (het tweede genre) en concerten.

Tijdens de eerste sluitingsperiode werd een online Art Battle georganiseerd, die werd gewonnen door Klaskie met haar flitsende ‘Creepy calm’. Volgens de jury was dit de meest creatieve en visueel prikkelende inzending. De inzender won ‘de rol van haar leven’, zijnde een wc-rol en een geldbedrag van honderd euro. Een heerlijke knipoog naar het hamstergedrag van wc-rollen aan het begin van de eerste coronagolf.

Corona-Archives

Wanneer je voor het openingsscherm zit, en de afbeeldingen langs gaat op zoek naar beeldende kunst, valt je oog ongetwijfeld op de Zaal van Nieuw Dakota, een kunstruimte in Amsterdam-Noord die een waaier aan exposities, projecten en publieksprogramma’s aanbiedt. Zij presenteren een selectie van inzendingen uit hun Corona-Archives, het eerste initiatief in Nederland dat corona vanuit een artistieke invalshoek bekijkt.
Tussen de inzendingen zitten niet de minste namen. En dat zijn lang niet allemaal Amsterdammers. Immers: corona gaat alle grenzen te buiten en te boven. Ook lokale musea als Nieuw Dakota en het Amsterdam Museum zelf opereren, net als alle musea, binnen een (inter)nationale context.

In de Zaal van Nieuw Dakota stuiten we bijvoorbeeld op een zelfportret op papier (gouache en inkt) van de in Maassluis woonachtige kunstenares Hanneke Wessels. Zij heeft – bij gebrek aan modellen – zichzelf afgebeeld in de tijd dat we niet naar de kapper konden en dat ze veranderde in een grijze dame. Het werk geeft de sfeer van de coronatijd raak weer.

Stabat Mater en Stille Stad

Een andere, kenmerkende sfeer in coronatijd is dat het stil kan zijn in de stad. Ook in de onderdoorgang onder het Rijksmuseum. Daar staan of zitten altijd wel een paar mensen die muziek maken, soms van een hoog niveau. De akoestiek onder de bogen is geweldig, je kunt er voorbijgangers mee plezieren. En natuurlijk willen ze een centje bijverdienen.
Op 10 mei jl. trokken de actrices/zangeressen Laura de Vries en Brechtje Kat de stoute schoenen aan, en zongen samen met begeleiding van een ghettoblaster (en een enkele fietsbel) het Stabat Mater van Pergolesi. Hoe mooi is dat!

Volgens sommige mensen is stilte echter de mooiste muziek. Zij kunnen nu hun hart ophalen. De artistiek directeur van het Amsterdam Museum, Margriet Schavemaker, stelde een zaal samen onder de titel De Stille Stad. Hierin zijn prachtige foto’s, video’s en films van een leeg en stil Amsterdam te zien. Beelden die ook de vraag stellen: hoe nu verder?
Iemand die bij uitstek geschikt is om daarover na te denken, is Tracy Metz. Zij is journalist, auteur, moderator en directeur van het John Adams Institute en kreeg in 2016 de Grote Maaskantprijs. Voor deze digitale tentoonstelling nodigde zij denkers en doeners uit om te kijken naar de toekomst van de stad in post-coronatijd.

Dit is overigens ook het thema dat centraal staat op de eerste editie van de tweejaarlijkse tentoonstelling ‘Refresh Amsterdam’ (11 december 2020-28 maart 2021), te zien in zowel het Amsterdam Museum als online en op diverse locaties. Vijfentwintig kunstenaars gaan daar in op hun plek in de stad, onder het overkoepelende thema ‘Sense of place’.

Theater

Het laatste genre waar 8WEEKLY af en toe de schijnwerpers op richt, is theater. In de digitale tentoonstelling valt het oog onder meer op de zaal van theater De Krakeling, dat zichzelf afficheert als ‘hét theater voor jong Amsterdam’. Wat héét: voor iedereen tussen de spreekwoordelijke negen en negentig die zich jong voelt, want opvoeringen die bijvoorbeeld een topgezelschap als De Toneelmakerij daar geeft zijn niet te versmaden.

In de lege zaal van De Krakeling kunnen jong Amsterdammers en andere Nederlanders op deze digitale tentoonstelling leren hoe ze thuis een eigen dansvoorstelling in elkaar kunnen zetten. Theaterdocente Dian geeft tips, over verschillende afleveringen verdeeld. Leuk om te zien én voor kinderen om uit te voeren.

‘Corona in de stad’ is kortom een geweldig, laagdrempelig monument in de tijd, en een uiting van het collectieve geheugen van Amsterdam dat model staat voor elke stad in coronatijd, opererend binnen een (inter)nationale context. Een site om in de gaten te houden op wat er nú weer is bij gekomen. Met door enkele curatoren geselecteerde inzendingen van beroepskunstenaars en amateurs, hoge en lage kunst, voor jong en oud, ernstig en humoristisch. Top!

Muziek / Theater / Muziek
special: Waar kijkt onze redactie deze maand naar uit?

8WEEKLY staat te trappelen

Elke maand zijn er zoveel mooie albums, voorstellingen en boeken te beluisteren, zien en lezen dat het soms lastig is om de parels ertussenuit te vissen. Daarom vertelt onze redactie in 8WEEKLY staat te trappelen waar zij zich de komende maand het allermeest op verheugen. Deze maand kijken we uit naar het nieuwste album van een jazz-grootheid en naar grote hoeveelheden Bossche bollen.

Gregory Porter: een warme stem om van te watertanden
Door Joost Festen

Het is nog bijna tot eind augustus wachten op het nieuwe album van Gregory Porter. Op 28 augustus zal All Rise verschijnen. Porter debuteerde in 2010 op negendertigjarige leeftijd en werd toen al een laatbloeier genoemd. Vanaf zijn debuut Water levert deze jazz-grootheid alleen maar kwaliteitsalbums af. All Rise zal daar naar verwachting geen verandering in brengen. Inmiddels verschenen er wel al wat smaakmakers op de verschillende streaming-platformen. Zo verschenen achtereenvolgens ‘Revival’ (in diverse mixen), ‘If Love Is Overrated’, ‘Thank You’, ‘Phoenix’, ‘Mister Holland’ en ‘Concorde’.

Porter is ruim door het grote publiek ontdekt. Hij won inmiddels twee Grammy’s voor twee verschillende studioalbums. Dit zesde studiowerk zal wederom om te watertanden zijn. De stem en ook de muziek van Porter zijn zeer herkenbaar geworden en roepen direct warmte, vertrouwen en blijdschap in je hart op. De warme, diepe stem zuigt mij als jazzliefhebber direct naar binnen, maar ook als je jazz niet hoog in het vaandel hebt staan, kan je bijna niet om hem heen.

Theaterfestival Boulevard: heel veel voorstellingen en heel veel Bossche bollen
Door Roos Wolthers

Vorig jaar was ik voor het eerst een dag op Theaterfestival Boulevard. Ik had van tevoren niet verwacht dat ik drie Bossche bollen zou eten, dat ik samen met een ouder echtpaar zelf het script van een voorstelling zou voorlezen of dat ik met een grote doos vol spiegels op mijn hoofd mijn weg zou moeten vinden over het drukke festivalterrein. Maar dat was juist waarom ik er na een lange, chaotische en vrolijke dag met zoveel enthousiasme op terugkeek. Op Boulevard maak je dingen mee die je nergens anders meemaakt, je ziet bijzondere voorstellingen op nog bijzonderdere locaties (ik belandde o.a. in een verlaten kantoorpand en de kleedkamer van een theater) en je hebt achteraf gegarandeerd een hoofd vol verhalen en indrukken.

Dat het festival dit jaar doorgaat, is een cadeautje, zeker omdat er prachtige voorstellingen op het programma gaan. Ik ga in ieder geval naar SpectrumU bevindt zich hier en In order of disappearance. Als mijn ervaring van vorig jaar echter iets zegt, zijn die drie voorstellingen nog maar het begin van de bijzondere dingen die ik dit jaar mee ga maken.

 

Theater / Voorstelling

Wisselvallig vermaak in Dangerous Liaisons

recensie: BOS Theaterproducties - Dangerous Liaisons

Tweeëndertig jaar geleden daagde actrice Glenn Close de acteur John Malkovich uit om zich te wreken op Uma Thurman en om Michelle Pfeiffer te verleiden. Hiermee wordt uiteraard gedoeld op de rollen die deze sterren vertolkten in de film Dangerous Liaisons (1988). In de Nederlandse theaterversie spelen Tjitske Reidinga (Marquise Isabelle de Merteuil)  en Mark Rietman (Vicomte de Valmont) de twee verderfelijke saboteurs, die ten onder gaan aan hun eigen slinkse plannen. Hun dialogen zijn een lust voor het oor en het spel is goed, maar helaas doen enkele onbegrijpelijke regiekeuzes afbreuk aan het geheel.

Al aan het begin doen zich enkele verwarrende zaken voor. Met stupide danspasjes toont het gehele gezelschap zich aan het publiek. Deze openingsdans zou niet het predicaat ‘stupide’ krijgen, als alle acteurs de danspasjes synchroon hadden uitgevoerd. Nu is het een nogal rommelig startpunt. Ook zijn er aan het begin zeer zachte doch opmerkelijke geluiden te horen, waardoor je je afvraagt of de geluidsman de volumeknop niet kan vinden (of de muziek zachtjes wegdraait, omdat hij/zij te laat is met het geluidsfragment). Gelukkig overschaduwen de prachtige teksten deze discutabele details.

Marcel Otten bewerkte de briefroman (1782) van wijlen Choderlos de Laclos zodanig dat alle archaïsche woorden zijn behouden en evenzo alle omslachtige formuleringen en dubbelzinnigheden. Deze bewerking houdt de luisteraars in zijn greep, aangezien je constant een luisterend oor moet bieden om te kunnen volgen wat de acteurs – na al die min of meer ongrammaticaal klinkende zinnen – indirect willen zeggen. Vooral in de scènes waarin de emoties hoog oplopen, is het knap hoe zulke lastige zinnen heen en weer gekaatst worden. Naar het einde van de voorstelling toe, lijken de acteurs zelf ook steeds meer grip op de tekst te krijgen.

Mannelijk overwicht

Reidinga en Rietman zijn degenen die dit toneelstuk dragen. Hanna van Vliet als Cécile de Volanges heeft een miniem aandeel binnen het grotere geheel, Marisa van Eyle pareert zo nu en dan een grappige uitspraak, Sander Plukaard is onwetend en schattig als Le Chevalier Raphael Danceny (en nogal nietszeggend in zijn dubbelrol als de oma van Cécile) en Judith Noyens als Madame Marie de Tourvel lijkt zich nooit helemaal van haar beste kant te kunnen laten zien. Madame de Tourvel is het belangrijkste slachtoffer in het spel tussen Merteuil en Valmont, wiens kuisheid zwaar wordt geschonden door Valmont.

In de eerdergenoemde verfilming uit 1988 en ook in de opera-uitvoering van Opera2day (2019) was Marquise Isabelle de Merteuil een bikkelharde en nogal angstaanjagende vrouw, die de teugels strak in handen hield. In deze voorstelling is het echter Mark Rietman die de broek aanheeft en ver boven zijn vrouwelijke – en één mannelijke – medespelers staat. Al is het laatste woord over Rietmans broek nog niet gezegd. Aan het begin draagt Rietman zo’n jolige broek, dat hij overkomt als een onschuldige schooljongen of een rafelig type uit een van Charles Dickens romans. Qua spel mag Rietman er dan wel uitspringen; het is Reidinga die de show steelt met haar vernuftige pakjes. Haar kostuums bestaan uit losse delen die gemakkelijk uit elkaar kunnen worden gehaald en kunnen worden samengevoegd met andere kledingstukken.

Wisselvallige indrukken

De styling van het decor roept echter vragen op. Wat op het eerste gezicht een over-de-top meisjesachtige slaapkamer lijkt (lees: knalroze), blijkt een nogal stugge achtergrond. Het decor heeft zo weinig attributen om handen, dat het vrijwel nutteloos oogt. Het is grappig om te zien hoe Rietman kan verdwijnen achter een gordijn met kettingen, hoe andere personages zich aankondigen via een groot rond raam en hoe Reidinga zo nu en dan zetelt op een bank met pilaren van knalroze, naakte mannen, maar het is ook een decor dat gedurende de voorstelling nogal eentonig dreigt te worden. De weinige attributen die worden ingezet, ontwaren zich op het ene moment als een prachtig symbool (een nogal #metoo-achtige pijpbeurt) en op het andere moment (tijdens de slotscène met Valmont) érg knullig.

Door alle wisselvallige indrukken is het moeilijk om vast te stellen of je hier te maken hebt met een vernieuwende theatervoorstelling vol gekke, modernistische en feministische trekjes of dat je hier te maken hebt met acteurs met enorm veel talent die in een verkeerd jasje zijn gestoken. Het is voornamelijk een voorstelling voor taalliefhebbers, voor mensen die smullen van de gepolijste zinnen die voorbijkomen in menig kostuumdrama. Aan hen de taak om dwars door alle gekke danspasjes, broeken en roze geverfde muren heen te kijken en het genot van taalkunstige vondsten over zich heen te laten komen.

Theater / Voorstelling

Knuffelmachismo op de Parade

recensie: Maas theater en dans - Showtje tof doen

Zelfs cowboys hebben het zwaar, in Showtje tof doen komen Freek Nieuwdorp en Jurriën Remkes met veel bravoure op, maar laten al snel hun act vallen. Achter de flitsende dansnummers en strakke sixpacks schuilen jongens met een fikse quarterlife crisis.

‘Eigenlijk kan ik niks,’ merkt Nieuwdorp doodleuk op. Dat is natuurlijk niet waar. Nog geen halfuur geleden kwamen de mannen hun Paradetent uit om het publiek te trakteren op een paar acrobatische stunts. Eenmaal in de tent dansen ze een cowboy-nummer, compleet met Wilde Westen-achterdoek. Dit zijn twee alfamannen die behendig hun publiek bespelen.

Met de billen bloot

Maar dan verdwijnt het applaus. De show is voorbij, de cowboykleding gaat uit, en plots ontdekken Nieuwdorp en Remkes een nog volle zaal.  Hun act is een proloog voor de rest van Showtje tof doen, waarin de mannen zich niet meer kunnen verschuilen achter hun routines. Een beetje flauw – acteurs die doen alsof ze met hun mond vol tanden staan en een publiek dat het voor lief neemt – maar in deze voorstelling werkt het goed. Het dwingt de cowboys om hun bravoure te laten varen en met de billen bloot te gaan.

Dat gaat de een makkelijker af dan de ander. Nieuwdorp deelt gemakkelijk zijn onzekerheden. Hij is 26 en staat nog steeds in een tent op de Parade. Hij is een echte pleaser en houdt zich voortdurend bezig met wat anderen van hem denken. Maar wat blijft er over als hij niet aan het entertainen is, vraagt hij zich af? Remkes probeert daarentegen nog steeds te entertainen en zoekt een nieuwe ingang om een showtje op te voeren. Als Nieuwdorp een liedje van Marco Borsato begint te zingen, komt de bravoure even terug en spoort hij de zaal aan.

Giftige mannelijkheid

Muzikant Joop van Brakel moet niks hebben van gevoelige liedjes, zeker niet die van Borsato, en breekt het optreden hardhandig af. Zodra deze mannen hun machismo laten varen, worden ze direct afgestraft door een oudere generatie. De strenge gedragscode voor ‘echte mannen’ wordt zo nauw in stand gehouden.

Zo wordt Showtje tof doen een portret van een quarterlife crisis. We zien twee twintigers die niet meer kunnen vertrouwen op de bravoure van hun jongensjaren, en onzeker zijn over hun toekomst. Tegelijkertijd gaat het over de giftige mannelijkheid van jonge mannen, die lang als vanzelfsprekend of charmant werd gezien en tegenwoordig meer ter discussie staat. De cowboys komen niet meer weg met tof doen: er zijn gevoelens en twijfels die aangepakt moeten worden. En dat levert een veel interessantere show op.

Theater / Voorstelling

Kafka blijkt nog pijnlijk actueel

recensie: Nowy Teatr - Proces

Het proces van Franz Kafka is in de bijna vijfennegentig jaar na zijn verschijnen uitgegroeid tot een van de ware klassiekers in de wereldliteratuur. Terecht. Het boek is ook voor de hedendaagse lezer nog steeds buitengewoon beklemmend en opvallend grappig. Maar is het anno 2019 nog actueel? Ja, pijnlijk actueel zelfs, blijkt uit Proces (en de voorbereidingen daarop) van de Poolse regisseur Krystian Lupa.

In 2016 werden de repetities voor Proces ruw onderbroken toen het theater waar Lupa regisseerde
een nieuw artistiek directeur kreeg, aangesteld door de Poolse overheid. Deze was niet gecharmeerd
van Lupas bewerking van Het proces, waarin de opkomst van rechts-nationalisme in Polen kritisch
becommentarieerd wordt, en de voorbereidingen voor het stuk werden prompt stil gezet. Lupa
moest uitwijken naar andere theaters om zijn Proces alsnog te realiseren.

Zo komt de Poolse realiteit akelig dicht in de buurt van fictie uit Het proces. In dit boek wordt een
bankmedewerker, Joseph K., op een ochtend, terwijl hij nog in bed ligt, gearresteerd. Gedurende zijn
daaropvolgende strafzaak, die hem langs een hele rits van halve en hele idioten voert, wordt hem
nooit verteld waarvan hij nu eigenlijk wordt verdacht. Deze onwetendheid maakt zijn verdediging
een hopeloze onderneming, en een ding wordt dan ook steeds duidelijker: Joseph K. wordt schuldig
bevonden.

Politiek

Het proces leent zich, zoals veel van Kafka’s werk, voor zowel een existentialistische als een politieke
interpretatie. In de eerste lezing kun je K’s proces als metafoor voor de condition humaine zien,
waarin zijn strafzaak en vonnis symbool staan voor de zinloosheid van het leven en de
onvermijdelijkheid van de dood. Niet voor niets speelt de beroemde laatste scene, waarin Joseph K.’s
oordeel wordt geveld, zich niet af in een rechtszaal, maar in de kerk.

In Lupa’s bewerking echter voert de politieke invalshoek de boventoon, met veel verwijzingen naar
de huidige politieke situatie in Polen. Zo zit het personage Mevrouw Grubach in de openingsscène
naar een Pools actualiteitenprogramma te kijken waar gesproken wordt over het ontslag van vele
hoge Poolse rechters (een gebeurtenis die vorige jaar werkelijk heeft plaatsgevonden). Ergens op de
helft van de voorstelling komen alle acteurs met dichtgetapete monden op. Zowel een symbool voor
de onmondigheid van de personages in het stuk, als een referentie naar de stopzetting van de
voorstelling.

Geen sprankje licht

Maar liefst vijf uur duurt dit Proces. Zeker in de eerste helft is het speeltempo uiterst traag, met een
Joseph K. die zich vooral afwachtend opstelt. En hoewel er in het boek van Kafka genoeg te lachen
valt, is er in Proces geen sprankje licht te vinden. Dat maakt deze voorstelling geen makkelijke zit,
maar boeien doet deze wel. Onder meer door de ijzersterke acteurs die overtuigen in hun bittere ernst en de prachtige vormgeving waarin op de grote achterwand van het donkerhouten decor, claustrofobische filmbeelden worden geprojecteerd. Zo wordt de sfeer van een duister sprookje opgewekt.

In het middendeel verlaat Proces het originele verhaal om een zijspoor te bewandelen gebaseerd op
brieven en dagboekaantekeningen van Kafka. Hier smelten het personage Joseph K. en zijn bedenker
samen in een zeer lang uitgesponnen scène, waarin Kafka, zijn geliefdes en zijn uitgever Max Brod
wegkwijnen op ziekenhuisbedden. Dit is een scène waar je als toeschouwer moeilijk grip op krijgt, omdat de nodige context om te begrijpen wat je ziet mist. Ellende voert de boventoon, maar wat we daar als kijker precies mee aan moeten, blijft onduidelijk.

Deze lange scène zorgt ervoor dat je na de tweede pauze (op ongeveer vier uur) enigszins murw
geslagen begint aan het derde en laatste deel. En dat is jammer, want dit is het sterkste deel van de
voorstelling. Joseph K. wordt door zijn tante meegenomen naar een advocaat die hem moet helpen
met zijn rechtszaak. Die advocaat blijkt doodziek, en vanuit bed een belachelijk soort spreekuur te
houden waarin het al snel duidelijk wordt dat hij voor Joseph K. werkelijk helemaal niets kan
betekenen, behalve nog meer chaos en verwarring in zijn proces creëren.

Hier komen het absurdistische verhaal van Kafka en de onheilspellende enscenering van Lupa perfect samen in een ware koortsdroom van een horrorfinale. Deze leidt uiteindelijk tot K’s onvermijdelijke executie. Maar deze krijgen we niet meer te zien. De acteurs kijken enkel de zaal in en besluiten met de sombere vaststelling: ‘U weet hoe het afloopt.’

Theater / Reportage
special: Oerol 2019

Oerol 2019: Anders kijken

8WEEKLY bezocht ook dit jaar weer het Oerol festival. Ik leerde hoeveel je ziet in het donker bij Bart van de Woestijne, zag de kunstenaar in de autist bij Romana Vrede, keek hoe mensen in elkaar konden schroeven bij Alexander Vantournhout en tuurde naar de horizon met Post Uit Hessdalen.

Bart van de Woestijne – In order of dissapearance

In In order of dissapearance, loop je een eigen route door het bos, om vervolgens in een houten box te verdwijnen en de wandeling in de krochten van je binnenste te vervolgen.

Bart van de Woestijne rijkt de acht toeschouwers ieder een sleutel met een gekleurd touwtje aan. Acht kleuren voor acht verschillende routes door het bos. In order of dissapearance lijkt in eerste instantie een soort begeleide meditatie. Terwijl je door het bos loopt leidt de stem Van de Woestijne je blik langs bewegende takken, naar de toppen van de bomen en naar degene die naast me staat. “Heeft diegene zich gekleed op het weer? Hoe heeft diegene zijn armen?” Dan draait de lens “Stel je voor wat diegene ziet als die naar jou kijkt.” En zo zijn wij beiden – terwijl we naar elkaar kijken – ineens meer met onszelf bezig.

Een oefening in kijken

De oefening van kijken is een terugkerend motief in het werk van Van de Woestijne in 2018 liet hij het publiek op Cementfestival een uur lang naar een levend paard op het podium kijken, afgelopen editie was dat een spelende peuter. Ook In order of dissapearance is een oefening in observatie, van de omgeving, maar vooral van je eigen binnenste.

De korte route door het bos leidt naar een kleine houten box. Met de sleutel aan mijn groene touwtje open ik de deur, neem plaats op een stoeltje en doe de deur dicht. Ik kijk door een glazen spiegelwand uit over het duinlandschap. Als onder een glazenstolp bewonder ik het landschap en mijn eigen afwezigheid daarin. Weer klinkt de stem van Woestijne nu over de speakers in het hokje: ‘Dit landschap zou van een eeuw geleden kunnen zijn, of misschien wel van de toekomst.’ Duidelijk is dat dit landschap er vóór mij was en ook na mij zal zijn. Zo confronteert Van de Woestijne de toeschouwer als vaker in zijn werk met de eigen vergankelijkheid.

‘Hij pelt de vele lagen van het zijn af’

Waar vele theatermakers op Oerol het schone duinlandschap van Terschelling in hun werk gebruiken, doet Van de Woestijne iets onverwachts. Met veel geratel schuift een donkere wand over het glas. Van Woestijne ontneemt je het zicht. Terwijl het landschap verdwijnt zie ik mijzelf in het glas gereflecteerd, totdat het echt donker wordt. In het donker wordt in In order of dissapearance een oefening in denken: ‘Wat als er iemand die er precies zo uitziet als jij precies zo doet. Jouw geliefden lief heeft. Wat als jij verdwijnt?’ Hij pelt de vele lagen van het ‘zijn’ af. ‘Hoe weet je dat je niet verzonnen bent?’ Van de Woestijne werkt toe naar een essentie, die hij deels invult. Geen ‘cogito ergo sum’, want Van de Woestijne lijkt meer waarde te hechten aan lichamelijkheid.

In order of dissapearance is ervaringstheater, en zo blijkt mijn ervaring volkomen anders dan de vrouw die twee hokjes naast me zit, zij houdt de deurklink angstvallig vast omdat ze bang is in het donker. Of de vrouw in het hokje rechts van me, zij danste op de muziek vertelt ze na afloop. Ik ergerde me aan de muziek, die als een elektronisch vrolijk wachtmuziekje goedkoop  contrasteerde met het unheimische gevoel dat Van Woestijne met zijn zoemende soundscape eerder neerzette.

Wat In order of dissapearance een sterk werk maakt is hoe Van de Woestijne het perspectief van de toeschouwer weet te kantelen van buiten naar binnen. Door met het licht te spelen confronteert hij je met een spiegelbeeld waarvan je op den duur gedissocieerd van raakt. Vooral in vorm is In order of dissapearance een beklemmende ervaring.

Romana Vrede – Who’s Afraid of Charlie Stevens

Ook Romana Vrede daagt mijn kijken uit in Who’s afraid of Charlie Stevens. Wat als we haar zoon Charlie Stevens niet als autist zien maar als kunstenaar? Dan worden zijn neuriënde geluiden muziek, zijn repetitieve bewegingen dans en zijn uitspattingen kunst.

In Who’s afraid of Charlie Stevens vormt de zwaar autistische zoon van Romana Vrede het uitgangspunt van de voorstelling. De vier performers van CLUB GEWALT belichamen Charlie. Het zijn energiebommen, onhandelbaar en onberekenbaar. Ze pulken aan het behang op de muur, ze berijden de theaterlampen en ze zitten aan het haar van het publiek. In Who’s afraid of Charlie Stevens duiken de performers in de belevingswereld van Charlie, of een interpretatie daarvan – Charlie kan immers niet praten.

Vrede spreekt rustig in de microfoon ‘Charlie zie je jezelf als kunstenaar?’ Het repliek is een muur van geluid. De vier performers van CLUB GEWALT buigen zich over hun synthesizers en gaan los, aangemoedigd door de beats van Robbert Klein. De geluiden overspoelen het publiek. Een volgende vraag van Vrede, weer een muur van geluid: Een dialoog lijkt niet mogelijk.

‘Zoals kunst kan communiceren zonder woorden, zo communiceert ook Charlie’

Who’s afraid of Charlie Stevens is een montagevoorstelling, waarin we impressies van Charlie meekrijgen. Zoals kunst kan communiceren zonder woorden, zo communiceert ook Charlie. De muziek van Robbert Klein vormt een associatief spreekkoor, in de snippers van Disney songs ontvouwt zich een logica.

We zien de machteloosheid van Vrede wanneer ze de vier dartelende performers in het gareel proberen te houden. Maar we zien bovenal de innige band die moeder en zoon hebben, in de momenten van rust. Zoals de ontroerende scene waar ze het naakte lijf van  performer Dook van Dijck insmeert met Nivea Creme. Of het moment waarop ze beseft dat haar zoon gelukkig is zoals hij is.

‘Soms moet je ook een beetje moeite doen’

In het nagesprek laat een oudere vrouw in het publiek weten dat de muziek haar afschrok: ‘Van waar die indringende muziek aan het begin?’ Vrede zegt: ‘Soms moet je ook een beetje moeite doen.’ Moeite doen, beter luisteren, om de muziek te horen in het geluid. Het kan in eerste instantie als een toeter klinken, maar als je langer luistert hoor je allerlei kleine nuances in de ritmes. Misschien is het net zo met Charlie Stevens denk ik, soms moet je beter kijken, om de schoonheid te zien in het autisme. Who’s afraid of Charlie Stevens is een pleidooi om anders te kijken. Om niet de beperking te zien van het autisme, maar de kunst.

Alexander Vantournhout – Screws

Screws is een kruisbestuiving van circus en dans. De voorstelling bestaat uit vijf nummers en speelt langs verschillende locaties rond de oude campus van Terschelling. Het publiek wordt uitgenodigd om per locatie zelf een gezichtspunt in te nemen. Bij het eerste nummer zit het publiek rond een plein. Twee performers draaien als schroeven in en weer uit elkaar. Het circus van Vantournhout heeft iets rauws en ongepolijst. Het grind knarst onder de voeten van de performers. De performers zijn zo goed op elkaar ingespeeld dat niet te zien valt waar de beweging begint en waar die ophoudt. In een kluwen wordt niet langer duidelijk: wiens been of wiens arm?

‘Hun prestaties worden gretig beloond door het publiek’

De performers zijn virtuoos. Vele malen worden hun prestaties, gretig beloond door applaus uit het publiek. Hier en daar hoor je een ‘jeetje’, ‘goh, moet je daar eens kijken.’ gevolgd door een ‘dit zouden wij misschien ook nog wel kunnen.’ Ik stel me voor hoeveel van de toeschouwers na de voorstelling zelf het trucje dat ik als kind leerde uithalen: Met de ruggen tegen elkaar, de armen ineen gehaakt om dan van de grond af samen omhoog te komen.

Het terugkerende motief in Screws is het in en uit elkaar schroeven van de lichamen, waarbij de performers elkaar nodig hebben om in balans te blijven. In ieder deel van Screws lijken de performers voor een andere uitdaging te lijken staan. Ze hangen ondersteboven met hun voeten gebonden aan een rails ze doen een balans act op spijkerschoenen. In plaats van te vechten tegen de beperking van het onmenselijke materiaal onderzoeken ze wat het materiaal met hun beweging doet.

Niet de beperking, maar de mogelijkheden

Het is iets wat Vantournhout in zijn solo voorstelling ANECKXANDER (2015) al deed. Daarin deed hij flik flaks terwijl hij zwarte plateauzolen en zware bokshandschoenen droeg. Hij kon de draai daardoor steeds net niet maken. In Screws lijkt hij niet de beperkingen op te zoeken van het materiaal, maar juist de mogelijkheden. In het derde nummer van Screws danst Vantournhout een sierlijke solo -of eigenlijk duet- met een zware bowlingbal. Door het gewicht van de bowlingbal, zwaait Vantournhout net iets harder. Hij speelt met het publiek, want terwijl hij zijn arm met het grootste gemak rond zwiept zie je velen denken, maar wat als hij de bal plots los laat…

Post Uit Hessdalen – 15 149ft

Gelegen op het meest Oostelijke puntje van Terschelling zit het publiek bij Post uit Hessdalen op een ijzeren tribune. We kijken uit op de branding met in de verte de horizon. In het midden van die tribune staat een groot rad. Twee performers op blote voeten en in overall geklede performers beginnen aan het rad te draaien. Een dik touw komt uit het zand naar boven, er lijkt geen einde aan te komen. Trekken deze de horizon naar ons toe? Trekken ze ons naar de horizon? Het is 15419 stappen tot de horizon. De horizon achternalopen is zinloos, toch spint Post uit Hessdalen dat idee uit in hun voorstelling 15 419ft uit.

Een vrouw met een tuba verschijnt op het strand en speelt een melodie. Haar melodie wordt even later beantwoord door een tweede vrouw met trompet. Het Oostendense Post uit Hessdalen staat bekend om hun interdisciplinaire voorstellingen, in 15 419ft speelt de muziek minstens net zo’n grote rol als de tekst die uit een megafoon klinkt. Bovenal is 15 419ft een poëtisch en traag werk. Een dappere keuze van de makers, maar geen geslaagde. In deze setting krijgt het werk niet de verstilling die het nodig heeft om de magie van het turen in de verte over te brengen. Het houdt geen stand op Oerol.

‘In deze setting krijgt het niet de verstilling die het nodig heeft’

De tubaspeelster loopt richting de horizon haar klanken klinken steeds verder weg. We zien de andere vrouw in de verte op een gong slaan, maar het geluid komt pas later aan. Er zijn twee waarheden, wat mijn ogen zien en wat mijn oren horen. Post Uit Hessdalen maakt een compositie met de vertraging van het geluid: een compositie van afstand. Op momenten is dat magisch: in de verte horen we de Tubaspeelster terwijl ons oog haar niet meer kan waarnemen. Op andere momenten zijn de klanken zo vervreemdend dat ze je afstoten en je ze graag op afstand houdt.

Over de luidspreker horen we de vrouw die naar de horizon loopt haar stappen tellen. Ze corrigeert zichzelf: ‘Stop met tellen, niet zo met je armen bewegen, aan niets denken opgaan in de lucht of in een lichtspiegeling.’ Dat aan niets denken blijkt lastig. Waar Post Uit Hessdalen probeert een poëtische voorstelling over het vergezicht neer te zetten, is het publiek al lang afgehaakt. De vrouw naast mij zucht verongelijkt en krijgt vervolgens de slappe lach. Na de voorstelling hoor ik de vrouw zeggen, ‘Ja ik merk toch dat ik naar het theater ga om vermaakt te worden.’ Ik hoor de woorden van Romana Vrede in mijn hoofd: ‘Soms moet je een beetje moeite doen.’

Theater / Reportage
special: SPRING 2019

Van het plein tot de schouwburg : SPRING 2019

Vaste bezoekers van het SPRING Festival weten waar ze in de middag moeten zijn. Nog niet in de theaters, maar op de terrassen van de binnenstad. 8WEEKLY nam een drankje op het Neude en zag daar een performance die nog lang in het geheugen blijft hangen. En dat op een dag met genderfluïde R-Kelly musicals in Theater Kikker en wild dansend publiek op het podium van de Schouwburg.

Er is inmiddels al veel gebeurd, daar op het Neude. Wie herinnert zich nog het standbeeld waar GeenStijl vorig jaar zo boos over werd? Of de Grindr-installatie waar Dries Verhoeven pannenkoeken bakte met lokale dating-appers? Volgens de SPRING-website moest ik hier zijn voor Zora Snake, de Kameroense theatermaker die met zijn performance Transfrontalier door de binnenstad trekt.

Zora Snake – Transfrontalier

Foto: Anna van Kooij

Even aarzelde ik of ik wel goed zat. Er staat ook dit jaar een grote installatie – Ephemeral Data – maar waar is Zora Snake? Vlak voor de cafés verzamelt een groepje toeschouwers zich, terwijl Snake op een sober kleedje zich rustig uitkleedt. In roze onderbroek bindt hij prikkeldraad om zijn lichaam, en loopt vervolgens naar het terrasjesvolk. Hij schreeuwt, maar wordt niet geholpen. Free For All luiden de borden die zijn medelopers dragen, maar er wordt weggekeken.

Hetzelfde gebeurt als hij met ons door de straten van Utrecht loopt. Er wordt verbaasd omgekeken, een dame komt zelfs geschrokken haar winkel uit, maar Snake wordt angstvallig met rust gelaten. Er is waarschijnlijk een bewustzijn dat dit een performance is, maar het effect is er niet minder om. Snake positioneert zichzelf als een persoon in nood waar niet naar omgekeken wordt, en confronteert het publiek om hen heen met de eigen wegkijkende houding.

‘Snake zet nog harder in op confrontatie’

Eenmaal aangekomen op de Ganzenmarkt zien we een plein vol kledingstukken, en een leeg, door hekken omringd vierkant in het midden. Snake zet hier nog harder in op confrontatie. Terwijl hij om het vierkant heen danst en het tevergeefs probeert te trotseren, hoort het plein de xenofobe retoriek van Geert Wilders, Marine Le Pen, Thierry Baudet en Klaas Dijkhoff. Fort Europa is een leeg, ommuurd vierkant in het midden van een plein vol verloren kleding van degenen die niet binnengelaten worden. Ondertussen horen we hoe de beeldvorming van migranten bepaald wordt door rijke Westerse mannen en vrouwen die een zondebok nodig hebben.

De kracht van Transfrontalier schuilt in de compromisloosheid van de performance. Snake gaat in het hart van een stad staan en confronteert nietsvermoedende voorbijgangers met de xenofobie van het Westerse immigratiebeleid. En: met hun luxepositie om daar niet aan te denken. Tegen het eind van de performance slaagt hij erin om Fort Europa te betreden, om vervolgens te ontdekken dat dat net zo goed een gevangenis is. Dan gooit hij de hekken om en benadrukt de gedeelde menselijkheid met zijn publiek. Hij omhelst ze, danst met ze, en benadrukt daarmee nog eens dat de benarde positie van migranten ons allen aangaat.

Vincent Riebeek – One of a kind

Foto: Thomas Lenden

We maken een draai van 180 graden: van de oprechtheid van Transfrontalier naar de ironie van One of a kind, de nieuwe performance van Vincent Riebeek. Riebeek componeert een ‘uniek’ kunstwerk uit toegeëigend materiaal – van Stravinsky’s Sacre du Printemps tot Rupaul’s Drag Race – en verbindt dat aan queer identiteit. De performance en de wezens die erin voorkomen voldoen allemaal aan hetzelfde principe. Uit bestaande culturele referenties bouwen ze een eigen identiteit op, die voortdurend kan veranderen.

We zien een naakte man met een babymasker uit het achterwerk van een andere performer verschijnen. Hoeveel tinten groen zou een baby zien, wordt ons gevraagd, als hij nog niet weet wat ‘groen’ is? Het onderstreept dat we allemaal een web van referenties nodig hebben om onze omgeving te begrijpen.

Twee performers – met mannelijke lichamen, lang haar en vrouwelijke maskers – dringen ons aan om te stoppen met het toe-eigenen van gay cultuur. Woorden als ‘queen’, ‘bitch’ of ‘Cate Blanchett’ mogen alleen gebruikt worden door homo’s. Dat die woorden weer zijn gestolen van zwarte vrouwen maakt niet uit: die hebben het immers weer gestolen van homoseksuele zwarte mannen. En dan blijkt dat deze hele passage ook is toegeëigend. De tekst is letterlijk overgenomen van een Funny or Die YouTube-filmpje.

‘Riebeek geeft een dubbelzinnige blik op toe-eigening’

De absurditeit van toe-eigening in dit fragment wordt gecontrasteerd door een latere scène, waarin Neil Patrick Harris’ openingsnummer van de 65e Tony Awards – It’s not Just For Gays Anymore – wordt geparodieerd. In dit nadrukkelijk campy nummer doet Harris een beroep op hetero’s om musicals te omarmen. Ironisch, maar tegelijkertijd ook een slimme pr-stunt van Broadway-producenten om een breder publiek aan te spreken. Waar Harris eindeloos veel hetero-beroemdheden in de zaal vindt, gaat het de zangers van deze versie minder goed af. Krioelend door het publiek proberen ze bijna tevergeefs heteroseksuele toeschouwers te vinden.

Het hoogtepunt van One of a kind wordt bewaard voor het einde. De twee vrouwen en twee mannen in het gezelschap hebben inmiddels alle maskers en pruiken afgedaan, en re-enacten een re-enactment van R-Kelly’s affaire. Daar is een heuse Rupaul-musical van gemaakt, die hier fanatiek nagespeeld en geplaybackt wordt. Met vrouwen in de mannenrollen en vice versa. Zo geeft Riebeek een dubbelzinnige blik op toe-eigening van queer cultuur. Enerzijds wordt erkend dat toe-eigening problematisch is. Anderzijds viert One of a kind toe-eigening door er zelf een aantal schepjes bovenop te doen. En zo ontstaat er inderdaad een uniek kunstwerk.

Dancenorth, Lucy Guerin Inc. & Semyawa – Attractor

Foto: Anna van Kooij

Attractor opende donderdag 16 mei deze editie van het SPRING Festival. Deze voorstelling is een samenwerking tussen twee vooraanstaande dansgezelschappen uit Australië– Lucy Guerin Inc. en Dancenorth – en het Indonesische muzikantengezelschap Senyawa. Een interessant gegeven, deze mengeling van genres en culturen, maar de uitwerking is minder indrukwekkend dan verwacht.

We zien een herhalend patroon. Semyawa opent met zang en muziek, en vervolgens geven de dansers daar een choreografische invulling aan. De voorstelling beweegt toe naar een staat van trance, zo is ons van tevoren verteld, maar het eerste gedeelte blijft daar te gelikt voor. De krachtige elektronische klanken van Semyawa spreken tot de verbeelding, de technische virtuositeit van Lucy Guerin Inc. en Dancenorth is indrukwekkend, maar het gaat niet onder de huid zitten.

‘De trance lijkt dichtbij, maar wil niet echt lukken’

Halverwege blijkt het gezelschap een verrassing in petto te hebben. We horen ineens geluiden van shakers uit de zaal komen, en leren zo dat er figuranten in de zaal zitten. Die blijven natuurlijk niet lang verborgen, en al snel stroomt het podium vol met publieksleden. Met de muzikanten in het midden dansen ze in cirkelvormige bewegingen. De trance lijkt dichterbij, maar wil niet écht lukken. Even voel ik het ongemak van een vrouw die zich over lijkt te geven aan de dans, en op het randje tussen realiteit en performance zit. Voordat dat echt kan gebeuren, wordt een volgende choreografie ingezet. Een oudere meneer probeert de rest bij te benen, slaagt daar net niet in, en wordt daarmee de meest interessante figuur om naar te kijken.

Wat in Transfrontalier zo goed lukte, weet Attractor niet te bereiken. In de straten van Utrecht ontstond er een wrange balans tussen echt en niet-echt, een performance die tegelijkertijd de alledaagse werkelijkheid verstoort. Op het podium van de schouwburg wordt gepoogd een trance te bereiken – ook zo’n liminale staat tussen werkelijkheid en spel – maar blijft te esthetisch om die grens echt te bereiken. Zo kijk je uiteindelijk vooral naar knap uitgevoerde dans. Technisch is Attractor de moeite waard, maar uiteindelijk is het toch Zora Snake die de aantrekking van het SPRING Festival bevestigt.

Theater / Voorstelling

De Tuin van Eden als cyberjungle

recensie: Boogaerdt/Vanderschoot & Touki Delphine - Botanical Wasteland

Zelden zag de Tuin van Eden er zo apocalyptisch uit als in Botanical Wasteland, een nieuwe performance van Boogaerdt/Vanderschoot en Touki Delphine. Moeder Natuur is gezwicht voor een plastic cyberjungle, waarin mechanische planten en computerschermen naadloos in elkaar overvloeien.

Wij toeschouwers zijn observanten van een grimmige biotoop. We zitten rondom een transparante kubus, waar we geleidelijk de regels van deze dystopie leren kennen. Er leven mensen in, zo blijkt als een man met rode broek en ontbloot bovenlijf de kubus betreedt. Op zijn rug is een fluoriderend lichtgroene boom geschilderd. Hij beschildert zijn lijf verder, zet een kabuki-achtig masker op, en vermengt met zijn omgeving.

Cyberorganisme

Foto: Wikke van Houwelingen

Die omgeving is een eigen cyberorganisme, dat het geheugen van een voorbije wereld nog in zich lijkt te hebben. Vanuit oude computers en plaatspelers horen we fragmenten van bekende composities. LED-schermen spelen passages van het Oude Testament af die, hoe kan het ook anders, verwijzen naar Genesis. Grotere schermen dalen naar beneden, verhullen de tuin en laten een computersimulatie van groene ballen zien. Er was ooit een organische tuin, vertelt de stem van Elsa May Averill ons, waar een engel in neerdaalde en de mensen waarschuwde voor een aankomende catastrofe. Iedereen zwoor om mee te helpen, maar dat lijkt niet helemaal gelukt. Een wrange verwijzing naar de staat van de wereld in 2019, waarin de voornemens om het klimaat te verbeteren groter zijn dan de daadwerkelijke uitvoering.

Post-humane wereld

De teloorgang van mens en natuur heeft in deze biotoop een post-humane wereld tot stand gebracht. Eén waarin mensen nog wel bestaan, maar op gelijke voet staan met het oerwoud aan semi-intelligente machines en plastic fauna. Bovendien zijn de mensen die we zien ook niet geheel menselijk meer. Ze zijn gemaskerd en emotieloos. Een van hen, alleen zichtbaar als projectie, lijkt bijna uit een Iron Man film ontsnapt. Machines lijken meer op intelligente wezens, terwijl de intelligente wezens meer machine-achtig worden.

Psychedelische beeldenstorm

Foto: Wikke van Houwelingen

In een groot gedeelte van Botanical Wasteland ligt de focus überhaupt niet op de fysieke ruimte van de biotoop, maar op de cyberruimte van het scherm. We zien een psychedelische beeldenstorm met felgroene en donkerblauwe tinten, waarin de menselijke figuren digitaal verschijnen en in elkaar overvloeien. Het doet denken aan 2001: Space Odyssey. Niet alleen qua vorm (knap animatiewerk van Rodrik Biersteker) maar ook in de ontworteling. De biotoop is nog een nabootsing van een fysieke tuin met een mens in het midden; in deze virtuele trip vliegt alles door elkaar heen en gaat elke houvast verloren.

Alternatieve toekomst

In Botanical Wasteland wordt een theaterruimte ingezet om een alternatieve toekomst te laten zien. Een toekomst waar de mens niet meer centraal staat in de wereld en op het toneel, maar de wereld deelt met kunstmatige intelligentie. Het staat in een langere lijn van Rotterdamse makers – Suzan Boogaerdt en Bianca van der Schoot, maar ook URLAND, Davy Pieters en Wunderbaum – die ieder op hun manier onderzochten hoe theater een andere toekomst kan verbeelden of werelden kan laten zien waarin de mens klein of geheel afwezig is. Van Boogaerdt/VanderSchoot kunnen we meer alternatieve wereldordes verwachten: Botanical Wasteland is aangekondigd als een eerste deel in een serie. Dat belooft wat voor de Rotterdamse Operadagen in 2020.

Theater / Voorstelling

Interessante spin-off over radicaliserende Duindorper

recensie: Het Nationale Theater - De wereld volgens John

Een Netflix-serie op het toneel, zo werd The Nation vorig jaar genoemd. De zesdelige marathon werd zo gretig gebingewatched dat een prequel of sequel niet uit kon blijven. Dit seizoen is de spin-off te zien, met de rechtse radiopresentator John Landschot in de titelrol. De wereld volgens John gaat echter verrassend weinig over John, en veel meer over de wereld die hij schept.

De wereld van John

Die wereld zit scenografisch slim in elkaar. John (Bram Coopmans) loopt vanuit de zaal naar zijn radiostudio aan de rand van het podium. Voordat zijn show goed en wel begonnen is, zendt hij een remix van opruiende audiofragmenten de lucht in. Hij is een vernuftige DJ die precies weet welke knoppen hij in moet drukken om een reactie te veroorzaken. De ‘linkse gekkies’ die hij te kakken zet zijn verontwaardigde luisteraars die ver verwijderd van het publiek, achter een raam, staan te bellen. Eric de Vroedt en decorontwerper Maze de Boer vatten de atmosfeer van politieke podcasts en vlogs in tijden van polarisatie: het andere geluid functioneert als figurant in het narratief van de presentator.

Ten midden van grappen over Zwarte Piet en de mainstream media ontvangen John en co-host Cernaz twee bijzondere nieuwsberichten. Op het strand van Duindorp is een brand uitgebroken, met een sterfgeval als gevolg, en in Blijdorp heeft een man zich opgesloten in het gorillaverblijf. Die twee gebeurtenissen hebben beiden te maken met Jan K., een Duindorper die met zijn vrienden niets liever doet dan het maken van vreugdevuren.

De wereld van Kim

Kim, podcastmaker bij De Correspondent, maakt een serie over zijn leven en zo ontstaat er een tweede wereld op het toneel: één waar een links geluid de boventoon voert. Met het gorillaverblijf als decor en een gorilla die als fremdkörper over het podium loopt zien we hoe Kim steeds dieper in het leven van Jan duikt. Jans jaarlijkse vreugdevuur dreigt verhinderd te worden door de bouw van het Soho Beach House, een gebouw waar vooral hippe, rijke millennials baat bij hebben. Een eerlijk betaalde baan is ver te zoeken. Zijn vader heeft moeten werken met kankerverwekkende stoffen en is daar ernstig ziek door geworden.

De uiteindelijke radicalisering van Jan K. wordt inzichtelijk gemaakt door een samenleving te laten zien die hem continu kleineert en benadeelt. Even lijkt er sprake te zijn van een romance, waarin Jan en Kim – links en rechts, rijk en arm – over elkaars verschillen kunnen kijken en samenkomen. Maar uiteindelijk blijkt Jan toch een project van De Correspondent te zijn. John en Kim gebruiken hem, ieder op hun eigen manier, voor hun eigen belangen.

Dan valt de gorilla – en de reden waarom Jan in zijn verblijf is gaan staan – op zijn plek. Het is een dier dat weliswaar gevaarlijk is, maar wel volledig oprecht. Als Kim, het eerste ‘linkse’ personage dat als gelijke bij John aan tafel zit, en John over het lot van Jan ruziën wordt de hypocrisie van beiden duidelijk. Beiden veronderstellen empathie te hebben voor Jans lot, maar geen van beiden hebben echt een verbinding met hem kunnen leggen.

Empathie…voor wie?

De wereld volgens John gaat niet om een boze witte man, maar over een witte man die boos wordt, en de redenen die hij heeft om boos te worden. Het vraagt een publiek om empathie te voelen voor een radicaliserende jongen als Jan. Tegelijkertijd is die empathie een voorrecht voor diegenen die niet door Jans homofobie, racisme of seksisme worden geraakt. Kims vriend Timo – met blonde highlights, want homo – bestaat in dit stuk alleen om in elkaar geslagen te worden en een donkere kant van Jan te onderstrepen. Voor een gezelschap dat zo begaan is met inclusiviteit is het teleurstellend om te zien dat LHBTI-personages zo worden ingezet. Bovendien verzwakt het de finale. Het is immers een stuk lastiger om empathie op te brengen voor een personage als Jan K. , als hij een bedreiging is voor jouw fysieke veiligheid. Een tegenvallend slotakkoord voor wat verder een interessante spin-off is.