Tag Archief van: recensie

Muziek / Concert

RAKE COMBINATIE: WANTENAAR EN BRUCKNER

recensie: NTR ZaterdagMatinee
Simon van Boxtel

Het Vioolconcert van de jonge componist Mathilde Wantenaar en de Achtste symfonie van Anton Bruckner die 24 september 2022 werden uitgevoerd in het NTR ZaterdagMatinee door het Radio Filharmonisch Orkest met Simone Lamsma als solist en onder leiding van chefdirigent Karina Canellakis hebben meer met elkaar gemeen dan je op het eerste gezicht zou denken.

Bij Wantenaar stond in het programmaboekje verrassend genoeg: ‘Met speciale dank aan mede-orkestrator Tijmen van Tol’. Musicoloog en auteur Michel Khalifa vermeldde in dat programmaboekje, dat Wantenaar ‘geplaagd door tijdnoot de instrumentatie van het eerste en derde deel toevertrouwde aan haar collega, vriend en sinds kort zwager Tijmen van Tol’. Dat heeft hij in haar geest gedaan. Dat wil zeggen dat je Wantenaars stijl primair kunt kenschetsen als impressionisme 2.0. In het eerste deel zelfs compleet met een octatonische (achttonige) toonladder.

Het Vioolconcert van Wantenaar
De trouwe Matineebezoeker kent Wantenaars werk en keek ongetwijfeld uit naar de wereldpremière van haar Vioolconcert. Het is een concert in een klassieke driedelige vorm. Ook de orkestopstelling was nagenoeg klassiek: eerste violen links, tweede rechts. Alleen de contrabassen en harpen hadden stuivertje gewisseld.

Opvallend aan de muziek van Wantenaar is dat het, zoals ze zelf op haar website schreef ‘eclectisch en toch authentiek is’. En – mag eraan worden toegevoegd – telkens weer verrast door een nieuwe invalshoek. Het is muziek die zowel een diepe ernst kent als een vleugje humor (het slot van het concert!) en van een soms adembenemende schoonheid, zoals de korte blazerssoli die de viool beantwoordden.  Primair zangerig in de solopartij én met een grote speelvreugde, zoals met name in het derde deel, waarin opeens een Bartókachtige volksmelodie opduikt.
Het concert werd zowel door soliste als orkest intens gespeeld. Intens, zoals we dat van Simone Lamsma kennen.

De Achtste symfonie van Bruckner
Na de pauze volgde de omvangrijke Achtste symfonie van Anton Bruckner. Canellakis dirigeerde eerder Bruckners vierde en waagde zich nu voor het eerst aan diens achtste, de langste. En ook de enige waarin, net als bij Wantenaar, harpen voorkomen. Drie maar liefst.
‘Zingt’ ook Bruckner trouwens niet alsmaar door, met zijn unendliche Melodien? En spreekt meteen uit het begin, net als bij Wantenaar, ook niet een zekere dreiging? Raak getroffen – om beide werken tezamen op een concert te programmeren.

En: wat een geweldig orkest is dit toch, met ook hier fraaie blazerssoli. Canellakis bouwde de climaxen mooi op, of zette de raak getroffen stemmingen als blokken naast elkaar: zachte en luide passages, donker en licht. Terwijl de Generale Pauzes bleven zinderen van dreiging én verwachting. Nog een overeenkomst; bij beide componisten overwint uiteindelijk het licht boven de donkerte.
Rest misschien een wens voor een volgende Bruckner: de tempo-overgangen, ja, die zou je wellicht wat vloeiender wensen. Een detail, laten we ’t daarop houden bij zoveel moois.

 

Muziek / Concert

RAKE COMBINATIE: WANTENAAR EN BRUCKNER

recensie: NTR ZaterdagMatinee
Simon van Boxtel

Het Vioolconcert van de jonge componist Mathilde Wantenaar en de Achtste symfonie van Anton Bruckner die 24 september 2022 werden uitgevoerd in het NTR ZaterdagMatinee door het Radio Filharmonisch Orkest met Simone Lamsma als solist en onder leiding van chefdirigent Karina Canellakis hebben meer met elkaar gemeen dan je op het eerste gezicht zou denken.

Bij Wantenaar stond in het programmaboekje verrassend genoeg: ‘Met speciale dank aan mede-orkestrator Tijmen van Tol’. Musicoloog en auteur Michel Khalifa vermeldde in dat programmaboekje, dat Wantenaar ‘geplaagd door tijdnoot de instrumentatie van het eerste en derde deel toevertrouwde aan haar collega, vriend en sinds kort zwager Tijmen van Tol’. Dat heeft hij in haar geest gedaan. Dat wil zeggen dat je Wantenaars stijl primair kunt kenschetsen als impressionisme 2.0. In het eerste deel zelfs compleet met een octatonische (achttonige) toonladder.

Het Vioolconcert van Wantenaar
De trouwe Matineebezoeker kent Wantenaars werk en keek ongetwijfeld uit naar de wereldpremière van haar Vioolconcert. Het is een concert in een klassieke driedelige vorm. Ook de orkestopstelling was nagenoeg klassiek: eerste violen links, tweede rechts. Alleen de contrabassen en harpen hadden stuivertje gewisseld.

Opvallend aan de muziek van Wantenaar is dat het, zoals ze zelf op haar website schreef ‘eclectisch en toch authentiek is’. En – mag eraan worden toegevoegd – telkens weer verrast door een nieuwe invalshoek. Het is muziek die zowel een diepe ernst kent als een vleugje humor (het slot van het concert!) en van een soms adembenemende schoonheid, zoals de korte blazerssoli die de viool beantwoordden.  Primair zangerig in de solopartij én met een grote speelvreugde, zoals met name in het derde deel, waarin opeens een Bartókachtige volksmelodie opduikt.
Het concert werd zowel door soliste als orkest intens gespeeld. Intens, zoals we dat van Simone Lamsma kennen.

De Achtste symfonie van Bruckner
Na de pauze volgde de omvangrijke Achtste symfonie van Anton Bruckner. Canellakis dirigeerde eerder Bruckners vierde en waagde zich nu voor het eerst aan diens achtste, de langste. En ook de enige waarin, net als bij Wantenaar, harpen voorkomen. Drie maar liefst.
‘Zingt’ ook Bruckner trouwens niet alsmaar door, met zijn unendliche Melodien? En spreekt meteen uit het begin, net als bij Wantenaar, ook niet een zekere dreiging? Raak getroffen – om beide werken tezamen op een concert te programmeren.

En: wat een geweldig orkest is dit toch, met ook hier fraaie blazerssoli. Canellakis bouwde de climaxen mooi op, of zette de raak getroffen stemmingen als blokken naast elkaar: zachte en luide passages, donker en licht. Terwijl de Generale Pauzes bleven zinderen van dreiging én verwachting. Nog een overeenkomst; bij beide componisten overwint uiteindelijk het licht boven de donkerte.
Rest misschien een wens voor een volgende Bruckner: de tempo-overgangen, ja, die zou je wellicht wat vloeiender wensen. Een detail, laten we ’t daarop houden bij zoveel moois.

 

Theater / Voorstelling

Feestelijke feelgood musical over lesbienneleed

recensie: The Prom - De Graaf & Cornelissen Entertainment

De wereld van de glitter en glamour van Broadwaysterren en de leefwereld van tieners op een provinciale middelbare school, staan mijlen ver van elkaar. De musical The Prom brengt deze twee werelden op een humoristische wijze samen  in hun strijd tegen ‘lesbienneleed’.

De Graaf & Cornelissen Entertainment brengt dit theaterseizoen de Nederlandse versie van de feelgood hitmusical The Prom naar theaters door heel Nederland. Deze musical uit 2016 is in 2020 verfilmd en werd een Netflix-hit met Meryl Streep en James Cordon, maar de musical in het theater blijkt nóg leuker.

Universeel thema, origineel verhaal

‘Jezelf zijn’ is een universeel thema van vele verhalen en ook The Prom waagt zich aan dit thema en weet dit op een originele manier te doen: wat doe je als je als Broadwayster te arrogant gevonden wordt en je alleen maar slechte recensies krijgt? Dan laat je zien dat je onbaatzuchtig bent en jij je naasten lief hebt. Maar hoe? Huizen bouwen voor de armen lijkt de sterren wat ver te gaan, ze zoeken makkelijk oplosbaar leed en dat denken ze te vinden in het ‘lesbienneleed’ van Emma (Julliëtte van Tongeren). Dit meisje uit Indiana wil graag met haar vriendin naar het gala, maar de ouderraad is bang dat hun kinderen hierdoor ook homoseksueel worden en lassen het gala af. Een probleem dat de extravagante gay(iconen) Broadwaysterren wel even oplossen, toch?

In The Prom clasht alles: de grote stad tegenover het platteland, pubers tegenover mensen van middelbare leeftijd, glitter en glamour tegenover alledaagsheid en vrijheid tegenover onvrijheid. Het is een humoristische musical vol wijze levenslessen, glitter, grootse Broadwaychoreografieën en typische highschool problemen.

Een vleugje polder in Amerika

De musical is typisch Amerikaans, met de werelden van het provinciale Indiana en Broadway die botsen. Het is een parodie op beide werelden, maar deze Nederlandse versie past goed in ons kikkerlandje. De humor is namelijk prima vertaald door Jurriaan van Dongen met grapjes die alleen Nederlanders begrijpen (‘Wat kan ze goed zwemmen’ een knipoog naar de beruchte uitspraak van Chantal Jansen) en inside jokes voor theaterliefhebbers (over het lied ‘Mijn leven is van mij’ en de vertolking van Zazu in The Lion King). De Engelse liedteksten zijn catchy en dat blijven ze in het Nederlands ook, zo wordt ‘Love thy Neighbour’ ‘Naastenliefde’ en ‘Life’s no dress rehaersal’ ‘’t Is geen repetitie’.

Internationale musicalster Pia Douwes speelt haar rol als theaterdiva Deedee met verve. Ze zingt en speelt de sterren schijnbaar moeiteloos van de hemel. Het is erg fijn haar weer zo op het podium te zien, nadat ze in 2019 plots haar stem had verloren. Aan Dennis Willekens, Barry, heeft ze een goede tegenspeler die met regelmaat de lachers op zijn hand heeft, maar ook  af en toe zorgt voor wat ontroering. Ook de over de top Trent (Barry Beijer) zorgt voor veel humor op het podium. Bovendien is het erg fijn om Joke de Kruijf te zien schitteren als vermoeide Broadwayster en Winneke Remmers als boze voorzitter van de ouderraad. Te midden van alle glitter en glamour zet de jonge Juliette van Tongeren juist een hele ontroerende, zonder poespas, Emma neer. Waar de andere acteurs veel shownummers hebben, staat Juliëtte regelmatig alleen op het podium en weet te ontroeren met haar geloofwaardige en kleine spel. Net als Emma laat Juliëtte zich niet gek maken door alle grote namen op het podium.

De musical staat als een huis. Het decor is functioneel en feestelijk, de regenboogkleuren komen veel terug. Bovendien wordt er met de vele feestjes uitgepakt qua kostuums en is de glitter nooit ver weg. Sterk is ook de keuze om de musicalversie uit 2016 te volgen en niet de filmversie van Netflix. Het verhaal is namelijk genuanceerder en laat Emma nu goed in de spotlight staan, terwijl er in de filmversie (te) veel aandacht gaat naar het drama uit Barry’s jeugd.

Kortom, The Prom zorgt voor een feestje in de theaterzaal. Een echte groot uitgepakte feel good musical, die het de moeite waard maakt om naar het theater te gaan. Een groot ensemble, mooie kostuums, goede acteurs, een goede vertaling. Ik zou zeggen: Netflix eat your heart out. Dit feestje vol glitter en glamour is namelijk op het podium én in de zaal.

Indie albums 9
Muziek / Album

Een enorme verscheidenheid

recensie: Indie-update vol. 9 Mark Pontin Group, iET, Donna Blue
Indie albums 9

De indie categorie van muziek is heel divers. In deze editie gaan referenties weer alle kanten op. Mark Pontin Group heeft zijn album niet voor niets Kaleidoscope genoemd en dat zullen we merken. iET weet met Hunger ons te raken en laat ons hongerig naar meer achter met het korte album. Donna Blue laat de tijd stil staan in een soort filmisch beeld.

Sommige albums die we terugvinden in het indie genre vragen veel luisterinspanning van de luisteraar. Inspanning omdat minder makkelijk in het gehoor liggende songstructuren soms verborgen schatten bevatten. De drie albums die we deze editie belichten hebben daar niet of nauwelijks last van. Ze zullen een liefhebber van het genre makkelijk verleiden om het album vaker te draaien en te laten groeien.

Mark Pontin Group

Het album Kaleidoscope is alweer een tijdje uit maar heeft de aandacht niet gekregen die het verdiende. Reden genoeg om hier alsnog de loftrompet te blazen.

Na de opening ‘Sunrise’ zet Pontin ons op het verkeerde been bij ‘Everything (today)’. De aanvang doet ons meteen denken aan ‘Big Log’ van Robert Plant, maar zich vervolgens ontvouwt als een bluesy-soul-nummer met een funky randje. Die funk horen we vervolgens ook in ‘Don’t Sleep’. ‘Starmaker’ duwt ons vervolgens naar de kracht van Gary Moore en Jimi Hendrix, het is een ballad met ballen, en toch een slow blues. ‘Roll With Me Easy’ start verrassend met strijkers om vervolgens uit te pakken met fraaie gitaarklanken in een weldadige ballad. ‘Forever’ is een powerrock nummer dat herinneringen oproept aan The Cars. ‘Hotel Diablo’ gaat naar de jazz-rock-hoek dat zelfs refereert aan Al Di Meola om in ‘Hell’s Kitchen’ zomaar Duane Eddy te laten klinken. ‘Waiting’ is een heerlijk zonnig nummer met gitaarwerk in de rock-blues-hoek en heerlijke dameskoortjes.

Alles maakt dat de albumtitel eer wordt aangedaan. Alles bij elkaar is Kaleidoscope een genre topper, maar welke genre? En dat met een ferme knipoog naar heel veel grootheden! Een album dat al veel rondjes maakte en dat zeker nog vaak zal doen.

iET

Het heeft zes jaar geduurd voordat iET na Clarity nu met een opvolger komt. Hunger verhaalt over het verlangen om een moeder en tegelijk een musicus te zijn en het lastige gevecht tussen die twee. Dit staat als boodschap linksboven op de achterkant van het hoesje. Dat verklaart de tijd die het kostte om een nieuw album te maken.

iET is het pseudoniem van Lisa van Viegen, een vrouw die met dit vijfde studioalbum een heel persoonlijk werkstuk in de wereld zet. Wie de titels leest, snapt met die boodschap in gedachte wat de teksten willen zeggen. Het openingslied ‘Can You Carry Me’ en de afsluiter ‘Life and Love’ markeren de in totaal negen liedjes die iET schreef voor dit album. iET verzorgt niet alleen de zang, ze speelt zelf onder andere akoestische gitaar en trompet. Ze heeft het album opgenomen samen met haar echtgenoot Budy Mokoginta (onder andere gitaar, bas), Keimpke Zigterman (cello), Thierry Castel (synthesizer, mellotron, piano, contrabas) en Mark Schilders (drums).

Samen weten ze een heel ingetogen geluidspallet te toveren waar de liedjes van iET heerlijk op gedijen en volkomen tot hun recht komen. Het tempo blijft altijd laag en is nergens schreeuwerig. Misschien is door de emotionele worsteling die spreekt uit de liedjes, dit wel het mooiste album geworden dat iET in haar carrière wist te maken tot nu toe. Of dat een voorbarige conclusie is, laat niet weg dat iedere beluistering van Hunger alleen maar meer honger oproept om het album nogmaals te spelen.

Donna Blue

De band Donna Blue bestaat uit het echtpaar Danique van Kesteren en Bart van Dalen. Na eerst een aantal EP’s te hebben gemaakt, is Dark Roses het debuutalbum.

Een album vol met filmische muziek, zeg maar een soundtrack zonder een film. De dromerige sfeer is verhalend, sfeervol en romantisch. Hier en daar is er een duistere kant die we kennen van bijvoorbeeld Julee Cruise, Ennio Morricone en natuurlijk Angelo Badalamenti. Toch is elke compositie een echt origineel en geenszins een kopie van een of ander bekend nummer. Het is gewoon de vertrouwde sfeer die het album uitademt die zorgt dat de genoemde vergelijkingen gerechtvaardigd zijn.

Het album opent met ‘The Beginning’ om te sluiten met ‘Reprise’, de link naar een filmmuziek gevoel is hiermee compleet. Het tweede nummer ‘The Idea’ trekt ons zomaar de jaren zestig in met de sound die Donna Blue etaleert.

‘Forever’ bezegelt de vergelijking met Julee Cruise en Angelo Badalamenti in een heerlijk zoet en zilt werkje.

Ondanks dat alle titels in het Engels zijn zal je verrast worden bij ‘Solitaire’ als je ineens een Franse tekst hoort. Het titelnummer ‘Dark Roses’ heeft een hoog cowboygehalte in de sfeer zitten wat de link naar Morricone onderstreept. Het instrumentaaltje ‘Waking Up From A Dream’ doet je als luisteraar wegdromen en zelf invullen waar het duo je heen gaat voeren in het vervolg van het album.

Wie zich heeft laten verwennen door Dark Roses is wellicht meteen verslaafd.

Boeken / Fictie

In de voetsporen van Tsjechov: Sergej Dovlatov

recensie: Sergej Dovlatov - De vreemdelinge

De Russisch-Joodse Dovlatov (1941-1990) geldt al jaren als een geheimtip. In De vreemdelinge beklaagt hij zich nog over zijn verkoopcijfers, sinds zijn dood is hij in de VS ruimschoots ontdekt en in Rusland mateloos geliefd geworden.

In zijn vaderland kwam hij onder president Brezjnev en opvolgers niet aan de bak, net als veel collega’s, omdat hij weigerde lid te zijn van de Schrijversbond. Om den brode zat er niets anders op dan voor bedrijfsbladen te schrijven, zoals een interview met een recordhoudster koeien melken. Na overspel leefde hij gescheiden van vrouw en zoontje, sinds 1978 in de VS.

Menselijk hart

In Queens, NY kwam hij terecht in een wijk met veel Russische emigranten. Daar speelt De vreemdelinge zich goeddeels af. Wát zich daar afspeelt heeft een romanesk autobiografische basis. Er passeren met naam, toenaam en bezigheden velerlei naburige Russen als vluchtige, maar levendige bijfiguren. In hun Russische gemeenschapje zorgen ze voor nogal wat absurde toestanden. Dovlatov heeft daar een speciaal oog voor en voert ze met lichtelijk satanisch plezier en in prettig verschillende versnellingen op. Hij heeft sowieso een stijl waarin ironie, sarcasme en cynisme geregeld om voorrang strijden, maar altijd gevoed door een milddadig Tsjechoviaans hart.

Titel- en hoofdfiguur is de mooie jonge Maroesja (Moesja) met haar zoontje, in trek dus bij heel wat mannen, met wie zij op haar beurt niet veel op heeft. De man die volhardend het meest om haar geeft, wat zij voor het materiële gemak toestaat, is de moeilijk peilbare latino Rafael: onduidelijk waar hij zijn wisselende inkomsten vandaan haalt. Eigenlijk geeft zij het meest om Dovlatov, maar die beroept zich schijnheilig op vrouw en kind.

Spijtoptant

De emigranten doen al het mogelijke om aan de kost te komen. Ze wennen niet aan de Amerikaanse cultuur, terwijl de Russische blijft knagen. Dus werpt de vraag zich vaak op: blijven of repatriëren? Dat laatste gaat niet zomaar. De spijtoptant, Maroesja in dit geval, moet bewijzen als Russische burger te zullen deugen, en wel voor honderd procent. Dat moet dan geloofwaardig gespeeld zien te worden.

De vertaling lijkt als authentiek Russisch te klinken. Na deze roman kan de lezer zich verheugen op de eerder vertaalde De koffer, Compromissen, Het kamp en Domein. Niet alleen Russische lezers zien dat Dovlatov door de overeenkomsten in stijl en mensbeeld in de voetsporen van Tsjechov treedt, hoezeer de tijdsomstandigheden van rond 1900 en eind 20e eeuw ook verschillen.

Film / Kunst / Muziek / Theater / Film / Kunst / Muziek
special: 8WEEKLY podcast - Aflevering 10

8WEEKLY podcast – Aflevering 10

De gevarieerde redactie van online cultuurmagazine 8WEEKLY.nl bespreekt het recente cultuurnieuws, nieuwe releases, evenementen en festivals. Wij bespreken scherpe culturele stellingen en geven cultuurtips over boeken, films, muziek, podiumkunsten, beeldende kunst en meer!

In de tiende aflevering, de laatste van het eerste seizoen, bespreken Vick, Sanne en Jorien de nodige films, series en voorstellingen die zij de afgelopen tijd gezien hebben. Het gaat ondermeer over ParkPop en Nick Cave, de Marvel-serie Moonknight en 14 de musical.

Het trio legt elkaar ook een scherpe stelling voor: Waar verschilt jouw mening met die van de publieke opinie?

Luister nu hier naar de podcast!

 

Boeken / Fictie

Meesterlijk laveren op een driebaansweg

recensie: Billy Summers - Stephen King

‘Toen Billy Summers op een morgen uit onrustige dromen ontwaakte … ’ Nou ja, van Stephen King een Kafka maken wordt lastig. De Amerikaanse schrijver noemde zichzelf ooit ‘de McDonalds van de literatuur’. Maar daarmee doet hij zichzelf wel erg tekort. King heeft een enorme fantasie, een stijl waar menig literator jaloers op kan zijn, en is echt een rasverteller met een scherp oog voor menselijke emoties en actuele ontwikkelingen. Zijn Billy Summers (vertaald naar het Nederlands in 2022) is een heerlijke thriller zonder paranormale complicaties.

Met ijzeren discipline – het streven is om 2000 woorden per dag te schrijven – breidt Stephen King (1947) zijn imponerende oeuvre nog steeds uit. Ook zijn nieuwste boeken vliegen als warme broodjes over de toonbank, en niet ten onrechte. Met grote regelmaat publiceert hij weer een fraai staaltje schrijfkunst. Behalve aan horrorverhalen (The Shining, 1977), waagt King zich ook graag aan universele thema’s. Neem bijvoorbeeld The Stand (1978), waarin hij al beschrijft hoe een supervirus de wereld op zijn kop zet. Of het magnifieke liefdesverhaal dat hij verpakt in 22-11-63 (2011).

Billy Summers is voor de verandering een realistische thriller. Hoofdpersoon is een voormalige scherpschutter uit het leger, die als huurmoordenaar zijn kostje verdient met het elimineren van ‘foute types’.  Wij treffen Billy op het moment dat hij zijn laatste slag wil slaan met een bijzonder lucratieve opdracht. Daarna kan hij zijn geweer aan de wilgen hangen.

Driebaansweg

Maar zo simpel blijft het natuurlijk niet. Billy krijgt het gevoel dat het zaakje stinkt, en zijn neus laat hem niet in de steek. Er ontvouwt zich een geschiedenis met drie verhaallijnen die King moeiteloos met elkaar verweeft. De lucratieve opdracht blijkt levensgevaarlijk voor onze protagonist; zijn dekmantel van ‘schrijver’ wordt langzaam geen dekmantel meer, maar de realiteit; en dan is er nog de ontmoeting met zijn protegé, met wie hij een bijzondere relatie opbouwt. Ziedaar de driebaansweg waar King zich op bevindt. Aan actie geen gebrek. En King laveert soepel van de ene baan naar de andere, alsof er niks gemakkelijkers bestaat.

Land met diepe kloven

Interessant in het verhaal van Billy is het doorkijkje naar de recente Amerikaanse geschiedenis. Zo leggen de beschrijving van zijn legerervaringen in Irak een aantal pijnlijke beleidsmissers bloot. Of neem de sneer als Billy geen contact met een belangrijke relatie kan krijgen en hij zichzelf moed inspreekt: ‘Hij veronderstelt dat in een wereld waarin een oplichter tot president kan worden gekozen alles mogelijk is’. Ook onderneemt hij een rake wraakactie, verscholen achter een Melaniamasker. Dat King niets van Trump moet hebben, is geen geheim. De schrijver heeft het duidelijk wel gehad met rechts Amerika. Dat Billy’s bedrieglijke opdrachtgever en uiteindelijke hoofdschurk associaties oproept met Jeffrey Epstein is vast ook geen toeval. King’s panoramische highways slingeren door een land met diepe kloven.

Zijn finale stemt deze keer melancholisch en stelt ons voor een paar interessante literaire vragen. In hoeverre is Billy de schrijver van het laatste hoofdstuk van zijn manuscript? Hoe betrouwbaar is dit hele verhaal eigenlijk? Wat hebben we überhaupt aan fictie? King stipt dit soort vragen nog even luchtig aan in het slothoofdstuk. In het besef dat we in elk geval een hoop meesterlijke verzinsels hebben gelezen, kunnen we het boek met een (uit)gerust hart dichtslaan.

samoerai klein scherp
Kunst / Expo binnenland

Fragiele geschiedenis van Japan

recensie: Rijksmuseum toont vroege fotohistorie
samoerai klein scherp

Het Rijksmuseum in Amsterdam toont met de tentoonstelling Antoon Baduin,  vroege foto’s van Japan een geschiedenis van het Aziatische land uit de negentiende eeuw. Antoon Baduin was militair arts die in de periode 1862-1870 in Nagasaki en Osaka geneeskunde doceerde en later in Tokyo een ziekenhuis leidde. Iets waar de Japanse overheid hem genereus voor betaalde. Het isolationisme, waar het land van de rijzende zon hun cultuur van voor 1862 mee wilde beschermen, had met de komst van keizer Meiji een rigoureuze ommekeer gemaakt. Deze pas ontdekte fotoserie – die een brand overleefde – toont indirect deze omwenteling.

Eerst een korte geschiedenis: Japan was voor 1862 een feodale staat, verdeeld in deelstaten, met Daimyo-heren aan de macht. Deze heersers hadden ieder hun eigen krijgsmacht, de welbekende samoerai. Vanwege de angst overgenomen te worden door buitenlandse – en technologisch sterkere – machten, besloot Japan afscheid te nemen van de feodale staat en een centrale machthebber te nemen. Daarbij opende het de grenzen voor handel en kennisoverdracht. Dit zorgde ervoor dat het land zich sindsdien in hoog tempo transformeerde. Zozeer dat het uiteindelijk naast de schoenen ging lopen en teruggefloten werd in de Tweede Wereldoorlog.

Nederland en Japan

Nederland had tijdens de Japanse feodale periode als enig westers land een handelsband. Het eiland Deshima, voor de kust van Nagasaki, was de uitverkozen plek voor buitenlanders. Alleen daar mocht er handel gedreven worden en nergens anders was het toegestaan om zich te vestigen. Verder het land intrekken was ongeoorloofd. Ook moesten wapens en christelijke attributen zoals bijbels en crucifixen worden afgestaan voordat er aangemeerd werd op Deshima. In de fotoserie van Baduin en bij een tweetal prenten komt de havenplaats meermaals terug, veelal in vergezichten met een veelheid van handelsschepen.

Fotografie in de kinderschoenen

Omdat fotografie nog maar een paar decennia daarvoor het levenslicht had gezien, was het beperkt in zijn mogelijkheden. Ondanks dat het realisme ervan bejubeld werd, was het proces nog langzaam en omslachtig. Het had niet dezelfde vluchtigheid als tegenwoordig. Een foto maken duurde een tijd, de modellen moesten langdurig stilzitten omdat er anders bewegingsonscherpte ontstond. Snel een plaatje schieten behoorde niet tot de opties. Dit zie je terug in de foto’s van Baduin: er zijn flink wat overbelichte foto’s en veel onscherpte. Kiekjes avant la lettre, zou je kunnen zeggen. Baduin was amateurfotograaf en hoefde niet van de verkoop te leven. Daarom waren zijn modellen gekende mensen uit zijn nabije omgeving. Dit zorgt voor een ontspannen sfeer. Wat hij fotografeerde kwam voort uit persoonlijke interesse in de omgeving en in de cultuur. Je ziet collega-artsen, vrienden en mensen waar hij direct mee te maken had. Maar ook samoerai, boeren en een Kabuki theatervoorstelling heeft hij vastgelegd. Ondanks het laagdrempelige niveau geeft het een kijk op een vergane wereld: veel van de gefotografeerde plekken zijn onherkenbaar veranderd en de cultuur van die tijd bestaat grotendeels niet meer; Japan heeft sindsdien een drastische omslag gemaakt richting westers denken en dit heeft de originele, excentrieke cultuur steeds verder naar de achtergrond gedreven.

Brand

De erfgenamen van Baduin waren de foto’s al die jaren vergeten. Pas in 1985 werden ze door een brand teruggevonden. Gelukkigerwijs zaten ze in een kist waardoor de afdrukken gered waren. De hitte had ze wel flink aangetast. In 2016 is de collectie geschonken aan het Rijksmuseum. Na een grondige restauratie is de verzameling nu te zien.
Het toont hiermee de vluchtigheid van fotografie, maar ook van ons bestaan. Een complete geschiedenis kan in een oogwenk worden weggevaagd zonder er iets tegen te kunnen doen. Daarnaast tonen de foto’s indirect de verandering die er plaatsvond in de Japanse samenleving. Het interculturele gelijkwaardige karakter dat er namelijk was: bij de koloniën werden de kolonisten hoger afgebeeld dan de gekoloniseerde bevolking, bij Baduin’s foto’s niet. Bovendien was er sprake van wederzijdse waardering en de verwijdering van de reisrestricties.
Ondanks het kiekjesgehalte van de foto’s zijn het belangrijke tijdsdocumenten. Ze tonen een wereld die niet meer bestaat. Het toont de geschiedenis in volle gang: het omslagpunt van een samenleving.

 

De expositie Antoon Baduin, vroege foto’s van Japan is nog te zien tot en met 4 september 2022 in de Philipsvleugel van het Rijksmuseum.

Boeken / Non-fictie

Vogels als leidraad

recensie: Gevleugelde geschiedenis van Nederland. De Nederlanders en hun vogels
Pexels

Sinds de coronatijd heeft het vogelen een vlucht genomen; zelfs de millennials zijn overstag. Een uitstekende voedingsbodem voor de rijk geïllustreerde essaybundel Gevleugelde geschiedenis van Nederland, onder redactie van Jan Luiten van Zanden.  

Als er één conclusie getrokken moet worden uit de dertig essays die Gevleugelde geschiedenis van Nederland telt, dan is het wel dat de relatie tussen de Nederlander en zijn vogels niet altijd vreedzaam is geweest. Waar we het tegenwoordig vaak houden op kip, kalkoen en eend, werden eeuwenlang vogels van diverse pluimage verorberd. De soms maar minuscule hoeveelheden vlees die eraan zat, weerhield mensen er niet van netten te spannen, vallen te zetten of de jongen uit hun nesten te rukken. Vond men een vogelsoort niet smaken – en was hij ook niet mooi genoeg om in een kooitje tentoon te stellen – dan werd het beest als een plaag beschouwd. Kraaien en raven werden tussen de vijftiende en achttiende eeuw verguisd vanwege hun luidruchtigheid, hun neiging om pas gezaaide zaden uit de grond te pikken en hun gebrek aan aantoonbaar nut.  

Begeerde veren

Wel degelijk van aantoonbaar nut is de gans. Literatuurhistoricus Erwin Mantingh wijdt zijn essay aan de veren van het dier, die duizend jaar lang een van de belangrijkste schrijfinstrumenten ter wereld vormden. Dat deze schrijfveren eruitzagen alsof ze zo van een gans geplukt zijn, blijkt berust op een geromantiseerd beeld. Met een pennenmes werd de vlag bewerkt tot een soort bescheiden rietje.  

Ook paradijsvogels werden geroemd om hun veren, al ging het daarbij meer om de decoratieve waarde. In de negentiende eeuw raken de exotische dieren in trek bij dames van stand, die zich tooien met pluimen van paradijsvogels. Er ontstaat een lucratieve handel vanuit Nederlands-Nieuw Guinea; voor de meest gewaardeerde vogelhuid (de Paradisaea minor) betaalde men bijna 100 gulden. Pas in 1931 kwam een eind aan de gruwelmodetrend, mede dankzij de ‘Bond der Bestrijding eener Gruwelmode’- de voorloper van de huidige Vogelbescherming.  

Bonte verzameling

De onderwerpen in Gevleugelde geschiedenis van Nederland lopen sterk uiteen: van Van Goghs fascinatie voor vogelnesten tot het antwoord op de vraag hoe de familie Van der Valk aan haar toekan kwam. De ene auteur zoomt in op een enkele vogelsoort en de andere bespreekt de geschiedenis van het vogeltellen. Een verfrissende afwisseling, al weet het ene essay meer te boeien dan het andere.   

Door de grote variatie in onderwerpen doet de bundel ook wat anekdotisch aan. Een lineaire geschiedenis van Nederland is het niet, wel een verzameling van veelal pakkende bijdragen van auteurs die een liefde voor vogels met elkaar gemeen hebben.   

Léonard Pongo
Kunst / Expo buitenland

Fotografische dekolonisatie

recensie: Léonard Pongo - Primordial Earth
Léonard Pongo

In MUZEE in Oostende is nog tot 13 november ‘Enter 14: Léonard PongoPrimordial Earth’ te zien, een expo waarin de natuur van Democratische Republiek Congo centraal wordt gesteld via foto en video. De tentoonstelling is een aanrader voor al wie Vlaanderens meest cultureel verantwoorde badstad hoe dan ook bezoekt, maar toont net niet voldoende werk van de kunstenaar om er speciaal voor naar Oostende af te zakken. 

Het is goed mogelijk dat de hitte van de afgelopen weken meer bezoekers richting musea leidde. Wie in Oostende enkele uren de zon wil ontvluchten, kan in het MUZEE onder meer de expositie van Léonard Pongo gaan bekijken. Pongo’s visie biedt meer dan alleen letterlijk een verfrissende visie op de natuur die sinds de Industriële Revolutie mishandelt wordt. Zijn werk kenmerkt zich door een afwezigheid van perspectief, een kunstgreep die de kijker een beetje nodige nederigheid ten opzichte van de natuur kan meegeven.  

Het menselijke perspectief uit evenwicht brengen

‘Primordial Earth’ beslaat slechts één grote ruimte, in het midden gescheiden door een trap en een naar beneden golvend wandtapijt waarop een boom staat afgebeeld. Tegen de wand in de eerste helft van de ruimte hangen foto’s van bomen die het licht vangen in hun bladeren. De beelden zijn niet netjes vanaf de wortels tot aan de kruin gemaakt, zoals wij foto’s van bomen gewend zijn, maar schijnbaar lukraak gekadreerd. Het is door het onduidelijke perspectief moeilijk te zien hoe groot de bomen zijn of hoe ze er in hun geheel uitzien. Meteen van bij het begin brengt Pongo het vastgeroeste menselijke perspectief uit evenwicht.  

Een groot scherm op de grond toont de video ‘Inhabiting the Landscape’. Het liggende scherm zorgt niet meteen voor de meest handige nekpositie, maar versterkt op die manier wederom het gevoel dat de natuur zich niet naar óns hoeft te schikken. Pongo toont de Congolese natuur in al haar diversiteit: grasvelden, wouden, rivieren, lava,… Soms monteert hij twee beelden over elkaar heen, waardoor verwarring optreedt over wat je precies ziet. De muziek bij de video is door de hele tentoonstellingsruimte te horen. Het is een aanhoudend bezwerend geluid waarin soms een geluid te horen valt dat lijkt op rommelende donder, alsof de kunstenaar een naderend onheil hoorbaar wil maken.  

Sensorische versus rationele benadering

Ook in het tweede deel van de ruimte blijft de muziek aanwezig. In dit onderdeel van de tentoonstelling hangen voornamelijk grote foto’s die een bos lijken af te beelden. De beelden hebben een bevreemdend effect; ze lijken wel op fluweel geprint, zo bijzonder vangen en reflecteren ze het licht. In een artikel uit De Witte Raaf staat wat meer informatie over Pongo’s werkwijze waarbij hij de foto’s via UV-prints aanbrengt op geborsteld aluminium.1 Dit genereert het bijzondere effect, dat de foto’s er van dichtbij doen uitzien alsof ze op fluweel gedrukt zijn. Van een afstand hebben ze dan weer wat weg van een olievlek. 

Pongo vergt wat van de bezoeker. In de hele tentoonstellingsruimte is geen bordje te bekennen: geen titels, geen toelichting over de materialen, geen duiding bij de kunstwerken, niets. Een maximale sensorische openheid naar de kunst primeert hier op een intellectuele of rationele benadering. Ook dat is een perspectiefwissel die voor de gemiddelde museumbezoeker (steekproef uit mijn eigen ervaringen en de reacties van andere bezoekers) niet vanzelfsprekend is.  

In gesprek met een koloniaal verleden

In Oostende is het koloniale verleden nog erg zichtbaar: boven De Drie Gapers op de dijk staat een metershoog standbeeld van Leopold II op zijn paard, omgeven door een groepje ‘dankbare’ Congolezen (en Oostendse vissers). Tegelijkertijd toont zich ook in Oostende als op geen andere plek het hedendaagse koloniseren van de natuur: het zand en de zee worden hier minstens twee maanden per jaar vertrappeld door plastic teenslippers en Cornettoverpakkingen. Het is een grote meerwaarde dat een museum in Oostende precies deze kunstenaar een stem geeft.  

Net daarom is het echter ook jammer dat de tentoonstelling niet wat omvangrijker is. Pongo creëert een leerrijk en bij wijlen betoverend universum, maar ook niet het gemakkelijkste. Tegen de tijd dat je je hier als bezoeker in hebt ingewerkt is de expositie alweer afgelopen. ‘Primordial Earth’ is een absolute aanrader voor wie in Oostende is. De nieuwsgierige reiziger die zich elders ter lande bevindt, kan echter beter wachten op een volgende, iets uitgebreidere tentoonstelling van Léonard Pongo. Er volgen er ongetwijfeld nog veel. 

 

 

 

 

Squares with Two Circles. Barbara Hepworth (1903-1975), 1963. Collectie Kröller-Müller Museum, Otterlo
Kunst / Expo binnenland

Kleine tentoonstelling, grootse uitwerking

recensie: Barbara Hepworth in de Rijksmuseumtuinen
Squares with Two Circles. Barbara Hepworth (1903-1975), 1963. Collectie Kröller-Müller Museum, Otterlo

In de tuinen rondom het Rijksmuseum in Amsterdam staan verschillende beelden. Van mensen en goden, borststukken en lichamen van top tot teen. Allemaal in een figuratieve stijl. Vanaf 2013 staan daar elk jaar gedurende enige tijd beeldhouwwerken tussen die te gast zijn. Momenteel zijn dat monumentale beelden van de Engelse beeldend kunstenaar Barbara Hepworth (1903-1975).

Piet Mondriaan en Barbara Hepworth

Construction (Crucifixion), Barbara Hepworth (1903-1975). 1966/1967. Loan Dean and Chapter of Salisbury Cathedral, England

Construction (Crucifixion), Barbara Hepworth. 1966/1967. Dean and Chapter of Salisbury Cathedral, England

Direct in het oog springt een werk dat een nietsvermoedende bezoeker niet meteen als een Hepworth zal herkennen: Construction (Crucifixion), brons met verf in de Mondriaankleuren: rood, blauw en geel. Een beeld uit 1966-1967. Hepworth en haar echtgenoot Ben Nicholson (1894-1982) waren in 1938 buren van Mondriaan, die op hun suggestie was uitgeweken naar Londen. Het beeld is te leen van de Salisbury Cathedral, waar het in de kloostertuin staat. Je ziet inderdaad de stijl van Mondriaan (1872-1944) terug. Zowel in de kleuren als de geometrie. Voorts valt op dat Construction (Crucifixion) – de titel zegt het al – een kruisvorm heeft. Je herkent ook een gezicht, een halo en een lichaam. De kleuren zouden symbool kunnen staan voor de zon (geel) en voor bloed (rood). Aan het lege middendeel kun je zelf in figuurlijke zin invulling geven. Overigens had Mondriaan zelf meer met de theosofie dan met het christelijk geloof. De theosofie was een esoterische stroming, bekend door Helena Blavatsky (1831-1891), die in de tijd van Mondriaan opgang deed.

Henry Moore en Barbara Hepworth

De negen beelden van Barbara Hepworth die nu in de Rijksmuseumtuinen staan, dateren allemaal uit de periode 1959-1973. Het heet dat dit werk doet denken aan dat van die andere kunstenaar waarmee ze bevriend was: Henry Moore (1898-1986). De eerste kunstenaar van wie in 2013 beelden te zien waren tijdens de jaarlijkse expositie in de tuinen van het Rijksmuseum. Als er al verschillen worden gezocht, wordt er bijvoorbeeld op gewezen dat Moore veelal horizontaal werk maakte en Hepworth verticaal. Een uitzondering bevestigt de regel, want dan valt in de Rijksmuseumtuinen bijvoorbeeld River form (1965) op: een verticaal, bronzen sculptuur die refereert aan een steen die in een rivier is uitgesleten.

Kenmerkender is wellicht de lege kern van veel van Hepworths werk. Al gaat dat ook niet helemaal op voor de zes onderdelen die samen Conversation with magic stones (1973) vormen. De overeenkomst tussen alle werken wordt dan ook niet primair gevormd door die lege holten, maar door de verbinding die wordt gezocht met de natuur en natuurlijke vormen. In het geval van de magische stenen met Cornwall. De hoge verticale stenen noemde ze ‘figuren’ en de horizontale vormen ‘stenen’. Het eerste roept associaties op met mensen. Zo bezien lijken het drie mensen die in gesprek zijn met drie stenen.

Invloed constructivisme

Two Forms (Divided Circle) Barbara Hepworth (1903-1975) brons, 1969. Bolton Council, from the collection of Bolton Library and Museum Services

Two Forms (Divided Circle) Barbara Hepworth, brons, 1969. Bolton Council,  collectie Bolton Library and Museum Services

Andere beelden, zoals Two forms (divided circle) uit 1959 en het enkele jaren later gemaakte Squares with two circles (1963) laten de invloed van het constructivisme op het werk van Hepworth zien. Dat wil zeggen, dat het eerder een constructie van de werkelijkheid is dan een min of meer letterlijke afbeelding ervan.

Het is mooi dat de gastconservator van deze tentoonstelling, Sophie Bowness – kunsthistoricus en kleindochter van Hepworth – deze nuanceringen aanbrengt in het beeld dat wij doorgaans van het late(re) werk van Barbara Hepworth hebben, dat vooral is gebaseerd op haar gepolijste werk met holten. Zo is deze tentoonstelling, hoe klein ook, groots qua uitwerking op de bezoekers van de op zich al prachtige tuinen rond het Amsterdamse Rijksmuseum.