Tag Archief van: Poëzie

Boeken / Poezie

Criticus Arjan Peters – nu als dichter

recensie: Belvedère gedichten – Arjan Peters
Uitkijktoren OranjewoudFlickr

Na zijn controversiële non-actief als boekenrecensent bij de Volkskrant kreeg Arjan Peters een zee van tijd om iets anders dan recensies te schrijven: gedichten.

Zijn bundel Belvedère begint met de afdeling ‘Met het einde voor ogen’. Die heeft een journalistieke inslag: met biografische en literaire toespelingen wordt afscheid genomen van recent overleden schrijvers en dichters, Hella S. Haasse en Harry Mulisch o.a., met wie Peters persoonlijk contact heeft gehad of lijkt te hebben gehad.

Wat er blijft

Hun persoon en werk worden eerder van buitenaf dan door mee- of inleving gekarakteriseerd, en dat in een poging na te gaan wat er blijft als iemand verdwenen is. Over dichter Cor Jellema: ‘Door het venster zag je akkers met voren / als strakke regels die je overtrok in geploegde / sonnetten’. Een ongewone vorm van gelegenheidspoëzie.

In afdeling ‘Eindelijk voltooid’ passeren gewaardeerde dichters die al langer dood zijn. Hun werk, vaak op rijm, is voltooid en bijgezet. Peters neemt de vrijheid een gedicht deels te citeren en deels vetgedrukt zijnerzijds aan te vullen. Oogmerk zal zijn het ingebroken gedicht toch tot een geheel te maken, soms met een kwinkslag. Door de typografie blijf je verdacht op het al te gewaagde van zo’n coproductie. De verbindingen verlopen door het cerebrale uitgangspunt nogal eens cryptisch en stroef.

Kweek

De laatste afdeling is het meest persoonlijk, maar biedt niet veel persoonlijk houvast. Veel wordt speels en enigszins gezocht met iets anders vergeleken. De vergankelijke tijd loopt in richtingen uiteen, ook ‘Het leven in’, het leven dat (in het laatste gedicht) stilaan vol stroomt met ‘…durende ongemerktheden’ à la K. Schippers (een vergeten dode in de eerste afdeling).

De bedachte opzet van de bundel geeft niet de indruk van een noodzaak voor een poëtisch vervolg. Peters weet als de beste waaraan een goed gedicht moet voldoen. Belvedère, eerste oefening, kan toepassing van die kennis ten dele waarmaken. Wie weet laat hij zijn talent in de kweek staan.

 

 

Boeken / Poezie

Criticus Arjan Peters – nu als dichter

recensie: Belvedère gedichten – Arjan Peters
Uitkijktoren OranjewoudFlickr

Na zijn controversiële non-actief als boekenrecensent bij de Volkskrant kreeg Arjan Peters een zee van tijd om iets anders dan recensies te schrijven: gedichten.

Zijn bundel Belvedère begint met de afdeling ‘Met het einde voor ogen’. Die heeft een journalistieke inslag: met biografische en literaire toespelingen wordt afscheid genomen van recent overleden schrijvers en dichters, Hella S. Haasse en Harry Mulisch o.a., met wie Peters persoonlijk contact heeft gehad of lijkt te hebben gehad.

Wat er blijft

Hun persoon en werk worden eerder van buitenaf dan door mee- of inleving gekarakteriseerd, en dat in een poging na te gaan wat er blijft als iemand verdwenen is. Over dichter Cor Jellema: ‘Door het venster zag je akkers met voren / als strakke regels die je overtrok in geploegde / sonnetten’. Een ongewone vorm van gelegenheidspoëzie.

In afdeling ‘Eindelijk voltooid’ passeren gewaardeerde dichters die al langer dood zijn. Hun werk, vaak op rijm, is voltooid en bijgezet. Peters neemt de vrijheid een gedicht deels te citeren en deels vetgedrukt zijnerzijds aan te vullen. Oogmerk zal zijn het ingebroken gedicht toch tot een geheel te maken, soms met een kwinkslag. Door de typografie blijf je verdacht op het al te gewaagde van zo’n coproductie. De verbindingen verlopen door het cerebrale uitgangspunt nogal eens cryptisch en stroef.

Kweek

De laatste afdeling is het meest persoonlijk, maar biedt niet veel persoonlijk houvast. Veel wordt speels en enigszins gezocht met iets anders vergeleken. De vergankelijke tijd loopt in richtingen uiteen, ook ‘Het leven in’, het leven dat (in het laatste gedicht) stilaan vol stroomt met ‘…durende ongemerktheden’ à la K. Schippers (een vergeten dode in de eerste afdeling).

De bedachte opzet van de bundel geeft niet de indruk van een noodzaak voor een poëtisch vervolg. Peters weet als de beste waaraan een goed gedicht moet voldoen. Belvedère, eerste oefening, kan toepassing van die kennis ten dele waarmaken. Wie weet laat hij zijn talent in de kweek staan.

 

 

Muziek / Album

De rijkdom van stilte

recensie: Silent Dreams - Harriet Krijgh
Harriet Krijgh op haar celloCo Broerse

De Nederlandse Harriet Krijgh is een van de meest veelbelovende cellisten van haar generatie. Op haar nieuwe album Silent Dreams (2021) speelt ze samen met pianiste Magda Amara liederen voor cello en piano. Onder meer Schubert, Schumann, Brahms, Strauss en Rachmaninov zijn van de partij. Krijgh selecteerde zestien liederen die haar na aan het hart liggen. Ze vormen een weerspiegeling van haar leven als mens en musicus.

Als Harriet Krijgh (1991) in 2019 door een zware handblessure thuis komt te zitten komt haar carrière als succesvol musicus noodgedwongen in de ijskast te staan. Ze wordt overspoeld door een gevoel van eenzaamheid. Zonder cello weet Krijgh niet meer wie ze is en is ze haar muzikale stem verloren. Ondanks deze tegenslagen put zij kracht uit dezelfde gedichten die componisten als Schubert, Schumann, Brahms en Richard Strauss inspireerden. Vooral het onbestemde verlangen erin treft haar als een blik van herkenning. Die liederen vertellen haar iets over zichzelf waar ze nog geen woorden voor had. Op Silent Dreams zijn nu zestien prachtige stukken te beluisteren die Krijgh speciaal voor het maken van dit album heeft uitgezocht. Samen vormen ze het magische huwelijk tussen woord en klank. Het zijn de liederen (en gedichten) die haar in moeilijke tijden troost en houvast hebben geboden.
‘En daarom wil ik ze spelen en delen, met de enige muzikale stem die ik bezit, die van de cello. Het gaat me niet om de schoonheid en de lange lijnen, maar om dicht bij de betekenis van de woorden te komen. Wanneer het in een lied om Schmerz (NL: pijn) gaat, moet mijn cello niet mooi zingen, maar juist die pijn voelbaar maken’, zegt ze daarover in het cd-boekje van Silent Dreams.

Klassieke werken

Om de klassieke werken zo goed mogelijk tot uitdrukking te laten komen, werkte Krijgh samen met haar goede Russische vriendin Magda Amara (1984). Amara behoort in haar eigen land en ver daarbuiten tot een van de meest vooraanstaande pianisten. Ze won prijzen op grote concoursen, waaronder het Ennio Porrino Piano Concours in Italië en de Vladimir Horrowitz International Competition. Net als Krijgh werd ook Amara al in een vroeg stadium van haar leven geïnspireerd door de wereld van de klassieke muziek. Beide vrouwen zijn ontzettend gedreven om alles te geven wat ze in zich hebben. En dat is terug te horen op dit album. Schubert, Schumann, Poulenc, Chausson, Glinka en Rachmaninov: ze komen allemaal voorbij in het artistieke repertoire van deze jonge makers. Ook de opname zelf is fraai gestileerd: met een speelduur van bijna 48 minuten is het een waar genot voor het luisterend oor. Vooral het laatste lied ‘Morgen’ van Richard Strauss klinkt hoopvol, vol vertrouwen en vooral vol van liefde.

Al met al is Silent Dreams een zeer ontroerende recital waarbij er over alles is nagedacht. De melodieën die door beide musici met veel precisie en aandacht zijn uitgewerkt raken je als luisteraar tot op het bot. Krijgh bewijst maar weer dat de cello echt kan ‘zingen’, het ideaal dat ze voortdurend nastreeft in haar musiceren. Dus leg je oor te luisteren, adem de klanken in en laat je meevoeren op de golven van de stilte.

Still the hand of god
Film / Films

Een bont allegaartje van poëtische karakters

recensie: È Stata La Mano Di Dio (The Hand of God) - Paolo Sorrentino
Still the hand of god

In È stata la mano di Dio (The Hand of God) van Paolo Sorrentino maak je kennis met het kleurrijke en rumoerige Napels van de jaren 80. Bij het zien van de eerste beelden van de door de zon verlichte stad, besef je als kijker dat je een wondermooie film tegemoet gaat. Sorrentino maakt deze verwachting waar: È stata la mano di Dio is een parel van een film.

Jongleren met appelsienen

De puber en protagonist Fabietto, wiens volwassenwording aanbreekt, geniet van het samenzijn met zijn ouders en zijn oudere broer. Zijn moeder houdt ervan doldwaze grappen uit te halen en vader is een komiek in wording. Net als het door voetbalgekte geteisterde Napels, zijn Fabietto en zijn familie in de ban van Maradona: de aanwinst van de voetbalploeg Napoli. De voetballer is een mythische figuur in de film die zonder echt in beeld te komen het verhaal toch een beetje stuurt.

Net als in zijn vorig werk – zoals La Grande Bellezza (2013) en The New Pope (serie, 2019-2020), geeft Sorrentino zijn karakters een poëtisch tintje: van moeder Maria die tijdens een dramatische scène jongleert met appelsienen tot de cynische grootmoeder die maniakaal van een druipende mozzarella eet tijdens een familiefeest. En wanneer de ouders van Fabietto steeds een melodietje naar elkaar fluiten om stiekem elkaars liefde en wederzijds begrip te bezingen, weet je dat je naar een film kijkt die in versvorm gefilmd lijkt te zijn.

Een uitnodiging voor een lach en een traan

Sorrentino biedt de kijker een gedicht in filmvorm aan. È stata la mano di Dio is een film die je ontroert en tegelijkertijd laat glimlachen. Deze parel van een film is, door het poëtisch gehalte, een warme uitnodiging om zelf nostalgisch eigen herinneringen op te halen. En net als Fabietto, ben je als kijker verwonderd van al die schoonheid die je te zien krijgt. Met open mond staart hij tante Patrizia aan die hem met ontblote boezem een tedere blik toewerpt.

Er zijn heel wat verwijzingen te vinden naar het werk van Fellini. Net als Amarcord (1973), La strada (1954) of Satyricon (1969) van Fellini is È stata la mano di Dio bevolkt door een bont allegaartje van zowel typerende en carnavaleske, als poëtische en diepgaande figuren. Tijdens het wachten op zijn broer voor een auditie voor een film van Fellini, komt Fabietto zelf tussen typische ‘Felliniaanse’ figuren terecht die zopas het theater lijken ontvlucht te zijn.

Zuppa di latte

Sorrentino levert met È stata la mano di Dio een warme, huiselijke film af vol met lyrische en cinematografische verzen die zowel het alledaagse als de donkere kant van het leven bezingen. Een film even warm als een verse mok zuppa di latte van mama aan de keukentafel.

 

Kunst / Expo binnenland

Krullende lippen

recensie: Alida Pott in Groninger Museum

In het Groninger Museum is momenteel een kleine maar fijne tentoonstelling te zien met werk van kunstenares Alida Pott (1888-1931). Slechts dertig werken zijn er te zien, in een doorloop naar andere exposities. Misschien is het een opmaat, want het smaakt naar méér.

Alida Pott, Portret van een jonge vrouw, 1921, Collectie Stichting De Ploeg

‘Ik was vooral gecharmeerd van haar bovenlip, die helemaal de vorm had van die gestileerde zeemeeuwen die kinderen met kleurpotloden tekenen’. Dat schrijft John Banville in zijn roman De blauwe gitaar over zijn ‘kleine meisje’, maar het zou net zo goed over bijvoorbeeld het Portret van een jonge vrouw van Alida Pott kunnen gaan.

Alida Pott was het eerste, maar niet het enige vrouwelijke lid van de Groningse schilders die bekend stonden onder de naam De Ploeg. Het meeste werk van haar dat wordt getoond, stamt uit  de jaren twintig van de vorige eeuw, toen de Ploegschilders hun hoogtepunt beleefden. Zij schilderde op expressionistische wijze, wat je goed ziet in de blauwe bomen op het schilderij Het Blauwborgje (1920), een boerderij even buiten Groningen.

Ploegschilder en méér dan dat

Pott was getrouwd met Ploegschilder George Martens (1894-1970). Hij gebruikte een snelle toets, terwijl krullende lippen en de expressieve manier waarop handen werden geschilderd typerend zijn voor Pott. Lang was onduidelijk of het grote olieverfportret van de voetballer Hans Tetzner (1927), een familievriend, nu was geschilderd door Martens of Pott. Voor het eerste pleit de snelle toets voor het Pott. Onder andere vanwege de uitwerking van de handen. En die krullende lippen…

Pott overleed op tweeënveertigjarige leeftijd aan een longziekte. Om onduidelijke redenen wilde haar man het werk van zijn vrouw na haar dood niet tentoonstellen. Als vrouwen overigens al een plaats kregen op exposities, want dat was in haar tijd niet vanzelfsprekend. Het is jammer dat Pott nooit een plek heeft gekregen op een expositie, want ze overtreft het werk van haar man en van menig andere Ploegschilder.

Expressionistisch én subtiel

Haar werk heeft iets eigenzinnigs. Op bijna alle getoonde portretten is het hoofd bijvoorbeeld iets geneigd, alsof de geportretteerden richting de nieuwsgierige kijker willen zeggen: ‘Wat nou, kijk maar eens goed! Ja, ik ben een Ploegschilder met mijn expressionistische, dikke lijnen die je onder andere ziet op mijn landschappen. Maar ik kan ook klein en intiem werken, subtiel en met maar een paar rake lijnen. En in terracotta een aandoenlijke oude vrouw neerzetten. De handen gevouwen op haar schoot, de boezem hangend. Niet “mooi”, maar o zo treffend. Toch?’

Alida Pott, Boomgaard Blauwborgje, 1920, Collectie Stichting De Ploeg

Naast portretten en landschappen zie je ook dadaïstische collages, affiches en allerlei gebruiksvoorwerpen die Pott heeft ontworpen. Zoals een houtsnede à la Wajongpoppen, om nog maar te zwijgen van een servethouder, een poetsdoos, een metalen eierdopje en houten broches. Hierin verheft ze alledaagse gebruiksvoorwerpen tot iets bijzonders.
Dichtte Harriet Laurey (1924-2004) niet:

Dan moet men heel gewone dingen.
Iets jaren ouds, bijvoorbeeld koffie zetten.
Aandachtig op kleine gebaren letten.
Zorgvuldig  bonen in de molen doen.

Een warme, korreldroge geur begint
zich langzaam door de kamer te verspreiden,
de dingen tot hun leven te bevrijden.
De spiegel glimlacht terug. Het water zingt.

Dat is zo’n beetje de sfeer die je inademt als je door deze kleine, door curator Nadia Abdelkaui met zorg samengestelde expositie loopt: letten op kleine dingen, zoals gekrulde lippen. Een tentoonstelling die laat zien dat Alida Pott in al haar veelzijdigheid méér was dan een Ploegschilder.

Boeken / Poezie

Poëtisch pretpark

recensie: Wout Waanders - Parkplan
Oneisha Lee (unsplash.com)

Tijdens corona rustig wandelen in een pretpark? Dat kan met de dichtbundel Parkplan van Wout Waanders. Dit debuut is een plattegrond van een pretpark waarop jij jouw eigen route tussen de gedichten door kunt uitstippelen. Begin jij bij de kinderattracties of ben jij een sensatiezoeker?

Pretparken en gedichten. Het zijn twee losstaande begrippen die in eerste instantie weinig met elkaar te maken lijken te hebben. In zijn poëtisch debuut weet Wout Waanders de twee echter goed met elkaar te verbinden: een pretpark vol gedichten.

Gedichten als attracties

De bundel bevat een grote uitklapkaart waarop de grote plattegrond van het pretpark staat. Elk van de 34 attracties heeft een bijpassend gedicht. Of elk van de gedichten is een attractie. Sommige verbindingen zijn makkelijk te leggen: ‘Rabarberlimonade’ bij een drinktentje, ‘Vis eten’ bij een vistentje en ‘Spoorwijzigingen’ bij een station. Andere verbindingen zijn minder letterlijk zoals ‘Proefballonnetje’ bij vliegende ballonnen en ‘Het valt mee’ bij een vrije val. Soms lijkt de verbinding zoek, maar is het gedicht een mooie vulling van de bundel/plattegrond.

Nog nooit was gedichten lezen zo’n avontuur. Welke route kies jij? De plattegrond is opgedeeld in verschillende soorten attracties: ‘kinderattracties’, ‘familieattracties’, ‘voor sensatiezoekers’ en ‘horeca & shops’. Mijn oog blijft hangen op ‘Afsporing’, een grote houten achtbaan met een locomotief die door het Wilde Westen gaat. Een gedicht over de nasleep van een treinramp, of misschien toch gewoon over een ritje in deze achtbaan? Een erg beeldend gedicht: ‘Alles wat valt wordt kinderspeelgoed’.

In de gedichten staat vaak een ik-figuur centraal en zijn/haar (toevallige) ontmoeting. Elk gedicht staat op zichzelf, maar past even goed in het geheel. De gedichten zijn soms grappig, soms wat absurd en geven regelmatig stof tot nadenken. De korte situatieschetsen zijn zeer beeldend en je waant je zo op de locatie van het gedicht of juist in het pretpark.

Verfrissend debuut

Parkplan is de debuutbundel van Wout Waanders, opvallend, want Waanders heeft zijn sporen in de literaire wereld reeds verdiend. De stadsdichter van Nijmegen begon ooit als campusdichter van de Radboud Universiteit,  publiceerde in onder meer Das Magazin en Hollands Maandblad, en trad op verschillende festivals zoals het Wintertuinfestival en Lowlands op. Daarnaast won hij al een aantal literaire prijzen en momenteel maakt hij deel uit van de literaire boyband genaamd BOYBAND.

Waanders’ passie voor pretparken is al op jonge leeftijd ontstaan. Met het gezin gingen ze regelmatig op vakantie in België in de buurt van Bobbejaanland. Ze gingen niet naar dit pretpark, maar wel naar het VVV-kantoor waar zijn verzameling van pretparkfolders ontstond. Geïnspireerd door de folders begon hij zelf met het tekenen van de vetste attracties en maakte hij hele plattegronden van pretparken. Deze oude passie blies hij nieuw leven in voor zijn dichtbundel. Alle attracties en dus de hele plattegrond zijn door Waanders zelf getekend. Hoewel de hele bundel vol tekeningen staat, laat het gelukkig wel veel tot de verbeelding over. De plattegrond van het park is duidelijk, maar je moet zelf de route uitstippelen en het avontuur beleven.

Parkplan is een bijzondere dichtbundel, die alleen al om de plattegronden en attracties de moeite is om te bekijken. Een pretpark vol attracties die hun eigen wereld vormen, soms grappig, soms wat absurd en soms wat om over na te denken.

Kunst / Reportage
special: Corona in de stad
Monique Vermeulen

Monument in deze tijd

Veel musea zijn op de virtuele kar gesprongen. Sommige pakken extra uit, alsof ze al hun opgekropte energie erin kwijt kunnen. Zo’n museum is het Amsterdam Museum met een grote, digitale en gratis te bezoeken tentoonstelling/luisterplatform: ‘Corona in de stad’.

Net als bij een groot museum als de Hermitage in Sint-Petersburg zit je in dit geval voor het openingsscherm en vraag je je af: waar te beginnen? Welke keuze zal ik maken? Het museum helpt je op weg met enkele uitgelichte zalen, maar dat gaan we niet doen. We gaan op zoek naar saillante voorbeelden van elke kunstuiting waar 8WEEKLY voor staat: boeken (literatuur), film, beeldende kunst, muziek en theater. Als een gids leiden we u door enkele zalen die volgens ons de moeite waard zijn. In de wetenschap dat het een museum in wording is, waaraan telkens nog nieuwe items worden toegevoegd. Wellicht tot zo lang de pandemie duurt. En dan ‘staat’ het museum er als monument van een tijd die dan hopelijk achter ons ligt.

‘Poëzie in de stad’

De eerste waarop we stuiten, heet ‘Poëzie in de stad’. Het werk van stadsdichter Gershwin Bonevacia staat hierin centraal, met onder meer een gedicht uit zijn debuut ‘Ik heb een fiets gekocht’, naast niet in bundels gevangen gedichten van amateurdichters. Dat is trouwens een kenmerk van de hele site: uitingen van amateur- en beroepskunstenaars, hoge en lage kunst, ernst en humor staan broederlijk en zusterlijk naast elkaar.
Hoewel: wie zal er één van deze etiketten willen plakken op een prachtig gedicht van Tessel ten Zweege, (nog?) niet bekend als dichteres, maar wel van onder meer het feministische collectief Pisswife? Haar gedicht ‘Pauze’, dat ze zelf voorleest, geeft bijvoorbeeld een mooi inzicht als: ‘Ik kan alleen maar zijn/ nu ik niets hoef te maken/ iets waar ik voorheen nooit tijd voor had’.

Rol van je leven

Eén van de vele digitale zalen is ingericht door de Meervaart in Nieuw-West, een gebouw dat sinds 1 juni met een onderbreking gedurende de gedwongen sluiting kleinschalige programma’s biedt in een setting die corona-proof is, zoals films (het tweede genre) en concerten.

Tijdens de eerste sluitingsperiode werd een online Art Battle georganiseerd, die werd gewonnen door Klaskie met haar flitsende ‘Creepy calm’. Volgens de jury was dit de meest creatieve en visueel prikkelende inzending. De inzender won ‘de rol van haar leven’, zijnde een wc-rol en een geldbedrag van honderd euro. Een heerlijke knipoog naar het hamstergedrag van wc-rollen aan het begin van de eerste coronagolf.

Corona-Archives

Wanneer je voor het openingsscherm zit, en de afbeeldingen langs gaat op zoek naar beeldende kunst, valt je oog ongetwijfeld op de Zaal van Nieuw Dakota, een kunstruimte in Amsterdam-Noord die een waaier aan exposities, projecten en publieksprogramma’s aanbiedt. Zij presenteren een selectie van inzendingen uit hun Corona-Archives, het eerste initiatief in Nederland dat corona vanuit een artistieke invalshoek bekijkt.
Tussen de inzendingen zitten niet de minste namen. En dat zijn lang niet allemaal Amsterdammers. Immers: corona gaat alle grenzen te buiten en te boven. Ook lokale musea als Nieuw Dakota en het Amsterdam Museum zelf opereren, net als alle musea, binnen een (inter)nationale context.

In de Zaal van Nieuw Dakota stuiten we bijvoorbeeld op een zelfportret op papier (gouache en inkt) van de in Maassluis woonachtige kunstenares Hanneke Wessels. Zij heeft – bij gebrek aan modellen – zichzelf afgebeeld in de tijd dat we niet naar de kapper konden en dat ze veranderde in een grijze dame. Het werk geeft de sfeer van de coronatijd raak weer.

Stabat Mater en Stille Stad

Een andere, kenmerkende sfeer in coronatijd is dat het stil kan zijn in de stad. Ook in de onderdoorgang onder het Rijksmuseum. Daar staan of zitten altijd wel een paar mensen die muziek maken, soms van een hoog niveau. De akoestiek onder de bogen is geweldig, je kunt er voorbijgangers mee plezieren. En natuurlijk willen ze een centje bijverdienen.
Op 10 mei jl. trokken de actrices/zangeressen Laura de Vries en Brechtje Kat de stoute schoenen aan, en zongen samen met begeleiding van een ghettoblaster (en een enkele fietsbel) het Stabat Mater van Pergolesi. Hoe mooi is dat!

Volgens sommige mensen is stilte echter de mooiste muziek. Zij kunnen nu hun hart ophalen. De artistiek directeur van het Amsterdam Museum, Margriet Schavemaker, stelde een zaal samen onder de titel De Stille Stad. Hierin zijn prachtige foto’s, video’s en films van een leeg en stil Amsterdam te zien. Beelden die ook de vraag stellen: hoe nu verder?
Iemand die bij uitstek geschikt is om daarover na te denken, is Tracy Metz. Zij is journalist, auteur, moderator en directeur van het John Adams Institute en kreeg in 2016 de Grote Maaskantprijs. Voor deze digitale tentoonstelling nodigde zij denkers en doeners uit om te kijken naar de toekomst van de stad in post-coronatijd.

Dit is overigens ook het thema dat centraal staat op de eerste editie van de tweejaarlijkse tentoonstelling ‘Refresh Amsterdam’ (11 december 2020-28 maart 2021), te zien in zowel het Amsterdam Museum als online en op diverse locaties. Vijfentwintig kunstenaars gaan daar in op hun plek in de stad, onder het overkoepelende thema ‘Sense of place’.

Theater

Het laatste genre waar 8WEEKLY af en toe de schijnwerpers op richt, is theater. In de digitale tentoonstelling valt het oog onder meer op de zaal van theater De Krakeling, dat zichzelf afficheert als ‘hét theater voor jong Amsterdam’. Wat héét: voor iedereen tussen de spreekwoordelijke negen en negentig die zich jong voelt, want opvoeringen die bijvoorbeeld een topgezelschap als De Toneelmakerij daar geeft zijn niet te versmaden.

In de lege zaal van De Krakeling kunnen jong Amsterdammers en andere Nederlanders op deze digitale tentoonstelling leren hoe ze thuis een eigen dansvoorstelling in elkaar kunnen zetten. Theaterdocente Dian geeft tips, over verschillende afleveringen verdeeld. Leuk om te zien én voor kinderen om uit te voeren.

‘Corona in de stad’ is kortom een geweldig, laagdrempelig monument in de tijd, en een uiting van het collectieve geheugen van Amsterdam dat model staat voor elke stad in coronatijd, opererend binnen een (inter)nationale context. Een site om in de gaten te houden op wat er nú weer is bij gekomen. Met door enkele curatoren geselecteerde inzendingen van beroepskunstenaars en amateurs, hoge en lage kunst, voor jong en oud, ernstig en humoristisch. Top!

Boeken / Non-fictie

Een bundel om van te snoepen

recensie: Henny Vrienten - De een is de ander niet

Iedere Nederlander die van popmuziek houdt zal Henny Vrienten kennen. Of het nu van zijn werk met Doe Maar is of als soloartiest of van zijn samenwerkingsverband Vreemde Kostgangers. Vrienten staat garant voor een herkenbaar stemgeluid en een dito zangstijl. Nu zijn zijn songteksten gebundeld in het smakelijke boekje De een is de ander niet.

In het boekje De een is de ander niet staan de songteksten van Vrientens solowerk centraal. Deze worden gelardeerd met korte verhaaltjes en tekeningen. Alle songteksten die Vrienten schreef na Doe Maar in de periode van 1984 tot 2019 zijn hierin verzameld. Het zijn songteksten die gerust gelezen kunnen worden als gedichten.

Kennismaking

Een nieuw boek om te recenseren is altijd een soort cadeautje. Bij aankomst van De een is de ander niet voelt dat ook zeker zo. Bij het uitpakken gaat uw recensent altijd kriskras even proeven aan het boek. Deze keer wordt na wat bladeren een eerste tekstfragment willekeurig uit het boek gelezen. De greep bracht een geweldig verhaal naar voren over de totstandkoming van de albums van het samenwerkingsverband Vreemde Kostgangers. Een groep bestaande uit Nederpopgrootheden Boudewijn de Groot, George Kooymans en natuurlijk Henny Vrienten. Zo leren we in één klap dat De Groot alle teksten schreef voor hun tweede album en Vrienten voor het eerste album vier liedjes doneerde, die dan ook in dit boekje zijn terug te vinden. Een prachtig begin van de kennismaking met dit boek en een mooi breekpunt in de solocarrière van Vrienten, om de tocht door het boek daarna chronologisch op te pakken.

Meteen is helder dat Vrienten naast de reeds bekende songteksten ook fijne verhaaltjes toevoegt om meer inzicht te geven in de tijd waarin de liedteksten tot stand kwamen. Het colofon vertelt dat de tekeningen, die her en der in het boek te vinden zijn, uit de werkschriften van Vrienten zijn overgenomen. Die tekeningen die de teksten illustreren zijn dus tevens historisch materiaal, horende bij de liedjesteksten.

Voor fans een must

Wie de liedjes van Vrienten niet kent kan nog altijd dit alleraardigste boekje lezen als een dichtbundel met niet al te zware kost. Je hoeft niet diep te graven om de teksten van Vrienten te doorgronden. Daar zijn het tenslotte liedjes voor. Voor wie de liedjes en carrière van Vrienten wel op het netvlies heeft, is dit een leuke tijdreis door zijn muzikale leven na Doe Maar. De verhalen zijn soms verhelderend voor de tijdsgeest van de albums, soms vermakelijk, maar altijd smaakvol en fijn om te lezen.
Voor de fans van de muziek van Henny Vrienten is het boekje wel een must vanwege de verhalen, om de tekeningen te zien en zijn songteksten in een beter leesbaar formaat bij de hand te hebben dan in een onmogelijk lettertype in een cd-boekje.

Het boekje is handzaam en ziet er qua vormgeving uit als een werkschrift. Het is geen boek dat uitnodigt om in één adem uit te lezen. Het is een boek om regelmatig van te ‘snoepen’. Even een stukje tussendoor. Iets wat helemaal past in de tijd waarin we toch al erg gewend zijn aan het versnipperen van onze aandacht.

Boeken / Poezie

Poëzie van Nederlandse bodem

recensie: Jacobus Bos – De waan en zin van het bestaan. Norbert De Beule – Vigor anorexia – Een misboek

In deze editie van de poëzie van vaderlandse bodem besteden we aandacht aan twee bundels met een totaal verschillende snit. De bundel van Jacobus Bos heeft een indeling die we verwachten bij een verzameling gedichten. Norbert De Beule tart het normale formaat, zowel qua vorm als qua inhoud.

Norbert de Beule is een dichter die zijn achtergrond geen geweld aandoet. Zijn carrière startte hij als godsdienstleraar. Tegenwoordig is hij fulltime dichter wat hem al diverse prijsnominaties heeft opgeleverd. Jacobus Bos debuteerde al in 1969 met verhalen. Inmiddels zijn er diverse dichtbundels verschenen die soms ook een prijsnominatie opleverde. Zien nieuwe bundel lonkt wederom naar een prijs.

De waan en zin van het bestaan

Jacobus Bos publiceert al sinds 1969. Zijn debuut was een verhalenbundel. Sinds 1987 verschenen er dichtbundels van zijn hand: hij is derhalve geen onbekende in dichtersland. Zijn debuutbundel verwierf zelfs een nominatie voor de C. Buddingh’-prijs.

In deze nieuwe bundel, waarvoor hij een werkbeurs ontving van het Nederlandse Letterfonds, heeft Bos slechts één thema. In een vijftal subonderwerpen gaan deze gedichten over een man op leeftijd die terugblikt op zijn leven. Humor en het roeren van diepere gedachten worden gevat in de beeldende taal van de poëzie.

Niet iedereen is de kapitein van zijn ziel.
Van een schip dat reddeloos ten onder gaat
terwijl de kapitein op de voorplecht staat.
Zwaaiend naar iedereen die hem gadeslaat
zonder dat iemand iets voor hem kan doen.
Tot de zee zich schuimend boven hem sluit.

(fragment uit ‘Als geen ander’)

In bovenstaand fragment beschrijft Bos treffend de onmacht van het naderende onheil terwijl er vele toeschouwers machteloos toekijken. Een beeld dat op zoveel situaties van toepassing is. Bos is in staat in heldere woorden een beeld keihard op het netvlies te zetten. Je voelt de ontreddering van de kapitein en ziet de schuimende zee die hem verzwelgt. Het is een voorbeeld van de heldere verbeeldingskracht van deze dichter in zeer leesbare taal. Een fijne bundel om met kleine leesmomenten van te genieten.

Vigor anorexia – Een misboek

Een bundel met gedichten bevat over het algemeen pagina’s met dichtregels, die vooral de linkerkant van het papier vullen en soms zelfs in een heel smalle strook weergegeven zijn. In de bundel van De Beule zien we ook pagina’s die van links tot rechts volledig gevuld zijn zoals in een roman: meer in een verhalende lijn dan in een dichtvorm. De Beule verkent hierbij de grenzen van de poëzievorm.

Wat moet je verwachten van een gedichtenbundel, die de ondertitel “Een misboek” draagt? Voor eenieder die met een Christelijk geloof is opgevoed – zoals Katholicisme, Protestantisme of Hervormd – die geschreven misboeken als basis kent, zal direct denken aan devote teksten. Voor iedereen die zich daardoor zou laten afschrikken, is er een geruststellend woord. Voor de gelovige, die alleen maar devote teksten wenst, is er een waarschuwing. De Beule weet in zijn bundel Vigor anorexia niet alleen qua vorm de grenzen op te zoeken maar ook inhoudelijk.

Iedereen die met een open geest dit misboek in de vorm van een dichtbundel weet te lezen zal soms verbaasd worden en een andere keer vol humor gevoed worden. De Beule hangt een beetje naar de vorm van een misboek, maar weet voldoende elementen toe te voegen die daar weer vraagtekens bij zetten. Hij steekt nergens de draak mee maar heeft de nodige humor in zijn teksten, die soms de vorm volgen van elementen die in een kerkdienst naar voren komen.

Verwacht van De Beule niet altijd diepgravende teksten die gevuld zijn met geloof, maar laat je verrassen door humor, zoals in onderstaand fragment:

Op elke bladzijde een onafgewerkt verdriet.
Winkelwagenverdriet
één met scheve pootjes
Kriep, kriep
Dichtertje kiest altijd het verkeerde winkelwagentje.

Met dit soort teksten kiest De Beule met regelmaat voor korte mijmeringen, die rechtstreeks uit het dagelijks leven lijken te komen. Met alle andere elementen, zoals lange, verhalende, dichtende teksten en dan weer echte strofen, weet deze dichter alle grenzen op te zoeken. Het maakt dit misboek tot een aangename verrassing.

De waan en zin van het bestaan

Vigor Anorexia
Auteur: Jacobus Bos Auteur: Norbert De Beule
Uitgever: Wereldbibliotheek Uitgever: Atlas Contact
Prijs: 20,99 Prijs: 21,99
ISBN: 9789028427846 ISBN: 9789025457204
Beoordeling: 4 sterren  Beoordeling: 4 sterren

 

Boeken / Poezie

Poëzie van Nederlandse bodem

recensie: Ester Naomi Perquin – Wij zijn de menigte die moeder heet. Hadewijch – Oerewoet

Twee fraaie bundels met verzamelde gedichten in één recensie. Een boek dat door meerdere schrijvers is geschreven en verzameld werd rond één onderwerp: het moederschap. Het andere is het verzameld werk van één schrijver met historische waarde, maar dan leesbaar gemaakt in onze moderne versie van het Nederlands.

Dit jaar verschenen rond de Boekenweek twee interessante verzamelbundels. Sommige verzamelingen van gedichten zijn er om je snel de verschillende facetten van één onderwerp te laten zien: verschillende invalshoeken, facetten, belevingen, verdiepingen en ontboezemingen over hetzelfde thema. De andere verzameling wil het beste van één schrijver in een zo compleet en mooi mogelijk beeld voorschotelen. Beide boeken zijn niet om in één ruk van pagina één tot de laatste letter tot je te nemen. Je snoept als het ware uit deze boeken en gaat ook niet lineair door het boek. Soms herlees je daardoor pagina’s en is het even een feest van herkenning.

Wij zijn de menigte die moeder heet

De verzameling gedichten die Ester Naomi Perquin met elkaar heeft verbonden in dit werk bestrijken een tijdperk tussen 1957 en het heden. Van sommige schrijvers is meer dan één gedicht opgenomen. De poëzie handelt over het moederschap in al haar facetten, waarbij ze zich niet beperkt tot de mens, maar ook het moederschap van een dier meeneemt.

Soms gaat het over de wens om moeder te worden, het ontluikende of het prille moederschap, maar ook het facet van ouder worden en het afscheid nemen van je moeder wordt niet geschuwd. Moeder zijn is niet altijd vrolijk, het kent ook zijn moeilijke kanten. Perquin heeft in deze bundel, die speciaal voor de Boekenweek van 2019 werd samengesteld, een soort 360-graden benadering van het begrip moeder genomen. Van binnenuit, van de moeder zelf, maar ook van alle buitenzijden. Een boek dat ontroert maar ook onderricht over het moederschap. Het doet je beseffen wat moeder zijn inhoudt en doet je verwonderen hoe mooi moederschap kan zijn.

Ik zag een kalfje bij moeder drinken,
een stille handeling die hier nog mag.
Zij stonden in de aanbrekende dag
half slapend in dit drinken te verzinken,
wazig in nevelen, nog haast verborgen.
Over het witte gras heen kwam de morgen.
Bevreesd waadde ik weg van wat ik zag. (De dageraad; Ida Gerhardt)

Bovenstaand gedicht illustreert in hoe weinig woorden iets heel moois geschetst wordt. Een kalf dat bij de dageraad in een koude maand van het jaar in de mist bij zijn moeder drinkt. Niets wil de observator verstoren: noch de stilte, noch het beeld.

Wij zijn de menigte die moeder heet is een zeer leesbare verzameling fraaie poëzie die door veel lezers gewaardeerd zal worden. Voor moeders met een hart voor gedichten is het haast verplichte kost. Maar ook vaders zullen hier literair van smullen.

Oerewoet – Gedichten voer minne en beminnen

Agnes Hoffschulte heeft de gedichten van Hadewijch, die dateren uit de middeleeuwen, vertaald naar het Nederlands van deze tijd, ze ingeleid en toegelicht om ze leesbaar te maken. Dat ze het daarmee nog niet tot lichte leeskost heeft gemaakt is voor ondergetekende een zekerheid na het lezen van vele pagina’s in dit boek. Het onderwerp is de liefde en het bedrijven van de liefde, of liever gezegd het beminnen. Want beminnen is toch heel wat anders dan wat we in de tegenwoordige tijd verstaan onder het bedrijven van de liefde en hoe we dat nu zouden beschrijven.

De vijfenveertig naar onze taal vertaalde gedichten van Hadewijch worden in 237 pagina’s keurig omringd met een inleiding en uitleg. Het is zeker leesbaar en onderhoudend: mooi geschreven en mooi vertaald. Het geeft de lezer en poëzieliefhebber inzage in de middeleeuwse gedichten. Het is geen licht verteerbare kost voor elke dag, maar wel kost die je verrijkt en je aanspoort tot nadenken. Het zijn fijnproeversstrofen die op deze manier tot je komen.

Oerewote van minne
is een kostbare gave.
Wie dat wil inzien
zou haar alleen verlangen.
Die eerst twee waren, maakt zij één,
dat zeg ik in waarheid.
Ze maakt wat zoet is zuur
en de vreemde een nabije buur.
Zij verheft de geringe. (fragment uit gedicht 28)

Eigenlijk is het Hadwijch zelf die met de titel Oerewoet aangeeft wat dit boek bijzonder maakt: het verenigt de liefde met de hartstocht naar de intense opwinding, die door de liefde veroorzaakt wordt. Zo zou het althans in normaal 2019-Nederlands klinken, in tegenstelling tot de wetenschappelijke taal op de kaft van het boek. Voor de gemiddelde lezer vormt precies dit een struikelblok waar Hoffschutte helaas niet van is losgekomen in haar inleidingen en toelichtingen. Oerewoet is absoluut leesbaarder, begrijpelijker en verteerbaarder geworden dan in het middeleeuwse Nederlands. Maar echt Nederlands zoals we hier nu schrijven is het niet geworden. Met extra inspanning weet het boek wel te ontroeren en de schoonheid prijs te geven die het boek ook in deze tijd zijn waarde laat zien. Hadewijch was een groot schrijver als we ook nu nog van deze gedichten kunnen genieten.

Oerewoet    Wij zijn de menigte die moeder heet
Auteur: Hadewijch Auteur: Esther Naomi Perquin
Uitgever: Kok Uitgever: Prometheus
Prijs: 24,99 Prijs: 15,-
ISBN: 9789043530774 ISBN: 9789044639636
Beoordeling: 4 sterren  Beoordeling: 4 sterren

 

 

Boeken / Poezie

Gedichten voor de volhouder

recensie: Elma van Haren - Zuurstofconfetti

In Zuurstofconfetti zet Elma van Haren, na zo’n tien jaar zwijgen, de lezer weer flink aan het werk. Maar ze is een dichteres voor wier gedichten en gedachten je graag moeite wil doen. Of het echt loont is een andere vraag.

Nog vóór de titelpagina staat een gedicht, ‘Nu’, waar je je tanden op kan stukbijten. Het lijkt de ongrijpbaarheid van het heden die in opeengepakte beeldspraak wordt onderzocht. Bron van die verdichting, samenballing én beeldenstroom, is de ene inval na de andere. Hier en daar ziet de lezer zich eerder voor een wiskundige dan een poëticale vergelijking geplaatst.

Wildgroei

Van Haren is uit op originaliteit, ze wil zelfs niet in de buurt van clichés komen, die immers zomaar zijn weg te slikken. Grammatica lapt ze lichtjes aan haar laars, ze gebruikt veel lettertypes en inspringende regels, maar ook neologismen (zie titel: lucht door ventilator rondgezwiept), woord- en toespelingen, spreektaal, uiteenlopende strofevormen en stukjes proza. Dat duizelt af en toe, ook al omdat de gedichten nogal aan de lange kant zijn: alleen ‘Dorst’ beslaat één pagina.

Alle levendigheid heeft soms iets weg van wildgroei. Er is namelijk geen enkel citaat los te breken dat iets kan zeggen over het gedicht als geheel, laat staan over de bundel. Taalgoochelen, waar Van Haren wel wat van kan, staat de inhoudelijke richting in de weg als al die associaties meerdere suggesties van betekenis lijken te bieden.

Huismus

De gedichten die zich meer blootgeven, danken dat aan een hulpvaardige toelichting of aan een (auto)biografische insteek. Het hoofdpersonage in de meeste gedichten is een vrouw, maar echt nader leren we haar niet kennen. Ze is een huismus die niet per se de straat op wil, last heeft van oorsuizen, van ‘Decibellenpijn’ en nog andere demonische zaken, zelfs van oploskoffie.

Ze lijkt niet heel welgemoed in het leven te staan. Niet voor niets drijft Sint-Franciscus op de cover in Arezzo demonen uit. Ze heeft afgesproken met een man (‘wat moet ik, minnaar zonder beminde?’) die mee- en/of tegenvalt. De dichteres formuleert, zo te lezen, met speels gemak en op lichte toon. Waarschijnlijk helpt dat haar om de vreemde gewichten van het bestaan de baas te zijn. Desnoods roept ze de Maagd Maria aan: ‘En als U toch bezig bent,/ trek dan in één moeite recht,/ wat mij in pieken en dalen door merg en been gaat.’

Van Haren is naast schrijfster ook beeldend kunstenares. De enkele werken die te googlen zijn, nemen door compositie, kleurgebruik en figuratieve inslag meteen voor zich in. Was dat met haar gedichten ook maar iets meer het geval.