Tag Archief van: Literatuur

Boeken / Non-fictie

De wil tot zijn

recensie: René ten Bos - Extinctie

Filosoof René ten Bos neemt met zijn nieuwste (en wederom fenomenale) boek Extinctie afscheid als Denker des Vaderlands.

Extinctie sluit naadloos aan bij twee eerdere boeken van Ten Bos. Dwalen in het antropoceen (2017) gaat over het tijdperk waarin de mens zijn stempel op de aarde drukt. Ten Bos is op zoek naar een begrip van de mens en diens verhouding tot zijn omgeving. Het volk in de grot (2018) gaat over de tegenstelling tussen het volk en de elite en hun relatie met de waarheid. Zijn nieuwe boek Extinctie gaat over de catastrofale tijd waarin wij leven en waarin door de mens veroorzaakte massa-extinctie plaatsvindt. En daarmee is iets opmerkelijks aan de hand: het raakt ons niet.

Onvoorstelbaar

Ten Bos’ heeft een eigen stijl die ontzettend fijn is. Rustig en onderzoekend benadert hij een onderwerp. De filosoof zet geen betoog op en is nergens normatief. In plaats daarvan neemt hij je mee op pad en daagt hij je uit na te denken, anders te denken en kritisch te denken. Extinctie gaat over het onvermogen van de mens om zich te laten raken door de grootschalige extinctie die vandaag de dag plaatsvindt. Zowel dierlijke als menselijke extinctie is iets waartoe wij ons niet kunnen verhouden en dat intrigeert Ten Bos.

Een van de redenen hiervoor is de onmogelijkheid de extinctie te denken. ‘Dat het leven van mensen ten einde komt, misschien zelfs het leven als zodanig, is iets volstrekt onbegrijpelijks.’ Ook de grote verlichtingsfilosoof Immanuel Kant wist dit al. De mens kan het einde van de dingen niet denken. En je verhouden tot iets wat ondenkbaar is, is onmogelijk. Toch gaat Ten Bos op zoek naar een manier waarop we ons kunnen verhouden tot het onvoorstelbare. Want de extinctie vindt plaats, de mens heeft er een rol in en de wereld verandert met grote snelheid.

Verwachtingen

Een van de redenen waarom de mens zich geen zorgen maakt om de extinctie, is omdat hij de verandering niet waarneemt. Deze problematiek in relatie tot de klimaatcrisis wordt ook wel het shifting baseline syndroom genoemd. Ten Bos noemt dit een soort kennisextinctie: de mens past zijn beeld van wat normaal is continu aan en merkt daardoor veranderingen niet snel op. Zo verwachtte iemand 30 jaar geleden bepaalde vogels te zien in het bos die hij nu nooit meer zou zien. De verwachting verandert en daarmee het ‘normale’. Zo kan het dus gebeuren dat de mens zijn omgeving op grote schaal verwoest zonder dat hij door heeft dat er iets aan de hand is.

Van extinctie zijn geen beelden en daardoor is het moeilijk er een relatie mee op te bouwen. Daarnaast kennen wij een groot deel van de uitstervende soorten niet. Bovendien hebben veel mensen het idee dat extinctie iets is wat bij de natuur hoort, op de ijsbeer die geen ijs meer heeft na dan. Er bestaat inderdaad zoiets als natuurlijke (of: achtergrond) extinctie, maar de huidige door de mens veroorzaakte extinctie gaat 45.000 keer zo hard. Dit onzichtbare gebeuren zal zich langzaam aan ons tonen, doordat hele leefgebieden en ecosystemen erdoor uit balans zullen raken.

Zijn en intimiteit

Ten Bos kiest geen richting maar overweegt verschillende manieren om over het onderwerp na te denken. In het tweede deel van Extinctie staat specifiek de extinctie van mensen centraal. Verschillende filosofen en wetenschappers die zich over dit onderwerp hebben gebogen passeren de revue. Zo ook de Duitse filosoof Lütkehaus met zijn aanklacht tegen wat volgens hem het grote axioma is van het westerse denken. Namelijk, het idee dat zijn iets goeds is en niet-zijn iets slechts. Volgens Lütkehaus wordt onze samenleving gekenmerkt door een wil tot zijn. Wellicht dat het ook dáárom zo moeilijk is het niet-zijn te denken.

Ten Bos slaagt er aan het eind van het boek in te laten zien op welke manier extinctie ons tóch kan raken. Als we onze omgeving en de dingen daarin zien als iets waarmee we een intieme relatie hebben, raakt de extinctie ons in onze intiemste zones. Hier gaat ten Bos verder op de filosoof Giorgio Agamben die stelt dat de dingen waar we een intieme relatie mee hebben, dingen zijn die we ons niet kunnen toe-eigenen. Zoals de wereld, onze taal, het lichaam, het landschap en de dieren. Hier vindt de extinctie plaats en dat is dichterbij dan we dachten.

Ten Bos schrijft met Extinctie wederom een prachtige filosofische verhandeling over een uitermate actueel en verontrustend onderwerp dat alle mensen op een bepaalde manier raakt. Zijn meanderende manier van schrijven is ook in zijn nieuwste boek prettig en doet bovendien het onderwerp recht aan. Absolute aanrader.

Boeken / Non-fictie

De wil tot zijn

recensie: René ten Bos - Extinctie

Filosoof René ten Bos neemt met zijn nieuwste (en wederom fenomenale) boek Extinctie afscheid als Denker des Vaderlands.

Extinctie sluit naadloos aan bij twee eerdere boeken van Ten Bos. Dwalen in het antropoceen (2017) gaat over het tijdperk waarin de mens zijn stempel op de aarde drukt. Ten Bos is op zoek naar een begrip van de mens en diens verhouding tot zijn omgeving. Het volk in de grot (2018) gaat over de tegenstelling tussen het volk en de elite en hun relatie met de waarheid. Zijn nieuwe boek Extinctie gaat over de catastrofale tijd waarin wij leven en waarin door de mens veroorzaakte massa-extinctie plaatsvindt. En daarmee is iets opmerkelijks aan de hand: het raakt ons niet.

Onvoorstelbaar

Ten Bos’ heeft een eigen stijl die ontzettend fijn is. Rustig en onderzoekend benadert hij een onderwerp. De filosoof zet geen betoog op en is nergens normatief. In plaats daarvan neemt hij je mee op pad en daagt hij je uit na te denken, anders te denken en kritisch te denken. Extinctie gaat over het onvermogen van de mens om zich te laten raken door de grootschalige extinctie die vandaag de dag plaatsvindt. Zowel dierlijke als menselijke extinctie is iets waartoe wij ons niet kunnen verhouden en dat intrigeert Ten Bos.

Een van de redenen hiervoor is de onmogelijkheid de extinctie te denken. ‘Dat het leven van mensen ten einde komt, misschien zelfs het leven als zodanig, is iets volstrekt onbegrijpelijks.’ Ook de grote verlichtingsfilosoof Immanuel Kant wist dit al. De mens kan het einde van de dingen niet denken. En je verhouden tot iets wat ondenkbaar is, is onmogelijk. Toch gaat Ten Bos op zoek naar een manier waarop we ons kunnen verhouden tot het onvoorstelbare. Want de extinctie vindt plaats, de mens heeft er een rol in en de wereld verandert met grote snelheid.

Verwachtingen

Een van de redenen waarom de mens zich geen zorgen maakt om de extinctie, is omdat hij de verandering niet waarneemt. Deze problematiek in relatie tot de klimaatcrisis wordt ook wel het shifting baseline syndroom genoemd. Ten Bos noemt dit een soort kennisextinctie: de mens past zijn beeld van wat normaal is continu aan en merkt daardoor veranderingen niet snel op. Zo verwachtte iemand 30 jaar geleden bepaalde vogels te zien in het bos die hij nu nooit meer zou zien. De verwachting verandert en daarmee het ‘normale’. Zo kan het dus gebeuren dat de mens zijn omgeving op grote schaal verwoest zonder dat hij door heeft dat er iets aan de hand is.

Van extinctie zijn geen beelden en daardoor is het moeilijk er een relatie mee op te bouwen. Daarnaast kennen wij een groot deel van de uitstervende soorten niet. Bovendien hebben veel mensen het idee dat extinctie iets is wat bij de natuur hoort, op de ijsbeer die geen ijs meer heeft na dan. Er bestaat inderdaad zoiets als natuurlijke (of: achtergrond) extinctie, maar de huidige door de mens veroorzaakte extinctie gaat 45.000 keer zo hard. Dit onzichtbare gebeuren zal zich langzaam aan ons tonen, doordat hele leefgebieden en ecosystemen erdoor uit balans zullen raken.

Zijn en intimiteit

Ten Bos kiest geen richting maar overweegt verschillende manieren om over het onderwerp na te denken. In het tweede deel van Extinctie staat specifiek de extinctie van mensen centraal. Verschillende filosofen en wetenschappers die zich over dit onderwerp hebben gebogen passeren de revue. Zo ook de Duitse filosoof Lütkehaus met zijn aanklacht tegen wat volgens hem het grote axioma is van het westerse denken. Namelijk, het idee dat zijn iets goeds is en niet-zijn iets slechts. Volgens Lütkehaus wordt onze samenleving gekenmerkt door een wil tot zijn. Wellicht dat het ook dáárom zo moeilijk is het niet-zijn te denken.

Ten Bos slaagt er aan het eind van het boek in te laten zien op welke manier extinctie ons tóch kan raken. Als we onze omgeving en de dingen daarin zien als iets waarmee we een intieme relatie hebben, raakt de extinctie ons in onze intiemste zones. Hier gaat ten Bos verder op de filosoof Giorgio Agamben die stelt dat de dingen waar we een intieme relatie mee hebben, dingen zijn die we ons niet kunnen toe-eigenen. Zoals de wereld, onze taal, het lichaam, het landschap en de dieren. Hier vindt de extinctie plaats en dat is dichterbij dan we dachten.

Ten Bos schrijft met Extinctie wederom een prachtige filosofische verhandeling over een uitermate actueel en verontrustend onderwerp dat alle mensen op een bepaalde manier raakt. Zijn meanderende manier van schrijven is ook in zijn nieuwste boek prettig en doet bovendien het onderwerp recht aan. Absolute aanrader.

Boeken / Non-fictie

Van Avenger tot Zelda

recensie: Nerds! - Emilio Guzman en Thijs van Domburg

Goede vrienden en zelfverklaarde nerds Emilio Guzman en Thijs van Domburg vertellen in Nerds! – een ode aan de nerd – honderduit over hun voorliefde voor bord- en computerspellen, strips, superhelden, films en series.

Werd de term vroeger nog gebruikt als scheldwoord, tegenwoordig is ‘nerd’ een titel die met trots gedragen wordt. Het zijn zelfs hoogtijdagen voor nerds. Superheldenfilms domineren het aanbod in bioscopen, Pokémon GO was een immense hype en geen serie is zo populair als Game of Thrones. De nerd is uit de marge gekropen en staat in het middelpunt van de belangstelling. Guzman en Van Domburg maken de balans op.

Leven van een nerd

In vier delen wordt het bestaan van de nerd van top tot teen doorgelicht. Voordat Guzman en Van Domburg toekomen aan alle nerdhobby’s, -genres en -activiteiten, proberen ze de nerd te typeren en te analyseren. Hoe ziet zijn of haar liefdesleven eruit, welke politieke kleur heeft de nerd, kunnen nerds religieus zijn, et cetera. Het luchtige karakter van Nerds! maakt dat er ruimte is voor dergelijke uitweidingen, maar het vormt ook een opeenstapeling van open deuren. Vanzelfsprekend zijn nerds ook gewoon mensen en zijn ze er dus in alle soorten en maten.

Nerds! komt pas echt op gang wanneer Guzman en Van Domburg vertellen over hun passies. Over het verzamelen van Ninja Turtle actionfigures en het bezoeken van een Comic Con. Over de verschillen tussen fantasy en science fiction. Veelal bespreken ze hun onderwerpen middels persoonlijke anekdotes. Enkele nerd-ervaringen die ze nog niet hadden (waaronder Dungeons and Dragons en larpen) hebben ze speciaal voor Nerds! opgedaan.

Ook voor noobs

Guzman en Van Domburgs enthousiasme spat van de pagina’s af en dat werkt aanstekelijk. Word je op je werk omgeven door nerds, maar kun je Star Wars nauwelijks van Star Trek onderscheiden? Lees Nerds! en je kunt weer deelnemen aan discussies in de koffiekamer. Je zal een mening over de juiste volgorde om Star Wars te kijken kunnen veinzen. Ook zul je Game of Thrones-fans op de vingers kunnen tikken. Die draken van Daenerys? Beter opletten, dat zijn toch echt wyverns.

Het toegankelijke karakter van Nerds! is tegelijkertijd ook een zwakte. Want laten we wel wezen: het boek zal vooral appelleren aan nerds, maar voor hen is al het besprokene al gesneden koek. Dit had ondervangen kunnen worden door bijvoorbeeld de lijstjes met kijk- en leestips uit te breiden met wat obscuurdere titels. Desalniettemin is Nerds! een feest van herkenbaarheid voor iedereen die op een vrije dag het liefst uren achter elkaar Skyrim speelt of Harry Potter voor de vijfde keer leest.

Boeken / Non-fictie

Heimwee naar de verte

recensie: Han Lörzing - Grenskoorts

Han Lörzing laat in Grenskoorts zien hoe Europa er zo’n vijftig jaar geleden uitzag: enorme verschillen in welvaart en ideologie en vol met harde grenzen. Grenskoorts is (en leest als) een reisverslag dat lang na dato is opgetekend.

Planoloog en landschapsarchitect Han Lörzing (1946) schreef eerder twee boeken, allebei over ‘vroeger’. De Nederlandse geschiedenis wordt hierin vermengd met zijn persoonlijke geschiedenis. Zo ook Grenskoorts, geschreven aan de hand van dagboekaantekeningen die Lörzing optekende toen hij al liftend Europa doorreisde.

Reisdrang

Lörzing beschrijft hoe hij midden jaren zestig bezeten werd door een enorme reisdrang, geïnspireerd door On the road van Jack Kerouac. Zijn kaart van Europa wilde hij helemaal voltekenen: elk land moest bezocht worden. Hij was net student, had geen auto of rijbewijs maar wilde ook niet met de trein reizen. Niet avontuurlijk genoeg. Vliegen was veel te duur en bovendien zou hij dan een toerist worden, en daar gruwelde hij van. Hij was een reiziger en dus ging hij liften.

Hoe meer hoe liever

De kaart moest volgetekend worden dus Lörzing had geen tijd te verliezen. De titel Grenskoorts is erg goed gekozen, want de reisdrang van Lörzing is als een soort koorts die hem niet meer loslaat. Met grote vaart reist hij zo snel en vaak als mogelijk Europa door. Als hij een paar dagen op dezelfde plek blijft hangen is dat uitzonderlijk. Hij moet alsmaar dóór. Dat maakt het lezen van Grenskoorts soms bijna vermoeiend. Je hoopt als lezer oprecht dat Lörzing soms even uit zal rusten in het volgende oord op de kaart. Maar dat is vaak tevergeefs.

Liftersgeluk

Eigenlijk wilde Lörzing een boek schrijven over grenzen in het Europa van vroeger en nu. Uiteindelijk is het een reisverslag geworden. Wel één dat vijftig jaar na dato is opgeschreven. Dat merk je als lezer goed. Je kan door het schrijven heen voelen dat het geen directe ervaringen, maar opgehaalde herinneringen zijn die Lörzing nog altijd helder voor de geest staan. In die zin is het boek eerder een terugblik op de tijd van toen (wat in Lörzings straatje past gezien zijn eerdere boeken) dan een reisverslag. Het is duidelijk dat de oudere versie van de auteur in Grenskoorts samensmelt met zijn jongere versie. Dat doet overigens niks af aan het plezier dat je beleeft als je zijn verhalen leest.

Verhalen van vroeger

Die verhalen zijn soms ronduit spannend, zoals toen Lörzing in Marokko in het donker op een afgelegen plek iemand tegen kwam en op diens uitnodiging voor het avondeten inging. Of toen hij samen met een vriend op de grens van de Sovjet-Unie stond en hun Volkswagen-busje helemaal uit elkaar werd geschroefd. Ook grappig zijn de gedachten die terugkomen. Zoals wanneer de auteur in Spanje is en verbaasd kijkt naar de reclame die ze daar op tv uitzenden. In het Nederland van toen bestond dat nog niet! En wie had er verwacht dat in Marokko DAF bussen uit Eindhoven zouden rondrijden?

Harde grenzen

Wat het meest interessant is, zeker voor jonge lezers, is het feit dat Europa er in de jaren zestig zó anders uitzag. Nu rij je zonder te merken Polen of Slowakije binnen, iets wat destijds ondenkbaar was. Tussen alle landen lagen grenzen, zelfs tussen Nederland en België. Grenzen waar je moest stoppen dus, met douaniers die je spullen doorzochten en je paspoort bekeken. Dat maakte het bezoeken van een ander land meteen tot iets bijzonders en spannends. Elk land had naast zijn eigen grens ook zijn eigen eisen en regels voor bezoekers van buitenaf (bijvoorbeeld over de hoeveelheid geld die uitgegeven moest worden). Maar het meest opvallend is nog wel de grote verschillen tussen de landen op het vlak van bijvoorbeeld welvaart, ideologie maar ook ‘gewonere’ zaken zoals bijvoorbeeld eten.

Nog niet zo heel lang geleden was een Europees geheel nog lang niet zo vanzelfsprekend als vandaag de dag. Al is het maar de vraag hoe lang dit nog zo zal blijven. Bij het lezen van Grenskoorts kan een zeker gevoel van nostalgie ontstaan, maar tegelijk ook een gevoel van blijdschap, door de grotere mate van vrijheid die we in de tussentijd verkregen hebben. Grenskoorts doet je beseffen dat het Europa zoals we dat nu kennen erg uitzonderlijk is.

Boeken / Non-fictie

Revolutie heet nu migratie

recensie: Ivan Krastev - Na Europa

Ivan Krastev is in Na Europa zeer somber over het voortbestaan van de Europese Unie. De Bulgaarse politicoloog ziet migratie als de grootste bedreiging voor Europa. Hij noemt het zelfs Europa’s 9/11.

Populistische en anti-Europese partijen zijn al jaren aan een opkomst bezig. Analisten steggelen al even lang over een verklaring: ligt het aan de economie of aan immigratie? Volgens Ivan Krastev is het dat laatste. Maar hij beschouwt migratie als een veelzijdiger probleem dan de meeste van zijn collega’s.

Revolutie of migratie?

Migratie heeft niet alleen ingrijpende gevolgen voor de landen van aankomst, maar ook voor de landen van vertrek. Krastev kijkt daarbij zowel naar migratie naar Europa als naar migratie binnen Europa.

Krastev noemt migratie de nieuwe vorm van revolutie. Deze revolutie, aldus Krastev,  ‘wordt ideologisch niet geïnspireerd door voorstellingen van een stralende toekomst, maar door foto’s op Google Maps waarop te zien is hoe het leven aan de andere kant van de grens eruitziet. (…) Voor steeds meer mensen betekent ‘verandering’ een verandering van land, niet van regering.’

Stemmen met voeten

Krastev neemt zijn eigen Bulgarije als voorbeeld. Migratie zorgt ervoor dat hervormingsgezinde mensen het land verlaten. Het is, zo stelt Krastev, nu eenmaal eenvoudiger om naar Duitsland te vertrekken dan om Bulgarije te laten functioneren als Duitsland. ‘Een burger die besluit zijn land te verlaten, doet dat natuurlijk niet om het land dat hij achterlaat te hervormen. Hij wil zijn eigen leven veranderen, niet dat van anderen.’

Vooral mensen tussen 25 tot 50 jaar verlaten het land. De meerderheid van de veelbelovende studenten kiest niet voor de Bulgaarse universiteiten, maar studeert in het buitenland. Wie na zo’n studie naar zijn land terugkeert, wordt door landgenoten veelal als ‘loser’ gezien.

Mede als gevolg van de migratie, krimpt de Bulgaarse bevolking – iets wat voor meerdere Centraal- en Oost-Europese landen geldt. Krastev spreekt daarom van ‘demografische paniek’. Dat gevoel van paniek wordt nog eens versterkt door mogelijke komst van niet-Europese immigranten, waardoor sommigen Centraal- en Oost-Europeanen vrezen dat hun land en cultuur mogelijk verdwijnen.

Het Europese 9/11

Dat West-Europeanen zich zoiets lastig voor kunnen stellen, komt volgens Krastev door de verschillende historische ervaringen van beide Europa’s. De voormalige Oostbloklanden hebben na de Val van de Muur een staat (de Sovjet-Unie) en een systeem (communisme) in een mum van tijd zien verdwijnen. Dat maakt dat zij de Europese crisis met een groter gevoel van verontrusting bekijken, ‘terwijl West-Europeanen maar blijven volhouden dat het allemaal wel goed zal komen.’

De migratiecrisis en de mede daardoor veroorzaakte Brexit en regeringsdeelname van populisten in verschillende landen, heeft ook de West-Europeanen laten zien hoe kwetsbaar de EU is. Krastev noemt de vluchtelingencrisis daarom het Europese 9/11.

Krastev is niet optimistisch over de toekomst van Europa. Desalniettemin doet hij wel pogingen een oplossing aan te dragen. Die ligt niet in het ‘verslaan’ van de populisten. Hij stelt juist voor compromissen te sluiten en enkele beleidspunten van ze over te nemen (zoals goed bewaakte buitengrenzen). ‘Flexibiliteit – niet rigiditeit – zou Europa nog wel eens kunnen gaan redden.’

Te dun

Na Europa is een vrij dun en vlot geschreven boekje. Maar het is zeker geen broddelwerkje. Uit alles blijkt dat we hier maar het topje van Krastevs intellectuele ijsberg zien. Het had zeker niet misstaan als hij wat meer ruimte had genomen om zijn denkbeelden verder uit te werken.

Krastev constateert met zijn ruime en scherpe blik de problemen die de EU teisteren – op een diepzinnigere manier dan de meeste analisten. Maar zijn oplossingen vallen tegen. Zijn roep om sterke buitengrenzen gaat voorbij het feit dat de immigratie van buiten de EU al sterk is teruggedrongen – zonder dat daarmee de onvrede is verdwenen. Bovendien draagt hij geen enkele oplossing aan voor een ander groot probleem dat hij constateert: de migratie bínnen de EU.

Verwacht van Krastev dus geen hoogdravende oplossingen. Dat kun je hem ook lastig kwalijk nemen, aangezien hij zelf ook niet veel verwacht van de door hem aangedragen oplossingen: ‘Het uiteenvallen van de Unie is dus een van de meest waarschijnlijke uitkomsten.’

Dat fatalisme heeft iets onbevredigends, maar ook dat is misschien iets typisch West-Europees.

Boeken / Non-fictie

Betekenis en hoop

recensie: Marc de Kesel en Anne Marijke Spijkerbroek - Pijnlijk mooi

Pijnlijk mooi is het vijfde deel in de serie Figura Divina, genoemd naar een collectief van docenten en onderzoekers aan Nederlandse universiteiten. Zij vragen aandacht voor de verbinding tussen kunst en religie. Daarmee zijn zij niet de enigen, want de interesse voor dergelijke dwarsverbanden neemt toe.

Vier leden van het collectief dragen een essay bij aan deze uitgave: Frank Bosman, Marcel De Kesel, Anne Marijke Spijkerboer en Wessel Stoker. Niet de minsten op het terrein van kennis van de (christelijke) kunst. Blijkbaar vond de uitgever van deze bundel hun namen zó bekend, dat met uitzondering van de twee redacteuren (De Kesel en Spijkerboer), er verder in de uitgave niet wordt vermeld wie ze zijn en wat ze in het dagelijks leven doen.

Pijnlijk mooi of subliem?

In totaal tien essays vullen de vier leden van het collectief en nog zes anderen (Kick Bras, Oane Reitsma, Anne-Marie Bos, Marcel Poorthuis, Sander Vloebergs en Ingo Bocken) het thema ‘pijnlijk mooi, lijden en schoonheid in christelijke kunst’ verschillend in. Wessel Stoker, emeritus hoogleraar Esthetica aan de Vrije Universiteit Amsterdam, legt de omschrijving zelfs naast zich neer als zijnde een tegenspraak, en gebruikt daarvoor in de plaats de term ‘subliem’.

Hij onderscheidt binnen de mensen die bijvoorbeeld kijken naar Marc Mulders’ Siena (Vleeswand), formalisten, die primair vormen en kleuren waarnemen,  en cognitief-contextuelen, die de voorstelling of inhoud zien en persoonlijke overtuigingen en kennis van de maatschappelijke context laten meespelen. Opvallend is dat Stoker hierbij niet uitgaat van een meer gebruikelijke drieslag, waarbij hij, zoals hij het omschrijft, de ‘persoonlijke overtuigingen en een bepaalde kennis van de maatschappelijke context van het werk’ als derde manier van kijken ziet.

Je kunt het ook, zoals Oane Reitsma in zijn essay over muziek doet, als een derde categorie zien. Reitsma, een predikant die promoveerde op de componist Olivier Messiaen, onderscheidt programmatische muziek (muziek met een verhalende ‘inhoud’), de muzikale vorm (muzikale taal en klank) en de uitvoeringscontext van een compositie. Dat laatste gaat over schoonheid en pijn. In die opbouw is zijn essay vergelijkbaar met het boek Thuis in muziek van de Pools-Belgische Alicja Gecsinska, dat echter aanzienlijk beter is te volgen en soms zelfs dezelfde voorbeelden gebruikt. Zij onderscheidt het zogenaamde formalisme (autonome muziek), programmamuziek en muziek die ze omschrijft als ‘een expressievorm, en zoals bij alle vormen van expressie ontstaat betekenis in de interactie tussen de zender en de ontvanger van de boodschap. De betekenis van een muziekstuk ontstaat in de relatie tussen componist, uitvoerder en toehoorder.’

Op een hoger plan

Dichter bij de omschrijving ‘pijnlijk mooi’ blijven Anne-Marie Bos, wetenschappelijk medewerker aan het Titus Brandsma Instituut, en Kick Bras, die onder meer publiceert over christelijke mystiek. Bos doet aan close reading wanneer zij helder en duidelijk een kruiswegmeditatie van de Nederlandse karmeliet Titus Brandsma uit 1942 bespreekt. Hierin legt zij uit wat ze er ‘pijnlijk mooi’ aan vindt. Zij zoekt dit in de verbinding tussen Brandsma’s eigen lijden in een gevangeniscel in Scheveningen met onder meer de kruisweg van Jezus. Brandsma laat ‘zien hoe dit werkt, hoe het pijnlijke kruis dat op zijn schouders lag, in de verbinding met Jezus een werkelijkheid van “gelukkig zijn” kan worden.’

Bras gaat nog een stapje verder, wanneer hij aan de hand van het werk van Anselm Kiefer betoogt dat ‘pijnlijk mooi’ een teken van hoop is. Hij beschouwt beide woorden niet als een tegenstelling, zoals Stoker dat wel doet, maar als een vorm van transformatie.
Een soortgelijke visie wordt beschreven in het essay van de theologe en bijzonder hoogleraar religie en kunst aan de Rijksuniversiteit Groningen Anne Marijke Spijkerboer over Charlotte Salomon: ‘gebruikmakend van woorden en verhalen uit de joods-christelijke traditie, herschrijft de kunstenares haar eigen geschiedenis en brengt die zo op een hoger inmiddels leefbaar plan’.

Dergelijke spaarzame dwarsverbanden die op zich al indruk maken, geven deze fraai geïllustreerde essaybundel een zekere eenheid, waarbij enkele niet genoemde essays waarin het centrale thema ‘pijnlijk mooi’ soms wat meer verborgen lijkt, een beetje buiten de boot vallen. Soms is een betere tekstcorrectie op zijn plaats; in het essay van Marc De Kesel staat bijvoorbeeld enkele keren Lucio Fantana in plaats van Fontana, op de achterflap staat dat Joseph Beuys een bijdrage schreef, terwijl hij centraal staat in het essay van Ingo Bocken. De redactie moet tenslotte oppassen niet in eenzelfde kringetje van christelijke kunstenaars te blijven hangen; Marc Mulders’ werk kwam ook al voor in het derde deel van de serie (Spiritualiteit van de tuin), Messiaen in het eerste (Apocalyps in kunst). Omdat het onderwerp religie en kunst echter een interessant onderwerp is en blijft, kan ondanks alle kritische noten worden uitgezien naar een zesde deel.

Boeken / Fictie

Dorre zekerheid

recensie: Simon Strauss - Zeven nachten

Journalist en schrijver Simon Strauss breekt met het veelgeprezen Zeven nachten door als fictieauteur. Hij verwoordt de angst van zijn generatie om volwassen te worden.

In Duitsland kreeg Zeven nachten lovende kritieken. Der Zeit beschrijft het als een manifest, ‘snel te lezen, moeilijk te vergeten’. Simon Strauss, de zoon van toneelschrijver Botho Strauss, zou ‘de stem van zijn generatie verwoorden’. Zeven nachten laat zien wat de quarterlife crisis inhoudt, waar veel mensen die de dertig naderen mee kampen.

Vlak en rechtlijnig

De hoofdpersoon is bang, bang voor ‘de vloeiende overgang’. Bang omdat hij niet eens heeft gemerkt dat hij volwassen is geworden. Maar bovenal is hij bang voor het volwassen bestaan zelf, dat hij voor zich ziet als kleurloos en dor, met louter zekerheden en zonder avonturen. Hij heeft haast, want ‘snel, al heel snel, zal ik me moeten vastleggen. Op een leven, op een beroep, op een vrouw.’ De volwassenheid kan elk moment zijn leven binnensluipen en daar is – zo lijkt het – geen ontkomen aan. Vlak en rechtlijnig zal het leven hoe dan ook worden, dat je daar zelf invloed op zou kunnen hebben behoort niet tot de mogelijkheden.

Zeven zonden

De hoofdpersoon sluit een soort faustiaans pact met een onbekende, T., die hem uitdaagt. Zeven nachten zal hij door T. de stad ingejaagd worden om één van de hoofdzonden te gaan beleven en daar zeven bladzijden over te schrijven, die de volgende ochtend om – u raadt het al – zeven uur af moeten zijn. Zeven nachten beslaat zeven hoofdstukken die elk aan één zonde zijn geweid, plus een inleidend en afsluitend hoofdstuk. De hoofdstukken hebben de Latijnse naam van de betreffende zonde. Achterin het boek kun je de vertaling daarvan in het Nederlands opzoeken.

Zwak manifest

Zeven nachten leest inderdaad snel, de 112 pagina’s kun je binnen een avond lezen. Maar dat de inhoud zo moeilijk te vergeten is valt te betwijfelen. Het onderwerp spreekt tijdgenoten van Strauss erg aan. De volwassenheid, knopen doorhakken en richting kiezen kan beangstigen. Maar de vorm waarin Strauss zijn proza giet is een stuk minder spannend dan verwacht. Toegegeven, er zitten mooie en hier en daar ontroerende stukken in, maar de rest van de tekst is gewoon best wel saai. Hier en daar krijg je zelfs het gevoel dat Strauss te erg zijn best doet om mooie woorden en zinnen te schrijven en vooral zo vaag mogelijk wil blijven, en dat gaat irriteren. Er is ruimte voor de verbeelding, maar niet veel motivatie om die in te vullen.

Overgave

Ook de manier waarop de hoofdpersoon zich, haast uitgeput en levensmoe, lijkt over te geven aan de rechtlijnige zekerheid die onontkoombaar is, gaat irriteren. Wanneer je het zo bekijkt is de volwassenheid inderdaad het verliezen van jezelf en het vastroesten in de conventie. Hij maakt in zekere zin dus wel iets los, want als lezer wil je dat hij terug vecht, wat peper in zijn reet stopt. Kom op jongen, je angst is wat je er zelf van maakt. Maar toch wordt deze angst bevestigd door T., die reeds verzonken is in een bestaan van ‘dorre zekerheid’ en ergens nog hoopte op een uitweg. Beide mannen lijken toeschouwers van hun eigen leven. Of de zeven nachten en zeven zonden daarin verandering zullen aanbrengen valt te betwijfelen. Overgave en acceptatie lijken eerder de thema’s van dit boek dan autonomie, iets wat toch juist zo bevrijdend kan zijn aan de volwassenheid.

Zeven nachten blijft interessant om te lezen, zeker voor mensen die de dertig en ‘volwassenheid’ naderen, wat dat dan ook moge zijn. De poëtische en soms ronduit overdreven manier van schrijven moet je echter wel liggen.

Boeken / Non-fictie

Vol overgave

recensie: Sue Prideaux - Ik ben dynamiet

De veelgeprezen Nietzsche-biografie Ik ben dynamiet van Sue Prideaux is nu vertaald in het Nederlands. Dit werk is alles wat een Nietzsche liefhebber zich wensen kan: een prachtige kijk in het persoonlijke leven van Nietzsche, naadloos vervlochten met een uitgebreide uiteenzetting van zijn denken en werken.

Friedrich Nietzsche is één van de bekendste filosofen van de 19e eeuw. Bij het grote publiek staat hij bekend als de filosoof met de hamer, omdat hij alles wat filosofen vóór hem hebben bedacht aan diggelen slaat. Vanuit dat niets bouwt hij zijn filosofie opnieuw op. Een filosofie die helemaal niet pessimistisch of negatief tegenover het leven staat (ook zo staat hij bij het grote publiek bekend), maar waar juist zoveel levensliefde vanaf spat dat het alles wat dat leven inperkt verafschuwt.

Even Nietzsche zijn

Ik ben dynamiet is veel meer dan een biografie. Het is een volledige inleiding op alles wat met Nietzsche te maken heeft, op zijn volledige levensloop, al zijn relaties, alle plekken waar hij tijd heeft doorgebracht, alle gedachten die hij op die plekken deelde met anderen en alle boeken, geschriften en brieven die hij schreef gedurende zijn leven. Maar het grootste verschil met andere biografieën is dat Ik ben dynamiet leest alsof Nietzsche het boek zélf heeft geschreven. En eigenlijk gaat het zelfs nog verder, het is alsof je door het boek te lezen in zijn hoofd kruipt. Alsof je even Nietzsche wordt, zijn gedachten ziet alsof het je eigen gedachten zijn.

Sue Prideaux heeft met Ik ben dynamiet een meesterwerk geschreven dat niet snel geëvenaard zal worden. Ze ontdoet Nietzsche van alle valse beschuldigen aan zijn adres (dat hij antisemiet zou zijn, dat hij vrouwen zou haten, dat hij nationalistisch zou zijn), van alle valse vooroordelen (dat hij alleen maar alles kapot sloeg en zelf niks nieuws bedacht) en geeft hem weer de ruimte om te zijn wie hij was: een menselijk genie, geplaagd door lichamelijke ongemakken, emoties en onbeschrijfelijk diepe en revolutionaire gedachten.

Professor Nietzsche

Nietzsche leefde met grote snelheid. Wellicht had dat te maken met het sterven van zijn vader op jonge leeftijd, wat Friedrich in één klap dé man van het gezin maakte. Zowel zijn moeder als zijn zus keken tegen hem op en zagen in hem hun heil voor de toekomst. Toen Nietzsche student filologie en pas 24 jaar oud was kreeg hij in Bazel de leerstoel filologie aangeboden. Om professor te worden moet je eerst de doctorsgraad behaald hebben, maar ze wilden in Bazel zo graag dat Nietzsche het ambt zou bekleden dat ze hem deze graad cadeau gaven. Dit aanbod was uitzonderlijk en komt voort uit het enthousiasme van één van zijn docenten, die Nietzsche voordroeg. Nietzsche werd de jongste professor ooit aan de universiteit van Bazel. Er stond wel iets tegenover: Nietzsche moest zijn Pruisische nationaliteit opgeven om te voorkomen dat hij opgeroepen zou worden voor dienstplicht. Dit deed hij, maar de Zwitserse nationaliteit kreeg hij nooit, hij bleef dus zijn verdere leven stateloos (iets wat hem als ‘kosmopoliet’ en zelfbenoemd Europees burger niet zou deren).

Wagner en muziek

Een belangrijk element in Nietzsches leven en dus ook in Ik ben dynamiet is zijn vriendschap met Richard Wagner. Nietzsche bracht nagenoeg al zijn vrije tijd door in Tribschen, het huis van Wagner en zijn vrouw Cosima aan het Vierwoudstrekenmeer in Luzern. Keer op keer keert de lezer samen met Nietzsche (of eigenlijk: als Nietzsche) terug naar Tribschen. Wagner en Nietzsche waren beiden groot fan van Schopenhauer, die met zijn pessimistische filosofie een welkom alternatief was voor het christelijke conservatieve gedachtegoed van Immanuel Kant en Pruissen. Hun gedeelde liefde voor muziek sloot naadloos aan op het denken van Schopenhauer, die de muziek de enige kunst noemde die ‘bij machte was de waarheid over het wezen van het bestaan zelf te onthullen’. Zingend en filosoferend beklommen ze regelmatig samen de berg Pilatus. De ontwikkeling van Nietzsche van filoloog tot filosoof gaat stapsgewijs en hand in hand met het uit elkaar groeien van de goede vrienden.

Nietzsche als filosoof

Prideaux laat zien hoe Nietzsche als filosoof door zijn boeken en standpunten steeds meer mensen tegen zich in het harnas jaagt, waaronder zijn zuster Elisabeth (bijnaam: lama). Zijn moeder en zus – en ook de jonge Friedrich zelf trouwens – hadden altijd gedacht dat Nietzsche dominee zou worden, net als zijn vader. Toen Nietzsche openlijk kritiek begon te uiten op het christelijke geloof namen zij dat hem niet in dank af. Ondanks dat bleef zijn moeder hem zijn hele leven trouw en hielp hem waar nodig, voor zover dat kon als alleenstaande vrouw.

De relatie met zijn zus verliep anders. Ook hier neemt Prideaux je mee in het leven van Nietzsche alsof je het zelf beleeft. Als kind zijn broer en zus dol op elkaar maar deze relatie verbrokkelt stukje bij beetje wanneer Nietzsche steeds meer van zijn filosofie ontwikkelt. Elizabeth wordt openlijk nationaalsocialist en begint samen met haar man een kolonie in Zuid-Amerika. Broer en zus breken met elkaar. Ondanks dat weet Elizabeth als ze weer terug is de voogdij over haar broer te krijgen wanneer deze geestesziek wordt. Terwijl hij nog leeft richt ze een Nietzsche-archief op. Alle teksten die haar in een kwaad daglicht zetten vernietigt ze, passages uit boeken waar ze niet achter staat schrapt ze. Wanneer de geesteszieke Nietzsche op een bovenkamertje zijn laatste dagen uitzit laat ze geïnteresseerden betalen om hem te zien.

Nietzsche misbruikt

Prideaux eindigt Ik ben dynamiet met een duidelijke en erg pijnlijke afrekening met diegenen die Nietzsche het meest hebben misbruikt: zijn zus en de nazi’s. Elisabeth Nietzsche zorgde ervoor dat een stuk van Mussolini werd opgevoerd in Weimar en een jaar later ontmoette zij Adolf Hitler (toen al kanselier) die haar een bos rode rozen gaf. Het Nietzsche-archief kwam in handen van de nazi’s ‘die bij de formulering van de filosofie van hun partij een beroep deden op Nietzsche’.

Een andere bekende naam die de ‘meest vergiftigende invloed op de manipulatie van Nietzsches ideeën’ had was Oswald Spengler. Spengler gebruikte Nietzsches woorden zoals Übermensch zo dat ze strookten met zijn nationaalsocialistische idee van het sociaal-darwinisme: de misbruikte evolutietheorie van Darwin die goedkeurde dat grote groepen ‘ondergeschikten’ niet zouden voortleven in het belang van de soort. Met het sociaal-darwinisme werd de Endlösung van een zogenaamd wetenschappelijk en dus ‘rechtvaardig’ sausje voorzien. Het feit dat veel mensen vandaag de dag Nietzsches Übermensch nog altijd verbinden aan de verwerpelijke filosofie van nazi-Duitsland toont hoe succesvol de manipulatie en het misbruik van Nietzsches filosofie is geweest. Het feit dat Oswald Spengler vandaag de dag door sommigen (zoals aanhangers van de alt-right beweging) gezien wordt als een onterecht opzijgeschoven denker is alarmerend.

Ik ben dynamiet

Nietzsche leefde snel en greep elk moment dat hij niet geplaagd werd door pijnen of slechtziendheid aan om te schrijven. Hij reisde heel Europa door naar plekken waar hij kon werken en naar mensen met wie hij kon filosoferen. In Ik ben dynamiet spat de gedrevenheid van de bladzijden. De verandering in schrijfstijl van stijfjes en langdradig naar korte aforismen is als lezer volkomen logisch en duidelijk te volgen. Hij leek haastig om zijn gedachten zo duidelijk mogelijk op papier te willen knallen, alsof hij wist wat in het verschiet lag. Het zo veel mis geïnterpreteerde amor fati waar Nietzsche bekend om staat geeft blijk van deze levenslust. Het zou Nietzsche maken tot een nihilist die het leven verafschuwd. Wat bedoelde hij er dan mee? Van niks te willen dat het anders is, een volledige omarming van het leven.

Ook het steeds slechter worden van zijn lichamelijke gezondheid die hand in hand lijkt te gaan met de steeds grotere ontwikkeling van zijn geest ontvouwt als een tragische maar logische levensrichting voor deze fascinerende filosoof. ‘Ik ben geen mens, ik ben dynamiet!’ lijkt hij haast te roepen in Ecce homo. Nietzsche geloofde dat hij de mensheid kon bevrijden van haar kortzichtigheid en onderdrukkende moraliteit. En dat zou niet zonder herrie gaan, maar met een knal zoals van ontploffend dynamiet!

Sue Prideaux heeft met Ik ben dynamiet een meesterwerk geschreven. Een aanrader voor iedereen, zonder uitzondering. Ontzettend leerzaam, intrigerend, meeslepend en vermakelijk. Een van de mooiste boeken die ik ooit heb gelezen.

Boeken / Non-fictie

Een Britse kijk op de samenleving

recensie: Zadie Smith – Voel je vrij en Matt Haig – Planeet paranoia

In de zomer van 2018 publiceerden twee Britse auteurs een essayistische bundel over hedendaagse thema’s zoals technologie, de Brexit en sociale media. Zadie Smith publiceerde een verzameling essays in Voel je vrij en haar collega Matt Haig schreef het persoonlijke Planeet paranoia. Werpen zij een nieuw licht op deze thema’s?

De boekhandels liggen er vol mee: waarschuwingen tegen social media en hoe je staande te houden in deze drukke maatschappij. De boeken van Smith en Haig lijken in eerste instantie de zoveelste in de reeks. Omdat hun boeken tegelijk verschenen, is het interessant om te kijken hoe zij dit thema allebei hebben aangepakt. De twee boeken zijn in opzet verschillend: Smith verzamelde eerder gepubliceerde essays in Voel je vrij en Haig schreef met Planeet paranoia een persoonlijke kijk op een verwarde wereld. Bij een tweetal thema’s komen ze elkaar tegen; beiden zijn ze wantrouwend tegenover sociale media en zowel Smith als Haig pleit voor het behoud van de bibliotheek.

Zadie Smith – Voel je vrij

De Britse Zadie Smith is een zeer gewaardeerde auteur en essayist en naast haar schrijfwerk doceert ze aan de New York University. Deze twee ambachten komen op een mooie manier samen in haar bundel. De essays vormen een mix van persoonlijke beschouwingen en cultuurwetenschappelijke analyses:

“Mijn duidingen – als je ze zo kunt noemen – zijn eigenlijk altijd strikt persoonlijk.”

De essays zijn verdeeld in verschillende thematische blokken. Ze begint de bundel op een persoonlijke manier, met onder meer haar kijk op de Brexit (met een uitslag die haar verraste) maar verderop worden de essays theoretischer. Alsof je bij haar thuis begint en eindigt als student in de collegebank. De onderwerpen die ze aansnijdt lopen uiteen van een interview met Jay-Z tot een analyse van The social network, waarin ze met een goed staaltje omdenken Facebook onderuithaalt:

“Het lijkt me vooralsnog belangrijk om te beseffen dat Facebook (…) is ontworpen door een tweedejaarsstudent op Harvard die er de preoccupaties op na hield van een tweedejaarsstudent op Harvard. Wat is de status van je relatie, heb je wel een leven (kom met bewijzen, lever foto’s aan).”

Hiermee haalt Smith de angel uit de situatie en ontnuchtert ze de soms zware discussie over de problemen rondom het sociale platform. Een groot verschil met bijvoorbeeld de Nederlandse auteur Sidney Vollmer, die in zijn boek On/Off voornamelijk boos werd op de moderne technologieën.

Haar persoonlijke gedachtegangen zijn heerlijk om te lezen. Ze beschouwt haar onderwerpen van alle kanten en is niet bang om zichzelf ongelijk te geven (zoals in het essay over Brexit). De meer theoretische essays lezen alsof je haar colleges bijwoont. Wat knap is, is dat haar stukken persoonlijk en intellectueel tegelijk zijn.

Matt Haig – Planeet paranoia

Matt Haig heeft de laatste jaren voornamelijk twee soorten boeken geschreven: science fiction (De wezens, Het eeuwige leven) en het meer persoonlijke en autobiografische Redenen om te blijven leven, waarin hij zijn eigen depressie onderzoekt. Zijn nieuwste boek Planeet paranoia borduurt voort op dat laatste, al trekt hij het thema nu breder. Hij denkt na over de vraag hoe je jezelf staande kunt houden in deze verwarde wereld.

Planeet Paranoia is qua vorm een totaal ander boek dan Voel je vrij. Haig schrijft in een hybride vorm; hij weeft verschillende fragmenten tot een geheel. Die fragmenten zijn lijstjes, gedichten, persoonlijke relazen, wetenschappelijke benaderingen en zelfs korte stukjes fictie.

Op deze manier creëert hij een compleet beeld van de verwarde wereld en zo zit er ook voor iedere lezer wel een vorm van inspiratie in. Ook voorkomt Haig op deze manier dat hij te lang door predikt als een dominee. Zijn betogen (‘we moeten dit, jij moet zus en zo’) worden zo onderbroken met wat nuchterdere stukken, soms zelf met een vleugje optimisme. Dankzij deze aanpak behoudt hij het evenwicht en dat is wel zo prettig voor de lezer.

Smith en Haig komen elkaar tegen in hun visie op sociale media en het behoud van bibliotheken. In het eerste geval komen ze elkaar letterlijk tegen wanneer Haig Smith interviewt: “Ik gebruik mijn telefoon veel vaker dan Smith, maar desondanks – of misschien juist daardoor – deel ik haar zorg op veel punten.” En beiden pleiten ze voor een bibliotheek in elke stad, zoals Smith het zo mooi verwoordt: “Wat een goede bibliotheek te bieden heeft [is] niet makkelijk elders te vinden: een overdekte publieke ruimte waar je niets hoeft te kopen om er te mogen verblijven.”

Maar waar Zadie Smith je kan verwonderen met haar intelligente beschouwingen, daar is het boek van Matt Haig een prettig leesbare compositie die je al snel weer vergeet. Zo pakken twee boeken die op het eerste gezicht hetzelfde lijken, toch heel verschillend uit.

 

Voel je vrij                                    Planeet paranoia
Auteur:
Zadie Smith                     Auteur: Matt Haig
Uitgever: Prometheus                 Uitgever: Lebowski
Prijs: 25,99                                     Prijs: 19,99
ISBN: 9789044636147                  ISBN: 9789048845262
Beoordeling: 4 sterren                Beoordeling: 3,5 sterren

                

Boeken / Fictie

Literatuur voor het slapengaan

recensie: Georges Perec - Een man die slaapt

Wie een boek leest, doet dat doorgaans (ook) om zich niet te vervelen. Maar wat als dat boek verveling tot onderwerp heeft? Mensen die nog altijd nachtmerries hebben van hun verplichte lectuur van De Avonden, zullen dus wellicht geen plezier beleven aan Een Man die Slaapt. Maar voor wie houdt van dromerig en kabbelend proza, is dit klassieke romanexperiment een must.

Het goede nieuws voor mensen die niet graag lezen of niet van dikke boeken houden: Een Man die Slaapt telt amper 112 pagina’s. Het minder goede nieuws: het lezen vraagt wel een inspanning. Ten eerste omdat het boekje in de vrij ongebruikelijke je-vorm is opgesteld en ten tweede omdat de mijmeringen van de verteller niet echt licht verteerbaar zijn. Een willekeurig voorbeeld:

“Onverschilligheid lost de taal op, schudt de tekens door elkaar. Je bent geduldig en wacht niet, je bent vrij en je kiest niet, je bent beschikbaar en er wordt geen enkel beroep op je gedaan. Je vraagt niets, je eist niets, je dringt niets op.”

 

Bij momenten neigt het zelfs naar het pedante:

“Onzinnige dromen van eenzaamheid. Dolende Amnesticus in het Land der Blinden: brede, lege straten, koude lichten, zwijgende gezichten waar je blik overheen zou glijden.”

 

Geen gemakkelijke kost dus. Toch groeide het boekje, dat in 1967 in Frankrijk verscheen, al snel uit tot een klassieker. Vooral omdat het met zijn bespiegelingen en zelftwijfel perfect aansloot bij het existentialisme van Camus en Sartre. Het hoofdpersonage is immers iemand die in een staat van slaperigheid/bewusteloosheid door de straten van de stad loopt en mijmert over vergankelijkheid, verveling, leegte en eenzaamheid. De sfeer is met andere woorden dromerig en poëtisch, zeker omdat het personage afstand wil nemen van zijn individualiteit (vandaar dus ook de je-vorm, die het gevoel van eenzaamheid nog versterkt).

Geen spek voor ieders bek dus. Wie houdt van actie en van ondernemende personages, blijft met andere woorden beter ver weg van Een Man die Slaapt. Maar voor wie pakweg De Avonden, Stoner en The Catcher in the Rye lijfboeken zijn – schuldig! – is Een Man die Slaapt een nieuwe, welgekomen outcast. Toegegeven, langer dan 112 pagina’s moest dit boekje ook niet duren, aangezien er écht niets gebeurt, maar gedurende die 112 pagina’s beleef je wel de mooist denkbare droomloze slaap. Zij het dat je er wel de prijs voor betaalt …

Boeken / Fictie

De herhaling richting nergens

recensie: Jon McGregor - Reservoir 13

Het idee van Reservoir 13 intrigeert, maar daar houdt het ook op: een meisje verdwijnt in mysterieuze omstandigheden nabij een Engels plattelandsdorpje. Na een furieuze, maandenlange zoektocht ebt de interesse bij bewoners en media stilaan weg. Maar intussen gaat het leven verder. Helaas weet Jon McGregor hier weinig interessants mee te doen.

Genomineerd voor de Man Booker Prize. Bewierookt in binnen- en buitenland. Wellicht omwille van de – toegegeven – fraaie, meanderende schrijfstijl, maar toch niet de plot. Want die is moedwillig repetitief. Soms werkt dat. Denken we maar aan De Avonden, waarin gedurende tien dagen volstrekt niets gebeurt maar tegelijkertijd alles.

In Reservoir 13 wordt gedurende dertien jaar het wel en wee in een ingeslapen Engels dorpje gevolgd. Kinderen worden geboren en groeien op, koppels gaan uit elkaar en komen weer samen, winkels gaan failliet en jongeren ontdekken de seksualiteit. Tegen de achtergrond: de verdwijning van een meisje, waarmee het boek van start gaat. Dat is te zeggen: het begint met de zoektocht. De media springen op de zaak, inwoners dienen zich massaal aan om te helpen zoeken, verdenkingen gaan richting schimmige figuren, de vader van het meisje …

Maar naarmate de zoekopdrachten, die zich concentreren rond de vele reservoirs in de buurt (vandaar de titel), zonder resultaten blijven, taant de interesse en gaat het leven zijn eigen gangetje. Elk van de dertien hoofdstukken beslaat een jaar, dat telkens begint met het (uitblijven van) nieuwjaarsvuurwerk. Daarna volgt een beknopte stand van zaken van de verschillende inwoners, gekoppeld aan op den duur wel erg vervelende natuuromschrijvingen: vossen krijgen jongen, bloemen en struiken langs de rivier staan in bloei, dassen bouwen burchten en vogels foerageren – een woord dat ik voor aanvang het boek niet kende (het betekent ‘voedsel zoeken’) – en dat ik voor de rest van mijn leven niet meer wil horen, omdat de auteur het wel tot 100 keer gebruikt.

Herhaling is niet slecht. Het kan zelfs topfilms als Groundhog Day en Edge of Tomorrow opleveren. Maar in dit geval is het wat mij betreft slaapverwekkend en zelfs tot roepens toe irritant: verschillende malen wilde ik de auteur toeschreeuwen ‘maar laat dan toch eens iets gebeuren!’ Maar wellicht was dat ook zijn bedoeling. Het kleinmenselijke tonen in het licht van een groots drama, dat wil hij doen. Een drama dat overigens geen bevredigende uitkomst kent. Dat is geen spoiler, je voelt al van op de eerste bladzijden dat het de auteur hier niet om te doen is. Wat hij dan wel wil bereiken, is me een raadsel. Emotionele betrokkenheid oproepen kan het al zeker niet zijn: als je dit boek twee dagen aan de kant legt, mag je helemaal opnieuw beginnen omdat je de letterlijk tientallen namen van en verbindingen tussen dorpsmensen helemaal weer kwijt bent.