Tag Archief van: landscape

Boeken / Kunstboek

De schaamteloze lagen van de ziel

recensie: Louise Bourgeois - The return of the repressed

Er zijn kunstenaars waarvoor alleen het pijnlijkste en meest afstotelijke als de hoogste vorm van kunst geldt. Louise Bourgeois en Hermann Nitsch speuren gevoelens als kwetsbaarheid, seksualiteit en lijden af. Twee recente boeken duiken in de ziel van de makers.

Het is hard werken om als kunstenaar je ziel volledig bloot te leggen. Louise Bourgeois, overleden in 2010, beschouwde kunst als het territorium van niet op te lossen problemen. De grote nalatenschap van Bourgeois is al stof voor een dik retrospectief van haar Confessional Art, maar het boek The return of the repressed bestaat uit twee delen die vooral de psychoanalytische kant van haar werk onder de loep nemen.

Louise Bourgeois, Janus Fleuri, 1968

Louise Bourgeois, Janus Fleuri, 1968

Louise Bourgeois maakt kunst die haar eigen psychische kwetsbaarheid analyseert. Ze bleef haar hele leven bezig met haar jeugdtrauma’s. In Janus Fleuri uit 1968 komt dit tot uiting in een fallisch dubbelbeeld dat bij elkaar gehouden wordt door het vrouwelijke, de vagina. Bourgeois maakte de hangende sculptuur aan het einde van een zware depressie. In de behandeling van die depressie kwam het Oedipuscomplex regelmatig aan de orde. Van de twee kanten van Janus Fleuri kijkt de een vooruit en de ander beschouwt achteruit, een weergave van de psychoanalyse van haar eigen toestand.

Wanen, angsten en zelfhaat
The return of the repressed is een grotendeels academisch boek dat de kunst van Bourgeois in een nieuw daglicht zet. Zij ontkende bij haar leven nog resoluut dat ze psychologische hulp had, hieruit blijkt dat zij al in de jaren vijftig intensief therapie kreeg. De band met twee boeken bevat naast de sculpturen academische teksten over haar werk en Louise Bourgeois’ eigen psychologische epistels. Deze schrijfsels zitten vol wanen, angsten en zelfhaat:

‘My pieces of sculpture (usually figures) do not represent only study in forms. They represent emotional states usually of painful kind – such as 1) impending engulfment (under water) very old theme…’

The return of the repressed gaat verder waar Bourgeois bij haar dood gebleven is. Het blootleggen van haar ziel wordt met alle teksten zo tastbaar en begrijpelijk dat de lezer zelf in een depressieve wereld onder gaat. De pijn die Bourgeois openlegt met haar sculpturen krijgt een nog naargeestiger lading. Het is geen kunst die de pijn probeert op te lossen, het is eerder werk dat iedereen die het tegenkomt meezuigt in een diep zwart gat.  

Hermann Nitsch, 130. Aktion, 2010

Hermann Nitsch, 130. Aktion, 2010

Bevrijding van schaamte
De spreekwoordelijke ellende van Hermann Nitsch in boekvorm is van een hele andere orde. Het is een getuigenverslag van de 130e Aktion (of happening) van Hermann Nitsch, gelimiteerd tot 200 boeken. In deze Aktion wordt weer veel morbide sensitiviteit verpakt in christelijke archetypen. Een confrontatie met de normen van schoonheid en werkelijkheid is Nitsch’s handelsmerk en dat beschrijven de schrijfsters van dit Personal Structures project, twee Nederlandse kunstenaars, maar al te graag. De schrijfsters zijn zelf onderdeel van een bloederig ritueel waarbij naakte vrouwen (en een man) op een kruis gebonden staan tussen tafels met voedsel dat over de lichamen wordt uitgesmeerd. Daarbij komt 300 liter varkensbloed dat de vrouwen drinken en over zich uitgeschonken krijgen gedurende de happening. De ingewanden en karkas van het varken worden met regelmaat opgedist op de lichamen om de bevrijding van schaamte volledig te maken. Om dan uiteindelijk, weer schoongewassen en maagdelijk gekleed, op het kruis in processie door de stad naar een diner van het varken te gaan.

Dagboekbijdragen en interviews met Nitsch geven een behind the scenes beeld van de happening. De bijdragen van de twee Nederlandse kunstenaars leveren kleurrijk verslag van alle belevenissen. Een van de kunstenaars vertelt over het seksuele genot als ze het bloed drinkt, daarna slijm. Vastgebonden aan een kruis krijgt ze kippenvel van de ingewanden die over haar worden uitgesmeerd; een octopus op haar vagina is het toppunt van genot.

Waar Bourgeois in haar teksten zelf haar eigen lijden determineert is bij Nitsch en vooral zijn chroniqueurs sprake van zelfgenoegzaam grenzen oprekken. De inmiddels 74-jarige Nitsch wordt in de handen van schrijfsters Sarah Gold en Karlyn de Jongh tot een schaamteloze pooier in de kunst, ondanks zijn eigen diepere filosofie. De heldhaftige kwetsbaarheid die Bourgeois tentoon spreidt wint het dan met gemak van de flauwe postcoïtale roes van Nitsch’s subjecten.  

Louise Bourgeois – The return of the repressed • Violette Editions • 500  pagina’s • 49,95 euro • ISBN 978-1-900828-37-6 • 4 sterren

Hermann Nitsch • Luiscius/Global Art Affairs • 198 pagina’s • 125 euro • 2,5 sterren

 

Boeken / Kunstboek

De schaamteloze lagen van de ziel

recensie: Louise Bourgeois - The return of the repressed

Er zijn kunstenaars waarvoor alleen het pijnlijkste en meest afstotelijke als de hoogste vorm van kunst geldt. Louise Bourgeois en Hermann Nitsch speuren gevoelens als kwetsbaarheid, seksualiteit en lijden af. Twee recente boeken duiken in de ziel van de makers.

Het is hard werken om als kunstenaar je ziel volledig bloot te leggen. Louise Bourgeois, overleden in 2010, beschouwde kunst als het territorium van niet op te lossen problemen. De grote nalatenschap van Bourgeois is al stof voor een dik retrospectief van haar Confessional Art, maar het boek The return of the repressed bestaat uit twee delen die vooral de psychoanalytische kant van haar werk onder de loep nemen.

Louise Bourgeois, Janus Fleuri, 1968

Louise Bourgeois, Janus Fleuri, 1968

Louise Bourgeois maakt kunst die haar eigen psychische kwetsbaarheid analyseert. Ze bleef haar hele leven bezig met haar jeugdtrauma’s. In Janus Fleuri uit 1968 komt dit tot uiting in een fallisch dubbelbeeld dat bij elkaar gehouden wordt door het vrouwelijke, de vagina. Bourgeois maakte de hangende sculptuur aan het einde van een zware depressie. In de behandeling van die depressie kwam het Oedipuscomplex regelmatig aan de orde. Van de twee kanten van Janus Fleuri kijkt de een vooruit en de ander beschouwt achteruit, een weergave van de psychoanalyse van haar eigen toestand.

Wanen, angsten en zelfhaat
The return of the repressed is een grotendeels academisch boek dat de kunst van Bourgeois in een nieuw daglicht zet. Zij ontkende bij haar leven nog resoluut dat ze psychologische hulp had, hieruit blijkt dat zij al in de jaren vijftig intensief therapie kreeg. De band met twee boeken bevat naast de sculpturen academische teksten over haar werk en Louise Bourgeois’ eigen psychologische epistels. Deze schrijfsels zitten vol wanen, angsten en zelfhaat:

‘My pieces of sculpture (usually figures) do not represent only study in forms. They represent emotional states usually of painful kind – such as 1) impending engulfment (under water) very old theme…’

The return of the repressed gaat verder waar Bourgeois bij haar dood gebleven is. Het blootleggen van haar ziel wordt met alle teksten zo tastbaar en begrijpelijk dat de lezer zelf in een depressieve wereld onder gaat. De pijn die Bourgeois openlegt met haar sculpturen krijgt een nog naargeestiger lading. Het is geen kunst die de pijn probeert op te lossen, het is eerder werk dat iedereen die het tegenkomt meezuigt in een diep zwart gat.  

Hermann Nitsch, 130. Aktion, 2010

Hermann Nitsch, 130. Aktion, 2010

Bevrijding van schaamte
De spreekwoordelijke ellende van Hermann Nitsch in boekvorm is van een hele andere orde. Het is een getuigenverslag van de 130e Aktion (of happening) van Hermann Nitsch, gelimiteerd tot 200 boeken. In deze Aktion wordt weer veel morbide sensitiviteit verpakt in christelijke archetypen. Een confrontatie met de normen van schoonheid en werkelijkheid is Nitsch’s handelsmerk en dat beschrijven de schrijfsters van dit Personal Structures project, twee Nederlandse kunstenaars, maar al te graag. De schrijfsters zijn zelf onderdeel van een bloederig ritueel waarbij naakte vrouwen (en een man) op een kruis gebonden staan tussen tafels met voedsel dat over de lichamen wordt uitgesmeerd. Daarbij komt 300 liter varkensbloed dat de vrouwen drinken en over zich uitgeschonken krijgen gedurende de happening. De ingewanden en karkas van het varken worden met regelmaat opgedist op de lichamen om de bevrijding van schaamte volledig te maken. Om dan uiteindelijk, weer schoongewassen en maagdelijk gekleed, op het kruis in processie door de stad naar een diner van het varken te gaan.

Dagboekbijdragen en interviews met Nitsch geven een behind the scenes beeld van de happening. De bijdragen van de twee Nederlandse kunstenaars leveren kleurrijk verslag van alle belevenissen. Een van de kunstenaars vertelt over het seksuele genot als ze het bloed drinkt, daarna slijm. Vastgebonden aan een kruis krijgt ze kippenvel van de ingewanden die over haar worden uitgesmeerd; een octopus op haar vagina is het toppunt van genot.

Waar Bourgeois in haar teksten zelf haar eigen lijden determineert is bij Nitsch en vooral zijn chroniqueurs sprake van zelfgenoegzaam grenzen oprekken. De inmiddels 74-jarige Nitsch wordt in de handen van schrijfsters Sarah Gold en Karlyn de Jongh tot een schaamteloze pooier in de kunst, ondanks zijn eigen diepere filosofie. De heldhaftige kwetsbaarheid die Bourgeois tentoon spreidt wint het dan met gemak van de flauwe postcoïtale roes van Nitsch’s subjecten.  

Louise Bourgeois – The return of the repressed • Violette Editions • 500  pagina’s • 49,95 euro • ISBN 978-1-900828-37-6 • 4 sterren

Hermann Nitsch • Luiscius/Global Art Affairs • 198 pagina’s • 125 euro • 2,5 sterren

 

Muziek / Album

Geen onverwachte uitspattingen maar gewoon goed

recensie: Bettie Serveert - Oh, Mayhem!

.

Zo’n twintig jaar geleden werd muziekminnend Nederland verblijd met een droomdebuut én een prachthoes van de band Bettie Serveert. Amerika gooide de grenzen wijd open voor deze Nederlandse band en de bekende hoes met speelgoedhond is inmiddels befaamd. Bettie Serveert is daarna gelukkig geen ééndagsvlieg gebleken en weet zich al die jaren uitstekend te handhaven in de bovenste regionen van de Nederlandse alternatieve popmuziek. Met het laatste wapenfeit Oh Mayhem! brengen ze alweer hun 10e album uit.

Op Oh Mayhem! gaat de band verder waar het bij voorganger Pharmacy of Love was gebleven. Het eindresultaat is energieke, puntige rock met diverse ‘catchy’ songs, vaak voorzien van een stekelig scherp randje. Versterkers mogen weer helemaal open worden gezet en alle vier de bandleden verkeren in bijzonder goede doen. De samenstelling wijkt daarbij op één positie af van de beginformatie: de drummer. Juist deze drummer (Joppe Molenaar van Voicst), zorgt, net als op de voorgaande plaat, voor een energieke injectie die zeker ook live een extra dimensie aan de band geeft. De ritmetandem gooit namelijk flink wat olie op het vuur. Wat dat betreft is het ingetogen indie geluid wat meer naar de achtergrond verdwenen en slaat de klok wat meer uptempo rock.

In het kader van hun twintigjarig bestaan heeft Bettie Serveert vorig jaar het album waar het allemaal mee begon, Palomine, diverse keren integraal gespeeld (o.a. op Parkpop en in Paradiso). Hieruit bleek nog eens hoe goed en uniek dit album is. Muziek én hoes van Palomine zijn wat dat betreft ongeëvenaard gebleven. Het is duidelijk dat de magie van het debuut er niet meer is, en ook niet meer terug zal komen. Het weerhoudt deze muzikanten er niet van om onverstoord en geïnspireerd hun eigen muziek te blijven maken. En dat doen ze bijzonder goed. Het lijkt er zelfs op dat naarmate Bettie Serveert ouder wordt, de band juist jeugdiger, frisser en gedrevener klinkt.

~

Is er dan verder niets aan te merken op Oh, Mayhem! ? Jazeker wel. De plaat kent namelijk geen echte uitschieters of onverwachte uitspattingen. Het is allemaal aan de veilige kant, bovendien duurt de totale plaat slechts 35 minuten en is de gemiddelde duur van de nummers korter dan drie minuten. Juist daarom is het ook moeilijk te begrijpen waarom verschillende nummers afgekapt worden. Waarom het geluid wegdraaien, net op het moment dat de gitarist op stoom begint te komen? Zo ook in het laatste nummer, en dat levert toch een anticlimax op. Jammer.

Oh, Mayhem! betovert niet, maar is wel een steengoed album van een band die zich na twintig jaar gewoon blijft doorontwikkelen. Laat maar komen dat elfde album.

Boeken / Non-fictie

Och, arme ik

recensie: Sanne Bloemink - Happy Me. Verdwaald in de New Yorkse geluksindustrie

.

Sanne Bloemink lijdt onder ‘white man’s problems‘: ze woont in New York, heeft alles wat ze wil (droombaan, liefde, gezin), en toch is ze niet gelukkig. Op zoek naar een remedie verdiept ze zich in hedendaagse zelfhulphypes: van sapkuren tot The Secret, van doe-het-zelf tot yoga. Maar tegen elke oplossing trekt ze onmiddellijk ook ten strijde: al dat groen doen is maar opschepperige statusverhoging, en yoga is een elitehobby waarmee zogenaamd spirituele mensen zich willen onderscheiden van het voetvolk. ‘Niet elke tegenslag is een bron van mogelijkheden’, schrijft ze geërgerd.

Honderd pagina’s eenzaamheid


Er is toch niets mis mee, om gelukkig te willen zijn? Bloemink gelooft van niet, maar anderzijds gelooft ze het toch ook weer wel – typerend voor het boek, waarin elke alinea een ‘ja, en nee, en toch, en misschien’ bevat. Zij meent namelijk dat geluk een last is geworden. Iedereen moet maar tegen wil en dank verantwoordelijkheid nemen voor zijn eigen lot. Dat is zo’n zware taak, dat men geen energie meer heeft om oprechte interesse te tonen voor het ongeluk van de ander. Gaat het niet goed? Dan doe je daar toch iets aan?

Het maakt Bloemink nu en dan tot een behoorlijk klagerige verteller. Wat de passages over haar eigen leed, gefaalde remedies en kritiek van diverse kenners met elkaar verbindt, is de weeklacht van iemand die zich onbegrepen voelt door de maatschappij en de ‘neppe’ vrienden die ze in New York heeft opgedaan. Tegelijkertijd doet ze weinig moeite die vrienden te begrijpen. Hun gedrag zet ze steevast neer als achterhaald en oppervlakkig, niet zo belangrijk als haar eigen problemen en gedachten.

Klagen, ook een elitaire hobby


Door te klagen verheft Bloemink zich zowel boven mensen die geen problemen zeggen te hebben, als boven mensen die de oplossing vinden in een goeroe of meditatietechniek. Tegelijkertijd wordt het Bloemink langzaam duidelijk dat dit de wortel van haar eenzaamheid is: ze zet zichzelf apart, sluit zichzelf af van de buitenwereld. Af en toe zou je tegen haar willen roepen: stel je niet zo aan, doe gewoon mee!

Maar Bloemink verwacht dat de maatschappij haar geluk gaat brengen. Omdat ze niet de enige is met ‘white man’s problems’, meent ze dat haar onvrede een cultureel verschijnsel is. Niet zijzelf, maar de hele westerse maatschappij is verantwoordelijk voor haar ongeluk. Bloemink heeft een hoge pet op van gemeenschapszin (‘community‘): ze haalt verschillende onderzoeken aan die uitwijzen dat geluk samenhangt met een gedeeld, gezamenlijk leven. Dus bespreekt ze Bhutan, Costa Rica en een sloppenwijk in India als voorbeelden van gemeenschappen waar mensen nog wél gelukkig zijn.

De Nederlandse

Eat, Pray, Love


Deze focus op exotische en oosterse culturen is niet nieuw in het zelfhulpgenre, dat grotendeels gestoeld is op mindfulness en spiritualiteit. Het probleem met Happy Me is dat het de ambities lijkt te hebben van een Nederlandse Quiet: een kritische blik geven op de manier waarop de dominante cultuur inwerkt op onze individuele psyche. Dat wordt duidelijk wanneer Bloemink betoogt:

De geluksindustrie zou moeten worden gezien als een signaal van onvrede en van een reusachtig maatschappelijk tekort. En daarop zou moeten worden ingespeeld.

Waar Susan Cain echter de psychologie induikt, en duiding probeert te geven aan de hand van tastbare wetenschappelijke bevindingen, verzandt Happy Me maar al te vaak in kleinzielig geweeklaag en zweverig oriëntalisme. Bloeminks betoog rust op vermoedens en aannames. Wat zou het fijn geweest zijn als ze nog een paar jaar op haar gedachten had gebroed, om pas later met een boek van werkelijk toegevoegde waarde te komen. Dan had ze misschien nog een echte geluksgoeroe kunnen worden.

Film / Films

Roosevelts leven gereduceerd tot Bouquetroman

recensie: Hyde Park on Hudson

Franklin Delano Roosevelts liefdesavonturen waren duidelijk niet het interessantste aspect van zijn leven, blijkt uit Hyde Park on Hudson. Een van de beste en invloedrijkste presidenten van de Verenigde Staten had een betere film verdiend.

~

Hyde Park on Hudson speelt zich af in 1939. De titel verwijst naar de majestueuze villa van Franklin Delano Roosevelt, Hyde Park aan de rivier de Hudson, waar een bezoek van de stotterende Britse koning George VI (met de bijnaam Bertie, gespeeld door Samuel West) en koningin Elizabeth (de moeder van de huidige koningin Elizabeth, gespeeld door Olivia Colman) op het programma staat. Aan het begin van de film zijn de voorbereidingen in volle gang en is de staf van Hyde Park in rep en roer, maar heeft Roosevelt (Bill Murray) zelf last van een voorhoofdsholteontsteking. Hij gaat daarom op zoek naar afleiding van zijn dagelijkse beslommeringen.

Bloemetjes en bijtjes

‘Afleiding’ staat voor Roosevelt blijkbaar synoniem aan ‘vrouwen’, en die afleiding komt deze keer in de vorm van Daisy (Laura Linney). Daisy is een verre achternicht van Roosevelt die op Hyde Park wordt ontboden om de president te vermaken. Dat houdt in dit geval in dat er onschuldig thee wordt gedronken en over postzegels gepraat wordt. In eerste instantie tenminste, want er ontstaat uiteindelijk toch een affaire tussen de naïeve, wat dommige Daisy en de sympathieke, charismatische president Roosevelt, die door kinderpolio invalide raakte.

~

Hun affaire is echter op geen elke niveau boeiend. Tot verhitte gesprekken komt het nooit tussen de twee, en gepassioneerde seks is ook afwezig. Verder dan een suggestieve scène in een van Roosevelts prachtige auto’s in een veld vol met bloemetjes en bijtjes wil de film niet gaan. Het liefdespaar blijft zich vooral bezighouden met keuvelen over koetjes en kalfjes en het bekijken van Roosevelts indrukwekkende postzegelverzameling. De scènes met Roosevelt en Daisy zijn daardoor weinig enerverend en zelfs bij tijd en wijle saai.

Wereldleiders

Hyde Park on Hudson wordt pas interessant wanneer andere personages hun intrede doen. Zo laat een heerlijk informeel gesprek tussen Bertie en Roosevelt de gemiste potentie van de film zien. In een minuut of tien ontdooit de gespannen Bertie volledig, doordat Roosevelt hem op zijn gemak stelt door er de ene na de andere prachtige anekdote uit te gooien. En door de rijkelijk vloeiende whiskey, waarschijnlijk. Deze twee mannen van statuur zijn zich, ondanks hun lichamelijke gebreken en de poppenkast waartoe het staatsbezoek gereduceerd wordt, volledig bewust van de ernst van de situatie waarin ze verkeren: Engeland staat op het punt om binnengevallen te worden door Duitsland en de koning is op bezoek om zich, als laatste hoop, tot Roosevelt en Amerika te richten voor hulp. Bill Murray en Samuel West weten zich in een paar indrukwekkende scènes overtuigend te profileren als respectabele wereldleiders. Laura Linney staat daartoe in schril contrast, en weet de kijker nooit te raken met haar vertolking van Daisy. Daarnaast is haar voice-over volledig overbodig.   

~

Regisseur Roger Michell (Notting Hill, Changing Lanes) maakte deze film over Roosevelt en besloot de focus te leggen op diens liefdesleven. Geen goede keuze, blijkt helaas. Hyde Park on Hudson is als liefdesdrama niet overtuigend en daarnaast heeft Roosevelt natuurlijk veel interessantere dingen uitgespookt dan een affaire hier en daar. De film is dan ook een ratjetoe van willekeurig samengevlochten gebeurtenissen geworden. De hoofdverhaallijn is het minst interessante aan de hele film en wordt volledig overschaduwd door alle subplots. De gesprekken tussen Bertie en Elizabeth, de interactie tussen Roosevelt en zijn statige secretaresse Missy (Elizabeth Marvel), en de relatie tussen Roosevelt en zijn hardvochtige vrouw Eleanor (Olivia Williams) zijn filmwaardig; de Bouquetromantische affaire van Roosevelt en Daisy is dat niet. 

Boeken / Fictie

Historisch kook- en liefdesverhaal

recensie: Lawrence Norfolk (vert. Johannes Jonkers) - Het feestmaal van John Saturnall

.

Op het platteland van het midden zeventiende-eeuwse Engeland blijkt de jonge John Saturnall een ongekend kooktalent. Als een groep radicale protestanten uit zijn geboortedorp hem van hekserij beticht, vlucht hij naar een nabijgelegen landgoed. Daar schopt hij het tot meesterkok en vraagt zelfs koning Karel hem een feestmaal te bereiden. Maar de Engelse Burgeroorlog gooit roet in het eten. Ingrijpend veranderde machtsverhoudingen aan het hof en voedselschaarste halen Johns leven overhoop. Toch blijft hij stug verder koken en wordt ook nog eens verliefd op de dochter van zijn Lord, die net is uitgehuwelijkt aan een ongemanierde boerenpummel van adel.

Historische kookboeken
Voor Lawrence Norfolk (voormalig literatuurcriticus voor onder meer Times Literary Supplement) dienen die politieke omwentelingen vooral als decor voor een kook- en liefdesverhaal. Een enkele keer valt de naam van Cromwell ‘de verrader’, voor koning Karel wordt gekookt of gevochten, en ontwikkelingen elders in Engeland drukken hun stempel op de levens van de hoofdpersonen. Het is echter John die de toon zet: als meesterkok of door zijn onmogelijke verhouding met de dochter van de kasteelheer.

Niet dat met die bredere blik op de periode iets mis is. Integendeel, het verleden is meer dan een aaneenschakeling van veldslagen en krijgsheren. De afgelopen decennia kregen cultuurhistorici meer oog voor de alledaagse levens van gewone mensen, waaronder hun eetgewoonten. In uiteenlopende landen en regio’s doken eeuwenoude kookboeken op. Deze legden het ontstaan van nationale keukens bloot, of toonden juist hoe ingrijpend die veranderden. Ook Norfolk beriep zich op de heruitgaven van een aantal zeventiende-eeuwse kookboeken en recente studies naar Engelse eetculturen.

Geuren en kleuren
Norfolk’s visuele beschrijvingen van historische gerechten en locaties brengen het culinaire Engeland van de zeventiende eeuw tot leven. In geuren en kleuren – letterlijk – schrijft hij die recepten aaneen tot een verhaal:

John zette het dienblad op tafel en brak de korst voorzichtig open om eronder een doosje van roggedeeg te onthullen. Dat tilde hij eruit en brak hij met een lepel open. Uit de opening steeg een wolkje geurige damp op. Hete, donkere sappen stroomden eruit en kolkten rond verkruimelde brokken donkerrood vlees.

Al even bedreven is Norfolk als verteller. Sinds zijn debuut, Het woordenboek van Lemprière uit 1991, staat hij bekend om zijn doordachte verhaalstructuren. Ook zijn nieuwste boek ontvouwt zich in parallel lopende verhaalsegmenten die, dankzij flashbacks en wisselende perspectieven, feilloos in elkaar schuiven. De verschillende hoofdstukken worden gescheiden door fragmenten uit een kookboek dat door John zelf is nagelaten, en dat op zijn beurt weer de ontwikkelingen in het verhaal reflecteert.

Die ingenieuze verhaalstructuur dreigt zelfs het eigenlijke verhaal te ontstijgen. Betreurenswaardig is dat niet. Want bij tijd en wijle lijkt Het feestmaal van John Saturnall haast als filmscript geschreven. De plot ontvouwt zich gestaag en het sentiment krijgt op nauwgezette momenten de overhand. Maar waar een film kan steunen op muziek, decors en kostuums om de kijker mee het verleden in te trekken, mist dit boek iets dat de lezer voor het verhaal vangt. Personages blijven vlak en oninteressant, verhaallijnen te voorspelbaar. Kortom, een kundig geschreven en goed gedocumenteerd boek, maar met een verhaal dat te weinig kleur heeft om te beklijven.

Kunst / Expo binnenland

Dwalen door sociale fotografie

recensie: The Dwelling Life of Man

Met enkele klapstukken geeft de expositie The Dwelling Life of Man een krachtig beeld van de menselijke conditie in de twintigste eeuw. Armoede, verlaten gebieden, het harde leven op het platteland, maar ook het diverse leven in de stad wordt tentoongesteld.

Gregory Crewdson (New York, USA, 1962), Untitled (Merchant's Row), 2003, C-print, 164 x 25 cm. ©Gregory Crewdson, courtesy: White Cube

Gregory Crewdson (New York, USA, 1962), Untitled (Merchant’s Row), 2003, C-print, 164 x 25 cm. ©Gregory Crewdson, courtesy: White Cube

The Dwelling Life of Man is een selectie van 160 werken uit de Martin Z. Margulies Collectie in Miami. Met name een paar stukken uit de expositie zijn verantwoordelijk voor hartkloppingen. Zo fotografeert Anthony Hernandez daklozen, maar alleen de bezittingen en kartonnen onderkomens worden op beeld vastgelegd. Hierdoor ontstaat een prachtig onderscheid: de daklozen zijn sterk aanwezig, zonder daadwerkelijk fysiek op de foto’s te worden getoond. Door alleen de karige, oude spulletjes te fotograferen wordt een alarmerend beeld gecreëerd dat veel sympathie opwekt.

De wauwfactor
Een andere trekker is van de Noord-Ierse Hannah Starkey, die met haar foto Untitled (Restroom) een zacht en intiem beeld heeft gemaakt van twee vrouwen die zich toiletteren voor de spiegels. Deze persoonlijke setting zou al een prachtig beeld hebben gevormd, maar bij nader inzicht heeft de fotograaf ook nog eens een boeiende compositie afgeleverd, waarbij de vrouwen reflecteren in de spiegels. Door de spiegels te volgen kun je je verliezen in dit beeld door steeds nieuwe details waar te nemen.

Stephen Shore (New York, USA, 1947), U.S. 1, Arundel, Maine, July 17, 1974, C-print, 20 x 24 cm. ©Stephen Shore

Stephen Shore (New York, USA, 1947), U.S. 1, Arundel, Maine, July 17, 1974, C-print, 20 x 24 cm. ©Stephen Shore

Pieter Hugo heeft met Abdullahi Mohammed with Mainasara een zelfverzekerd stuk afgeleverd van een man met kracht en controle over een dier dat geen gevaar lijkt te vormen. De hyena maakt een tamme indruk, enthousiast en gemuilkorfd opspringend tegen zijn baas. Dat contrast maakt een gevoelig beeld waar je naartoe getrokken wordt en niet meer door wordt losgelaten. Dezelfde intensiteit geldt voor Hugo’s beeld Escort Kama van een man, verkleed in een lange zwarte jas met een masker, hoed en bijl. Door deze attributen is de man geheel onherkenbaar. De dualiteit van waarheid en entertainment is prachtig weergegeven door deze stilstaande, gemaskeerde figuur en voorbij zoevende voertuigen.

Een zelfde statigheid is te vinden in de beelden van Zwelethu Mthethwa, die  sobere kamers tonen die zijn behangen met folders of pagina’s uit tijdschriften. Met name de woonfolders doen de kijker pijn, als het besef doordringt dat de trots ogende vrouw op deze foto niet kan hebben wat in onze samenleving zo normaal wordt geacht, zoals een fijne zitbank. Zij moet het doen met plaatjes uit een folder, die de kale, sombere muren nauwelijks een zweem huiselijkheid geven.

William Eggleston (Memphis, USA, 1939), Untitled (Blue Car on Suburban Street, Memphis, TN), 1970, Dye transfer, 30 x 45 cm. © Eggleston Artistic Trust, courtesy: Cheim & Read, New York

William Eggleston (Memphis, USA, 1939), Untitled (Blue Car on Suburban Street, Memphis, TN), 1970, Dye transfer, 30 x 45 cm. © Eggleston Artistic Trust, courtesy: Cheim & Read, New York

Wijde grenzen
Naast deze absolute topstukken bevat de expositie een divers scala aan documentairefotografie. Onder andere de diepe kleuren van William Egglestons dye transfer techniek, Jeff Brouws’ realisme, Helen Levitts stadsportretten in zwart/wit, Stephen Shores scherpe tijdsbeeld en Dorothea Langes ontroerende foto’s van het plattelandsleven worden vertegenwoordigd. Van eenheid tussen de werken is sprake omdat het niet moeilijk is om binnen de lijnen te kleuren als de grenzen breed zijn neergezet. Dat hoeft geen probleem te vormen, maar omdat de meeste onderwerpen linken aan armoede vallen de beelden die hier niet aan relateren buiten de boot.

Gastcurator Régis Durand heeft de expositie opgedeeld in drie luiken, ‘bouwen, dwalen: het verkennen van gebieden’, ‘in de wereld zijn’ en ‘beweging, tekens, symbolen’. Dit onderscheid komt echter niet duidelijk naar voren in de tentoonstelling. Jammer, want deze opdeling tussen gebouwde omgeving, de woonwereld en alles wat niet in de voorgaande twee luiken te behuizen is, had de voorstelling net wat meer context kunnen geven. Al is de derde categorie, waarin diverse onderwerpen samenvallen, sowieso lastig te duiden. Het indelen in groepen blijft dan ook abstract. Toch zijn de stukken in deze tentoonstelling, op zichzelf staand maar ook samen, meer dan voldoende ontroerend, bezielend en confronterend om van The Dwelling Life of Man een bijzondere expositie te maken.

 

Kunst / Expo binnenland

Ontwapenende censuur

recensie: Amie Dicke - Nabeeld

.

Dicke corrigeert beelden door ze te bedekken, aan te tasten of delen ervan te verwijderen. Waar censuur doorgaans toegepast wordt om informatie achter te houden, zijn Dicke’s correcties bedoeld als aanwijzingen om inzichtelijk te maken wat we juist wel zouden moeten zien. Hoewel de verschijningsvorm van de werken in Nabeeld divers is – het zijn sculpturen, bewerkte fotobeelden, maar ook ingrepen in de ruimte – is de rode draad overduidelijk: corrigeren en aantasten met als doel ruimte creëren om zichtbaar te maken.

Red Paint and Beer Bottle (2011)

Red Paint and Beer Bottle (2011)

Aantastend materiaalgebruik
Door delen van beelden weg te snijden of te schuren creëert Dicke een leegte die toestaat dat we iets anders zien dan daarvoor. In Red Paint and Beer Bottle (2011) is de hoofdpersoon, op de schoenen na, uit het beeld verwijderd door het te bewerken met schuurpapier. Een paradoxale handeling omdat door de toevoeging van het schuren een leegte tot stand komt. Ze corrigeert het beeld, niet omdat we iets niet mogen zien, maar om ons bewust te maken van wat we anders niet zien: de rode verf onderaan de regenpijp en het bierflesje rechts in de hoek. Zij krijgen een merkwaardig soort aanwezigheid door hun ogenschijnlijke betekenisloosheid.

Dicke gebruikt tevens de al aanwezige leegte om wat geweest is tentoon te stellen. Hartlijn (2012) is een site specific werk dat ontstaan is door de gaatjes in de muur op te vullen met goudkleurige reddingsdekens. Hierdoor wordt de geschiedenis, de littekens in de muur die ons herinneren aan waar tijdens de vorige expositie de werken van Zandvliet hingen, letterlijk warm gehouden.

The Battle of Magenta (2012)

The Battle of Magenta (2012)

Een plaats in ruimte en tijd
Het kader waarbinnen een kunstwerk zijn betekenis krijgt, de context, is bepalend voor hoe we het interpreteren. De muren van GEM, die normaliter na elke tentoonstelling glad gestuukt worden, doen voorkomen dat de ruimtes een onbeschreven blad zijn. Door juist de aangetaste muren te gebruiken liet Dicke in Hartlijn zien geïnteresseerd te zijn in de voorgeschiedenis van de ruimte. Deze interesse komt ook naar voren in The Battle of Magenta (2012). In dit werk wil Dicke een brug slaan tussen GEM en het Gemeentemuseum. Dit doet ze door archiefbeelden van het Gemeentemuseum en beelden uit haar eigen collectie te laten weken in een langwerpig bassin met een dun laagje water. De inkt laat los en beeltenissen vloeien samen tot een nieuw verhaal. De verwijzing naar de vijver voor het Gemeentemuseum is niet te missen.

Het is niet alleen de geschiedenis die de context mede bepaalt, het is ook de taal en de manier waarop Dicke deze gebruikt in haar titels. The Battle of Magenta verwijst naar een veldslag nabij de Italiaanse stad Magenta in de negentiende eeuw. Magenta is de eerste kleur die loskomt van het papier wanneer de beelden in aanraking komen met water. De talige context die de titel aan het werk geeft is dus een dubbele. Enerzijds verwijst het naar een gebeurtenis in de geschiedenis, anderzijds representeert het de strijd die  magenta levert om zo lang mogelijk eigen te blijven aan haar plaats in ruimte en tijd.

Map (2008), wijn en inkt op wereldkaart

Map (2008), wijn en inkt op wereldkaart

In een maatschappij waar het veelal draait om gezien worden slaagt Dicke er met Nabeeld in de bezoeker deelgenoot te maken van de wereld achter het beeld. Ze verschaft inzicht in wat er ontstaat door een onthulling of bedekking. Haar censuur brengt een combinatie van bevrijding en bewustwording teweeg die de tentoonstelling meer dan de moeite waard maakt.

 

Kunst / Expo binnenland

Rusland uit een ander oogpunt

recensie: Rafal Milach - 7 Rooms

Waarom gaat iemand jarenlang, vrijwillig, in Rusland wonen? Dat deed de in 1978 in Polen geboren fotograaf Rafal Milach. Hier vloeide de tentoonstelling 7 rooms uit voort, te zien in fotogalerie Noorderlicht in Groningen. Milach volgde zeven mensen die in het huidige Rusland leven en ook de moeizame jaren van de Sovjet-Unie hebben meegemaakt.

~

Zelf is Rafal Milach van Poolse afkomst. Hij heeft altijd een voorliefde voor Rusland gehad, hij noemt het een ‘aparte planeet’. Vanuit die gedachte heeft hij jarenlang zeven personen gevolgd. Gala, Stas, Mira, Wasja, Lena, Sasja en Nastya zijn allemaal dertigers die met een positieve blik in het kleurloze Rusland leven. De tentoonstelling laat zien dat het huidige Rusland onder leiding van Vladimir Poetin een verandering heeft doorgemaakt. De Russen zijn ambitieuzer, zien de toekomst positiever in en zijn niet meer gevangen in hun eigen land. Rafal Milach durft met deze expositie te laten zien dat Rusland helemaal niet zo’n troosteloos imago hoeft te hebben. Dit beeld dat Rusland nog steeds overschaduwt, is een direct gevolg van het Sovjet regime.

7 rooms, 7 verschillende persoonlijkheden
Het voornaamste doel van Rafal Milach met deze tentoonstelling is de bezoeker een ander beeld te geven van Rusland. Het land van het kleurloze imago afhelpen. Dat doel heeft de fotograaf goed kunnen overbrengen op de bezoeker. Met zeven verschillende fotoseries laat Rafal Milach op zeven verschillende manieren zien hoe de Russen vandaag de dag leven. De wijze waarop Rafal Milach de bezoeker meeneemt in het Rusland van nu is indrukwekkend te noemen. De sfeer die hij in zijn foto’s laat zien is geloofwaardig en fascinerend. Aan de ene kant maakt hij in zijn werk duidelijk dat ieder individu worstelt met zijn eigen identiteit, maar aan de andere kant intens geniet van het vrije Rusland van nu.

~

Het zijn zeven totaal verschillende personen die de fotograaf laat zien, dat maakt de tentoonstelling ook zo interessant. Zo volgt hij Gala, een zwangere vrouw, die al heel bewust met haar toekomst bezig is. Stas daarentegen, is iemand die de dag neemt zoals die komt, hij heeft geen duidelijk levensmotto. Dat wil niet zeggen dat hij niet van elke dag geniet, integendeel, hij is een echte levensgenieter. Rafal Milach maakt de tentoonstelling intiemer en persoonlijker door quotes van de zeven verschillende personen bij de foto’s te zetten. Elke persoon heeft zo zijn eigen manier van denken over het huidige Rusland. Lena, een jonge, mooie, Russische vrouw zei: ‘Ik heb over Poetin gedroomd. Dat gaf een vrolijk, warm gevoel’.

Ambitieus, maar onzeker
Rusland heeft een sterke verandering doorgemaakt, het werd een onafhankelijk en ambitieus land onder leiding van Poetin. Russen durfden weer het nut van het leven in te zien en te dromen van dingen die ze altijd al hadden willen doen. Dit was tijdens het Sovjet regime ondenkbaar, Russen durfden toen niet te dromen. De zeven personen die Rafal Milach jarenlang volgde, hebben een gelukkig bestaan in het huidige Rusland. Het Sovjet regime heeft echter zijn sporen nagelaten. Deze jonge, mooie mensen zijn duidelijk nog in gevecht met hun identiteit. Ze kunnen dromen en een ongedwongen bestaan hebben, maar Rusland blijft op politiek vlak onzeker.

Een aangrijpende expositie die je letterlijk mee terugneemt naar de tijden van het Sovjet regime en je uiteindelijk ook laat beseffen hoe het huidige Rusland van Poetin eruitziet.

Boeken / Kunstboek

Nieuw werk uit het verre oosten

recensie: Zhao Li en Miki Wick Kim - New faces new works en Korean contemporary art

.

Globalisering heeft de afgelopen decennia Zuidoost Aziatische kunst dichterbij de westerse liefhebber gebracht. De hedendaagse stromingen hebben inmiddels een belangrijke eigen positie op de kunstmarkt verworven. Twee boeken geven een overzicht van recent werk uit het Verre Oosten.

Michael Joo, Remote Sense (Alpha Helix), 2005

Michael Joo, Remote Sense (Alpha Helix), 2005

Prestel licht 30 Koreaanse kunstenaars uit. Cypi etaleert 55 nieuwe Chinese gezichten van de moderne kunst. De stromingen in schilderwerk, installaties en fotografie komen in beide boeken aan bod. De kunstenaars krijgen in de boeken hun eigen pagina’s met een beknopte presentatie in tekst en beeld. Ondanks deze overeenkomsten is de kwaliteit van de boeken nogal verschillend.  Het Koreaanse boek is fascinerend, de nieuwe Chinese lichting lijkt echter ingeslapen nadat enkele jaren geleden de luchtbel van investeringen in Chinese kunst barstte.

Intrigerend beeld van scherp commentaar
Korean Contemporary Art presenteert een brede en solide selectie van werk. Een voorbeeld is het werk met de acht herten die in een vurige rondedans hangen als een mobile perpetuum. Michael Joo maakte met Remote Sense (Alpha Helix) een complex commentaar op boeddhisme en de moderne maatschappij. Herten refereren aan de eerste toespraken van de Buddha die voor het eerst zijn leer verkondigde. Joo’s werk refereert vaker aan boeddhisme en levert altijd technologisch complex werk waarin wetenschappelijk denken en kunst heel dicht op elkaar zitten. Het werk is een van de beste voorbeelden van de technologisch onderlegde kunst van de Koreanen.

Kim Beom, Objects being taught they are nothing but tools, 2010 (video)

Kim Beom, Objects being taught they are nothing but tools, 2010 (video)

De combinatie van wetenschap en esthetiek doet zich ook aan in Hyongkoo Lee’s werk. Vrolijke skeletten die bijna tekenfilmfiguren zijn. Kim Beom personificeert heel slim de betekenis van gebruiksvoorwerpen. Pregnant Hammer en Objects being taught they are nothing but tools lokken de kijker uit om met ironie naar de voorwerpen die ze dagelijks praktisch gebruiken te kijken. Hij lijkt erkenning voor hun centrale positie in het menselijk bestaan te willen bewerkstelligen. In totaliteit laat het boek een intrigerend beeld zien van scherp maatschappelijk commentaar vaak met humor ingekleed. 

Veilig figuratief werk

De nieuwe Chinese gezichten in het Cypi boek maken nogal veilig werk. Geen cynisme, weinig politiek en zelfs geen pop. De nieuwe stroming biedt vooral figuratief schilderwerk althans volgens New Faces New Works. Twee exponenten van de opvallende hoeveelheid figuratief werk zijn Feng Hanping en Meng Houjun. Hanpings werk is magisch realisme dat weinig uniek is. Fantasiewerelden met witte paarden in winterlandschappen die zo lijken voort te komen uit de huiskamer van de hoofdpersoon. CS Lewis is er niks bij. Houjun zet de urbane mens af tegen natuur en met name herten komen veel terug. Zijn werk heeft meer conflict weer met de Chinese maatschappij weer. Geïsoleerde moderne mensen bevinden zich in een achtergrond van herinneringen van communistisch China.  

Feng Hanping, A Flower, A World No. 1, 2011

Feng Hanping, A Flower, A World No. 1, 2011

De interessantere werken zijn afkomstig van beeldhouwers Ying Xinxun en Yan Bing. Xinxun gebruikt leer als grondstof. Het leer wordt door haar zo bewerkt dat het transparant wordt. Van deze materie die lijkt op oud plastic maakt ze grote en kleine objecten, zoals de Urban Fragments serie. Bing is diep geworteld in haar boerenafkomst. Klei is een veelgebruikt element in haar kunstwerken. De installatie Boxes is een minimalistische etalering van houten dozen met aarde erin. Het roept onwillekeurig de associatie met het terracottaleger op, maar dan kleiner en teruggebracht naar een minieme essentie. Helaas vormen deze hoogtepunten een minderheid in het boek.

Onderliggende keuzes

Het is niet helemaal eerlijk om de bijdragen in de twee boeken te vergelijken. De Koreaanse kunstenaars in het Prestel boek hebben een langere carrière achter de rug en zijn kosmopolieten, velen werken in Amerika. De Chinese kunstenaars in het Cypi boek zijn voornamelijk kunstenaars uit het officiële circuit. De selectiecommissie van het boek bestaat uit kunstcritici van het Chinese mainland.  Dat snijdende politieke commentaren of verzet tot een minimum beperkt zijn kan dus liggen aan de selectiemethode.

Wat onmiskenbaar terugkomt in beide boeken is de symboliek van de samenleving en natuurlijk referenties aan boeddhisme. In de Chinese kunst is dit te zien in de weergaven van urbane of juist fantasietaferelen. De Koreaanse kunstenaars gebruiken het beeld van het netwerk als metafoor voor de samenleving, de veelheid van individuen in een harmonisch georganiseerd geheel. De conclusie dat in het oosten een revival van figuratief werk plaatsvindt die zich niets aantrekt van het cynisch realisme van de vorige generatie is interessant. Het is jammer dat dit bij de jonge Chinese generatie geen interessanter werk oplevert.

Boeken / Non-fictie

Wat zit er op de kont van de rode haan?

recensie: Bart Tromp - De loden bal van het socialisme

.

Bart Tromp, onder meer bijzonder hoogleraar internationale betrekkingen, functioneerde zijn hele intellectuele leven ‘als geweten van de Nederlandse sociaaldemocratie, zij het dat achtereenvolgende leidende figuren hem niet als zodanig erkenden’. In 2010 verscheen er onder de titel Geschriften van een intellectuele glazenwasser al een globaal overzicht van zijn werk. De verzameling stukken in De loden bal van het socialisme, liefdevol ingeleid door Job Cohen, is echter veel specifieker; puur gericht op het socialisme en de sociaal-democratie. Weliswaar verschillen insteek, toon en publicatiedatum, maar Tromps consistente denken leidt ertoe dat de essays tezamen een elkaar soms overlappende, prettig samenhangende mozaïek vormen. 

Tussen kladderadatsj en gas- en waterleidingsocialisme

Het interessantste thema is de spanning in de geschiedenis van het socialisme (van 1891 tot nu) tussen het utopische toekomstbeeld en de dagelijkse politieke praktijk. Deze spanning is inherent aan de politieke partij, en al helemaal aan het marxisme. Marx zelf wilde immers geen ‘recepten voor toekomstige gaarkeukens’ formuleren (eenieder mocht zelf weten hoe een omelet te bakken). De frictie kreeg haar standaardvorm in het revisionismedebat dat aanving bij Karl Kautsky en Eduard Bernstein (over beiden is een ideeënbiografisch essay opgenomen). Kautsky hield vast aan de orthodoxe theses van de verdwijnende middenklasse en de afstevening van het kapitalisme op een apocalyptische ineenstorting, waarna de socialistische maatschappij ‘daar’ zou zijn.

Precies die ongetoetste stellingen werden door de revisionistische Bernstein empirisch weerlegd. Nu zaten de leden van de Duitse Sociaal-Democratische Partij niet duimendraaiend te wachten op de grote kladderadatsj. Integendeel, zij probeerden om gestaag het lot van de arbeiders te verbeteren – net als de Engelse ‘gas- en waterleidingsocialisten’ (de Fabians) en de SDAP-wethouders in Nederland dat deden. Dit ijveren voor lotsbetering was ‘de weg der geleidelijkheid’. Of zoals die eigenzinnige polemist G.B. Shaw het optreden van de Fabian Sidney Webb karakteriseerde: ‘Het onvermijdelijke, maar laag-bij-de-grondse, langzame, aarzelende, laffe pad naar de rechtvaardigheid.’

Rode veren of geen rode veren?


Maar deze ‘reformistische’ praktijk had niets van doen met de theorie. Wat Bernstein rond 1900 beoogde was beide noodzakelijke grootheden te verzoenen. Met zijn revisionisme (de theorie van het reformisme) formuleerde hij als eerste de beginselen van een sociaal-democratische partij. Over de beginselpartij schrijft Tromp in een ander essay: 

Het wezen van een beginselpartij is zowel dat ze richting geeft aan het maatschappelijk gebeuren als dat ze als sluis functioneert voor de eisen en verlangens die vanuit de maatschappij op het politiek stelsel afkomen. Beginselen vormen in dit beeld richtingaanwijzer én zeef.

In stukken uit 1975-1990, een jaar of tachtig na het revisionismedebat, hamert Tromp erop dat de PvdA nog steeds de mythe van de radicaal andere (socialistische) maatschappij ‘als een loden bal aan de enkels’ met zich meesleept. Het droombeeld van het socialistische ideaal op aarde doet de alleszins opmerkelijke sociaal-democratische successen – voorbeeld: de emancipatie van een groot bevolkingsdeel tot staatsburger – stomweg verbleken.

Vervolgens verandert de PvdA wel, maar in plaats van zich als de hierboven geschetste beginselpartij te positioneren in het zinnige midden, schiet ze door naar het andere uiterste: onder Kok schudt de partij immers de rode veren af en laat de PvdA het beginsel van ‘de breideling van het kapitalisme’ los. Tromp, die hierdoor van een rechtse tot een linkse PvdA’er wordt, benoemt het gevolg: ‘Zonder ideologische veren loopt de rode haan in zijn blote kont.’ En hij heeft gelijk, wat inmiddels, anno 2012, door de meeste partijprominenten wordt onderkend.

De Cassandra van de PvdA

Tevens bekritiseert hij steevast het gebrek aan interne partijdemocratie van de PvdA (die, niet te vergeten, natuurlijk ook zijn PvdA was). Bij wijlen vliegen de vraagtekenkannonades over de pagina’s. Zo sneert hij naar de PvdA dat deze in plaats van beginselpartij verwordt tot ‘een uitzendbureau voor Kamerleden en een reclamebureau voor de lijst-Kok’.

De rijkelijk gevulde bundel wordt nog verlevendigd doordat Tromp de fijne kunst van het citeren beheerst. Bovendien maken alleen al de stukken over de Duitse socialisten, de Fabians en de prachtig afgeschilderde Clement Attlee dit boek de moeite waard. Anderzijds is het onvermijdelijk dat sommige essays gedateerd zijn, al is het maar omdat een hekelstuk over de verschraling van de democratie en de laakbare, toenemende rol van de media nu niets nieuws meer biedt. Toch is het begrijpelijk dat ook die stukken zijn opgenomen als bewijs en eerbetoon aan Bart Tromp; in Job Cohens woorden, ‘de Cassandra van de Partij van de Arbeid’.