Tag Archief van: landscape

tino sehgal, a year at the stedelijk
Kunst / Achtergrond
special: A year at the Stedelijk: Tino Sehgal
tino sehgal, a year at the stedelijk

Twaalf keer Sehgal – april

Een retrospectief van een jaar. Twaalf werken in de vorm van geconstrueerde situaties, elke maand één. Dagelijks opgevoerd vanaf het moment dat het Stedelijk opengaat totdat het sluit. Tino Sehgal choreografeert met zijn werken, die elke maand in een andere zaal van het museum te vinden zullen zijn, niet alleen hen die zijn werken vertolken, maar ook het gedrag van het museumpubliek.

Vier uit twaalf: Kiss (2002) en This is so contemporary (2004)

Kiss en This is so contemporary bevinden zich elk in een andere vleugel van de eerste verdieping van het Stedelijk en worden geflankeerd door zalen met daarin de vaste collectie. Twee situaties dus in april, tegenover respectievelijk één werk in januari, twee in februari en vier in maart. Nu bijna een derde van het retrospectief erop zit, kunnen we concluderen dat het cumuleren niet is gelegen in het aantal situaties dat per keer te zien is. Wat wel toeneemt is het aantal vertolkers. In april zijn het er vijf en dat is er één meer dan in maart.

‘Dit is niet meer Matisse, schat’

Vanuit de zaal waar Matisse’s immense knipselwerken zoals De parkiet en de zeemeermin (1952) hangen, kan het publiek een blik werpen op Sehgals Kiss. In een voor de rest lege zaal bevinden zich op de vloer een man en een vrouw, allebei in alledaagse kleding, innig met elkaar verstrengeld. ‘Dit is niet meer Matisse, schat’, zegt een vrouw tegen haar man als ze de zaal binnen lopen. Het is er opvallend rustig. Menig toeschouwer loopt snel door, een enkeling met de handen voor de ogen. Het blijkt een provocatief werk, de intimiteit confronteert de toeschouwers ogenschijnlijk met iets waar ze zich moeilijk toe kunnen verhouden.

De vertolkers voeren een choreografie van intieme poses uit, hun blik steeds op de ander gericht, een nimmer aflatend aandachtsspel, waarvan de intensiteit alleen nog maar versterkt wordt door de momenten waarop ze elkaar kussen – overigens zonder daarbij geluid te maken. Hun lichamen rollen over elkaar heen, de man nestelt zich in de schoot van de vrouw, als een hedendaagse pietà. Dan weer zitten ze tegenover elkaar op hun knieën of kruipt de vrouw op een haast dierlijke manier naar de man toe wanneer hij zich net daarvoor van haar heeft losgemaakt. Het geheel wordt opgevoerd met een traagheid die we kennen van Sehgals in januari en maart opgevoerde Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things (2000).

Het is deze traagheid die ervoor zorgt dat er afstand blijft bestaan tussen de bezoekers en het koppel op de grond. Bovendien zorgt deze traagheid ervoor dat de bezoeker niet het gevoel heeft te kijken naar een stel dat in een aandachtig liefdesspel is verzonken. Het is intiem, maar in de uren die ik doorbreng op de houten vloer voel ik me geen enkel moment een voyeur. Het lijkt eerder een krachtenspel te zijn, waarbij de één pas ergens kan zijn als de ander daar klaar voor is. De handen zoeken elkaar, de lichamen stutten elkaar: voorbereidend op de volgende handeling. Het is een aanvoelen, een voorvoelen.

En plein public

De geschokte reacties van de bezoekers die haast niet durven te kijken – en dat zijn er aardig wat – kan ik niet zo goed plaatsen, maar intrigerend is het wel. ‘Wat zien zij in het werk dat het hen zo schokt?’, vraag ik mezelf herhaaldelijk af. Bewust van het feit dat het antwoord daarop waarschijnlijk even divers is als de bezoekers die deze zaal doorkruisen en het werk links laten liggen, doe ik, wellicht tevergeefs, toch een poging om hun gedrag te analyseren (of te generaliseren?).

Wanneer een museumdocent een groep brugklassers vraagt om te gaan zitten en naar het werk te kijken, klinkt er in veelvoud een ‘what the fuck’ en worden er ongemakkelijke blikken met elkaar gewisseld. Een enkeling kan het niet aan en verbergt zijn hoofd tussen de knieën. Op dat moment bedenk ik dat wat het werk voor veel mensen ongemakkelijk maakt waarschijnlijk met iets heel basaals te maken heeft. Namelijk dat het vervreemdende van de situatie gelegen is in het feit dat een man en een vrouw handelingen en plein public opvoeren die wij met intimiteit associëren. Dát, en de vraag die daar op volgt, namelijk naar het waarom ervan, maakt het voor menigeen ongemakkelijk. Het confronteert ons namelijk met het feit dat de invulling die we eraan geven veel zegt over onszelf.

Wisselwerking en krachtenspel

De rolverdeling tussen man en vrouw wisselt elke keer als de situatie ‘opnieuw’ opgevoerd wordt, al is opnieuw een ietwat rare term voor een continu werk. De ene keer is de vrouw de initiator, dan weer neemt de man het voortouw. De bewegingen zijn steeds ‘hetzelfde’, maar degene die ze ondergaat is steeds de ander. Om de zoveel tijd spreekt ‘het werk’ zich uit zonder dat de bewegingen stoppen. ‘Kiss’, zegt de vrouw. ‘Tino Sehgal’ zegt de man. ‘2002’ zegt de vrouw.

De momenten waarop het al te menselijk overkomt, worden doorbroken met een geposeerd moment. Een blik in de ruimte van de een en de ander die deze blik weer bij zichzelf brengt door een subtiele beweging van de vinger tegen de kin, het draaien van een hoofd. Zien we in Sehgals Kiss een hertaling, als een stijlcitaat van bevroren liefdesscènes uit de kunstgeschiedenis? Een titel als Kiss appelleert haast onvermijdelijk aan andere werken uit de kunstgeschiedenis met eenzelfde titel. Auguste Rodins en Gustav Klimts De Kus. En Jeff Koons’ Kiss with Diamonds wellicht?

Absoluut modern zijn

Il faut être absolument moderne’, schreef Rimbaud in de negentiende eeuw. Deze uitspraak vindt haar equivalent in het hedendaagse dat deze maand door de zalen van het Stedelijk galmt. In een ruimte met drie doorgangen word ik bij het betreden ervan ingesloten door drie suppoosten, twee mannen en een vrouw, die al huppelend en springend, dit alles gaat gepaard met zwierige armbewegingen, op mij af komen en vervolgens in een kringetje om mij heen dansen. Al dit enthousiasme wordt versterkt door een opzwepend ‘ooooooh’. Gevolgd door ‘this is so contemporary, contemporary, contemporary’.

Deze hele sequentie herhaald zich vier keer, waarbij het laatste ‘contemporary’ uitgesproken wordt als een oefening in het opdelen van woorden in lettergrepen, alleen het klappen blijft achterwege: con – tem – po – ra – ry. Daarna volgt waar ik inmiddels op ben gaan rekenen, de vermelding van de titel. ‘Tino Sehgal’ zegt een van de suppoosten. ‘This is so contemporary’ roepen ze vervolgens in koor, vergezeld van de nodige theatrale bewegingen. ‘2004’ zegt een ander. Gevolgd door een laatste die afsluit met het noemen van de collectie waar het werk uit afkomstig is.

In de val

This is so contemporary vindt plaats in een lege museumzaal. Wanneer een bezoeker de ruimte betreedt en deze nog leeg is, is het verrassingseffect het grootst. De suppoosten houden zich op in de deuropening of in de aangrenzende zaal waardoor de aandacht van de bezoeker getrokken wordt door de (ogenschijnlijk) lege zaal. ‘Dat is vreemd’, lijkt hij te denken, ‘hier is niets te zien’. Nieuwsgierig stapt hij de ruimte in. Juist op dat moment zwelt het ‘ooooh’ aan en komen de suppoosten vanuit hun schuilplekken de ruimte in gesneld. De nietsvermoedende bezoeker is in de val gelokt.

Een aantal bezoekers probeert een variant van ‘schipper mag ik overvaren’ uit, door snel van de ene doorgang naar de andere doorgang te rennen. Soms met succes, meestal tevergeefs: de suppoosten cirkelen om hem heen en hij kan niet anders dan zich overgeven aan het geweld dat hem ten deel valt. This is so contemporary tovert bij veel bezoekers een glimlach op het gezicht. Sommigen dansen zelfs uitvoerig mee.

Wat betekent het om hedendaags te zijn? ‘This is so contemporary’ zou een noemer kunnen zijn voor alle werken die Sehgal tot nu toe in het Stedelijk getoond heeft. Het met de tijd zijn of, in correct Nederlands, hedendaags zijn is tweeledig uit te leggen. Vanzelfsprekend is natuurlijk de verwijzing naar de aard van de kunst die hier door Sehgal, maar ook in de aangrenzende zalen getoond wordt. Kunst van nu, van deze tijd. Interessanter en minder voor de hand liggend is de andere betekenis van hedendaags: tegenwoordig. Tegenwoordig is datgene wat present en aanwezig is, op dit moment. Deze definitie van hedendaags valt samen met de ontologie van Sehgals situaties. Zijn werk is daarmee altijd een nu, een samenvallen van tijd en plaats want daarbuiten bestaat het simpelweg niet in die vorm – slechts in ons (collectieve) geheugen. Zelfs het contemporary uit de titel is letterlijk hedendaags: ze is er alleen als ze wordt uitgesproken.

tino sehgal, a year at the stedelijk
Kunst / Achtergrond
special: A year at the Stedelijk: Tino Sehgal
tino sehgal, a year at the stedelijk

Twaalf keer Sehgal – april

Een retrospectief van een jaar. Twaalf werken in de vorm van geconstrueerde situaties, elke maand één. Dagelijks opgevoerd vanaf het moment dat het Stedelijk opengaat totdat het sluit. Tino Sehgal choreografeert met zijn werken, die elke maand in een andere zaal van het museum te vinden zullen zijn, niet alleen hen die zijn werken vertolken, maar ook het gedrag van het museumpubliek.

Vier uit twaalf: Kiss (2002) en This is so contemporary (2004)

Kiss en This is so contemporary bevinden zich elk in een andere vleugel van de eerste verdieping van het Stedelijk en worden geflankeerd door zalen met daarin de vaste collectie. Twee situaties dus in april, tegenover respectievelijk één werk in januari, twee in februari en vier in maart. Nu bijna een derde van het retrospectief erop zit, kunnen we concluderen dat het cumuleren niet is gelegen in het aantal situaties dat per keer te zien is. Wat wel toeneemt is het aantal vertolkers. In april zijn het er vijf en dat is er één meer dan in maart.

‘Dit is niet meer Matisse, schat’

Vanuit de zaal waar Matisse’s immense knipselwerken zoals De parkiet en de zeemeermin (1952) hangen, kan het publiek een blik werpen op Sehgals Kiss. In een voor de rest lege zaal bevinden zich op de vloer een man en een vrouw, allebei in alledaagse kleding, innig met elkaar verstrengeld. ‘Dit is niet meer Matisse, schat’, zegt een vrouw tegen haar man als ze de zaal binnen lopen. Het is er opvallend rustig. Menig toeschouwer loopt snel door, een enkeling met de handen voor de ogen. Het blijkt een provocatief werk, de intimiteit confronteert de toeschouwers ogenschijnlijk met iets waar ze zich moeilijk toe kunnen verhouden.

De vertolkers voeren een choreografie van intieme poses uit, hun blik steeds op de ander gericht, een nimmer aflatend aandachtsspel, waarvan de intensiteit alleen nog maar versterkt wordt door de momenten waarop ze elkaar kussen – overigens zonder daarbij geluid te maken. Hun lichamen rollen over elkaar heen, de man nestelt zich in de schoot van de vrouw, als een hedendaagse pietà. Dan weer zitten ze tegenover elkaar op hun knieën of kruipt de vrouw op een haast dierlijke manier naar de man toe wanneer hij zich net daarvoor van haar heeft losgemaakt. Het geheel wordt opgevoerd met een traagheid die we kennen van Sehgals in januari en maart opgevoerde Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things (2000).

Het is deze traagheid die ervoor zorgt dat er afstand blijft bestaan tussen de bezoekers en het koppel op de grond. Bovendien zorgt deze traagheid ervoor dat de bezoeker niet het gevoel heeft te kijken naar een stel dat in een aandachtig liefdesspel is verzonken. Het is intiem, maar in de uren die ik doorbreng op de houten vloer voel ik me geen enkel moment een voyeur. Het lijkt eerder een krachtenspel te zijn, waarbij de één pas ergens kan zijn als de ander daar klaar voor is. De handen zoeken elkaar, de lichamen stutten elkaar: voorbereidend op de volgende handeling. Het is een aanvoelen, een voorvoelen.

En plein public

De geschokte reacties van de bezoekers die haast niet durven te kijken – en dat zijn er aardig wat – kan ik niet zo goed plaatsen, maar intrigerend is het wel. ‘Wat zien zij in het werk dat het hen zo schokt?’, vraag ik mezelf herhaaldelijk af. Bewust van het feit dat het antwoord daarop waarschijnlijk even divers is als de bezoekers die deze zaal doorkruisen en het werk links laten liggen, doe ik, wellicht tevergeefs, toch een poging om hun gedrag te analyseren (of te generaliseren?).

Wanneer een museumdocent een groep brugklassers vraagt om te gaan zitten en naar het werk te kijken, klinkt er in veelvoud een ‘what the fuck’ en worden er ongemakkelijke blikken met elkaar gewisseld. Een enkeling kan het niet aan en verbergt zijn hoofd tussen de knieën. Op dat moment bedenk ik dat wat het werk voor veel mensen ongemakkelijk maakt waarschijnlijk met iets heel basaals te maken heeft. Namelijk dat het vervreemdende van de situatie gelegen is in het feit dat een man en een vrouw handelingen en plein public opvoeren die wij met intimiteit associëren. Dát, en de vraag die daar op volgt, namelijk naar het waarom ervan, maakt het voor menigeen ongemakkelijk. Het confronteert ons namelijk met het feit dat de invulling die we eraan geven veel zegt over onszelf.

Wisselwerking en krachtenspel

De rolverdeling tussen man en vrouw wisselt elke keer als de situatie ‘opnieuw’ opgevoerd wordt, al is opnieuw een ietwat rare term voor een continu werk. De ene keer is de vrouw de initiator, dan weer neemt de man het voortouw. De bewegingen zijn steeds ‘hetzelfde’, maar degene die ze ondergaat is steeds de ander. Om de zoveel tijd spreekt ‘het werk’ zich uit zonder dat de bewegingen stoppen. ‘Kiss’, zegt de vrouw. ‘Tino Sehgal’ zegt de man. ‘2002’ zegt de vrouw.

De momenten waarop het al te menselijk overkomt, worden doorbroken met een geposeerd moment. Een blik in de ruimte van de een en de ander die deze blik weer bij zichzelf brengt door een subtiele beweging van de vinger tegen de kin, het draaien van een hoofd. Zien we in Sehgals Kiss een hertaling, als een stijlcitaat van bevroren liefdesscènes uit de kunstgeschiedenis? Een titel als Kiss appelleert haast onvermijdelijk aan andere werken uit de kunstgeschiedenis met eenzelfde titel. Auguste Rodins en Gustav Klimts De Kus. En Jeff Koons’ Kiss with Diamonds wellicht?

Absoluut modern zijn

Il faut être absolument moderne’, schreef Rimbaud in de negentiende eeuw. Deze uitspraak vindt haar equivalent in het hedendaagse dat deze maand door de zalen van het Stedelijk galmt. In een ruimte met drie doorgangen word ik bij het betreden ervan ingesloten door drie suppoosten, twee mannen en een vrouw, die al huppelend en springend, dit alles gaat gepaard met zwierige armbewegingen, op mij af komen en vervolgens in een kringetje om mij heen dansen. Al dit enthousiasme wordt versterkt door een opzwepend ‘ooooooh’. Gevolgd door ‘this is so contemporary, contemporary, contemporary’.

Deze hele sequentie herhaald zich vier keer, waarbij het laatste ‘contemporary’ uitgesproken wordt als een oefening in het opdelen van woorden in lettergrepen, alleen het klappen blijft achterwege: con – tem – po – ra – ry. Daarna volgt waar ik inmiddels op ben gaan rekenen, de vermelding van de titel. ‘Tino Sehgal’ zegt een van de suppoosten. ‘This is so contemporary’ roepen ze vervolgens in koor, vergezeld van de nodige theatrale bewegingen. ‘2004’ zegt een ander. Gevolgd door een laatste die afsluit met het noemen van de collectie waar het werk uit afkomstig is.

In de val

This is so contemporary vindt plaats in een lege museumzaal. Wanneer een bezoeker de ruimte betreedt en deze nog leeg is, is het verrassingseffect het grootst. De suppoosten houden zich op in de deuropening of in de aangrenzende zaal waardoor de aandacht van de bezoeker getrokken wordt door de (ogenschijnlijk) lege zaal. ‘Dat is vreemd’, lijkt hij te denken, ‘hier is niets te zien’. Nieuwsgierig stapt hij de ruimte in. Juist op dat moment zwelt het ‘ooooh’ aan en komen de suppoosten vanuit hun schuilplekken de ruimte in gesneld. De nietsvermoedende bezoeker is in de val gelokt.

Een aantal bezoekers probeert een variant van ‘schipper mag ik overvaren’ uit, door snel van de ene doorgang naar de andere doorgang te rennen. Soms met succes, meestal tevergeefs: de suppoosten cirkelen om hem heen en hij kan niet anders dan zich overgeven aan het geweld dat hem ten deel valt. This is so contemporary tovert bij veel bezoekers een glimlach op het gezicht. Sommigen dansen zelfs uitvoerig mee.

Wat betekent het om hedendaags te zijn? ‘This is so contemporary’ zou een noemer kunnen zijn voor alle werken die Sehgal tot nu toe in het Stedelijk getoond heeft. Het met de tijd zijn of, in correct Nederlands, hedendaags zijn is tweeledig uit te leggen. Vanzelfsprekend is natuurlijk de verwijzing naar de aard van de kunst die hier door Sehgal, maar ook in de aangrenzende zalen getoond wordt. Kunst van nu, van deze tijd. Interessanter en minder voor de hand liggend is de andere betekenis van hedendaags: tegenwoordig. Tegenwoordig is datgene wat present en aanwezig is, op dit moment. Deze definitie van hedendaags valt samen met de ontologie van Sehgals situaties. Zijn werk is daarmee altijd een nu, een samenvallen van tijd en plaats want daarbuiten bestaat het simpelweg niet in die vorm – slechts in ons (collectieve) geheugen. Zelfs het contemporary uit de titel is letterlijk hedendaags: ze is er alleen als ze wordt uitgesproken.

Muziek / Album

Kind van zijn tijd

recensie: Young Fathers - White Men Are Black Men Too

Het Schotse trio Young Fathers is een kind van zijn tijd. Iedereen kan dankzij het internet overal naar luisteren en al die invloeden naar hartenlust met elkaar vermengen. Met hun verfrissende mix van onder meer hiphop, pop, r&b, spoken word en elektronica, gemengd tot iets dat van alles en daardoor niks specifieks is, past Young Fathers helemaal bij die trend.

Op het opvallend getitelde White Men Are Black Men Too gaat de groep vrolijk verder met het op creatieve wijze mengen van de eerdergenoemde genres. Toch zijn er een paar verschillen. Allereerst lijkt de rap meer dan ooit naar de achtergrond gedrongen om plaats te maken voor zang, waardoor het predicaat ‘experimentele r&b’ zo langzamerhand helemaal geen verkeerde zou zijn. Daarnaast is de algehele sound minder kil en elektronisch, maar klinkt het juist voller.

Unieke sferen

Het is knap om te horen hoe enorm afwisselend de muziek is, terwijl het continu heel herkenbaar Young Fathers blijft. Zo heeft hoogtepunt ‘Old Rock n Roll’ een opgefokte, harde beat, waarin de stuiterende melodie een agressieve sfeer oproept. Tevens wordt hier de strekking van de titel duidelijk — dat blijkt een stukje genuanceerder te liggen dan de titel alleen doet vermoeden: “I’m tired of blaming the white man / His indiscretion don’t betray him / A black man can play him / Some white men are black men too / Nigga to them / A gentleman to you.”

Qua sound een groot verschil met het trage, zoete ‘Nest’, dat leunt op zware pianoaanslagen, of het luchtige, catchy ‘John Doe’, waarin zelfs een ludiek stukje gefloten wordt. ‘Liberated’ klinkt weer totaal anders: hoewel je het door de neurotische beat niet zou verwachten krijgt het nummer op gegeven moment een heuse gospelvibe, die je tot grote hoogtes lijkt te willen stuwen.

Mindere hooks

Productioneel zit Young Fathers dus nog altijd op topniveau. Als er iets te klagen valt over dit album, is het dat de hooks minder pakkend zijn dan die op DEAD (2014), het gelauwerde eerste album van de groep. Genadeloze oorwurmen als ‘Get Up’ of ‘Am I Not Your Boy’, waar die plaat vol mee staat, zijn hier veel minder aanwezig. Aangezien zang op dit album een nog prominentere rol inneemt dan op DEAD, maken de relatief mindere zanglijnen dit album als geheel beduidend minder memorabel. Wellicht is het dus handig als de Fathers hier de volgende keer iets meer de tijd voor nemen. Dit alles neemt echter niet weg dat White Men Are Black Men Too een erg fijn album is dat zijn kop boven het maaiveld uit weet te duwen door de knappe muzikale omlijsting en de afwisseling daarbinnen.

Boeken / Non-fictie

Het begin van de parel van de islam

recensie: Asghar Seyed-Gohrab - Soefisme. Een levende traditie

De Leidse academicus Ashgar Seyed-Gohrab heeft een boek over het soefisme geschreven, een filosofische stroming binnen de islam. Een zeer tijdig en rijk boek.

Als de islam een schelp is, dan is het soefisme de parel – zo wordt het soefisme door sommigen wel beschreven. Asghar Seyed-Gohrab, verbonden aan de vakgroep midden-oostenstudies van de Leidse universiteit, heeft er een inleidend boek over geschreven. Soefisme. Een levende traditie belicht de vele kanten van deze ‘religieuze filosofie’. Wat opvalt, in onze op de orthodoxe islam gefixeerde tijden, is hoe soepel deze mystici omgaan met hun geloof en de Koran.

Allereerst: het is schokkend hoe weinig literatuur er in Nederland gepubliceerd wordt over het soefisme. Enigszins recent is een door oud-minister Johan Witteveen gekozen selectie teksten uit het werk van soefi Hazrat Inayat Khan gepubliceerd – maar een goede inleiding ontbrak tot op heden. In dat gat is Seyed-Gohrab dus gesprongen, en gelukkig voor ons valt er weinig te klagen over Soefisme.

Levendig en boeiend

Door het bijna totale gebrek aan voorgaande literatuur kan Seyed-Gohrab nooit alle nieuwsgierigen bedienen. Ook is het haast onmogelijk om, in zijn eigen woorden, ‘recht te doen aan de complexiteit en subtiliteit in verschillende perioden van het soefisme.’ Soms lijkt het alsof elke mysticus er een eigen leer op nahield, die in kleinere of grotere mate van voorgangers en tijdgenoten afwijkt.

Seyed-Gohrab heeft zijn boek in een elftal hoofdstukken verdeeld, die allen een bepaald thema of onderwerp toelichten. Velen hiervan zullen vaagjes bekend zijn – vasten, bijvoorbeeld, bedelen of de hemelvaart –, onderwerpen waarover veel mensen wel het een of ander te melden hebben; maar Soefisme gaat verder de diepte in. Er wordt telkens een traditie geschetst, filosofen en denkers die elkaar beïnvloedden of juist bestreden, met ook veel aandacht voor de rol van het soefisme binnen de islam. Seyed-Gohrab haalt vaak en veel originele bronnen aan en geeft doorgaans ook een korte duiding of interpretatie van de citaten. Door dit materiaal, en Seyed-Gohrabs prettige pen, blijft Soefisme altijd levendig en boeiend.

Een klein minpuntje: Seyed-Gohrabs boek lijkt een aantal eeuwen over te slaan. Er is een groot gat tussen zijn behandeling van de vroege en late Middeleeuwen en het laatste hoofdstuk, waarin de ontwikkelingen uit grofweg de laatste 150 jaar centraal staan. Dit behelst de strijd tegen de koloniale bezetters, maar ook de contemporaine receptie in de islamitische wereld, onder andere in de poëzie van ayatollah Khomeini. Maar wat is er daarvoor gebeurd?

Verplichte kost

Hoewel Asghar Seyed-Gohrabs Soefisme dus ‘slechts’ een inleiding is, is het een enorm rijk en gevarieerd boek. Het is verplichte kost voor iedereen die meer wil weten over de islam en al haar tradities, voor iedereen die voorbij de kortzichtige meningen die het nieuws domineren wil kijken – misschien wel gewoon voor iedereen. Als Soefisme iets aantoont, is het hoeveel verschillende stromingen er binnen de islam bestaan, en hoe moeilijk een religie zich dus laat vernauwen tot één bepaald stereotype. Dat is voor veel mensen een belangrijke les om te leren.

Kunst / Expo binnenland

Direct sprekend

recensie: Ahmet Öğüt – VOORUIT!

VOORUIT!, de nieuwe tentoonstelling van Ahmet Öğüt (Diyarbakir, 1981), vult het Van Abbemuseum met politieke paradoxen en sociale onrechtvaardigheden. Alles is voorzien van een passende dosis humor.

Nog vóór de eerste zaal van de tentoonstelling worden bezoekers verwelkomd met ‘VOORUIT!’ in neonletters. De term is representatief voor menig politieke partij, soms met tegengestelde belangen. ‘VOORUIT!’ is in die zin inhoudsloos. Geen politieke partij zal verkondigen ‘ACHTERUIT!’ te gaan. Daarmee is deze retoriek politiek- eigen.

Ahmet Öğüt, The Silent University, 2012.

Ahmet Öğüt, The Silent University, 2012.

Stille kritiek

Vanaf de zaal in het midden van de tentoonstelling kan de bezoeker twee kanten uit lopen. Deze zaal toont het project The Silent University (2012), dat in het midden gelegen de rol van rode draad op zich neemt. The Silent University is een academisch instituut voor asielzoekers en immigranten, opgericht door Öğüt. De verschillende lezingen die er zijn gehouden, zijn te zien op video’s verspreid door de ruimte. De principes en eisen van The Silent University zijn het uitgangspunt voor veel van de kritiek die in de andere werken van Öğüt terugkomt.

Het meest interessante project van de tentoonstelling is Guppie 13 vs Ocean Wave; A Bas Jan Ader Experience (2010). Het project is gebaseerd op de mythevorming rondom het werk In Search of the Miraculous van kunstenaar Bas Jan Ader, waarin Ader met een kleine zeilboot de Atlantische Oceaan over wou steken. Hij verdween op zee en enkel zijn boot werd maanden later teruggevonden. Öğüt heeft de boot nagemaakt en door bezoekers laten bevaren op het IJ in Amsterdam. Ook de boot van Öğüt verdween na enkele weken. De boot, later eveneens teruggevonden, dobbert tijdens de tentoonstelling in de kleine gracht van het Van Abbemuseum.

Ahmet Öğüt, Swinging Doors, 2009.

Ahmet Öğüt, Swinging Doors, 2009.

De cartoon

Veel van de werken uit de tentoonstelling zijn karikaturale gebaren waarmee politieke problemen worden geïllustreerd. Swinging Doors (2009) laat de bezoeker door klapdeuren van Speciale Eenheid-schilden lopen en Bakunin’s Baricade (2015) splitst de museumzaal in tweeën middels een barricade. Pleasure Places of All Kinds (2014) bestaat uit schaalmodellen van ‘nail houses’, die hun naam te danken hebben aan de grove politieke besluiten waarmee huiseigenaren die hun huis niet wouden verkopen voor projectdoeleinden, werden geïsoleerd van de infrastructuur. De schaalmodellen zijn voorzien van vrolijk ogende speelgoedwagentjes.

In Stones to Throw (2011) heeft Öğüt tien stenen beschilderd met ‘nose art’, de illustraties die door militairen op de neus van raketten worden geschilderd. Het werk Wikipolis (2013) trekt een visuele vergelijking tussen de totalitaire wereld van de film Metropolis (1927) en de bunker die gebruikt wordt om de servers van (onder andere) Wikileaks te herbergen.

Ahmet Öğüt, Pleasure places of all kind, 2014.

Ahmet Öğüt, Pleasure places of all kind, 2014.

Elders minder grappig

De bovengenoemde werken komen vrij simpel over. Ze berusten op een vergelijking, meestal met de ruimte van het museum zelf, en benadrukken deze op grappige wijze. Dat de werken wel degelijk diepgang kennen, blijkt uit het werk The muscles behind my eyes ache from the strain (2013). Hier heeft Öğüt gedocumenteerd welke werken van hem gestolen, gesloopt, beledigd of geannuleerd zijn. De objecten zijn aangevallen omdat ze in hun eigenlijke context een revolutionaire inhoud hadden. In een video leest hij alle incidenten op vanaf een hoge toren. Een liplezer vertaalt alles voor het publiek vanaf een andere toren. De moeizaam te overbruggen afstand benadrukt de positie van de bezoeker. Deze kan de werken nooit goed verstaan als hij op de andere toren, in dit geval in het museum, blijft staan. De karikaturaal ogende, politieke (beeldende) demonstraties waaruit VOORUIT! Is opgebouwd hebben wel degelijk effect.

Muziek / Achtergrond
special: Special: Radio 6

Radio 6 en het versoberende Nederlandse muzieklandschap

Vorige maand maakte de NPO vanuit het niets bekend per 1 januari 2016 te willen stoppen met het uitzenden van radiozender NPO Radio 6, Soul & Jazz. Dat is ongelooflijk zonde, want de zender heeft een groot belang bij het bieden van platformen voor (Nederlandse) soul- en jazzartiesten. Hierdoor verschraalt niet alleen het aanbod op de Nederlandse radiostations, maar staan ook de artiesten van dit genre onder bedreiging door de bezuinigingen.

We herkennen het allemaal wel: steeds weer diezelfde albumtrack van dezelfde artiest. En dat dan minstens vijf keer per dag, al dan niet in verkorte versie! Er is een gat in de markt voor de geïnteresseerde muziekluisteraar die op zoek is naar nét die ene uitvoering van je favoriete artiest die je nog niet kende, of die onbekende jazzvirtuoos waar je zo versteld van staat. Jammer genoeg lijkt de NPO zelf niet door te hebben dat zij een ideaal medium hiervoor uitschakelen. Radio 6 laat muziek en achtergrondverhalen horen die de gemiddelde luisteraar niet kent.

Toegenomen concurrentie?

Volgens persberichten ambieert de NPO om het publiek meer te bieden door zich te richten op minder zenders om zo de kwaliteit en interactie te verhogen. Dit is een strekking die niet evenredig is; alleen door je te richten op minder zenders, zal de kwaliteit niet per definitie verhoogd worden. Radio 6 krijgt niet eens een kans van de NPO om hierin te concurreren, omdat het alleen mag uitzenden via internet en digitale radio. Op de gewone FM-frequentie is de zender niet eens te ontvangen. Daarnaast bestaan de meeste items op de overige zenders uit gegrap, slap gelul en prijsvragen, terwijl de basis bij Radio 6 het verspreiden van kennis is door middel van veel research, wat gedaan wordt door enthousiaste redactieleden. De interviews en achtergrondverhalen worden vervolgens verteld door de mensen die het gemaakt hebben of er veel vestand van hebben. Zij nemen hiervoor ook de tijd om in de studio langs te komen of om dit telefonisch met passie te delen.

Deze strijd illustreert goed dat het tegenwoordig alleen nog maar draait om commerciële doeleinden in deze uitgemolken, haastige massaconsumptiemaatschappij. Zo snel en zo goedkoop mogelijk moet er veel muziek gedraaid worden in plaats van het publiek versteld te doen staan door ongekend goede, oude dan wel nieuwe muziek. Het is een aanslag op de kunst, waarbij het delen van kennis niet meer gewaardeerd wordt en entertainment centraal staat, terwijl we die bekende, nietszeggende plaatjes zelf ook wel gewoon kunnen opzoeken op Spotify of YouTube. Op ‘play’ drukken kunnen we allemaal, en simpele nieuwsfeitjes zijn allemaal te vinden op het internet. Niemand lijkt tegenwoordig te weten waar de meerwaarde van het materiaal ligt. I am not amused.

Gratis live-muziek

Gelukkig zal de zender tot het eind van het jaar doorgaan met diezelfde toewijding en passie als voorheen gedaan is. De bestaande programma’s blijven nog gewoon draaien en men kan ook op verschillende (gratis!) podia en festivals nog genieten van wonderschone soul- en jazzmuziek waar Radio 6 bij betrokken is of mogelijk gemaakt heeft. Naast de aanwezigheid op bijvoorbeeld Jazz in Duketown, de Jazzdagen en het North Sea Jazz Festival, heeft het ook een eigen live-uitzending op woensdagen. Mijke en Co Live @ the Sugarfactory ontvangt elke week andere artiesten die een nieuwe plaat uitbrengen of bezig zijn met een project. Zo stond afgelopen week Jonathan Jeremiah op het podium, en in de geschiedenis van het programma werden al Caro Emerald, Frank McComb, Marcus Miller, Ruben Hein en Hamilton Loomis verwelkomd, om maar een paar bekende namen te noemen. De komende paar weken kan het publiek nog genieten van live-optredens van onder anderen Miguel Rodriguez, Matt Andersen en Pokey LaFarge, plus veel interessante, onbekende (nieuwe) artiesten die meer aandacht verdienen. Uiteraard wordt de muzikale sfeer van de avond steeds versterkt door de huisband (The Ob6sions), en brengen ze samen de avond altijd weer tot een muzikaal hoogtepunt op de Nederlandse radio.

Het wegbezuinigen van Radio 6 is een ondergang die zodoende door de NPO zelf veroorzaakt is. Het is juist die diepgang en uniekheid die de muziekliefhebber wenst, wat mist in het aanbod van overige zenders, en Radio 6 dus zeer waardevol maakt. In het huidige beleid en door de commerciële programmering zal het erg moeilijk worden om ooit nog een passende plek te vinden om zulke fijne muziek te laten horen. Of om te beluisteren, wat dat betreft.

Mijke en Co Live @ the Sugarfactory: elke woensdag van 22.00 tot 01.00 in de Sugarfactory nabij het Leidseplein, Amsterdam. Gratis toegang voor iedereen.

Muziek / Achtergrond
special: Voorbeschouwing: Gang of Four

Invloedrijke postpunkers nog niet uitgespeeld

Wanneer eind jaren zeventig het punkgenre aardig op stoom gekomen is, begint een nieuwe generatie zich steeds meer af te zetten van de hoekige, boze gitaarliedjes. Gang of Four mag gerekend worden tot deze post-punk, waarin zij een flinke lading funk en dub geven aan de creatieve stroming.

Het energieke resultaat, in combinatie met messcherpe maatschappijkritische teksten, leverde klasbakken op als debuut Entertainment! (1977). De strakke ritmes, het funky basspel, de scherpe gitaarriffjes, en de opvallend prominent gebruikte melodica zorgen voor een enorm pakkende en dansbare muzikale ondersteuning, terwijl Jon King frontaal de aanval opent op de (Britse) maatschappij en media.

Dit soort albums is tot de dag van vandaag van invloed op andere bands. Het bas- en gitaarspel van ‘Not Great Men’ klinkt bijvoorbeeld alsof het recht van een vroeg Red Hot Chili Peppers-nummer komt (natuurlijk eigenlijk andersom). Zowel Kurt Cobain als Michael Stipe noemde de band een belangrijke inspiratiebron. Het zijn slechts voorbeelden; de invloed van de postpunkers resoneert nog steeds na.

Vernieuwingen

En dan te bedenken dat de band zélf nog niet eens uitgespeeld is! Afgelopen februari bracht Gang of Four immers nog What Happens Next uit, het negende album van de groep. Niet alleen spelen de Engelsen nog, ze vernieuwen zichzelf op dat album ook nog eens, vermoedelijk mede door het vertrek van zanger Jon King. Daarnaast is de muziek ook veel trager en doorspekt met electronica. Het is ter ere van dit album dat de band weer op tour is, en onder meer op 21 april te zien is in de Melkweg. De vraag is natuurlijk wat ze ervan zullen bakken nu er met gitarist Andy Gill nog maar één origineel lid over is, en met nieuwe zanger John Sterry in de gelederen.  En of ze nog wat oud werk zullen gaan spelen, of dat ze zichzelf als min of meer nieuwe band presenteren.

Film / Films

Aanrader voor complotdenkers

recensie: The Code

Steeds vaker zien we dat televisieseries complexe verhalen vertellen over gewone mensen, maatschappelijke problemen en politieke complotten. Dankzij The Code doen ze nu ook down under mee.

De zesdelige serie The Code gaat over een ogenschijnlijk kleine gebeurtenis, die grote politieke consequenties heeft. In de Australische outback rijdt een auto met een verliefd jong stel midden in de nacht in op een truck. Het meisje komt om het leven, de jongen overleeft het, maar lijdt aan geheugenverlies en ademhalingsmoeilijkheden. Het ongeluk hebben ze, geheel toevallig, met een telefoon gefilmd.

Computerhacker

In de hoofdstad Canberra krijgt Jesse Banks, een journalist bij een soort Australische versie van ThePostOnline, het filmpje in handen. Samen met zijn autistische broer, een veroordeelde computerhacker, repareert hij het beschadigde bestand en ontdekt hij dat er sprake is van een dekmanteloperatie. Niemand mag iets te weten komen over de vrachtwagen en de lading.

The Code kent drie verhaallijnen die elkaar steeds kruisen. We volgen de zoektocht van de journalist en zijn broer die, via inbraken in allerlei beveiligde computersystemen, steeds dichter bij de politiek gevoelige waarheid komen. Een persvoorlichtster, de ex van de journalist, krijgt steeds de opdracht om rookgordijnen te creëren. In de outback ontdekt een onderwijzeres de schadelijke gevolgen van het ongeluk. Het ogenschijnlijk simpele auto-ongeval escaleert tot een internationale crisis.

Boeventronies

Het sterke van The Code is dat het privéleven van de hoofdpersonen ook uitgebreid aan bod komt. Dat vergemakkelijkt het meeleven met de karakters. Centraal staat de moeizame verhouding tussen de journalist en zijn broer, een emotioneel beschadigde jongen die nauwelijks voor zichzelf kan zorgen.

The Code biedt uitstekend vermaak voor liefhebbers van de betere spannende serie – zeer geschikt voor iedereen die wel even klaar is met alle Scandinavische series – én complotdenkers. De gelikte vormgeving en alle fijne Australische boeventronies verhogen nog eens de sfeer.

Film / Films

Eén van de betere tv-speurders

recensie: The fall 2

Comakijken heet het tegenwoordig, als je meerdere afleveringen van een tv-serie achter elkaar bekijkt. Britse tv-makers spelen handig in op deze trend door nu in hoog tempo reeksen van zo’n vijf à zes afleveringen te produceren. De omroep zendt de reeks in één week uit. Met video on demand of gewoon met de dvd-box is er één lange avond of een weekend van de serie te genieten.

~

Een van de betere titels in dit genre is The fall. De misdaadserie is geproduceerd door een regionale afdeling van de BBC in Noord-Ierland, en speelt zich af in Belfast. Het eerste seizoen wordt nu uitgezonden op zaterdagavond op NPO2, helaas uitgesmeerd over meerdere weken. De dvd-box kwam twee jaar geleden uit en nu is er het tweede seizoen dat naadloos aansluit op de voorganger. Voor wie onbekend is met de serie strekt een dagje extra comakijken tot aanbeveling (de eerste afleveringen staan op Uitzending Gemist). Zonder de voorkennis uit seizoen 1 is The fall 2 maar lastig te volgen.

Twee perspectieven

Op het eerste gezicht lijkt er niets nieuws onder de zon. Een verbeten politievrouw maakt jacht op een seriemoordenaar die het voorzien heeft op jonge vrouwen met donker haar. Maar The fall stijgt boven alle modale politieshows uit omdat het verhaal verteld wordt vanuit twee perspectieven. We volgen de seriemoordenaar in zijn pogingen om aan de politie te ontsnappen en in zijn jacht op een volgend slachtoffer. En we zien de jacht van de verbeten politievrouw op de dader.

De moordenaar is een ogenschijnlijk keurige huisvader met een baan als rouwverwerkingstherapeut. Wanneer hij in beeld komt als verdachte gaat hij een broeierige relatie met de minderjarige oppas van het gezin aan. Zij mag de dwaalsporen uitzetten. De makers van de serie schuwen er niet voor om daarbij het randje van ongemakkelijk op te zoeken.

Vrijgevochten levensstijl

~

De politievrouw is een uit London ingevlogen specialiste die er een vrijgevochten levensstijl op na houdt. Aantrekkelijke jonge agenten (sekse geen voorkeur) maken kans op een overnachting in haar luxe hotelsuite. Culticoon Gillian Anderson (The X-files) maakt er een van de betere tv-speurders van de laatste jaren van. Bonus zijn de vele andere interessante vrouwelijke personages, redelijk uniek voor een masculien genre als de politieserie. De sociaal-politieke achtergrond van Belfast wordt knap door het verhaal gevlochten; op Engelse upperclass ladies hebben de meeste Noord-Ieren het namelijk niet zo. Sterk werk, deze serie.

Muziek / Voorstelling

Teleurstellende vertolking van Schots drama

recensie: Giuseppe Verdi-Macbeth

Macbeth, een van de weinige opera’s waarin niet de liefde maar de menselijke slechtheid de hoofdrol speelt, is in deze productie een teleurstellende ervaring. De vicieuze cirkel van moord en doodslag en de tragiek van een echtpaar dat onherroepelijk ten onder gaat blijven steken in een saaie en onduidelijke regie en zangers die niet overtuigen.

In het operatijdschrift Odeon en in het begeleidende programmaboek staan grote woorden over deze opera naar het toneelstuk van Shakespeare. Regisseur Breth heeft het over ‘wezenlijke vragen van de menselijke existentie’. Het publiek moet ‘mentaal en emotioneel iets beleven’. Jan Kott schrijft: ‘Het thema is moord. Er is geen slaap meer in dit stuk, alleen nachtmerries.’ Kott gebruikt zelfs termen als ‘de ervaring van Auschwitz’ – de afgrond die gaapt wanneer alle gevoelens en morele maatstaven zijn verlaten en alle grenzen zijn overschreden.

Welcome to hell

Verdi’s donkere muziek, met de bezetting van bassen, celli en koperblazers, die ook in zijn Requiem de boventoon voeren – denk aan het beroemde Dies Irae – zal deze hel oproepen. En hoewel de teksten uit het libretto van Francesco Maria Piave het niet halen bij de inktzwarte dialogen van de Engelse meester, valt er meer dan genoeg te huiveren voor het publiek dat iets ‘existentieels wil beleven’. Het is daarom teleurstellend dat van bovengenoemde pretenties weinig tot niets wordt waargemaakt in deze productie. Een starre regie, waarin personages die niet lijken te weten wat ze zingen van links naar rechts en terug over het toneel wandelen. Decors die geenszins het mistige, onheilspellende landschap oproepen van bergen en heidevelden, die in de loop van het drama rood kleuren van vergoten bloed. In deze voorstelling zijn het twee ‘locaties’ die voortdurend, door het vallen van het voordoek en een minutenlang onderbreken van verhaal en muziek, gewisseld worden.

Boerenkoolveld

Het ene is een aankomsthal van een middelgroot vliegveld met door de glazen ruiten uitzicht op een boerenkoolveld. Dit is het domein van de heksen en dient tevens als slagveld. Een met enorme matrassen gecapitonneerde zaal waar een leeg kinderbed en een speelgoedbeer (hoe cliché kun je kinderloosheid verbeelden?) vormt het kasteel Dunsinane, waar de valse Lady Macbeth haar weifelachtige echtgenoot tot moorden aanzet. Nog afgezien van het feit dat een vals karakter niet hoeft in te houden dat je ook vals gaat zingen, en dat weifelachtigheid niet betekent een totaal gebrek aan dramatische zeggingskracht, zijn deze twee mensen een duf stel. Invalster Amarilli Nizza en de wat hulpeloze Scott Hendricks doen hun best. Maar ze willen maar niet tot leven komen als het machtsbeluste echtpaar dat het lot een handje wil helpen en na de eerste moord in een helse draaikolk belandt.

Brouwsels zonder heksenketel

Onbegrijpelijk is ook waarom Macbeth, die tijdens de ‘banketscène’ bezoek krijgt van de geest van de door hem vermoorde wapenbroeder Banco, als dronkenman wordt opgevoerd. Die hallucinatie is gewetensnood en juist geen gevolg van overmatige alcoholconsumptie! En aan het begin van de derde akte, waar de heksen hun brouwsels vervaardigen, onder het zingend opnoemen van de vieze ingrediënten, zien we een aantal compartimenten van voornoemde aankomsthal, waar de hellevegen in oude kranten bladeren. En waarom wordt de brief met de onheilsboodschap aan Lady Macbeth niet door haar zelf voorgelezen? Het vormt het begin van haar waanzin.

Zelden werd lichamelijke en geestelijke destructie zo onduidelijk en terloops gevisualiseerd. Een concertante uitvoering, met het, zoals gewoonlijk, fantastisch zingende koor, het goed spelende orkest en de paar vocale uitschieters (Wookyung Kim als Macduff en Vitalij Kowaljow als Banco) had meer indruk gemaakt. Jammer!

Voorstellingen op 12, 15, 18, 22, 25 en 28 april

Boeken / Fictie

Volwaardig romandebuut van een popjournalist

recensie: Leon Verdonschot - Alles van elkaar

Zijn grote passie – muziek – speelt slechts een bescheiden rol in de debuutroman van popjournalist Leon Verdonschot. Alles van elkaar verhaalt over een mannenvriendschap die onder hoogspanning staat.

‘Ze weet het.’
‘Sorry?’
‘Ze weet het.’
‘Ze weet wát?’
‘Alles.’
‘Hoe bedoel je álles?’
‘Ze weet alles. Ze heeft mijn mails gelezen.’

Het staccato intro van Alles van elkaar roept de nodige vraagtekens op bij de lezer, maar omvat tevens (in een notendop) de kern van het relaas dat volgt: bij toeval (?) leest de geliefde van de beste vriend van de ik-persoon een omvangrijke mailwisseling tussen beiden, hetgeen hun vriendschap danig onder druk zet. Al leek de entree van deze vrouw in het leven van de twee al eerder gevoelig te liggen: ‘”Vertel eens over die Kaat.” “Ze is heel bijzonder.” “Bijzonder? Mijn god. Dat woord gebruiken ouders van een mongooltje voor hun kind.”‘ Wat er zoal besproken kan zijn tussen de twee vrienden in de gehate e-mails wordt in een kleine tweehonderd pagina’s uit de doeken gedaan.

Kemphanen

De puntige dialoog waarmee de roman opent vindt plaats vlak voor het vertrek van de twee vrienden, samen met een derde jeugdvriend (die net genezen is van kanker), naar Thailand. Daar, in Chaweng op het eilandje Koh Samui, wil het drietal hun dertigjarige vriendschap opluisteren met een bezoek aan een concert van hun jeugdheld: Robert Tepper. Midden jaren tachtig had deze zanger een hit met (het enigszins protserige) ‘No Easy Way Out’, de soundtrack voor een van de Rocky-films.

Tijdens het verblijf in het verre oosten wordt middels flashbacks meer en meer duidelijk hoezeer de levens van de twee hartsvrienden, bijna op het roekeloze af, met elkaar zijn verweven: ‘We schudden elkaars hand, op ons zoveelste geheim.’ De derde kameraad fungeert als een soort buffer tussen de twee wedijverende kemphanen; hun branievolle leven gaat grotendeels aan hem voorbij, iets wat hem ogenschijnlijk koud laat. Wel wordt hij regelmatig ‘bijgepraat’ door de twee.

Gênant en amusant

Uit de flashbacks blijkt dat de twee dertigers tijdens hun jarenlange vriendschap in een soort van wedloop verzeild zijn geraakt, waarbij ze elkaar steeds verder uitdagen. De dialogen tussen het tweetal zijn vaak messcherp en bij vlagen erg geestig; voortdurend trachten ze elkaar af te troeven in snedigheden, wat de ik-persoon op een gegeven moment, in een vlaag van pardoes opwellende zelfkennis, doet verzuchten: ‘Soms wil ik gewoon zo graag gevat zijn dat ik me niet eens afvraag of ik meen wat ik zeg. Als het maar goed klinkt.’

Ze delen een voorliefde voor films (Rocky, Star Wars), politiek (links activisme), sport (marathon) en – met name – seksuele uitspattingen: Dat aspect wordt door Verdonschot (die eerder in Volkskrant Magazine al openhartig sprak over zijn seksverleden) uitgebreid en weinig verhullend opgetekend: wat begint met onschuldig internetdaten (waarbij de twee vrienden als motto aanhangen: ‘Mens op zoek naar anekdote ontmoet mens op zoek naar anekdote’) leidt via prostitutiebezoek en parenclubs uiteindelijk naar een nogal ranzige seksboerderij, alwaar het een en ander resulteert in een even gênante als amusante climax.

Medley

De trip naar Thailand wordt voor de drie vrienden niet het feestje waarop vooraf gehoopt was. De door zijn vriendin ‘betrapte’ vriend is er met zijn hoofd niet bij en probeert op afstand zijn relatie te redden, de ik-persoon vreest voor het voortbestaan van hun vriendschap, en als klap op de vuurpijl valt het optreden van hun jeugdheld ronduit tegen: er komt nauwelijks publiek opdagen en een ongeïnspireerde, bozige Tepper vermaalt zijn grootste hit in een slappe medley, hetgeen zelfs leidt tot een hilarische knokpartij na afloop van het concert.

Alles van elkaar van muziekliefhebber en –kenner Leon Verdonschot is een rauw en bijzonder vlot geschreven romandebuut over een mannenvriendschap en loyaliteit. Verdonschot beschikt over een scherpe pen en schrijft zonder opsmuk en met veel vaart, humor en zelfspot in kernachtige, rake zinnen. De vele dialogen in het boek zijn meestens  bijzonder gevat. Alles van elkaar is een hilarische, soms schrijnende, maar altijd eerlijke weergave van een fnuikende kameraadschap.