Tag Archief van: landscape

Kunst / Expo binnenland

Gezicht op Europa

recensie: FACES - European Portrait Photography since 1990

In roerige Europese tijden is het goed eens een blik te werpen op ‘der Mensch’ achter de oververhitte verhoudingen en dichtgespijkerde reglementen die door de politiek in stand worden gehouden. De hedendaagse Europeaan – en zijn fotograaf – toont zich in de tentoonstelling FACES – European Portrait Photography since 1990.

Het is een bijzondere samenwerking die tot deze expositie heeft geleid. Het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam, het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel en het Museum of Photography in Thessaloniki tonen onder de bezielende leiding van curator Frits Gierstberg een overzicht van de Europese portretfotografie die sinds 1990 een vernieuwing heeft ondergaan.

Thomas Ruff, Portrait (Andrea Kachold), 1987, Courtesy de kunstenaar

Thomas Ruff, Portrait (Andrea Kachold), 1987, Courtesy de kunstenaar.

Persoonlijk landschap

Die vernieuwing is enerzijds zichtbaar in het onderwerp van de foto’s: de Europese mens, vol overeenkomsten en toch zo verschillend, profiterend van of worstelend met de economische eenwording. Het begrip ‘identiteit’ dat tot een culturele uitdaging is geworden. Maar de vernieuwing is vooral zichtbaar in de diversiteit van de fotografische aanpak in het portretteren van mensen. De ontwikkelingen in de Europese samenleving, samen met de kunstzinnige revolutie in de fotografie, maken dat het portretgenre een boeiende wereld van persoonlijke landschappen ontsluit.

Sinds de renaissance is het afgebeelde individu de spiegel waarin we naar de ander én naar onszelf kijken. De klassieke weergave van rijkdom, macht en identiteit is in de hedendaagse portretfotografie naar de achtergrond verdwenen: de gewone mens in al zijn eigenaardige aanwezigheid vormt zich naar het inzicht van de al even belangrijke fotograaf.

Juergen Teller, Alex Paton London 21st December 1998, Courtesy de kunstenaar

Juergen Teller, Alex Paton London 21st December 1998, Courtesy de kunstenaar.

Iconische gezichten

Thomas Ruff (1958) lijkt het startpunt in de expositie te markeren. Zijn grote portretten uit de late jaren tachtig vormen de essentie van de menselijke afbeelding. Hij probeert zo neutraal mogelijk, zonder enige gezichtsuitdrukking of karakteristieke identiteit het portret te ontdoen van de emotionele lading die het als vanzelf in zich draagt. De vrijwel ‘nietszeggende’ gezichten zijn iconisch geworden in de fotografiegeschiedenis en behoren juist tot de meest veelzeggende foto’s in deze tentoonstelling.

Naast bekende namen als Anton Corbijn, Rineke Dijkstra, Beat Strueli, Koos Breukel en Juergen Teller zijn diverse andere fotografen vertegenwoordigd die het Europese gezicht hebben vastgelegd. Tina Barney (1945) ontbreekt niet met haar betekenisvolle portretten van upper class-families. Paola De Pietri (1960) portretteert zwangere vrouwen in een uitgestorven stadslandschap. Het ijle licht versterkt de eenzaamheid die de blijde verwachting lijkt te overheersen. De Tsjechische Jitka Hanzlová (1958) toont een prachtige serie over haar geboortedorp in Oost-Bohemen, waar melancholie en armoede met elkaar strijden om de aandacht. Opvallend is de aanwezigheid van maar liefst drie Griekse fotografen. Hun vlakke, middelmatige bijdrage aan deze tentoonstelling lijkt eerder een geste aan de Griekse mede-organisator dan een overtuigde kwalitatieve keuze. Europese politiek is nooit ver weg.

Bij de indringende zwart-witportretten van Stefan Vanfleteren (1969) hangt een groot doodsportret van de in 2014 overleden Belgische kunstpaus Jan Hoet. Met diens voorafgaande toestemming heeft de fotograaf op uiterst intieme wijze een portret gemaakt van het definitieve einde. Waar fotografie altijd een split second van de werkelijkheid laat zien, om daarna nooit meer te kunnen achterhalen, is hier de tijd voor altijd stilgezet.

Paola De Pietri, Untitled, in 'Io parto', 2007, Courtesy Galleria Alberto Peola Arte Contemporanea.

Paola De Pietri, Untitled, in ‘Io parto’, 2007, Courtesy Galleria Alberto Peola Arte Contemporanea.

Miljoenen selfies

Voor wie deze bijzondere tentoonstelling wil bezoeken: er resten nog slechts enkele weken in het Nederlands Fotomuseum te Rotterdam. Vanaf 11 september 2015 is FACES te zien in Thessaloniki, Griekenland, maar de geïnteresseerde kijker kan zich doorlopend verlustigen aan het fraaie boekwerk dat de tentoonstelling begeleidt. Groots opgezet, in perfecte reproductie en met veel ruimte voor alle fotografen die in het museum te zien zijn. Van de vele teksten – politicus, museumdirecteur, filosoof: iedereen lijkt zijn Europese plasje te moeten doen – springt de degelijke beschouwing van Frits Gierstberg er uit. Hij schrijft over de portretkunst vanaf de gelijkende weergave van het individu in de renaissance tot en met het hedendaagse fenomeen selfie – de miljoenen portretten die dagelijks gemaakt worden en grotendeels in de vergetelheid verdwijnen. De opmerkelijke kwaliteit van de Europese portretfotografie wordt er alleen maar opvallender door.

Kunst / Expo binnenland

Gezicht op Europa

recensie: FACES - European Portrait Photography since 1990

In roerige Europese tijden is het goed eens een blik te werpen op ‘der Mensch’ achter de oververhitte verhoudingen en dichtgespijkerde reglementen die door de politiek in stand worden gehouden. De hedendaagse Europeaan – en zijn fotograaf – toont zich in de tentoonstelling FACES – European Portrait Photography since 1990.

Het is een bijzondere samenwerking die tot deze expositie heeft geleid. Het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam, het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel en het Museum of Photography in Thessaloniki tonen onder de bezielende leiding van curator Frits Gierstberg een overzicht van de Europese portretfotografie die sinds 1990 een vernieuwing heeft ondergaan.

Thomas Ruff, Portrait (Andrea Kachold), 1987, Courtesy de kunstenaar

Thomas Ruff, Portrait (Andrea Kachold), 1987, Courtesy de kunstenaar.

Persoonlijk landschap

Die vernieuwing is enerzijds zichtbaar in het onderwerp van de foto’s: de Europese mens, vol overeenkomsten en toch zo verschillend, profiterend van of worstelend met de economische eenwording. Het begrip ‘identiteit’ dat tot een culturele uitdaging is geworden. Maar de vernieuwing is vooral zichtbaar in de diversiteit van de fotografische aanpak in het portretteren van mensen. De ontwikkelingen in de Europese samenleving, samen met de kunstzinnige revolutie in de fotografie, maken dat het portretgenre een boeiende wereld van persoonlijke landschappen ontsluit.

Sinds de renaissance is het afgebeelde individu de spiegel waarin we naar de ander én naar onszelf kijken. De klassieke weergave van rijkdom, macht en identiteit is in de hedendaagse portretfotografie naar de achtergrond verdwenen: de gewone mens in al zijn eigenaardige aanwezigheid vormt zich naar het inzicht van de al even belangrijke fotograaf.

Juergen Teller, Alex Paton London 21st December 1998, Courtesy de kunstenaar

Juergen Teller, Alex Paton London 21st December 1998, Courtesy de kunstenaar.

Iconische gezichten

Thomas Ruff (1958) lijkt het startpunt in de expositie te markeren. Zijn grote portretten uit de late jaren tachtig vormen de essentie van de menselijke afbeelding. Hij probeert zo neutraal mogelijk, zonder enige gezichtsuitdrukking of karakteristieke identiteit het portret te ontdoen van de emotionele lading die het als vanzelf in zich draagt. De vrijwel ‘nietszeggende’ gezichten zijn iconisch geworden in de fotografiegeschiedenis en behoren juist tot de meest veelzeggende foto’s in deze tentoonstelling.

Naast bekende namen als Anton Corbijn, Rineke Dijkstra, Beat Strueli, Koos Breukel en Juergen Teller zijn diverse andere fotografen vertegenwoordigd die het Europese gezicht hebben vastgelegd. Tina Barney (1945) ontbreekt niet met haar betekenisvolle portretten van upper class-families. Paola De Pietri (1960) portretteert zwangere vrouwen in een uitgestorven stadslandschap. Het ijle licht versterkt de eenzaamheid die de blijde verwachting lijkt te overheersen. De Tsjechische Jitka Hanzlová (1958) toont een prachtige serie over haar geboortedorp in Oost-Bohemen, waar melancholie en armoede met elkaar strijden om de aandacht. Opvallend is de aanwezigheid van maar liefst drie Griekse fotografen. Hun vlakke, middelmatige bijdrage aan deze tentoonstelling lijkt eerder een geste aan de Griekse mede-organisator dan een overtuigde kwalitatieve keuze. Europese politiek is nooit ver weg.

Bij de indringende zwart-witportretten van Stefan Vanfleteren (1969) hangt een groot doodsportret van de in 2014 overleden Belgische kunstpaus Jan Hoet. Met diens voorafgaande toestemming heeft de fotograaf op uiterst intieme wijze een portret gemaakt van het definitieve einde. Waar fotografie altijd een split second van de werkelijkheid laat zien, om daarna nooit meer te kunnen achterhalen, is hier de tijd voor altijd stilgezet.

Paola De Pietri, Untitled, in 'Io parto', 2007, Courtesy Galleria Alberto Peola Arte Contemporanea.

Paola De Pietri, Untitled, in ‘Io parto’, 2007, Courtesy Galleria Alberto Peola Arte Contemporanea.

Miljoenen selfies

Voor wie deze bijzondere tentoonstelling wil bezoeken: er resten nog slechts enkele weken in het Nederlands Fotomuseum te Rotterdam. Vanaf 11 september 2015 is FACES te zien in Thessaloniki, Griekenland, maar de geïnteresseerde kijker kan zich doorlopend verlustigen aan het fraaie boekwerk dat de tentoonstelling begeleidt. Groots opgezet, in perfecte reproductie en met veel ruimte voor alle fotografen die in het museum te zien zijn. Van de vele teksten – politicus, museumdirecteur, filosoof: iedereen lijkt zijn Europese plasje te moeten doen – springt de degelijke beschouwing van Frits Gierstberg er uit. Hij schrijft over de portretkunst vanaf de gelijkende weergave van het individu in de renaissance tot en met het hedendaagse fenomeen selfie – de miljoenen portretten die dagelijks gemaakt worden en grotendeels in de vergetelheid verdwijnen. De opmerkelijke kwaliteit van de Europese portretfotografie wordt er alleen maar opvallender door.

Film / Serie

Van science fiction naar werkelijkheid

recensie: Recensie: Black Mirror, seizoen 1 & 2

Toen het eerste seizoen van de Britse miniserie Black Mirror in 2012 werd vertoond, leek deze zwartkomische satire op de technologische samenleving nog science fiction. Drie jaar later blijkt deze absurde wereld steeds meer werkelijkheid te worden. Alle afleveringen draaien rondom de black mirror, oftewel het zwarte scherm van de telefoon, tablet, tv of computer. De eerste aflevering geldt nu al als een klassieker.

 

Wanneer een populaire Engelse prinses wordt ontvoerd, eist de kidnapper dat de Engelse prime-minister in ruil voor haar vrijlating live op tv seks heeft met een varken. Geen haar op het hoofd van de politicus die er aan denkt dat in te willigen. Aanvankelijk staat het volk aan de kant van de premier, maar wanneer de prinses werkelijk in levensgevaar lijkt te zijn, draait de publieke opinie om. Onder druk van sociale media is er voor de man geen ontkomen meer aan. En ondanks dat iedereen walgt van de eis van de ontvoerder, wil niemand een moment missen van het intieme samenzijn van premier en varken. Ook wij niet.

Existentiële vragen

In andere afleveringen wordt de werkelijkheid nog dichter benaderd. De futuristische samenleving waarin de bevolking op hometrainers credits verdient om tot een reality- of talentenshow te worden toegelaten, heeft inmiddels navolging gekregen in Brazilië. Daar kunnen gevangenen zich richting vervroegde vrijlating trappen. Realityseries vanuit de bajes zijn inmiddels heel gewoon.

Ook de aflevering over geïmplanteerde camera’s en het onfeilbare geheugen raakt inmiddels de realiteit. Maker Charlie Brooker stelt wel existentiële vragen over de nadelen van zo’n totaalgeheugen dat met de komst van het Google Glass snel dichterbij komt.

Grofgebekte cartoonbeer

In het nieuwe, tweede seizoen van Black Mirror gaat Brooker door op dezelfde tour. Exemplarisch is de aflevering over een grofgebekte cartoonbeer die tijdens een verkiezingscampagne uitgroeit tot een publieksfavoriet, dankzij zijn anti-politieke en anti-establishment ideeën. Een Amerikaanse overheidsdienst ziet in het tekenfilmfiguur een ideaal middel om buitenlandse regimes te ondermijnen.

Lollig wordt Black Mirror echter nooit. Daarvoor zijn de thema’s van deze moderne versie van de Twilight Zone te ongemakkelijk en te herkenbaar. Het eerste seizoen heeft al bewezen dat de voorspellingen van Charlie Brooker angstwekkend correct kunnen zijn.

Muziek / Album

Groots met een gouden strot

recensie: Alabama Shakes - Sound & Color

In 2012 werd de muziekwereld aangenaam verrast door een band uit Amerika. Alabama Shakes schudde de muziekwereld wakker, grotendeels door de oerkracht van de stem van frontvrouw Brittany Howard. Met hun nieuwe album Sound & Color overtuigt de band opnieuw.

Van groen naar gerijpt

Van een band die pas een paar maanden bij elkaar was toen Boys & Girls uitkwam, tot een groep met stukken meer ervaring en kunde, ingespeeld op elkaar, Grammy-nominaties op zak, en de grootste festivals aangedaan. Toen eenmaal de beslissing genomen was om geheel opnieuw te beginnen en niet voor een Boys & Girls deel 2 te gaan, was het makkelijk en konden ze doen wat ze zelf wilden, aldus de Shakes. Dat resulteert in een plaat waarop elk nummer zijn eigen gezicht heeft, die toch een coherent geheel vormt met een soms broeierige, maar altijd warme sfeer.

Een vibrafoon geeft met zijn heldere, draaiende tonen nog niets prijs van wat komen gaat. Daarvoor is het toch echt wachten op de stem van zangeres Howard. Een eenvoudig drumritme, achtergrondzangeressen die ‘Sound & Color’ herhalen, en hier overheen Howard die met het grootste gemak lijkt te zingen. Laag, hoog, vol pathos, smekend en dan houdt ze zich nog in blijkt bij ‘Don’t Wanna Fight’. Je vraagt je af waar het is mis gegaan in een mogelijke relatie, want als ze zingt “My lies, your lines, don’t cross them lines,” zou je het wel uit je hoofd laten om haar een kunstje te flikken. Met een hese schreeuw opent ze het nummer waarin ze laten weten niet meer te willen vechten voor haar relatie.

Genre-overstijgend

Zou je niet al onder de indruk zijn van de imposante gestalte van Howard of van haar leeftijd (26), dan is haar stem er een uit duizenden. Nog meer dan op het debuutalbum laat de band geen kans onbenut om allerlei genres de revue te laten passeren. Americana bij ‘Dunes’, met vervormde stem en een loom tempo. Het met omfloerste zang en funky gitaarspel gevulde ‘Guess Who’, dat klinkt als de filmmuziek van Shaft (door Isaac Hayes), neigt weer meer naar r&b en hiphop. En dan ook nog rammelende rockmuziek na het ‘5, 6, 7, 8’ op ‘The Greatest’. “Life is perfect in your arms, don’t ever let me go,” waarin ze zich een meisje waant dat gekoesterd moet worden.

Smekend om liefde

Dat dat meisje ook van zich af kan zingen laat ze horen in ‘Miss You’. Fijn om aan de muziek te horen dat je weet dat die enorme uithalen eraan zitten te komen. Bijna hysterisch zingt ze ‘I’m yours’, en even makkelijk schakelt ze dan weer terug naar het meer beschouwende refrein waar het mis kon zijn gegaan met haar geliefde. Evenals in ‘Gimme All Your Love’, waarin de meanderende muziek heerlijk contrasteert met de geweldsuitbarstingen waarin om alle liefde gesmeekt wordt. Wat volgt is een swingend outro met orgel en gitaarsolo. Diezelfde traagheid kenmerkt ook ‘Gemini’, maar hierin volgen de woorden elkaar juist op als honing van een lepel.

Het album heeft misschien wat luisterbeurten nodig, maar dan komen de tracks zeker goed tot hun recht en ontdek je de vele facetten van de plaat. Geluid was er al genoeg, maar nu brengt Alabama Shakes ook nog meer kleur aan op hun fijne liedjes. Zodoende is Sound & Color een bevestiging van wat we al gehoord hadden bij het debuut: de band heeft met Howard goud in handen.

Boeken / Non-fictie

America über alles

recensie: Eric Lichtblau - Nazi's in Amerika. Hoe Amerika een thuishaven bood aan Hitlers mannen

Met Nazi’s in Amerika doet onderzoeksjournalist Eric Lichtblau uit de doeken hoe ongeremd opportunistisch Hitlers handlangers hun bevoorrechte levens konden voortzetten dankzij de Amerikaanse inlichtingendiensten. De overlopers zijn niet meer dan karikaturen in dit boek, hoe verbijsterend ook de onthullingen.

Wat de sterjournalist van The New York Times met Nazi’s in Amerika aan het licht brengt, is eigenlijk oud nieuws, zo kort lijkt maar weer eens het collectief geheugen. Al in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog schreven de grote Amerikaanse media – zijn eigen krant inbegrepen – over de geheime Operatie Paperclip van de Verenigde Staten. De FBI en CIA maakten toen jacht op Hitlers’ stal van wetenschappers uit nazi-Duitsland. Niet om ze gevangen te nemen vanwege de gruwelijke experimenten die ze uitvoerden op Joden en andere ongewenste burgers, maar om ze technologische informatie te ontfutselen.

Communistisch spook

Met die buit zou Amerika haar wereldleiderschap consolideren: die kennis werd ingezet om vernieuwingen in te zetten voor eigen militaire doeleinden en een geavanceerd ruimtevaartprogramma. Alles om te voorkomen dat de informatie in Russische handen zou komen, zo groot was de angst voor het communistisch spook waaruit de Koude Oorlog werd geboren. En zo was de Apollo 11 toch maar mooi het eerste ruimtevaartschip op de maan.

Een publieke enquête na de bekendmaking van Operatie Paperclip in de Amerikaanse kranten in 1946 maakte duidelijk dat de meeste burgers, onder wie bekenden als Albert Einstein en Eleanor Roosevelt, tegen het toelaten van de nazi’s op Amerikaanse grond waren. Maar de jacht op de ongeveer 1600 geleerden die gerekruteerd gingen worden, was al maanden aan de gang, nog voordat de oorlog daadwerkelijk ten einde kwam.

Carrière na leugens en bedrog

Er is weer een opleving van dit oude nieuws sinds de Nazi War Crimes Disclosure Act uit 1998 de lang verborgen documenten van Operatie Paperclip vrij gaven. De toegang tot deze archieven maakte het freelance journalist Annie Jacobsen mogelijk haar vorig jaar verschenen Operation Paperclip te schrijven. En wat Eric Lichtblau met Nazi’s in Amerika nu toevoegt, zijn de ontluisterende details uit correspondentie en verslagen van ondervragingen aan de kanditaat-informanten. Dat alles bij elkaar geharkt in een sensatiebeluste opsomming van blunders, manipulaties en ondoordachte acties. Het gewenste effect is een onthutsend beeld te geven van het opportunisme dat aan beide kanten hoogtij vierde. Oud-nazi’s wisten hun kapitaal en privileges veilig te stellen, omdat de Amerikaanse inlichtingendiensten – hunkerend naar informatie over het reilen en zeilen achter het IJzeren Gordijn – zich makkelijk om de tuin lieten leiden met valse verhalen van hun nieuwe informanten. Ondanks (of misschien wel dankzij) leugens en bedrog konden aan beide kanten de hoofdrolspelers carrière maken binnen de spionagediensten.

Moedwillige vervalsing

Tegenover de Joodse slachtoffers waren in het na-oorlogse Amerika weinig schuldgevoelens te bespeuren. Integendeel; vooraanstaande Amerikanen zoals generaal George Patton waren openlijk antisemiet en het was bekend dat de vrouw van president Truman geen Joden toeliet in hun huis. De communisten zo min mogelijk ruimte geven op wereldniveau was Amerika’s grootste prioriteit.

Met het verhaal van de Russische emigrant Tscherim Soobkozov die met de nazi’s collaboreerde en na de oorlog spion werd voor de Amerikanen, belicht Eric Lichtblau zijdelings de moordpartijen op Russisch grondgebied door of in opdracht van de nazi’s. Onbedoeld beschrijft hij summier een hoofdstuk in de geschiedenis dat vaak achterwege gelaten wordt in de eurocentrische kijk op de Tweede Wereldoorlog. Het uitroeien van de Joden stond weliswaar bovenaan het programma van de nazi’s, maar verhoudingsgewijs kwamen er meer Russische burgerslachtoffers om dan de slachtoffers van de holocaust op het hele Europese continent samen.

Immorele karikaturen

Dat de Amerikaanse inlichtingendiensten de nazi’s hun oorlogsverleden op papier lieten vervalsen en ze de hand boven het hoofd hielden, is op zichzelf al schokkend. Lichtblau’s grote hang naar sensatie is eigenlijk onnodig om dat duidelijk te maken. Allicht werden de hoofdrolspelers gedreven door opportunisme. Verontrustender is het totale gebrek aan moraal. Wat Lichtblau niet lukt in zijn reconstructie, is deze grote opportunisten te doorgronden. Veel dichterbij dan er eendimensionale karikaturen van te maken, komt de onderzoeksjournalist niet. Een grote verdienste van zijn boek is echter dat het collectief geheugen weer eens opgefrist wordt.

Muziek / Concert

Modulation Madness in Kytopia

recensie: 'Residenties in Utrecht' presenteert: Richard Devine

Voor ‘Residenties in Utrecht’, een serie die internationale creatieve makers vraagt hun expertise met de stad te delen, was Richard Devine een week in Utrecht. Als onderdeel van de Residentie stond een avond in Kytopia gepland, waar naast Devine ook Falafelbiels, Mark Verbos en Colin Benders (a.k.a. Kyteman) geprogrammeerd stonden. 8WEEKLY toog naar Kytopia, voorzien met de hulp van synthesizer-enthousiast en -kenner Julius van Haastrecht, om Modulation Madness te gaan bekijken.

Modulaire synthese is de heilige graal voor de doorgewinterde synthesizer-liefhebber. De grote kasten, volgebouwd met modules die door middel van tientallen patchkabels met elkaar verbonden kunnen worden, beloven een oneindige variëteit aan geluid en modulatie. Alleen een blik op het podium in Kytopia is daarom al een belevenis. Van links tot rechts staat het podium vol met modulaire synthesizers. Wie bij synthesizers denkt aan flitsende keyboardsolo’s en virtuele violen is vanavond duidelijk aan het verkeerde adres. In plaats daarvan presenteren de vier optredens samen een breed pallet aan abstract geluid.

Onbeschaafd en dansbaar

Als eerste aan de beurt is Falafelbiels die, zoals hij zelf aangeeft, meer voldoening beleeft aan het ontwerpen en bouwen van synthesizer-modules dan aan het maken van muziek als zodanig. Na een korte waarschuwing dat het even kan duren voor de geluiden die hij voortbrengt muzikaal zullen worden, klinkt een eerste monotone grondtoon door de zaal en duurt het inderdaad enkele minuten voordat het werkelijk interessant begint te klinken. Niettemin weet het optreden zeker te boeien, vooral op de momenten dat hij met wat minimalistische elektronische percussie enige structuur aanbrengt in de verder voortdurend evoluerende geluiden. Gepolijst of beschaafd wordt het nergens, maar gaandeweg worden de klanken subtieler, zelfs dromerig op momenten, om uiteindelijk tot een vrij ruw slot te komen.

Tweede in de rij is Mark Verbos, die zijn sporen verdiend heeft in de modulaire Richard Devinesynthesizerwereld door oude Buchla-synthesizers te reviseren. Gaandeweg is hij vervolgens zelf modules gaan ontwerpen. Muzikaal omschrijft hij zijn werk als een kruising tussen modulair en techno, hetgeen een aardig correcte omschrijving lijkt. De four-to-the-floor ritmes uit die constant uit een klassieke TR-909 drumcomputer komen vormen een solide basis voor de synthesizergeluiden, die ook een duidelijke techno-invloed hebben. Sonore zagende bassen, stuwende sequences, resonerende filters en een flinke dosis overdrive. Het optreden dat hij geeft is daardoor wellicht het meest toegankelijke – en zeker het meest dansbare – van de avond, maar daarmee ook het minst innovatieve.

Mens/machine

Zo symmetrisch en dansbaar als de ritmes van Mark Verbos waren, zo chaotisch en onvoorspelbaar zijn die van Richard Devine. Bij hem klinken modulaire synthesizers zoals ze er uit zien: complex, futuristisch en potentieel gevaarlijk. De invloeden van Aphex Twin, Squarepusher en Autechre zijn overduidelijk aanwezig, met ratelende ketelpercussie en stotterende breaks. Toch blijft het niet bij een herhaling van zetten en brengt Richard Devine met een energieke en originele set het hoogtepunt van de avond.

BendersAfsluitend is het de beurt aan Colin Benders zelf. Waar de eerdere artiesten een aaneengesloten set speelden, presenteert Benders een serie kortere stukken, waarbij hij een warmere, meer melodische aanpak hanteert. Na de industrieel aandoende ritmes van Richard Devine klinkt deze muziek bijna lieflijk, alhoewel ook hier voldoende verwrongen “nieuwe” geluiden te horen zijn. Kyteman lijkt zijn inspiratie wel meer uit het verleden te halen, met sounds die soms doen denken aan de klassieke moogs en arps van de jaren zestig en zeventig. En hoewel hij zelf aangeeft “scared shitless” te zijn, omdat de muziek die hij te horen brengt nog volop in ontwikkeling is, zet hij een zeer overtuigende sound neer.

Een zeer afwisselende avond dus, met vier zeer verschillende benaderingen van modulaire synthese. Door deze verschillende benaderingen blijft de avond boeiend, en wordt tevens het bewijs geleverd dat het ondanks alle elektronica uiteindelijk de mens achter de machine blijft die er muziek van maakt.

Muziek / Album

Vakmanschap zonder poespas

recensie: Metz - II

METZ rockt en doet verder niet moeilijk. De opvolger van het ongetitelde debuut van dit drietal heet dan ook lekker overzichtelijk II en bevat een kleine dertig minuten aan pure in muziek gegoten energie, zonder verdere poespas. Het resultaat klinkt verschrikkelijk lekker.

Vanaf opener ‘Acetate’ (die titel alleen al) is het knallen met snedige gitaar- en basriffs, opgefokte drums, en woeste zang. Dat betekent overigens niet dat er geen dynamiek in de muziek zit; ‘Spit You Out’ kent bijvoorbeeld een heerlijke wisselwerking tussen de net iets rustigere coupletten en de stukken waarin de band losgaat met de zoveelste vlammende gitaarriff.

Stortvloed aan kwaliteit

Sowieso zijn ze bij METZ erg goed in het stiekem aanbrengen van intelligente songstructuren zonder dat het gaspedaal echt losgelaten wordt. Een ander voorbeeld is ‘Wait in Line’, met een bijna ‘call and response‘-achtig spelletje tussen zang en gitaar dat wordt afgewisseld met een bijzonder pakkend refrein. Hierdoor, en door de korte speeltijd, voelt de snelheid waarmee de energie op je af wordt gevuurd simpelweg als een stortvloed aan kwaliteit, zonder dat je murw gebeukt wordt of een gebrek aan afwisseling ervaart. De mannen van METZ weten dus hoe je goed moet rocken. Bovendien valt de uitstekende productie direct op: het geluid is mooi vol, wat complementair is aan het lompe karakter van de muziek, en alles staat uitstekend in de mix. Desondanks blijft het rauwe karakter probleemloos bewaard, wat mede te danken is aan het laagje schuurpapier op de stembanden van Alex Edkins.

Vakmanschap

Al met al legt METZ dus een hoop vakmanschap aan de dag. Dat dit niet direct opvalt omdat je zit te headbangen of te luchtdrummen, bevestigt de kwaliteit alleen maar. Is II origineel of vernieuwend? Nee, natuurlijk niet, maar door de ijzersterke uitvoering en het gebrek aan pretenties maakt dat niets uit. Dit is namelijk muziek om gedachteloos bij te genieten. Geen gezeur. Geen poespas. Ondertussen wel loeisterke nummers schrijven. Binnen de rockmuziek met deze filosofie is METZ misschien wel dé naam om in de gaten te houden.

Kunst / Expo buitenland

Op z’n Gouden Eeuws

recensie: Het Gulden Cabinet – Koninklijk Museum bij Rockox te gast

Het is een unieke kans om te ontdekken hoe rijke burgers kunst en snuisterijen ten tijde van de Gouden Eeuw in hun eigen riante woonhuizen etaleerden. Naar aanleiding van de tijdelijke sluiting van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) zijn vele grote meesters samengebracht in de tentoonstelling Het Gulden Cabinet – Koninklijk Museum bij Rockox te gast. Het Rockoxhuis leent zich op papier uitstekend voor een tentoonstelling die vroegere tijden doet herleven.

Deze originele 17de-eeuwse patriciërswoning is het voormalige woonhuis van de Antwerpse burgemeester Nicolaas Rockox (1560-1640). Naast zijn burgemeesterschap was Rockox een enthousiast (kunst)verzamelaar en droeg hij als opdrachtgever bij aan het beginnende succes van Peter Paul Rubens (1577-1640). Met de glas-in-lood ramen, een originele schouw en een prachtige binnentuin in vroegrenaissancestijl heeft het woonhuis een historische sfeer. In de renaissance werd veel kunst oorspronkelijk geproduceerd voor een setting als deze.

Frans Francken II, Kunstkamer, 1619, olieverf op paneel, 56 x 85 cm, KMSKA, inv. 816. Lukas-Art in Flanders – Hugo Maertens

Frans Francken II, Kunstkamer, 1619, olieverf op paneel, 56 x 85 cm, KMSKA, inv. 816. Lukas-Art in Flanders – Hugo Maertens

Kunst én curiositeiten

Dat een kunstverzameling uit de Gouden Eeuw nogal verschilt van huidige museale presentaties, kan worden opgemaakt uit een schilderij dat in het Rockoxhuis hangt. Kunstkamer (1618/1619) van Frans Francken II toont een tafel waarop een overvloed aan curiositeiten als munten, schelpen en haaientanden ligt. Een penning van Hendrik IV, een bloemenvaas, een album met tekening én een Japans slot maken ook nog eens onderdeel uit van het geheel. Boven de tafel hangen de schilderijen: op zo’n centimeter afstand onder en naast elkaar. Met de kunstverzameling wilde de eigenaar anderen imponeren op het gebied van intellect en financieel prestige. Voorstellingen van kunstkamers werden op hun beurt óók zo pompeus mogelijk weergegeven en zijn als bron dus niet altijd even realistisch.

Jean Fouquet, Madonna omringd door cherubijnen en serafijnen, 1452, olieverf op paneel, 94.5 x 85.5 cm, KMSKA, Lukas-Art in Flanders – Hugo Maertens

Jean Fouquet, Madonna omringd door cherubijnen en serafijnen, 1452, olieverf op paneel, 94.5 x 85.5 cm, KMSKA, Lukas-Art in Flanders – Hugo Maertens

Een bonte verzameling?

Een nauwgezette reconstructie van een kunstverzameling uit de Gouden Eeuw is niet het doel van het Rockoxhuis. De tentoonstelling toont een fictief beeld van zo’n verzameling. Het resultaat is niet zo overdadig als de Kunstkamer van Frans Francken II. Slechts op sommige plekken zijn schelpen of opgezette kogelvissen keurig opgesteld. De laatmiddeleeuwse kamer oogt in dat opzicht zelfs ‘kaal’, met grote lege vlakken op de witte wanden. Wel hangt het meest in het oog springende werk hier: Maria met kind (ca. 1450) van Jean Fouquet (1420-1471). De intense felrode en kobaltblauwe kleuren van de engelen lijken gisteren te zijn aangebracht. Ook Maria’s bijna abstracte ronde, harde borsten ogen best modern. Haar bijzonder hoge voorhoofd, melkwitte huid, bescheiden blik en wespentaille met hoge, ver uit elkaar staande borsten laten echter een 15de-eeuws schoonheidsideaal zien.

Jan Brueghel I, Bloemenvaas, z.d., olieverf op paneel, 101 x 76 cm, KMSKA, inv. 643, Lukas-Art in Flanders – Hugo Maertens

Jan Brueghel I, Bloemenvaas, z.d., olieverf op paneel, 101 x 76 cm, KMSKA, inv. 643, Lukas-Art in Flanders – Hugo Maertens

In de renaissancekunstkamer hangen schilderijen onder, boven en naast elkaar. Niet alle werken zijn even goed zichtbaar. Het gebrek aan tekstbordjes wordt hier voelbaar. De tentoonstellingscatalogus is mooi, en het streven om bezoekers zo te stimuleren tot lezen is nobel, maar in praktijk levert de opzoektaak zeker in de volgehangen ruimten veel gepuzzel op. Niettemin biedt de catalogus leuke wetenswaardigheden: Jan Brueghel (1568-1625) neemt ons goed in de maling met zijn Bloemen in een vaas. De bloemen zijn wel erg netjes gerangschikt en overlappen elkaar op geen enkele plek. Bovendien is de bloeiperiode van de bloemsoorten niet gelijktijdig. Er is dus maar weinig realistisch aan dit ogenschijnlijk doodgewone, schitterende boeket.

Sublieme meesterwerken van Jacob Jordaens (1593-1678) en Rubens zijn te vinden in de Barokke kunstkamer. Door de lichtinval van de ramen en de spots is Rubens’ Heilige familie met papegaai (ca. 1614) slechts vanuit een onhandig standpunt zichtbaar. Voor Jordaens moet even de nek gestrekt worden. Zoals de ouden zongen, zo piepen de jongen hangt hoog, boven de schouw. Het intense coloriet en het licht-donker contrast van dit volkse tafereel maken ook op afstand veel indruk. Met de aanwezige sculpturen en kunstkabinetten wekt deze barokke ruimte wel het meest het idee van een pronkkamer.

Jacob Jordaens, Zoals de ouden zongen, zo piepen de jongen, 1638, olieverf op doek, 128 x 192 x 2 cm, KMSKA, inv. 677.

Jacob Jordaens, Zoals de ouden zongen, zo piepen de jongen, 1638, olieverf op doek, 128 x 192 x 2 cm, KMSKA, inv. 677.

Iets te indrukwekkend

Ondanks de geschiedenis van het gebouw ontstaat niet het volledige gevoel in een kunstkamer van een echte patriciërswoning aanwezig te zijn. Andere ingerichte stijlkamers dan de kunstkamers zijn er niet. Daarnaast heeft het brein in elke ruimte flink wat nieuwe indrukken te verwerken dankzij de zeventiende-eeuwse etaleermethode. Vanwege de afwezigheid van tekstbordjes moet vervolgens druk in de catalogus worden gebladerd om de boel enigszins te categoriseren. Toch is het Rockoxhuis er, met name in de barokke kamers, knap in geslaagd om de grandeur van de werken te behouden met deze inrichting. De nagebootste originele wandkleuren, die zorgvuldig zijn onderzocht, dragen hier beslist aan bij. In zekere zin is het namelijk best verdrietig dat veel kunstobjecten uit zo’n knusse habitat zijn weggerukt om tegen kille museumwanden te prijken.

Muziek / Album

Opnieuw legendarisch?

recensie: Magna Carta – The Fields of Eden

Wie de band Magna Carta kent, zal ongetwijfeld terugdenken aan de legendarische albums Seasons en Lord of The Ages. Nu, vijfenveertig jaar na Seasons, maakt de band met The Fields of Eden een mooi vervolg.

Magna Carta werd opgericht in het roemruchte jaar 1969. De band beweegt zich al die jaren tussen folk en rock en de muziek heeft iets mythisch in zich – het lijkt niet op zichzelf te staan, maar de muziek heeft altijd wel een link naar een historisch of mythisch verhaal. Laat er overigens geen misverstand bestaan over een vermeende winterslaap waaruit ze nu zouden ontwaken; Magna Carta is alle voorgaande jaren actief gebleven en maakt met regelmaat albums, inclusief live-albums, want ze staan nog steeds op de planken.

Timing

Met The Fields of Eden zou de belangstelling voor deze band wel eens een flinke boost kunnen krijgen. Na een aantal keren luisteren is de conclusie dat het nieuwe album zonder meer het trio kan volmaken, waarvan de eerste twee albums de band vele jaren roem bezorgden. Die twee oude albums werden door de band in 1991 al eens opnieuw opgenomen onder de titel Old Masters & New Horizons. Die nieuwe horizonten duurden dan tot dit jaar, nu ze met dit nieuwe album aansluiten op de fraaie muziek van toen.

Om het verleden niet helemaal te beperken tot die twee hoogtepunten, moet overigens wel even gezegd zijn dat de band in die vijfenveertig jaar wereldwijd acht miljoen albums verkocht, verdeeld over zo’n zestig landen.

De band heeft wel gevoel voor timing: het album komt uit op de datum dat het precies achthonderd jaar geleden is, dat ’the Magna Carta’ werd ondertekend, het handvest over vrijheden en rechtspraak dat de Engelse koning Jan zonder Land in 1215 ondertekende.

Groot middenstuk

Zoals bijna altijd werden alle composities op dit album geschreven door Chris Simpson. Hij werd ooit in het gerenommeerde muziekblad Mojo de Engelse Paul Simon genoemd. Of dat nu de beste vergelijking is, mag betwijfeld worden gezien de mindere hit-gevoeligheid van zijn werk. Dat hij een bijzonder goede singer-songwriter is, is van alle twijfel verheven. De stem en het spel van Simpson zijn nog altijd erg goed en niet aan slijtage onderhevig.

Het album dient als een geheel beluisterd te worden, maar er huist toch een single op die het al tot op de radio heeft gebracht. ‘Walk Away From Heaven’ is daarmee het vlaggenschip geworden van The Fields of Eden.

Daarnaast kent het album een groot middenstuk: het titelnummer dat verdeeld is in vijf delen. Dit middenstuk is gelardeerd met wat kortere composities die stuk voor stuk bijdragen aan het enorm goede gevoel dat het album weet op te roepen: teruggrijpend naar het verleden, maar toch ook met beide benen in het hier en nu en met een glashelder geluid. De geur van de velden in Engeland en Wales komt je haast tegemoet. Magna Carta verdient het om opnieuw in de belangstelling te staan met dit fijne album.

Muziek / Reportage
special: Festivalverslag vanaf de Groene Ster in Leeuwarden

Welcome to the Village: De Vrijdag

Bij Leeuwarden werd dit jaar voor de derde keer Welcome To The Village georganiseerd. Langs het water van de Groene Ster verrijst voor drie dagen een muzikaal dorp. Een schitterende locatie om nieuwe bands te ontdekken, maar ook grotere namen zoals Typhoon, Blood Red Shoes en dEUS ontbreken niet.

Bij een festival in het noorden denk je al gauw aan Eurosonic Noorderslag in Groningen. Toch kent de Friese hoofdstad ook een festival dat zeker de moeite waard is om te bezoeken. Een kleinschalig festival met een allegaartje aan acts. Naast muziek is er deze editie in het bijzonder aandacht voor innovatie en milieu. Een mooie gelegenheid om naar het noorden af te reizen.

60’s revival

Ondanks het mooie weer is het om een uur ’s middags nog vrij rustig op het terrein. Veel mensen staan nog te wachten op vrienden met wie ze hebben afgesproken of zijn bezig hun tent op te zetten op de camping. De eerste band die optreedt op het hoofdpodium De Bonte Bok, is die van 60’s revivalheld Jacco Gardner. Hij is net terug van een succesvolle tournee door de States ter promotie van zijn nieuwe album Hypnophobia . Hij bijt dan ook toepasselijk het spits af met het gelijknamige titelnummer van dat album. Het publiek is nog niet massaal toegestroomd, maar het veld lijkt aardig vol omdat iedereen her en der verspreid zit. De band speelt strak maar toch is het geluid niet helemaal je van het. Er staat dan ook nog eens een wisselvallige wind die het geluid parten speelt en er wordt nog veel overlegd en gepraat door de bezoekers. Vooral de met effecten doordrenkte vocalen van Gardner zijn vaak slecht te verstaan. Toch doen met name de singles: ‘Clear The Air’, ‘Another You’ en afsluiter ‘Find Yourself’ het goed. Het publiek moet nog wat loskomen.

Na de neo-psychedelische pop van Gardner is het tijd voor wat anders. De rockers van Wallace Vanborn spelen in de tent van Groote Gast. De grote tent staat halfvol als ze aanvangen. Aan de shirtjes te zien is het toch een wat ander publiek dan bij Jacco Gardner. De tent deint aardig op en neer, maar dat komt meer van de straffe wind die opsteekt dan van het publiek. De afwisselend ruige en hoge vocalen van ‘Welcome To The Wastelands’ maken indruk. Helaas is ook hier het geluid niet optimaal; hier en daar treedt er wat feedback op. Het groepje trouwe fans voorin gaat los maar het dak gaat er nog niet echt af.

Feest der herkenning

Een van de grote zomerhits dit jaar is ‘T-Shirt Weather’ van Circa Waves, van hun debuutalbum Young Chasers. Met deze ene hit op zak wagen ze zich aan het hoofdpodium. De wind is gaan liggen en het geluid klinkt een stuk beter afgesteld dan eerder deze middag. Waar het publiek bij Jacco Gardner nog zat, staat nu iedereen vol spanning af te wachten. Hebben ze meer te bieden dan die ene hit? Het antwoord is: wel degelijk. Vanaf het eerste nummer komen de voetjes van de grond. Lekkere zorgeloze muziek die uitermate geschikt is voor festivals. De band oogt ontspannen, drinkt bier en maakt vleiende opmerkingen als: ‘‘het is hier veel leuker dan op Engelse festivals.’’ De drummer gaat staan op zijn drumkruk om het publiek aan te jagen. Het komt een beetje geforceerd over, maar het werkt wel. Bij de single ‘Get Away’ valt er hier en daar wat herkenning op de gezichten van het publiek af te lezen, het echte feest der herkenning komt pas bij de afsluiter ‘T-Shirt Weather’. Het nummer waar iedereen op heeft gewacht.

De volgende act die we bezoeken is Byron Bay. Ze spelen in het knusse amfitheater van Baaiduinen. Via een route door het ‘dorp’ loop je naar deze fraaie locatie aan de overkant van het water. In het ‘dorp’ vind je verschillende projecten van wetenschappers en creatievelingen die je laten nadenken over duurzaamheid en milieu. Zo is er bijvoorbeeld nagedacht over de verlichting op de route van de camping naar het festival. Hiervoor zijn speciale interactieve lichtbollen gemaakt met ingebouwde WIFI. Art meets science. Het geluid in het amfitheater is prima. Helaas is het erg klein waardoor er net zoveel mensen achter het theater zitten als er in en daar is het geluid een stuk minder. De Belgen van Byron Bay geven een dynamisch optreden. Fijne elektronische folkpop met de gouden stem van Tom Verstappen. Zuiver gezongen en degelijk gespeeld. Alhoewel ze geen bekende nummers hebben – ze hebben maar twee singles uitgebracht – is het publiek zichtbaar aan het genieten. Velen met een speciaalbiertje uit de stamkroeg er bij.

Geheim wapen

Je moet wel heel erg je best doen wil je Typhoon dit festivalseizoen mislopen. Samen met zijn titanenband heeft hij werkelijk elk festival van groot tot klein bezocht… en overwonnen. Deze vrijdagavond is hij de hoofdactvan WTTV. Het veld staat werkelijk stampvol met mensen die weten wat hun te wachten staat. Het zelfvertrouwen waarmee de grote, kleine man en zijn kornuiten het podium bestijgt, is evident. Zij hebben wel voor hetere vuren gestaan. Binnen luttele ogenblikken toveren zij het veld om in een dansende menigte met hun cocktail van Nederhop en Surinaamse invloeden waar ze zelfs in het stugge noorden geen weerstand tegen kunnen bieden. Iedereen springt, iedereen steekt de handen in de lucht en vele opblaasdieren in de vorm van krokodil of haai dansen over het publiek. Wat een energie!

DeWttV Typhoon band speelt strak en bijna alle toppers van Lobi Da Basi passeren vanavond de revue. Ook een wat rustiger nummer als ‘Sta Me Toe’, met nota bene een inleidend verhaal van meer dan twee minuten, wordt goed ontvangen. Het publiek lijkt oprecht geïnteresseerd in wat de rapper te vertellen heeft. Nergens zakt het in of lijkt de band op de automatische piloot te spelen . Een belangrijke rol is hier weggelegd voor zijn broer O-Dog, die meermaals het publiek tot helemaal achterin weet op te zwepen. Met zijn aanstekelijk enthousiasme vormt hij een geheim wapen binnen de band. Wanneer tot slot festivalklapper ‘Zandloper’ ten beste wordt gegeven, is de beer los. Iedereen slaat op verzoek van O-Dog de arm om degene naast hem of haar, om als een grote Lobi Da Basi-familie af te sluiten. Ook ondergetekende gaat voor de bijl en legt zijn notitieblok weg. Vanavond was liefde zeker de baas.

Zwemmen in het donker

Het is inmiddels elf uur en een groot gedeelte van het festivalpubliek snelt zich naar podium Ravenswoud. Op deze mooie locatie aan het water staan de mannen van zZz. Ze zijn na een aantal jaren filmmuziek weer eens met een nieuw album op de proppen gekomen: Juggernaut. Met alleen een drumstel en een orgel spelen ze uptempo nummers die uitnodigen tot dansen. Een tweetal mensen lijken echter een andere mening toegedaan en gaan zwemmen in het water vlak naast het podium. Vrij curieus aangezien het niet bijster warm is. Niemand trekt zich hier iets van aan. Het staat tot ver buiten de tent vol en de voetjes gaan van de vloer bij o.a. ‘Wild Girl’ en ‘When I Come Home’, beide van hun nieuwe album.

Mede door de kou keert een groot deel van de mensen met dagtickets na zZz huiswaarts. Een harde kern van voornamelijk campinggasten feest onverstoord door. Podium Ravenswoud is met de feestmuziek van Loft de plaats om nog tot diep in de nacht door te fuiven. Een mooie afsluiter van de eerste dag WTTV. Een dag met een moeizame start, maar de kop is er af.

Muziek / Reportage
special: Festivalverslag vanaf het bekendste weiland van België

Rock Werchter 2015 (Deel 1)

De 41e editie van het grootste en best bezochte festival in België was er een van vele annuleringen. De grote vraag: lukt het de organisatie om de ontstane gaten in het programma naar voldoening van het publiek op te vullen? Vier dagen lang konden bijna 90.000 bezoekers per dag genieten van een gevarieerde line-up op de drie podia. 8WEEKLY was er bij en baande zich een weg door de mensenmassa voor een impressie.

 

Hoewel de vele wijzigingen in het programma ongetwijfeld een teleurstelling waren voor het publiek en de organisatie, konden beide partijen zich in ieder geval gelukkig prijzen met uitstekend weer. Hoewel het met weinig schaduwrijke plekken op het terrein en relatief weinig drinkwaterkranen niet gek was dat de hitte sommige fans te veel werd. Dat mocht de pret echter niet drukken; ondanks de warmte vond het publiek het geen probleem om opeengepakt voor de drie podia te staan. Daarnaast konden de festivalgangers ook nog rondsnuffelen op de markt, zichzelf versieren met tijdelijke tattoos of luieren in kleurrijke hangmatten.

Rock Werchter 2015 (Deel1) 1

Donderdag 25 juni

The Barn

Terwijl de temperatuur in de tent van The Barn oploopt, opent Jack Garratt het eerste optreden op dit podium. Nog geen drie maanden geleden begon de rossig bebaarde jongeman aan zijn eerste Europese tour. Dat hij nog veel moet leren is te merken aan zijn nervositeit op het podium. Blijkbaar zit de electro-troubadour niet lekker in zijn vel; hij speelt ruim tien minuten korter dan er voor hem gepland stond. Zelfs bij het populaire nummer ‘Worry’ mist hij zijn cue op het looppedaal en klinkt er een “Oh shit!” door The Barn. Garratt blijft in het ritme en weet zijn fout te herstellen. Had hij zijn ontevredenheid niet zo duidelijk laten blijken, dan zou het een prima optreden zijn geweest.

De muziek van Johanna en Klara Söderberg (First Aid Kit) is uitermate geschikt voor een zomerse festivaldag. Dat is deels te danken aan hun prachtige samenzang. Als je dat dan ook nog combineert met een paar flinke scheuten folk en country, en je stopt er een paar goede meezingers tussen en voilà: de perfecte muziek voor op een festival. Toch is het eigenlijke hoogtepunt niet hun muzikale talent; vooral het enthousiasme van de zussen maakt het bekijken van het optreden de moeite waard.

Later op de dag komen er veel tieners op het optreden af van de hitmachine die achter James Bay schuilt. Maar als je hem omschrijft als tieneridool doe je hem toch echt tekort. Ook voor oudere muziekliefhebbers is het optreden de moeite waard. Met een paar stevige gitaarsolo’s en zijn soulvolle stem komt de chaos van het debuutalbum Chaos and the Calm zeker tot zijn recht. Akoestische nummers ontbreken echter, waarmee de rust in de show mist. Een muzikaal hoogtepunt is een mooie cover van Alicia Keys ‘If I Ain’t Got You’, wat een enorm dynamische climax heeft. James Bay gaat ondanks het zweet dat van zijn lijf af stroomt onvermoeibaar door.

Door handig gebruik te maken van de lichtjes in de tent, betovert Elbow het publiek door The Barn compleet met sfeer te vullen voor het laatste concert in deze tent vanavond. Frontman Guy Garvey ziet er zoals gebruikelijk wel uit alsof hij veel wil ‘geven’; hij maakt continu gebaren met zijn arm naar het publiek toe wat er vanaf de tribune een beetje apart uit ziet. De grootste krakers worden gespeeld waaronder ‘Lippy Kids’ en ‘One Day Like This’, terwijl het publiek meezweeft op de dromerige melodieën die nog lang nagalmen in de dromen van de bezoekers.

Klub C

Het optreden van St. Paul and the Broken Bones was er een die eigenlijk niet mis kon gaan dankzij de sterke band en de krachtige stem van zanger Paul Janeway. Met dansbare soulnummers zorgt de band voor een goed begin van de eerste festival dag met als hoogtepunt het slotnummer ‘Call Me’. Het enige minpuntje is dat Janeway zich goed lijkt te beseffen hoe bijzonder sterk zijn stem is: te pas en te onpas gooit hij er een indrukwekkende uithaal uit. Een of twee keer in een optreden is leuk, maar als het vaker gebeurt kan het een beetje teveel van het goed worden.

Chet Faker weet als geen ander dat minder soms echt meer kan zijn. Simpel gekleed en gewapend met strakke, maar ingenieuze electrotunes, verovert Nicolas James Murphy in mum van tijd het publiek van Rock Werchter. Die strakheid komt ook terug in het absolute hoogtepunt van het optreden: tijdens ‘Talk is Cheap’ komt het enige geluid van Murphy, die alleen achter een keyboard zit, en uit de kelen van een paar duizend festivalgangers die fungeren als achtergrondkoor. Meer is er ook niet nodig om een diepe indruk achter te laten op het publiek.

Mainstage

Roze bril op, zichtbare tattoos, ruwe baard, tikkeltje arrogant… De eerste dag op het hoofdpodium moet heel wat compenseren voor het afzeggen van de Foo Fighters. Eagles of Death Metal lukt het slechts deels: de techniek werkt niet mee, waardoor er veel gekraak te horen is tijdens de rock and roll-nummers. Zanger Jesse Hughes die het blijkbaar zonder Josh Homme, bekend van Queens of the Stone Age, moest doen vanwege “andere verplichtingen”, weet hier niet goed raad mee. Dit leidt tot een komisch optreden met veel karakter in Dave Grohl-stijl, maar helaas wel zonder kwaliteit. Jammer!

Met moshpits slaat het publiek zich door de snoeiharde, punkige setlist van Rise Against heen. Er is geen enkel moment rust voor de toeschouwers vlak voor het podium en ook verder op het veld staat het publiek te springen en mee te schreeuwen. Het is geen verassend optreden; de hits komen uiteindelijk allemaal achter elkaar.

Met een kinderlijk enthousiasme rent, danst en springt Florence Welsh en haar bandmachine over het podium. In combinatie met een sterke setlist en energieke begeleidende band zorgt het voor een van de grote hoogtepunten van Rock Werchter. Daarom kunnen we het Florence ook wel vergeven dat haar stem soms iets minder sterk klinkt; we kregen er een prachtige show voor terug. Naar onze mening wint zij de muzikale slag van Patti Smith die tegelijkertijd in The Barn speelt.

Rock Werchter (Deel1) 2

Vrijdag 26 juni

The Barn

Daar staat er weer een in The Barn: een eenzame singer-songwriter met zijn onafscheidelijke gitaar. Aandoenlijk was de verbazing en dankbaarheid die uitging van Gavin James zelf. Hoewel hij in het bezit is van een mooie stem en muzikaal talent, maakte het optreden geen verpletterende indruk. Lieve liefdesliedjes, maar daar blijft het ook wel bij, terwijl flauwgevallen tienermeisjes voor het podium langs afgevoerd worden.

De normaal gesproken schuchtere mannen van Alt-J zetten zichzelf aan het begin van de avond in de spotlight en plaatsen zich allen naast elkaar op het podium. De door handen gevormde driehoekjes komen dan ook vaak tevoorschijn vanuit het publiek. Ongelooflijk ingewikkelde vocale harmonieën galmen uit de speakers wat gepaard gaat met een ware lichtsensatie. Met zijn nerdbril en het dunne snorretje, zorgt toetsenist Gus Unger-Hamilton deze avond voor de interactie met het publiek. Jammer genoeg komt het op het podium niet tot een echt hoogtepunt, waardoor het publiek wat ingetogen blijft. Het is in feite niet veel meer dan het luisteren naar een cd met publiek.

Mainstage

Een zieke Ben Howard vervangen op the Main Stage: doe dat maar eens. De taak is toebedeeld aan het Belgische Balthazar, waar fans van de band ongetwijfeld erg blij mee waren. Hoewel de Belgen goed op elkaar zijn ingespeeld, neigen de nummers na verloop van tijd een beetje eentonig te worden: het is duidelijk dat Balthazar een formule heeft gevonden die goed voor hen werkt, maar er mag ook weleens van die formule worden afgeweken. Het bandgeluid is prima, maar een beetje meer variatie in ritmes, en daarmee in het soort nummers dat wordt gespeeld, zou geen kwaad kunnen.

Voor degenen die nog twijfels hebben over de nieuwe muzikale richting van Mumford & Sons, is een bezoekje aan het optreden van de Britse heren zeker aan te raden. De nieuwe nummers krijgen makkelijk een plaatsje tussen de oude nummers. Het wordt duidelijk dat de mannen niet alleen met een banjo, maar ook met elektrische gitaren zeer goed overweg kunnen.

Ondanks dat Of Monsters and Men uit IJsland komen, doet hun muziek het goed op warme festivaldagen; er wordt vrolijk meegezongen, gedanst en geklapt. Dat terwijl de teksten van de IJslandse band vaak verreweg van vrolijk zijn, met een eenzaam en soms zelf duister karakter. Dat lijkt het publiek niet te deren. Sterker nog, door samen mee te zingen verdwijnt die eenzaamheid zelfs een beetje uit de nummers. Het maakt daarom ook niet zoveel uit dat de stem van zangeres Nanna soms wat minder sterk is: de festivalgangers zingen toch onverstoorbaar door. Toch lijkt de IJslandse band nog vooral te teren op het succes van het eerste album; er worden nog niet veel nieuwe liedjes gespeeld.

Bijgestaan door een stel lipsynchende danseressen laat de megapopulaire producer Pharrell Williams niet alleen eigen tracks, maar ook muziek die hij produceerde horen. Het festivalpubliek lijkt zich prima te vermaken, ook al denkt hij in “Brussels” te zijn. Een gigantische blunder die hij niet goed kan maken met zijn entertainment, die nogal opvallend vaak seksistisch van aard is. Op bepaalde punten gaat hij ook best grof met de danseressen om door ze in het middelpunt te zetten en echt als lustobject af te schilderen. Opmerkelijk is dat Williams opent en afsluit met hetzelfde nummer (‘Freedom’). Een leuk nummer maar als zowel opener als afsluiter een beetje teveel van het goede. Het blijft toch een beetje de vraag wat een entertainer als Pharrell hier nu te zoeken heeft.