Tag Archief van: landscape

Kunst / Kunstboek

Kunst van de straat

recensie: Siebe Thissen - Beelden. Stadsverfraaiing in Rotterdam sinds 1940

Rotterdam heeft, naast spraakmakende architectonische iconen, een omvangrijke collectie beeldende kunst in de openbare ruimte. Sinds het bombardement in 1940 is in de Maasstad een doeltreffend buitenkunstbeleid gevoerd. Beelden is een uitvoerige documentatie over deze unieke verzameling kunstwerken.

Direct na de vernietiging van de oude binnenstad op 14 mei 1940, werd in Rotterdam een daadkrachtige aanpak ontwikkeld om de stad opnieuw vorm te geven. In de jaren ervoor was Rotterdam al een broedplaats voor veel kunstenaars, die na het inferno hun ateliers, werkplaatsen en kunstwerken grotendeels hadden verloren. Er werd, naast de architectonische en stedebouwkundige opleving, ook aan hen gedacht bij het verlenen van opdrachten om de stad weer op te bouwen.

Duivenvrouwtje Van Berkel

Duivenvrouwtje (Johan van Berkel, 1940)

Noodwinkels

Als eerste zijn, nog in de oorlogsjaren, de bank- en verzekeringsgebouwen aan de Coolsingel en Westblaak opgebouwd. Veel kunstenaars werden uitgenodigd werken te maken als vervolmaking van deze panden. Een actieve gemeentelijke ondersteuning waarvan de resultaten – meest mozaieken en reliëfs – nog steeds zichtbaar zijn in de openbare ruimte. Daarnaast werd er voortvarend gebouwd aan tijdelijke winkelpromenades. Ook voor deze noodwinkels werden kunstenaars ingezet om in opdracht gevels, uithangborden en etalages te ontwerpen. De gemeentepolitiek was constructief gericht op het praktisch overeind helpen van de aangeslagen kunstbeweging.

De basis die toen werd gelegd maakte de weg vrij voor een doorlopende en hartstochtelijke kunstontwikkeling in de stad. In de jaren zestig en zeventig bestond de zogenaamde ‘1-procents-regeling’, waarbij van elk nieuwbouwproject één procent van de bouwkosten besteed moest worden aan een uiting van beeldende kunst. De stad floreerde in bijzondere kunstwerken en trok steeds meer kunstenaars aan. Tegelijkertijd werd de discussie over de kwaliteit van de werken meer en meer aangezwengeld. Dit vooruitstrevende en tevens kritische beleid ligt ten grondslag aan de collectie van de bijna 2000 kunstwerken die Rotterdam op dit moment rijk is in de buitenlucht.

sante claus - Paul McCarthy

Santa Claus (Paul McCarthy, 2001) ©Jannes Linders

Santa Claus

Naast de geschiedenis van iconische beelden als De verwoeste stad van Ossip Zadkine en de op dit moment sterk verwaarloosde Bijenkorf-sculptuur van Naum Gabo wordt in Beelden ruimschoots aandacht besteed aan het verhaal achter de vele kunstwerken. De publieke opinie is bij buitenkunst van grote invloed op de totstandkoming van een werk: beeldende kunst op straat is van iedereen en iedereen heeft er een mening over. Sjarel Ex, directeur van Museum Boijmans van Beuningen, verwoordt het in Beelden als volgt: ‘Het kunstwerk staat er in de openbare ruimte alleen voor. Van de meest oninteressante scheppingen kan intens worden gehouden en interessante beelden kunnen er kansloos ten onder gaan’.

Het bekendste voorbeeld in dit dynamische krachtenspel is het beeld van de Amerikaanse kunstenaar Paul McCarthy. Zijn sculptuur Santa Claus werd in 2001 door een Rotterdamse kunstcommissie aangekocht om het Kruisplein op te fleuren, maar door het publiek én de toenmalige gemeenteraad na heftige debatten naar de prullenbak verwezen. De reusachtige kerstman met een gestileerde kerstboom in zijn hand – volgens de kunstenaar een verbeelding van het groeiende consumentisme in onze maatschappij – kreeg in de volksmond al snel de pikante bijnaam ‘Kabouter Buttplug’. Na voltooiing werd het afgedankte beeld tijdelijk geparkeerd op de binnenplaats van Museum Boijmans van Beuningen en kreeg enige jaren later een definitieve plaats op het Eendrachtsplein. Nu staat het daar parmantig, duidelijk zichtbaar voor iedereen, en heeft het wisselvallige publiek zich inmiddels over dit icoon ontfermd met de Rotterdamse mentaliteit: ‘blijf met je rotpoten van onze rotkunst af!’

belichaamde eenheid - wessel couzijn

Belichaamde Eenheid (Wessel Couzijn, 1963) ©Otto Snoek

Beeldessay

Siebe Thissen, hoofd Beeldende Kunst & Openbare Ruimte in Rotterdam, heeft met Beelden de geschiedenis van de Rotterdamse beeldencollectie tot in het kleinste detail naar boven gehaald. In het kader van ’75 jaar wederopbouw’ van de stad, dit jaar volop gevierd, is deze uitgave een monument op zichzelf: een eerbetoon aan de beeldende kunst en een uitgebreide catalogus van de stad – en de straat – als bijzondere kunstverzameling. Thissen beschrijft in boeiende essays de verschillende tijdvakken, met ieder hun eigen culturele en politieke hoogte- en dieptepunten. Zijn jarenlange engagement met de Rotterdamse kunstwereld maakt hem tot kritische chroniqeur en tegelijkertijd tot enthousiaste smaakmaker.

Het hoogtepunt van Beelden zijn de foto’s van de Rotterdamse fotograaf Otto Snoek, die de nogal uitvoerige tekstbijdragen van Thissen op een verrassende wijze onderbreken. Zijn beeldessay vormt een kleurige scheiding tussen de hoofdstukken en laat diverse sculpturen zien in hun positie als kunstuiting midden in het stadsrumoer. Verkeer, voorbijgangers, gebouwen, niets en niemand lijkt zich iets aan te trekken van de bijzondere objecten in het straatbeeld. Hun aanwezigheid lijkt overbodig, maar is in de Rotterdamse leefomgeving juist van groot belang.

 

42444-kunst-van-de-straatTitel: Beelden. Stadsverfraaiing in Rotterdam sinds 1940
Auteur: Siebe Thissen
Uitgeverij: Jap Sam Books
Aantal pagina’s: 528
ISBN: 978 94 90322 62 5
Prijs: €37,50

Kunst / Kunstboek

Kunst van de straat

recensie: Siebe Thissen - Beelden. Stadsverfraaiing in Rotterdam sinds 1940

Rotterdam heeft, naast spraakmakende architectonische iconen, een omvangrijke collectie beeldende kunst in de openbare ruimte. Sinds het bombardement in 1940 is in de Maasstad een doeltreffend buitenkunstbeleid gevoerd. Beelden is een uitvoerige documentatie over deze unieke verzameling kunstwerken.

Direct na de vernietiging van de oude binnenstad op 14 mei 1940, werd in Rotterdam een daadkrachtige aanpak ontwikkeld om de stad opnieuw vorm te geven. In de jaren ervoor was Rotterdam al een broedplaats voor veel kunstenaars, die na het inferno hun ateliers, werkplaatsen en kunstwerken grotendeels hadden verloren. Er werd, naast de architectonische en stedebouwkundige opleving, ook aan hen gedacht bij het verlenen van opdrachten om de stad weer op te bouwen.

Duivenvrouwtje Van Berkel

Duivenvrouwtje (Johan van Berkel, 1940)

Noodwinkels

Als eerste zijn, nog in de oorlogsjaren, de bank- en verzekeringsgebouwen aan de Coolsingel en Westblaak opgebouwd. Veel kunstenaars werden uitgenodigd werken te maken als vervolmaking van deze panden. Een actieve gemeentelijke ondersteuning waarvan de resultaten – meest mozaieken en reliëfs – nog steeds zichtbaar zijn in de openbare ruimte. Daarnaast werd er voortvarend gebouwd aan tijdelijke winkelpromenades. Ook voor deze noodwinkels werden kunstenaars ingezet om in opdracht gevels, uithangborden en etalages te ontwerpen. De gemeentepolitiek was constructief gericht op het praktisch overeind helpen van de aangeslagen kunstbeweging.

De basis die toen werd gelegd maakte de weg vrij voor een doorlopende en hartstochtelijke kunstontwikkeling in de stad. In de jaren zestig en zeventig bestond de zogenaamde ‘1-procents-regeling’, waarbij van elk nieuwbouwproject één procent van de bouwkosten besteed moest worden aan een uiting van beeldende kunst. De stad floreerde in bijzondere kunstwerken en trok steeds meer kunstenaars aan. Tegelijkertijd werd de discussie over de kwaliteit van de werken meer en meer aangezwengeld. Dit vooruitstrevende en tevens kritische beleid ligt ten grondslag aan de collectie van de bijna 2000 kunstwerken die Rotterdam op dit moment rijk is in de buitenlucht.

sante claus - Paul McCarthy

Santa Claus (Paul McCarthy, 2001) ©Jannes Linders

Santa Claus

Naast de geschiedenis van iconische beelden als De verwoeste stad van Ossip Zadkine en de op dit moment sterk verwaarloosde Bijenkorf-sculptuur van Naum Gabo wordt in Beelden ruimschoots aandacht besteed aan het verhaal achter de vele kunstwerken. De publieke opinie is bij buitenkunst van grote invloed op de totstandkoming van een werk: beeldende kunst op straat is van iedereen en iedereen heeft er een mening over. Sjarel Ex, directeur van Museum Boijmans van Beuningen, verwoordt het in Beelden als volgt: ‘Het kunstwerk staat er in de openbare ruimte alleen voor. Van de meest oninteressante scheppingen kan intens worden gehouden en interessante beelden kunnen er kansloos ten onder gaan’.

Het bekendste voorbeeld in dit dynamische krachtenspel is het beeld van de Amerikaanse kunstenaar Paul McCarthy. Zijn sculptuur Santa Claus werd in 2001 door een Rotterdamse kunstcommissie aangekocht om het Kruisplein op te fleuren, maar door het publiek én de toenmalige gemeenteraad na heftige debatten naar de prullenbak verwezen. De reusachtige kerstman met een gestileerde kerstboom in zijn hand – volgens de kunstenaar een verbeelding van het groeiende consumentisme in onze maatschappij – kreeg in de volksmond al snel de pikante bijnaam ‘Kabouter Buttplug’. Na voltooiing werd het afgedankte beeld tijdelijk geparkeerd op de binnenplaats van Museum Boijmans van Beuningen en kreeg enige jaren later een definitieve plaats op het Eendrachtsplein. Nu staat het daar parmantig, duidelijk zichtbaar voor iedereen, en heeft het wisselvallige publiek zich inmiddels over dit icoon ontfermd met de Rotterdamse mentaliteit: ‘blijf met je rotpoten van onze rotkunst af!’

belichaamde eenheid - wessel couzijn

Belichaamde Eenheid (Wessel Couzijn, 1963) ©Otto Snoek

Beeldessay

Siebe Thissen, hoofd Beeldende Kunst & Openbare Ruimte in Rotterdam, heeft met Beelden de geschiedenis van de Rotterdamse beeldencollectie tot in het kleinste detail naar boven gehaald. In het kader van ’75 jaar wederopbouw’ van de stad, dit jaar volop gevierd, is deze uitgave een monument op zichzelf: een eerbetoon aan de beeldende kunst en een uitgebreide catalogus van de stad – en de straat – als bijzondere kunstverzameling. Thissen beschrijft in boeiende essays de verschillende tijdvakken, met ieder hun eigen culturele en politieke hoogte- en dieptepunten. Zijn jarenlange engagement met de Rotterdamse kunstwereld maakt hem tot kritische chroniqeur en tegelijkertijd tot enthousiaste smaakmaker.

Het hoogtepunt van Beelden zijn de foto’s van de Rotterdamse fotograaf Otto Snoek, die de nogal uitvoerige tekstbijdragen van Thissen op een verrassende wijze onderbreken. Zijn beeldessay vormt een kleurige scheiding tussen de hoofdstukken en laat diverse sculpturen zien in hun positie als kunstuiting midden in het stadsrumoer. Verkeer, voorbijgangers, gebouwen, niets en niemand lijkt zich iets aan te trekken van de bijzondere objecten in het straatbeeld. Hun aanwezigheid lijkt overbodig, maar is in de Rotterdamse leefomgeving juist van groot belang.

 

42444-kunst-van-de-straatTitel: Beelden. Stadsverfraaiing in Rotterdam sinds 1940
Auteur: Siebe Thissen
Uitgeverij: Jap Sam Books
Aantal pagina’s: 528
ISBN: 978 94 90322 62 5
Prijs: €37,50

campert - somberman
Boeken / Fictie

Campert en de kracht van de column

recensie: Remco Campert - Somberman op drift
campert - somberman

In 1985 schreef Remco Campert het satirische Boekenweekgeschenk Sombermans actie. Sinds 2014 krijgt zijn zwartgallige personage Somberman een nieuw leven in een wekelijkse aflevering in de Volkskrant. Die stukjes zijn nu samengebracht in een wat eentonig Somberman op drift.

In een aflevering van VPRO’s Nooit meer slapen bezweert Remco Campert dat Somberman op geen enkele wijze op hemzelf lijkt. De altijd pessimistische en vreugdeloze hoofdpersoon vormt juist een sterk contrast met zijn 87-jarige schepper. Campert, enigszins onder invloed van de beperkingen die zijn leeftijd hem bezorgen, blikt nog vrijmoedig en met gezonde interesse de wereld in. Hij schrijft voornamelijk colums en poëzie – van twee tot vijf uur ’s middags –, wandelt door Amsterdam-Zuid en ontdekt dat terugkijken een groter avontuur is geworden dan de verwachting van de toekomst.

Uiterste droefenis

Somberman wordt opgevoerd in korte, afgeronde columns. Zijn leven is gericht op het zo min mogelijk in aanraking komen met tevredenheid, blijdschap en geluk. Hij ontwijkt het liefst alle contact met zijn medemens, behalve als het hem weer een nieuwe dosis ergernis oplevert. Zijn dagelijkse beslommering bestaat uit het ontlopen van een goed gevoel, iedere tegenslag is meegenomen: overvallen worden door een plotselinge regenbui doet hem opleven.

Is het leven de moeite waard? Jawel, mits doorgebracht in uiterste droefenis.
Er moet geen dag voorbijgaan zonder diepe gekweldheid.

De uitgebeende taal van Campert draagt bij aan Sombermans relativering van alles om hem heen. In zijn directe stijl, zo herkenbaar uit de rest van zijn oeuvre, maakt hij van Somberman een aandoenlijk karakter, een sympathieke tobber die nooit zal bereiken wat hij zichzelf heeft opgelegd. Dat is tegelijkertijd de botsing waar Campert mee om dient te gaan: hoe meer Somberman slaagt in het overeindhouden van zijn negatieve droefgeestigheid, hoe gelukkiger hij in feite wordt. En dat is nu juist niet de bedoeling, dus begint alles weer van voren af aan.

Krachtiger als column

Stefan Verwey

©Stefan Verwey

Zoals gebruikelijk bij een populaire column worden ook Camperts ‘Sombermannetjes’ gebundeld uitgegeven. In combinatie met de heldere lijntekeningen van cartoonist Stefan Verwey is dit een aardig boekje om zo nu en dan ter hand te nemen. Niet te vaak en niet te lang doorlezen, want dan gaat de kracht van de column verloren en wordt het een monotoon geheel. Het positieve effect van Camperts sombere stukjes wordt juist voelbaar door de wekelijkse frequentie in de krant. De Volkskrant-lezer worstelt zich op donderdag door het deprimerende wereldnieuws en belandt uiteindelijk op de achterpagina in de armen van de relativerende Somberman. Zijn doorlopende strijd tegen alles wat goed voelt en gelukkig maakt, doet de lezer met een voorzichtige glimlach de krant terzijde leggen: het kan altijd erger. En Somberman? Die heeft weer een dag overleefd.

Nu gaat hij slapen, hopend op nachtmerries.

Bombino Moctar
Muziek / Album

Bombino – Azel

recensie: Het gemis van de woestijnblues
Bombino Moctar

Afrikaanse harmonieën in een vierkwartsmaat. Omara “Bombino” Moctar, geboren in Niger en afkomstig van de Toeareg, een nomadische stam uit de Sahara woestijn, heeft er inmiddels een patent op. Na een eerdere geslaagde samenwerking met The Black Keys’ Dan Auerbach, wordt hij deze keer productioneel ondersteund door Dirty Projectors’ Dave Longstreth. Met deze samenwerking wordt weer een nieuwe weg ingeslagen met een meer ingetogen, rootsy geluid als resultaat.

Het grote publiek leerde Bombino vooral kennen door zijn voorlaatste plaat Nomad. Voor deze plaat werd Bombino destijds ontboden bij Dan Auerbach van The Black Keys. Het resultaat van deze bijzonder geslaagde samenwerking was een bluesplaat, waarbij Oosterse en Westerse elementen op knappe wijze werden gecombineerd. Geen jeans, maar een jurk. Geen kalebas of sitar, maar een stratocaster. En geen truckerscap, maar een hoofddoek. Noord-Afrikaanse volksmuziek met dito toonladders, melodieën en teksten en een mysterieuze taal (waarschijnlijk lofzangen op de woestijn of trieste verhalen over het leven in de Toeareg-stam) maar dan op zijn Westers gespeeld… Een nieuw genre was geboren: woestijnblues.

Van blues naar roots

Op Azel wordt het bluespad helaas niet doorgetrokken. Het repeterende, hypnotiserende gitaargeweld is wel gebleven, waardoor ook deze plaat weer een duidelijk psychedelisch randje heeft gekregen. Bijzonder aangenaam en aanstekelijk om naar te luisteren. Maar nu Auerbach niet meer in beeld is, wordt toch wel een duidelijk ander pad bewandeld. Op Azel staan meer ingetogen nummers waar Bombino op een andere wijze zijn klasse toont en wat dichter bij zijn roots lijkt te komen. Ook wordt het stopcontact herhaaldelijk vermeden in de verschillende akoestische nummers. Dit levert bij elkaar nog steeds een meer dan interessante diversiteit aan muziek op waarbij de cliché-omschrijving groeiplaat gerust van stal gehaald mag worden. Veelvuldig wordt er van genre gewisseld en datzelfde geldt voor het tempo in de muziek. Alle versnellingen worden namelijk gebruikt.

Met repeterende, broeierige gitaarriffs worden de grenzen van de blues- en rockmuziek opgezocht, maar even zo vaak worden deze losgelaten. Na Nomad, waarop Auerbach duidelijk iets toevoegde aan het geluid van Moctar (of wellicht was het zelfs wel andersom), was het wachten op een vervolg. Ook hier kruisen Oosterse en Westerse muziek elkaar, maar blijft alles toch iets aan de veilige en voorzichtige kant. Met Azel lijkt Bombino een afslag gemist te hebben. Verdwaald is hij overigens zeer zeker niet, maar een vervolg op het eerdere ingeslagen bluespad had waarschijnlijk een interessantere en spannendere plaat opgeleverd. Gemiste kans?

David Åhlén
Muziek / Album

Zweeds minimalisme

recensie: Albumrecensie: David Åhlén - Hidden Light
David Åhlén

David Åhlén groeide op bij het Zweedse Jesus People en brengt inmiddels het grootste deel van zijn tijd door op een afgelegen kloostergemeenschap op Gotland. Niet vreemd dus dat de singer-songwriter zich vaak laat inspireren door zijn geloof, maar verwacht geen vrolijke nummers vol halleluja’s. Åhlén maakt melancholische, haast sombere muziek met een zware ondertoon. Die melancholie is ook terug te horen op zijn derde album, Hidden Light, dat in september verschijnt en geproduceerd is onder het Nederlandse label Volkoren.

Net als eerdere albums wordt ook dit album gekenmerkt door de zuivere falsetstem van Åhlén. De combinatie van dit heldere stemgeluid met het gebruikte instrumentarium – voornamelijk cello, trompet en piano – zorgt voor een bedrukte sfeer. Hoewel hoorbaar aanwezig is het niet Åhléns stem die de aandacht opeist. Zijn stem lijkt eerder naadloos samen te smelten met de achtergrondmuziek.

Religieus tintje

Zoals de titels van nummers zoals ‘Morning Prayer’ al doen vermoeden verwijst Åhlén ook op Hidden Light meerdere keren naar zijn religieuze achtergrond. Toch zijn die verwijzingen meestal verborgen in de tekst, waardoor er ruimte overblijft voor de eigen interpretatie van de al dan niet religieuze luisteraar. Overigens is Åhléns religieuze achtergrond niet alleen terug te horen in de teksten die hij schrijft: op zowel ‘Majesty’ als ‘In Peace’ heeft de achtergrondzang veel weg van een heus kerkkoor.

Naast een ode aan zijn geloof is Hidden Light vooral een minimalistisch album. Dat minimalisme is een resultaat van de combinatie van een beperkt instrumentarium met veelvuldige repetitie binnen de nummers. Ook lijkt Åhlén complexe melodieën en muzikale uitbarstingen uit de weg te gaan. Dit komt wellicht het beste naar voren in ‘Recapulatio’, een kort nummer waarop alleen eenvoudig pianospel te horen is.

Te veel van hetzelfde?

De stem van Åhlén past goed bij deze minimalistische muziek, maar toch ontbreekt er iets van variatie op Hidden Light. Na enkele tracks beginnen de nummers meer hetzelfde te klinken en begint de melancholische sfeer die Åhlén creëert wat te vervelen. Een uitzondering is het nummer ‘Heal Me Love’ waarop Åhlén wordt bijgestaan door Nicolai Dunger, wiens donkere stem een welkome afwisseling biedt. Doordat een onderscheid tussen de nummers moeilijk te maken is, blijft geen van liedjes echt hangen na het beluisteren van het album.

Het gebrek aan variatie betekent echter niet dat het album niet de moeite van het beluisteren waard is. Niet alleen blijft Åhléns kenmerkende stem prettig om naar te luisteren, de cd heeft genoeg mooie muziek om het een interessante plaat te maken voor liefhebbers van melancholische folk. Toch blijft een echte muzikale openbaring uit en slaagt Hidden Light er niet echt in om de luisteraar naar een hoger spiritueel niveau te tillen.

Gedeelte van albumhoes Racoon - Live at HMH
Muziek / Album

Racoon laat fans niet zitten

recensie: Racoon – Live at HMH, Amsterdam
Gedeelte van albumhoes Racoon - Live at HMH

Op 30 april stond Racoon in de Heineken Music Hall in Amsterdam. Het optreden – voor een zittend publiek – maakte deel uit van een theatertournee door heel Nederland en werd in zijn geheel vastgelegd op dubbel-cd. Het resultaat is smaakvol en voelt, ondanks de grote capaciteit van de HMH, klein en intiem aan. Een liveopname die in niets onderdoet voor een studioalbum.

De mannen van Racoon krijgen het publiek meteen stil. Openingsnummer ‘The Little One Falls’ begint met applaus en wat geroezemoes en gejoel, maar de zaal zwijgt al gauw als gitaar, bas en even later zang inzetten voor een prima starter. De eerste cd kabbelt vervolgens fijn voort met nummers als ‘2014’ en ‘Little Down on the Upside’, waarvan het begin sterk doet denken aan de Beatles-hit ‘Blackbird’.

Sfeer zit er goed in

Het is prettig dat Racoon niet louter de bekende singles speelt. Live at HMH bevat voornamelijk tracks van de albums All in Good Time (2015) en Liverpool Rain (2011). Klassiekers als ‘Feel Like Flying’ en ‘Laugh About It’ hebben het weliswaar niet gehaald, maar daarvoor in de plaats komen minder belichte nummers, zoals het door piano ondersteunde ‘Spit Your Heart Out’ en ‘Boy Breaks Heart’. Van die laatste song speelt Racoon in de HMH zelfs een extra lange versie van ruim acht minuten, die begint met een korte verhalende intro van frontman Bart van der Weide. Het past perfect bij de theatrale setting van het concert.

Hoogtepunt van cd één is de nieuwe hit ‘Hate to Love’, voor het eerst te horen tijdens deze theatertournee. De song – een echte kippenveltrekker – opent op karakteristieke Racoon-wijze met gitaar en bas, waarna Van der Weide inzet. In het tweede refrein wordt de zang meerstemmig en in de bridge klinken subtiele synthesizerklanken. Op het einde speelt zelfs een piano mee. De drums blijven in ‘Hate to Love’ onberoerd.

Waar de eerste cd nog rustig opbouwt, is het op de tweede tijd voor de klassiekers, zoals ‘No Mercy’ en het Nederlandstalige ‘Oceaan’. Bij superhit ‘Love You More’ is de sfeer in de HMH ook op cd goed voelbaar. Het publiek neemt het al snel, nog vóórdat het refrein inzet, van Van der Weide over. Hij laat het begaan. Er gaat nog ergens een telefoontje af, gevolgd door een excuserende opmerking. En wanneer de zanger de melodie begint te fluiten, krijgt hij meteen het hele publiek mee. Bijzonder sfeervol en bewijs van de immense populariteit van Racoon en het nummer dat ooit hun definitieve doorbraak betekende.

Uitvoering met een twist

De liveopname in HMH is een stukje rauwer dan de studioalbums, maar ook spontaner en losser. Bekende nummers worden net even anders gespeeld. Zo wordt de gitaarpartij in ‘Guilty’ gespeeld door een banjo, wat het nummer lekker opzwepend maakt en een folktintje geeft. Tijdens de bridge van ‘Took a Hit’ klinkt opeens ‘No Diggity’ van Blackstreet en in ‘No Mercy’ is zelfs een medley ingebouwd van 10cc’s ‘Dreadlock Holiday’, Stings ‘Englishman in New York’ en ‘Kiss’ van Prince – een mooi gebaar richting de op dat moment pas overleden Amerikaanse popartiest.

Na setafsluiter ‘Liverpool Rain’ krijgt de band een daverend applaus, waarna nog drie toegiften volgen. Het uitstekende Live at HMH eindigt toepasselijk met ‘Fun We Had’. Opnieuw een staande ovatie. Racoon laat zijn publiek niet (lang) zitten.

 

Ed van der Elsken - parademuseum
Kunst / Expo binnenland

Lust for life

recensie: Parademuseum: Eye Love You - Ed van der Elsken
Ed van der Elsken - parademuseum

Theaterfestival De Parade is een nieuwe attractie rijker. De na vele jaren nog altijd betoverende sfeer op het Paradeterrein is aangevuld met een heus Parademuseum. Geen statische tentoonstelling van beelden uit de oude doos, maar een korte, hevige ervaring die de zintuigen prettig overrompelt.

Eye Love You - van der Elsken

Eye Love You, heruitgave Uitgeverij Lecturis (2016)

Het nieuwe museum zal jaarlijks ‘ingevuld’ worden door een grote broer uit het Nederlandse museumlandschap. In 2016 zorgt het Nederlands Fotomuseum Rotterdam voor de aftrap, met een dynamische presentatie van het werk van fotograaf en filmer Ed van der Elsken (1925-1990). De archieven van Van der Elsken zijn in beheer van het Fotomuseum – de door schimmel aangetaste kleurenbeelden worden op dit moment gerestaureerd om ze te behouden voor de toekomst. Met deze herstelde dia’s is het eerste kleurenboek Eye Love You (1977) van Van der Elsken heruitgegeven én wordt het nieuwe Parademuseum opgetuigd.

Flirterig

Vanaf comfortabele oude banken – de kringloopwinkel heeft hier goede zaken gedaan – kijken we naar vier verschillende projectieschermen. Een hoofdtelefoon brengt muziek en gaat langzaam over in het stemgeluid van de fotograaf. We lopen midden in Amsterdam in de vroege jaren zeventig en volgen het oog van de fotograaf, gericht op excentrieke voorbijgangers. “Zo, zo, gewoon hand in hand?” roept hij naar een stuurs kijkend vrouwenkoppel dat haastig wegdraait. Een paar Duitse punkers proberen uitdagend de filmcamera te tongen, terwijl Van der Elsken lacherig reageert: “Jawohl, en nog brutaal auch?”

Van der Elsken

Eye Love You (1977) © Ed van der Elsken / Collectie Nederlands Fotomuseum

Het korte filmpje werpt een snelle blik op de ontwapenende werkwijze van de fotograaf. In tegenstelling tot menig straat- en snapshotfotograaf probeert Van der Elsken niet onzichtbaar te blijven en doet hij niet aan hit-and-run. Hij zoekt zijn onderwerpen in de menigte, maakt oogcontact en spreekt ze aan alsof hij oude vrienden ontmoet. Het is een uitdagende vorm van communicatie, soms komisch of flirterig, die hem op gelijke voet brengt met de te fotograferen passanten. Ze kijken naar hem, reageren met een verraste blik en maken een snelle pose voor het oog van de lens. Soms krijgt hij een boze middelvinger opgestoken, maar zelfs dat gaat gepaard met een zweem van een glimlach. De fotograaf is in zijn element, de mensen zien hem zoals hij hen ook ziet en doen vervolgens wat hij wil.

Levenslustig

De doorlopende projectie van de beelden uit Eye Love You gaat gepaard met een fraaie muziekkeuze. Het ingetogen ‘I love you’ van Lou Reed zet de toon, waardoor het tijdsgewricht ten diepste voelbaar wordt. De afwisseling met het machtige ‘Lust for life’ van Iggy Pop geeft de voorstelling een bijzondere lading. Dít is Ed van der Elsken ten voeten uit: levendig, levenslustig en lichtelijk neurotisch. Zijn foto’s zweven over de schermen en tonen de mens in al zijn kracht en zwakheid, in Amsterdam, in Nederland, in Afrika en in Azië. Of het nu gaat om de verering van het lichaam, de consumering van de liefde, het oude en het nieuwe leven, de fotograaf is erbij en kijkt ernaar. En plaatst zichzelf nadrukkelijk tussen camera en onderwerp.

Ed van der Elsken

Eye Love You (1977) © Ed van der Elsken / Collectie Nederlands Fotomuseum

De Hollandse hippie- en naaktstrandcultuur wordt aangevuld met foto’s gemaakt tijdens de vele reizen van Van der Elsken. Altijd zijn het de mensen die hem fascineren en waar hij zijn camera op richt. Militairen in Chili, boeren in Birma, een homostel in Japan: de machtigen, de verdrukten en de verliefden krijgen een podium in het universum van de fotograaf. In het boek Eye Love You geeft hij veel beelden ook een opgewonden moralistisch commentaar mee, zoals het portret van een gesluierde moslimvrouw in Bangladesh: ‘Zodra ze getrouwd is krijgt ze een zak over d’r kop (…) Zij is immers het bezit van een bepaalde man. Achterlijke klootzakken!’

Het volgens Van der Elsken ‘mensenboek, vrouwen- en mannenboek, libido-,
sex-, liefdes- en vriendschapsboek’ is een eigenzinnig tijdsdocument in de fraai geproduceerde heruitgave. De gelijknamige, maar korte voorstelling in het Parademuseum vormt een mooie opmaat naar een kennismaking met zijn dynamische, maar ook wisselvallige oeuvre. Uitdagende en confronterende foto’s die naar meer smaken, maar helaas in de paar minuten Paradetijd wat te snel voorbijschieten. Zij het met mooie muziek.

Kunst / Expo binnenland

GESPREK OVER VERLEDEN, HEDEN EN TOEKOMST

recensie: Sonsbeek ’16

Op het eerste gezicht lijkt het erop dat bij de kunstmanifestatie Sonsbeek ’16: transACTION de environment art uit de jaren zestig nieuw leven wordt ingeblazen. Maar bij nadere beschouwing is er meer aan de hand.

Sonsbeek16

Bakehouse van Alphons ter Avest. Foto: Maurice Boyer

Natuurlijk, de installaties in de twee centrale plekken, het park, dat is omgetoverd tot een heuse stad met dito gebouwen, en de kunstwerken in Museum Arnhem, reageren op de omgeving en de geschiedenis van de stad. Natuurlijk, er is gebruik gemaakt van bijvoorbeeld bomen uit de omgeving die toch gekapt hadden moeten worden. Zeker: bij zowat elk kunstwerk in park Sonsbeek staat iemand van de organisatie waarmee je in gesprek kunt gaan. En tenslotte: de tijdelijkheid van bijvoorbeeld Bakehouse van Alphons ter Avest gaat zover, dat het zichzelf in de loop van de expositie opstookt omdat het plataanhout ervan als stookhout wordt gebruikt wanneer er brood wordt gebakken en gedeeld.

Park Sonsbeek: transACTION

Het schepje dat er echter bovenop wordt gedaan, is de thematiek die het Indonesische curatorencollectief ruangrupa inbracht. Zij stellen gevoelig liggende thema’s aan de orde waarover in Nederland het gesprek nog niet echt wil vlotten. Wie weet dat één van de eerste reservaten van de Aboriginals in Australië ‘Arnhemland’ heet? Richard Bell refereert eraan met zijn Aboriginal embassy en White elephant. ‘Het zijn geen politieke statements, maar met deze kunstwerken wordt wel het gesprek op gang gebracht’, zegt één van de mensen bij de werken in het park.

Sonsbeek 16

Tiffany Chung: Lightboxes

Museum Arhem: transHISTORY

Het gaat ook verder dan wat Indonesiërs ‘nongkrong’ noemen, een woord dat terugkomt in een overdruk uit de Jakarta Post die in Museum Arnhem voor het grijpen ligt. Een woord dat oorspronkelijk louter ‘babbelen, kletsen’ betekent. In het museum vallen enerzijds werken op die onder meer het westerse kapitalisme bekritiseren, en anderzijds bijvoorbeeld de multimedia-installatie van Tiffany Chung, die zonder oordeel te geven foto’s toont van onder andere het verwoeste Homs.

Sonsbeek 16

Zbigniew Libera: Sensitive Police Officer

Heel dicht bij komen ook de indrukwekkende foto’s van de Poolse kunstenaar Zbigniew Libera. Hierin schuiven de beleving van heden, verleden en toekomst als het ware over elkaar heen, zoals op de foto waarop een politieman knielt op een stuk doodlopende rails. Het voert de beschouwer terug naar de Tweede Wereldoorlog, toen treinrails doodliepen in een concentratie- of vernietigingskamp. Maar het is duidelijk in het hier en nu gesitueerd, en Libera wil er volgens het SBTR-Actionbook bij Sonsbeek ’16 ook een apocalyptisch toekomstbeeld mee verbeelden. Behalve dat de foto’s je niet onberoerd laten, heb je het gevoel dat je er ook iets mee moet. Méér dan er alleen over in gesprek gaan. Juist: ACTION.

Sonsbeek 16

Eko Prawoto: Bamburst, Foto: Maurice Boyer

Ietsje meer dan dat

Tijdens Sonsbeek ’16 gaan lokalisering en gemeenschapsopbouw hand in had met de context van een geglobaliseerde wereld. De curatoren en de kunstenaars willen de problemen die daarmee gepaard gaan onder ogen zien en op z’n minst bespreekbaar maken.
En zoals in OXT van Kevin van Braak schoolklassen worden ontvangen, en in Eko Prawoto’s Bomburst kan worden getrouwd (het is immers een heuse stad, die in het park is opgebouwd), straalt deze editie van Sonsbeek, die behalve in het park en het museum ook plaatsvindt in de stad zelf en in Museum Bronbeek (het museum over de koloniale vaderlandse geschiedenis), ondanks alle zware thematiek toch ook iets optimistisch uit. En nu maar hopen dat dit, in tegenstelling tot de vele vergankelijke kunstwerken zelf, niet tijdelijk is!

Maria Duenas
Boeken / Fictie

Klucht zonder losse eindjes

recensie: María Dueñas - Het geluk van een wijngaard
Maria Duenas

De Spaanse schrijfster María Dueñas heeft met haar nieuwe roman Het geluk van een wijngaard een groot verhaal geschreven: pompeus, gecompliceerd en allesomvattend. Er gebeurt zó veel in dit boek dat de lezer, op weg naar het einde, uitgeput de handdoek in de ring gooit.

Over de Nederlandse uitgave dienen eerst twee dingen te worden gezegd. Het omslag toont een mysterieuze vrouw, op de rug gezien in een idyllisch landschap; een wonderlijk beeld dat geen enkele verbinding met deze geschiedenis vormt. Samen met de vertaling van de titel – La Templanza wordt het suffe Het geluk van een wijngaard ¬ is dit een misleiding van het oog en de beleving van de lezer. Hier heeft de marketingafdeling van de uitgeverij geprobeerd een zo verkoopbaar mogelijk product te maken, zonder zich om het boek te bekommeren.

Tragische held

In de jonge republiek Mexico, in het midden van de negentiende eeuw, is het de hoofdpersoon Mauro Larrea die ons meeneemt in zijn enerverende levensloop. Als schatrijke mijnexploitant is hij financieel ten onder gegaan door de invloed van de Amerikaanse Burgeroorlog op zijn risicovolle investeringen. Hij ontvlucht zijn schuldeisers en verkast naar Havana, waar hij na een bizarre weddenschap de nieuwe eigenaar wordt van een wijngoed in Jerez in Zuid-Spanje. Geheel aan de grond vertrekt hij naar de Oude Wereld om zijn nieuwe, en enige, bezit te gaan zien en liefst zo snel mogelijk om te zetten in klinkende munt.

Als we aanbelanden bij de Spaanse wijngaard, het eigenlijke onderwerp van dit boek, zijn we al over de helft van de ruim vijfhonderd pagina’s. De vertelkracht van María Dueñas is groot: ze bedenkt telkens weer nieuwe verwikkelingen voor haar hoofdpersoon, die van de ene in de andere heftige aangelegenheid terechtkomt. Mauro Larrea wil zijn reputatie geen schade toebrengen en probeert op alle mogelijke manieren zijn bankroet onder de pet te houden. Door de vele uitweidingen van Dueñas wordt hij een tragische held, een ware Don Quichot, die met zijn hulpje Santos Huesos door de boze wereld trekt en zelf ook niet helemaal brandschoon is.

Avonturenroman

In een Volkskrant-interview vertelt María Dueñas over haar degelijke werkwijze: als hoogleraar aan de universiteit zit het onderwijzen haar in het bloed. De grondige research van alle mogelijke details in dit boek, de nogal ‘uitleggerige’ dwarspaden, alles wijst op een schrijver die veel weet en veel wil vertellen. De luie lezer kan zich passief laten meevoeren op de golven van het verhaal en hoeft nauwelijks moeite te doen om de lijn te volgen: alles wordt verklaard en alles klopt als een bus. Zo worden we on the side deelgenoot van de ontwikkeling van de slavernij op Cuba, het stijgende marktaandeel van de sherry in Engeland en de eerste spoorwegverbinding tussen Jerez en Cadiz.

Naast de docerende stijl van Dueñas probeert ze de verwachtingen op te kloppen door telkens aan het einde van de gelijkvormige hoofdstukken een nogal doorzichtige cliffhanger in te zetten. Die structurele toepassing maakt dat het effect geheel verwatert. Tegelijkertijd geeft ze haar hoofdpersoon een innerlijke stem om vooral niets aan het toeval over te laten en alle losse eindjes tot een aanvaardbare oplossing samen te kunnen knopen. Larrea spreekt zichzelf toe of hoort stemmen van zijn vrienden en familie die hem aansporen of terechtwijzen. Hiermee verwordt Het geluk van een wijngaard tot een wat vermoeiende avonturenroman die veel weg heeft van een hyperactieve klucht, waarin met allerlei onverwachte wendingen uiteindelijk alles op zijn pootjes terechtkomt. Eind goed, al goed.

Guiseppe Penone
Kunst / Expo binnenland

De mens als afdruk

recensie: Penone in de Rijksmuseumtuinen
Guiseppe Penone

In de tuin van het Rijksmuseum kun je op zoek gaan naar de bomen van Guiseppe Penone. De Italiaanse kunstenaar zorgt er met verschillende materialen voor dat de bezoeker diep door kan dringen in de kern van de natuur.

Guiseppe Penone

Triplice (2011), Particuliere collectie.

In de prachtige Rijksmuseumtuin staan tot oktober nieuwe bomen, die je moet zoeken. Bomen die je niet zomaar herkent. Het grote verschil en waarom ze nu in de zomer wellicht voor de duur van de expositie het meest herkenbaar zijn is: ze hebben geen bladeren.
Ga op een bankje zitten naast de ingang van de Rijksmuseumtuin en zie er drie, nee, vier: een witgeschilderde van boven afgekapte stam, een onder- en bovenaan witgeschilderde kronkelende stam, van ongeveer twee meter lang, op een sokkel en, verderop aan het eind van de tuin: twee dunne, lange stammen met een groot blok zwart steen erin. Als laatste valt je ineens op, als je naar links kijkt: een doormidden gebroken boom met goud van binnen die op staakjes ligt, die als een kano overdwars wordt gedragen. En als je nu opnieuw naar voren kijkt zie je tenslotte ineens die enorme, zwarte tak in je gezichtsveld liggen, daar op het gras, vlak voor je neus.

Brons, water en mens

De basten lijken echt enorm op hout maar zijn dat niet: ze zijn van brons. De ‘witgeschilderde’ blijkt bij nadere inspectie uit marmer gehouwen te zijn. Andere bomen dragen grafiet of hebben bladgoud aan de binnenkant. Penone wil grenzen vervagen en op het eerste gezicht lukt hem dat meteen: zijn bomen lijken van veraf echte bomen.

Guiseppe Penone

Biforcazione, foto: Olivier Middendorp

Biforcazione, zo blijkt de grote zwarte tak die op de grond ligt eigenlijk te heten, is vervaardigd uit brons, water en een afdruk daarin van Penone’s eigen hand en onderarm, die tijdens het proces in het zachte materiaal heeft gedrukt zodat er een stroompje water uit het beeld kan vloeien. Dat water als materiaal wordt genoemd heeft betekenis: zo maakt hij een samengestelde techniek van wat dat feitelijk niet is. Eigenlijk is het kunstwerk, dat deels als fontein fungeert alleen van brons gemaakt, maar door op het bordje ook water als onderdeel van de techniek te noemen lijkt dat er ook onderdeel van te zijn. Misschien is zelfs ook wel die afdruk die Penone erin achterlaat onderdeel van de techniek, alsof de schaduw van de kunstenaar er in achtergelaten is.

Giuseppe Penone. foto Vincent Mentzel 2016

Giuseppe Penone, foto Vincent Mentzel 2016

Levend of dood

De stukken echt hout die Penone weghakte tot er de oorspronkelijke ent in te zien was zijn in de museumhal opgesteld en lijken in die ruimte warm en natuurlijk, maar vooral ook stukken hout. Is het wel handig deze sculpturen in een tuin te presenteren? In de buitenruimte lijken deze sculpturen minder natuurlijk dan ze in het museumgebouw hadden kunnen lijken. In de tuin veranderen ze, omringd door echte natuur, overduidelijk in nep, in kunstwerken. Gelukkig is het brons zo gelijkend dat er toch een vervreemdend effect optreedt.

Penone vervaagt de grenzen tussen natuur, mineraal en mens door middel van het gebruik van verschillende materialen, die elk op een eigen manier aangeven waar die grens ligt. Zelfs marmer, bijvoorbeeld, blijkt, wanneer hij er de aders van blootlegt, ineens een onderdeel te zijn van die drie-eenheid.

Jambinai tijdens concert op 14 juni 2016 in Paradiso
Muziek / Concert

Soundscapes Jambinai overstijgen kleine zaal Paradiso

recensie: Koreaanse muziek van wereldklasse in Amsterdam
Jambinai tijdens concert op 14 juni 2016 in Paradiso

Na Den Haag en Groningen eerder dit jaar doen de Koreanen van Jambinai in de kleine zaal van Paradiso voor de derde maal Nederland aan. Volgende maand speelt de band nog op het Valkhof Festival en afgelopen week konden de bandleden ook trots hun tweede album A Hermitage presenteren.

De zinderende recensies van voorgaande concerten wekken een zekere interesse voor deze band op. De unieke mix van traditionele Koreaanse instrumenten en westerse elementen uit de avant-garde levert bijzondere klanken op en trekt een divers publiek aan. Terwijl de muziek van Sunn O))) in de grote zaal beneden door de enorme hoeveelheid versterkers doordreunt met eentonige drones, draait het bij Jambinai juist om de gelaagdheid en dynamiek van muzikale elementen. Naarmate de set langer duurt lopen steeds meer fans binnen, tot de zaal uiteindelijk helemaal gevuld is.

Jambinai tijdens concertSpectaculaire opbouw van muzikale lagen

Het concentratieniveau van de Koreanen is net zo opzienbarend als het instrumentarium. Alle bandleden spelen zittend, op wat aankondigingen van bandleider Lee Il-woo op gitaar na. Ook speelt hij staand op de piri (soort hobo) in het openingsnummer ‘Deus Benedicat Tini’, wat uitmondt in een grote muzikale waas van klanken en invloeden van grindcore. De focus op de muzikale opbouw is van de gezichten af te lezen tijdens de grote improvisatorische muzikale lijnen. Door het scala aan instrumenten zijn extra effecten haast overbodig. De haegum (tweesnarige, langwerpige viool) heeft van zichzelf al een grillig geluid en in combinatie met de constant herhaalde ritmische motieven, lijkt het optreden daarom uit een grote trance te bestaan. Het publiek wil maar al te graag enthousiast mee in deze wonderlijke soundscapes.

Alleen het looppedaal is een onmisbaar technisch element in de totstandkoming van de muzikale gelaagdheid. ‘For Everything That You Lost’ is hier een goed voorbeeld van, waarbij de elektrische gitaar de eerste laag zet door dezelfde vier tonen te herhalen. Later volgt het gezang van de haegum, de oosterse ritmes van de geomungo (mix van citer en luit) en het gebral op de piri. Het lied wordt steeds verder dynamisch opgebouwd en het geheel wordt tot slot opgedreven door de ritmes in de basgitaar en de drums. Dat geldt ook voor het middengedeelte van ‘Echo of Creation’, waar zelfs nog een klokkenspel en zachte melodische zanglijnen aan het klankspectrum toegevoegd worden.

Onuitputtelijk enthousiasme

Het enthousiasme van Jambinai is zelfs bij een kleine gelegenheid als in de bovenzaal van Paradiso onuitputtelijk. Onvermoeid en vol overgave brengt de band het energieke ‘Time of Extinction’ en de single van het tweede album, ‘They Keep Silence’. Het zijn twee nummers die zwaar gedreven worden door ostinastische figuurtjes van de geomungo en dynamische afwisselingen van opzwepende klanken van de overige instrumenten. Hoewel de muziek op het album wellicht niet voor iedereen even toegankelijk is, brengt de band een stevig live-optreden. De visuele elementen en bewegingen van de bandleden ondersteunen de spectaculaire totstandkoming van de muziek alleen nog maar meer. Het bereik van Koreaanse muziek mag dan nog wel klein zijn in Nederland, deze unieke versmelting van muzikale werelden is een aanrader voor iedere avontuurlijke muziekliefhebber.