Tag Archief van: landscape

Guiseppe Penone
Kunst / Expo binnenland

De mens als afdruk

recensie: Penone in de Rijksmuseumtuinen
Guiseppe Penone

In de tuin van het Rijksmuseum kun je op zoek gaan naar de bomen van Guiseppe Penone. De Italiaanse kunstenaar zorgt er met verschillende materialen voor dat de bezoeker diep door kan dringen in de kern van de natuur.

Guiseppe Penone

Triplice (2011), Particuliere collectie.

In de prachtige Rijksmuseumtuin staan tot oktober nieuwe bomen, die je moet zoeken. Bomen die je niet zomaar herkent. Het grote verschil en waarom ze nu in de zomer wellicht voor de duur van de expositie het meest herkenbaar zijn is: ze hebben geen bladeren.
Ga op een bankje zitten naast de ingang van de Rijksmuseumtuin en zie er drie, nee, vier: een witgeschilderde van boven afgekapte stam, een onder- en bovenaan witgeschilderde kronkelende stam, van ongeveer twee meter lang, op een sokkel en, verderop aan het eind van de tuin: twee dunne, lange stammen met een groot blok zwart steen erin. Als laatste valt je ineens op, als je naar links kijkt: een doormidden gebroken boom met goud van binnen die op staakjes ligt, die als een kano overdwars wordt gedragen. En als je nu opnieuw naar voren kijkt zie je tenslotte ineens die enorme, zwarte tak in je gezichtsveld liggen, daar op het gras, vlak voor je neus.

Brons, water en mens

De basten lijken echt enorm op hout maar zijn dat niet: ze zijn van brons. De ‘witgeschilderde’ blijkt bij nadere inspectie uit marmer gehouwen te zijn. Andere bomen dragen grafiet of hebben bladgoud aan de binnenkant. Penone wil grenzen vervagen en op het eerste gezicht lukt hem dat meteen: zijn bomen lijken van veraf echte bomen.

Guiseppe Penone

Biforcazione, foto: Olivier Middendorp

Biforcazione, zo blijkt de grote zwarte tak die op de grond ligt eigenlijk te heten, is vervaardigd uit brons, water en een afdruk daarin van Penone’s eigen hand en onderarm, die tijdens het proces in het zachte materiaal heeft gedrukt zodat er een stroompje water uit het beeld kan vloeien. Dat water als materiaal wordt genoemd heeft betekenis: zo maakt hij een samengestelde techniek van wat dat feitelijk niet is. Eigenlijk is het kunstwerk, dat deels als fontein fungeert alleen van brons gemaakt, maar door op het bordje ook water als onderdeel van de techniek te noemen lijkt dat er ook onderdeel van te zijn. Misschien is zelfs ook wel die afdruk die Penone erin achterlaat onderdeel van de techniek, alsof de schaduw van de kunstenaar er in achtergelaten is.

Giuseppe Penone. foto Vincent Mentzel 2016

Giuseppe Penone, foto Vincent Mentzel 2016

Levend of dood

De stukken echt hout die Penone weghakte tot er de oorspronkelijke ent in te zien was zijn in de museumhal opgesteld en lijken in die ruimte warm en natuurlijk, maar vooral ook stukken hout. Is het wel handig deze sculpturen in een tuin te presenteren? In de buitenruimte lijken deze sculpturen minder natuurlijk dan ze in het museumgebouw hadden kunnen lijken. In de tuin veranderen ze, omringd door echte natuur, overduidelijk in nep, in kunstwerken. Gelukkig is het brons zo gelijkend dat er toch een vervreemdend effect optreedt.

Penone vervaagt de grenzen tussen natuur, mineraal en mens door middel van het gebruik van verschillende materialen, die elk op een eigen manier aangeven waar die grens ligt. Zelfs marmer, bijvoorbeeld, blijkt, wanneer hij er de aders van blootlegt, ineens een onderdeel te zijn van die drie-eenheid.

Guiseppe Penone
Kunst / Expo binnenland

De mens als afdruk

recensie: Penone in de Rijksmuseumtuinen
Guiseppe Penone

In de tuin van het Rijksmuseum kun je op zoek gaan naar de bomen van Guiseppe Penone. De Italiaanse kunstenaar zorgt er met verschillende materialen voor dat de bezoeker diep door kan dringen in de kern van de natuur.

Guiseppe Penone

Triplice (2011), Particuliere collectie.

In de prachtige Rijksmuseumtuin staan tot oktober nieuwe bomen, die je moet zoeken. Bomen die je niet zomaar herkent. Het grote verschil en waarom ze nu in de zomer wellicht voor de duur van de expositie het meest herkenbaar zijn is: ze hebben geen bladeren.
Ga op een bankje zitten naast de ingang van de Rijksmuseumtuin en zie er drie, nee, vier: een witgeschilderde van boven afgekapte stam, een onder- en bovenaan witgeschilderde kronkelende stam, van ongeveer twee meter lang, op een sokkel en, verderop aan het eind van de tuin: twee dunne, lange stammen met een groot blok zwart steen erin. Als laatste valt je ineens op, als je naar links kijkt: een doormidden gebroken boom met goud van binnen die op staakjes ligt, die als een kano overdwars wordt gedragen. En als je nu opnieuw naar voren kijkt zie je tenslotte ineens die enorme, zwarte tak in je gezichtsveld liggen, daar op het gras, vlak voor je neus.

Brons, water en mens

De basten lijken echt enorm op hout maar zijn dat niet: ze zijn van brons. De ‘witgeschilderde’ blijkt bij nadere inspectie uit marmer gehouwen te zijn. Andere bomen dragen grafiet of hebben bladgoud aan de binnenkant. Penone wil grenzen vervagen en op het eerste gezicht lukt hem dat meteen: zijn bomen lijken van veraf echte bomen.

Guiseppe Penone

Biforcazione, foto: Olivier Middendorp

Biforcazione, zo blijkt de grote zwarte tak die op de grond ligt eigenlijk te heten, is vervaardigd uit brons, water en een afdruk daarin van Penone’s eigen hand en onderarm, die tijdens het proces in het zachte materiaal heeft gedrukt zodat er een stroompje water uit het beeld kan vloeien. Dat water als materiaal wordt genoemd heeft betekenis: zo maakt hij een samengestelde techniek van wat dat feitelijk niet is. Eigenlijk is het kunstwerk, dat deels als fontein fungeert alleen van brons gemaakt, maar door op het bordje ook water als onderdeel van de techniek te noemen lijkt dat er ook onderdeel van te zijn. Misschien is zelfs ook wel die afdruk die Penone erin achterlaat onderdeel van de techniek, alsof de schaduw van de kunstenaar er in achtergelaten is.

Giuseppe Penone. foto Vincent Mentzel 2016

Giuseppe Penone, foto Vincent Mentzel 2016

Levend of dood

De stukken echt hout die Penone weghakte tot er de oorspronkelijke ent in te zien was zijn in de museumhal opgesteld en lijken in die ruimte warm en natuurlijk, maar vooral ook stukken hout. Is het wel handig deze sculpturen in een tuin te presenteren? In de buitenruimte lijken deze sculpturen minder natuurlijk dan ze in het museumgebouw hadden kunnen lijken. In de tuin veranderen ze, omringd door echte natuur, overduidelijk in nep, in kunstwerken. Gelukkig is het brons zo gelijkend dat er toch een vervreemdend effect optreedt.

Penone vervaagt de grenzen tussen natuur, mineraal en mens door middel van het gebruik van verschillende materialen, die elk op een eigen manier aangeven waar die grens ligt. Zelfs marmer, bijvoorbeeld, blijkt, wanneer hij er de aders van blootlegt, ineens een onderdeel te zijn van die drie-eenheid.

Jambinai tijdens concert op 14 juni 2016 in Paradiso
Muziek / Concert

Soundscapes Jambinai overstijgen kleine zaal Paradiso

recensie: Koreaanse muziek van wereldklasse in Amsterdam
Jambinai tijdens concert op 14 juni 2016 in Paradiso

Na Den Haag en Groningen eerder dit jaar doen de Koreanen van Jambinai in de kleine zaal van Paradiso voor de derde maal Nederland aan. Volgende maand speelt de band nog op het Valkhof Festival en afgelopen week konden de bandleden ook trots hun tweede album A Hermitage presenteren.

De zinderende recensies van voorgaande concerten wekken een zekere interesse voor deze band op. De unieke mix van traditionele Koreaanse instrumenten en westerse elementen uit de avant-garde levert bijzondere klanken op en trekt een divers publiek aan. Terwijl de muziek van Sunn O))) in de grote zaal beneden door de enorme hoeveelheid versterkers doordreunt met eentonige drones, draait het bij Jambinai juist om de gelaagdheid en dynamiek van muzikale elementen. Naarmate de set langer duurt lopen steeds meer fans binnen, tot de zaal uiteindelijk helemaal gevuld is.

Jambinai tijdens concertSpectaculaire opbouw van muzikale lagen

Het concentratieniveau van de Koreanen is net zo opzienbarend als het instrumentarium. Alle bandleden spelen zittend, op wat aankondigingen van bandleider Lee Il-woo op gitaar na. Ook speelt hij staand op de piri (soort hobo) in het openingsnummer ‘Deus Benedicat Tini’, wat uitmondt in een grote muzikale waas van klanken en invloeden van grindcore. De focus op de muzikale opbouw is van de gezichten af te lezen tijdens de grote improvisatorische muzikale lijnen. Door het scala aan instrumenten zijn extra effecten haast overbodig. De haegum (tweesnarige, langwerpige viool) heeft van zichzelf al een grillig geluid en in combinatie met de constant herhaalde ritmische motieven, lijkt het optreden daarom uit een grote trance te bestaan. Het publiek wil maar al te graag enthousiast mee in deze wonderlijke soundscapes.

Alleen het looppedaal is een onmisbaar technisch element in de totstandkoming van de muzikale gelaagdheid. ‘For Everything That You Lost’ is hier een goed voorbeeld van, waarbij de elektrische gitaar de eerste laag zet door dezelfde vier tonen te herhalen. Later volgt het gezang van de haegum, de oosterse ritmes van de geomungo (mix van citer en luit) en het gebral op de piri. Het lied wordt steeds verder dynamisch opgebouwd en het geheel wordt tot slot opgedreven door de ritmes in de basgitaar en de drums. Dat geldt ook voor het middengedeelte van ‘Echo of Creation’, waar zelfs nog een klokkenspel en zachte melodische zanglijnen aan het klankspectrum toegevoegd worden.

Onuitputtelijk enthousiasme

Het enthousiasme van Jambinai is zelfs bij een kleine gelegenheid als in de bovenzaal van Paradiso onuitputtelijk. Onvermoeid en vol overgave brengt de band het energieke ‘Time of Extinction’ en de single van het tweede album, ‘They Keep Silence’. Het zijn twee nummers die zwaar gedreven worden door ostinastische figuurtjes van de geomungo en dynamische afwisselingen van opzwepende klanken van de overige instrumenten. Hoewel de muziek op het album wellicht niet voor iedereen even toegankelijk is, brengt de band een stevig live-optreden. De visuele elementen en bewegingen van de bandleden ondersteunen de spectaculaire totstandkoming van de muziek alleen nog maar meer. Het bereik van Koreaanse muziek mag dan nog wel klein zijn in Nederland, deze unieke versmelting van muzikale werelden is een aanrader voor iedere avontuurlijke muziekliefhebber.

The Gift
Film / Films

Eng of eenzaam

recensie: The Gift (dvd)
The Gift

Waarschuwing: voor wie van The Gift wil genieten, kijkt vooraf vooral niet de trailer. Je zou zomaar kunnen denken dat we hier met B-horror vol goedkope schrikeffecten te maken hebben. Niets is minder waar. Het regiedebuut van acteur Joel Edgerton, die zelf ook het verhaal schreef, is een venijnige psychologische thriller.

Edgerton heeft daarbij goed gekeken naar het werk van Hitchcock en films als Fatal Attraction en The Hand That Rocks the Cradle. Zelfs de filmhuisshocker Caché van Michael Haneke schiet in gedachten, maar dan wel een goedgemaakte versie voor de grotere massa.

The Gift draait om drie personen. Het jonge stel Simon (Jason Bateman) en Robyn (Rebecca Hall) verhuist naar de suburbs van LA om daar na een miskraam en psychose een nieuw begin te maken in hun modernistische bungalow. In de supermarkt lopen ze Gordo (Joel Edgerton), een oude bekende van Simon tegen het lijf.

The GiftOngevraagde cadeautjes

Deze wat zonderlinge figuur is snel niet meer uit hun leven weg te denken. Hij komt het echtpaar ongevraagd cadeautjes brengen en nodigt zichzelf uit voor etentjes. Daardoor is The Gift meteen al spannend, want wat wil de opdringerige Gordo nou eigenlijk van de twee?

De sfeer wordt nog eens extra broeierig omdat het stel het maar niet eens kan worden over de bedoelingen van de ongewenste nieuwe ‘vriend’. Robyn ziet vooral een eenzame man die contact zoekt. Simon vindt zijn oude schoolgenoot maar een manipulatieve engerd. Omdat Edgerton zijn rol van indringer vrijwel emotieloos en met uitgestreken gezicht speelt blijft het voor de kijker ook lange tijd een raadsel hoe we Gordo nou moeten duiden.

Het meningsverschil leidt tot relationele spanningen tussen het stel. Zeker wanneer blijkt dat het gedeelde verleden van Simon en Gordo iets complexer in elkaar steekt dan Robyn al die tijd dacht.

Vaardige manipulatie

Edgerton voert bekwaam de druk op. Telkens wanneer je denkt te weten welke kant de film opgaat, volgt er een plotwending die weer nieuwe perspectieven biedt. Enkele goedgekozen schrikeffecten houden de kijker scherp. En dan is er de vierde hoofdrolspeler: de bungalow met de grote glaswanden biedt Edgerton de mogelijkheid om een constante sfeer van dreiging en onbehagen neer te zetten.

Over het verrassende einde valt te twisten. Zeker wanneer je na de eerste schrik bedenkt dat er tegenwoordig toch technieken bestaan die de waarheid achter het onthulde grote geheim kunnen onderzoeken. Maar ook dan nog blijft het sterke ensemblespel van de drie hoofdrolspelers en de vaardige, manipulatieve regie van Edgerton overeind. Een veelbelovend debuut.

Kunst / Reportage
special:

De megalomanie van Art Basel

Afgelopen donderdag opende de 47e editie van de prestigieuze kunstbeurs Art Basel. Verzamelaars, kunstenaars, galeriehouders, curatoren en velen anderen uit de kunstwereld reizen voor een paar dagen af naar Zwitersland om te kopen, te ontdekken, te kijken – en gezien te worden.

Art Basel

Satoshi Hashimoto, Pie Charts Everything and Others, 2014. Foto; Aoyama Meguro

Ontdekkingstocht

Nederland is aardig vertegenwoordigd in Basel, zowel in bezoekersaantallen,  geselecteerde kunstenaars als in de aanwezige galeries: alhoewel alleen Annet Gelink en Borzo op de hoofdbeurs staan, zijn er op de kleinere beurzen als Liste en Volta diverse andere galeries van Hollandse bodem te vinden. Die bescheidener beurzen zijn bovendien zeker niet minder de moeite waard om te bezoeken. Hier vind je misschien niet de explosie van giganten waaraan men op de hoofdbeurs snel gewend raakt, maar de mooie gebouwen en de intiemere sfeer van Volta en Liste zijn in zekere zin een verademing. Het is meer een ontdekkingstocht, mijns inziens toch een van de leukere aspecten van het kunst kijken. Er is meer ruimte voor experiment, verrassing en onverwachte presentaties in kelders en zolderruimtes. Zo stuit je in het bijzondere gebouw van de Liste-beurs op de humoristische ‘pie charts’ van Satoshi Hashimoto. En als je niet goed oplet kijk je zo over de verzameling miniatuur-sculpturen van Carlos Motta heen. De figuurtjes in homo-erotische poses kopieerde Motta van beeldjes die zijn gevonden tijdens de Spaanse verovering van Zuid-Amerika.

 

Art Basel

Rafael Lozano-Hemmer & Krzysztof Wodiczko, Zoom Pavilion, 2015.

Grootsheid

Niettemin is een bezoek aan de hoofdbeurs een interessante ervaring. De honderden galeries troeven elkaar minzaam af met Rothko’s, Lichtensteins en Kandinsky’s, en de bezoekers proberen elkaar niet in mindere mate te overtreffen met designeroutfits en gepolijste gezichten. Toch ervaar je na een paar uur een soort verdoofdheid, een symptoom van het stendhalsyndroom wellicht. De overdaad aan kunst en de duizelingwekkende bedragen waarvoor die verkocht wordt is eenvoudigweg niet te bevatten. Na een tijdje ontstaat dan ook het verlangen naar wat meer rust en ruimte.
Gelukkig wordt die behoefte ruimschoots vervuld door de magnifieke Unlimited-tentoonstelling. In de ruim opgezette show worden kolossale installaties, schilderingen en sculpturen afgewisseld met live performances en video-werken. Ook hier wordt je bijna omver geblazen door de omvang en intensiteit van de werken. Toch biedt de enorme hal zo’n ruimte dat je er met gemak uren kunt ronddwalen zonder moe te worden. Ook hier zijn grote en ruimschoots gevestigde namen vertegenwoordigd, waaronder Tracey Emin, Martha Rosler, Anish Kapoor en Ai Wei Wei.

Er wordt echter ook werk van relatief onbekende kunstenaars getoond. De thematiek van de werken loopt sterk uiteen waardoor een duidelijke rode lijn ontbreekt. Gelukkig zijn er veel afzonderlijke hoogtepunten in de tentoonstelling.

 

Art Basel

Jonah Freeman & Justin Lowe, Still uit The San San Trilogy, 2014-2016. Foto: Marlborough Fine Art Gallery.

Hypnotiserende films

Een van de highlights is The San San Trilogy van Freeman en Lowe: een surrealistische mix van documentaire en fictie. Vertrekpunt voor de film was de voorspelling van futurist Herman Kahn in 1967 dat de kustlijn tussen San Diego en San Franscisco zou uitgroeien tot één grote metropolis. Deze fictie gaat in de trilogie een geheel eigen leven leiden en wordt gevoed door inspiratie van de Zuid-Californische jeugdcultuur. De kunstenaars combineerden vervallen stadsbeelden met hypnotische reclames en overkoepelden het geheel met verschillende voice-overs. Het resultaat is een hypnotiserende totaal-installatie waaruit je moeilijk kunt ontsnappen.

Art Basel

Stan Douglas, Still uit Luanda-Kinshasa, 2013.

Een andere video waar je op vergelijkbare wijze in wordt gezogen, is Stan Douglas’ Luanda-Kinshasa. De zes uur durende film biedt een muzikaal intermezzo in de tentoonstelling waarbij het onmogelijk is stil te blijven zitten. Douglas maakte een magnifieke reconstructie van een fictieve opname-sessie in ‘The Church’, een legendarische muziekstudio in het Manhattan van de jaren ’70. De hedendaagse muzikanten weten middels setting, kleding en haardracht feilloos de sfeer neer te zetten van de toenmalige muziekscene en diens Afrikaanse wortels. De aanstekelijke beats van de schijnbaar eindeloze improvisatie – de film is in een loop gemonteerd – resoneren nog lang in je lichaam.

 

Art Basel

Ariel Schlesinger, Two Good Reasons, 2015. Foto: Galeria Minini.

Poëzie en surveillance

Een meer poëtische insteek wordt verschaft door de romantische installatie van Ariel Schlesinger. Two Good Reasons is een driedimensionaal gedicht, dat vervolgens weer vertaald is in geschreven poëzie. De twee witte vellen die als verlegen geliefdes om elkaar heen draaien, elkaar ontmoeten en weer hun eigen weg gaan voeren een betoverende cyclische dans op.
De lichtheid die dit werk bij de bezoeker teweegbrengt wordt echter rücksichtslos weggevaagd door de meest beangstigende installatie in de show. Bij het betreden van het Zoom Pavilion van Lozano-Hemmer en Wodiczko wordt je geconfronteerd met close-ups van je eigen gezicht, geregistreerd door roofzuchtige camera’s die worden gestuurd door gezichtsherkennende algoritmes. Het werk drukt ons met de neus op de rap voortschrijdende technologische ontwikkelingen, waar we liever niet te lang en te diep over nadenken.

Art Basel

Samson Young, Canon, 2015.

Op de terugweg valt op het laatste moment nog een half verborgen werk op: bovenop een van de centrale wanden staat een Aziatisch-uitziende man in uniform. Bij het zien van de figuur met microfoon komt de realisatie dat dit de bron is van de vogelgeluiden die je al veel eerder gehoord had. Het blijkt een ‘Long Range Acoustic Device’, een geluidskanon dat over een afstand van een kilometer individuele personen kan ‘neutraliseren’. Met deze wetenschap in het achterhoofd verlaat je als bezoeker enigszins geïntimideerd de tentoonstelling.

Een bliksembezoek van twee dagen aan Art Basel leidt tot inspiratie, maar maakt ook duidelijk hoe groot het verschil is tussen beurs en tentoonstelling. Hoe mooi de beurs-stands ook ontworpen zijn en hoe uitzonderlijk de werken die er hangen: een goede ervaring van kunst kan pas echt ontstaan in de juiste context, zoals Unlimited laat zien.

 

 

 

Boeken / Fictie

Zoete liefdesreclame

recensie: Grégoire Delacourt - De vier seizoenen van de zomer

De Franse auteur Grégoire Delacourt schrijft met De vier seizoenen van de zomer een mierzoete roman over de liefde. Er zit een lichtheid in zijn stijl die goed bij het onderwerp past, maar verder is het vooral tenenkrommend proza.

Delacourt probeert in vier losse verhalen een ode aan de liefde te brengen. Zo is daar de prille liefde, beschreven in een verhaal over de vijftienjarige Louis die zijn buurmeisje Victoire in het geheim adoreert. De verloren liefde vindt haar plek in het tweede deel; hier probeert een 35-jarige vrouw aan te pappen met haar opnieuw tegen het lijf gelopen jeugdliefde. Vervolgens zijn we getuige van een oudere, wanhopige dame die – al smachtend – de liefde herontdekt. Ten slotte belanden we bij een hoogbejaard echtpaar dat hun onvoorwaardelijke liefde niet wil laten verzanden in gebrekkige ouderdom.

Gesmeed concept

Grégoire Delacourt is – naast een gevierd auteur – reclamemaker en eigenaar van een reclamebureau in de Franse hoofdstad. En misschien is dat juist wat deze roman de das om doet: reclamemensen zijn volledig gericht op een concept dat vervolgens wordt omgezet in een pakkende advertentie of een meeslepende tv-commercial. De schrijver heeft met dit boek ook duidelijk een concept gesmeed dat een nogal geforceerde uiting oplevert.

Dat is zichtbaar in een aantal overeenkomsten. Ten eerste spelen de vier verhalen zich grotendeels af in Le Touquet, een badplaats aan de Normandische kust die in de volksmond ook wel Paris-Plage wordt genoemd, omdat hier de meeste Parijzenaars hun strandvertier zoeken. Daarnaast is 14 juli 1999 de dag waarop de meeste bewegingen zich afspelen en als feestelijke quatorze juillet een verbindende factor dient te zijn. Ook de aankomende eeuwwisseling wordt aangestipt in de verschillende verhalen: het einde van de wereld wellicht? Wat staat ons, en dus de liefde, te wachten? Dan is er nog een overdreven insteek met het Franse chanson, veel titels en teksten worden ingevoegd om wat ‘couleur locale’ op te roepen. Als laatste is er het bloementhema, op de een of andere manier vindt de schrijver het noodzakelijk een aantal bloemsoorten als naamgever en metafoor van de hoofdstukken te laten fungeren.

Kunstmatige vorm

Met deze onderdelen boetseert de schrijver/reclamemaker zijn boek. Hij is pas klaar als alles klopt, als alle onderdelen met elkaar matchen en de verhalen als een uitwaaierend geheel in elkaar overlopen. Wat hij over het hoofd ziet is dat zijn roman inmiddels een volslagen geconstrueerde en kunstmatige vorm heeft aangenomen. Het eerste verhaal, van de vijftienjarige pubers, is nog het meest charmant in het onvoorspelbare verloop en het Lolita-achtige einde. De andere delen worden gevormd door vervelende en quasi-romantische kitsch, waarbij Delacourt zich uitput in vermoeiende lyriek om zijn concept sluitend te maken. Met als dieptepunt het stuk over de smachtende dame die uiteindelijk tussen de lakens belandt met haar zojuist opgedoken liefde en zich naderhand in zwelgende gedachten uitspreekt:

Dankjeweldankjeweldankjeweldankjeweldankjewel

Deze roman, die de hartstochtelijke liefde zou moeten beschrijven – wat al een moeilijke opgave an sich is – verzandt in een voorgebakken vorm die niets overlaat aan originaliteit, spontaniteit en werkelijke passie. De schrijver doet een poging om, volgens het schrijfcursushandboek, de diepste menselijke gevoelens te beschrijven, maar verdrinkt in het verraderlijke moeras van clichématige uitkomsten.

Aly Freije
Boeken / Poezie

‘Waar de aarde de hemel spiegelt’

recensie: Aly Freije - Door het vanggat
Aly Freije

Lezend in de debuutbundel Door het vanggat van Aly Freije trekken we over het Groningse platteland naar een verre einder. Alles is geworteld in het ongenaakbare landschap, in het harde boerenleven en in de herinnering aan dat wat eens was.

Freije gebruikt haar persoonlijke verleden in de Oost-Groninger Veenkoloniën als decor voor deze reeks uit de klei getrokken gedichten. Met ieder curieus woord maakt ze kenbaar hoezeer die betrokkenheid haar werk heeft gevormd: zichtmachine, hokkelingen, wendakker, moorland. Alles uit de eerste hand opgetekend en tot een robuust geheel gemaakt.

Het mes blijft trillend steken, ze kerft
een lijn, omheint een erf, trekt groene verticalen
plaatst een horizon

voorjaarslicht glipt door een deur, richt
wanden op, verkent versleten vloerplavuizen

Opsommende dichter

Een perfecte voedingsbodem voor weemoed en nostalgie, zo blijkt, maar Freije maakt ook een aantal uitstapjes. Naar Andalusië, in een ander klimaat en met een andere horizon: ‘de zon sluipt de hellingen af, overvalt/ rijen druivenstruiken/ nachtadem lost dampend op/ in een spectrum van kleuren’. Of naar Berlijn, waar de geschiedenis zich opdringt: het wit/ vretende vuur, geblakerde balken, schreeuwend/ bruin op platgestampte paden’. Het zijn fraaie intermezzo’s, maar nooit krijg je de indruk dat de dichter zich er meer thuisvoelt dan op het Groningse land.

Freije gebruikt een vaste vorm in onvaste stramienen. Alle verzen beginnen steevast met een hoofdletter en eindigen met een punt. Daartussenin is geen interpunctie toegepast, behalve hier en daar een komma om zinsdelen te scheiden. Dat kenmerkt haar stijl als die van een ‘opsommende’ dichter: er worden onafgebroken indrukken weergegeven die nauwelijks plaatsmaken voor een wending als conclusie. Dat observerende maakt deze bundel wat dromerig, maar zorgt gaandeweg ook voor een lichte eentonigheid.

Moeder en vader

Weer terug in eigen biotoop verkondigt Freije de weerbarstige Groningse landschappelijkheid. Veel over het boerenbedrijf, de terugkerende oogst, de zwartbonte koeien en de omgang met paarden. Daar voert ze ook zichzelf op als personage, alsof de paarden een speciale plek in haar eigen wereld innemen.

Beheersing wil ik tussen voor- en achterhand, de ingehouden
erotiek van een vorstin die met knoet en herenhoed
hoog aangespannen borsten, vaardig van hand haar paard
bestuurt

Het persoonlijke brengt een verfijnde klank in de verzen. De vergezichten over het uitgestrekte land worden minder afstandelijk en de dichter krijgt een duidelijke positie als vertolker. Ook schuwt ze niet haar familie op te voeren, mensen die verankerd zijn in het landschap en, evenals de weidse natuur, zwijgend het blikveld bepalen. Moeder en vader in het gedicht ‘Schafttijd’:

iets in dat overhellen, de buiging van haar arm
zoals haar hand zijn theekop reikt, weerspiegelt
wat in hem huist, wat door zijn leden raast

de akkers liggen schokkend stil in de zomerhitte.

In deze Groningse introspectie is weinig ruimte voor een bredere horizon en er is vrijwel nergens een link met het heden te bekennen. De verzen zijn ingebed in het leven op de persoonlijke vierkante kilometer, met hier en daar een doorkijkje naar elders. In het gedicht ‘Gouden Bocht’ is de dichter op bezoek in Amsterdam: ’trams gillen vol afwerende gezichten, geroep uit ramen/ in een souterrain’. Snel weer terug naar het poëtische noorden, waar de aarde de hemel spiegelt.

Trapped, Ijslandse crimi drama
Film / Serie

Er drijft een romp in het fjord

recensie: Trapped
Trapped, Ijslandse crimi drama

In Denemarken, Zweden en Noorwegen is ‘Nordic noir’,  spannende misdaadseries als The killing en The bridge,  al een heuse industrie. Met de serie Trapped sluit ook Ijsland zich aan bij deze Noordelijke hype.

Trapped is zeker niet de eerste misdaadserie die afkomstig is van het vulkaaneiland. Maar deze eerdere dramareeksen oogden, in verhouding, als tamelijk knullige afleveringen van de Flikken-franchise. Met Trapped neemt de bekendste filmmaker van IJsland – Baltasar Kormakur (Everest, 2015) – nu de teugels strak in handen, en levert een sterk misdaaddrama af dat heel het thuisland (toegegeven, er wonen maar half zoveel mensen als in Friesland) al aan de buis kluisterde.

Aardige dikzak

Het verhaal speelt zich af in Siglufjörður, een havenplaatsje aan de ruige oostkust. Veel hebben de drie politie-agenten er niet te doen. Het zwaarste misdrijf stamt uit 2008. Toen kwam een meisje om het leven door brandstichting in een loods. Nooit opgelost. Nu, zeven jaar later, drijft er ineens een romp in het fjord.

Hoofdinspecteur Andri Olafsson, een aardige dikzak die het maar moeilijk heeft met zijn scheiding, denkt dat de lichamelijke restanten overboord zijn gegooid vanaf de net gearriveerde internationale veerboot. De ferry gaat aan de ketting. Wegens een sneeuwstorm kan vervolgens niemand het dorp bereiken of verlaten. De dader loopt intussen nog op vrije voeten en zou wel eens meer slachtoffers kunnen maken in het afgelegen dorp.

Claustrofobie

Regisseur Kormakur weet wel hoe je de spanning op moet voeren: naarmate de serie vordert, bouwt hij het plot uit met politieke intriges en toegedekte zaakjes uit het verleden. Ook is hij niet bang voor enkele spectaculaire actiescènes.

De fotogenieke besneeuwde bergen  benadrukken de claustrofobische sfeer nog eens. En speurneus Andri is een aangename variant op de stereotype Scandinavische rechercheur. Olafsson is dan wel eenzaam, hij troost zichzelf met een glaasje melk. Die couleur locale tilt Trapped uit boven het niveau van de vele inwisselbare Scandinavische series.

Boeken / Non-fictie

Recept tegen plantenblindheid

recensie: Norbert Peeters - Botanische revolutie

Het is lente en groen is overal om ons heen. Maar wat zien we nu werkelijk? Volgens Norbert Peeters gaan we veel te onverschillig met onze plantenvrienden om. Dient het enkel als decor waartegen de grote mensenwereld zich afspeelt. Wij leiden aan platenblindheid en moeten genezen worden.

‘Planten lijken een saai en geworteld bestaan te leiden, roerloos vastgenageld aan de grond’, schrijft Peeters in zijn voorwoord. Een zekere bisschop genaamd Paley concludeerde ooit dat bloemen er enkel zijn om mooi te zijn voor de mens. Dat niets minder waar is bewijst Peeters met zijn boek Botanische revolutie. Aan de hand van de plantenleer van Charles Darwin (1809 – 1882) neemt de botanisch filosoof ons mee naar een wondere wereld die in niets onderdoet voor het dieren- en plantenrijk. Dat laatste zit hem in het onverwachte. In de vindingrijkheid die de plantenwereld aan de dag legt om zich voort te planten, te groeien en te overleven.

Tot voor kort was ook de schrijver van dit gepassioneerde boekje stekeblind. ‘Ik wist minder van planten dan de gemiddelde gorilla. (…) Al die groene pracht ging aan mij voorbij.’ Tot hem op een dag de besneeuwde takken van een libanonceder opvallen en er een klein straaltje licht doorsijpelt;  hij begint te zien. Niet enkel de planten zelf, ook het hiaat in de boekenkast wanneer het gaat om Darwinlectuur betreffende zijn botanische werkzaamheden. En dat terwijl Darwin zich toch de helft van zijn loopbaan in botanie heeft verdiept.

Een vooropgezet plan

Aan de basis van plantenblindheid staat de Griekse filosoof Aristoteles. Als een van de eersten onderneemt hij een poging de natuur te rangschikken. De onderste trap reserveert hij voor de levenloze materie. Slechts een treetje daarboven vertoeft het plantenrijk. Een rangschikking die in het Westen ruim tweeduizend jaar heersend blijft. Daarbij beziet Aristoteles – en velen daarna – de natuur als een harmonieus geheel, waarin een levend wezen bepakt is met een ingeboren plan. Alle organismen volgen via hun groeiproces deze vooropgezette weg naar hun uiteindelijk voltooiing.

Dat dit beeld prachtig aansluit bij de dominante plaats die religie eeuwenlang zal innemen, behoeft geen betoog. Zulke complexe organismen, die kunnen niet ‘zomaar’ zijn ontstaan, daar moet een opperwezen achter zitten met ongekend scheppende gaven die wij niet of nauwelijks kunnen bevatten. Tot halverwege de negentiende eeuw zijn de meeste biologen dan ook met name bezig om Gods plan te  doorgronden. Darwin is een van de eersten die tracht de biologie als wetenschap haar eigen plek te geven, los van geloof.

Filosofie en kunst

Samen met filosoof Wouter Oudemans publiceert Peeters al in 2014 het boek Plantaardig. Vegetatieve filosofie. Ook daarin wordt betoogd dat mens en plant dichter bij elkaar staan dan wij denken. Planten zijn even gewiekst als dieren en mensen om hun voortbestaan te waarborgen, kunnen even wreed zijn en hebben (vaak zeer subtiele) afweermechanismen ontwikkeld om gevaar te kunnen weerstaan. Een van de schitterendste voorbeelden komt van de bosooievaarsbek, waarvan de kroonbladeren aan de binnenkant en aan de randen met hele kleine, tere haartjes zijn bedekt. Onder deze haartjes bevinden zich de nectarklieren die zoetstof aanmaken. Om de zoetstof tegen verdunning van regenwater te beschermen wordt deze in speciale containers opgeslagen.

Het zijn deze feitjes die van Botanische revolutie een ontdekkingstocht maakt met Peeters als enthousiaste gids. De blinde en onwetende gorilla’s onder ons zullen van de ene verbazing in de andere vallen. Daarbij weet de schrijver botanie moeiteloos met filosofie en kunst te verbinden. Zo vertelt hij over de lange purperbloemen die Ophelia tijdens haar ongelukkige dood in Shakespeares Hamlet bij zich draagt. Lange tijd wist niemand welke bloem daarmee werd bedoeld; nu is duidelijk dat het om de mannetjesorchis gaat. Een orchideeënsoort die Darwin intensief heeft bestudeerd.

Al met al, wilt u genezen van uw plantenblindheid, dan is tweemaal daags een scheutje van Peeters’ boek zeer aan te raden.

Boeken / Non-fictie / Poezie

Donker maar verkwikkend

recensie: Ellen Deckwitz - Olijven moet je leren lezen. Een cursus genieten van poëzie.

De Nederlandse poëzie verkeert in een spagaat. Er wordt veel geschreven, maar weinig gelezen. Misverstanden en griezelige gedachten over poëzie liggen daar volgens Ellen Deckwitz aan ten grondslag. Ze wil Nederland gedichten leren lezen.

Op de kaft van het boek tref je de eerste poëzie al aan. Wie Olijven moet je leren lezen ziet, zal misschien eerst zijn wenkbrauwen fronsen. Als je begrijpt dat Deckwitz met die titel wil aangeven dat je gedichten moet leren lezen zoals je ooit olijven moest leren eten, heb je meteen de manier van denken te pakken die je bij deze stoomcursus poëzie nodig hebt.

Dichten en laten dichten

De steen vreest mij is de poëziebundel waarmee Deckwitz in 2011 debuteerde. Het leverde haar meteen de C. Buddingh’-prijs op. Daarvoor had ze al de Meander Dichtprijs en het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam gewonnen. Met Hoi Feest uit 2012 en De blanke gave uit 2015 timmerde ze verder aan de weg als dichter.

Deckwitz heeft eerder ook al geschreven over de dichtkunst in zijn algemeenheid. In Hoe word je een geweldige dichter helpt ze beginnelingen op weg in de wereld van de poëzieproductie. Later volgde een artikelenreeks voor de nrc.next. Het werd een “Eerste Hulp Bij Poëzie”, waarbij het benaderen en begrijpen van gedichten centraal stond. Die stukken zijn gebundeld en hier en daar aangevuld, met dit boek als resultaat.

Vragen en antwoorden

Het boek kent drieëntwintig hoofdstukken, waarvan de titels bijna allemaal met een vraagteken eindigen. Aan de hand van de vragen over poëzie waarmee Deckwitz altijd wordt geconfronteerd, probeert ze beginnende lezers wegwijs te maken in de wereld van gedichten. Enkele voorbeelden: waarom zeg je niet gewoon wat je bedoelt? Is vertaalde poëzie de moeite waard? Hoe ontstaat een gedicht? En wat is het nut van poëzie?

Fijn is dat Deckwitz niet alleen maar in abstracte zin over poëzie schrijft, maar ook minimaal één gedicht aan een hoofdstuk verbindt. Deckwitz gebruikt tal van recente Nederlandse gedichten daarvoor, maar laat ook vertaalde en veel oudere gedichten aan bod komen. Eveneens tot denken aanzettende illustraties van Jenna Arts voorzien de hoofdstukken van grafische ondersteuning. De combinatie van een gedicht, een illustratie en een hoofdstukthema werkt goed.

Aan hen die Olijven moet je leren lezen uit hebben en verlangen naar meer gedichten of andere boeken waarin over gedichten wordt geschreven, is ook gedacht. Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een kader waarin relevante dichtbundels en publicaties worden aanbevolen. Deckwitz presenteert een behoorlijk compleet overzicht van de Nederlandse poëzie en geeft nieuwe liefhebbers tal van mogelijkheden om zich helemaal in de wereld van gedichten onder te dompelen.

Jonger dan Komrij

Wie puur naar de informatie in het boek kijkt, komt tot de conclusie dat veel van de beschreven zaken al eens elders zijn benoemd. Dat is echter geen groot probleem: de kracht van het boek zit in de benadering van de beschreven onderwerpen. Deckwitz schrijft hier voor een overwegend jong publiek en probeert poëzie voor hen inzichtelijk te maken.

Als het op poëziebesprekingen aankomt, zijn die van Gerrit Komrij waarschijnlijk het meest geprezen. Maar Komrij heeft nooit de zin ‘Heej ik haal even een tosti met salami yolo’ qua mythische potentie vergeleken met de regels ‘IJsland / een uitgestrekt doodsbed / mijn naam geborduurd / op een bevroren sloop’. Deckwitz doet dat wel.

De passie voor gedichten, de pakkende manier van schrijven en de frisse benadering van het onderwerp maken dit boek relevant. Dichtend Nederland mag blij zijn met Deckwitz. Net als haar gedichten is Olijven moet je leren lezen toegankelijk, maar niet kinderlijk eenvoudig. Poëzie wordt begrijpelijker gemaakt, maar ook niet te begrijpelijk. Want poëzie zonder een sprankje mystiek, is geen poëzie meer. Of zoals Deckwitz zelf schrijft: “je bezighouden met poëzie is soms een duik in donker maar verkwikkend water”.

Kunst / Expo binnenland

Een onaf boek houdt nooit op

recensie: Peter Pontiac - ¡VIVA PONTIAC!

Wat heeft Peter Pontiac voor jou betekend? Dat vroeg curator Lennard Dost aan de Nederlandse stripwereld. Het leverde een veelzijdige expositie op, die niet alleen een ontroerend beeld geeft van een zeer begaafde stripmaker, maar ook een scherpe doorsnede van de Nederlandse stripwereld en een interessante kijk op het medium zelf.

“Je laat ze iets maken en dat is het dan, daar werk je dan mee”, zegt directeur Lennard Dost van Nieuwe Vide, het kunstencentrum in Haarlem. Het nieuwste project dat daar plaatsvindt heet ¡VIVA PONTIAC! en gaat over het leven van de in 2015 gestorven Peter Polmann, bekend als Peter Pontiac en wel de godfather van de strip-underground genoemd.
Een kunstencentrum zijn betekent nieuw werk laten ontstaan en de kunstenaars ondersteunen. Het grote verschil met een museum is dat het selectieproces niet plaatsvindt in een depot, maar in een netwerk. Dost kiest kunstenaars – niet kunstwerken – die hij goed vindt en accepteert wat ze hem vervolgens geven. De vraag is dus elke keer opnieuw: wat levert het op?

overzicht_audiotour_willem de ridderTijdelijke explosie

Wat gebeurt er als je die bal laat rollen door de Nederlandse stripwereld? In dit geval is het resultaat een combinatie van zeer persoonlijke odes en intieme kijkjes in het leven en de mens Peter of ‘Peerke’, tot een spiegeling van zijn werk, te zien in bewonderende collega’s, die zich lieten inspireren door wat Pontiac voor hen betekend heeft.
De expositie bestaat uit veel verschillend materiaal. Er werken maar liefst 25 kunstenaars aan mee en dus is de kleine ruimte een tijdelijke explosie van kleur, materialen, technieken. Daarbij ontwierp tekenaar en avant-garde kunstenaar Willem de Ridder specifiek een eigen audiotour bij het project.
Het laatste woord, of beter gezegd het laatste beeld, krijgt Pontiac zelf: Dost kreeg van Pontiacs weduwe Ipie de complete schetsenreeks van zijn dodenboek Styx. Ze beslaan de drie muren van het tweede vertrek. Je kunt hier zijn levensloop – tot aan het einde – lopend lezen, tot op het moment dat de geinkte tekeningen overgaan in alleen nog potloodschetsen, en tot aan waar ook die schetsen dan tenslotte ophouden.

Peter Pontiac, origineel.

Peter Pontiac, origineel.

Intimiteit en bewondering

De bijdragers leveren allen verschillende interpretaties. De tekeningen van bijvoorbeeld Sam Peeters en Typex zijn zeer ontroerend en dicht op de huid. ‘Een boek dat niet af was’ verandert hier met veel liefde in ‘een leven geleefd’. Het is mooi om hun eigen werk zo ook nieuw belicht te zien en in sommige gevallen zelfs totaal in een andere stijl uitgevoerd, zoals Sam Peeters in de stijl van Pontiac zijn eigen dagboek-stripverhaal maakte. Het dodenportret dat Typex ‘voor mijn lieve vriend Peter’ maakte is erg ontroerend.
Uit deze tentoonstelling rijst een man op die liefdevol moet zijn geweest, zacht en heel close met zijn vrienden. Daarnaast was hij een grote inspirator voor zijn bewonderende collega’s. De tekening die Barbara Stok namaakte uit Styx is daar een mooi voorbeeld van. Of de duistere doodstekeningen van Bart Nijstad. En ook de prent van Aimee de Jongh, die Pontiac op de rug afbeeldt in het bootje waarop hij de rivier over vaart, is indrukwekkend.

Wat betekenen strips? Wat is de Nederlandse stripwereld? Wat is de underground en bestaat die nog wel, of is die gelijk met Pontiac gestorven? Deze vragen stelt deze expositie en beantwoordt ze ook. Strips zijn een unieke combinatie van beeldend denken, denken in het maken van een verhaal en haast ouderwetse, handmatige techniek, die in de huidige wereld van videokunst en performance niet langer zo vanzelfsprekend zichtbaar is. “Ik heb maar één scherm in deze expo!” zegt Dost verbaasd lachend. Het is duidelijk: Pontiac is hierin een absolute meester geweest.