Tag Archief van: landscape

Theater / Voorstelling

Indiaantje spelen

recensie: De Hotshop – cooler dan de Warme Winkel - INDIAAN

Met INDIAAN voert het jonge talentencollectief van De Warme Winkel een sterke performance op, maar laat de politieke discussie links liggen.

INDIAAN is de nieuwe voorstelling van De Hotshop – cooler dan de Warme Winkel getiteld; een tikkeltje provocerend, de blokletters bijna pesterig. Het doet al raden dat De Hotshop zich hiermee op een thema heeft geworpen dat een wezenlijk probleem vormt in de kunst: de representatie van de Ander. Want hoewel de discussie in Nederland aanzienlijk minder speelt – we missen er de historische achtergrond waarschijnlijk voor – weten ze in Amerika al lang dat “cowboytje en indiaantje” spelen lang niet zo onschuldig is als het lijkt. Hoe beeld je de Ander uit, zonder te vervallen in suffe stereotypes of week romanticisme? Met die vraag speelt De Hotshop in INDIAAN.

De voorstelling opent met ‘Colors of the Wind’ van Disney ’s Pocahontas. Het nummer is een treffend voorbeeld van de neiging tot romantisering: de indiaan als Nobele Wilde, die nog over de kennis beschikt die ‘Wij’ al lang verloren zijn. Het is ook de variant van exotisme die allereerst door de spelers belichaamd wordt, om later onderuit te kunnen halen.

‘We zijn ook allemaal veel te wit’

In eerste instantie lijken de makers een theatrale variant van “indiaantje spelen” neer te gaan zetten. De kostuums – een mix van clichématige veren in het haar en badslippers aan de voeten – zijn geestig en de performance is sterk; al wordt de rust in het middendeel wel erg lang opgezocht. Vervolgens – wanneer de spelers uit hun rol zijn geschoten – gaat het meer neigen naar een spreekbeurt over de indianen. De ironische omkering waarin dit alles bevraagd wordt, komt pas vrij laat in de voorstelling, in een komische monoloog: ‘We zijn ook allemaal veel te wit!’ roept een van de spelers (Joke Emmers) terwijl ze haar verentooi gefrustreerd op de grond gooit, niet langer bereid om nog mee te dansen rondom een totempaal.

Ondanks de ironische bodem, hapert het ergens. Nergens wordt het echt ongemakkelijk (al is het goed te verdedigen dat dit het publiek en niet de makers te verwijten is) en wanneer de ironische bedoeling van de makers naar boven komt, ligt het er wel erg dik bovenop. ‘Dit is niet oké!’ roept Joke Emmers vele malen in haar slotmonoloog. Maar dat wisten we stiekem al, dus wat leren we precies? In een tijd dat white-washing in Hollywoodfilms en de praktijk van Zwarte Piet, heftig bediscussieerd worden, had INDIAAN een interessante toevoeging aan de discussie kunnen bieden, maar daarvoor worden nu te weinig nieuwe inzichten geleverd.

 

Theater / Voorstelling

Indiaantje spelen

recensie: De Hotshop – cooler dan de Warme Winkel - INDIAAN

Met INDIAAN voert het jonge talentencollectief van De Warme Winkel een sterke performance op, maar laat de politieke discussie links liggen.

INDIAAN is de nieuwe voorstelling van De Hotshop – cooler dan de Warme Winkel getiteld; een tikkeltje provocerend, de blokletters bijna pesterig. Het doet al raden dat De Hotshop zich hiermee op een thema heeft geworpen dat een wezenlijk probleem vormt in de kunst: de representatie van de Ander. Want hoewel de discussie in Nederland aanzienlijk minder speelt – we missen er de historische achtergrond waarschijnlijk voor – weten ze in Amerika al lang dat “cowboytje en indiaantje” spelen lang niet zo onschuldig is als het lijkt. Hoe beeld je de Ander uit, zonder te vervallen in suffe stereotypes of week romanticisme? Met die vraag speelt De Hotshop in INDIAAN.

De voorstelling opent met ‘Colors of the Wind’ van Disney ’s Pocahontas. Het nummer is een treffend voorbeeld van de neiging tot romantisering: de indiaan als Nobele Wilde, die nog over de kennis beschikt die ‘Wij’ al lang verloren zijn. Het is ook de variant van exotisme die allereerst door de spelers belichaamd wordt, om later onderuit te kunnen halen.

‘We zijn ook allemaal veel te wit’

In eerste instantie lijken de makers een theatrale variant van “indiaantje spelen” neer te gaan zetten. De kostuums – een mix van clichématige veren in het haar en badslippers aan de voeten – zijn geestig en de performance is sterk; al wordt de rust in het middendeel wel erg lang opgezocht. Vervolgens – wanneer de spelers uit hun rol zijn geschoten – gaat het meer neigen naar een spreekbeurt over de indianen. De ironische omkering waarin dit alles bevraagd wordt, komt pas vrij laat in de voorstelling, in een komische monoloog: ‘We zijn ook allemaal veel te wit!’ roept een van de spelers (Joke Emmers) terwijl ze haar verentooi gefrustreerd op de grond gooit, niet langer bereid om nog mee te dansen rondom een totempaal.

Ondanks de ironische bodem, hapert het ergens. Nergens wordt het echt ongemakkelijk (al is het goed te verdedigen dat dit het publiek en niet de makers te verwijten is) en wanneer de ironische bedoeling van de makers naar boven komt, ligt het er wel erg dik bovenop. ‘Dit is niet oké!’ roept Joke Emmers vele malen in haar slotmonoloog. Maar dat wisten we stiekem al, dus wat leren we precies? In een tijd dat white-washing in Hollywoodfilms en de praktijk van Zwarte Piet, heftig bediscussieerd worden, had INDIAAN een interessante toevoeging aan de discussie kunnen bieden, maar daarvoor worden nu te weinig nieuwe inzichten geleverd.

 

Wakefield
Film / Films

Huwelijkse trouw op de zolder van de garage

recensie: Wakefield
Wakefield

Howard Wakefield (Bryan Cranston) is een succesvol advocaat, trouw echtgenoot en vader van een tweeling. Hij reist met de trein naar en van zijn werkplek. Door een stroomstoring komt hij vast te zitten en peinst over zijn dagelijkse beslommeringen. Uiteindelijk wandelt hij naar huis en kijkt door het raam naar zijn eega en twee dochters. Wordt hij gemist? Is zijn aanwezigheid noodzakelijk? Hij wandelt door naar de garage op zoek naar een stoel. Na een ruzie die ochtend gaat hij een voorspelbare ervaring met zijn vrouw nog even uit de weg. Bovenin de garage vindt hij een plek en kan door het raam naar zijn familie kijken. Zijn vrouw belt en Wakefield laat de telefoon overgaan.

De Amerikaanse schrijfster Robin Swicord schreef eerder de scripts voor Memoirs of a Geisha en The Curious Case of Benjamin Button. Beide films werden hits. Bij Wakefield kroop ze tevens in de stoel van de regisseur. De Amerikaanse brengt met deze film een origineel verhaal naar het filmdoek. Acteur Bryan Cranston is bij velen bekend van de serie Breaking Bad. Ook op het witte doek overtuigt hij de laatste jaren met rollen in Godzilla, Trumbo en The Infiltrator. In Wakefield is hij aanstichter van veel onverwachte gebeurtenissen, vertelt hij het verhaal en komt na bijna twee uur met de oplossing.

De vermiste echtgenoot

Na vijftien jaren huwelijk gaat Howard Wakefield niet naar binnen. In een opwelling besluit hij niet de sleutel in het slot van de voordeur te steken. Veel in zichzelf pratend kijkt hij naar zijn huwelijk en denkt na over de liefde voor zijn vrouw en kinderen. Hij besluit voor een nacht zijn perfecte leven te laten en houdt zich schuil. De volgende ochtend ziet hij het gezin op gang komen, zijn vrouw belt, de kinderen gaan naar school en er stopt een politieauto. De vermiste echtgenoot wordt besproken. Wakefield voorspelt elke emotie bij zijn vrouw, ziet elke traan van veraf aan komen rollen. Hij wil even uitstel, niet de confrontatie met zijn echtgenoot en niet uitleggen waarom hij een nacht in de garage is gebleven. En na de eerste nacht volgt een tweede.

Heden en verleden

Het gegeven is nogal eenvoudig: echtgenoot besluit ’s avonds niet naar huis te gaan en verdwijnt. In de film zit hij bovenin de garage en ziet de reacties van zijn familieleden. Om het verhaal inhoud te geven wordt er veel teruggekeken. De ontluikende romance, de geboorte van de dochters en de bezigheden van zijn vrouw komen aan de orde. Alles wordt becommentarieerd door Howard Wakefield. Tevens neemt hij de kijker mee naar de herinneringen en gedachten die bij hem naar boven komen. Door het raam kijkt hij naar zijn verleden en ziet hij ook zijn eventuele toekomst.

Feelgood met beperkingen

Wakefield is een film waarin Bryan Cranston in elke scène aanwezig is. De rol van echtgenote, gespeeld door Jennifer Gardner, is klein, de dochters zijn pubers zonder problemen. Het is zeker geen saaie film, maar wel een verhaal met beperkingen. Voor de kijker is de uitkomst van de film namelijk weinig verrassend, het open einde zelfs wat teleurstellend. Swicord heeft met een herkenbaar thema vooral een feelgood movie gemaakt. Wakefield is een warme film met een goed acterende Bryan Cranston, maar mist daardoor de nodige verrassende wendingen om echt te beklijven.

Harstad - Podium
Boeken / Fictie

Wachten op de toekomst

recensie: Johan Harstad - Max, Mischa & het Tet-offensief
Harstad - Podium

Het is even doorbijten, de ruim twaalfhonderd pagina’s van Max, Mischa & het Tet-offensief, maar de aanvankelijke weerstand gaat snel voorbij. De betovering van deze coming-of-age roman over identiteit en – het zal ook eens niet – de liefde, is fenomenaal. Gewoon laten gebeuren.

‘We eroderen. Net als de plekken waar we vandaan komen,’ aldus Max Hansen, toneelschrijver en regisseur. Hij is op tournee met zijn laatste toneelstuk en brengt de nachten door in zijn auto op verschillende parkeerplaatsen. De slapeloosheid drijft hem uit zijn hotelkamer, de duisternis en de stilte brengen hem in een staat van beschouwing die een terugblik op zijn leven mogelijk maakt. ‘Ik schrijf dit voordat ik het vergeet.’

De dag begint

Max komt oorspronkelijk uit Stavanger, Noorwegen en is op puberleeftijd geëmigreerd naar de VS. Zijn linkse hippieouders kozen voor het ruime perspectief dat het land van de onbegrensde mogelijkheden hen te bieden had. Dat levert schrijver Johan Harstad (1979) zijn eerste thema op: hoe te aarden in een nieuwe, onbekende wereld die tegelijkertijd verheerlijkt en gewantrouwd wordt? De eerste zin in Max, Mischa & het Tet-offensief drukt zowel Max als de lezer direct met de neus op de feiten:

De dag begint. Niets aan te doen. Niets, door niets en niemand niet.

Het leven moet geleefd worden en dat zullen we weten ook. Max manoeuvreert zichzelf vanuit opstandigheid richting de omarming van zijn nieuwe omgeving. Hij leert Mordecai kennen, vriend voor het leven en geestverwant waar het de liefde voor het toneel betreft. Via hem komt hij in contact met de intrigerende Mischa en Max wordt hopeloos verliefd op de zeven jaar oudere kunstenares. Harstad laat zijn personages in het onderling aantrekken en afstoten de dynamiek van het samenzijn ondergaan. De verbondenheid is intens maar tegelijkertijd uiterst kwetsbaar, niet in de laatste plaats door invloeden van buitenaf.

De liefde overwint

Dwars door het verhaal van Max vlecht de schrijver de wederwaardigheden van Owen, de oom van Max. Owen, of eigenlijk Ove, is ook ooit naar de VS vertrokken en heeft zich in de jaren zeventig vrijwillig aangemeld bij het Amerikaanse leger om naar Vietnam uitgezonden te worden. Hier legt Harstad prachtige verbindingen met de jonge Max, die volledig in de ban is van de Vietnamfilm Apocalyps Now en een nogal gekleurd beeld heeft van de impact van die oorlog. De ijzersterke afwisseling tussen tragiek en welvaren wordt door de schrijver tot in het uiterste doorgevoerd, waarbij hij soms vervalt in uitweidingen en opsommingen die langer dan een paar bladzijden doorlopen. Niet vervelend; de aankleding van deze geschiedenis is overtuigend en alles lijkt op de juiste plaats te staan.

Hoe de onderlinge verhoudingen tussen Max, Mischa, Mordecai en Owen eroderen onder invloed van tijd wordt door Harstad op een magische wijze verwoord. Daarbij krijgt de buitenwereld een belangrijke rol: de Vietnamoorlog, de val van de Berlijnse Muur, de WTC-aanslagen en de verwoestende orkaan Sandy. Het vogelperspectief van de schrijver dringt diep door in de relaties die moeizaam overeind worden gehouden. Een confrontatie van belangen ligt vanzelfsprekend voor de hand.

Toch is het de liefde die in dit epos lijkt te overwinnen, met een natuurlijke bevlogenheid die ondersteund wordt door de kunsten. Harstads totaaltheater is doorspekt met scènes over de schilderkunst van Mischa, het acteren van Mordecai, de muziek van Owen en de toneelstukken van Max. Alle kunstuitingen zijn fictief, maar met een doorlopende vingerwijzing naar het belangrijkste thema van dit boek: wachten. Het ongedurige wachten dat begint in de jeugd en vervolgens niet meer ophoudt, het verlangen naar meer en beter terwijl alles ondertussen gewoon doorgaat. Er is geen houden aan: de volgende dag begint.

Muziek / Album

Hemelse klanken

recensie: Paradisia – Sound of Freedom

Bij de eerste klanken van ‘Tell Me’, het openingsnummer van het debuutalbum van Paradisia, krijg je het hemelse gevoel dat dit wat speciaals is. Sound of Freedom houdt dat bijzondere gevoel het hele album vast.

Het damestrio uit London nam het album op in Berlijn. Een bijzondere keuze om niet in de UK op te nemen, waar zoveel muziek vandaan komt. Het geluid is overigens glashelder; daar mag geen misverstand over bestaan. En misschien is dàt wel het geluid dat bij Berlijn hoort.

Magie van de samenzang

Wie op het wereldwijde web wat zoekt over deze band, komt van alles tegen wat Paradisia zo bijzonder maakt. Maar je vindt ook zaken, die Paradisia helemaal niet nodig heeft, omdat de muziek zo wonderschoon is. Een hoes met ontklede dames – van achteren gezien – op de single ‘Warpaint’ is bijvoorbeeld niet nodig om luisteraars naar deze muziek te lokken.

Het meest opvallende nummer van het album Sound of Freedom is ongetwijfeld een heel bijzondere uitvoering van Bruce Springsteen’s ‘Dancing in the Dark’. Als je deze uitvoering gehoord hebt, denk je voortaan aan deze dames als je Springsteen’s hit op de radio hoort. Het is een gedurfde cover in een fraai nieuw damesjasje, dat heel goed naast de mega-hit van de Amerikaanse rocker kan bestaan. Paradisia verschuilt zich allerminst in de schaduw van deze grootheid, maar geeft Springsteen een folk-pop-podium voor zijn mooie compositie. Zo mooi, dat je bij de eerste tonen helemaal niet in de gaten hebt dat je naar deze bekende hit luistert. Maar zodra ze gaan zingen kan je niet meer om de tekst heen, die iedere muziekliefhebber zal herkennen. Hier bewijzen de dames opnieuw dat hun kracht ligt in de samenzang van hun stemmen, die magie voortbrengen als ze samenklinken.

Muzikaal verwennen

Paradisia bestaat uit Sophie-Rose Harper, Anna Pesquidous en Kristy Buglass. Sophie-Rose en Kristy verzorgen de vocalen. Kristy speelt toetsen en de bijzondere harpklanken worden gemaakt door Anna. Het zijn de samenzang en de harpgeluiden, die het hart van Paradisia vormen en voor aantrekkingskracht zorgen. Dat het geluid van het album zijn wortels heeft in de jaren zeventig zal niemand deren. In plaats van gedateerd klinkt het eerder vertrouwd.

Paradisia wordt door de collega-muzikanten opgemerkt, ondanks dat ze pas startende sterren zijn. Ze stonden al in het voorprogramma van Laura Mvula, Tom Jones, Bruce Springsteen, Paolo Nutini en Birdy. Ondertussen zijn ze al geboekt door Carole King, Imany en Michael Kiwanuka. Dat is meteen een fraaie lijst van aanbeveling.

Met bovenstaande lijkt het dan ook geen vergezochte aanname dat Paradisia een mooie toekomst tegemoet gaat. Het kan haast niet anders of Sound of Freedom vindt zijn weg moeiteloos naar de muziekliefhebber van kwaliteitsmuziek. Paradisia zal je oren strelen, verwarmen en verwennen.

Boeken / Non-fictie

Nzume schrijft menselijk, relativerend en toegankelijk

recensie: Anousha Nzume - Hallo witte mensen

‘Een product uit het giffabriekje dat identiteitspolitiek heet,’ oordeelde Elma Drayer in haar column in de Volkskrant over Anousha Nzume’s Hallo witte mensen. Een raar verwijt: dit boek is niet perfect, maar een dergelijk product is het niet.

Veel mensen gaan al steigeren zodra ze woorden als ‘culturele toe-eigening’ en ‘wit privilege’ horen. En het klopt dat tot er discussies over identiteit en etniciteit gevoerd worden die niet boven de privébesognes van de deelnemers uitstijgen. Maar zo’n boek is Hallo witte mensen van Anousha Nzume overduidelijk niet: Nzume grondt wat ze zegt duidelijk in discussies over macht en ongelijkheid tussen bevolkingsgroepen van verschillende etnische achtergronden. Er is dus geen sprake van particulier ‘geneuzel’, van ‘geklaag’ van iemand die zich achtergesteld voelt en daarom via een boek haar ‘gelijk’ probeert te halen.

Cruciale bijdrage

Hallo witte mensen is een cruciale bijdrage aan het publieke debat en de discussie over diversiteit en de omgang met verschil en pluraliteit in onze samenleving. Als witte Nederlander hoef je het niet met alles eens te zijn wat Nzume in Hallo witte mensen schrijft, maar te vaak blijkt dat niet eens over de basisaannamen overeenstemming bestaat. Hierdoor ontaardt elke discussie in een scheldpartij en lijkt iedereen aanstoot aan elkaar te nemen, in plaats van tot begrip en inzicht te komen. Dit is absurd. Een aantal historische feiten valt niet te ontkennen: dat Nederland honderden jaren lang een groot overzees rijk heeft gehad, dat ons land actief bij de slavenhandel betrokken was, dat ter legitimatie van deze ondernemingen allerlei racistische representaties van de zogenaamd inferieure ‘niet-witte’ gemobiliseerd werden. En dat deze processen nog steeds na-ebben, en niet in een paar decennia totaal verouderd zijn geworden.

Waar Nzume toe oproept, en met haar vele activisten, academici en anderen, waarvan een aantal hun opwachting maakt in Hallo witte mensen, is een zekere zelfreflexiviteit, een bewustzijn van ieders positie. Wie wij zijn en, belangrijker, hoe anderen ons zien, wordt voor een niet onaanzienlijk deel bepaald door hoe we eruitzien: man/vrouw is zo’n tweestelling, net als arm/oud en klein/groot. Ook zaken die in eerste instantie niks te maken hebben met ons uiterlijk, zoals rijkdom en seksualiteit, kunnen vaak afgelezen worden aan bijvoorbeeld iemands kleding en spraak. Over dit alles, zegt Nzume al vroeg in het boek, gaat Hallo witte mensen: dit boek gaat expliciet over kleur. Dus in plaats van te ontkennen dat iemands identiteit zich langs meerdere assen vormt, licht Nzume één zo’n as uit.

Toon

Het probleem met Hallo witte mensen is dus niet de insteek die het boek heeft, maar de toon waarop Nzume haar inzichten aanreikt. Al in de titel spreekt ze haar lezers direct aan, en dat blijft ze het hele boek doen. Vaak worden paragrafen of secties aan elkaar verbonden door frases als ‘je zult het nu wel doorhebben…’ of ‘Wat nu, lieve witte mensen?’ Ze houdt de afstand tussen tekst en lezer zo klein mogelijk. Aan de ene kant voorkomt ze zo dat Hallo witte mensen een droog academisch traktaat wordt, aan de andere kant bestaat het gevaar dat de vertelstem tot een imaginaire (witte) lezer spreekt, waardoor niemand zich echt aangesproken voelt. ‘Maar dit ken ik al,’ kan een lezer denken. ‘Ik ben mij al van deze dingen bewust.’ Onbedoeld creëert Nzume zo een vluchtweg.

Toch lijkt het alsof deze vertelstem soms de toegankelijkheid van de tekst in de weg zit. Nzume legt over het algemeen helder uit en is vooral op dreef tijdens anekdotes en illustraties van de meer theoretische begrippen. Deze verhalen zijn vaak plaatsvervangend beschamend of onbedoeld grappig. Ze tonen gestuntel, ook van Nzume zelf en zijn daardoor menselijk, relativerend en toegankelijk. Vooruitgang komt niet op een wit paard, maar komt juist door dat vallen en opstaan, door met elkaar te praten over grieven en obstakels. Op zulke momenten maakt Nzume het beste pleidooi voor haar zaak.

Jhumpa Lahiri -Atlas Contact
Boeken / Non-fictie

De auteur is het boek

recensie: Jhumpa Lahiri - De kleren van het boek
Jhumpa Lahiri -Atlas Contact

Pulitzerprijs-winnares Jhumpa Lahiri geeft in 2015 een lezing over haar bijzondere verhouding met het uiterlijk van boeken in het algemeen en dat van haar eigen boeken in het bijzonder. In De kleren van het boek is deze kritische overdenking op papier gezet.

Voor een schrijver moet het een vreemde gewaarwording zijn: je bent jarenlang bezig je nieuwste spruit het levenslicht te laten zien, een intensief proces van scheppen en schaven, en als jouw woorden in boekvorm worden gepresenteerd, komt de verpakking opeens als een verrassing uit de lucht vallen. Het boekomslag blijft een discutabele aangelegenheid waarover de meningen uiteen blijven lopen. Dat gegeven heeft Lahiri aangegrepen om haar persoonlijke visie op papier te zetten. Resultaat: een nogal eenzijdige verhandeling over hoe een boek eruit zou moeten zien.

Familieband

Als het boek het geestelijk eigendom is van de schrijver, kan het omslag onmogelijk ‘ingekleurd’ worden door iemand anders. Dat is kortweg de mening van Lahiri. ‘Ook al bestaat het omslag om mijn woorden te beschermen, zodra het eraan komt, en een brug vormt tussen mij en de lezers, voel ik me kwetsbaar’. De schrijver heeft zelf, zo blijkt, geen enkele invloed op het omslagontwerp van haar boeken, wat nogal vreemd is omdat vrijwel iedere auteur in de hedendaagse boekenwereld een vinger in de pap krijgt als het om de uiterlijke vorm gaat. Er zijn schrijvers die de volledige regie opeisen, schrijvers die verlangens en suggesties aandragen en schrijvers die de uitgever en ontwerper geheel de vrije hand laten. De lijdzaamheid van Lahiri, uitmondend in een klagende opstandigheid, zorgt voor een sterk overtrokken weergave van de werkelijkheid.

Een lelijk omslag voelt als een vijand, onuitstaanbaar.

Wat wil deze bestellerauteur dan wel? Als voorbeeld laat ze de eerste druk van A room of one’s own (1929) van Virginia Woolf zien. Het omslag is ontworpen en getekend door kunstenares Vanessa Bell, zuster van de schrijfster. Hier is voor Lahiri duidelijk dat de familieband zorgt voor een zogenaamde ‘optische echo’: Bell kent Woolf door en door, kent haar werk en heeft er veel waardering voor, dus is een omslag van de hand van Bell bij voorbaat al een succes. Deze absurde conclusie wordt deels onderuit gehaald door de geschiedenis: Vanessa Bell blijkt A room of one’s own nooit gelezen te hebben.

Zelfportret

Nog een voorkeur van Lahiri: boekomslagen die behoren tot een reeks. Ze vergelijkt dat met de onderscheidende schooluniformen in het India van haar jeugd. Die sobere en krachtige herkenbaarheid is wat het boek ook zou moeten hebben, een sterke identiteit maar verder voornamelijk anoniem. Nog radicaler wordt het als ze voorstelt het omslag geheel weg te laten, zoals gebruikelijk was bij oude bibliotheekboeken. Een boek met een kartonnen kaft waarop alleen titel en auteursnaam staan, dat is de meest ideale situatie waarbij het boek – de woorden van de schrijver – zonder verstoring van enig beeld de lezer kan bereiken.

Het is duidelijk dat Jhumpa Lahiri moeilijk te pleasen is met de omslagen van haar boeken. Dat blijkt het belangrijkste criterium te zijn: het omslag dient de schrijver te behagen. In deze geforceerde aanklacht – lezing en essay ineen – gaat ze volledig voorbij aan de positie van het boek als product in de boekhandel, aan de functie en werking van de uitgeverij als handelshuis én aan de kennis en kunde van de ontwerper. Ze suggereert tot slot nog een schilderij van Matisse of Morandi op haar omslagen te zetten, want ‘ik herken mezelf in de abstracte blik’. Dan volgt de fraaiste oplossing: een portretfoto van de schrijver zelf, zoals op de Nederlandse uitgave van haar bundel In other words is gebeurd. Niet uit ijdelheid, echt niet, maar toch: ‘Uiteindelijk is de auteur het boek. Beter een foto van mijzelf dan een of andere irritante, irrelevante afbeelding’.

Muziek / Reportage
special: Zondag

Down The Rabbit Hole

Zondag, de laatste festivaldag is aangebroken. Deze editie heeft het publiek het geluk gehad dat het, in tegenstelling tot vorig jaar, aardig droog gebleven is. Geen modderpoelen en plassen water, maar een lekkere temperatuur met hier en daar een zonnetje. Op de laatste dag staan onder andere Xavier Rudd, Maggie Rogers en Oscar and the Wolf op het programma.

Om 10 uur ’s ochtends is het terrein al open voor bezoek: bij Tramontana is er yoga en in het bos bij de Bos Bios vind je De Burcht. Voor velen is het deze ochtend wederom in eerste instantie een rechte lijn naar een van de koffietentjes op het terrein. Met een cappuccino met dubbele shots espresso begeven we ons naar het Vurige Veld waar om 11:00 uur pianist Joep Beving geprogrammeerd staat. Het blijkt alles te zijn wat deze brakke ochtend nodig heeft: intense pianogeluiden die het veldje vullen waar mensen langzaam maar zeker wakker worden. Binnen no time is het veld helemaal gevuld met dromers. Er worden aardig wat tranen weggepinkt: Joep geeft aan dat het fijner werkt wanneer er niet na ieder nummer geklapt wordt. Daar houdt het publiek zich netjes aan en dat werkt ontzettend goed. Hierdoor is het optreden nóg intenser dan normaal: de klanken van onder andere ‘Sleeping Lotus’ (over zijn slapende dochter) en ‘Hanging D’ dringen diep binnen. Bijzonder en prachtig tegelijk.

Wonder boven wonder is het energielevel weer aangevuld na dit speciale optreden. Dat is ook wel nodig voor de show van Maggie Rogers. Je kent haar misschien wel van het YouTube-nummer Alaska, waar Pharrell helemaal gek op was. Uiteindelijk werd dit nummer een echte hit, hierdoor zijn de verwachtingen hooggespannen. Maar Maggie weet iedere verwachting te vervullen met haar aanstekelijke 80s pop. Hoewel je af en toe merkt dat ze licht nerveus is (wat niet gek is gezien het feit dat dit nog maar haar derde festivalshow is) zet de jonge zangeres uit Amerika een hele fijne begin-van-de-middag show neer. De heupen komen weer een beetje los en het knikken van de hoofden kan weer beginnen: Maggie knalt en blaast de Teddy Widder omver. Dat had ze zelf ook niet helemaal verwacht, te horen aan haar verbaasde dankwoord aan het eind. Om even flink los te gaan staat vervolgens Temples geprogrammeerd in de Hotot: een throwback naar de jaren 70 in muziek en looks. De synths zijn een welkome verrassing deze middag en laten niet alleen de hoofden knikken, maar ook de voetjes van de vloer gaan. Het optreden is lekker hard, een stuk harder dan we van de Britse mannen gewend zijn, maar is na een aantal tracks ook genoeg. Het blijft een beetje voortkabbelen zonder echte uitschieters.

In de Hotot staat Milky Chance even later op de planken: toegankelijke gitaarmuziek met prachtig mondharmonicawerk. Het geheel is niet ontzettend spannend, maar werkt wel goed voor dit tijdstip op deze dag. Hitje ‘Stolen Dance’ is de absolute topper van de show: tot ver achterin de grootste tent van het festival wordt er meegejoeld en gedanst. Dat is meer dan verdiend voor de sympathieke muzikanten. Ook Xavier Rudd krijgt de nodige schouderklopjes wanneer het gaat om sympathie. De goedlachse hippie betovert het publiek met zijn didgeridoo en rauwe stem. Dat de zanger uit Australië van alles wat leeft op de aarde houdt is niet onbekend: de lyrics van zijn tracks, van onder andere ‘Mother Earth’, zeggen genoeg. Xavier heeft het publiek goed onder zijn duim, wat blijkt uit het vele geklap en gejuich. ‘Follow The Sun’ mag natuurlijk niet ontbreken en laat zowel de aanwezigen als de zanger met een grote glimlach achter.

Nog met de meezingers en een positieve vibe in ons lichaam is het tijd voor Warpaint. Warpaint stond een aantal jaren geleden al op een editie van DTRH in de grootste tent. Vandaag staan ze in een kleinere tent, wat wellicht iets beter past bij de band en het aanwezige publiek. Het gekke is dat zelfs nu de Teddy Widder niet volstaat terwijl Warpaint een aardig strakke liveshow weet te bieden. Het optreden is een stuk dansbaarder dan eerder, wat we ook terughoren in de nieuwere songs. Toch weet Warpaint nergens te raken: of het aan de valse noten hier en daar ligt of aan het feit dat de show ervoor van Xavier Rudd een totaal ander gevoel uitdroeg, geen idee.

Oscar and the Wolf is dé afsluiter van het festival. Natuurlijk zijn de heren van de Belgische band de laatste jaren als een speer gegaan, toch voelt het niet als een waardige afsluiter van een festivalweekend. Frontman Max Colombie lijkt meer dan ooit weer te geven dat het ‘zijn’ band is door in zijn eentje voor een grote LED-kooi te staan waarin de rest van de bandleden zijn verstopt. Toegegeven: de band heeft letterlijk niets thuisgelaten om een feestje te bouwen en dat is fijn. Denk aan confetti, gouden kettingen en excentrieke dansjes. Het is bizar om te zien hoe snel de band gegroeid is tot waar ze nu staan. De tent gaat compleet los: ‘Strange Entity’ is zonder twijfel het hoogtepunt van de avond. Oscar and the Wolf weet de festivalganger prima te bekoren, maar een échte afsluiter van het grootste podium van DTRH is het niet. Daarvoor hebben we de trucjes van Colombie inmiddels al te vaak gezien.

De echte diehards kunnen nog een nachtje doorhalen op het festivalterrein, hoewel veel mensen besluiten om na de slotact naar huis te gaan. Down The Rabbit Hole 2017 is er zeker een voor in de boeken, hoewel het niet de beste editie aller tijden is geweest. Laat het festival vooral klein en sfeervol in plaats van te neigen naar meer ruimte, meer publiek en meer nadruk op elektronische acts. Daar hebben we grote broer Lowlands immers al voor.

Kunst / Expo binnenland

De mens centraal

recensie: Herman Gordijn | Het niet-perfecte is perfect

‘Geniaal schilder, geestig observator, scherp inzicht’ stond in een rouwadvertentie van enkele vrienden na het overlijden van Herman Gordijn op 25 mei jl. en: ‘Het niet-perfecte was perfect’ in die van Museum MORE in Gorssel, het grootste museum voor modern realisme, gehuisvest in het oude gemeentehuis met aanbouw van Hans van Heeswijk.
De tijd is rijp om verder te kijken dan naar wat lang voornamelijk als schokkende en provocerende kunst werd beschouwd. De grote overzichtstentoonstelling op de bovenste verdieping van het museum in Gorssel, die na Gordijns overlijden plotseling ook een eerbetoon werd, biedt die kans.

Rimmel, 1973 Museum-de-Lakenhal, Leiden

Natuurlijk: op een tekening als Meisje met pukkel gaf Gordijn onbarmhartig ook nog eens weer dat zij behoorlijk scheel was. Maar op het gelijknamige, vijftig jaar later geschilderde tafereel met dezelfde afbeelding is het loensen al barmhartiger en minder nadrukkelijk afgebeeld. Natuurlijk: op de ets Begrafenis staat in het midden van de kistdragers een vrouw met een gezicht à la Quinten Massys Portret van een groteske oude vrouw, maar haar gelaatstrekken zijn op het gelijknamige schilderij van hetzelfde tafereel dat drie jaar later ontstond, al heel wat gladder gestreken.
Zo herneemt Gordijn wel vaker vele jaren later bepaalde thema’s die met het vorderen der jaren milder worden uitgevoerd.

Herman Gordijn, Koorddansers, 2012-2014, Particuliere collectie

Geniaal schilder en geestig observator

Maar kijk eens naar bijvoorbeeld Diabolo (1971) met een vrouw die ietwat uit het lood staat, zoals Gordijn ze wel vaker schilderde, en met een prachtig spel tussen horizontale en verticale lijnen en een schitterende kleurwerking. Geniaal, inderdaad.
Iets soortgelijks treffen we ook aan op de tekeningen waarvoor curator Yvette van der Zande gelukkig veel plaats heeft ingeruimd. Neem Steltlopen (1963) met eenzelfde soort spel tussen de verticale stelten, lantaarnpalen en gevelpartij en de diagonale schaduwen met als synthese het patroon van de straatstenen en als detail de ronding van een melkfles voor een deur. Geestig observator, ja zeker.

Hoer C, 2013, particuliere collectie

Scherp inzicht

Als aandachtig kijker heb je daarbij genoeg aan louter de titels van de werken – een verademing en een terechte keuze die Gordijn recht doet. Iedereen die naar doeken kijkt met titels als Amstel (1996) of Kinderwagen I en II (2000 en 2002) weet genoeg en het zou een spoiler zijn om de betekenis hier weg te geven. De conclusie dat Gordijn een scherp, menselijk inzicht had, is voldoende.
Namen lijken er bij hem vaak ook niet toe te doen, maar wie in de vitrines in het midden van de bovenzalen een foto van Lida Polak of Mona Monte (een model op de Gerrit Rietveld Academie, waar Gordijn doceerde) heeft gezien, herkent ze op zijn werk. Net zo goed als je op Hoer (2013) Arnon Grunberg herkent, of in de oude vrouw op Amnesie (2009) een oude vrouw van Rembrandt en in Koorddansers (2012-2014) de stijl van Francis Bacon.

Mona met step, 1980

Het niet-perfecte

‘Het niet-perfecte was perfect’ – dat geldt zeker voor de mensen die Gordijn weergaf, met al hun lek en gebrek. In het werkzame leven bestaat het niet-perfecte natuurlijk ook. Zo is het jammer dat bij de inrichting van deze prachtige expositie het idee om de tekeningen op een groene tussenwand te hangen en de schilderijen op de witte muren, niet consequent volgehouden, wat jammer is, want de etsen op een witte wand vallen nu helaas wat weg, terwijl één buitenmuur helemaal leeg is gebleven.

Bij de tentoonstelling hoort zowel een informatief filmportret (productie van Plaatsmaken), waarin Gordijn stelt dat hij als kind in een sprookjeswereld terecht is gekomen waar hij nooit is uitgekomen, als een fraai uitgevoerde catalogus met mooie essays waarin statements staan als ‘Het ging hem niet om de kunst maar om de mens.’ Het lijkt haast een tweelinguitspraak van de rouwadvertentie van de familie, waarin stond: ‘Het gaat om mijn werk, niet om mij.’ De tentoonstelling in Gorssel draagt op een indrukwekkende manier aan het besef hiervan bij.

Remke Spijkers
Kunst / Expo binnenland

Een oefening in openheid van geest

recensie: ZomerExpo
Remke Spijkers

Op dit moment is in de ‘wolk’ van Museum de Fundatie in Zwolle een tentoonstelling over water te bezoeken. Het betreft een jaarlijks terugkerende zomertentoonstelling, in 2011 opgezet door de organisatie ArtWorlds. Een interessant concept waar op een zeer democratische manier, want anoniem en voor iedereen toegankelijk, een themaverkooptentoonstelling is samengesteld. De doelgroep: ‘alle kunstenaars onder het topsegment, die zoeken naar een podium en feedback op hun werk’. Het bezoeken van de ZomerExpo is daardoor, zeker voor de geoefende en wat snobistische kunstkijker, een perfecte exercitie in onbevooroordeeld kijken.

 

De thema’s van de ZomerExpo’s worden ieder jaar bewust zeer algemeen en toegankelijk gekozen, bij eerdere edities die plaatsvonden in het Gemeentemuseum in Den Haag, waren dat Liefde (2012), Aarde (2013), Licht (2014) en Woest (2015), dit jaar is dat Water. Hoe breed het thema water kan zijn blijkt uit de verschillende subthema’s: boten, golven, vochtplekken, druppels, smeltende ijsjes, emmers, flessen, zeelandschappen, corrosie, droogte. Daarnaast is er stromend water, wassend water, water als levensbehoefte, water als symbool voor melancholie… De selectie van 250 stuks, die zowel twee- als driedimensionaal zijn, is goed gehangen. Geen gemakkelijke klus met zulke uiteenlopende werken. Het is de organisatie gelukt wandjes te creëren met  een interessante synergie tussen de werken. Afzonderlijk zijn de werken op enkele uitzonderingen na helaas vaak anekdotisch en weinig origineel.

Gelijkheid in de kunst

De organisatie ArtWorlds streeft gelijkheid na en denkt in haar functioneren vanuit de kunstenaar. Zij streven naar ‘erkenning van elkaars verschillen, ‘gelijkwaardig’ zonder ‘gelijk’ te willen zijn’. Zo weten zij een podium te bieden aan kunstenaars die dat elders minder makkelijk krijgen.
Bij het bezoeken van een tentoonstelling in een museum is de liefhebber echter toch vaak op zoek naar verwondering, naar inspiratie, naar het uitzonderlijke. Kunstliefhebbers willen datgene zien dat boven het maaiveld uitsteekt. Wat de ZomerExpo, enkele uitzonderingen daargelaten, ons laat zien, is de grote massa van kunst van mindere kwaliteit. Die heeft absoluut bestaansrecht maar de vraag is of ze in een museum zou moeten hangen. Is het sociaal onwenselijk en misschien zelfs politiek incorrect om tegen gelijkheid in de kunst te zijn? Krijgen we daar uiteindelijk geen betere tentoonstellingen van?

Rosanne van der Lugt (1984), Rundergehakt, 2017, papier, glas, aluminium

Enkele werken trekken wel de aandacht en zijn het noemen waard: het intrigerend onprettig gefotografeerde portret van Remke Spijkers (1973). De getroebleerde bedruppelde kop blijkt echter een uitzondering in haar voornamelijk commercieel fotografisch oeuvre. Enigszins verfrissend is dat zij op haar website haar werk aanbiedt en voor de koper ‘formaat, vorm en materialen’ kan afstemmen op diens interieur. Overigens is de synergie van de wand waarop het portret hangt één van de sterkste uit de tentoonstelling.
Verder is het ‘flessenwerkje’, drie pentekeningen in drie flessen, van Sandra Mackus (1988) aangrijpend. Met dit naar flessenpost refererende werk doet ze een noodoproep voor verdronken vluchtelingenkinderen. Het is overigens voor slechts 350 euro te koop.
Ook het synthetische vervreemdende kinderportret ten voeten uit van Marloes Moraal (1980) is intrigerend. Kinderen horen niet zo gemaniëreerd en namaak te zijn, en dat maakt het beeld heel verontrustend.

En dan het beeld getiteld Diura van Alex ten Napel (1958) uit zijn bijzondere serie Water #1. Hierin portretteerde ten Napel jonge kinderen die slechts met kop en schouders boven het wateroppervlak uitkomen. De neutrale achtergrond benadrukt hun uitdrukkingsvolle blik, het water hun kwetsbaarheid.
Verder is het conceptuele werk van Rosanne van der Lugt (1984) zonder twijfel het meest komische en meest leerzame van de tentoonstelling. In een aan goedkope supermarktposters denkend beeld vraagt ze op pakkende wijze aandacht voor de benodigde hoeveelheid water voor het produceren van een kilogram rundergehakt, een bizar grote hoeveelheid; 15.000 liter.

De conclusie is: natuurlijk zijn we allen voor vrijheid, gelijkheid, broederschap; of het museum daar de juiste plek voor is, dat is een tweede.

Muziek / Concert

Down The Rabbit Hole

recensie: Zaterdag

De zon is vandaag een beetje verstopt, maar dat mag de pret niet drukken. De zaterdag van DTRH heeft diverse acts in petto. Zo staat Spinvis ’s middags in de Teddy Widder, is Typhoon terug van weggeweest en kun je compleet losgaan bij Nicholaas Jaar in de avond. Op naar de tweede dag van het festival!

Aan de lengte van de rij bij The Village Coffee is wel te zien dat het voor velen een heftige eerste nacht is geweest. De medewerkers van de Utrechtse koffietent werken zich in het zweet om iedereen van een bakkie pleur te voorzien om de tweede festivaldag te overleven. Met de lekkere sound van Moderat in ons achterhoofd staat de Engelse producer SOHN als eerste op het programma. De link met producer James Blake is nergens ver te vinden, hoewel de show van Chris Taylor, de man achter SOHN, net iets spannender is om naar te kijken én naar te luisteren. De langzame beats van onder andere ‘The Wheel’ geven net dat beetje energie die we nodig hebben deze middag. Wanneer track ‘Lights’ volledig verkeerd begint, geeft de producer dat met een grote lach toe en vraagt of het oké is om opnieuw beginnen. Doet een beetje denken aan die keer dat hij in Tivoli de Helling zo serieus opging in zijn eigen beats en van zijn krukje afviel. Dit soort dingen geven hem juist de persoonlijkheid die je op sommige punten in de set weleens mist.

Van de beats van SOHN naar de zwoele sound van het Vlaamse Bazart. De band heeft als voorprogramma van Oscar and the Wolf reeds vele successen geboekt. Het is dan ook duidelijk te zien en te horen dat Bazart uit dezelfde richting als Oscar and the Wolf komt: iets minder extravagant als Max Colombie maar zeker net zo losjes in de heupen. Zanger Mathieu Terryn kan de tent net zo goed opzwepen zoals Colombie dat altijd bij zijn shows doet. In de eerste paar rijen in het publiek zijn tientallen Belgen te vinden die stuk voor stuk de hits mee kunnen zingen. Ook onder de Nederlanders blijkt Bazart behoorlijk populair te zijn: bij de afsluitende hit ‘Goud’ kan niemand meer stil blijven staan. De Hotot is weliswaar iets te groot voor Bazart, maar bij gebrek aan grotere bands is het voor dit tijdstip prima.

Spinvis brengt ons in de Teddy Widder de rust die we nodig hebben. De tekstuele hoogstandjes van Erik de Jong komen enorm goed uit de verf in de op een na grootste tent van het festival. Een van de hoogtepunten komt vrij vroeg in de set: het altijd mooie ‘Ik Wil Alleen Maar Zwemmen’ wordt tot ver in de tent meegezongen. Zelfs voorbijgangers kijken de tent in en zingen wat woorden mee. De flink gevulde Teddy Widder wordt nergens teleurgesteld en zelfs hier en daar verrast: een bijzondere versie van ‘Kindje van God’ zoals we die nergens eerder hebben gehoord.

Ook Nederlandse muziek is deze editie weer goed vertegenwoordigd. Typhoon bewijst even later in de Hotot dat hij terug is van weggeweest. Waar hij twee jaar geleden ieder festival in Nederland in wist te pakken is het even stil geweest rondom de Nederlandse muzikant. En guess what: twee jaar later blijkt dat het zinderende Lobi Da Basi nog steeds een van dé anthems van het festival is. Hoewel Glenn de Randamie, de man achter Typhoon, hard bezig is met nieuw werk laat hij hier vanavond slechts één nummer van horen. Dat geeft niks, de rest staat namelijk als een huis. ‘Hemel Valt’, ‘Zandloper’, ‘Surfen’… stuk voor stuk hits waar het festivalpubliek nog lang niet klaar mee blijkt te zijn. Zonnebril op en gáán! Dat gevoel krijgen we ook bij de dansbare popmuziek van Nao, die je misschien wel kent via Disclosure. Nergens anders op het affiche van dit jaar zien we zo’n poppy verschijning en dito sound als die van Nao. En eerlijk? Dat had best meer gemogen! De Teddy Widder staat behoorlijk vol met breed grijnzende meisjes in felgekleurde outfits. Het is heel moeilijk om niet vrolijk te worden van deze Britse popzangeres.

De grote afsluiter van de zaterdagavond is Fleet Foxes. De indierockers uit Amerika nemen de proef op de som door te openen met nieuw werk van het album Crack Up dat nog maar een week uit is. Gedurfd, vooral als je als band een festivaldag mag afsluiten. Het lukt de mannen dan ook niet om de aandacht van het publiek volledig vast te houden. Waar normaal gesproken de grootste tent van DTRH aan het eind van de avond volstaat, loopt de tent nu met het nummer leger. Vreemd is dat niet: wanneer de spanning ver te zoeken is, moet je dat maar ergens anders doen. Met name het oudere werk zoals ‘He Doesn’t Know Why’ en hitje ‘White Winter Hymnal’ doen het goed. Daarom gaan waarschijnlijk veel mensen op de helft van de set naar de show van Nicholas Jaar in de Teddy Widder. Begrijpelijk, maar ook jammer dat een van de weinige headliners toch niet helemaal de juiste keuze bleek te zijn.

De sets van Nicholas Jaar en 2manydjs blijken wel de juiste keuze te zijn voor het aanwezige publiek. Mensen willen dansen en losgaan. De focus op het nachtprogramma heeft hiermee dus ook een heel nieuw publiek weten aan te trekken. Zou dat de reden zijn dat de organisatie de capaciteit van het festival heeft vergroot? Dat blijft voor nu even gissen, op naar de tent om op te laden voor de laatste dag.