Indiaantje spelen
Met INDIAAN voert het jonge talentencollectief van De Warme Winkel een sterke performance op, maar laat de politieke discussie links liggen.
INDIAAN is de nieuwe voorstelling van De Hotshop – cooler dan de Warme Winkel getiteld; een tikkeltje provocerend, de blokletters bijna pesterig. Het doet al raden dat De Hotshop zich hiermee op een thema heeft geworpen dat een wezenlijk probleem vormt in de kunst: de representatie van de Ander. Want hoewel de discussie in Nederland aanzienlijk minder speelt – we missen er de historische achtergrond waarschijnlijk voor – weten ze in Amerika al lang dat “cowboytje en indiaantje” spelen lang niet zo onschuldig is als het lijkt. Hoe beeld je de Ander uit, zonder te vervallen in suffe stereotypes of week romanticisme? Met die vraag speelt De Hotshop in INDIAAN.
De voorstelling opent met ‘Colors of the Wind’ van Disney ’s Pocahontas. Het nummer is een treffend voorbeeld van de neiging tot romantisering: de indiaan als Nobele Wilde, die nog over de kennis beschikt die ‘Wij’ al lang verloren zijn. Het is ook de variant van exotisme die allereerst door de spelers belichaamd wordt, om later onderuit te kunnen halen.
‘We zijn ook allemaal veel te wit’
In eerste instantie lijken de makers een theatrale variant van “indiaantje spelen” neer te gaan zetten. De kostuums – een mix van clichématige veren in het haar en badslippers aan de voeten – zijn geestig en de performance is sterk; al wordt de rust in het middendeel wel erg lang opgezocht. Vervolgens – wanneer de spelers uit hun rol zijn geschoten – gaat het meer neigen naar een spreekbeurt over de indianen. De ironische omkering waarin dit alles bevraagd wordt, komt pas vrij laat in de voorstelling, in een komische monoloog: ‘We zijn ook allemaal veel te wit!’ roept een van de spelers (Joke Emmers) terwijl ze haar verentooi gefrustreerd op de grond gooit, niet langer bereid om nog mee te dansen rondom een totempaal.
Ondanks de ironische bodem, hapert het ergens. Nergens wordt het echt ongemakkelijk (al is het goed te verdedigen dat dit het publiek en niet de makers te verwijten is) en wanneer de ironische bedoeling van de makers naar boven komt, ligt het er wel erg dik bovenop. ‘Dit is niet oké!’ roept Joke Emmers vele malen in haar slotmonoloog. Maar dat wisten we stiekem al, dus wat leren we precies? In een tijd dat white-washing in Hollywoodfilms en de praktijk van Zwarte Piet, heftig bediscussieerd worden, had INDIAAN een interessante toevoeging aan de discussie kunnen bieden, maar daarvoor worden nu te weinig nieuwe inzichten geleverd.