Onterechte lacune
Conservator Joost van der Hoeven vertelt hoe hij twee jaar geleden opmerkte dat er nog nooit een tentoonstelling was georganiseerd die Gauguins Martinikaanse periode als hoofdonderwerp koos. Dat leek hem en conservator Maite van Dijk een onterechte lacune. Hun voorstel om van de Martinikaanse periode van Paul Gauguin een onderzoeks- en tentoonstellingsproject te maken, en daarin ook de werken van de dertien jaar jongere Charles Laval een rol te laten spelen, werd direct omarmd door het Van Gogh Museum.
Paul Gauguin: Martinikaanse vrouwen, 1887, potlood, zwartkrijt en pastel op papier, privécollectie
Spectaculair effect
Vincent van Gogh en zijn broer Theo legden ooit de basis voor de Martinikaanse collectie van Gauguin en Laval, het Van Gogh Museum kreeg die werken later in bruikleen van hun erfgenamen. De ‘collectie Martinique’ van het museum was in 2016 echter nog onvoldoende voor een tentoonstelling over deze periode. Voor Van Dijk en Van der Hoeven begon een intensieve speurtocht naar talloze werken die zich verspreid over de wereld bevinden. Het lukte hen uiteindelijk om een aanzienlijk deel op te sporen en naar Amsterdam te halen. Daarna volgde een nieuwe uitdaging: het museum wilde de verzameling voorstudies in simpele passe partouts tussen glasplaten klemmen, op een paar meter afstand van de schilderijen. Verschillende bruikleenpartijen moesten er dus van overtuigd worden dat het nodig was hun werken voor dat doel uit de originele omlijsting te halen. Spoiler: ook dat lukte. Bezoekers kunnen de schetsen in de glazen wand en de schilderijen daarachter nu in één oogopslag zien, en elementen uit die schetsen gemakkelijk herkennen in het doek. Het geeft een spectaculair effect. Axel Rüger, directeur van het Van Gogh Museum, noemt de schetsen ‘een heel wezenlijk, integraal onderdeel van de expositie’.
Twee mandendraagsters op Martinique
Charles Laval (1861 – 1894), 1889
gouache op papier op karton, 22.2 cm x 30.4 cm
Credits: Van Gogh Museum, Amsterdam
Op zoek naar inspiratie
De eerste schilderijen van de expositie staan voor de ontluikende vriendschap tussen Gauguin en Laval: een opvallend stilleven van Gauguin waarop ook Laval is afgebeeld, en twee kleurrijke zelfportretten gemaakt op verzoek van Van Gogh. Hierna landt de bezoeker via twee grote landschappen met palmbomen op Martinique. Van der Hoeven vertelt dat de keuze voor Martinique puur toeval was. Gauguin en Laval zochten het voorjaar van 1887 een ‘primitief’, ‘exotisch’ oord waar ze nieuwe inspiratie konden opdoen. Onderweg naar een onbewoond eiland bij Panama maakten ze een tussenstop op Martinique en raakten betoverd door deze exotische plek. Toen Panama een totale deceptie bleek, besloten de kunstenaars terug te keren naar Martinique. De fascinatie met ‘het exotische’ was in deze hoogtijdagen van het Franse kolonialisme groot, maar Gauguin had ook een persoonlijk motief. In Parijs bleef de waardering voor zijn werk uit, en hij voelde de behoefte om zich te distantiëren van de impressionisten. Hij wilde een eigen stijl en techniek ontwikkelen waarmee hij zich kon onderscheiden. In een exotische omgeving, ver weg van het moderne en verstikkende Parijs, hoopte hij nieuwe motieven te vinden.
Paul Gauguin: De mangobomen, Martinique, 1887, olieverf op doek, Van Gogh Museum, Amsterdam
Nieuwe beeldtaal
Directeur Axel Rüger zegt dat Martinique voor Paul Gauguin ‘het ontwikkelen van een nieuwe beeldtaal’ betekende. Gauguin werd geïnspireerd door de ‘tropische idylle’ waarin hij porteuses, vrouwen die met kilo’s fruit op hun hoofd van plantages naar de havens lopen, als hoofdonderwerp koos. Hij raakte betoverd door hun gracieuze bewegingen en kleurrijke jurken, zo is in zijn brieven te lezen. Op Martinique vond Gauguin de nieuwe stijl waar hij zo naar op zoek was. Kenmerkend daarin is het gebruik van warme kleuren met veel tinten groen en paars, rood en roze, en het gebruik van abstracte vlakken die samen een landschap vormen. De mangobomen, Martinique is volgens Rüger ‘zijn beste schilderij’. In de exotische voorstelling van een boomgaard plukken drie porteuses mango’s en papaya’s. Verschillende tinten groen en blauwpaars, afgewisseld met okergeel en feloranje, zorgen voor een tropisch effect. Tijdens de press preview wordt Martinikaanse vrouwen, een voorstudie met potlood, zwart krijt en pastel, voor het eerst herenigd met De mangobomen, Martinique. Vincent en zijn broer Theo kochten De mangobomen, Martinique direct na terugkeer van Gauguin uit Martinique. Ze waren overdonderd door het doek en betaalden er 400 francs voor, hun duurste aankoop ooit. Het doek kwam boven de bank van Vincents appartement in Parijs te hangen. Theo werd Gauguins belangrijkste handelaar en speelde een grote rol in zijn uiteindelijke succes als kunstenaar.
Schril contrast
De mangobomen, Martinique geeft de indruk van een lome middag waarin de vrouwen op hun gemakje fruit plukken. De werkelijkheid is anders. Hoewel de slavernij inmiddels was afgeschaft, was er nog steeds sprake van dwangarbeid en moesten de vrouwen keihard werken. Ze droegen tot wel vijftig kilo fruit op hun hoofd en waren op hun dertigste al totaal versleten. Maar Gauguin zag de vrouwen puur als decoratief object, als iets prachtigs wat hij zo goed mogelijk wilde vastleggen. Ook de bomen op het doek, opvallend gelijkmatig rondom de vrouwen gepositioneerd, hebben een decoratieve functie. Gauguin schilderde ‘naar de verbeelding’: de voorstellingen zijn imaginair, dus subjectief. Dit aspect vormt de keerzijde van deze werken: de realiteit van het kolonialisme en racisme blijft bij Gauguin en Laval totaal buiten beeld.
Een ander perspectief
Het Van Gogh Museum vindt het belangrijk ook deze keerzijde te belichten, en wil een perspectief stellen tegenover de imaginaire ongecompliceerde ‘idylle’. Hedendaags Martinikaans kunstenaar Jean-François Boclé (1971) is daarom uitgenodigd om zijn visie op de kunst van Gauguin en Laval uit te beelden. In een klein zaaltje is Boclé’s installatie te zien. Vijf ventilatoren aan de muur draaien luid brommend heen en weer, linten die aan de rasters zijn bevestigd wapperen in het rond. De linten in groen, zwart en rood staan symbool voor de Martinikaanse vrijheidsbeweging, de andere kleuren voor de kolonisten. Zijn installatie weerspiegelt de orkanen die gekoloniseerde gebieden hebben moeten weerstaan – letterlijk en figuurlijk. ‘But a hurricane is not negative, power gives us reason’, stelt Boclé. Gauguin heeft een obsessie met mango’s, vindt hij. Boclé interpreteert Gauguins geschilderde mango’s als metafoor voor de vrouw. ‘But a fruit is something you can eat’, zegt Boclé ontstemd.
Paul Gauguin: Aan de oever van de rivier, Martinique, 1887 olieverf op doek, Van Gogh Museum, Amsterdam
Mixen en matchen
Terug naar de werken van Gauguin en Laval. In hun kleurrijke doeken is een duidelijke ontwikkeling te zien. Gauguin maakte in Aan de oever van de rivier voor het eerst een platte compositie met kleurvlakken zonder diepte. Mogelijk liet hij zich hierbij inspireren door Japans houtsnijwerk. Zijn schilderij Landschap op Martinique is een persoonlijke interpretatie met ritmische penseelstreken, zowel rechte als schuine. Gauguin hield van mixen en matchen: de voorstudies tonen dat hij zijn schilderijen samenstelde uit onderdelen van schetsen en eerdere schilderijen. Zijn Martinikaanse werk is ‘als pars pro toto te beschouwen voor zijn gehele latere oeuvre’ waarin hij elementen blijft combineren, aldus Van der Hoeven. Lavals absolute meesterwerk is eveneens Landschap op Martinique getiteld, een voorstelling met platte vlakken, schitterende pasteltinten en fantasierijke wolkpartijen boven een bergrug.
Charles Laval: Landschap op Martinique
olieverf op doek, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Baanbrekende ontdekking
Vanwege de vooruitstrevendheid ervan werd lang aangenomen dat Laval dit werk pas achteraf schilderde, als herinnering. Dit strookt met de overtuiging dat Laval een volgeling was van Gauguin en past later eenzelfde ontwikkeling doormaakte. Dankzij hun reis naar Martinique weten conservatoren Maite van Dijk en Joost van der Hoeven inmiddels beter. Van veel schilderijen achterhalen ze op Martinique de locatie, doordat ze patronen uit de doeken letterlijk herkennen in het landschap. Ze doen er ook een baanbrekende ontdekking: Lavals Landschap op Martinique blijkt zodanig te kloppen met de werkelijkheid, dat hij dit doek ter plekke gemaakt moet hebben. Van Dijk: ‘Alle elementen klopten. We zagen de afstand tot de bergen, die klopte, het pad klopte ook precies. In zijn abstrahering ging hij nog verder dan Gauguin, het is zo vooruitstrevend. Experts die eerder het tegendeel beweerden, gaan hierin met ons mee.’ Laval kan nu definitief op gelijke hoogte worden gesteld als Gauguin. Er was geen sprake van eenrichtingsverkeer, maar van een artistieke dialoog.
Kunsthistorisch beginpunt
Met Gauguin & Laval op Martinique biedt het Van Gogh Museum iets unieks. Niet alleen wordt de Martinikaanse periode en de betekenis daarvan inzichtelijk, ook leert het grote publiek Charles Laval kennen. Bovendien is het ontwerp van de expositie fris en goed doordacht. De auberginekleur op muren en pilaren past perfect bij het kleurenpalet van de schilderijen. De voorstudies in glazen wanden stellen publiek én experts in staat om de schilderijen en tekeningen voor het eerst in context met elkaar te vergelijken. De expositie is kunsthistorisch gezien dan ook nog maar het beginpunt van verder onderzoek naar Gauguin en vooral Laval. Een diavoorstelling met zwartwit foto’s van Martinique, diverse Martinikaanse sculpturen van Gauguin en een kabinet met door hem beschilderd houtsnijwerk completeert het verhaal. Iedere Gauguin-fanaat, geïnteresseerde in Van Goghs tijdgenoten, en liefhebber van beeldende kunst komt hier volop aan zijn trekken.