Tag Archief van: landscape

Heinz Mack, Mechanisches Ballett, 1966-2015 Installatie spiegels, hout, verf, motoren, geluid, licht 500 x 5,75 x 4,20 cm en 37 x 58,5 x 51 cm Collectie kunstenaar Foto Archiv Heinz Mack / VG Bild-Kunst, Bonn 2018
Kunst / Expo binnenland

Kijkervaringen en fotografiefeestjes in de Kunsthal

recensie: Recensie: Actie Reactie - 100 jaar kinetische kunst
Heinz Mack, Mechanisches Ballett, 1966-2015 Installatie spiegels, hout, verf, motoren, geluid, licht 500 x 5,75 x 4,20 cm en 37 x 58,5 x 51 cm Collectie kunstenaar Foto Archiv Heinz Mack / VG Bild-Kunst, Bonn 2018

Sta je nog steeds hyperactief te joelen als je een regenboog ziet, of je regelmatig te vergapen aan ‘glow in the dark’ sterren? Waarschijnlijk ben je dan ook zwaar onder de indruk van Actie <-> Reactie, nog tot twintig januari 2019 te bezichtigen in de Kunsthal.

De tentoonstelling presenteert een overzicht van kinetische kunst van het begin van de twintigste eeuw tot nu en neemt als zwaartepunt de menselijke waarneming. Geen droge feitjes over de werking van ogen en het brein, maar wel ingebed in de kunstgeschiedenis. Voor die context moet je alleen goed opletten: in een onderdompelende kijkervaring gaat zoiets gemakkelijk verloren.

Alexander Calder, Untitled, 1963 Mobile 152,4 x 182,8 x 76,2 cm © Fondation Gandur pour l’Art, Genève Foto Sandra Pointet

Alexander Calder, Untitled, 1963 Mobile 152,4 x 182,8 x 76,2 cm © Fondation Gandur pour l’Art, Genève Foto Sandra Pointet

Wereldprimeur

Meteen bij het betreden van de tentoonstelling wordt de aandacht getrokken door draaiende spiegels in een spiegelende ruimte. Het is het Mechanisches Ballet (1963) van Heinz Mack, groots aangekondigd als ‘wereldprimeur’ omdat het werk hiervoor alleen nog maar als model bestond. Mensen gaan vlakbij het kunstwerk staan en bespieden gemakkelijk de andere bezoekers. Kinderen wijzen met open mond naar alle reflecties. Je zou haast vergeten dat er naast het werk nog een introductietekst hangt. Daarin worden een aantal leidende thema’s in de tentoonstelling – licht, beweging, ritme en structuur – aangekondigd. De thema’s komen terug in de zaalteksten, niet bij elk werk afzonderlijk.

Ervaring en verklaring

De tentoonstelling begint na Mechanisches Ballet chronologisch met een aantal wegbereiders en vroege beoefenaars van kinetische kunst. Onder hen is bijvoorbeeld Frank Kupka, die een ronddraaiend meisje afbeeldt op een volledig abstract werk. Alleen kleuren en vormen verwijzen nog naar een draaibeweging.

Christian Megert, Environment Documenta 4, 1968 Spiegels, hout, acryl, vilt 400 x 400 x 400 cm Collectie Christian & Franziska Megert Foto Peter Lengemann

Christian Megert, Environment Documenta 4, 1968 Spiegels, hout, acryl, vilt 400 x 400 x 400 cm Collectie Christian & Franziska Megert Foto Peter Lengemann

Kupka’s werk is statisch en suggereert beweging, maar algauw verschuift de aandacht naar kunst die echt beweegt. Opvallend in één van de eerste zalen is een mobiel (Sans Titre, 1963) van Alexander Calder. Het werk doet denken aan een ranke groep vogels in de lucht en is hoog opgehangen. Onderdelen van de mobiel draaien aan hun draadjes en de schaduwwerking op de vloer is bijzonder. Ook al wordt die werking verstoord door de licht(flits)gevende werken van François Morrelet en Dan Flavin om de hoek. Maar ach, je kunt het licht in Morrelet’s werk zelf bedienen en die speelmogelijkheid maakt een hoop goed.

Licht en verbinding

Licht speelt een grote rol in veel van de werken, zo is er een ruimte waarin een kunstenaar heeft geprobeerd bezoekers in een ‘monochrome realiteit’ te laten wandelen. Eerst kom je in een blauwe kamer, daarna in een rode en als laatste in een groene. De wanden zijn op elke plek even sterk verlicht en dat zorgt voor verwarring. Zoiets zag je misschien nog nooit! Die gedachte komt helaas bij veel bezoekers op, want het is een waar fotografiefeestje.

Christian Megert’s spiegelkamer blijkt ook instagramwaardig. Omdat plafond, vloer en alle zijwanden reflecteren ontstaat er een Droste-effect. Veel bezoekers gaan op de vloer liggen om foto’s te maken. Het kan een bron van ergernis zijn, maar zorgt ook voor verbinding, gesprekken en gezamenlijke poses.

Hans Haacke, Blaues Segel, 1964-1965 Blauw zijde, nylon draad, ventilator 275 x 275 cm Collectie FRAC Grand Large – Hauts-de-France, Duinkerke Foto Wolfgang Neeb

Hans Haacke, Blaues Segel, 1964-1965 Blauw zijde, nylon draad, ventilator 275 x 275 cm Collectie FRAC Grand Large – Hauts-de-France, Duinkerke Foto Wolfgang Neeb

De schoonheid van het alledaagse

Soms is de interactie met anderen minder prominent. Blaues Segel (1964-1965) van Hans Haacke kun je heel goed alleen ervaren. Een ventilator staat op de grond, daarboven is een blauw doek gespannen en met nauwelijks waarneembare draadjes vastgemaakt aan de wanden. Het doek golft en rimpelt en daar gaat een grote schoonheid van uit. Gewoon veroorzaakt door huis-tuin-en-keuken-objecten, die overigens best veel lawaai maken.

Zo beweegt, leeft en lawaait de gehele tentoonstelling. En door die hele ervaring (en de hordes kinderen en selfiesticks op drukke dagen) raakt het kunsthistorische verhaal op de achtergrond. Is dat erg? Nou, nee. Niet wanneer het uitgangspunt van de tentoonstelling de kijker is. Bovendien, als die kijker in het dagelijks leven alleen stilstaat bij regenbogen, is Actie <-> Reactie dé stap naar meer verwondering. Is dat niet fantastisch?

Heinz Mack, Mechanisches Ballett, 1966-2015 Installatie spiegels, hout, verf, motoren, geluid, licht 500 x 5,75 x 4,20 cm en 37 x 58,5 x 51 cm Collectie kunstenaar Foto Archiv Heinz Mack / VG Bild-Kunst, Bonn 2018
Kunst / Expo binnenland

Kijkervaringen en fotografiefeestjes in de Kunsthal

recensie: Recensie: Actie Reactie - 100 jaar kinetische kunst
Heinz Mack, Mechanisches Ballett, 1966-2015 Installatie spiegels, hout, verf, motoren, geluid, licht 500 x 5,75 x 4,20 cm en 37 x 58,5 x 51 cm Collectie kunstenaar Foto Archiv Heinz Mack / VG Bild-Kunst, Bonn 2018

Sta je nog steeds hyperactief te joelen als je een regenboog ziet, of je regelmatig te vergapen aan ‘glow in the dark’ sterren? Waarschijnlijk ben je dan ook zwaar onder de indruk van Actie <-> Reactie, nog tot twintig januari 2019 te bezichtigen in de Kunsthal.

De tentoonstelling presenteert een overzicht van kinetische kunst van het begin van de twintigste eeuw tot nu en neemt als zwaartepunt de menselijke waarneming. Geen droge feitjes over de werking van ogen en het brein, maar wel ingebed in de kunstgeschiedenis. Voor die context moet je alleen goed opletten: in een onderdompelende kijkervaring gaat zoiets gemakkelijk verloren.

Alexander Calder, Untitled, 1963 Mobile 152,4 x 182,8 x 76,2 cm © Fondation Gandur pour l’Art, Genève Foto Sandra Pointet

Alexander Calder, Untitled, 1963 Mobile 152,4 x 182,8 x 76,2 cm © Fondation Gandur pour l’Art, Genève Foto Sandra Pointet

Wereldprimeur

Meteen bij het betreden van de tentoonstelling wordt de aandacht getrokken door draaiende spiegels in een spiegelende ruimte. Het is het Mechanisches Ballet (1963) van Heinz Mack, groots aangekondigd als ‘wereldprimeur’ omdat het werk hiervoor alleen nog maar als model bestond. Mensen gaan vlakbij het kunstwerk staan en bespieden gemakkelijk de andere bezoekers. Kinderen wijzen met open mond naar alle reflecties. Je zou haast vergeten dat er naast het werk nog een introductietekst hangt. Daarin worden een aantal leidende thema’s in de tentoonstelling – licht, beweging, ritme en structuur – aangekondigd. De thema’s komen terug in de zaalteksten, niet bij elk werk afzonderlijk.

Ervaring en verklaring

De tentoonstelling begint na Mechanisches Ballet chronologisch met een aantal wegbereiders en vroege beoefenaars van kinetische kunst. Onder hen is bijvoorbeeld Frank Kupka, die een ronddraaiend meisje afbeeldt op een volledig abstract werk. Alleen kleuren en vormen verwijzen nog naar een draaibeweging.

Christian Megert, Environment Documenta 4, 1968 Spiegels, hout, acryl, vilt 400 x 400 x 400 cm Collectie Christian & Franziska Megert Foto Peter Lengemann

Christian Megert, Environment Documenta 4, 1968 Spiegels, hout, acryl, vilt 400 x 400 x 400 cm Collectie Christian & Franziska Megert Foto Peter Lengemann

Kupka’s werk is statisch en suggereert beweging, maar algauw verschuift de aandacht naar kunst die echt beweegt. Opvallend in één van de eerste zalen is een mobiel (Sans Titre, 1963) van Alexander Calder. Het werk doet denken aan een ranke groep vogels in de lucht en is hoog opgehangen. Onderdelen van de mobiel draaien aan hun draadjes en de schaduwwerking op de vloer is bijzonder. Ook al wordt die werking verstoord door de licht(flits)gevende werken van François Morrelet en Dan Flavin om de hoek. Maar ach, je kunt het licht in Morrelet’s werk zelf bedienen en die speelmogelijkheid maakt een hoop goed.

Licht en verbinding

Licht speelt een grote rol in veel van de werken, zo is er een ruimte waarin een kunstenaar heeft geprobeerd bezoekers in een ‘monochrome realiteit’ te laten wandelen. Eerst kom je in een blauwe kamer, daarna in een rode en als laatste in een groene. De wanden zijn op elke plek even sterk verlicht en dat zorgt voor verwarring. Zoiets zag je misschien nog nooit! Die gedachte komt helaas bij veel bezoekers op, want het is een waar fotografiefeestje.

Christian Megert’s spiegelkamer blijkt ook instagramwaardig. Omdat plafond, vloer en alle zijwanden reflecteren ontstaat er een Droste-effect. Veel bezoekers gaan op de vloer liggen om foto’s te maken. Het kan een bron van ergernis zijn, maar zorgt ook voor verbinding, gesprekken en gezamenlijke poses.

Hans Haacke, Blaues Segel, 1964-1965 Blauw zijde, nylon draad, ventilator 275 x 275 cm Collectie FRAC Grand Large – Hauts-de-France, Duinkerke Foto Wolfgang Neeb

Hans Haacke, Blaues Segel, 1964-1965 Blauw zijde, nylon draad, ventilator 275 x 275 cm Collectie FRAC Grand Large – Hauts-de-France, Duinkerke Foto Wolfgang Neeb

De schoonheid van het alledaagse

Soms is de interactie met anderen minder prominent. Blaues Segel (1964-1965) van Hans Haacke kun je heel goed alleen ervaren. Een ventilator staat op de grond, daarboven is een blauw doek gespannen en met nauwelijks waarneembare draadjes vastgemaakt aan de wanden. Het doek golft en rimpelt en daar gaat een grote schoonheid van uit. Gewoon veroorzaakt door huis-tuin-en-keuken-objecten, die overigens best veel lawaai maken.

Zo beweegt, leeft en lawaait de gehele tentoonstelling. En door die hele ervaring (en de hordes kinderen en selfiesticks op drukke dagen) raakt het kunsthistorische verhaal op de achtergrond. Is dat erg? Nou, nee. Niet wanneer het uitgangspunt van de tentoonstelling de kijker is. Bovendien, als die kijker in het dagelijks leven alleen stilstaat bij regenbogen, is Actie <-> Reactie dé stap naar meer verwondering. Is dat niet fantastisch?

Zaaloverzicht A Balancing Act. Foto: Mike Bink
Kunst / Expo binnenland

Een zoektocht naar balans

recensie: RECENSIE: A Balancing Act
Zaaloverzicht A Balancing Act. Foto: Mike Bink

Hij is niet te missen in de tentoonstelling: een ´Nasutamanus´ die aan zijn slurf in de museumzaal balanceert.

Kunsthal KAdE toont met A Balancing Act een overzichtelijke, ruim opgezette thematentoonstelling. Aan variatie geen gebrek: schilder- en beeldhouwkunst wordt afgewisseld met video-, performance- en installatiekunst. Diverse kunstenaars zijn vertegenwoordigd in deze tentoonstelling, zowel van eigen bodem als internationaal.

Tejo Remy & René Veenhuizen, Lightly Loaded, 2018, courtesy de kunstenaars. Foto: Mike Bink

Tejo Remy & René Veenhuizen, Lightly Loaded, 2018, courtesy de kunstenaars. Foto: Mike Bink

Luchtige kunstwerken

‘Beauty is absolute balance.’ ‘What I dream of is an art of balance.’ Deze citaten van Constantin Brancusi en Henri Matisse zijn in de zaaltekst bij binnenkomst van de tentoonstelling in Kunsthal KAdE te lezen. Hoewel hierdoor het vermoeden kan ontstaan dat de tentoonstelling een complex kunsthistorisch verhaal over de zoektocht van modernistische kunstenaars naar balans, harmonie en puurheid omvat, verdwijnt dit idee bij het zien van de eerste tentoongestelde kunstwerken al snel naar de achtergrond.

De werken in de eerste zaal ademen luchtigheid. De balancerende Nasutamanus (2012) ofwel olifant van Daniel Firman trekt veel bekijks, en is inmiddels regelmatig op selfies van museumbezoekers vereeuwigd. Een knikkerbaan-installatie waarin de bezoeker een muntje balancerend op zijn kant naar beneden kan laten rollen trekt eveneens de aandacht (HeyHeydeHaas, 2018).

HeyHeydeHaas, 50/50 (detail), 2018, courtesy de ontwerpers. Foto: Peter Cox

HeyHeydeHaas, 50/50 (detail), 2018, courtesy de ontwerpers. Foto: Peter Cox

Balans als rode draad

Het kost de beschouwer geen moeite om het concept balans als thematische rode draad door de tentoonstelling te zien lopen. Of het om balans in letterlijke of overdrachtelijke zin gaat, het thema blijkt behoorlijk breed – en is misschien zelfs algemeen te noemen. Zoals curator Judith van Meeuwen zei: ‘De bijzondere werken in de tentoonstelling zijn metaforen voor een fenomeen dat dichtbij ons allen staat. Het is haast als een eerste levensbehoefte; er is niets waar evenwicht geen rol speelt.’ Dat de werken allemaal met balans te maken hebben staat dan ook als een paal boven water. Het ruime thema zorgt er echter niet voor dat er vanzelfsprekend sprake is van een inhoudelijke laag in de tentoonstelling en voor een samenhang tussen de werken.

Diepgang en spektakel

Met deze tentoonstelling heeft KAdE dan ook duidelijk meer ingezet op entertainment en spektakel dan op inhoud. De tentoonstelling is erg toegankelijk, en trekt veel publiek. Men hoeft niet veel van kunst te weten om het werk te kunnen waarderen en het kost geen hoofdbrekens om de tentoonstelling te begrijpen.

Folkert de Jong, Les Saltimbanques: Balancing Act, Laura, 2007, THE EKARD COLLECTION. Foto: Peter Cox

Folkert de Jong, Les Saltimbanques: Balancing Act, Laura, 2007, THE EKARD COLLECTION. Foto: Peter Cox

Een spelelement is in verschillende kunstwerken aanwezig. Niet alleen in de knikkerbaan-installatie, maar ook in het getoonde videowerk van Marcel Dzama, A Game of Chess (2011) komt dit terug. In dit werk staat een schaakspel centraal. In het werk van Dzama wordt echter ook duidelijk dat deze tentoonstelling wel degelijk meer te bieden heeft dan vermaak. Dzama refereert in zijn werk regelmatig naar het modernisme, waarin het schaakspel symbool staat voor de moeilijke balans tussen spel en kunstenaarspraktijk.
Dit lijkt toch aansluiting te vinden bij het kunsthistorische narratief van de modernistische kunstenaar, met zijn zoektocht naar harmonie en balans. Hier werd met de eerdergenoemde citaten van Brancusi en Matisse al naar gerefereerd. Ook bij ander tentoongesteld werk, zoals dat van Alexander Calder en Folkert de Jong zou deze inhoudelijke link gelegd kunnen worden.

Alexander Calder, Zonder titel, 1967, particuliere collectie

Alexander Calder, Zonder titel, 1967, particuliere collectie

Zoeken naar balans

Het is bijna alsof je de zoektocht naar balans van Kunsthal KAdE zelf kunt voelen in deze verzameling aan balans-kunstwerken. Inhoud of vermaak? Complexe gelaagdheid, metaforen en filosofische vraagstukken of toegankelijk spektakel? Het grote publiek een leuke middag bieden of de zogenaamde kunstkenner de dosis kunsthistorische inhoud geven waar hij naar zoekt? Hoewel er zeker sprake is van een combinatie van ‘spektakelstukken’ en inhoudelijk complexere werken, slaat de balans in deze tentoonstelling over naar het plezier, de verrassing, de interactie.

Een duidelijke keuze van het museum, die een aantrekkelijke, toegankelijke en entertainende tentoonstelling heeft opgeleverd. A Balancing Act biedt vermaak aan op een presenteerblaadje, wie inhoud wenst zal zichzelf moeten uitdagen om daarnaar te zoeken.

 

Lynn Chadwick in zijn werkplaats in Chalford, 1988, © 2018 Nico Koster/MAI
Kunst / Expo binnenland

TO BE OR NOT TO BE

recensie: Recensie: Giacometti-Chadwick, Facing Fear
Lynn Chadwick in zijn werkplaats in Chalford, 1988, © 2018 Nico Koster/MAI

In de eerste zaal hangen ze: een foto van Alberto Giacometti door Ernst Scheidegger en een foto van Lynn Chadwick door Nico Koster. Ze geven het kenmerkende verschil tussen beide kunstenaars aan. De in Italiaans Zwitserland geboren Giacometti (1901-1966) neemt wat afstand van een beeld dat hij aan het maken is, de ogen wat dicht. De Engelsman Chadwick (1914-2003) staat erbij als een lasser. Toch zijn er ook tal van overeenkomsten. Verschillen en overeenkomsten maken de grote expositie van hun werk in Museum de Fundatie in Zwolle tot een spannende ervaring.

Alberto Giacometti, © 2018 Stiftung Ernst Scheidegger-Archiv, Zurich c/o Pictoright Amsterdam

Alberto Giacometti, © 2018 Stiftung Ernst Scheidegger-Archiv, Zurich c/o Pictoright Amsterdam

Giacometti is bekend door zijn lange, magere, ‘lintfiguren’. Pas als je eromheen loopt – wat in Zwolle kan – zie je pas hoe dun, haast eendimensionaal de afgietsels van deze figuren zijn. Ze variëren van klein tot groot, maar allemaal met dezelfde, wat dichte ogen als hun maker. Chadwick is bij het grote publiek minder bekend. Zwolle heeft van hem een beeld en een tekening in de eigen collectie. Een beeld lijkt bij hem haast een assemblage. De overeenkomst zit erin, dat beide kunstenaars de gewelddadigheden en dreigingen onder ogen zagen die zo kenmerkend bleken voor de vorige eeuw. Allebei op een figuratieve manier, wat na de Tweede Wereldoorlog niet zo vanzelfsprekend (meer) was, al lijken sommige beelden van Giacometti zoals Bos (1950), nagenoeg abstract.

Giacometti

Alberto Giacometti, Homme qui marche I, 1960, brons, 183 x 26 x 95,5 cm, Collectie Fondation Marguerite et Aimé Maeght, Saint-Paul-de-Vence, Frankrijk foto: Claude Germain – Archives Fondation Maeght

Alberto Giacometti, Homme qui marche I, 1960, brons, 183 x 26 x 95,5 cm, Collectie Fondation Marguerite et Aimé Maeght, Saint-Paul-de-Vence, Frankrijk, foto: Claude Germain – Archives Fondation Maeght

Giacometti begon, zoals op de begane grond wordt getoond, te werken onder invloed van het kubisme en de volkskunst uit Afrika. Die invloed blijkt duidelijk uit respectievelijk De Lepelvrouw (1926) en Man en vrouw (1927). De eerste heeft de geometrie van het kubisme en de tweede lijkt op maskers uit Afrika. In deze tijd, midden jaren twintig, woonde de kunstenaar in Parijs. Hij volgde lessen bij de beeldhouwer en schilder Antoine Bourdelle. Zo’n tien jaar later besloot hij naar levende modellen te gaan werken. Hij vond zijn kenmerkende vorm: lopende mannen en stilstaande vrouwen. Er zijn prachtige, vroege voorbeelden van te zien, zoals Groep van drie mannen (1948), en als hoogtepunt de schitterende Lopende man uit 1960. Het zijn beelden die, net als Giacometti’s blik terwijl hij werkte, een zekere afstand scheppen.

Chadwick

Dat laatste geldt niet voor het werk van Chadwick. Sommige van zijn figuren, zeker die je ziet hoe hoger je in het museum komt, roepen zelfs een glimlach op, zoals het kostelijke Harde wind IV (1955). Het is een bronzen beeld, maar je blijft er de gelaste metalen onderdelen in terugzien uit ander werk, zoals Zittend paar en Leeuw II. Want beide kunstenaars maakten ook, dat mag niet worden vergeten, tal van beelden van beesten. Het verschil tussen beiden komt in een zaal zeer nadrukkelijk tot uiting: aan de ene kant staan de negen vrouwenbeelden die Giacometti in 1956 maakte voor de Biënnale in Venetië, bijna levensgroot. Daar letterlijk tegenover staan drie vrouwen die Chadwick maakte voor diezelfde Biënnale. De vrouwen van Giacometti staan er afstandelijk en stijf bij, die van Chadwick strekken hun armen uit en lijken hun zusters aan de overkant tot dansen aan te sporen: Kom, wees niet zo stijf.

Lynn Chadwick, Dance IV,1955, ijzer en gekleurd cement, 100 cm (h), collectie Museum de Fundatie, Zwolle en Heino/Wijhe, foto: Hans Westerink

Lynn Chadwick, Dance IV,1955, ijzer en gekleurd cement, 100 cm (h), collectie Museum de Fundatie, Zwolle en Heino/Wijhe, foto: Hans Westerink

Tekeningen

Er zijn ook tekeningen van beide kunstenaars te zien. Chadwick maakte ze achteraf, Giacometti als voorstudies. De tekeningen van Giacometti doen door het schetsmatige ervan aan die van Cézanne denken. Op de tekeningen van Chadwick worden soms dik aangezette vlakken afgewisseld door dunne lijnen, wat een prachtig beeld oplevert, zoals in Zonder titel (1962), een gewassen inkttekening.

Conclusie

De opzet van de expositie, inclusief de verrassing in het midden, stelt de persoonlijke stellingname op de voorgrond. Tegen het geweld en de dreigingen in het Europa van de vorige eeuw. Hieruit kan worden geconcludeerd, dat het de samenstellers duidelijk ging om de mens(figuren) zelf.
In de fraaie catalogus die de tentoonstelling begeleidt, citeert Michael Bird in een essay de kernachtige woorden van de Franse existentialistische filosoof en schrijver Jean-Paul Sartre. Deze schreef pal na de Tweede Wereldoorlog over Giacometti’s kunst: ‘We lijken tegenover de vleesloze martelaren van Buchenwald te staan. Maar een tel laten denken we er weer heel anders over: deze fijne en ranke wezens stijgen op naar de hemel. Het is ineens net alsof we op een groep hemelvaarders zijn gestuit’. ‘To be, or not to be, that’s the question’ zei Shakespeares Hamlet al.

Kunst / Achtergrond
special: Gauguin & Laval op Martinique

Cruciaal oeuvre Gauguin en Laval voor het eerst in beeld

Het Van Gogh Museum heeft een primeur te pakken. Nooit eerder werd een expositie gepresenteerd die volop inzoomt op de periode van vier maanden die Paul Gauguin in 1887 op het Caraïbische eiland Martinique doorbracht, samen met Charles Laval. Zijn werken uit die tijd waren wel bekend, maar het feit dat hij op Martinique een cruciale ontwikkeling doormaakte als kunstenaar bleef tot nog toe onderbelicht. Ook het uitzonderlijke talent van zijn collega-schilder Charles Laval is door geen enkel museum ter wereld eerder als zodanig onderkend. Kunstkenners prijzen dan ook de keuze van het Van Gogh Museum om Charles Laval nu een plek op het podium te gunnen naast de wereldberoemde Gauguin. De press preview op de tentoonstelling geeft een interessant kijkje achter de schermen.

Onterechte lacune

Conservator Joost van der Hoeven vertelt hoe hij twee jaar geleden opmerkte dat er nog nooit een tentoonstelling was georganiseerd die Gauguins Martinikaanse periode als hoofdonderwerp koos. Dat leek hem en conservator Maite van Dijk een onterechte lacune. Hun voorstel om van de Martinikaanse periode van Paul Gauguin een onderzoeks- en tentoonstellingsproject te maken, en daarin ook de werken van de dertien jaar jongere Charles Laval een rol te laten spelen, werd direct omarmd door het Van Gogh Museum.

Paul Gauguin: Martinikaanse vrouwen, 1887, potlood, zwartkrijt en pastel op papier, privécollectie

Spectaculair effect

Vincent van Gogh en zijn broer Theo legden ooit de basis voor de Martinikaanse collectie van Gauguin en Laval, het Van Gogh Museum kreeg die werken later in bruikleen van hun erfgenamen. De ‘collectie Martinique’ van het museum was in 2016 echter nog onvoldoende voor een tentoonstelling over deze periode. Voor Van Dijk en Van der Hoeven begon een intensieve speurtocht naar talloze werken die zich verspreid over de wereld bevinden. Het lukte hen uiteindelijk om een aanzienlijk deel op te sporen en naar Amsterdam te halen. Daarna volgde een nieuwe uitdaging: het museum wilde de verzameling voorstudies in simpele passe partouts tussen glasplaten klemmen, op een paar meter afstand van de schilderijen. Verschillende bruikleenpartijen moesten er dus van overtuigd worden dat het nodig was hun werken voor dat doel uit de originele omlijsting te halen. Spoiler: ook dat lukte. Bezoekers kunnen de schetsen in de glazen wand en de schilderijen daarachter nu in één oogopslag zien, en elementen uit die schetsen gemakkelijk herkennen in het doek. Het geeft een spectaculair effect. Axel Rüger, directeur van het Van Gogh Museum, noemt de schetsen ‘een heel wezenlijk, integraal onderdeel van de expositie’.

Twee mandendraagsters op Martinique
Charles Laval (1861 – 1894), 1889
gouache op papier op karton, 22.2 cm x 30.4 cm
Credits: Van Gogh Museum, Amsterdam

Op zoek naar inspiratie

De eerste schilderijen van de expositie staan voor de ontluikende vriendschap tussen Gauguin en Laval: een opvallend stilleven van Gauguin waarop ook Laval is afgebeeld, en twee kleurrijke zelfportretten gemaakt op verzoek van Van Gogh. Hierna landt de bezoeker via twee grote landschappen met palmbomen op Martinique. Van der Hoeven vertelt dat de keuze voor Martinique puur toeval was. Gauguin en Laval zochten het voorjaar van 1887 een ‘primitief’, ‘exotisch’ oord waar ze nieuwe inspiratie konden opdoen. Onderweg naar een onbewoond eiland bij Panama maakten ze een tussenstop op Martinique en raakten betoverd door deze exotische plek. Toen Panama  een totale deceptie bleek, besloten de kunstenaars terug te keren naar Martinique. De fascinatie met ‘het exotische’ was in deze hoogtijdagen van het Franse kolonialisme groot, maar Gauguin had ook een persoonlijk motief. In Parijs bleef de waardering voor zijn werk uit, en hij voelde de behoefte om zich te distantiëren van de impressionisten. Hij wilde een eigen stijl en techniek ontwikkelen waarmee hij zich kon onderscheiden. In een exotische omgeving, ver weg van het moderne en verstikkende Parijs, hoopte hij nieuwe motieven te vinden.

Paul Gauguin: De mangobomen, Martinique, 1887, olieverf op doek,  Van Gogh Museum, Amsterdam

Nieuwe beeldtaal

Directeur Axel Rüger zegt dat Martinique voor Paul Gauguin ‘het ontwikkelen van een nieuwe beeldtaal’ betekende. Gauguin werd geïnspireerd door de ‘tropische idylle’ waarin hij porteuses, vrouwen die met kilo’s fruit op hun hoofd van plantages naar de havens lopen, als hoofdonderwerp koos. Hij raakte betoverd door hun gracieuze bewegingen en kleurrijke jurken, zo is in zijn brieven te lezen. Op Martinique vond Gauguin de nieuwe stijl waar hij zo naar op zoek was. Kenmerkend daarin is het gebruik van warme kleuren met veel tinten groen en paars, rood en roze, en het gebruik van abstracte vlakken die samen een landschap vormen. De mangobomen, Martinique is volgens Rüger ‘zijn beste schilderij’. In de exotische voorstelling van een boomgaard plukken drie porteuses mango’s en papaya’s. Verschillende tinten groen en blauwpaars, afgewisseld met okergeel en feloranje, zorgen voor een tropisch effect. Tijdens de press preview wordt Martinikaanse vrouwen, een voorstudie met potlood, zwart krijt en pastel, voor het eerst herenigd met De mangobomen, Martinique. Vincent en zijn broer Theo kochten De mangobomen, Martinique direct na terugkeer van Gauguin uit Martinique. Ze waren overdonderd door het doek en betaalden er 400 francs voor, hun duurste aankoop ooit. Het doek kwam boven de bank van Vincents appartement in Parijs te hangen. Theo werd Gauguins belangrijkste handelaar en speelde een grote rol in zijn uiteindelijke succes als kunstenaar.

Schril contrast

De mangobomen, Martinique geeft de indruk van een lome middag waarin de vrouwen op hun gemakje fruit plukken. De werkelijkheid is anders. Hoewel de slavernij inmiddels was afgeschaft, was er nog steeds sprake van dwangarbeid en moesten de vrouwen keihard werken. Ze droegen tot wel vijftig kilo fruit op hun hoofd en waren op hun dertigste al totaal versleten. Maar Gauguin zag de vrouwen puur als decoratief object, als iets prachtigs wat hij zo goed mogelijk wilde vastleggen. Ook de bomen op het doek, opvallend gelijkmatig rondom de vrouwen gepositioneerd, hebben een decoratieve functie. Gauguin schilderde ‘naar de verbeelding’: de voorstellingen zijn imaginair, dus subjectief. Dit aspect vormt de keerzijde van deze werken: de realiteit van het kolonialisme en racisme blijft bij Gauguin en Laval totaal buiten beeld.

Een ander perspectief

Het Van Gogh Museum vindt het belangrijk ook deze keerzijde te belichten, en wil een perspectief stellen tegenover de imaginaire ongecompliceerde ‘idylle’. Hedendaags Martinikaans kunstenaar Jean-François Boclé (1971) is daarom uitgenodigd om zijn visie op de kunst van Gauguin en Laval uit te beelden. In een klein zaaltje is Boclé’s installatie te zien. Vijf ventilatoren aan de muur draaien luid brommend heen en weer, linten die aan de rasters zijn bevestigd wapperen in het rond. De linten in groen, zwart en rood staan symbool voor de Martinikaanse vrijheidsbeweging, de andere kleuren voor de kolonisten. Zijn installatie weerspiegelt de orkanen die gekoloniseerde gebieden hebben moeten weerstaan – letterlijk en figuurlijk. ‘But a hurricane is not negative, power gives us reason’, stelt Boclé. Gauguin heeft een obsessie met mango’s, vindt hij. Boclé interpreteert Gauguins geschilderde mango’s als metafoor voor de vrouw. ‘But a fruit is something you can eat’, zegt Boclé ontstemd.

Paul Gauguin: Aan de oever van de rivier, Martinique, 1887 olieverf op doek, Van Gogh Museum, Amsterdam

Mixen en matchen

Terug naar de werken van Gauguin en Laval. In hun kleurrijke doeken is een duidelijke ontwikkeling te zien. Gauguin maakte in Aan de oever van de rivier voor het eerst een platte compositie met kleurvlakken zonder diepte. Mogelijk liet hij zich hierbij inspireren door Japans houtsnijwerk. Zijn schilderij Landschap op Martinique is een persoonlijke interpretatie met ritmische penseelstreken, zowel rechte als schuine. Gauguin hield van mixen en matchen: de voorstudies tonen dat hij zijn schilderijen samenstelde uit onderdelen van schetsen en eerdere schilderijen. Zijn Martinikaanse werk is ‘als pars pro toto te beschouwen voor zijn gehele latere oeuvre’ waarin hij elementen blijft combineren, aldus Van der Hoeven. Lavals absolute meesterwerk is eveneens Landschap op Martinique getiteld, een voorstelling met platte vlakken, schitterende pasteltinten en fantasierijke wolkpartijen boven een bergrug.

Charles Laval: Landschap op Martinique
olieverf op doek, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)

Baanbrekende ontdekking

Vanwege de vooruitstrevendheid ervan werd lang aangenomen dat Laval dit werk pas achteraf schilderde, als herinnering. Dit strookt met de overtuiging dat Laval een volgeling was van Gauguin en past later eenzelfde ontwikkeling doormaakte. Dankzij hun reis naar Martinique weten conservatoren Maite van Dijk en Joost van der Hoeven inmiddels beter. Van veel schilderijen achterhalen ze op Martinique de locatie, doordat ze patronen uit de doeken letterlijk herkennen in het landschap. Ze doen er ook een baanbrekende ontdekking: Lavals Landschap op Martinique blijkt zodanig te kloppen met de werkelijkheid, dat hij dit doek ter plekke gemaakt moet hebben. Van Dijk: ‘Alle elementen klopten. We zagen de afstand tot de bergen, die klopte, het pad klopte ook precies. In zijn abstrahering ging hij nog verder dan Gauguin, het is zo vooruitstrevend. Experts die eerder het tegendeel beweerden, gaan hierin met ons mee.’ Laval kan nu definitief op gelijke hoogte worden gesteld als Gauguin. Er was geen sprake van eenrichtingsverkeer, maar van een artistieke dialoog.

Kunsthistorisch beginpunt

Met Gauguin & Laval op Martinique biedt het Van Gogh Museum iets unieks. Niet alleen wordt de Martinikaanse periode en de betekenis daarvan inzichtelijk, ook leert het grote publiek Charles Laval kennen. Bovendien is het ontwerp van de expositie fris en goed doordacht. De auberginekleur op muren en pilaren past perfect bij het kleurenpalet van de schilderijen. De voorstudies in glazen wanden stellen publiek én experts in staat om de schilderijen en tekeningen voor het eerst in context met elkaar te vergelijken. De expositie is kunsthistorisch gezien dan ook nog maar het beginpunt van verder onderzoek naar Gauguin en vooral Laval. Een diavoorstelling met zwartwit foto’s van Martinique, diverse Martinikaanse sculpturen van Gauguin en een kabinet met door hem beschilderd houtsnijwerk completeert het verhaal. Iedere Gauguin-fanaat, geïnteresseerde in Van Goghs tijdgenoten, en liefhebber van beeldende kunst komt hier volop aan zijn trekken.

Kunst / Expo binnenland

Spiegels van de ziel

recensie: Leonardo da Vinci

De expositie met werk van Leonardo da Vinci (1452-1519) en navolgers in Teylers Museum in Haarlem past niet alleen in het rijtje eerdere tentoonstellingen (Michelangelo, 2005 en Rafaël, 2012), maar ook omdat er een verbinding wordt gelegd met de wetenschappelijke insteek van het museum door middel van een zogeheten Leonardo-spoor, dat door de vaste collectie wordt getrokken.

Aan de ene kant worden tekeningen van ernstig misvormde gezichten getoond. Da Vinci ontleende deze aan de werkelijkheid op straat. Tot aan het begin van de twintigste eeuw maakten zij vooral zijn bekendheid uit en werden veelvuldig nagevolgd, al vormen ze eigenlijk maar een klein deel van zijn oeuvre. Aan de andere kant zijn er de prachtige portretten van schonen, mannen en vrouwen. En niet in de laatste plaats Het Laatste Avondmaal als culminatiepunt en synthese.

Hoofd en schouders van een meisje, driekwart naar links, ca. 1490, Biblioteca Reale, Turijn

Hoogtepunten en magerte

Alle drie komen ze in de tentoonstelling aan bod, ‘als spiegel van de ziel’, zoals directeur Marjan Scharloo in Teylers magazijn 135 schrijft. ‘Wonderlijk genoeg stond dit onderwerp’, vervolgt zij, ‘nog nooit eerder centraal’.
Het levert hoogtepunten op, zoals ontegenzeglijk de Studie van het gezicht van een jonge vrouw (ca. 1490), dat terecht alleen op een wand hangt. Maar ook ongemakkelijke situaties. Natuurlijk, Leonardo tekende al die misvormde gezichten – en er hangen er veel in Haarlem – deels ter vermaak (wat heet) en deels om bepaalde standen en groepen (adel, geestelijken en dichters) belachelijk te maken. Misschien stonden ze wel nooit zo centraal, ómdat ze ongemakkelijk zijn; lelijkheid staat in Da Vinci’s tijd voor zonde, schoonheid voor rechtschapenheid.

Als je echter stelt, zoals wordt gedaan, dat Da Vinci’s werk zowel tijdloos is als dat het hem niet primair, zoals bij Michelangelo, om de anatomie ging maar vooral om het overbrengen van emoties, dan komt de terloopse opmerking dat ‘in een aantal gevallen medisch specialisten’ tot op de dag van vandaag ‘er een ziektebeeld’ in kunnen herkennen wat mager over.

Studie van de hoofden van twee krijgers, ca. 1504-05, Boedapest, Szépmüvészeti Múzeum

Gastconservator Michael Kwakkelstein, directeur van het Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut in Florence en hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, maakte hem in een essay in de rijke, prachtig uitgevoerde catalogus. Je hoeft natuurlijk niet zover te gaan als bij de tentoonstelling Rendez-vous met Frans Hals dit jaar in het Frans Hals Museum, ook in Haarlem, waar Hans Aarsman en Roy Villevoye probeerden te achterhalen welke ziekten Hals uitbeeldde, maar er valt wel meer over de grotesken van Da Vinci en onze tijd te zeggen.

Foto: Mike Bink

Nuancering en verrijking

Da Vinci nam later zelf wellicht ook een genuanceerder standpunt in. Kijk bijvoorbeeld naar Het Laatste Avondmaal (Santa Maria delle Grazie, Milaan). Dit hangt in Haarlem in de laatste zaal als 1:1 afbeelding, tegenover een eveneens 1:1 afbeelding van de kopie naar Da Vinci in Tongerlo. Deze kopieën worden vooraf gegaan door een zaal waarin in nissen voorstudies van de discpelen hangen. We weten namelijk dat Leonardo da Vinci niet uit de voeten kon met de figuur van Judas. Na lang zoeken is deze uiteindelijk dan ook subtiel weergegeven.

Een publieke gedachtewisseling over deze aspecten is gastconservator Kwakkelstein van deze once-in-a-lifetime-tentoonstelling, net als hoofdconservator Michiel Plomp van het museum, van harte gegund. Na maar liefst vijf jaar voorbereidend werk om alle bruiklenen, waarvan de meeste (twintig) uit het bezit van koningin Elizabeth (Windsor Castle), rond te krijgen, zou dat de uitwerking van Da Vinci’s werk op de publieke opinie alleen maar rijker en dieper maken. De bladen met gezichten van Da Vinci zijn niet alleen (meer) om te lachen of ons aan te vergapen, zoals aan zo’n prachtig meisjesportret. Met name het eerste genre vraagt om een inhoudelijk gesprek. Daarvoor moet je ze echter eerst gaan bekijken. Misschien wel meer dan een keer. Dan praten we hopelijk verder.

Kunst / Expo binnenland

Een imposante verzameling tekenkunst

recensie: The Line Up

Zelfs de grootste a-creatieveling heeft vast wel eens getekend – zo’n mensfiguur zonder bovenlijf, met lange slungelige benen en hark-vormige handen wellicht? Mede om die reden omschrijft het Centraal Museum tekenen als ‘misschien wel de meest toegankelijke kunstvorm die er bestaat’. Met The Line Up brengt het museum een omvangrijke ode aan de tekentechniek.

Als gastconservator is voor deze tentoonstelling de Nederlandse ‘meestertekenaar’ Robbie Cornelissen uitgenodigd. Cornelissen is Utrechter en werkt al enkele jaren met het museum samen in de rol van kunstenaar en adviseur. Zowel het medium als de collectie kent hij dus goed. In samenwerking met het curatorenteam van het Centraal Museum heeft Cornelissen de tentoonstelling samengesteld en tevens vormgegeven. Ook zijn eigen werk is in de tentoonstelling opgenomen. Een zaalvullende video-installatie fungeert als hypnotiserende binnenkomer en werk dat in situ en in samenwerking met de bezoekers is vervaardigd slingert als een grafietkleurige draad door de expositieruimtes.

Evelyn Taocheng Wang, Light Bulbs, 2016

Van plint tot plafond

Zowel het aantal kunstenaars als het aantal werken dat in de tentoonstelling is opgenomen, is imposant te noemen. The Line Up telt ruim 100 kunstenaars, en een aanzienlijk groter aantal tekeningen. Deze omvangrijke selectie wordt op verschillende manieren aan het publiek getoond. Na de entreezaal wandel je als bezoeker eerst door een ruimte die met recht een ‘Salon’ mag worden genoemd. In klassieke en in dit geval ook zeer praktische salonopstelling zijn de wanden van de tentoonstellingsruimte van plint tot plafond gevuld met tekeningen. Deze werken zijn afkomstig uit de collectie 20e en 21e-eeuwse tekenkunst van Nederlandse kunstenaars, en zorgvuldig geselecteerd door Robbie Cornelissen en conservator moderne kunst Marja Bosma. De in de Salon getoonde werken, variërend van piepklein tot levensgroot en divers in stijl en thematiek, vormen in zekere zin al een tentoonstelling op zich.

Claire Harvey, Sticky Water, 2015-2018

Dwalen door het doolhof

In de daaropvolgende ruimtes, heel toepasselijk ‘het Labyrint’ genoemd, is het juist niet de eigen collectie die centraal staat. De focus ligt hier op nieuwe opdrachten en bijzondere bruiklenen van musea en particulieren. Logischerwijs liggen de tekeningen die hier worden getoond dichter bij het hedendaagse, in datering en thematiek. Daarnaast is er aandacht voor de handeling van het tekenen, bijvoorbeeld door middel van video-opnames waarin de handen van een tekenende kunstenaar in beeld worden gebracht. De redenering is dat we door te kijken naar het tekenproces als kijker ook dichter bij de verbeelding van de kunstenaar komen. Ook de eindproducten zijn te aanschouwen. In het Labyrint hangen tekeningen van gevestigde kunstenaars gebroederlijk naast werken van een jongere generatie.

Iris Kensmil, Jeje Disi, 2016

Rustmoment

Om de ruime selectie tekeningen te kunnen huisvesten hebben de tentoonstellingsruimtes van het Centraal Museum een metamorfose ondergaan. In het ontwerp van de tijdelijke tussenwanden is een niet-te-missen referentie naar De Stijl opgenomen. Het toegevoegde muuroppervlak biedt de benodigde ruimte om de tekeningen te tonen. Alleen al door haar kwantiteit is The Line Up een bezoek meer dan waard – want wanneer zie je nou zoveel tekeningen bij elkaar? Het is interessant hoe de diversiteit van het medium in beeld is gebracht en sympathiek dat er aandacht is voor zowel Utrechtse als nationale en internationale kunstenaars en opkomend talent. Daarnaast geeft de aandacht voor het proces het geheel meer diepgang. Tegelijkertijd is de hoeveelheid verzamelde tekenkunst wat overweldigend te noemen. Daarom een tip: neem tijdens je bezoek een korte pauze (wellicht in die serene entreezaal) en neutraliseer je netvliezen. Dan is er gegarandeerd genoeg focus voor alle tekeningen, van begin tot eind.

Boeken / Non-fictie

Alles wat fout kon gaan, ging ook fout

recensie: Antony Beevor - De slag om Arnhem

Tussen 17 en 26 september 1944 vond rond Arnhem een onvoorstelbaar gruwelijke slag plaats. Door Britse onderschatting van de Duitse slagkracht behaalde Hitler een laatste overwinning.

De Britse historicus Antony Beevor is een expert op het gebied van de Tweede Wereldoorlog. Aan de hand van origineel bronnenmateriaal weet hij weet als geen ander de oorlog voelbaar te maken. Voor zijn nieuwste, waanzinnig geschreven boek De Slag om Arnhem, maakte Beevor dankbaar gebruik van dagboeken van Nederlandse vrouwen. Want vrouwen beschrijven de oorlog zoals die zich werkelijk voordeed, stelt Beevor, terwijl mannen graag hun eigen rol ophemelen.

Prima Donna’s

Beevor reconstrueert de strijd nauwgezet en laat daarbij geen spaan heel van het geallieerde leiderschap. De Britse veldmaarschalk Montgomery was verblind door het succes van D-Day. Hij wilde zijn Amerikaanse collega Bradley aftroeven met de onbesuisde inzet van het grootste luchtlandingsleger uit de geschiedenis. Eisenhowers chef-staf, Walter Bedell Smith, merkte daarover het volgende op: ‘Het is verbazingwekkend hoe goede commandanten de mist in gaan als ze een publiek scheppen dat ze moeten behagen. Ze worden prima donna’s.’

De planning van Operatie Market Garden was rampzalig. Tijdens de eerste landing op zondag 17 september werden de troepen te ver van hun doelen gedropt. Daardoor verdween het verrassingseffect. De tweede golf parachutisten werd door de gereedstaande Duitsers gedecimeerd. Generaal Urquhart, de commandant van de 1ste Luchtlandingsdivisie, gaf geen leiding maar moest zich schuil houden op een vliering. De radioverbindingen waren hopeloos. Tot slot was het idee om de infanterie vanaf het Maas-Scheldekanaal in België, langs één enkele weg (Hell’s Highway) van 100 kilometer rechtstreeks naar Arnhem te laten optrekken, volkomen waanzin.

Blitztransport

Beevor heeft in zijn boek veel oog voor de professionaliteit en het improvisatievermogen binnen het Duitse leger. Na de mislukte aanslag op Hitler van 20 juli 1944, belandden gestaalde (SS) bevelhebbers zoals veldmaarschalk Walter Model op sleutelposities in het leger. Hoewel Model verzuimde om de verkeersbruggen in Arnhem en Nijmegen op te blazen omdat hij ze nodig had voor een grootscheepse tegenaanval, zat hij kort op zijn ondergeschikten.

Zo bezocht Model zijn ondergeschikten dagelijks te velde. Die moesten ter plekke voor elk probleem drie oplossingen bedenken. Dan pas kon men om meer materieel vragen, dat vervolgens per Blitztransport vanuit het Duitse Rijk werd aangevoerd. Toen Model tijdens de straatgevechten in Arnhem om vlammenwerpers verlegen zat, werden die nog dezelfde dag vanuit een munitiedepot in Midden-Duitsland ingevlogen.

Vergeleken met de Duitsers waren de Britten hopeloos amateuristisch. Beevor illustreert het met een treffend citaat van majoor Dick Winters, de verteller uit de televisieserie Band of Brothers (2001). ‘We waren sprakeloos door de Britse gewoonte om te stoppen – nee, te eisen dat ze zouden stoppen – om een kop thee te zetten’.

Plundering en Hongerwinter

De Duitsers pasten bij de verdediging van Arnhem en omstreken wrede tactieken toe. Met het in brandsteken van Arnhem en Nijmegen maakte de bezetter een acuut einde aan de bevrijdingsvreugde. ‘Het centrum van de stad ziet eruit als de hel. Het geknetter van de brand is van grote afstand hoorbaar’, aldus een getuige. Als represaille voor de nationale spoorwegstaking, die samenviel met Operatie Market Garden, werden de overgebleven 200.000 inwoners van Arnhem weggevoerd. Zo konden de Duitsers zonder pottenkijkers het hele gebied leegplunderen.

Tot slot ziet Beevor een direct verband tussen de Nederlandse steun voor de geallieerden en het uitbreken van de Hongerwinter. Uit onderzoek blijkt dat de bezetter de rantsoenen in de loop van de winter terugbracht van 800 tot 230 calorieën per dag. Beevor beschrijft het allemaal met veel empathie. ‘De nazi’s dachten graag dat ze veel beschaafder waren dan de Sovjet’s, maar hun verwoesting van Arnhem, de gemeenheid en verspilling ervan, leek verbazend veel op de plundering van Duitsland door het Rode Leger in 1945.’

Kunst
special: Hans Op de Beeck

Confrontatie met jezelf

Wie de naam Op de Beeck hoort, zal in eerste instantie denken aan schrijfster Griet. Daar komt misschien wat meer verandering in, nu er twee exposities tegelijk zijn gewijd aan het werk van neef en beeldend kunstenaar Hans Op de Beeck (1969). In Galerie Ron Mandos is de expositie Cabinet of Curiosities te zien, in Het Scheepvaartmuseum, ook in Amsterdam, Sea of Tranquillity.

Hans Op de Beeck

Eerst iets over de veelzijdige Vlaamse kunstenaar. Hij maakt zowel sculpturen als installaties, tekeningen als foto’s en films, teksten en muziek. De keuze voor het medium wordt zowel gedicteerd door de inhoud ervan als de boodschap die hij over wil brengen. De grootte kan variëren van klein tot groot, en het stijlgemiddelde van minimalistisch tot wat gekunsteld, en van kunst tot misschien zelfs op de rand van kitsch.

meisje op sofa, Image courtesy the Artist and Galerie Ron Mandos. Copyright the Artist

Ron Mandos

Neem bijvoorbeeld het beeld dat je als bezoeker krijgt wanneer je door het raam de galerie aan de Prinsengracht in kijkt. Je ziet om te beginnen een kleine, asgrijze sofa staan waarop een slapend (of dood?) meisje ligt, het hoofd op een kussentje, een plaid over zich heen, badslippers op de grond ervoor. Als je de blik verder naar binnen werpt, zie je dat alles asgrijs is: de wanden, het tapijt, alle tentoongestelde werken. Alsof er een aardbeving heeft plaatsgevonden en alles in de tijd is gestold. Wanneer je eenmaal binnen bent, zie je vier interpretaties van het fenomeen Wunderkammer: kabinetten van 216,5 x 120 x 41 waarin uiteenlopende memorabilia zijn samengebracht, variërend van zeekoraal, een slak, een appel en een peer; Wajangachtige poppen, vlinders en – wederom – een kaars. Veelal Vanitassymbolen.

Wunderkammer 7 Image courtesy the Artist and Galerie Ron Mandos. Copyright the Artist

Elementen uit de Wunderkammer komen ook in enkele andere werken terug, zoals de vlinders bij het meisje dat slapend (of ook weer dood?) op een vlot ligt. Naast haar liggen doordrukstrips met (slaap?)pillen. Het meisje zelf komt weer terug in de film The Girl, de zee op een groot waterverfwerk On the Ocean. Alle werken pendelen ze op de een of andere manier tussen leven en dood, nostalgie en herinnering.

Het Scheepvaartmuseum

De expositie in Het Scheepvaartmuseum sluit op het eerste gezicht naadloos aan op die bij Ron Mandos: de bezoeker stuit om te beginnen al op On the Ocean (Night) en op een al even asgrijze inrichting. Een paar stappen verder en je staat voor de in een wit uniform gestoken kapitein van het imaginaire, mysterieuze en decadente cruiseschip dat op deze tentoonstelling centraal staat: Sea of Tranquillity. We herkennen er de Vlaamse acteur Johan Leysen in, die ook in de film die hier wordt vertoond terugkomt, gelijk bij Mandos het meisje op het vlot. Ook de kapitein heeft net als zij de ogen dicht. Omdat het personage hier staat in plaats van ligt, komt het over als introspectie.

Sea of Tranquillity (exhibition view)

Ook op deze tentoonstelling komt het thema leven en dood terug. Soms zelfs letterlijk, wanneer in de film (met een titelsong op tekst en muziek van Op de Beeck) de as van een op het schip overleden opvarende wordt uitgestrooid. Het beeld levert, net als het begin van de film, associaties op met videokunstwerken als Tristan’s Ascension (The Sound of a Mountain Under a Waterfall) en Fire Woman van Bill Viola, die in 2015 in de Amsterdamse Nieuwe Kerk waren te zien.

Sea of Tranquillity (film still)

Samenhang tegenover fragmentatie

Waar het meisje en de kapitein in de films terugkomen, is met name de film in Het Scheepvaartmuseum erg gefragmenteerd. Op de Beeck lijkt, door de figuren terug te laten komen, te zoeken naar zin en samenhang, terwijl hij net als de bezoeker weet dat het echte leven primair gefragmenteerd is. Op die manier schuurt zijn werk langs het bestaan. Dit roept ambivalente gevoelens op: rust en onrust, poëzie en onheil, afstand en betrokkenheid, intimiteit en universaliteit. Je moet je er als bezoeker in willen begeven, terwijl er ethische vragen op je afkomen. Over leven en dood, van mens en dier (de enorme stukken vlees in de keuken op het schip, waar de camera lang heen blijft scheren!). Het zijn op die manier niet in de laatste plaats vragen over jezelf. Het is de moeite waard die confrontatie aan te gaan.

 

Hans Op de Beeck: Sea of Tranquillity

Gezien in:
Het Scheepvaartmuseum
Nog te zien tot: 9 juni 2019

Hans Op de Beeck: Cabinet of Curiosities

Gezien in:
Galerie Ron Mandos, Amsterdam
Nog te zien tot: 27 oktober 2018

 

 

 

Eivør - EIVØR LIVE in Tórshavn
Muziek / Album

Live in de hoofdstad

recensie: Eivør Live in Tórshavn
Eivør - EIVØR LIVE in Tórshavn

Voor een fan is het uitkomen van een nieuw album altijd een hoogtepunt in het jaar. Dit album van Eivør werd opgenomen in de hoofdstad van de Faeröer eilanden. Tórshavn mocht ik ooit zelf bezoeken en daar kocht ik een aantal albums van deze bijzondere artieste.

Het is alweer drie jaar geleden dat ze maar liefst twee albums met nieuwe liedjes in één jaar uitbracht. Dat was het album Bridges en de Faeröerse versie van Slør. Daarna was er nog het project At the Heart of the Selhi met wat minder toegankelijke muziek van deze veelzijdige artieste. Vorig jaar bracht Eivør het album Slør uit in de Engelse versie.

Het stemgeluid als ware traktatie

Het live-album Eivør Live in Tórshavn lijkt opgenomen te zijn met het een heel orkest. Toch horen we alleen haar band met daarin natuurlijk Mikael Black en Høgni Lisberg. De opnamen klinken glashelder, alsof je er zelf bij bent. Ze zijn opgenomen tijdens drie optredens in Old Theatre van Tórshavn. De stem van Eivør blijft een traktatie om naar te luisteren. Ze kan de verschillende octaven met gemak halen en kan daarbij de noten zuiver en hoog pakken.

De zestien composities op het album staan vooral in het teken van laatste twee studio-albums. Ze vertolkt de nummers zowel in het Engels als in haar moedertaal. Anders dan je zou verwachten van een fan, valt het mee om hoogtepunten aan te wijzen op een album dat een perfect concert vertegenwoordigd. Luister bijvoorbeeld naar ‘Famous Blue Raincoat’ dat we kennen van Leonard Cohen. Pas als je de titel van het lied hoort gaat het licht ineens branden dat je naar deze Cohen-song zit te luisteren. Opvallend is dat het geluid van de bas herinneringen oproept aan Twin Peaks en in het bijzonder de muziek van Angelo Badalamenti.

Is er dan niets aan te merken? Voor de trouwe concertbezoeker zijn sommige liedjes wel heel vaak onderdeel van haar show. Ze geeft zelden een show doen zonder dat ‘Trøllabundin’ gespeeld wordt. Natuurlijk is het fraai, maar er zijn nog zoveel andere fraaie liedjes in haar rijke oeuvre die bijna nooit meer gespeeld worden.

Aanrader

De eerste editie van het album verscheen in eigen beheer en was alleen te koop tijdens haar show in de lente van dit jaar. Het zat in een digipack met een boekje van zes pagina’s, dat versierd was door de artieste zelf. Wie deze te pakken krijgt, heeft een bijzonder exemplaar. De overige fans moeten wachten tot het album officieel uit gaat komen bij een nieuw platenlabel. Het album zal alleen te koop zijn via de website of bij haar optredens. Het zal niet verschijnen op de verschillende streamingplatforms. Het wachten zal het waard zijn. Ze speelt liedjes van haar albums Room, Bridges en Slør met het voornoemde lied van Leonard Cohen als toevoeging. Het album klinkt als een klok en is een waardevol souvenir voor wie haar live heeft zien spelen. Ook als je er niet bij was, heeft dit live-album een extra dimensie door het orkestgeluid, de grootsheid en werkelijk glasheldere sound van deze opnames. De ruimte klinkt daarin door. Voor de fans, maar ook voor beginners, is dit live-album een echte aanrader die iedereen vele uurtjes luisterplezier gaat opleveren.

Live in Nederland: 26 oktober, Bitterzoet, Amsterdam

Kunst / Expo binnenland

Robuuste huiden en stevige kuiten

recensie: Pure Rubens

Misschien is een tentoonstelling over de olieverfschetsen van Rubens in het Museum Boijmans Van Beuningen wel voor de hand liggend. Het Museum bezit zo’n twintig schetsen van de kunstenaar en kan dus gemakkelijk uit de eigen collectie putten. Toch is het al bijna zeventig jaar geleden dat het Museum dit onderwerp belichtte. Bovendien bestaat de tentoonstelling uit veel meer dan een aantal uit het depot opgeduikelde werken. ‘Pure Rubens’, georganiseerd in samenwerking met Museo Nacional del Prado in Madrid, toont veel topstukken op heldere wijze. Het is de extra toeslag bovenop je kaartje meer dan waard.

Binnenin de nis

Die helderheid is grotendeels te danken aan de ruime opzet van de tentoonstelling. Een introductiefilm en een met tekeningen versierde tekst over Rubens’ werkwijze leiden het geheel duidelijk in. Vervolgens is het lastig om te verdwalen in de paar grote, aaneensluitende zalen, maar de expositie is ook weer niet zomaar, in één oogopslag, te zien. Dat komt onder andere door een grote nis in het midden van de hoofdzaal. De nis zorgt ervoor dat niet alleen de grote werken de aandacht trekken, maar dat juist ook de kleinere olieverfschetsen opvallen.

Peter Paul Rubens, De kruisafname, 1611-1614, olieverf op paneel, Londen the Courtald Gallery

Een goed voorbeeld hiervan vind je direct bij het betreden van de tentoonstelling. Rechts van je hangt een groot schilderij, maar als eerste zie je juist de kleine schets op de wand tegenover je. De schets en het schilderij verbeelden hetzelfde onderwerp, de ontmaskering van Achilles, maar tonen de voorstelling op verschillende manieren. Op de schets is Achilles kwetsbaar: hij schrikt van de ontmaskering, waarvan het gevolg is dat hij mee zal moeten vechten in de strijd. Op het schilderij ziet Achilles er daarentegen juist krachtig uit op het moment dat hij wordt ontmaskerd. Hij trekt het zwaard, waaraan hij wordt herkend, heldhaftig uit een berg juwelen en zijn rode mantel wappert als die van een superheld.

De tentoonstelling is thematisch opgebouwd, met uitzondering van de werken in de nis, die komen uit Rubens’ vroege periode aan het begin van de zeventiende eeuw. De kunstenaar verblijft dan acht jaar in Italië en wordt daar vooral beïnvloed door de klassieke traditie en de eigentijdse Italiaanse schilderkunst. Opvallend in de nis is ook zijn uitbeelding van een Oudtestamentisch verhaal over Simson en Delila. Twee olieverfschetsen tonen hoe Simson, verraden door zijn geliefde, gevangen wordt genomen door soldaten. Beide werken zitten vol beweging en de robuuste huid van Simson en het zachte, lelieblanke lichaam van Delila zijn haast tastbaar. Het is een fantastische stofuitdrukking die op de meeste kunstwerken in de zalen te bewonderen valt.

Peter Paul Rubens, Drie nimfen met de hoorn des overvloeds, ca. 1625-1628, olieverf op paneel, Londen, Dulwich Picture Gallery

Rubensvrouwen

Mooie vrouwen als Delila kunnen in een tentoonstelling over Rubens eigenlijk niet ontbreken. Je zou kunnen stellen dat drie typische ‘Rubensvrouwen’ zijn afgebeeld op het werk Drie nimfen met de hoorn des overvloeds. Van het werk zijn zowel de schets als het uiteindelijke schilderij te zien en op beide zien we weldoorvoede schoonheden met stevige kuiten en bolle wangen. De schets is helemaal van de hand van Rubens, op het schilderij zijn de vruchten, bloemen en dieren geschilderd door Frans Snijders. Een kunstenaar met een productie als die van Rubens kan immers niet anders dan een deel van zijn werk uitbesteden.

Dat Rubens enorm veel produceerde en dat de schetsen in olieverf ook commerciële doelen dienden wordt in de tentoonstelling goed uitgelicht. Een ander aspect dat verschillende keren de aandacht krijgt is een vergelijking tussen de olieverfschetsen van Rubens en de losse schilderijen van de impressionisten. De vergelijking grappig, maar gaat niet helemaal op. De impressionisten presenteerden hun schetsen als voltooide werken, terwijl ze voor Rubens deel uitmaken van zijn werkproces. Rubens onttrekt zijn schetsen dan ook aan vele ogen door ze voornamelijk in zijn atelier te bewaren, bij zijn overlijden worden er daar honderden gevonden. Dat de tijden wat te gemakkelijk naast elkaar worden geplaatst is jammer, maar het is één van de weinige minpunten van de verder prachtige tentoonstelling.