Tag Archief van: landscape

Film / Films

Moorddadig mooi

recensie: All the Boys Love Mandy Lane

.

Het is een klassiek beeld in films: een High School. Een lange gang met aan weerszijden kluisjes waar de schooljeugd rondhangt. Een knappe blondine loopt door een meute jongeren heen, en hoofden draaien zich onbewust om. Wellust spreekt uit de blikken van de jongens; afgunst uit die van de meiden. Mandy Lane! Er lopen wel meer leuke dames op school rond, maar Mandy Lane is van een buitencategorie. Zij is mooi, puur, en vooral heel erg onbereikbaar. En daardoor verschrikkelijk onweerstaanbaar. Jongens zouden bij wijze van spreken een moord voor haar doen.

~

En mooie Mandy (Amber Heard) lijkt vooralsnog niet gehinderd te worden door de sociale mores op een high school: Emmet, een van haar beste vrienden, is immers een jongen die bij de jocks en sports ongetwijfeld als nerd of geek gekwalificeerd zal worden. Een slimme jongen is hij zeker. Slimmer in ieder geval dan een van de stoere sportievelingen die zich door Emmet laat opnaaien met een manier om indruk te maken op Mandy, maar daarbij verkeerd terechtkomt. Letterlijk.

Het lijkt er echter op dat Mandy de verlokkingen om bij een bepaalde groep te horen uiteindelijk toch niet kan weerstaan. Ze gaat in op de uitnodiging van een paar populaire scholieren om een weekendje op een afgelegen buitenhuis door te brengen, en Emmet laat ze hierbij als een baksteen vallen. De verwachtingen onder de drie jongens die op het weekendje aanwezig zullen zijn, zijn ondertussen hooggespannen – wie zal maagdelijke Mandy als eerste ‘pakken’?

Slasher?

~

Laat één ding duidelijk zijn: er gebeuren nare dingen in All the Boys Love Mandy Lane. De standaardingrediënten voor het betere hak- en snijwerk – een afgezonderde locatie, pubers met rondgierende hormonen, vrije toegang tot wapens – zijn hiertoe volop aanwezig. Maar vrij snel blijkt dat debuterend regisseur Jonathan Levine geen standaardslasher heeft willen afleveren. Verwacht geen inventieve nieuwe manieren om personages over de kling te jagen. Verwacht zelfs geen overdreven schrikmomenten. Het moorden blijft vrij lang uit, en als het gebeurt dan is het bijna achteloos en blijft de dader (toch vrij ongebruikelijk in het genre) verre van anoniem.

Puberperikelen

Het lijkt Levine er vooral om te doen om de levens van een groep pubers en hun perikelen te schetsen. De jongeren zijn primair bezig met sex, drugs, uiterlijk, hun positie in de groep en de onzekerheden die hierbij – althans bij de vrouwelijke personages – komen kijken. De jonge cast overtuigt, en ook de fraaie cinematografie – waarbij de uitgewassen beelden de lome, broeierige Texaanse sfeer goed weergeven – mag er zijn. Het levert een fascinerende film op die het meer moet hebben van de sfeer dan van slashen, en uiteindelijk meer neigt naar Columbine dan naar Chainsaw Massacre.

Film / Films

Moorddadig mooi

recensie: All the Boys Love Mandy Lane

.

Het is een klassiek beeld in films: een High School. Een lange gang met aan weerszijden kluisjes waar de schooljeugd rondhangt. Een knappe blondine loopt door een meute jongeren heen, en hoofden draaien zich onbewust om. Wellust spreekt uit de blikken van de jongens; afgunst uit die van de meiden. Mandy Lane! Er lopen wel meer leuke dames op school rond, maar Mandy Lane is van een buitencategorie. Zij is mooi, puur, en vooral heel erg onbereikbaar. En daardoor verschrikkelijk onweerstaanbaar. Jongens zouden bij wijze van spreken een moord voor haar doen.

~

En mooie Mandy (Amber Heard) lijkt vooralsnog niet gehinderd te worden door de sociale mores op een high school: Emmet, een van haar beste vrienden, is immers een jongen die bij de jocks en sports ongetwijfeld als nerd of geek gekwalificeerd zal worden. Een slimme jongen is hij zeker. Slimmer in ieder geval dan een van de stoere sportievelingen die zich door Emmet laat opnaaien met een manier om indruk te maken op Mandy, maar daarbij verkeerd terechtkomt. Letterlijk.

Het lijkt er echter op dat Mandy de verlokkingen om bij een bepaalde groep te horen uiteindelijk toch niet kan weerstaan. Ze gaat in op de uitnodiging van een paar populaire scholieren om een weekendje op een afgelegen buitenhuis door te brengen, en Emmet laat ze hierbij als een baksteen vallen. De verwachtingen onder de drie jongens die op het weekendje aanwezig zullen zijn, zijn ondertussen hooggespannen – wie zal maagdelijke Mandy als eerste ‘pakken’?

Slasher?

~

Laat één ding duidelijk zijn: er gebeuren nare dingen in All the Boys Love Mandy Lane. De standaardingrediënten voor het betere hak- en snijwerk – een afgezonderde locatie, pubers met rondgierende hormonen, vrije toegang tot wapens – zijn hiertoe volop aanwezig. Maar vrij snel blijkt dat debuterend regisseur Jonathan Levine geen standaardslasher heeft willen afleveren. Verwacht geen inventieve nieuwe manieren om personages over de kling te jagen. Verwacht zelfs geen overdreven schrikmomenten. Het moorden blijft vrij lang uit, en als het gebeurt dan is het bijna achteloos en blijft de dader (toch vrij ongebruikelijk in het genre) verre van anoniem.

Puberperikelen

Het lijkt Levine er vooral om te doen om de levens van een groep pubers en hun perikelen te schetsen. De jongeren zijn primair bezig met sex, drugs, uiterlijk, hun positie in de groep en de onzekerheden die hierbij – althans bij de vrouwelijke personages – komen kijken. De jonge cast overtuigt, en ook de fraaie cinematografie – waarbij de uitgewassen beelden de lome, broeierige Texaanse sfeer goed weergeven – mag er zijn. Het levert een fascinerende film op die het meer moet hebben van de sfeer dan van slashen, en uiteindelijk meer neigt naar Columbine dan naar Chainsaw Massacre.

Boeken / Fictie

Help! De schrijver verzuipt…

recensie: Martijn Meijer - Foute man

Zegt de titel alles over een boek? De titel van dit boek geeft absoluut aan waar het boek over gaat – zoals we van een titel mogen verwachten – maar verraadt zeker nog niets van de inhoud. Hij doet vermoeden dat het hier om een simpel, spannend verhaal gaat, met als doelgroep de moderne jonge vrouw. De ideale vakantielectuur, waarin de vrouwen uiteindelijk winnen van die foute man, want het oordeel is immers al geveld. Maar Foute man­ van Martijn Meijer gaat veel verder, veel dieper dan dat. Het hokje ‘fout’ blijkt toch niet zo klein en begrensd als van tevoren gedacht en de schrijver speelt een spel met zowel de personages als de lezers door het verhaal regelmatig naar de werkelijkheid te halen.

Martijn Meijer heeft filosofie gestudeerd en werkt behalve als schrijver ook als freelance-journalist voor onder meer NRC Handelsblad en Filosofie Magazine. In 2004 schreef hij een biografie over Richard Klinkhamer en in 2005 werd zijn roman Arthurs Apocalyps gepubliceerd.

Confrontatie
De hoofdpersoon van Foute man is Rogier de Jong: een knappe man van achtentwintig, die aan het begin van zijn carrière staat. Zijn ideaal is een leven met een snel tempo, waarin geld makkelijk rolt, hij voornamelijk invloedrijke vrienden heeft en mooie meiden volop beschikbaar zijn, zodat hij nooit op hen uitgekeken kan raken. Een plaats in de Quote 500 is voor hem het onvermijdelijke levensdoel. Tot die tijd vermaakt hij zich met het versieren van moeilijk te versieren meisjes. Oppervlakkig ten top, deze hoofdpersoon.

Het tweede personage is zijn tegenpool: Marieke van Leeuwen, dochter van een rijke familie, die als cynische feministe ongevoelig lijkt voor players als Rogier. Voor het eerst in zijn leven wordt er met Rogier gespeeld, in plaats van andersom. Maar hoewel er voor Marieke aanvankelijk meer sympathie op te brengen valt, blijkt zij eigenlijk net zo oppervlakkig. Ze heeft haar oordeel over Rogier al geveld, nog voordat ze hem leert kennen. De personages in deze roman zijn herkenbare stereotypen en ondanks dat ze aan het einde van het boek niet meer dezelfde zijn, kunnen we nauwelijks van uitgewerkte karakters spreken. De schrijver is dan ook vooral bezig met de uiteindelijke climax van het boek.

Toeschouwer
Al op de eerste bladzijden blijkt dat Rogier veel minder succesvol is dan dat hij dat zelf graag wil geloven. Waarom zou hij anders over zijn toekomst staan te dromen voor de etalage van Oger in de P.C. Hooftstraat? Dagdromen over zijn toekomstige succes doet Rogier vaak en graag, maar hij werkt in het dagelijks leven niet hard genoeg om dit ook te bereiken. Hij beseft zich slechts vaag dat hij toch echt zelf moet veranderen, en de onzekerheid over zijn persoon en leven neemt steeds meer de overhand. Deze onzekerheid bereikt zijn hoogtepunt wanneer hij geconfronteerd wordt met Marieke. Deze zelfstandige, jonge vrouw bindt de strijd aan met de in haar ogen ultieme foute man. Ze zal hem zijn plaats wijzen en namens alle vrouwen over hem zegevieren. Maar net zoals hij uit het hokje “foute man” barst, blijkt ook zij niet in het hokje “zelfverzekerde feministe” te passen. De uitkomst van hun gevecht blijft onbekend tot het verrassende slot van het boek alle voorgaande bladzijden volledig op zijn kop zet.

Foute man is geen boek waarin je door het verhaal wordt meegesleept, geen boek dat je in één adem uit leest. Dat komt door de stijl van de schrijver, waarmee hij – en dus ook de lezer – telkens afstand neemt van zijn personages en als toeschouwer zijn eigen verhaal van commentaar voorziet. Al op de eerste pagina lezen we: ‘Ik weet het niet zeker, ik was er niet bij, maar ik stel me voor dat het allemaal zo is begonnen…’ Het boek leest als een studie naar de Foute Man door de schrijver. Maar wie is de schrijver? Is Martijn Meijer – de schrijver ván de roman – ook de schrijver van het verhaal ín de roman? Deze laatste schrijver komt regelmatig aan het woord, in de ik-vorm, om vraagtekens te zetten bij zijn eigen verhaal. Zo zegt hij over Rogier: ‘[…] we zijn nog niet eens op de helft en ik vraag me af hoeveel pagina’s jij nog blijft boeien’. Echter, ook van de schrijver in het verhaal wordt op sommige punten weer afstand genomen: ‘De schrijver […] doet dan ook met lichte tegenzin verslag van de wederwaardigheden van zijn personage. Als hij behalve die lichte tegenzin niet ook lichte sympathie voelde, zou hij het boek op deze bladzijde afgebroken hebben.’

Zelf noemde Martijn Meijer, in het interview tijdens de boekpresentatie, zijn boek een meta-roman: een roman over of in een roman. En hoewel het soms storend is om uit het verhaal getrokken te worden, is dit boek een interessant spel van verschillende verhoudingen in en buiten het verhaal om. De vakantielectuur ontpopt zich als een literair werk. Al was het misschien ook wel fijn geweest als het gewoon een lekker vakantieboek was gebleven.

Boeken / Fictie

Weinig woorden vuil gemaakt

recensie: Herman Bang (vert. Gerard Cruys) - Aan het spoor

.

Katinka Bai woont met haar man in een dorp in een uithoek van Denemarken. In deze kleine gemeenschap kent iedereen elkaar en speelt het leven zich af op het ritme van de vier treinen die dagelijks het dorp aandoen. Ze is niet gelukkig. Met weemoed denkt ze aan haar jeugd: onbezorgd, liefdevol en vol beloftes. Katinka’s man is stationschef. Hij wordt corpulent en drinkt liever een stevige borrel met zijn vrienden dan dat hij aandacht aan haar besteedt. Tegelijkertijd laat hij geen kans onbenut om op een dorpsfeest een jonge meid op schoot te trekken. Hij is plat en naïef en heeft geen benul van de binnenwereld van zijn vrouw.

Er komt een nieuwe man in het dorp, de tijdelijke rentmeester van een lokale herenboer. Deze Huus heeft veel van de wereld gezien en weet wat liefde is. Katinka en hij worden als magneten naar elkaar toegetrokken, al blijft het allemaal tamelijk onschuldig. Een zinderende liefdesaffaire wordt het niet. Het blijft bij innig dansen op de kermis, tedere woorden tijdens een wandeling en vurige kussen op één van de weinige onbespiede momenten. De mogelijkheid om er samen vandoor te gaan komt niet ter sprake en evenmin waarom het zo onmogelijk is. Het heeft waarschijnlijk met conventies te maken. Huus verlaat het dorp voortijdig en Katinka kwijnt weg. Niemand heeft iets gemerkt.

Natte dweil

Zo droog als deze samenvatting is, de schrijfstijl van Bang is nog droger. Met bijvoeglijke naamwoorden springt hij uitermate zuinig om, zo ook met bijzinnen. Tussen hoofdletter en punt staan zelden meer dan vijftien woorden. Ook voor de heftigste emoties wordt daar niet van afgeweken. Echt invoelbaar wordt het verhaal daardoor niet.

Die avond ging Katinka naar het kerkhof. Ze wilde afscheid nemen van het graf van haar ouders. Ze kwam Thora tegen. Die had een krans naar het graf van haar moeder gebracht; het was haar verjaardag. De twee vriendinnen stonden samen bij het graf. ‘Ja, joh,’ zei Thora, ‘op een dag liggen we allemaal met onze neus omhoog.’ Bij het graf van Katinka’s ouders gingen ze uiteen.

Misschien is Bangs karige stijl op te vatten als een weergave van het sobere, calvinistische leven in een kleine transparante gemeenschap. Het leven wordt er geleefd zonder tierlantijnen: de huizen zijn er eenvoudig, de kleren praktisch, het eten voedzaam. De taal waarin de schrijver dat alles vat is navenant. Maar steeds diezelfde sobere korte zinnen gaan irriteren.

Anna Karenina

In zijn nawoord verklaart vertaler Gerard Cruys dat Bang doelbewust een ‘impressionistische stijl’ hanteert. Beschrijvingen en analyses laat hij opzettelijk achterwege. Hij wil enkel een reeks objectieve beschrijvingen achter elkaar plaatsen, waarop de lezer vervolgens zijn eigen fantasie en analyse loslaat. Hij vergelijkt het met de pointillist die enkel puntjes op het doek zet, waarna het beeld pas door de kijker gevormd wordt. Deze verteltechniek kan er echter ook voor zorgen dat de lezer te weinig betrokken raakt bij het verhaal.

Herman Bang moet bekend zijn geweest met de tien jaar daarvoor verschenen literaire bestseller Anna Karenina van Lev Tolstoj. In deze klassieker staat ook een vrouw centraal die ongelukkig is in haar huwelijk, een vanwege de conventies onmogelijke liefde beleeft en ten gevolge daarvan sterft. Deze roman speelt zich ook grotendeels af op het platteland en het object van Anna’s echte liefde is eveneens een man die zowel mondain is, als zich verbonden voelt met zijn land. In Tolstojs boek zijn treinen een nadrukkelijk leidmotief, Katinka’s leven speelt zich pal aan het spoor af.

Het gaat te ver om Bangs boek op te vatten als rechtstreekse kritiek op de vele beschrijvingen en analyses van Tolstojs meer dan duizend bladzijden tellende bestseller. Toch kan Aan het spoor worden gezien als een reactie hierop. Bang vertelt hetzelfde verhaal als Anna Karenina, maar met minder woorden. Misschien wilde Bang op die manier zijn literaire opvattingen tegenover die van (onder meer) Tolstoj plaatsen.

Anna Karenina werd enkele jaren geleden in de Verenigde Staten opnieuw een bestseller, nadat Oprah Winfrey het in haar boekenclub aanprees. De kans dat hetzelfde gebeurt met Aan het spoor is klein.

Kunst / Expo binnenland

Mooi rood is niet lelijk

recensie: Een fascinatie voor roodharigen verbeeld

Mensen met rood haar zijn een minderheid, maar wel een opvallende. Rood haar fascineert mensen al eeuwenlang en is aanleiding geweest tot veel mythevorming en fabels. De Romeinen schreven de vechtlust van de Kelten toe aan het rode haar en in de middeleeuwen waren vrouwen met rood haar automatisch heksen. Tegenwoordig bestaan er legio onderzoeken naar de bijzondere kenmerken van roodharige mensen, veel ervan onzinnig.

Hanne van der Woude raakte ook gefascineerd door de roodharige mens. Haar serie portretten draagt echter niet bij aan de rare weetjes, fabels of speculaties. Met het Nederlandse landschap als decor, presenteert ze haar modellen als gewone mensen met een eigen verhaal. Tegelijk weet ze de esthetiek van rood haar uit te buiten, wat maakt dat je er als toeschouwer toch een beetje jaloers op wordt.

Voorafgaand aan de opening kleurt de toegestroomde menigte in het Fotomuseum Fotomuseum Den Haag langzaam rood, alle modellen zijn namelijk uitgenodigd dit evenement bij te wonen. Eén van hen neemt officieel het eerste exemplaar van het bijbehorende boek in ontvangst. Voor Van der Woude moet het een bijzonder moment zijn geweest. Toen zij drie jaar geleden haar oproep deed op een website voor roodharigen, had ze al wel plannen voor dit boek, maar of het er zou komen wist ze nog niet. Dat haar project zou uitmonden in een tentoonstelling mét publicatie en ook nog eens veel media-aandacht lijkt de ultieme bekroning. Toch blijken de meeste media meer aandacht te besteden aan de bijzonderheid van roodharigen dan aan de foto’s. En dat terwijl daar zoveel meer te zien is.

Meer dan rood alleen

Ilse en Ruth, Arnhem 2007
Ilse en Ruth, Arnhem 2007

Er zijn uiteraard portretfoto’s waarop vrijwel alleen hoofd en haar zichtbaar zijn. Als uitersten van deze categorie hangen er zelfs een foto van een schouderpartij en een foto van twee handen. Hier ging het Van der Woude vooral om de vele sproeten, bij uitstek een kenmerk van roodharigen. Dan zijn er de combinaties van modellen met het Nederlandse landschap. Hierin valt een onderscheid te maken tussen kleurgebruik – foto’s waarin de groene omgeving contrasteert met het rode haar en foto’s waarin de omgeving juist aansluit bij de haarkleur – en de portretkeuze: individuen of families.

Doordat deze verschillende benaderingen willekeurig door elkaar hangen in de drie zaaltjes, duurt het even voordat je ontdekt dat de foto’s meer bieden dan rood haar alleen. Van der Woude heeft met nauwkeurigheid de locaties gekozen en de kleding van de modellen bepaald. Als een soort regisseur voegt zij hiermee een verhaal toe aan de foto’s. Of dit ook het werkelijke verhaal is van de modellen, daar kom je niet achter. Titels of namen zijn niet te zien in de tentoonstelling. Daarmee creëert Van der Woude ruimte om je eigen verhalen te verzinnen.

Sprookjesachtig

Hans, Kootwijk 2006
Hans, Kootwijk 2006

Een jongetje met één hand in zijn broekzak kijkt glimlachend naar een steentje dat hij in zijn andere hand houdt. Denkt hij alvast aan de plons wanneer hij het steentje in de sloot naast hem gooit of is hij gewoon gelukkig met deze in zijn ogen mooie steen?

De man in een roeiboot die wegvaart van zijn familie. Gaat hij iets bijzonders halen voor ze van de overkant, staan ze hem uit te zwaaien voor een pleziertochtje of is het een familieportret waarbij de boot iets zegt over het beroep van de man? Een close-up van een meisjestweeling. Eén kijkt ietwat schuin naar de camera en lijkt haast nieuwsgierig te willen gaan glimlachen. De ander lijkt in de verte te staren en met diepere gedachten bezig te zijn. Hebben ook zij een verhaal of is het ‘slechts’ een portret?

En wat gaat er eigenlijk om in het hoofd van de verregende jongen die midden in het bos op de grond zit en staart naar een dennenappel in zijn hand? De foto’s blijken op twee manieren te bekijken. Enerzijds presenteren de portretten roodharigen als gewone mensen die -net als iedereen- een eigen leven leiden en dus hun eigen verhalen hebben. Het zijn de setting en het intense kleurgebruik die maken dat ze net iets buiten de werkelijkheid lijken te staan. Omdat wij zelf de verhalen van deze mensen invulling mogen geven én omdat ze rood haar hebben, maken we het toch weer een beetje sprookjesachtig. Het mysterie van rood haar wordt in deze tentoonstelling niet ontrafeld, maar krijgt eerder een beetje extra glans.

 

Boeken / Fictie

Het slinkse Brittannië

recensie: Blake Morrison - Ten zuiden van de rivier

Op het omslag van de vuistdikke roman Ten zuiden van de rivier staat een vos afgebeeld. Het dier kijkt de lezer onachtzaam likkebaardend aan. Dezelfde onachtzaamheid beschrijft auteur Blake Morrison in het Britse leven onder premier Blair. De roman begint op de dag van de verkiezingsoverwinning van Labour en eindigt vijf jaar later wanneer de politieke desillusie zich meester maakt van de vijf hoofdpersonages.

Vossen lopen als een rode draad door de levens van Libby, Nat, Jack, Harry en Anthea heen. Ze hebben in het begin van de roman niet veel oog voor de vossen; hun privéproblemen slokken alle aandacht op. Libby, getrouwd met Nat, werkt zich uit de naad in de harde reclamewereld. Op hulp van haar man hoeft ze niet rekenen, Nat krijgt als schrijver niets op papier en ook als vader en echtgenoot brengt hij het er slecht van af. Zijn enige nuttige werkzaamheden zijn de schrijfworkshops die hij geeft. Tijdens een van zijn lessen komt hij Anthea tegen met wie hij een verhouding begint. Wanneer zij verdwijnt, stort Nat zich blindelings op verhalen met vossen in de hoofdrol, iets waar Anthea zich ook fanatiek mee bezig hield.

Vossenjacht

De geobsedeerde Nat staat sterk in contrast met zijn vriend Harry, een zwarte journalist die voor een lokaal blaadje schrijft. Hij is de enige die niet in de beloften van Labour gelooft, zelfs Jack (de conservatieve oom van Nat) geeft de partij het voordeel van de twijfel. De plattelandsondernemer moet echter toezien hoe zijn bedrijf steeds meer in de schulden raakt. De enige manier waarop de ondernemer de ellende kan vergeten is tijdens het uitoefenen van zijn hobby: de vossenjacht. Jack wordt echter zelf doelwit van de jacht; een politicus gaat met hem mee, zogezegd om zijn standpunt te willen bepalen maar in werkelijkheid om munitie voor een anti-vossenjachtcampagne te verzamelen.

Persoonlijke problematiek in relaties en carrière worden in de roman van Morrison afgewisseld met politiek-sociale problemen zoals het industriële en economische verval, groeiende verschillen tussen arm en rijk, het platteland en de stad. Die algemene problemen dringen daarbij steeds verder door in de persoonlijke levens van de personages, zoals de vossen steeds verder doordringen in Londen. Hoewel het merendeel van de stadsbevolking de dieren in het begin ziet als ‘knuffeldieren’ zoals ze de eens populaire Blair verwelkomden, worden de gevolgen van hun komst pas later zichtbaar. Zelfs de ‘well-to-do’ hoofdpersonages woonachtig aan de zuidoever van de Thames ondervinden de consequenties. Tobberigheid en een melancholische instelling schetst Morrison dan ook als vaste karakterkenmerken van zijn personages.

De thematiek die Morrison aansnijdt is niet vernieuwend, net zomin als het koppelen van sociale problematiek aan een specifieke regeerperiode. Wel is de manier waarop Morrison deze vorm geeft gedurfd in opzet en omvang. De nadruk van deze state-of-the-nation-roman die meer dan 600 pagina’s telt ligt op het leven van de hoofdpersonages; Morrison schetst hun persoonlijke problematiek waarin zich een politieke en sociale desillusie steeds duidelijker aftekent met verve waarbij hij de diversiteit van de Britse burger in ere houdt. Wie echter denkt dat de roman een sprankje sociale hoop of een eindconclusie biedt komt bedrogen uit. De grote vragen blijven net als in het politieke leven, onbeantwoord.

Boeken / Fictie

De magie van de Afrikaanse realiteit

recensie: Mia Couto (vert. Harrie Lemmens) - De laatste vlucht van de flamingo

“Hard en naakt, ziehier het feit: ineens lag er een afgesneden penis midden op de weg bij het binnenrijden van het stadje Tizangara.” Er zullen weinig openingszinnen zijn die de lezer met zoveel kracht een verhaal binnenzuigen. In De laatste vlucht van de flamingo creëert de Mozambikaanse schrijver Mia Couto een wereld waarin magie de realiteit langzaam maar zeker begint te overheersen.

De laatste vlucht van de flamingo is Coutos derde roman, en tevens de afsluiting van een cyclus die begon met ‘Slaapwandelend Land’, gevolgd door ‘Onder de Frangipani-boom’. In deze cyclus schetst Couto, met afstand de belangrijkste Mozambikaanse schrijver van dit moment, de ontwikkeling van Mozambique na de onafhankelijkheid, die gevolgd werd door een jarenlange burgeroorlog en een moeizame vrede waarin corruptie welig tiert.

Apocalyptische vormen


Het verhaal dat zo bruusk begint, wordt opgetekend door de tolk van het dorp Tizangara, die door de locale corrupte burgemeester naar voren wordt geschoven als de Italiaanse VN-afgevaardigde Massimo Risi een onderzoek komt instellen. Het onderzoek is gericht op de onverklaarbare verdwijningen van VN-soldaten, die in het niets lijken op te lossen. Alles wat achterblijft, is hun lid. De tolk van Tizangara helpt Risi vooral door hem wegwijs te maken in de plaatselijke tradities en door hem te introduceren bij een aantal uiteenlopende personen, die ieder op hun eigen manier een verklaring hebben voor de verdwijningen. Zoals de plaatselijke prostituee:

Wilt u de hele waarheid weten over wat er gebeurd is? De buitenlandse soldaten ontploffen, zeker, maar ze trappen niet op een mijn. Wij vrouwen zijn de bommen. Trekt u niet zo’n gezicht. Wij hebben bepaalde krachten, dat weet u.

Maar daarmee is de zoektocht van de VN-afgezant bij lange na niet ten einde. Naarmate de Italiaan meer te weten komt van de locale situatie, neemt zijn radeloosheid alleen maar toe. Totdat de situatie zulke apocalyptische vormen aanneemt dat zijn hele onderzoek geen enkele zin meer heeft en de magische aspecten de werkelijkheid volledig verdringen.

Dat laatste is overigens een typisch Europese observatie van een typisch Europese recensent, want de Afrikaanse versie van de realiteit staat vaak haaks op de realiteit van het Westen, zo ondervindt ook Massimo Risi. Als buitenstaander slaagt hij er niet in om de lokale situatie te doorgronden, omdat hij die situatie met zijn Westerse blik niet kan begrijpen.

Diepe sporen


Ook komt in het boek sterk naar voren dat het Europese kolonialisme diepe sporen heeft achtergelaten in het Afrikaanse continent. ‘De kaart van Afrika is getekend in Europa’, is een bekend gezegde, waarvan het effect door Couto op indringende wijze wordt aangetoond. Of zoals de medicijnman van Tizangara het zegt:

Er wordt veel gepraat over kolonialisme. Maar ik betwijfel of dat ooit bestaan heeft. Wat die blanken gedaan hebben, is ons bezetten. Niet alleen het land: ze hebben onszelf bezet, hun bivak opgeslagen in onze hoofden. Wij zijn hout dat nat geregend is. Nu branden we niet en geven we ook geen schaduw. We moeten drogen in het licht van een zon die nog niet bestaat. Die zon kan alleen in onszelf ontstaan. Kunt u mij volgen, kun u mij helemaal volgen?

Couto rijgt dergelijke poëtische passages moeiteloos aaneen en beschrijft in zijn virtuoze stijl de wonden en littekens van zijn Mozambique. Het Mozambique waarin de structuur van het oude koloniale bewind haast onveranderd is overgenomen door de voormalige vrijheidsstrijders, die in snel tempo van oorlogshelden veranderen in kopieën van de vroegere onderdrukkers.

Onontkoombare conclusie


In de parabel die De laatste vlucht van de flamingo in feite is, zorgt Couto ervoor dat de magie van het land niet wordt geobserveerd, maar intens wordt beleefd. De speurtocht van Risi naar de ontplofte soldaten wordt uiteindelijk slechts een ondergeschikt thema, en laat Westerse ogen getuige zijn van de onontkoombare conclusie:

Het was ook al gebeurd met andere Afrikaanse landen. Men had het lot van die naties in handen gelegd van ambitieuze lieden die heersten als hyena’s, alleen dachten aan snel dik worden. […] Het ontbrak aan mensen die van het land hielden. Het ontbrak er aan mensen met ontzag voor de anderen.

Een beklemmende conclusie, die het boek evenwel niet overheerst; Couto heeft het boek doorspekt met een dromerig soort humor en hij eindigt met een ongrijpbaar optimisme dat hoop biedt voor de toekomst. Hij lijkt vooral geduld te vragen voor een land dat zijn botten net bij elkaar heeft geraapt en weer moet leren om op eigen benen te staan.

Muziek / Album

Op reis met Ben Gibbard

recensie: Death Cab For Cutie - Narrow Stairs

.

Na het succesvolle album Plans komt Death Cab For Cutie nu met hun zesde studioalbum, Narrow Stairs. De plaat laat duidelijk naar voren komen dat de band op zoek is naar andere wegen. De bandleden hebben met Narrow Stairs geprobeerd de vakkundige gestileerde melancholie van Plans en Transatlanticism de rug toe te keren door een meer ongepolijste sound te gebruiken. Wederom neemt zanger Ben Gibbard je mee op een reis langs de donkerste kanten van de menselijke ziel, gegoten in verhalende teksten. En meegevoerd zul je worden.

De keuze voor acht minuten durende ‘I Will Possess Your Heart’ als eerste single is opvallend te noemen. Het nummer opent namelijk rustig met een pianodeuntje om daarna direct over te stappen op een fenomenale baslijn van Nicholas Harmer, die even later weer ondersteund wordt door zowel piano als gitaar. Pas halverwege, na ongeveer vier minuten, laat eindelijk ook Gibbard van zich horen en ontaardt het nummer in een prachtig harmonieus geheel waarin alle elementen die de band te bieden heeft met elkaar versmelten. Het is een onverwachte keuze als single, maar een betere keus had de groep niet kunnen maken.

Doordacht

~

Het is moeilijk om negatieve of zwakke kanten aan Narrow Stairs te ontdekken. Natuurlijk staan er wel iets minder goede nummers op. ‘You Can Do Better Than Me’ is in verhouding tot de nummers waardoor het omringd wordt betrekkelijk simplistisch en oppervlakkig. Dit weten Gibbard en zijn kornuiten echter subtiel te verbloemen door de doordachte volgorde van de nummers. Het album is dan ook geen verzameling van losse delen, het vormt juist een geheel met een kop en een staart.

The ice was getting thinner under me and you‘ besluit Gibbard zijn verhaal in ‘The Ice Is Getting Thinner’, misschien wel het mooiste nummer op Narrow Stairs. Het nummer laat je beroering en harde werkelijkheid voelen en zien en in al zijn simpelheid doet het precies wat het moet doen. Zonder het hoge stemgeluid van Gibbard was dit echter nooit gelukt. De man weet het voor elkaar te krijgen precies de juiste toonhoogte op het juiste moment uit zijn keelgat te laten klinken. Dat is overigens niet alleen het geval bij dit nummer, maar bij de gehele cd. Dit is tevens het meest briljante aan Narrow Stairs en Death Cab For Cutie in het algemeen. Gibbard is in staat zware en diepe teksten zo te zingen dat de plaat, ondanks de gevoelige en soms pijnlijke thema’ s die aangevoerd worden, heel toegankelijk blijft. Wie dieper wil ingaan op de teksten kan dat doen, maar wie liever gewoon naar de geweldige sound van de band wil luisteren op de achtergrond wordt hier ook uitstekend toe in staat gesteld.

Death Cab For Cutie slaagt erin met Narrow Stairs weer te laten zien wat echt muziek is en waar de band zelf voor staat. Echte muziek roept kippenvel op. Geen kippenvel vanwege angst of onbehagen, maar kippenvel omdat de muziek je weet te raken. Death Cab For Cutie slaagt hierin met verve. Een ware streling voor de trommelvliezen.

Kunst / Expo binnenland

Meesterlijke Vervalsingen en matig eigen werk

recensie: Geert Jan Jansen "Net Echt": Van meestervervalser tot hofschilder

.

Door zijn imago van kunstvervalser kan Geert Jan Jansen niet zomaar terecht in een galerie of museum. Jansen kiest daarom de meest spraakmakende locaties om zijn eigen kunst en ‘werken naar’ te tonen. Eerder veroorzaakte hij een relletje door tijdens de Tefaf in 2007 een verkoopexpositie te houden, eveneens in Maastricht. En in november vorig jaar opende Jansen een galerie in de befaamde Spiegelstraat in Amsterdam waar vele gerenommeerde galeries en antiquairs huizen.
Het Slot Zeist waar Jansens werk tijdens een overzicht- en verkooptentoonstelling wordt getoond is wederom een locatie van allure. Naast vervalsingen (waaronder enkele doeken die door de Franse justitie in beslag waren genomen) zal dit keer ook eigen werk te zien zijn.

Geert Jan Jansen, Winter 1985<br />

Geert Jan Jansen, Winter 1985

Tijdens deze expositie wordt geprobeerd een ander beeld van Jansen neer te zetten. Hij is niet alleen de vervalser, hij is ook de schilder met zijn eigen stijl. Vitrinebakken met kwasten en schildermaterialen moeten bijdragen aan het imago van een ambachtelijke, traditionele kunstenaar. Het is niet moeilijk te raden welke schilderijen op traditionele wijze zijn gemaakt, of beter gezegd het creatief eigendom zijn van Jansen.
De autodidact heeft zich duidelijk laten inspireren door graffitikunst en schilderijen van Appel. Uit die inspiratiebronnen ontwikkelde Jansen een eigen abstracte stijl die niet doet denken aan het werk van kunstenaars wiens werk hij vervalste, afgezien van enkele figuurtjes op sommige doeken die wel erg aandoen als die van Appel. Misschien hebben Jansens doeken het nadeel tussen de vervalsingen van ‘grote kunstenaars’ te hangen, want tussen die werken steken Jansens creaties af als minder interessant. Het lijkt of Jansen bij het maken van zijn vervalsingen alles uit de kast heeft gehaald om ze zo overtuigend mogelijk te maken. Elk detail werd op zijn juiste plaats gezet, elke kleur zo goed mogelijk benaderd. Bij Jansens eigen werk lijken die precisie en het vakmanschap te hebben plaatsgemaakt voor nonchalance Die nonchalance is schijn (Jansen vertelt in de documentaire nog hoe moeilijk het is om kleuren over elkaar op doek te zetten zonder dat deze mengen tot een poepbruin geheel), maar de bezieling mist. Zijn doeken zijn vaak seriematig en de nuance is ver te zoeken bij de toepassing van felle tinten roze en blauw.

Geert Jan Jansen, In de stijl van Gustav Klimt (vrouw met een stola)

Geert Jan Jansen, In de stijl van Gustav Klimt (vrouw met een stola)

Rembrandt boven je bed

Het zal geen verrassing zijn geweest voor Jansen en het Slot Zeist dat het de vervalsingen zijn die hier de show stelen. De titel van de expositie legt immers de nadruk op zijn rol als vervalser. In de onderhoudende documentaire die getoond wordt, wordt de vervalser Jansen nog eens ontleed. Zijn minachting over de hypocrisie van de kunstwereld (20% van de aangeboden kunst op veilingen schijnt vals te zijn), zijn bewondering van eerdere meestervervalsers en tips om doeken valst te doen lijken of vervalste doeken juist te onderscheiden passeren de revue. Over zijn eigen werk geen woord.
Jansen zelf nam enkele grote vervalste doeken als uitgangspunt en bouwde de rest van de tentoonstelling daar omheen. De meestervervalser weet hoe hij de expositie commercieel moet uitbuiten. Natuurlijk wordt de interesse van het publiek vooral gewekt door de ‘Botero’s’, ‘Picasso’s’ en ‘Rembrandt’, beroemde werken van nog beroemdere meesters, van onschatbare waarde. Wie wil er nou niet zo’n gelijkend ‘zelfportret’ van Rembrandt boven zijn bed? Dat zo’n werk vervalst is, maakt het publiek niet uit. Integendeel, het geeft het werk juist iets extra’s. De kijker of koper bewondert de kwaliteit van het werk of maakt er een sport van om de maker op foutjes te betrappen. Wederom speelt Jansen ermee. Het hoogtepunt in Jansens bedrieglijk spel zijn wel de vermeldingen die bij enkele werken staan: ‘dit werk is teruggekomen uit de kelders van het huis van bewaring te Orléans. Bij aankoop ontvangt u een certificaat van onechtheid.’

Film / Films

Monument voor de marine

recensie: The Caine Mutiny

The Caine Mutiny is een film met veel gezichten. Oorlogsfilm, rechtbankdrama, politiek pamflet en liefdesgeschiedenis. Deze samenwerking tussen Stanley Kramer en Edward Dmytryk, naar de Pulitzer-prijswinnende roman van Herman Wouk, overtuigt op bijna alle fronten.

~

De jonge en onervaren marine-officier Willis Keith (Robert Francis) wordt op de Caine gestationeerd, een aftandse en afgeragde mijnenveger die al veel oorlogsactie heeft meegemaakt. Om Keith wat wegwijs te maken laat de kapitein hem rondleiden door twee collega-officieren: het rechtdoorzeetype Maryk (Van Johnson) en de cynische schrijver Keefer (Fred MacMurray). Als er een nieuwe kapitein wordt toegewezen aan de Caine reageert Keith enthousiast. Deze Queeg (Humphrey Bogart) is namelijk wel fan van een stevige discipline.

Paranoïde

Queeg is een veteraan met vele gevechtsuren achter zich, en het is niet echt duidelijk waarom hij naar de Caine is gestuurd. Maar dat verandert snel. Queeg laat namelijk een opvallend gebrek aan leiderschap, oordelend vermogen en moed zien. Hij focust zich op de regels en beschikt niet over de voor een leider zo belangrijke brede blik. Hij beseft zijn tekortkomingen maar tracht die te verdoezelen door een web van leugens en beschuldigingen. Keefer is ervan overtuigd dat Queeg paranoïde is en weet Maryk en Keith over te halen om hem van zijn functie te ontheffen. Tijdens een heftige storm escaleert de strijd en Queeg delft het onderspit. Niet tegen Keefer, die zijn theorieën niet durft om te zetten in actie, maar tegen de loyale Maryk.

Het tweede deel van de film speelt zich af in de rechtbank, waar Maryk hoogverraad ten laste wordt gelegd. Barney Greenwald (José Ferrer), de advocaat die Maryk verdedigt, gelooft niet echt in diens kansen maar dat weerhoudt hem er niet van stevig in te hakken op de openbaar aanklager en op Queeg. Ferrer hakt echter subtiel, en hij hanteert de juridische teksten als een scalpel waarmee hij Queeg tot in de kern weet te raken. De memorabele confrontatie tussen de superbe acteurs Bogart en Ferrer vormt er een schoolvoorbeeld van hoe drama te creëren in een rechtbank. Humphrey Bogart speelde eerder een geobsedeerd type dat door twijfel wordt opgevreten in Treasure of the Sierra Madre. Hier speelt hij het echter subtieler. Queegs psychose is voelbaar maar staat nooit op de voorgrond. Hij is het product van zijn verleden, een man die te veel heeft gezien en meegemaakt en langzaam wordt gesloopt door zijn herinneringen. Als Queeg ten slotte breekt onder Greenwalds vragenvuur, is dat moment vooral erg pijnlijk om te zien. Maryks gelijk wordt bewezen, maar de prijs is hoog.

~

Communisten

Terugkijkend is het niet moeilijk allerlei politieke ladingen aan de film mee te geven. Stanley Kramer stond bekend als een liberaal, en een parallel tussen Queeg en senator Joseph McCarthy is snel getrokken. McCarthy was hét symbool van de naoorlogse jacht op de communisten, en de verpersoonlijking van de paranoïde houding die bezit genomen had van iedereen die zich toen een godvrezend Amerikaan noemde. Edward Dmytryk was ooit lid van de Hollywood 10 (de lijst van scriptschrijvers die bekend stonden als communisten en die nergens meer aan de bak kwamen), maar om zijn carrière te redden besloot hij mee te werken met de anticommunisten. Of Dmytryk iets van zichzelf zag in Maryk, de man die dacht goed te doen en vooral bezig was om zijn acties te verdedigen, is voer voor speculatie.

Tijdens een borrel na afloop van het proces spreekt Greenwald alle betrokkenen aan op hun keuzes en gedrag. De advocaat maakt duidelijk dat ze nog veel moeten leren over moed, loyaliteit, leiderschap en plichtsgetrouwheid. Hij benadrukt het belang van mannen als Queeg, die zichzelf wegcijferen voor hun land en op wacht staan als iedereen slaapt. Het is een krachtig pleidooi voor defensie en patriottisme. Jack Nicholson moet goed gekeken hebben naar Ferrer, want zijn monoloog in A Few Good Men doet er sterk aan denken. The Caine Mutiny is uiteindelijk vooral een monument voor de marine, een instituut dat in 1954 onder vuur lag en ook nu nog veel uit te leggen heeft.

De dvd bevat een audiocommentaar en een mooie documentaire in twee delen over de ontstaansgeschiedenis en de productie van de film en de filmmakers Kramer en Dmytryk.

Theater / Voorstelling

Het had veel meer genieten kunnen zijn

recensie: Dood paard & Maatschappij Discordia - Het mannetje met de lange lul

.

Het lawaai is niet de enige aandachtvrager. Vanachter hun tromgeroffel komen de acteurs (Kuno Bakker en Jorn Heijdenrijk) namelijk naakt het toneel op. Gillend, murmelend en buitelend als twee satyrs achtervolgen ze elkaar en staan ze uiteindelijk op om de proloog uit te spreken. Terwijl de één druk loopt te klunzen met kledingstukken, touwen en andere rekwisieten, staat de ander midden op het toneel op een stoel te wiebelen en spuugt hij zijn teksten over ons uit, terwijl wij minutenlang, zijn – overigens niet abnormaal lange – kruis inturen. Moet dat? Steeds valt hij bijna van zijn stoel. Waarom toch dat gekluns? Het kan nog alles worden: tragedie of komedie. De verwarring blijft.

Kunstgrepen

~

In Het mannetje met de lange lul zitten zoveel kunstgrepen dat we de pointe missen. Het stuk is gebaseerd op de filosofische gedachten van arts en filosoof De la Mettrie, over het jammerlijke van spijt en het eigenlijk beestachtige karakter van de mens. De mens moet zijn passies en zijn seksualiteit volgen. Ten tijde van De la Mettrie, rond 1700, waren deze gedachten wellicht zeer revolutionair en het is misschien hierom dat de proloog over spijt zo kritisch én naakt, wordt overgebracht. Ook was het toneel in deze tijd misschien de enige plek waar dit soort revolutionaire gedachten aan de man konden worden gebracht. Dit is de reden voor uitwijdingen over toneel en de toneelspeler ‘als enige ware mens’. Deze teksten zijn voor het publiek nu niet te begrijpen, nog minder door alle afleiding.

Leuk stel acteurs

Het eerste bedrijf, na de proloog, is erg leuk. Eindelijk mogen de acteurs spelen in plaats van oreren, en spelen, vooral energiek spelen, dat kunnen ze. Het stel jonge honden geeft zich helemaal. Beide acteurs moeten nog leren te ontwapenen, maar Jorn Heijdenrijk is als komiek erg grappig en Kuno Bakker kan goed een smalende jongen spelen. Het bedrijf vertelt over een uithuwelijking tussen een markiezin Madame, en een monseigneur, Monseigneur le Contes. Beide personages hebben een relatie lopen zonder dat ze het van elkaar weten. Het beëindigen van deze relaties via bodes, een brief en in ’t geniep levert. in combinatie met de diepzinnige en relativerende dialogen heerlijke kolderieke situaties op. Heijdenrijk en Bakker spelen driedubbele rollen en brengen hierin onderscheid door steeds van hoofddeksel te veranderen. Een goed idee en razendsnel uitgevoerd.

Weer andere wending

~

Na anderhalf uur brengt het tweede bedrijf weer iets heel anders. Ineens spelen de acteurs hedendaagse personages die praten over hun relatie, hun baby en hun platenverzameling. Zij lijken de balans te zoeken tussen echt contact maken met vrienden en afstandelijk praten over losse onderwerpen. Ineens moet het publiek uit het oude Parijs stappen van madame, pardon en chevallier en moet het zich richten op wat goed zou zijn voor een vriendenstel en moet het zelfs ook nog even denken aan Polen en Turken in Nederland. Wat moeten we hier nu weer mee? Zaten we eindelijk goed in het stuk, moeten we weer omschakelen. Och, was het stuk maar ware kolder, met een heldere proloog en zonder zwaar, eigentijds einde. Nu is het vooral de inzet van de acteurs die loont.