Tag Archief van: 8WEEKLY

Muziek / Album

Harpmuziek van eigen bodem

recensie: Anne Vanschothorst & Michelle Sweegers
https://rolfvankoppenfotografie.nl/1920x1280-origrolfvankoppenfotografie-img_0032-harp-muziek-1/

Harp is een bijzonder instrument. Natuurlijk kennen sommigen van ons Joanna Newsom of Lavina Meijer, om een paar internationale harpisten te noemen. Over Anne Vanschothorst publiceerden we eerder hier op deze website. Haar nieuwe werk staat nu het zonnetje naast het debuut van Michelle Sweegers.

Hoe bijzonder is het om zeer kort na elkaar twee harpisten te kennen die nieuw werk uitbrengen en dan ook nog van eigen bodem. Beide muzikanten hebben ervoor gekozen om het werk ook nog eens in eigen beheer uit te brengen.

Anne Vanschothorst & Antjie Krog

De harpmuziek van Anne Vanschothorst plaatst de muzikante zelf vaak in de hoek van de toegepaste muziek. Met andere woorden: muziek die vaak een andere functie heeft dan solistisch luisteren. Muziek die je hoort bij beelden, zoals muziek die je hoort in een museum terwijl je ogen de mooiste ervaringen opdoen. En als de muziek er niet zou zijn dan zou de beleving van de beelden heel anders zijn. Toch heeft Vanschothorst inmiddels meerdere werken gemaakt waar haar muziek juist op de voorgrond treedt en beelden oproept bij de luisteraar. Op dit nieuwe werk klip lied snaar werkt Vanschothorst samen met de gelauwerde Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog. De poëzie van Krog is van een grote schoonheid. In deze bundel zijn de gedichten weergegeven in de oorspronkelijke taal van de schrijfster, maar daarnaast – telkens gevolgd door een tweede regel in een andere kleur gedrukt – ook in het Nederlands. Het is even wennen om te lezen en steeds een regel over te slaan, maar het went, en na herhaalde lezing van Krogs poëzie ontvouwt zich de schoonheid van haar taalgebruik.

De cd herbergt harpmuziek van Vanschothorst met daarin de voordracht van Krog verweven. Het is niet zo dat je constant gedichten hoort tijdens het harpspel; we horen meer en nadrukkelijker van haar prachtige harpimprovisaties dan dat we het vermengd horen met de woorden van Krog. Het maakt het waard om de cd vaker te beluisteren. Een grotere inspanning is nodig als je wil luisteren naar de gedichten. Het is wel een album waar je even voor moet gaan zitten, zodat je steeds ook de voordracht van Krog kunt ervaren om vervolgens door te steken naar het landschap van de harpmuziek die Vanschothorst ons schildert.

Michelle Sweegers

De muziek van Anne Vanschothorst grenst uiteraard aan die van Michelle Sweegers in het gebruik van de klanken van de harp. Maar er zijn even grote verschillen als overeenkomsten. Vanschothorst bedient zich uitsluitend van improvisatie en Sweegers werkt met bestaande muziek, die ze veelal naar haar hand zet. Deze jonge muzikante benadert de harp als een instrument om van te houden omdat, zoals ze zelf vertelde in een interview in krant, de klanken van het instrument vibreren in het lichaam van de bespeelster. Er komen niet alleen klanken uit de snaren. Soms laat ze hoorbaar het pedaalwerk klinken als onderdeel van haar interpretatie van de muziek. Sweegers laat ook de klankkast klinken door met haar hand erop te trommelen. Dit laatste horen we nadrukkelijk in het afsluitende nummer van het album, ‘Penguinski’, dat geschreven werd door Howells en bewerkt werd door Michelle Sweegers zelf. Het album Seasons: landscape & animals is, zoals de titel al doet vermoeden, rond de vier jaargetijden.

Sweegers heeft een album gemaakt dat uitnodigt om vaak naar te luisteren en veelal tot rust te komen door de heerlijke klanken van het harpspel. Haar spel staat vol van melodie, maar laat genoeg ruimte om de fantasie en de gedachten mee te voeren op uitsluitend de aanraking van de snaren. Andere instrumenten of zang ontbreken namelijk, maar dat voelt niet als een gemis. Het is muziek die ademt. Soms is het een compositie van een klassieke componist als Liszt of de minder bekende Smetana – met als Sweger’s favoriet ‘The Moldau’ –, maar vaker is het hedendaagse muziek die ze ons laat horen. De diversiteit aan componisten is groot en toch luistert het album als een perfecte eenheid. We gaan nog veel horen van Michelle Sweegers, belooft ze in het kranteninterview. Ze componeert zelf in de stijl van Einaudi en Glass, maar ze wil ook rock en metalmuziek gaan uitbrengen. De harp gaat ons nog verbazen als we zo’n gedreven muzikante ermee aan het werk horen.

 

Muziek / Album

Harpmuziek van eigen bodem

recensie: Anne Vanschothorst & Michelle Sweegers
https://rolfvankoppenfotografie.nl/1920x1280-origrolfvankoppenfotografie-img_0032-harp-muziek-1/

Harp is een bijzonder instrument. Natuurlijk kennen sommigen van ons Joanna Newsom of Lavina Meijer, om een paar internationale harpisten te noemen. Over Anne Vanschothorst publiceerden we eerder hier op deze website. Haar nieuwe werk staat nu het zonnetje naast het debuut van Michelle Sweegers.

Hoe bijzonder is het om zeer kort na elkaar twee harpisten te kennen die nieuw werk uitbrengen en dan ook nog van eigen bodem. Beide muzikanten hebben ervoor gekozen om het werk ook nog eens in eigen beheer uit te brengen.

Anne Vanschothorst & Antjie Krog

De harpmuziek van Anne Vanschothorst plaatst de muzikante zelf vaak in de hoek van de toegepaste muziek. Met andere woorden: muziek die vaak een andere functie heeft dan solistisch luisteren. Muziek die je hoort bij beelden, zoals muziek die je hoort in een museum terwijl je ogen de mooiste ervaringen opdoen. En als de muziek er niet zou zijn dan zou de beleving van de beelden heel anders zijn. Toch heeft Vanschothorst inmiddels meerdere werken gemaakt waar haar muziek juist op de voorgrond treedt en beelden oproept bij de luisteraar. Op dit nieuwe werk klip lied snaar werkt Vanschothorst samen met de gelauwerde Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog. De poëzie van Krog is van een grote schoonheid. In deze bundel zijn de gedichten weergegeven in de oorspronkelijke taal van de schrijfster, maar daarnaast – telkens gevolgd door een tweede regel in een andere kleur gedrukt – ook in het Nederlands. Het is even wennen om te lezen en steeds een regel over te slaan, maar het went, en na herhaalde lezing van Krogs poëzie ontvouwt zich de schoonheid van haar taalgebruik.

De cd herbergt harpmuziek van Vanschothorst met daarin de voordracht van Krog verweven. Het is niet zo dat je constant gedichten hoort tijdens het harpspel; we horen meer en nadrukkelijker van haar prachtige harpimprovisaties dan dat we het vermengd horen met de woorden van Krog. Het maakt het waard om de cd vaker te beluisteren. Een grotere inspanning is nodig als je wil luisteren naar de gedichten. Het is wel een album waar je even voor moet gaan zitten, zodat je steeds ook de voordracht van Krog kunt ervaren om vervolgens door te steken naar het landschap van de harpmuziek die Vanschothorst ons schildert.

Michelle Sweegers

De muziek van Anne Vanschothorst grenst uiteraard aan die van Michelle Sweegers in het gebruik van de klanken van de harp. Maar er zijn even grote verschillen als overeenkomsten. Vanschothorst bedient zich uitsluitend van improvisatie en Sweegers werkt met bestaande muziek, die ze veelal naar haar hand zet. Deze jonge muzikante benadert de harp als een instrument om van te houden omdat, zoals ze zelf vertelde in een interview in krant, de klanken van het instrument vibreren in het lichaam van de bespeelster. Er komen niet alleen klanken uit de snaren. Soms laat ze hoorbaar het pedaalwerk klinken als onderdeel van haar interpretatie van de muziek. Sweegers laat ook de klankkast klinken door met haar hand erop te trommelen. Dit laatste horen we nadrukkelijk in het afsluitende nummer van het album, ‘Penguinski’, dat geschreven werd door Howells en bewerkt werd door Michelle Sweegers zelf. Het album Seasons: landscape & animals is, zoals de titel al doet vermoeden, rond de vier jaargetijden.

Sweegers heeft een album gemaakt dat uitnodigt om vaak naar te luisteren en veelal tot rust te komen door de heerlijke klanken van het harpspel. Haar spel staat vol van melodie, maar laat genoeg ruimte om de fantasie en de gedachten mee te voeren op uitsluitend de aanraking van de snaren. Andere instrumenten of zang ontbreken namelijk, maar dat voelt niet als een gemis. Het is muziek die ademt. Soms is het een compositie van een klassieke componist als Liszt of de minder bekende Smetana – met als Sweger’s favoriet ‘The Moldau’ –, maar vaker is het hedendaagse muziek die ze ons laat horen. De diversiteit aan componisten is groot en toch luistert het album als een perfecte eenheid. We gaan nog veel horen van Michelle Sweegers, belooft ze in het kranteninterview. Ze componeert zelf in de stijl van Einaudi en Glass, maar ze wil ook rock en metalmuziek gaan uitbrengen. De harp gaat ons nog verbazen als we zo’n gedreven muzikante ermee aan het werk horen.

 

Boeken / Fictie

In de (reis)koffer met Loes Wijnhoven

recensie: De hotelgids - Loes Wijnhoven

Normaal gesproken schittert ze met haar tweelingzus Renée op het podium onder de artiestennaam ‘Clean Pete’. Nu zet Loes Wijnhoven haar eerste stappen in de literaire wereld met haar debuutroman De hotelgids. Een roman waarin de ik-figuur op zoek zegt te zijn naar inspirerende plekken voor haar hotelgids, maar in werkelijkheid vooral op zoek is naar wie ze is en wat ze wil.

Vergis je niet: het hoofdpersonage van deze roman is niet Loes Wijnhoven zelf. Ook al heeft ze nog zoveel raakvlakken met de protagoniste (Louisa is tevens een zangeres in hart en nieren), de hoofdpersoon heeft het toch allemaal iets minder goed op een rijtje dan de schrijver – tenminste, daarop kunnen we alleen maar hopen. Waar Wijnhoven tijdens grote festivals en in meer intieme settings pop laat schallen, richt de Nijmegenaar Louisa zich op het klassieke repertoire. Met haar zuivere stem is Louisa een gewillige gast op menige begrafenis, om het al geroerde publiek nog meer te ontroeren. Iets waar Louisa even compleet klaar mee is. En met verplichtingen. En met mannen, niet te vergeten.

Kortom: eigenlijk is ze de huidige staat van haar leven even beu. Gelukkig brengt haar laatste – en teleurstellende – relatie haar op een goed idee, dat ze maar niet los kan laten: het schrijven van een hotelgids over de stad Parijs. De reacties van haar omgeving zijn verdeeld. Een bezorgde zus (“En de muziek dan?”) stelt ze gerust met de woorden: “De muziek kan best even zonder mij en ik kan ook best even zonder de muziek. Ik denk dat we een overdosis van elkaar hebben gehad. Ik wil even loskomen van het gevoel dat ik op de toppen van mijn kunnen moet presteren.” Oef, klinkt dat even als een uitgebluste millennial. In dat geval kan een reisje naar Parijs niet heel veel kwaad, toch?

Plan in uitvoering

Louisa besluit om er voor vier maanden tussenuit te piepen om de hotelgids te kunnen schrijven. Haar eerste reis naar Parijs is een regelrechte droom à la ‘Emily in Paris’. Tijdens een museumbezoek valt ze in de armen van Louis, die haar uitnodigt in zijn vaders hotel. Ze hoopt dat hij haar – net als zijn eerdere veroveringen – vereeuwigt in een van zijn schilderijen. Nog steeds deinend op haar roze wolk, besluit ze de Franse hoofdstad te verruilen voor een bestemming dichter bij huis: Terschelling. Op de Wadden valt ze van de ene in de andere teleurstelling en moet ze concluderen dat hotels – ondanks hun comfort – niet altijd een fijne vervanging van het thuisfront is. Ze besluit terug te keren naar Amsterdam, de plek waar vele vrienden wonen, en hoopt dat de keuze om daarheen te gaan voor haarzelf ook duidelijker wordt.

Vanaf dat moment zie je dat de twijfels van Lousia de overhand krijgen. In een café raakt ze aan de praat met ene Vincent, een min of meer mislukte schrijver, en besluit ze om samen met hem haar volgende tripje naar Parijs te maken. Tijdens hun gezamenlijke treinreis naar Parijs, glipt ze in Antwerpen uit de trein om een flesje water te kopen en ze besluit om de trein te laten passeren. Zonder haar… Ze neemt haar toevlucht tot de Ardennen, waar ze op zoek gaat naar een vakantiebestemming waar ze als kind een van haar meest gelukzalige vakanties beleefde. Enigszins verward en doodvermoeid komt ze kofferloos aan bij de plek uit haar herinneringen. Vol medelijden laten de gastheer en -vrouw haar verblijven in een van hun hotelkamers, terwijl ze sputtert: “Ik ben geen meisje op de vlucht […] Ik ben een meisje met een missie.” En terwijl alle logica steeds meer uit haar handen glipt, blijft Louisa dit stug volhouden als ze haar queeste voortzet naar Berlijn om uiteindelijk in Parijs te strandden, waar ze als een arm vogeltje wordt opgevangen door Britse feestbeesten in een chique hotel.

Onsamenhangende breisels

De hotelgids is in wezen een naam met veel potentie, maar helaas weet Louisa het niet tot een goed einde te brengen. Ze raakt tijdens haar zoektocht naar interessante slaapplekken zó met zichzelf in de knoop, dat haar aantekeningen voor de hotelgids almaar onsamenhangender worden. Het enige wat voor haarzelf duidelijk wordt, is het feit dat ze zichzelf niet meer in de hand heeft. Op een gegeven moment heeft ze letterlijk geen cent meer te makken en als een bedelares gooit ze zich op zielen, die haar kunnen optillen uit haar misère en haar deelgenoot kunnen maken van hun levensvreugde. Inhoudelijk klinkt het allemaal behoorlijk dramatisch, maar zo leest het niet. Dat komt door de luchtige en vlotte schrijfstijl van Wijnhoven. Een haast poëtische, aantrekkelijke stijl, die doet verlangen naar de mijmerende muziek van Wijnhoven zelf. Niet vaak overgoten met een humoristisch sausje: hardop lachen gegarandeerd.

Het verhaal doet bovendien realistisch aan. De innerlijke belevingswereld van Louisa wordt zo scherp weergegeven, dat je gewoon begrijpt waarom de falende pogingen zich opstapelen. Waar de meeste karakterontwikkelingen de juiste richting op koersen, gaat die van Louisa finaal de andere kant op. En de onvermijdelijke vraag die dit oproept – ‘Waar leidt dit naartoe?’ – maakt dat je dit verhaal wil blijven lezen, lezen, lezen. Dát is wat zo prijzenswaardig is aan het boek: je hoeft jezelf er niet toe aan te zetten om verder te lezen. Dat gaat helemaal vanzelf. Vanwege de schrijfstijl. Vanwege Louisa. Vanwege het concept. Hopelijk doet Louisa een tweede poging voor een hotelgids en neemt ze ons mee op haar zoektocht.

Boeken / Non-fictie

Groepsgevoel bindt en verblindt

recensie: Jonathan Haidt – Het rechtvaardigheidsgevoel - Vert. Karl van Klaveren en Indra Nathoe

Waarom zijn conservatieven en progressieven zo verdeeld en waarom is iedereen overtuigd van zijn eigen gelijk? In Het rechtvaardigheidsgevoel onderzoekt Jonathan Haidt de aard van het morele oordelen.

Het rechtvaardigheidsgevoel werd al meerdere malen bejubeld als een boek dat hard nodig is in het licht van politieke verdeeldheid en florerende complottheorieën. Het belangrijkste punt: blind geloof in het eigen gelijk komt voort uit evolutionair verklaarbare overlevingsmechanismen. Het besef dat niemand hieraan ontkomt, of je nu links of rechts stemt, zou een eerste stap richting depolarisatie zijn. Hoe waterdicht is Haidts verhaal?

De olifant en de berijder

Het rechtvaardigheidsgevoel verscheen al in 2012 als The righteous mind. Het is verdeeld in drie delen en steunt op een aantal metaforen voor menselijk functioneren. De eerste is die van een olifant en zijn berijder, die de intuïtie en de rede representeren. Morele intuïties zijn gebaseerd op de wens om iets te mijden of te naderen ten behoeve van overleven, zegt Haidt. Dingen die walging oproepen, zoals het eten van hondenvlees, keuren we moreel af. Om die afkeuring kracht bij te zetten verzinnen we er een verhaal bij, dat honden te intelligent zijn bijvoorbeeld, of dat ze ziekten bij zich kunnen dragen, maar eigenlijk keurden we het al af voordat we hierover nadachten.

Iemands politieke voorkeur hangt vooral af van de ‘receptoren’ die hij gebruikt, als een tong met verschillende smaakreceptoren. Vind je loyaliteit bijvoorbeeld een belangrijk fundament, dan reageer je op de ‘adaptieve uitdaging van het vormen en onderhouden van coalities’. Een sterke visie op eerlijkheid en bedrog komt weer voort uit het willen tegengaan van uitbuiting.

Groepsgevoel

Onze overlevingsstrategieën zijn niet alleen gericht op onszelf. Volgens de psycholoog zijn mensen voor 90% te vergelijken met egoïstische chimpansees, maar gedragen ze zich daarnaast voor 10% als bijen. Ze zijn namelijk ook heel bedreven in grootschalig organiseren en samenwerken.

Een belangrijke bijdrage van Haidt is zijn herintroductie van een verdrongen nuance uit Darwins theorie van natuurlijke selectie. Die manifesteert zich namelijk niet alleen tussen individuen, maar ook op groepsniveau. De implicatie hiervan is dat ons vermogen tot groepsvorming zowel verbindt als verblindt. Polarisatie is volgens de auteur geen product van individualisme, maar juist van deze groepsvorming: we beschermen de belangen van onze groep, maar creëren daarbij blinde vlekken voor de belangen van andere groepen.

Interpretatie

Haidts verhaal leest zelf ook als een intuïtieve woordenstroom en daar maakt hij dan ook geen geheim van. Wat je leest is de weg die hij zelf binnen de academische wereld heeft afgelegd en wat hij daarbij ontdekte. Hierbij gebruikt hij talloze voorbeelden uit de psychologie, maar verzaakt daarbij de interpretatieve aard van de bevindingen te benoemen. Conclusies uit psychologisch onderzoek zijn interpretaties gegoten in een verhaal, maar Haidt presenteert ze iets te veel als empirisch verkregen waarheden. Zo wordt het bestaan van de een bevestigingsbias ‘aangetoond’ aan de hand van een studie met cijferreeksen. Het is nogal een sprong van cijfers naar morele overtuigingen, die toch meer conceptuele complexiteit moeten bevatten.

Haidts uitspraken zijn vaak generaliserend en overmatig relativerend: hij is niet geïnteresseerd in de verschillen tussen individuen of gradaties van ontwikkeling van culturen. Ondanks alles is Het rechtvaardigheidsgevoel een belangrijke publicatie. Haidt laat zien dat het een bedwelmende illusie is dat of links, óf rechts gelijk zou moeten kunnen krijgen door moreel te redeneren. Hij pleit voor meer bescheidenheid, pluralisme en begrip voor het streven van anderen, en sluit daarmee mooi aan op de behoefte aan verbinding.

Boeken / Non-fictie

Reconstructie van een hoofdpijndossier

recensie: Zo hadden we het niet bedoeld. De tragedie achter de toeslagenaffaire. - Jesse Frederik

Hoe had de toeslagenaffaire voorkomen kunnen worden? En wie is verantwoordelijk voor hoe het zo ver heeft kunnen komen? In Zo hadden we het niet bedoeld reconstrueert Correspondent-journalist Jesse Frederik een tragische geschiedenis.

Het boek zou oorspronkelijk begin december verschijnen, maar de publicatie is tot twee keer toe uitgesteld omdat verscheidene ontwikkelingen rondom de affaire nog in volle gang waren. Zo kwam de parlementaire commissie in december met haar vernietigende rapport waarin veel kritiek wordt geuit op het handelen van zowel kabinetsleden en Tweede Kamerleden als op het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst. Er volgde een strafrechtelijk onderzoek, maar uiteindelijk werd besloten de betrokkenen niet te vervolgen. Wel trad het kabinet-Rutte III begin dit jaar af als direct gevolg van het toeslagendrama.

Schering en inslag

In februari werd Zo hadden we het niet bedoeld alsnog uitgebracht, maar eigenlijk kan het alwéér herzien worden. Nog altijd komen er lijken uit de kast bij de Belastingdienst. Zo zouden ook duizenden zelfstandigen huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget moeten terugbetalen – terwijl ze er wél recht op hadden. Tegelijkertijd blijken sommige arbeidsmigranten duizenden euro’s teveel aan toeslag ontvangen te hebben.

Toch zijn bovenstaande nieuwsberichten wel illustratief voor Frederiks betoog. Hij laat zien dat de toeslagenaffaire helaas geen incident is maar onderdeel van een ver doorgevoerde automatiseringsdrang van beleidsmakers. De menselijke maat raakt hierdoor volledig zoek; er wordt op de koop toegenomen dat maatregelen om de slechten te raken ook de goeden zullen treffen.

Afpakjesdag

Zoals het een Correspondent-uitgave betaamt, wordt ook met deze publicatie getracht de onderste steen boven te krijgen. In zijn reconstructie ontkracht Frederik tevens een aantal hardnekkige misverstanden. Zo had de befaamde ‘afpakjesdag’ geen betrekking op de gedupeerde ouders, maar op een frauderende belastingadviseur. Nog steeds een smakeloze bewoording, maar het is een behoorlijk nuanceverschil waar al snel aan voorbij gegaan wordt in de eindeloze keren dat hiernaar verwezen wordt door kamerleden en columnisten.

Ergens is het jammer dat Frederik niet meer slachtoffers aan het woord laat. Hij focust zich vooral op de gang van zaken binnen het kabinet en de Belastingdienst. Maar juist wat voor verstrekkende gevolgen hun acties hadden, komt slechts sporadisch aan bod. Desalniettemin is Zo hadden we het niet bedoeld een noodzakelijk werk dat laat zien hoe er uiteindelijk niet één schuldige is aan te wijzen maar wel een hele hoop verliezers.

Boeken / Fictie

Van een tijdloze schoonheid

recensie: Het onzichtbare leven van Addie LaRue - V.E. Schwab

Welke krachten zou jij willen hebben als je een superheld zou zijn? De meeste mensen wedijveren tussen de volgende opties: kunnen vliegen óf onzichtbaar zijn. Schrijfster V.E. Schwab maakt met haar nieuwe young adult Het onzichtbare leven van Addie LaRue duidelijk dat deze laatste mogelijkheid pure horror is. Het is een van die boeken die je qua plot en verteltrant kunt vergelijken met de ‘groten’ onder de YA’s: Harry Potter, Twilight en The Hunger Games.

Zoveelste vampierenromance?

Als je begint aan de dikke pil die Het onzichtbare leven van Addie LaRue is, dan weet je nog niet meteen waar je aan toe bent. Het is 29 juli 1714 en de 23-jarige Addie LaRue rent voor haar leven. Wie is toch die duivel die haar op de hielen zit? Vervolgens ontwaakt dit meisje in New York, in het jaar 2014… De eerste gedachte die door je heen schiet, zou de volgende kunnen zijn: is dit de zoveelste roman over vampiers? Het blijkt echter te draaien om een vernieuwend concept: Adeline (ze prefereert zelf ‘Addie’) LaRue wordt in 1691 geboren in het Franse dorp Villon-sur-Sarthe en verveelt zich daar stierlijk. Ze wil niets liever dan reizen over de hele wereld. Als haar ouders haar uithuwelijken aan een weduwnaar met een grote schare aan moederloze kinderen, bidt ze tot de Goden die haar oude buurvrouw Estele Magritte aanhangt. Tot haar vreugde – die van korte duur zal zijn – wordt er gehoor gegeven aan haar wens: “Ik wil niet aan iemand anders toebehoren.” In ruil voor deze vrijheid, belooft ze haar ziel te geven aan deze duivelachtige God, als ze deze niet meer hoeft.

Be careful what you wish for

Al snel blijkt haar wens een grote vloek te zijn. Geen enkele persoon die ze ooit heeft gekend, weet nog wie ze is. Van de ene op de andere dag verliest ze alles. Iedere keer als ze een nieuwe persoon ontmoet, een nieuwe geliefde, vergeet dit wezen haar bestaan. Op deze manier is het onmogelijk voor Addie om zich aan een ander te kunnen binden. Toch kent haar onzichtbare bestaan ook voordelen: Addie leert zichzelf de kunst van het stelen aan en komt na ieder conflict ongeschonden uit de strijd, omdat niemand haar aanwezigheid opmerkt. Hoewel ze jaren, decennia, zelfs eeuwen de tijd heeft om te reizen, te ervaren en te leven, blijft de God die haar wens accepteerde, haar achterna zitten. Om de zoveel jaren komt deze God, die zijn uiterlijk heeft gemodelleerd naar een schets van Adeline en de naam Luc heeft aangenomen, haar teisteren en dwingt haar om haar ziel aan hem te overhandigen. Iedere keer weet Addie hem af slaan, maar na iedere ontmoeting met haar kwelgeest, begint ze zich holler te voelen.

“Ik herinner me je”

En plots verdwijnt dat lege gevoel op een dag die lijkt op alle voorgaande dagen. Op 13 maart stapt ze een boekwinkel binnen, waar ze eerder een Griekse versie van de Odysseus heeft ontvreemd en ze vraagt aan de boekverkoper, Henry Strauss, of ze het boek kan omwisselen voor een ander boek. De jonge verkoper met zijn hoofd vol zwarte krullen en groene ogen (wat van hem haast een exacte kopie van Luc maakt) is met stomheid geslagen: hij heeft het meisje pas geleden betrapt op het stelen van dat boek en ze is ook nog zo brutaal om het te komen inwisselen tegen een ander? Na deze blik van herkenning, begint het in Addie’s hoofd te duizelen. Niemand heeft haar gezicht in de afgelopen driehonderd jaar langer dan enkele uren weten te onthouden… Als Henry de woorden “Ik herinner me je” uitspreekt, betekent dit dan ook het startpunt voor een nieuw leven met nieuwe kansen. Henry en Addie tuimelen in een liefdesromance. Hun onvoorwaardelijke liefde kunnen ze echter met niemand delen, aangezien iedereen vergeet dat Addie bestaat. Dat kan het verliefde stel niet deren. Iemand die zich wel verkneukelt aan de prille liefde, is Luc. Het is echter voor deze wrede God een kwestie van tijd, voordat hij Addie’s ziel kan claimen. Henry verbergt namelijk een geheim dat hem en Addie voorgoed zal scheiden…

Ontelbare pluspunten

Er zijn ontelbare zaken die dit boek zo fantastisch maken. Om te beginnen het plot: het idee is niet alleen compleet nieuw, maar het verhaal is ook heel spannend. Je vraagt je continu af hoe het zal eindigen met Addie; verliest ze haar ziel of gaat ze nog drie eeuwen tegemoet? En is de liefde tussen Addie en Henry gedoemd om te mislukken? Tot aan de laatste pagina blijf je geboeid. Dat komt ook door de afwisseling in historische periodes. Van de Franse Revolutie tot aan de Eerste- en Tweede Wereldoorlog: via de ogen van Addie maken we alles mee. Iedere keer verras je je weer over haar moed en kracht om zich door al die eenzame jaren heen te slaan en het biedt een verrassende kijk op periodes, die we allemaal uit de schoolboeken kennen. Ook is het boek opgedeeld in zeven delen, die allemaal beginnen met een verwijzing naar een kunstwerk, dat te maken heeft (gehad) met Addie. Voor menig kunstenaar heeft ze gediend als muze en is ze vereeuwigd in de kunst (haar enige voetafdruk op de aarde). Daarnaast is de schrijfstijl sierlijk te noemen en de prachtige beschrijvingen loodsen je door de pagina’s heen:

“Dat is het punt met leven in het heden, en alleen in het heden: het is een zin die 

 eindeloos doorgaat. En Henry was de volmaakte pauze in het verhaal. Een kans om 

op adem te komen. Ze weet niet of het liefde was of slechts een kort respijt. Of 

tevredenheid zich kan meten met hartstocht, of warmte ooit zo sterk zal zijn als hitte.”

Dit soort zinnen blijven je gedurende het boek aantrekken. Tot slot is het Schwab gelukt om van een meisje dat, ondanks het feit dat ze van vlees en bloed is, eerder een geest is geworden, een écht individu te maken. Een persoon die je gaandeweg leert kennen en in wiens emoties je kunt meegaan. Ook de andere personages hebben iets eigens en zijn goed uitgewerkt: Henry raakt verscheurd door een eerdere verbroken relatie en worstelt met zijn identiteit als biseksueel; zijn eerdere vriend Robbie is een groot talent op het podium, maar worstelt om zijn gevoelens voor Henry en hun gezamenlijk vriendin Bea, is een lesbische kunsthistorica met een grote mond, maar met het hart op de goede plek. Naast verzonnen geliefden, zoals Remy en Toby, komen er ook werkelijk bestaande figuren langs in het boek. Theedrinken met verlichte denkers als Voltaire zijn een doodnormale zaak in het boek en wat blijkt? Ook Beethoven heeft zijn ziel verkocht aan ‘God’ Luc. Door al deze verrassingen blijf je lezen, lezen, lezen. Dit boek mag zich daarom met recht meten aan de eerder genoemde wereldberoemde verhalen. J.K. Rowling, eat your heart out.

Boeken / Fictie

Help! Brieven op de deurmat…

recensie: In weerwil van de woorden - Dimitri Verhulst

Wie is er bang voor het geschreven woord? Dat is niemand minder dan het nieuwe personage dat uit de pen van Dimitri Verhulst vloeide en die er een soortgelijke naam op nahoudt: Pol Verholst. In de korte roman In weerwil van de woorden lees je over de eigenaardige angst voor de post, in al zijn soorten en maten.

Geabstraheerde typetjes

Dimitri Verhulst zou zichzelf niet zijn als hij op de proppen zou komen met een doodnormaal personage in een alledaagse setting. Zijn oeuvre is zo merkwaardig, vanwege het grote scala aan diverse hoofdpersonages dat hij verzint. Hij abstraheert ieder typetje zodanig, dat je weet dat ieder verhaal alleen maar op fictie kan berusten. Zo ook Pol Verholst, die zijn eigen brievenbus hekelt en niet durft te openen. Als je erover nadenkt, is dit nog niet eens zo irreëel, want wie houdt ervan om de blauwe enveloppen op de deurmat open te scheuren? Toch gaat Verholst (het personage dus) iets te ver in zijn fobie voor de post. Het boek begint met de mededeling dat ze hem straks komen ‘halen’, daarmee doelend op de hulpverleners van de psychiatrie. De angst voor de brieven heeft een zodanige grootte aangenomen, dat Verholst voor zichzelf en zijn omgeving een gevaar is geworden. En helaas, zo constateert het personage zelf, is er geen enkele andere oplossing:

“Een oneerlijke ziekte is het. Iemand met hoogtevrees kan gans z’n leven in

 Nederland wonen en soepborden vermijden, maar voor iemand met postvrees 

 bestaan er eigenlijk geen oplossingen.”

De enige oplossing die hij uitvoert, is het opeten van zijn brieven. Het was een Britse vrouw, die na haar zwangerschap toiletpapier oppeuzelde, die hem hiertoe inspireerde. De ene keer marineert hij de brieven in rode wijn en gooit hij er ui, look, tomaten en kruiden bij en een andere keer verwerkt hij de volgeschreven papieren in aardappelkroketten. En hoewel dit geen strafbaar feit is, maakt het wel een ding volkomen duidelijk: we hebben hier te maken met een personage dat rijp is voor het gesticht. Gelukkig heeft Verholst ook betere tijden gekend, toen hij zijn eigen tandartspraktijk oprichtte. Helaas kwam hij snel ten val en werd hem alles afgenomen. Hij houdt zichzelf nog zoet met goede herinneringen, maar berust ook in zijn lot: de post is de uiteindelijke overwinnaar en hij blijft achter als de verdwaasde verliezer.

Omhuld door ironie

Dit hele verhaal is omhuld door ironie: zul je net zien dat de zoon van een postbode bang wordt voor hetgeen zijn vader dag in, dag uit met zich meetorste. Post. Het hele boek kenmerkt zich door de humoristische vergelijkingen. Van een vergelijking tussen de postfobie en andere fobieën tot vergelijkingen tussen andere gekke vreters en Verholst. Toch houdt het verhaal niet heel lang stand: hoeveel pagina’s vallen er ook te wijden aan één vreemde fobie? Het verhaal in woorden proberen te vangen, is een lastig karwei. Mijmeren over de prachtige schrijfstijl daarentegen, is gemakkelijk. Opmerkelijk is het feit dat Verhulst zo rap vertelt en tegelijkertijd in zulke mooie bewoordingen een levensbiografie op papier weet te zetten. Zijn charmante taal, niet zelden aangevuld met neologismen en vernieuwende zinsconstructies (“louter uit fabuleerzucht”), maakt dat je dit boek met plezier uitleest.

Boeken / Fictie

Het moeras en zijn geheimen blootgelegd

recensie: Daar waar de rivierkreeften zingen - Delia Owens

Welke geheimen slokt de drassige ondergrond van het moeras op? In Daar waar de rivierkreeften zingen wordt een buitenstaander van het dorp, de vreemdaardige Kya, aangewezen als de koelbloedige moordenares van Chase Andrews. Schrijfster Delia Owens neemt de lezer ver mee in het wilde moeraslandschap om de waarheid te ontrafelen.

Het moerasmeisje

Wat voor beeld doemt er voor jouw ogen op als je het woord ‘moeras’ hoort? Deze drassige velden, die de overgang van zoet water naar land vormen, staan erom bekend dat ze lastig begaanbaar zijn. Het is waarschijnlijk geen plek die we meteen associëren met zaken als geborgenheid en warmte. Toch bood het moeras ten tijde van de Amerikaanse Burgeroorlog een veilig oord voor gevluchte slaven. Zo verbleven er naar verluidt maar liefst 1000 slaven in de Great Dismal Swamp, een moerasachtige regio op de kustvlakte van zuidoost Virginia en noordoost North Carolina in de Verenigde Staten. In een van die vele moerassen langs de kust van de Atlantische Oceaan, groeit het hoofdpersonage van Daar waar de kreeften zingen (in 2018 reeds al uitgegeven als Het moerasmeisje door The House of Books) op. Niemand is zó verwant met het moeras als de kleine Kya Clark, afkorting van het chiquere ‘Catherine Danielle Clark’. Ze wordt aan het einde van de Tweede Wereldoorlog (1945) geboren in een kansarm gezin aan de oevers van het dampende moeras. Op zesjarige leeftijd geniet ze van de liefde van haar moeder, die haar laat kennismaken met de vreugden van de natuur, maar van haar aan alcohol verslaafde vader hoeft ze niets te verwachten. Verbitterd door de oorlog en door zijn eigen onkunde, kleineert en slaat hij zijn eigen vlees en bloed. Als Kya’s moeder voor de derde – en definitieve – keer haar koffers pakt, treden haar twee broers en twee zussen al snel in diens voetsporen.

Door de afwezigheid van haar eigen vader, groeit Kya al snel toe naar Jumpin’, een zwarte man die met zijn schamele winkel de bevolking voorziet van benzine voor de boten. Diens vrouw Mabel, een moeder in hart en nieren, zorgt ervoor dat Kya afdankertjes draagt van ‘gekleurde mensen’. Kya leert al vanaf jongs af aan voor zichzelf te zorgen. Dagelijks trekt ze eropuit om mosselen te vangen, die ze in groten getale doorverkoopt aan Jumpin’ om daarmee kaarsen en andere levensmiddelen te kunnen kopen. Die bieden haar het licht om zich te kunnen verliezen in de sprookjesboeken, waaruit haar moeder haar vroeger voorlas. Tot haar eigen verdriet kan ze niet lezen of schrijven. De pogingen van de kinderbescherming om haar naar school toe te brengen, zodat de letteren voor haar betekenis kunnen krijgen, zijn gedoemd om te mislukken. Hoewel haar honger naar kennis én sociale contacten groot is, voelt Kya zich een te grote eend in de bijt om zich te acclimatiseren aan het schoolse milieu. Steeds meer en meer ontstaat er een contrast tussen haar (leef)wereld en die van de mensen in Barkley Cove, die haar met beschimpende ondertoon ‘Het moerasmeisje’ noemen.

Dodelijke affectie

Er is op den duur maar één persoon die de afstand probeert te overbruggen en dat is de bioloog in spé Tate. Hij introduceert haar op vijftienjarige leeftijd in de wereld van de letteren en vanaf dat moment verslindt Kya het ene na het andere (geïllustreerde) boek over het moeras waarin ze leeft. Het liefst treffen ze elkaar ‘daar waar de rivierkreeften zingen’, oftewel: diep in de wildernis, waar de dieren zich nog als dieren gedragen. Gestaag groeit ook Kya’s verzameling van de dieren die daar wonen, van veren van vogels (en niet zelden zit daar een zeer bijzondere bij) tot schelpen en andere natuurgerelateerde vondsten. De sprankjes van hoop die de dappere Tate Kya geeft, zijn van korte duur als hij gaat studeren. Vijf jaar na zijn afwezigheid, laat Kya zich in met de knappe Tate, dé ‘geliefde zoon’ van het dorp. De gevierde quarterback en de vreemdeling groeien naar elkaar toe, maar ook deze man zit vol met beloftes die hij niet waar kan maken… Enkele weken na hun laatste ontmoeting ligt het levenloze lichaam van Chase in de modderpoel voor de oude brandweertoren. Meerdere vingers van dorpsgenoten wijzen in de richting van Kya: wie anders heeft er zo’n baat bij zijn dood? Wie anders kan haar sporen zo goed uitwissen als deze vrouw die één is met het drasland waarin ze woont?

Overgedramatiseerd?

Op dat moment wordt er een spanning opgebouwd, die de lezer tot aan het laatste hoofdstuk van dit boek gekluisterd houdt. Niet dat de voorgaande hoofdstukken de lezer onberoerd laten: het precieze oog van de schrijfster, de biologe Delia Owens, maakt dat je je onderdompelt in een omgeving die voor menig persoon zoveel geheimen heeft. Via Kya kan de lezer stilstaan bij de wonderen die het waterachtige terrein niet zomaar braak legt voor het blote oog. De wijze waarop Kya eerbiedig met de natuur omgaat, is leerzaam én intrigerend. Zo kan ze niet zonder de meeuwen, die ze iedere avond een hand kruimels toe gooit en om haar huis rondcirkelen. Via dit personage kan de auteur haar eigen opgedane kennis uiteenzetten. Dit maakt het personage ook zo levensecht. En dat terwijl het eerste hoofdstuk nog zo’n ander beeld schept van de vrouwelijke protagonist. De barre huissituatie van Kya komt enigszins geromantiseerd over, alsof de misère iets te veel wordt aangedikt. Herinneringen aan een lachende, dansende moeder komen dan nog ietwat zoetsappig over en de schuwe Kya net iets té overdreven, maar deze hele introductie van dit eenzame wezen schept een goed beeld van de lijdensweg die Kya aflegt. Hoezeer het leven haar ook tegenzit; ze weet uit iedere situatie sterker naar voren te komen.

Verrassing!

Hoofdstuk na hoofdstuk wordt Kya steeds beminnelijker. Ze is, in tegenstelling tot de rokende en hakken dragende jongedames uit het dorp, tenminste trouw aan zichzelf gebleven én dat is waarom mannen als Tate en Chase als een blok voor haar vallen. Owens heeft een goede balans gevonden tussen het aanduiden van de gedachtes en gevoelens van Kya en de reacties van de mensen op haar om haar heen. Het verhaal had zich niet aantrekkelijker aan ons kunnen voordoen: de zinnen die voortvloeien uit Owens pen doen niet gekunsteld voor (zoals je wellicht zou verwachten bij een debuut), maar zijn weloverdacht en raken je. De prachtige metaforen die Owens introduceert, de sterke, stilistische zinnen en het tempo waarin dialogen zijn geschreven, zorgen voor een perfecte cadans. Wat echter jammer is, is dat er maar vluchtige happen uit het leven van Kya worden genomen en getoond. Hoewel de karakterontwikkeling die ze doormaakt, duidelijk wordt opgetekend, was het interessant geweest om net iets meer te lezen over haar wijze van overleven tussen haar zesde tot 24ste levensjaar. Ook is het maar de vraag of Owens op de valreep – in het laatste hoofdstuk – zo gedetailleerd had moeten vermelden hoe het leven van Kya eindigt. Het antwoord daarop lijkt toch ‘ja’ te zijn, aangezien de schrijfster op het laatste moment nog een verrassing voor de lezer heeft. Al met al, kan dit debuut in het lijstje van de meest indrukwekkende debuten worden geplaatst. Het verhaal heeft iets ongekend ‘eigens’ en biedt een verhaal, zoals er maar weinige van zijn…

Boeken / Non-fictie

Ode aan een magisch decennium

recensie: Negentig - Corinne van der Velden

De Spice Girls, GTST, Big Brother, Gabbers, TMF: óf je vindt het wansmaak, óf deze en andere nineties-fenomenen hebben een plekje in je hart veroverd. Het laat zich raden bij welk kamp Corine van der Velden hoort. In Negentig neemt de journalist en docent de ninetiesnostalgie onder de loep.

In coronaloze tijden vormen nineties-feestjes een beproefde succesformule. Voor veel mensen belichamen de jaren ’90 dan ook een magische periode; een tijdperk om door een roze bril te doorzien. Frank Pels, schrijver van jaren ’90-anthem 15 miljoen mensen, omschrijft het tijdperk als de meest zorgeloze tijd die hij ooit heeft meegemaakt, ‘een periode van ongebreideld optimisme’. Volgens Anouk Smeekes, die onderzoek doet naar nostalgie, voelden de jaren ’90 voor veel mensen aan als simpel en overzichtelijk. Het speelt zich af vóór het globalisatie- en digitaliseringstijdperk, ‘waarin de wereld opener en groter werd, maar ook een stuk ingewikkelder’. Geen wonder dus dat het tijdperk twee decennia later nog altijd zo’n aantrekkingskracht heeft.

Nederlandse insteek

Het vrolijke decennium wordt chronologisch doorgenomen; voor elk jaar één hoofdstuk. In vrolijke overzichtspagina’s geeft Van der Velden van ieder jaar een impressie, om vervolgens in het hoofdstuk op één thema verder te gaan. Zo staat 1992 volledig in het teken van eurodance, het commerciële antwoord op dance. Formaties van eigen bodem, zoals 2 Unlimited en 2 Brothers on the 4th Floor, domineerden in één klap de Top 40 met hun opzwepende en makkelijk in het gehoor liggende muziek.

Van der Velden bekijkt de jaren ’90 vanuit een Nederlandse invalshoek. Het 1993-hoofdstuk staat bijvoorbeeld volledig in het teken van populaire kinderboekenschrijvers als Paul van Loon en Carry Slee. De Griezelbus en Dolfje Weerwolfje, maar ook zwaardere jeugdboeken als Spijt! en Afblijven zijn voor Nederlanders onlosmakelijk met de jaren ’90 verbonden.

Klein maar fijn

Door menig jaren ’90 BN’er zelf aan het woord te laten, is dit boek meer dan enkel een nostalgische ‘trip down memory lane’. Vooral het persoonlijke relaas van Sabine Wendel geeft te denken. Als deelneemster van het eerste seizoen van Big Brother was ze onvoorbereid op alle media-aandacht die haar zou achtervolgen nadat ze uit het huis was weggestemd. Ook dat waren de jaren ’90: doodnormale mensen maakten hun entree in het medialandschap, met alle gevolgen van dien.*

Toch voert lichtheid de boventoon en dat maakt Negentig bovenal een ode aan een tijdperk van onbegrensde mogelijkheden. Een wellicht net iets te klein maar wel fijn boekje over een periode waar menigeen linksom of rechtsom wel een zwak voor heeft ontwikkeld.

* Desalniettemin bleek het format een gigantisch (internationaal) succes. Na een pauze van vijftien jaar is begin 2021 zelfs een nieuw seizoen van Big Brother van start gegaan in Nederland.

Boeken / Non-fictie

Kraakhelder geschreven

recensie: Ralf Mohren - Droogte. Vijftien jaar leven zonder alcohol in het volle licht.

De Eindhovense schrijver Ralf Mohren schreef eerder over zijn alcoholverslaving in zijn alom geprezen debuut Tonic. In dat boek is het zijn alter-ego dat de hoofdrol vervult. In Droogte is hij zichzelf, wat het relaas nog heftiger maakt. Hij geeft zich volledig bloot. Een gedurfd boek dat anderen tot inzicht zou kunnen laten komen.

Een boek schrijven waarin je zelf de verschrikkelijke hoofdrol vervult van een leven dat gedeeltelijk verwoest is door een alcoholverslaving, is een heftige ontboezeming. Het getuigt van moed en het rotsvaste vertrouwen dat het beeld over jezelf je geen parten gaat spelen in je dagelijkse leven. Je kan je niet meer verbergen achter een personage. Misschien brengt dat wel een bevrijding!

Mohren aan het woord op de radio

In een radio-interview op L1 Radio op 9 januari jl. sprak schrijver Ralf Mohren over zijn nieuwste boek Droogte. Hij sprak daar openhartig over dit boek waarin we een kijkje in zijn hoofd krijgen. Over zijn vroegere alcoholverslaving schreef hij zijn debuut Tonic (2015). Op 1 mei 2021 is het vijftien jaar geleden dat hij zijn alcoholisme achter zich liet. Maar zoals de auteur zegt: “Ik blijf alcoholist al drink ik geen alcohol meer. Ik durf ook geen alcohol meer te drinken want ik weet dat het dan weer fout gaat, omdat ik geen maat kan houden. Drank blijft een rol spelen in mijn leven ook al heb ik de alcohol achter me gelaten.”

Droogte is een boek met memoires, een literair non-fictiewerk. Over de inhoud zegt hij: “Ik heb dingen uit mijn hoofd gelaten en op papier gezet, die je anders liever binnenhoudt. Het is heel persoonlijk en het is zoals het is.” De schade die de verslaving aanrichtte is nog steeds voelbaar. “Mijn vrouw Marlies heeft dit boek gelezen en ze mocht zeggen wat ik eruit zou moeten halen, maar ze heeft niets aangegeven wat ik moest schrappen. Daar ben ik trots op. Eigenlijk brengt het ons weer dichter bij elkaar. Het maakt ons sterker,” vertelt hij openhartig. Zijn tienerzoons zullen later dit boek ook gaan lezen, weet hij natuurlijk. Hij heeft ze wel eens verteld over zijn verleden, dus het is al geen geheim meer. Zijn leerlingen op school kennen zijn debuut en daar is ook over gesproken. Ook dit nieuwe boek zal zijn leerlingen in 4 havo bereiken. Het zal niet alleen hen maar ook veel andere mensen helpen, hoopt Mohren. In de achtertuin van Jack Poels van het album Blauwe vear, sluit het interview op de radio af. Het liedje is op verzoek van de schrijver te horen en hij draagt het op aan zijn zoons.

In alle openheid

Wie het boek Droogte gelezen heeft kan niet anders dan een zucht van verlichting slaken, wanneer hij of zij nooit een verslaving heeft ondervonden. Het andere gevoel dat je bekruipt is een gevoel van verwondering over de heldere taal, die de auteur spreekt. Hij is heel open over de wonden die zijn alcoholverslaving in zijn leven heeft achtergelaten en vijftien jaar na dato nog steeds achterlaat. Soms zijn het littekens, maar soms zijn het gewoon open wonden. Die wonden likt en verzorgt hij met dit boek. Door het tonen van deze beschadigingen is hij duidelijk voor anderen tot steun, die het inzicht en de ervaring nog niet hebben gekregen over wat er allemaal stuk gaat bij zo’n bezetenheid.

Er wordt haarfijn uitgelegd dat hij, ondanks dat hij al vijftien jaar niet meer drinkt, nog steeds alcoholist is en dat ook altijd zal blijven. Voor velen is dat misschien wel de grootste openbaring. De schrijver neemt ons mee naar concerten, voetbalwedstrijden en feestjes, die voor hem nu – met nul procent alcohol – net zo leuk zijn, maar wel anders zijn om te ervaren. Om zijn compleet geruïneerde huwelijk kan hij niet heen. Wederzijds begrip is er inmiddels al wel en ook zijn ze er samen voor beide jongens. Een leven in status quo lijkt het. Open staan voor wat nieuws maar daar nog niet in slagen.

Mohren schuwt niet om ook het seksleven aan de orde te stellen. In korte hoofdstukken raakt de schrijver alle hoekjes en gaatjes van zijn leven en laat ons vrijelijk meekijken in wat er omgaat in zijn dagelijks leven. De fijne stijl van schrijven maakt dat het boek leest als een trein. Van een neerlandicus mogen we eigenlijk niet veel anders verwachten, maar leraar zijn is toch nog wat anders dan zelf schrijven. Deze leraar schrijft een helder en open verhaal van zijn eigen leven. Dat zal zeker in de klas de nodige tongen losmaken. Mohren weet daar raad mee, zo heeft hij ook tijdens zijn debuut al eens besproken. Zelf schrijft hij op de achterflap van het boek dat het schuurt, maar een woord als ‘kraken’ is misschien nog wel toepasselijker. Het is namelijk kraakhelder hoe het leven na de verslaving eruit ziet en dat in kraakheldere taal! Droogte legt zijn pijnlijke ziel bloot, maar roept vooral heel veel respect op.

 

Muziek / Album

Muzikale Coronacreativiteit

recensie: I Am Oak – Odd Seeds & Jack Poels – II

Thijs Kuijken alias I Am Oak zat, zoals zoveel artiesten, thuis en stond zeker niet op het podium gedurende de coronacrisis. Dit geldt ook voor Jack Poels die in maart nog zijn eerste soloalbum uitbracht. Een tijd van inkeer en zeker ook herbezinning. Soms levert dat heel mooie, verstilde muziek op en hoor je de eenzaamheid weerklinken.

Odd Seeds is het album van I Am Oak en is een selectie uit vijftig van zijn liedjes, die heel zijn oeuvre overdekken. Het album is alleen verkrijgbaar op vinyl of op de streamingdiensten.

Jack Poels ontvouwde zich op Blauwe vear, zijn eerste soloplaat, als een begenadigd singer-songwriter. De feestmuziek van Rowwen Hèze was ver weg. Op II is het niet heel anders.

I Am Oak

De albums van I Am Oak laten zich kenmerken door muziek, die in alle rust het mooiste is te beluisteren. Ze breken de stilte langzaam open en vragen alle subtiliteit van de luisteraar bij het consumeren van deze muziek voor fijnproevers. Geen van zijn liedjes blinkt uit in uitbundigheid maar ze blinken juist uit in ingetogenheid.

Op Odd Seeds zijn de liedjes teruggebracht tot de meest rudimentaire vorm die je je maar kunt voorstellen. Van de vijftig liedjes zijn er zesentwintig terechtgekomen op deze dubbel- lp. Eén van de composities is een nieuw liedje, dat de titel ‘That’s That’ kreeg, maar feitelijk luisteren alle liedjes in deze verstilde uitvoeringen als nieuwe liedjes. Kuijken begeleidde zichzelf alleen op een akoestische gitaar, banjo of orgel in samenhang met zijn kenmerkende zang. Op de hoesfoto achterop het album is het bureau van Kuijken te zien met alle instrumenten en de computer waarmee het album is opgenomen. De sfeer van het album is heel klein en ademt de eenzaamheid van deze muzikale coronaperiode. Feitelijk zouden deze opnames ook geluisterd kunnen worden als de demo’s of oerversies van de uiteindelijke liedjes. Het is misschien ook daarom wel een te grote schotel aan verstilde liedjes om alle zesentwintig in één keer tot je te laten komen. Wat dat betreft is het medium vinyl ook een hulp bij het luisteren naar dit album. Pak één lp per keer. Ook op bijvoorbeeld Spotify zien we dat I Am Oak een deel één en een deel twee heeft neergezet. Laten we hopen dat een volgend album weer een echt band-album mag worden want dan is Thijs Kuijken samen met andere instrumentalisten op zijn best. Tot die tijd kunnen we in de lockdown ons prima vermaken met deze soundtrack van het coronajaar.

 

Jack Poels

Het is heel bijzonder dat we nog geen jaar na het eerste soloalbum van Jack Poels al een tweede krijgen voorgeschoteld. Blauwe vear verscheen toen de coronapandemie nog maar net over ons werd uitgestort. Poels schreef het album dan ook toen er nog geen virus in de lucht was. Toch voelde het album toen al als passend voor de muzikale stilte, die ging volgen op de festivalterreinen. Met II hebben we al meteen een tweede soloalbum te pakken. Heel bewust schrijft Poels niet het cijfer 2 of de letters twee, maar een II. Dat symbool kennen we allemaal ook als het pauzeteken. Zo beleeft Poels de periode van nu dan ook. In deze pauzeperiode heeft hij opnieuw liedjes geschreven, die passen in de stijl van zijn eerste soloalbum en hij heeft ze ook solo gespeeld. Met recht noemt hij het werkstuk dan ook een corona-album. Als alles gewoon open was gegaan dan was er nu zeker nog geen II geweest. Voor de echte liefhebbers van Rowwen Hèze is dit gezapige werk van Poels niet echt waar ze op zaten te wachten. Deze liedjes graven dieper. Sommigen zeggen dat het wel bij zijn leeftijd past. Het album II bevat wederom mooie liedjes, maar toch is de verrassing er een beetje af. Daar waar het eerste soloalbum als een warm bad voelde, is deze tweede een album dat ook na vele keren draaien doet terugverlangen naar het eerste soloalbum. Misschien is het te snel of hebben de liedjes net wat meer tijd nodig. Wel spreekt het grote vakmanschap, waarmee Jack Poels het album heeft gemaakt, absoluut in zijn voordeel. Ook dit is een album dat ons door een zware tijd moet slepen, want het is nog niet voorbij, die pauze (II).