Tag Archief van: 8WEEKLY

Boeken / Fictie

Onmogelijke liefde van een half-heks

recensie: Grimmige avonturen van Sabrina, seizoen van de heks– Sarah Rees Brennan

Voor wie de Netflix-serie niet kent is het boek Sabrina van Sarah Rees Brennan gewoon een modern sprookje of beter nog: een verhaal van een onmogelijke liefde tussen een half-heks en een gewone sterveling. Het boek verhaalt over de worsteling van een jongvolwassene, die lijkt te moeten kiezen, maar waarbij de liefde lonkt en pronkt.

Persoonlijk is uw 8WEEKLY recensent een vreemde in de wereld van Netflix. Wie daar weleens op zoek is naar vermaak zal mogelijk de serie, waarvan dit boek een uitvloeisel is, wel kennen. Uw recensent duikt dit boek in zonder ook maar iets van deze serie te hebben gezien. Dat is de manier waarop je een boek normaalgesproken benadert dus.

Duistere wereld van magie

Voluit heeft het boek de titel: Grimmige avonturen van Sabrina – Seizoen van de heks, maar voor de titel moet volgens de schrijfster nog staan: De voorgaande geschiedenis, wat een vertaling is van “De prequel”, dat we op de kaft lezen. De schrijfster Sarah Rees Brennan suggereert met deze titel dat er mogelijk nog meer delen zullen volgen of al geschreven zijn. Het boek is de voorloper op de avonturen in de Netflix-serie

Het boek kent een bijzondere indeling, waarbij we verhaallijnen lezen op wit papier met zwarte letters en delen op zwart papier met witte letters. Deze laatste zijn de “duistere gedachten”, die een inkijkje geven in de zogenaamde duistere kanten van de heksenwereld. Het nadeel van de zwarte pagina’s is dat ze moeilijker lezen in verband met het lastige contrast tussen niet helemaal zwart maar gemêleerd zwart/wit en de witte letters. Toch is ondanks deze handicap het boek wel een boek dat je wenst uit te lezen en niet terzijde legt. Bovendien voegen de zwarte katernen wel degelijk wat toe aan het verhaal dat verteld wordt. Het kijkje in de duistere wereld van de magie geeft een extra draai aan het verhaal.

Liefdesverhaal met duistere spanning

Het verhaal gaat over Sabrina Spellman, die op het punt staat om haar heksenbestaan volledig te aanvaarden omdat ze zestien jaar zal worden. Sabrina is net als haar vader een half-heks, want haar moeder was een sterveling. Feitelijk zou ze dan zelfs kwart-heks zijn. Net als haar vader, die een beroemde, krachtige en invloedrijke heks was, voelt Sabrina liefde voor een sterveling: Harvey Kinkle. Deze jongen is ook dolverliefd op haar, al wil ze dat niet helemaal geloven en laat ze hem betoveren, nadat hij naar een ander meisje heeft gekeken. Die betovering maakt dat hij alleen maar haar ziet en niet meer naar anderen zal omkijken. Ondertussen trekken haar familieleden aan Sabrina om haar toch bij hen te houden. Op de achtergrond is neef Ambrose haar grote beschermer. Ambrose is door een betovering gekluisterd aan het huis, waar Sabrina met een aantal tantes woont en wat ze haar thuis noemt.

De verwikkelingen van Sabrina en Harvey vormen de kern van het boek, dat de spanning weet vast te houden. De duistere wereld van de hekserij vlecht prima tussen het verhaal door, zodat we een heerlijk inkijkje krijgen in de lastige liefdesgeschiedenis. Dat alles maakt voor iedereen die wel openstaat voor een modern sprookje Grimmige avonturen van Sabrina – Seizoen van de heks tot een boek waar je je vele uren in kan verliezen.

Boeken / Fictie

Onmogelijke liefde van een half-heks

recensie: Grimmige avonturen van Sabrina, seizoen van de heks– Sarah Rees Brennan

Voor wie de Netflix-serie niet kent is het boek Sabrina van Sarah Rees Brennan gewoon een modern sprookje of beter nog: een verhaal van een onmogelijke liefde tussen een half-heks en een gewone sterveling. Het boek verhaalt over de worsteling van een jongvolwassene, die lijkt te moeten kiezen, maar waarbij de liefde lonkt en pronkt.

Persoonlijk is uw 8WEEKLY recensent een vreemde in de wereld van Netflix. Wie daar weleens op zoek is naar vermaak zal mogelijk de serie, waarvan dit boek een uitvloeisel is, wel kennen. Uw recensent duikt dit boek in zonder ook maar iets van deze serie te hebben gezien. Dat is de manier waarop je een boek normaalgesproken benadert dus.

Duistere wereld van magie

Voluit heeft het boek de titel: Grimmige avonturen van Sabrina – Seizoen van de heks, maar voor de titel moet volgens de schrijfster nog staan: De voorgaande geschiedenis, wat een vertaling is van “De prequel”, dat we op de kaft lezen. De schrijfster Sarah Rees Brennan suggereert met deze titel dat er mogelijk nog meer delen zullen volgen of al geschreven zijn. Het boek is de voorloper op de avonturen in de Netflix-serie

Het boek kent een bijzondere indeling, waarbij we verhaallijnen lezen op wit papier met zwarte letters en delen op zwart papier met witte letters. Deze laatste zijn de “duistere gedachten”, die een inkijkje geven in de zogenaamde duistere kanten van de heksenwereld. Het nadeel van de zwarte pagina’s is dat ze moeilijker lezen in verband met het lastige contrast tussen niet helemaal zwart maar gemêleerd zwart/wit en de witte letters. Toch is ondanks deze handicap het boek wel een boek dat je wenst uit te lezen en niet terzijde legt. Bovendien voegen de zwarte katernen wel degelijk wat toe aan het verhaal dat verteld wordt. Het kijkje in de duistere wereld van de magie geeft een extra draai aan het verhaal.

Liefdesverhaal met duistere spanning

Het verhaal gaat over Sabrina Spellman, die op het punt staat om haar heksenbestaan volledig te aanvaarden omdat ze zestien jaar zal worden. Sabrina is net als haar vader een half-heks, want haar moeder was een sterveling. Feitelijk zou ze dan zelfs kwart-heks zijn. Net als haar vader, die een beroemde, krachtige en invloedrijke heks was, voelt Sabrina liefde voor een sterveling: Harvey Kinkle. Deze jongen is ook dolverliefd op haar, al wil ze dat niet helemaal geloven en laat ze hem betoveren, nadat hij naar een ander meisje heeft gekeken. Die betovering maakt dat hij alleen maar haar ziet en niet meer naar anderen zal omkijken. Ondertussen trekken haar familieleden aan Sabrina om haar toch bij hen te houden. Op de achtergrond is neef Ambrose haar grote beschermer. Ambrose is door een betovering gekluisterd aan het huis, waar Sabrina met een aantal tantes woont en wat ze haar thuis noemt.

De verwikkelingen van Sabrina en Harvey vormen de kern van het boek, dat de spanning weet vast te houden. De duistere wereld van de hekserij vlecht prima tussen het verhaal door, zodat we een heerlijk inkijkje krijgen in de lastige liefdesgeschiedenis. Dat alles maakt voor iedereen die wel openstaat voor een modern sprookje Grimmige avonturen van Sabrina – Seizoen van de heks tot een boek waar je je vele uren in kan verliezen.

de drie albumcovers
Muziek / Album

Blues en Covid-19 omarmen elkaar

recensie: Bluesupdate volume 13: Johnny Mastro & Mama's Boys, Popa Chubby, Tiny Legs Tim
de drie albumcovers

Het is niet gek om de blues te krijgen van de Covid-19-toestanden, die de wereld nu al meer dan een jaar teisteren. Artiesten kunnen niet op tournee maar willen zich wel uiten. Dat doen ze dan in nieuwe muziek. Bij de pakken neer gaan zitten is geen optie! In deze elfde editie van de blues update gaat onze aandacht naar gruizig en soms heerlijk stevig werk van hoog niveau.

Natuurlijk kennen liefhebbers Popa Chubby en Tiny Legs Tim al. Johnny Mastro zal misschien minder bellen doen rinkelen. Voor uw 8WEEKLY-recensent is Mastro een volledig nieuwe naam, maar enig onderzoek leert dat het zeker geen onbekende in het bluesgenre is. Tijd dat hij ook wat breder bekend gaat worden.

Johnny Mastro & Mama’s Boys

Het album Elmore James for President dondert als een razende over de luisteraar heen. Met de gruizigheid waarmee we Ian Siegal associëren kunnen we gerust ook Johnny Mastro typeren. De voodooklanken waarmee Mastro en band zich bedienen waaieren allerlei kanten op van de bluesscene. En ook die kant kennen we van Siegal. Laten we er vooral voor waken om te beweren dat het een kopie zou zijn. Mastro heeft genoeg eigenheid in zijn muzikale benadering om het album snel te herkennen als je het na een tijdje weer zou opzetten.

In dertien tracks weet de band een verpletterende indruk achter te laten, die meteen de honger naar een live-optreden lijkt te verschroeien. Voordat dat kan plaatsvinden in deze coronatijd, zullen we het moeten doen met de formidabel ingeblikte enthousiaste ruwe bolster, die we Johnny Mastro & Mama’s Boys gerust mogen noemen. Of het met een blanke pit is, zoals het spreekwoord luidt, valt nog te ontdekken. De titels als ‘Child Wolf’, ‘Wildman Call’ en ‘Bottle Won’t Save You’ doen wat anders vermoeden, maar zoals zo vaak kan schijn anders uitpakken.

We leren uit de releasesheet dat dit het dertiende album van de band is en dat de band reeds vijfendertig tournees in Europa achter de rug heeft en daarbij in vijftien landen optrad. Het mag een wonder heten dat ze voor ons onder de radar zijn blijven vliegen. Met een klein zetje in de rug zou dit nieuwe album hen zomaar ineens ook in de lage landen bij de bluesliefhebbers op het podium brengen, of op een festival als het weer kan. Een feestje bouwen met deze band moet zeker lukken!

Popa Chubby

Op de hoes van het nieuwe album van Popa Chubby, Finfoil Hat, zien we de meester zelf met een mondkapje op, dat overigens op zijn kin hangt omdat hij een shagje rookt met zijn gitaar op schoot. Op deze manier is het een duidelijk tijdsdocument. Wie had ooit gedacht dat we het dragen van zo’n mondkapje als onderdeel van ons dagelijks leven zouden zien?

De muziek van Chubby laat over de periode waarin we zitten ook geen misverstand bestaan. Titels als ‘Baby Put On Your Mask’, ‘Someday Soon (Change Is Gonna Come)’ en ‘Another Day in Hell’ lijken allemaal terug te voeren naar de Covid-19-tijd waarin we leven. Vooral het eerstgenoemde lied gaat hier zeker over, maar – zoals het Popa Chubby betaamt – lijkt het mondkapje uiteindelijk ook het enige dat de dame in kwestie aan hoeft te houden.

De gitaarklanken van Eddie van Halen lijken model te hebben gestaan, als we luisteren naar het rockende bluesnummer ‘Another Day in Hell’. Het is geen kopie, maar de invloeden zijn wel overtuigend terug te voeren naar deze gitaargod en hier mooi verweven in de blues die Chubby ons voorschotelt. Dat is een heerlijke cocktail die staat als het spreekwoordelijke huis. Zwakke momenten zoeken is een hele klus. Of je zou de teksten te serieus willen nemen, zoals bij ‘You Ain’t Said Shit’, waar we eigenlijk heel luchtig over zouden moeten doen, maar voor de diepgewortelde tekstuitpluizer wordt het wel een dingetje om mee aan de slag te gaan.

Inhoudelijk is het titelnummer ‘Tinfoil Hat’ helemaal geënt op wat er in 2020 over de wereld raasde. Daarmee is het album een heel duidelijk tijdsdocument. Maar wel een heel erg lekker blues werkstuk met een stevige drive. Het spelplezier spat zoals gewoonlijk bij Chubby en zijn band uit de speakers.

Tiny Legs Tim

Het album Call Us When It’s Over verscheen alweer in november van 2020, maar krijgt in maart 2021 een re-release, omdat het album volledig was uitverkocht. Tijd om alsnog aandacht te schenken aan dit niet onverdienstelijke werkje van Tiny Legs Tim, dat tot op heden voor ons onopgemerkt is gebleven.

Na de twee eerder beschreven werken kunnen we rustig ademhalen met het album van Tiny Legs Tim, dat heel puntig klinkt, zeker de stevigheid van Johnny Mastro en Popa Chubby mist, maar door het heldere spel des te meer opvalt. De zes composities op deze nieuweling maken het album heel compact en bijna een EP.

Het album is een uitbarsting van de bandleden na een periode van drie maanden isolatie. De emotionele ontlading en energie die daarbij vrijkwam werd voor het zesde album van de band vastgelegd in The Yellow Tape studio in één weekend. De flow en spontaniteit van die live-opnames zullen we als luisteraar nog lang kunnen horen op dit nieuwe werk. Eén cover van R.L. Burnside, ‘Going Down South’, schittert tussen de eigen composities, maar past er prima tussen of beter gezegd: het zet de overige composities allerminst in de schaduw. Vier muzikanten in de standaardbezetting van gitaar, bas en drums ondersteunen de zang van Tiny Legs Tim. Door de nachtelijke opname klinken er zwoele beats en drums door in dit bluesy album, dat de muziek ook geschikt maakt voor de late uren als afdronk van een vette nacht aan muziek. Een opmaat voor een onrustige of onstuimige nacht zou je zomaar kunnen ontwaren. Toch sluit het album af met het lied ‘It’s All Over Now’, of moeten we dat interpreteren als een teken dat de muziek voorbij is en er wat anders kan beginnen?

Boeken / Non-fictie

Abraham Kuyper: bouwer of breker?

recensie: De zeven levens van Abraham Kuyper - Johan Snel & Abraham Kuyper: een biografie - Jeroen Koch

Het academisch jaar 2020/21 is het Kuyperjaar. 140 jaar geleden richtte Abraham Kuyper de Vrije Universiteit op en in 2020 was tevens zijn honderdste sterfdag. Onlangs verschenen ook twee boeken over de oud-premier. Wie was Abraham de geweldige?

Wie Abraham Kuyper (1837-1920) was, is ook na het lezen van twee boeken over hem lastig te zeggen. De vraag wát Kuyper was is eenvoudiger, hoewel het nog niet zo makkelijk is om volledig te zijn. Want Kuyper was vooral heel veel: oprichter van de eerste politieke partij (de ARP), oprichter van de VU, theoloog, predikant, premier, verantwoordelijk voor een kerkscheuring en oprichter en hoofdredacteur van dagblad De Standaard waarin hij dagelijks veel stukken schreef (hij was een alom gewaardeerd journalist).

Historicus Johan Snel heeft ervoor gekozen zijn boek De zeven levens van Abraham Kuyper op te delen in hoofdstukken die elk een rol van Kuypers leven behandelen (Kuyper de journalist, staatsman, wetenschappers, activist etc.). Snel, die aan het promoveren is op Kuypers visie op de journalistiek, beschikt door de digitalisering van oude kranten over meer door Kuyper geschreven artikelen dan eerdere biografen. Wellicht mede als gevolg daarvan weet Snel een heel ander beeld te schetsen van Kuyper dan tot nu toe gebruikelijk was.

De Kuyper van Snel is een heel kleurrijk figuur met idealen die vandaag de dag nog sympathiek in de oren klinken. Hij streed voor verbetering van het lot van het gewone volk, door Kuyper de kleine luyden genoemd (toen al een archaïsme). Hij was een radicale democraat en wilde het machtsmonopolie van de liberale elite – de mannen met dubbele namen, ‘de heren millioenairs’ zoals Kuyper ze noemde – breken. Zowel in de kerk als in de politiek.

Schoolstrijd

Het begon met de schoolstrijd, waarin Kuyper streed voor het recht op en gelijkstelling van bijzonder onderwijs. De orthodoxe protestanten wilden zich niet voegen naar het staatsonderwijs waar vanuit een soort algemeen liberaal christendom werd lesgegeven. Deze strijd verbond de (orthodoxe) protesten en katholieken (die eerder zo verdeeld waren) in hun strijd tegen de liberalen. Vrijheid van onderwijs moest ervoor zorgen dat katholieken katholiek onderwijs konden volgen en orthodoxe protestanten onderwijs dat op orthodox protestantse lees geschoeid was. Door het mobiliseren van de achterban slaagden zij daar uiteindelijk in.

De door hem opgerichte politiek partij (de eerste in Nederland) was met name voor die schoolstrijd in het leven geroepen. Voor wat traditionelere figureren binnen de partij zat hun taak er hiermee op. Niet voor Kuyper: de mobilisering van de achterban smaakte naar meer.

Door het zeer beperkte kiesrecht, waardoor alleen welgestelde heren mochten stemmen, was slechts een kleine bovenlaag van de maatschappij vertegenwoordigd in de Kamer. ARP’ers wisten wel in de Kamer te komen, maar hun achterban was in werkelijkheid veel groter dan het zetelaantal van de ARP deed vermoeden.

Kuyper, die zich eerder al hard had gemaakt voor democratisering binnen zijn kerk, wilde opnieuw de achterban gebruiken om de liberale macht te breken. Het algemeen kiesrecht was hiervoor een geijkt middel.

De ARP was verdeeld. Ook binnen zijn partij botste Kuyper met de mensen met dubbele namen. De aanvoerder van de tegenstanders was Alexander de Savornin Lohman. Uiteindelijk leidde het tot een breuk. De partij die Kuyper had opgericht viel uit elkaar: de groep rond Savornin Lohman ging verder in de Christelijk Historische Unie (samen zouden zij een halve eeuw later met de KVP fuseren tot het CDA).

Tweede Tachtigjarige Oorlog

Tot een breuk kwam het ook in de kerk. En ook daar zette Kuyper zich af tegen een liberale elite. Kuyper, begonnen als een modernist, had zich inmiddels ‘bekeerd’ tot de orthodoxie. De Hervormde Kerk, destijds de volkskerk van Nederland, ging volgens Kuyper aan vrijzinnigheid ten onder. De boel werd volgens hem slechts bij elkaar gehouden door onduidelijkheid over de leer. En als Kuyper ergens niet van hield, was het onduidelijkheid. In 1886 kwam het onder zijn leiding tot een kerkscheuring: hij en zijn volgelingen gingen verder als de Nederduitse Gereformeerde Kerk (die samen met de eerder afgescheiden Christelijke Gereformeerde Kerk samen ging en de Gereformeerde Kerken in Nederland vormden).

Kuyper zag ook dit als een vrijheidsstrijd. Hij noemde het de tweede Tachtigjarige Oorlog. De Hervormde Kerk was nu wat Spanje en de Kerk van Rome toen waren. Kuyper hield van historische vergelijkingen en van grootspraak. Hij vergeleek zichzelf met Luther en Mozes.

Calvinisme als oorsprong van de democratie

De oorsprong van vrijheid en democratie ligt volgens Kuyper ook in de tijd van de Reformatie en de Tachtigjarige Oorlog. In zijn lezingen over het calvinisme zet hij die leer in zes kernpunten uiteen: 1) geen enkele onderwerping van mens aan mens, 2) onderwerping van de mens aan God, 3) alle soevereiniteit bestaat bij de gratie Gods en wordt in toom gehouden door de soevereiniteit in eigen kring, 4) huismankiesrecht, 5) godsdienstvrijheid en 6) onderwijsvrijheid.

Het door hem verder uitgewerkte calvinisme, ook wel eens neocalvinisme genoemd, zette hij neer als een alternatief voor het liberalisme. Niet de Verlichting en de Franse Revolutie, maar de Reformatie enkele eeuwen eerder was de kraamkamer van de democratie. Kuyper voorzag hiermee het gereformeerde volksdeel van een ideologische basis.

Modern of anti-modern?

Een veel genuanceerder beeld van Kuyper komt naar voren in de biografie van Jeroen Koch. Ja, hij was een democraat, maar Koch benadrukt dat Kuyper daar lang ambivalent tegenover stond en het vooral uit opportunistische overwegingen was: het was slechts een middel dat goed van pas kwam om zijn doel(en) te bereiken.

Dat uiteindelijk doel van Kuyper was volgens Koch de herkerstening van Nederland. Het breken met de Hervormde Kerk ging niet om geloofsvrijheid, maar was een tijdelijk en noodzakelijk kwaad omdat de leiders binnen de Hervormde Kerk met hun modernistische ideeën de orthodoxie verkwanselden. Uiteindelijk moest heel Nederland weer op het pad van het ware geloof terugkeren. Evenzo verkwanselde de liberale politieke elite met hun modernistische ideeën de natie. Het mobiliseren van het volk gebeurde in eerste instantie omdat het volk in de ogen van Kuyper wars was van liberale en modernistische ideeën. Deze Kuyper valt nog het best te vergelijken met een hedendaagse aanhanger van de Moslimbroederschap.

Het beeld dat uit de biografie van Koch naar voren komt, is een Kuyper die zich vooral verzet tegen de moderniteit. Snel daarentegen, wijst erop dat Kuyper ondanks zijn bekering tot de orthodoxie, altijd deels de modernist is gebleven die hij in het begin van zijn leven was. En dat Kuyper uiteindelijk het calvinisme als politieke en levensbeschouwelijke visie, erg modern interpreteerde. Die moderne visie van zijn calvinisme bewoog hem tot oprechte inzet voor vrijheid, democratie en gelijkheid. Ondanks zijn verzet tegen de liberalen, was hij op sommige vlakken juist liberaler dan de liberalen.

Hoewel Kuyper veel heeft opgebouwd, heeft hij ook veel gebroken. Dat werd Kuyper in zijn tijd ook verweten, met name het feit dat hij de nationale volkskerk heeft gespleten (hoewel het aantal mensen dat hem volgde tot zijn teleurstelling beperkt bleef). Maar brak hij vanuit de overtuiging dat ieder zijn eigen geloof moest kunnen belijden of brak hij om uiteindelijk Nederland en de Hervormde Kerk weer samen op het rechte pad te brengen? Wie Snel leest, vermoedt eerder het eerste; wie Koch leest, het tweede.

Kuypers erfenis

Waar zowel Koch als Snel het over eens zijn, is dat de verzuiling waar Kuyper ontegenzeggelijk aan heeft bijgedragen nooit zijn bedoeling is geweest – zeker het sterk naar binnen gekeerde karakter van de gereformeerde zuil zal hij niet hebben voorgestaan. Kuyper zette zich niet af van de rest van het land, maar wilde het land veranderen.

Waar de verzuiling een onbedoeld gevolg is van Kuypers inzet, was hij juist op de doelen waar hij zich wel voor inzette niet altijd doorslaggevend. Uiteindelijk was niet Kuyper verantwoordelijk voor het doorvoeren van het algemeen kiesrecht. Op het sociale vlak had Kuyper de beste bedoelingen, maar hij slaagde er uiteindelijk niet of nauwelijks in het lot van de arbeiders en armen te verbeteren met concrete wetten.

Al met al is Kuyper een zeer fascinerende maar moeilijk te vatten figuur in een even zo fascinerende tijd in de Nederlandse geschiedenis. Kochs biografie geeft behalve een gedegen beeld van Kuyper ook een goed beeld van zijn tijd. Het boek van Snel dient meer als introductie, maar zijn kleurrijkere interpretatie van Kuyper maakt nieuwsgierig naar een volwaardige biografie van zijn hand. Wie weet komt dat er nog ooit van.

De zeven levens van Abraham Kuyper: portret van een ongrijpbaar staatsman        
Johan Snel
Prometheus
Prijs: € 25
400 bladzijden
ISBN 9789044645088
Sterren: 4
https://uitgeverijprometheus.nl/catalogus/de-zeven-levens-van-abraham-kuyper.html 

Abraham Kuyper: een biografie
Jeroen Koch
Boom
Prijs: € 44,90
676 bladzijden
ISBN 9789024434114
Sterren: 4
https://www.boomgeschiedenis.nl/product/100-213_Abraham-Kuyper 

Boeken / Non-fictie

De donkere kant van de wetenschap

recensie: Het blinde licht - Benjamín Labatut

Wetenschappelijke revoluties leiden niet altijd tot iets goeds. In het ambitieuze Het blinde licht – dat onlangs genomineerd werd voor de International Booker Prize 2021 – gaat de Chileense schrijver Benjamín Labatut op zoek naar de persoonlijke verhalen die schuilgaan achter enkele gruwelijke ontdekkingen.

Waar ligt de grens tussen genialiteit en waanzin? Valt het de onderzoeker altijd aan te rekenen wanneer die met zijn ontdekking een doos van Pandora geopend blijkt te hebben? Labatuts uitgangspunt is interessant en tot op heden vaak onderbelicht gebleven in de wereld van fictie. In een vijftal korte verhalen lezen we onder andere over de briljante wiskundige Alexander Gothendieck, die zo bang was voor wat zijn ontdekkingen zouden kunnen ontketenen dat hij alle banden met de wereld verbrak.

Dwarsverbanden

Labatut grijpt je meteen bij de lurven in het eerste verhaal ‘Pruisisch Blauw’. Zowel het mosterdgas dat in de Eerste Wereldoorlog werd gebruikt als Zyklon B (het middel dat Nazi’s in de gaskamers gebruikten) blijken hun oorsprong te hebben bij de kleurstof Pruisisch Blauw. In een razend tempo voert Labatut zijn grimmige personages op, waaronder alchemist Johann Dippel (die vermoedelijk Mary Shelley inspireerde voor Frankenstein) en Fritz Haber (die met zijn gasaanvallen in de Eerste Wereldoorlog tientallen duizenden soldaten doodde).

Of neem ‘De singulariteit van Schwarzschild’, over een beduimelde brief die Albert Einstein in 1915 toegezonden krijgt vanuit de loopgraven. Einstein is verbluft: de brief bevat de eerste exacte oplossing voor de vergelijkingen van de door Einstein geponeerde algemene relativiteitstheorie. De schrijver van de brief, Karl Schwarzschild, is wiskundige en tevens luitenant. Zijn oplossing zorgt voor het eerste begrip van het fenomeen ‘zwarte gat’. Helaas krijgt Einstein geen kans om hem te bedanken; vlak na het verzenden van zijn brief overlijdt Schwarzschild aan de gevolgen van een gasaanval.

Tussen feit en fictie

Het blinde licht houdt het midden tussen fictie en non-fictie. In zijn dankwoord gaat Labatut hier kort op in: ‘Pruisisch blauw’ bevat slechts één fictieve passage. De daaropvolgende teksten bevatten meer vrijheden, hoewel hij benadrukt de wetenschappelijke concepten wel zoveel mogelijk trouw gebleven te zijn.

Het past wellicht in de Zuid-Amerikaanse magisch-realistische traditie, maar desondanks is het soms frustrerend niet te weten welke delen fictie zijn en welke niet. Eigenlijk wens je iets op te steken van de leeservaring, maar Labatut dwingt je vervolgens Wikipedia erop na te slaan wil je écht weten hoe het zit. Het is de vraag of we in tijden van nepnieuws en deepfakes wel zo veel behoefte hebben aan nog meer vervagende grenzen.

Daarnaast zullen de complexe wetenschappelijke theorieën en concepten die voorbijkomen de pet van de meeste lezers te boven gaan. Enige explicaties zouden welkom zijn om de lezer bij de les te houden. Onduidelijk blijft vooral wat Labatut exact wil bewerkstelligen en hij laat de lezer hierdoor  achter met een wat onbestemd gevoel.

Boeken / Non-fictie

Een dappere geschiedvertelling

recensie: De geschiedenis van mijn seksualiteit - Sofie Lakmaker

Open, onbevreesd en intiem: dát kenmerkt het debuut De geschiedenis van mijn seksualiteit van Sofie Lakmaker, dat gaat over haar coming out als lesbiënne. Met een grote mond, maar met een klein hartje raast ze door herinneringen heen die haar hebben gevormd op haar queeste. Een beminnelijke schrijfster, die je inpakt met haar stilistische vernuft.

Ongeveinsde dapperheid

Vol ongeveinsde dapperheid begint Sofie Lakmaker aan haar verhaal: “[…] ik ben gewoon iemand die heel graag vrouwen penetreert […].” En op die koers vaart haar openhartige debuutroman De geschiedenis van mijn seksualiteit voort. Het boek leest als één lange filosofische overpeinzing over de personen die komen en gingen – en soms zelf bleven – in haar leven en dat gaat gepaard met een flinke dosis zelfspot, frustratie en zo nu en dan een vlaag pure stoerdoenerij.

Met de titel De geschiedenis van mijn seksualiteit is geen woord teveel gezegd: in haar eerste boek is Lakmaker zelf onderwerp van (eigen) studie. Voor dit boek keert ze zichzelf binnenstebuiten. Behoorlijk persoonlijke dingen, zoals haar ontmaagding en haar ontmaagder (?), blijven niet onbesproken. Het is alsof ze op de troon van Oprah is gekropen en op een gewiekste wijze alle veel te gevoelige zaken uit zichzelf heeft getrokken en heeft opgetekend. Daarmee wint ze meteen de waardering van haar lezer. Het is haast een uitnodigend gebaar, waarmee ze lijkt te willen zeggen dat ze geen geheimen voor haar lezers heeft. Die geheimen zijn allemaal stukjes van haarzelf, die aan elkaar gelijmd zijn en worden gepresenteerd als een volwaardige roman.

Het boek heeft een blog-achtige lading, waarin haar ervaring als columniste voor De Groene Amsterdammer en Linda.meiden naar voren komt. Ze heeft een goed oog voor de details in haar omgeving en doet hiervan vervolgens een opmerkelijk verslag in de vorm van een grappige anekdote, die lang blijft spoken in je hoofd. Het heeft aan de ene kant ook iets rommeligs en het doet enigszins onaf aan. Het is immers geen chronologisch verhaal dat ze ten gehore geeft, zoals ze zelf al aangeeft, maar het is een fragmentarisch verhaal. Iedere anekdote die passeert, draagt herkenbare, terugkerende elementen in zich: humor gekoppeld aan mensen ‘roasten’ (afzeiken) ondersteund met aan de lezer gerichte zinnen als ‘Snap je?’ en ‘Weet je wel?’. Deze laatste vragen, die nogal als ‘cool’ overkomen, worden naar het einde van het verhaal toe haast ondragelijk vanwege de eindeloze herhaling ervan.

Filosofe aan het woord

Wat zeker niet ondragelijk wordt, is haar vermogen op humoristische wijze te reflecteren op situaties die voor iedereen herkenbaar zijn. Zoals het ‘feit’ dat mensen in de universiteitsbibliotheek niet komen om te werken, maar om te flaneren met een koffie in de hand (denkend aan al het scriptiewerk dat later verzet gaat worden). Ook weet Lakmaker net die woorden uit de kiezen, waardoor je hardop moet schaterlachen. Zo beschrijft ze menigmaal een studiereis, zoals de studiereis in Kalingrad, waar ze met haar studiegenoten eindigde voor een verkeerd gebouw: “Je voelt dan gewoon hoe dat gebouw zijn lachen inhoudt.” Overigens heeft Lakmaker genoeg levenslessen voor haar lezers, vooral als het over de liefde gaat, want dáár draait dit boek ook grotendeels om.

Neem nu haar advies om te checken of je echt, maar dan ook écht verliefd bent: “Dat is ook een manier om te controleren of je last hebt van hevige verliefdheid: je bent opeens al je ideeën kwijt.” Deze levenslessen worden afgewisseld met rake observaties over seks, maar dan wel overgoten met een ‘filosofisch sausje’: “In feite is seks net zoiets als een waterleiding: heel vervelend als je er gedoe mee hebt, en je kunt ook eigenlijk niet zonder. Maar dat betekent niet dat het hele leven om waterleidingen draait.” Vervolgens legt ze, als de filosofe die in haar huist, een verband tussen mensen die zich bezighouden met verbanden waar de rest van de wereld het nog niet over eens is en met eenzaamheid en depressie.

Soms raakt ze ook zo verwikkeld in een discussie met andere mensen uit haar leven die hier dienst doen als personages, dat Lakmaker allemaal zijpaden inslaat en het zo voor elkaar weet te krijgen om verwijzingen naar de literatuur te verweven in haar eigen boek. Door de intertekstuele verwijzingen naar David Copperfield, J.D. Salinger, Simone de Beauvoir, Arnon Grunberg, Frida en nog een handjevol (woord)kunstenaars, krijg je goed in de gaten dat Lakmaker zich voorheen al heeft ingespannen om zelf een ‘Grote’ te worden.

Die kans wordt haar nu geboden door haar halfbroer, Daniël van der Meer, die samen met Toine Donk in 2011 uitgeverij Das Mag oprichtte. Zij twee hebben Lakmaker naar eigen zeggen lang lastig gevallen om haar verhaal te delen met de wereld in de vorm van een boek, terwijl Lakmaker zelf nogal sceptisch was over hun idee om ‘de reis’ die zij maakte als achttienjarige in boekvorm de wereld in te brengen: “Weet je wat ze almaar zeiden, over die reis die ik maakte toen ik achttien jaar oud was? ‘Hier zit een roman in.’ Het is niet zo vriendelijk om te zeggen, maar bij mijn uitgeverij zeggen ze dat ongeveer bij alles.” Dit soort passages doen vermoeden dat Das Mag een ongeredigeerde Lakmaker aan het woord laat, precies zoals ze door het leven banjert: steevast lak hebben aan alles en iedereen.

Ontiegelijke schijt of pure stoerdoenerij?

Het feit dat Lakmaker zo’n ontiegelijke schijt heeft aan alles, maakt van haar een sterke protagonist. Aan de andere kant lijkt ze ook een persoon te zijn die maar weinig kan dulden. Kom niet bij Lakmaker aanzetten met een verhaal van even grote lengte als dat van haar zelf; het gezeik van anderen kan ze maar in zeer kleine mate tot zich nemen. Daardoor plaatst ze zich – onbedoeld – boven anderen. Toch is het niet alleen pure stoerdoenerij die haar van het hart moet: Lakmaker laat ook inzien hoe ontzettend kwetsbaar ze is. Al meer dan eens bleek dat anderen ook geen blad voor de mond namen: zo namen enkele personen haar fysieke veranderingen kritisch onder de loep. Dat ze haar lange, blonde lokken verwisselde voor een kortgewiekt hoofd, benadrukte voor sommigen dat ze ‘aantoonbaar lesbisch’ is geworden. Op zulke momenten komt – pas op, dit is misschien too much information voor je – bij Lakmaker de diarree naar boven gekropen en krijgt ze moeite met slikken.

Waar je als lezer moeite met slikken van krijgt, is het droevige einde van dit boek. In het laatste, derde deel van het boek ‘Elias Welverloren’, vertelt Lakmaker over de ziekte en het verlies van haar moeder. Op het moment van lezen, realiseer je je dat zo’n ingrijpende gebeurtenis iedereen boos en verdrietig achterlaat en dat dát misschien het overheersende gevoel was toen Lakmaker alle voorgaande hoofdstukken schreef. Dit maakt de betrokken lezer nieuwsgierig: is dit één groot, hetzij chaotisch gestructureerd verhaal waarin Lakmaker alles als een razende millennial in één keer van zich heeft afgeschreven of wordt zij dadelijk de ‘Grote’ die ze wil zijn en waarvan anderen denken dat ze het kan worden?

Wat de uitkomst ook mag zijn, Lakmaker heeft bewezen dat ze stilistisch scherp uit de hoek kan komen en genoeg heeft om een boek te vullen. De vraag is nu of ze ook een gelaagd boek kan schrijven dat niet gegrondvest is op autobiografische gronden (al maakt het boek je hongerig naar het vervolg: lukt het haar om meer te gaan leven als jongen en minder als meisje, zoals ze zich voorneemt?). Het is te hopen dat Lakmaker naast het bakken van pizza’s, een tweede hobby heeft gevonden in het schrijven.

Boeken / Fictie

Hoop was nog nooit zo schaars

recensie: Shuggie Bain - Douglas Stuart

Shuggie Bain heet hij en hij staat nu al met 10-0 achter in het leven. Het naar het hoofdpersonage vernoemde debuut van Douglas Stuart gaat over een jongen die opgroeit in alle mogelijke ellende. Inhoudelijk een vernieuwend boek te noemen, vanwege de afwezigheid van literaire pretenties, maar wel erg stroef om doorheen te komen.

Een vreemd luchtje

Er zit een vreemd luchtje aan boeken die 32 keer zijn afgewezen, voordat ze de boekenkasten van boekhandelaren bereiken. Zo ook de roman Shuggie Bain van de Schotse auteur en modeontwerper Douglas Stuart. Na 10 jaar ploeteren en wroeten in zijn eigen naargeestige jeugd, voltooide de Schot dit rauwe, min of meer autobiografische debuut en won hij The 2020 Booker Prize. Het is vermoedelijk een grote strijd geweest voor de auteur om dit verhaal op te pennen, maar wellicht nog een grotere hindernis voor de lezer om zich er doorheen te worstelen. Dit verhaal is namelijk zó rauw en het is haast onmogelijk om hoop te koesteren voor de zielige hoofdpersoon, die vele gelijkenissen toont met de auteur zelf. Doorzettingsvermogen, een sterke maag en een hele dosis medelijden, zijn noodzakelijk voor de lezers die zich wagen aan deze té realistische roman.

Rare snuiter

Het verhaal centreert zich om de jonge ‘held’ Shuggie Bain, die een verstoorde relatie met zowel zijn vader als zijn moeder heeft. Zijn moeder is – tegen wil en dank – de grootste zuipschuit van heel Sighthill en Pithead, een verzonnen plaatsnaam die vermoedelijk gebaseerd is op de plaats Cardowan (ten noordoosten van Glasglow). Of van, kortom, vrijwel iedere troosteloze plaats die dienstdoet als decor in het boek van Stuart dat zich afspeelt in de jaren ’80 en ’90. Shuggie’s vader Hugh ‘Shug’ sr. Bain is een bijfiguur die niet vaak opgevoerd wordt in de roman, maar zijn afwezigheid wordt steevast gekenmerkt door walging en wanhoop. Diens leven is een aaneenrijging van de taxiritjes die hij dag en nacht draait en daarbij is het eerder regel dan uitzondering dat hij met vrouwelijk schoon in de kofferbak duikt. Shuggie’s knappe moeder Agnes bezwijkt hieronder en grijpt bij het minste of geringste naar de fles. Dit tot grote afschuw van Agnes’ vader Wullie en moeder Lizzie, bij wie het gehele gezin inwoont (tenminste, in de beginjaren). Dat wil zeggen: Agnes, Hugh, Shuggie én Catherine en Alexander (kortweg ‘Leek’). De twee laatstgenoemden zijn Agnes’ kinderen uit haar eerste huwelijk met de goedaardige Brendan McGowan.

Toen Leek nog in de luiers zat, verliet ze hem prompt op een dag om zich in een ongelukkig leven met Hugh Bain te storten. Vanwege de afwezigheid van Hugh is Shuggie al vanaf jonge leeftijd de aangewezen persoon om voor zijn moeder te zorgen. Om ervoor te waken dat Agnes overlijdt in haar eigen braaksel én om ervoor te zorgen dat Agnes niet volledige slaagt in haar talloze, halfslachtige zelfmoordpogingen. Op haar gelukzalige momenten geniet Agnes van haar dansgrage zoon, die zijn kleine porseleinen beeldjes dagelijks oppoetst en het huishouden nog enigszins bestiert. Shuggie’s ouders kunnen hem echter niet hoeden voor de pesterijen waar Shuggie aan ten deel valt. Met zijn gelakte schoenen en ‘bekakte’ accent is hij maar een rare snuiter in de ogen van de buurt én in die van zijn klasgenoten. En dat is ook meteen hetgeen wat dit boek zo kenmerkt: in de volslagen eenzaamheid die Shuggie neerdrukt, probeert hij – zo goed als dat gaat – zijn moeder in leven te houden.

Tedere blik

Het is haast opmerkelijk te noemen hoe teder Shuggie’s blik naar de wereld toe blijft, als je leest wat hij op een doordeweekse dag moet zien te verduren. Aan het einde van de dag is het maar de vraag of zijn moeder de paar centen die ze te makken hebben, heeft uitgegeven aan drank óf aan eten. Zelfs de buurvrouwen, waaronder de gierige Jinty McClinchy, zijn niet weg te slaan uit de buurt van Agnes en zorgen ervoor dat ze het drinktempo er stevig in houdt. Hoewel het verhaal is geschreven vanuit een auctoriaal perspectief (een alwetende verteller die behoorlijk afstandelijk vertelt), blijkt uit de gedragingen van Shuggie dat hij een niet al te grote haat koestert jegens de buurt- en schoolkinderen die hem vanbinnen kapot maken. Nee, zijn haat spaart hij op voor de vrouw die zijn moeders leven verwoest: Joanie Micklewhite. Dat is de vrouw die Hugh verkiest boven de knappe Agnes met haar woeste, zwarte krullen, nadat Hugh zijn gezin heeft gedumpt in het mijnwerkers plaatsje Pithead, waar vele huishoudens met werkloze vader gehuisvest zijn. Jaren later, als Catherine en Leek het ouderlijk huis zijn ontvlucht en Agnes zich de woede op de hals heeft gehaald van iedere buurvrouw, besluiten Agnes en Shuggie om naar East End te verhuizen en gunnen ze zichzelf een tweede kans. Maar, zoals te verwachten, wordt die hoop wederom door Agnes zelf in de kiem gesmoord. De dan vijftienjarige Shuggie staat dan op een wankel punt in zijn leven: is zijn moeder daadwerkelijk nog te redden of is het tijd om zijn oogkleppen af te zetten?

Trieste figuren

Wat een daadkracht steekt er achter een basisschoolkind dat de kots van zijn moeder letterlijk uit haar kunstgebit pulkt. Dat maakt van Shuggie zo’n empathisch hoofdpersonage, al helemaal in vergelijking met de trieste figuren in zijn leven. Het wordt gaandeweg steeds lastiger om sympathie op te brengen voor Shuggie’s familieleden en dan met name voor Agnes, die slachtoffer wordt van haar eigen, onbereikbare dromen. Haar oneindige drang om een glamoureus leven te leiden, vol bontjassen en panty´s zonder ladders, staat zo ver af van de werkelijkheid, dat andere vrouwen denken dat ze het te hoog in de bol heeft. Het is daarnaast ontzettend pijnlijk om te lezen hoe volwassen mensen meer van alcohol kunnen houden dan van hun eigen vlees en bloed en dat ze over het hoofd zien hoeveel hun eigen kinderen van hen houden en toch naarstig zoeken naar de liefde van een ander. Het is knap hoe een jochie van slechts zeven jaar (zo oud is hij als het verhaal van start gaat) met deze situatie omgaat.

Hoeveel respect je ook krijgt voor Shuggie, het is de vraag wat je precies moet aanvangen met zulk een roman van meer dan vierhonderd pagina’s. Het is simpelweg een feit dat dit boek niet makkelijk wegleest, omdat het een duizelingwekkend aantal duistere ingrediënten als ‘armoede’, ‘homofobie’, ‘alcoholisme’ en ‘misbruik’ met zich meedraagt. Deze gevaarlijke mix van elementen zorgt ervoor dat het boek een neerwaartse spiraal kent zonder enige karakterontwikkeling van de personages. Overigens praten de personages in een Schots accent, waarbij het de vraag is of de vertaling daarvan recht doet aan het origineel. De personages lijken nu te zijn weggewandeld uit de Haagse Schilderswijk met hun Hollandse tongval. Zo spreekt Jinty gemenig over Agnes tegenover Agnes’ potentiële nieuwe lover Eugene: “Ze ken ’t niet hellepe. ’t Is gewoon ’n vloek! Zo gauw as ze ’n diesel hoort ronken, gaat die onderbroek uit en hop, daar begint de meter te lopen.”

Weinig sierlijk

Het verhaal zelf is zeker niet sierlijk te noemen, maar de auteur bewijst wél zijn vermogen om zijn zinnen op creatieve wijze vorm te geven. Dit doet hij één enkele keer en dan verzaakt hij weer in een sobere, zakelijke stijl. Waarschijnlijk meet Stuart zichzelf deze afstandelijke wijze van schrijven aan, omdat hij dan met een iets meer objectieve bril naar zijn eigen jeugd kan terugkijken. Het opent tevens de ogen van het lezerspubliek dat inziet dat de jeugd die ons allen vormt, niet een gedenkwaardige hoeft te zijn. Deze bittere pil toont aan dat er nog teveel kinderen zijn die al op veel te vroege leeftijd leren om op beide benen te staan. Feit blijft dat dit geen lectuur voor de tere zielen is. Wie dit boek leest, staat zij aan zij met Shuggie om het hoofd fier rechtop te houden in de strijd tegen armoede, onrecht en misschien nog wel de kwaadaardigste van allemaal: alcohol.

Kunst / Expo binnenland

VOOR GROOT EN KLEIN

recensie: Breekbaar - Fragile

Terwijl in coronatijd heel wat musea komen met virtuele tentoonstellingen, rondleidingen, lezingen en wat dies meer zij, is er altijd al zoiets geweest als buitenkunst. In Amsterdam zijn er bijvoorbeeld vitrines in de Sint Antoniebreestraat, de Nieuwmarktbuurt. Speciaal voor de dertig vitrines op de pilaren van de arcade en op de muren aan beide zijden van de straat, maakte kunstenaar Carl van Hees dertig maskers van poeder- en granulaatglas.

Carl van Hees (1964, Willemstad, Curaçao) is van vele markten thuis. Behalve een opleiding op het gebied van glas, bij Toots Zynsky, volgde hij ook workshops als pottenbakker en studeerde aan de toenmalige Academie voor Beeldende Kunsten Sint-Joost (illustratie) en aan de Gerrit Rietveld Academie (mode). Toch is hij vooral als glaskunstenaar bekend geworden. Niet van glas als gebruiksvoorwerp, maar van glaskunst als doel op zich.

Rogier F. (2020), Carl van Hees. Foto: Rogier Fokke

Glaskorrels en -poeder

Bij maskers denk je meteen aan de al dan niet medische mond- en neusmaskers die het gesprek van de dag zijn. Je vergeet echter gemakkelijk dat ze in de (volks)kunst zo oud zijn als de weg naar Rome, en zo actueel als de dag van vandaag. Je komt ze evengoed tegen in musea van volkenkunde als op de Biënnale in Venetië en de Documenta in Kassel.

Maar zijn het wel maskers, die Van Hees maakte? Zijn het niet eerder abstracties van gezichten? Portretten van mensen die Van Hees kent. Qua uitvoering doen ze denken aan zowel oude Afrikaanse maskers als aan het abstracte werk van bijvoorbeeld Arp en Miró. Inhoudelijk dan, want in technische zin heeft hij het proces helemaal zelf moeten uitvinden.

De techniek die hij gebruikt is een combinatie van het versmelten van glaskorrels (fusing) en het maken van pasta van fijngemalen glaspoeder (pâte de verre). Daarin is zijn werk(wijze) uniek. Op YouTube is er een filmpje over terug te vinden. Bovendien is er een boek verschenen met foto’s van de maskers en daarbij dertig zwart-witfoto’s. Die zetten je op een spoor, want elk masker verwijst naar een bepaalde pose van een gezicht dat de fotograaf ving.

Groot en klein

Toots Z. (2020), Carl van Hees. Foto: Rogier Fokke

Het is leuk om met kinderen langs de maskers te lopen en ze hun vrije fantasie erop los kunnen laten gaan. Of, als ze dat nog niet kunnen, de kleuren te laten benoemen: blauw, rood, grijs, oranje. Grijs, rood en zwart.

Misschien komt het kind wel een ander kindje tegen: een kindergezichtje met een rode neus als van een clown. Zoals een volwassene opeens Simenon tegen het lijf lijkt te lopen, met zijn pijp in de mond. Of De Schreeuw van Munch in de omlijsting van een hart. Of het gezicht in de vorm van de klankbeker van een saxofoon. De ene keer als een geheel, een andere keer opgebouwd als uit losse elementen. Semi-abstract, zoals dat ene, qua vorm afwijkende vierkant, maar allemaal even raak, fantasievol en kleurrijk.

Je zou de maskers aan willen raken, daar vragen ze eigenlijk een beetje om, maar het is een troost te weten dat dit enerzijds in een museum of galerie meestal óók niet kan en anderzijds dat het wel heel fijn is, zo’n laagdrempelige tentoonstelling. Zomaar op straat, langs de weg. Voor groot en klein om er langs te slenteren en je eigen fantasie op los te laten.

Boeken / Non-fictie

Feminisme andermaal

recensie: Pauline Harmange – Mannen, ik haat ze

Pauline Harmange opent met haar pamflet Mannen, ik haat ze de deur voor een nieuw feminisme. Daarbij is ze provocerend en bloedserieus.

Toen ene Ralph Zurmély – man en werknemer bij het Franse ministerie voor Seksegelijkheid, Diversiteit en Gelijke Kansen –  de titel van Harmanges pamflet zag dacht hij: ‘daar moet ik een stokje voor steken.’ Door zijn dreigement om het te verbieden werd het boekje in één klap razend populair. Alleen in Frankrijk zijn al meer dan 20 duizend exemplaren verkocht en vertaling na vertaling volgt. Zo ook in Nederland: uitgeverij Atlas Contact vertaalde de titel Mois les hommes, je les déteste naar Mannen, ik haat ze, en voegde op het omslag een groot, geel kruis toe dat op de Franse en Engelse varianten ontbreekt.

Misandrie

Feministen wordt veelvuldig verweten dat zij ‘mannenhaters’ zijn. Met een mooi woord: misandrie. Wanneer een vrouw anderen wijst op het feit dat vrouwen nog altijd het grootste deel van de huishoudelijke werkzaamheden op zich nemen: mannenhater. Wanneer een vrouw begint over de ongelijke verdeling tussen het aantal mannen en vrouwen in de Tweede Kamer of de top van het bedrijfsleven: mannenhater. Op die manier wordt het debat weggevoerd van de inhoud en wordt de nadruk gelegd op de vrouw die klaagt. Dat moet stoppen, zo stelt Harmange. Wat zou er gebeuren als we het omdraaien? Als vrouwen zich niet meer gaan verdedigen tegen deze aanklacht? Als vrouwen stoppen met uitleggen waarom ze mannen niet haten, maar dat het gaat om veel meer dan die individuele man, die toch best prima is? Dat het gaat over de brede onderliggende structuren en vooronderstellingen?

Misschien is het verwijt van misandrie wel dé oplossing voor het probleem waar het feminisme vandaag de dag mee wordt geconfronteerd. Laten we mannen gaan haten, als vrouw heb je er genoeg reden toe. Welke dan? Nou, zegt Harmange, kijk maar naar de cijfers van seksueel geweld tegen vrouwen in de westerse ‘beschaafde’ landen. Gemiddeld de helft van alle vrouwen heeft ooit met seksueel grensoverschrijdend gedrag te maken gehad (tegenover 13 procent van alle mannen). Meer dan één op de tien vrouwen in Nederland is ooit verkracht. Zolang daarover beginnen je het label ‘feminist’ als zijnde een scheldwoord oplevert, is het kennelijk nodig om verder te gaan, om niet met voorzichtige aanklachten te komen maar om mannen en hun mannelijkheid te haten. Volgens Harmange moeten vrouwen daarin radicaal zijn: de man is de vijand. Natuurlijk zijn er ook ‘goede’ mannen, maar het gaat om het bredere verhaal dat we onszelf en onze zoons en dochters blijven vertellen. Mannen die luisteren en een deel van het huishouden op zich nemen voldoen namelijk helemaal niet aan de norm van mannelijkheid.

Mannelijkheid onderdrukt

Het mag duidelijk zijn waar Harmange op doelt wanneer ze spreekt over ‘mannen’: de gesocialiseerde man. Het beeld van de man als krachtige, rationele, rustige leider tegenover het beeld van de vrouw als zwakke, emotionele, theatrale wezens die sturing nodig hebben. De beroemde filosoof en feminist Simone de Beauvoir zei het al, maar kennelijk behoeft haar boodschap herhaling: sekse is geen biologisch feit, maar een sociaal construct. Wat ‘de man’ of ‘de vrouw’ is bepaalt de maatschappij. We voeden jongetjes op met agressie en meisjes met passiviteit. Zolang dat gebeurt, zijn we niet vrij en zeker niet gelijk. Ook de man is in zijn ontwikkeling en bestaan onderhevig aan dit discours. ‘Pas als we mannelijkheid afschaffen, kunnen ook mannen betere mensen worden’ (Harmange in een interview met Trouw 27-2-2021).

In Nederland wordt vaak gedacht dat praten over emancipatie ouderwets is, we zijn toch al gelijk? Toch staat Nederland op de 38e plek op de ranglijst van landen als het gaat over gelijkheid tussen man en vrouw. Er zit dus nog veel ruimte voor verbetering. Alleen het lastige is: zolang we niet zien hoe kwalijk onze huidige man-/vrouwbeelden zijn komt die verandering niet. Een aantal voorbeelden dan: een vrouw die besluit dat zij abortus wil krijgt te maken met een verplichte bedenktijd van 5 dagen. Waarom? Is een vrouw niet evengoed een autonoom subject dat voor zichzelf kan bepalen of zij een medische ingreep behoeft? Voor geen enkele andere medische ingreep bestaat zo’n bedenktijd. En waarom worden anticonceptiemiddelen zoals de pil en het spiraaltje tot 21 jaar wel vergoed en condooms niet? Is het voorkomen van een zwangerschap de verantwoordelijkheid van het meisje? Ook het feit dat de Nederlandse vrouw 16 weken zwangerschapsverlof krijgt en haar man maximaal 6 weken (waarvan 5 weken maar 70% vergoed) zegt iets over wat wij verstaan onder moeder- en vaderschap. Kan dat ook anders? Jazeker, kijk maar naar Zweden. Daar krijgen ouders samen 480 betaalde dagen die ze onderling mogen verdelen. En in Canada is abortus legaal (waar het in Nederland nog in het Wetboek van Strafrecht staat).

Zusters

Volgens Harmange kan misandrie zorgen voor een nieuwe verbondenheid tussen vrouwen, die ook, je raadt het al, door de man verloren is gegaan. In hun drang om de man te behagen is de vrouw de andere vrouwen als concurrent gaan zien. In een soort verdeel en heers blijft de man de norm omdat de vrouw versplinterd is in haar drang de man te behagen. ‘Solidariteit onder vrouwen is nooit onbenullig, maar altijd politiek.’ Als vrouwen samen zouden komen kunnen ze een ruimte creëren waarin ze ‘de belangen van mannen niet dienen’. Zo kunnen ze elkaar liefhebben en samen zorgen voor de bevrijding van de vrouw. Zoals Marx zei: ‘proletariërs aller landen, verenigt u.’ Zo zegt Harmange: ‘vrouwen, laten we ons verenigen, onze gezamenlijke kracht wordt geducht en gevreesd.’

Waarom mannenhaat (misandrie) om vrouwenhaat (misogynie) te bestrijden? Is dat niet net zo erg? Nee, zegt Harmange. Misandrie is haat van een andere orde. Het is haat die geen slachtoffers eist. Niemand wordt verwond of verkracht. Niemand wordt belet zijn droombaan na te jagen of de kleren te dragen die hij wil. De enige die zulke beperkingen kan opleggen is een man, niet een vrouw die mannen haat. De misandrie is koel, vanaf een afstand. Dusdanig dat vrouwen niet meer, maar juist minder aandacht hebben voor de man. Dit is nodig, ‘zolang er misogyne mannen zijn, zolang er mannen zijn die de andere kant opkijken en zolang de maatschappij vrouwenhaters tolereert en aanmoedigt’. Zolang een president kan zeggen ‘grab ‘em by the pussy’ en wij dit niet veroordelen maar het wegzetten als een grap die moet kunnen, bevestigen we dat je als vrouw nog altijd niet veilig bent.

Harmanges invalshoek is verfrissend en tegendraads. Ze schrijft met Mannen, ik haat ze een ongelofelijk vurig, scherp en provocerend pamflet dat zomaar eens een nieuw feminisme kan aanwakkeren. Een feminisme dat niet zoekt naar verbinding, dat niet akkoord gaat met vrouwenquota die bevestigen dat de man de norm is, maar een feminisme dat zoekt naar vrijheid van onderdrukking. Vrijheid die alleen maar verkregen kan worden door een volledige distantie van mannelijkheid als eerste stap. Vanuit daar kan een volledige herwaardering van wat wij verstaan onder ‘man’, ‘vrouw’ en ‘gelijkheid’ ontstaan.

Muziek / Album

Harpmuziek van eigen bodem

recensie: Anne Vanschothorst & Michelle Sweegers
https://rolfvankoppenfotografie.nl/1920x1280-origrolfvankoppenfotografie-img_0032-harp-muziek-1/

Harp is een bijzonder instrument. Natuurlijk kennen sommigen van ons Joanna Newsom of Lavina Meijer, om een paar internationale harpisten te noemen. Over Anne Vanschothorst publiceerden we eerder hier op deze website. Haar nieuwe werk staat nu het zonnetje naast het debuut van Michelle Sweegers.

Hoe bijzonder is het om zeer kort na elkaar twee harpisten te kennen die nieuw werk uitbrengen en dan ook nog van eigen bodem. Beide muzikanten hebben ervoor gekozen om het werk ook nog eens in eigen beheer uit te brengen.

Anne Vanschothorst & Antjie Krog

De harpmuziek van Anne Vanschothorst plaatst de muzikante zelf vaak in de hoek van de toegepaste muziek. Met andere woorden: muziek die vaak een andere functie heeft dan solistisch luisteren. Muziek die je hoort bij beelden, zoals muziek die je hoort in een museum terwijl je ogen de mooiste ervaringen opdoen. En als de muziek er niet zou zijn dan zou de beleving van de beelden heel anders zijn. Toch heeft Vanschothorst inmiddels meerdere werken gemaakt waar haar muziek juist op de voorgrond treedt en beelden oproept bij de luisteraar. Op dit nieuwe werk klip lied snaar werkt Vanschothorst samen met de gelauwerde Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog. De poëzie van Krog is van een grote schoonheid. In deze bundel zijn de gedichten weergegeven in de oorspronkelijke taal van de schrijfster, maar daarnaast – telkens gevolgd door een tweede regel in een andere kleur gedrukt – ook in het Nederlands. Het is even wennen om te lezen en steeds een regel over te slaan, maar het went, en na herhaalde lezing van Krogs poëzie ontvouwt zich de schoonheid van haar taalgebruik.

De cd herbergt harpmuziek van Vanschothorst met daarin de voordracht van Krog verweven. Het is niet zo dat je constant gedichten hoort tijdens het harpspel; we horen meer en nadrukkelijker van haar prachtige harpimprovisaties dan dat we het vermengd horen met de woorden van Krog. Het maakt het waard om de cd vaker te beluisteren. Een grotere inspanning is nodig als je wil luisteren naar de gedichten. Het is wel een album waar je even voor moet gaan zitten, zodat je steeds ook de voordracht van Krog kunt ervaren om vervolgens door te steken naar het landschap van de harpmuziek die Vanschothorst ons schildert.

Michelle Sweegers

De muziek van Anne Vanschothorst grenst uiteraard aan die van Michelle Sweegers in het gebruik van de klanken van de harp. Maar er zijn even grote verschillen als overeenkomsten. Vanschothorst bedient zich uitsluitend van improvisatie en Sweegers werkt met bestaande muziek, die ze veelal naar haar hand zet. Deze jonge muzikante benadert de harp als een instrument om van te houden omdat, zoals ze zelf vertelde in een interview in krant, de klanken van het instrument vibreren in het lichaam van de bespeelster. Er komen niet alleen klanken uit de snaren. Soms laat ze hoorbaar het pedaalwerk klinken als onderdeel van haar interpretatie van de muziek. Sweegers laat ook de klankkast klinken door met haar hand erop te trommelen. Dit laatste horen we nadrukkelijk in het afsluitende nummer van het album, ‘Penguinski’, dat geschreven werd door Howells en bewerkt werd door Michelle Sweegers zelf. Het album Seasons: landscape & animals is, zoals de titel al doet vermoeden, rond de vier jaargetijden.

Sweegers heeft een album gemaakt dat uitnodigt om vaak naar te luisteren en veelal tot rust te komen door de heerlijke klanken van het harpspel. Haar spel staat vol van melodie, maar laat genoeg ruimte om de fantasie en de gedachten mee te voeren op uitsluitend de aanraking van de snaren. Andere instrumenten of zang ontbreken namelijk, maar dat voelt niet als een gemis. Het is muziek die ademt. Soms is het een compositie van een klassieke componist als Liszt of de minder bekende Smetana – met als Sweger’s favoriet ‘The Moldau’ –, maar vaker is het hedendaagse muziek die ze ons laat horen. De diversiteit aan componisten is groot en toch luistert het album als een perfecte eenheid. We gaan nog veel horen van Michelle Sweegers, belooft ze in het kranteninterview. Ze componeert zelf in de stijl van Einaudi en Glass, maar ze wil ook rock en metalmuziek gaan uitbrengen. De harp gaat ons nog verbazen als we zo’n gedreven muzikante ermee aan het werk horen.

 

Boeken / Fictie

In de (reis)koffer met Loes Wijnhoven

recensie: De hotelgids - Loes Wijnhoven

Normaal gesproken schittert ze met haar tweelingzus Renée op het podium onder de artiestennaam ‘Clean Pete’. Nu zet Loes Wijnhoven haar eerste stappen in de literaire wereld met haar debuutroman De hotelgids. Een roman waarin de ik-figuur op zoek zegt te zijn naar inspirerende plekken voor haar hotelgids, maar in werkelijkheid vooral op zoek is naar wie ze is en wat ze wil.

Vergis je niet: het hoofdpersonage van deze roman is niet Loes Wijnhoven zelf. Ook al heeft ze nog zoveel raakvlakken met de protagoniste (Louisa is tevens een zangeres in hart en nieren), de hoofdpersoon heeft het toch allemaal iets minder goed op een rijtje dan de schrijver – tenminste, daarop kunnen we alleen maar hopen. Waar Wijnhoven tijdens grote festivals en in meer intieme settings pop laat schallen, richt de Nijmegenaar Louisa zich op het klassieke repertoire. Met haar zuivere stem is Louisa een gewillige gast op menige begrafenis, om het al geroerde publiek nog meer te ontroeren. Iets waar Louisa even compleet klaar mee is. En met verplichtingen. En met mannen, niet te vergeten.

Kortom: eigenlijk is ze de huidige staat van haar leven even beu. Gelukkig brengt haar laatste – en teleurstellende – relatie haar op een goed idee, dat ze maar niet los kan laten: het schrijven van een hotelgids over de stad Parijs. De reacties van haar omgeving zijn verdeeld. Een bezorgde zus (“En de muziek dan?”) stelt ze gerust met de woorden: “De muziek kan best even zonder mij en ik kan ook best even zonder de muziek. Ik denk dat we een overdosis van elkaar hebben gehad. Ik wil even loskomen van het gevoel dat ik op de toppen van mijn kunnen moet presteren.” Oef, klinkt dat even als een uitgebluste millennial. In dat geval kan een reisje naar Parijs niet heel veel kwaad, toch?

Plan in uitvoering

Louisa besluit om er voor vier maanden tussenuit te piepen om de hotelgids te kunnen schrijven. Haar eerste reis naar Parijs is een regelrechte droom à la ‘Emily in Paris’. Tijdens een museumbezoek valt ze in de armen van Louis, die haar uitnodigt in zijn vaders hotel. Ze hoopt dat hij haar – net als zijn eerdere veroveringen – vereeuwigt in een van zijn schilderijen. Nog steeds deinend op haar roze wolk, besluit ze de Franse hoofdstad te verruilen voor een bestemming dichter bij huis: Terschelling. Op de Wadden valt ze van de ene in de andere teleurstelling en moet ze concluderen dat hotels – ondanks hun comfort – niet altijd een fijne vervanging van het thuisfront is. Ze besluit terug te keren naar Amsterdam, de plek waar vele vrienden wonen, en hoopt dat de keuze om daarheen te gaan voor haarzelf ook duidelijker wordt.

Vanaf dat moment zie je dat de twijfels van Lousia de overhand krijgen. In een café raakt ze aan de praat met ene Vincent, een min of meer mislukte schrijver, en besluit ze om samen met hem haar volgende tripje naar Parijs te maken. Tijdens hun gezamenlijke treinreis naar Parijs, glipt ze in Antwerpen uit de trein om een flesje water te kopen en ze besluit om de trein te laten passeren. Zonder haar… Ze neemt haar toevlucht tot de Ardennen, waar ze op zoek gaat naar een vakantiebestemming waar ze als kind een van haar meest gelukzalige vakanties beleefde. Enigszins verward en doodvermoeid komt ze kofferloos aan bij de plek uit haar herinneringen. Vol medelijden laten de gastheer en -vrouw haar verblijven in een van hun hotelkamers, terwijl ze sputtert: “Ik ben geen meisje op de vlucht […] Ik ben een meisje met een missie.” En terwijl alle logica steeds meer uit haar handen glipt, blijft Louisa dit stug volhouden als ze haar queeste voortzet naar Berlijn om uiteindelijk in Parijs te strandden, waar ze als een arm vogeltje wordt opgevangen door Britse feestbeesten in een chique hotel.

Onsamenhangende breisels

De hotelgids is in wezen een naam met veel potentie, maar helaas weet Louisa het niet tot een goed einde te brengen. Ze raakt tijdens haar zoektocht naar interessante slaapplekken zó met zichzelf in de knoop, dat haar aantekeningen voor de hotelgids almaar onsamenhangender worden. Het enige wat voor haarzelf duidelijk wordt, is het feit dat ze zichzelf niet meer in de hand heeft. Op een gegeven moment heeft ze letterlijk geen cent meer te makken en als een bedelares gooit ze zich op zielen, die haar kunnen optillen uit haar misère en haar deelgenoot kunnen maken van hun levensvreugde. Inhoudelijk klinkt het allemaal behoorlijk dramatisch, maar zo leest het niet. Dat komt door de luchtige en vlotte schrijfstijl van Wijnhoven. Een haast poëtische, aantrekkelijke stijl, die doet verlangen naar de mijmerende muziek van Wijnhoven zelf. Niet vaak overgoten met een humoristisch sausje: hardop lachen gegarandeerd.

Het verhaal doet bovendien realistisch aan. De innerlijke belevingswereld van Louisa wordt zo scherp weergegeven, dat je gewoon begrijpt waarom de falende pogingen zich opstapelen. Waar de meeste karakterontwikkelingen de juiste richting op koersen, gaat die van Louisa finaal de andere kant op. En de onvermijdelijke vraag die dit oproept – ‘Waar leidt dit naartoe?’ – maakt dat je dit verhaal wil blijven lezen, lezen, lezen. Dát is wat zo prijzenswaardig is aan het boek: je hoeft jezelf er niet toe aan te zetten om verder te lezen. Dat gaat helemaal vanzelf. Vanwege de schrijfstijl. Vanwege Louisa. Vanwege het concept. Hopelijk doet Louisa een tweede poging voor een hotelgids en neemt ze ons mee op haar zoektocht.