Piero Manzoni Merda d'Artista n. 63 1961 Fondazione Piero Manzoni Milano Foto Agostino Osio
Kunst / Expo binnenland

Verkreukelde lakens en oneindige dieptes

recensie: Piero Manzoni - Manzoni in Holland
Piero Manzoni Merda d'Artista n. 63 1961 Fondazione Piero Manzoni Milano Foto Agostino Osio

Een ballon opblazen of in een blikje poepen en je adem en uitwerpselen verkopen. Een sokkel omgekeerd op de grond plaatsen en het als ‘Sokkel van de wereld’ bestempelen. Het is slechts een greep uit het bijzondere oeuvre van de Italiaanse kunstenaar Piero Manzoni (1933-1963). Een deel daarvan is nu te zien in het Stedelijk Museum Schiedam. Het kleine museum zet een grootse tentoonstelling neer: zonder spot en met oog voor esthetiek.

‘Manzoni in Holland’ beslaat vijf zalen en drie verdiepingen. In de introductietekst lees je dat de focus ligt op de ontwikkeling van het kunstenaarschap en de invloed op kunstenaars nadien. De eerste zaal maakt al duidelijk hoe uitgebreid die invloed (en wisselwerking) was.

Piero Manzoni Base Magica. Scultura Vivente 1961 Fondazione Piero Manzoni Milaan

Piero Manzoni, Base Magica. Scultura Vivente, 1961. Fondazione Piero Manzoni, Milaan.

ZERO

Zo zie je aan de wand onder andere werken van Jan Schoonhoven, Yves Klein en Agostino Bonalumi. Het zijn allemaal kunstenaars die verbonden waren aan ZERO, een internationale kunstbeweging waarin het individu steeds minder belangrijk werd en de puurheid van licht, beweging en kleur centraal stond.

Het werk van Bonalumi illustreert goed hoe daarnaast de aandacht voor voorstelling naar die voor materiaal verschoof. Bonalumi heeft zijn verf rondom buizen geboetseerd, waardoor een soort maanlandschap met kraters ontstaat. Van Yves Klein is een totaal ultramarijn blauw doek tentoongesteld. De kleur werd voor het eerst gemengd door Klein en heet sindsdien International Klein Blue (IKB).

Achromes

Piero Manzoni Achrome 1958 Collectie Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam Foto Studio Tromp

Piero Manzoni, Achrome, 1958. Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam. Foto: Studio Tromp.

Klein’s doeken in slechts één kleur, inspireerden Manzoni tot het maken van Achromes. Het zijn compleet witte doeken, die in tegenstelling tot de meditatieve werking van het IKB, eerder neutraliseren. De Achromes zijn samengebracht in één zaal, die jammer genoeg niet een eenduidig witte kleur heeft. Hier is te zien hoe Manzoni experimenteerde met variaties, zo zijn er witte werken die doen denken aan verkreukelde lakens en ogenschijnlijk aaibare doeken waaruit glaswol steekt. Andere kunstenaars, waaronder Schoonhoven, maakten later ook Achromes. Manzoni bestempelde Schoonhovens werk als ‘witter’ en in Nederland mocht Schoonhoven zijn werken restaureren.

Na de Achromes zijn in Manzoni’s werk steeds duidelijker de grondslagen van de conceptuele kunst te herkennen. Hij maakte niet alleen van het eten van gekookte eitjes kunstbeleving, maar verkocht ook kokers met daarop een omschrijving van het werk erin. Daarnaast ontwierp hij een sokkel waar bezoekers op konden staan om zo zelf een kunstwerk te worden. De eitjes zijn te zien in een filmpje, de sokkel is opgesteld.

Contemplatie en pindakaas

De opstelling is ruim, in de gehele tentoonstelling, maar vooral ook in het conceptuele gedeelte. Het geeft de bezoeker de rust om na te denken, bijvoorbeeld over Space Sculpture (1971) van Marinus Boezem. Hier zijn twee spiegels met de spiegelende kant tegen elkaar aangezet. Het is moeilijk om je de oneindige diepte voor te stellen die tussen de twee spiegels in ontstaat.

Wim T Schippers bij zijn Pindakaasvloer Foto Aad Hoogendoorn

Wim T. Schippers bij zijn Pindakaasvloer. Foto: Aad Hoogendoorn.

Voor contemplatie is echter weinig tijd in de laatste zaal, op de zolder van het museum lijkt alles te exploderen. Hier vermengen zich de indringende geur van pindakaas, het ratelende geluid van een oude projector en de intense ademstoten van Ulay en Abramovich. De eigenaardige ruimte met zijn houten balken en schuin aflopende wanden leent zich perfect voor kunstexperimenten als de pindakaasvloer van Wim T. Schippers of een filmpje getiteld How Van Elk inflates his left foot with his right one. Het laat zien hoe Manzoni onderdeel uitmaakte van een groter geheel en hoe hij anderen inspireerde.

Het bieden van overzicht en het tonen van het grotere geheel is de kracht van ‘Manzoni in Holland’. Daarbij is er in de tentoonstelling veel aandacht voor de esthetiek van het werk van Manzoni en cohorten. De kunst krijgt de ruimte en de Achromes, die voor het grootste gedeelte bij elkaar zijn geplaatst, ontlenen kracht aan elkaar. Het enige wat eigenlijk opvallend ontbreekt is een politieke of geschiedkundige inbedding. Waar reageerden deze kunstenaars op? Waar zetten ze zich tegen af? Bevroeg Manzoni de legitimiteit van kunst? Bekritiseerde hij het consumentisme? Het zijn vragen die onbeantwoord blijven, maar het feit dat ze bij je opkomen na je bezoek aan ‘Manzoni in Holland’ bewijst ook dat de tentoonstelling nieuwsgierig maakt naar meer.

Theater / Voorstelling

Decadent geflikflooi in een zeer geslaagde musical

recensie: Nederlandse Reisopera – A Little Night Music

Met A Little Night Music van Stephen Sondheim bewijst de Nederlandse Reisopera wederom dat opera en musical heel goed hand in hand kunnen gaan.

Het zijn goede tijden voor Sondheim-liefhebbers. De afgelopen seizoenen hebben kleinere producenten musicals als Putting it together, Into the Woods en Sweeney Todd opnieuw op de planken gebracht. De laatstgenoemde is in 2014 ook al door de Nederlandse Reisopera opgevoerd. Daarmee had het operagezelschap als een van de eersten de stoute schoenen aangetrokken en opera en musical met elkaar verenigd. Gelukkig doet de Reisopera dat nu andermaal met A Little Night Music.

In Amerika is A Little Night Music door zowel musicalproducenten als operagezelschappen opgevoerd. Dat is niet gek, gezien de complexe muziekpatronen in bijvoorbeeld The Miller’s Son, de polyfonie in een nummer als Soon en het geweldige A Weekend in the Country en de extreme variaties in de toonhoogtes, die zowel de mannen- als vrouwenrollen erg uitdagend maken. In Nederland is deze musical nog nauwelijks opgevoerd. Hoe onterecht dat is maakt de Nederlandse Reisopera met deze productie goed duidelijk.

Een romantische komedie met een wrange ondertoon

De musical is gebaseerd op Ingmar Bergmans film Smiles of a Summer Night (1955) en speelt zich af binnen de Zweedse elite aan het begin van de twintigste eeuw. Centraal staan de liefdesperikelen van verschillende koppels. De spil in dit spel van verlangen is Desiree Armfeldt (Susan Rigvava-Dumas), een tweederangs actrice die in het verleden een relatie met advocaat Frederik Egerman (Paul Groot) heeft gehad. Frederik is inmiddels getrouwd met de ruim dertig jaar jongere Anne (Laetitia Gerards). Wanneer Frederik en Desiree elkaar treffen in het theater – zij als actrice, hij als toeschouwer – slaan de vonken weer over. Tegelijkertijd heeft Desiree ook een affaire met de getrouwde graaf Carl-Magnus (Hadleigh Adams). Deze machoman is zo ijdel dat hij niet doorheeft dat zijn vrouw Charlotte (Jessica Aszodi) al weet heeft van de affaire en stiekem haar eigen strategieën inzet om die te dwarsbomen. Tijdens een weekend weg op het landgoed van Desirees moeder wordt iedereen met elkaar geconfronteerd en raken de driehoeksverhoudingen op gespannen voet.

Niet voor niets laat Sondheim, met al die driehoeksverhoudingen, de driekwartsmaat in de muziek steeds naar voren komen. Daardoor ontstaat een mooie combinatie van mazurka’s, walsen en gigues.  Maar dat is niet Sondheims enige verdienste. Op het eerste ogenblik lijkt A Little Night Music een romantische komedie over het geflikflooi van de Zweedse bovenklasse. Heel subtiel heeft Sondheim een wrange ondertoon in zijn muziek verwerkt. Ballades als Every Day a little Death en zijn meest bekende Send in the Clowns laten schrijnend zien dat de personages (met name de vrouwen) evengoed beseffen dat hun (liefdes)levens lang niet zo frivool zijn.

Een eerbetoon aan Sondheim

De musical wordt in het Engels opgevoerd. Dat is zowel een verdienste van de Nederlandse Reisopera als een eerbetoon aan Sondheim. Nu wordt er volledig rechtgedaan aan het eigen karakter van Sondheims muziek. Dit vraagt echter wel wat van zowel het publiek als de spelers. Bij vlagen komt de ironie en humor niet altijd goed naar voren, daarbij ook niet geholpen door het fin de siècle-Engels. Maar dit gebeurt slechts blij vlagen. Los daarvan leveren de spelers stuk voor stuk een indrukwekkende prestatie. Paul Groot doet niet onder voor de operazwaargewichten van de cast. Zijn timing is erg goed. Zonder problemen verweeft hij mimiek, spel en zang met elkaar. De Nederlandse musicalactrice Susan Rigvava-Dumas heeft in het buitenland al een indrukwekkend repertoire opgebouwd. Hopelijk zal zij vaker in Nederlandse producties te zien zijn. Send in the Clowns is al door talloze grootheden als Barbra Streisand en Judy Collins gezongen, maar Rigvava-Dumas’ interpretatie is van een soortgelijk niveau. Ze houdt de ballade klein, zuiver en bovenal kwetsbaar. De ontdekking van de avond is de talentvolle Sanne Franssen, die overtuigt als de ietwat geile dienstmeid Petra. Ze is grappig zonder clownesk te worden en krijgt met The Miller’s Son een van de moeilijkste nummers voor haar kiezen. The Miller’s Son is een sadistische woordenbrij van alliteraties en een flinke dosis humor. Met al die acrobatiek lijkt Franssen geen problemen te hebben. Uitspraak, timing, humor, Franssen past alles indrukwekkend toe.

Ook het feit dat de musical prachtig begeleid wordt door het Gelders orkest zorgt ervoor dat Sondheim uitgevoerd wordt zoals Sondheim uitgevoerd zou moeten worden. Waar een orkest steeds minder vanzelfsprekend is in grote musicalproducties, laat de Nederlandse Reisopera zien wat de toegevoegde waarde van zo’n mooi orkest is. Daarmee is A Little Night Music niet alleen een ode aan Sondheim, maar ook aan musical en opera in het algemeen.

Theater / Interview
special: BERG&BOS - In Vrede

Eva Line de Boer en Maurits van den Berg over ‘In Vrede’

Steffen van Zundert sprak regisseur Eva Line de Boer en acteur Maurits van den Berg over de voorstelling In Vrede van BERG&BOS. In Vrede is een mozaïekvertelling over de littekens van de Tweede Wereldoorlog en hoe die ook nu nog van invloed zijn op onze samenleving.

 

Boeken / Non-fictie

Drie compacte boeken van eigen bodem

recensie: Wat is geluk? - Maarten van Rossum & Nederwonderland – Lulu Wang & Een os op het dak – Thea Derks

In deze eerste editie van Drie compacte boeken aandacht voor drie totaal verschillende boeken. Wel zijn ze alle drie van Nederlandse bodem. Twee bekende schrijvers en één onbekende passeren de revue.

In een beperkt aantal pagina’s vertellen wat je te zeggen hebt is misschien wel een even grote uitdaging als een omvangrijk boek schrijven. De lezer brengt slechts korte tijd met je boekje door. Het is een flinke opgave om hem in die tijd te boeien. Je hebt weinig ruimte om je boodschap mee te geven of een verhaal te vertellen dat voldoende zeggingskracht heeft om de lezer te raken.

In deze drie compacte boeken is het de schrijvers gelukt.

Wat is geluk? – Maarten van Rossum

Maarten van Rossum schrijft in zijn boekje Wat is geluk? vooral over wat hem geluk schenkt. Het is geenszins bedoeld als een beschrijving van wat in het algemeen geluk inhoudt. Dit in tegenstelling tot wat de titel (enigszins) suggereert..

Van Rossum schept genoegen in wandelen, museumbezoek en lezen, om maar een paar activiteiten te noemen. Hij neemt afstand van het verzamelen van spullen, wat in het algemeen geldt als niet gelukkig makend. Op die uitspraak komt hij overigens tegen het einde van het boekje terug. Een beetje verzamelen van hebbedingetjes schenkt hem wel degelijk geluk.

Wie op zoek is naar een handboek tot het verkrijgen van geluk kan beter een ander boek lezen. Daar is een werk als De logica van geluk van Mo Gawdat geschikter voor. Maar dat is dan wel een doe-boek.

Wie op zoek is naar een verhaal over wat Van Rossum geluk brengt en ontspannen wil lezen en consumeren heeft aan dit korte relaas een aangenaam schrijven. Het is licht verteerbaar maar heeft relatief weinig om het lijf. Het lezen is zeker wel aangenaam en ik hoorde bij het lezen de stem van Van Rossum in mijn hoofd. Dat laatste is niet verwonderlijk als je leest dat hij liever spreekt dan schrijft.

Nederwonderland – Lulu Wang

In Nederwonderland geeft Lulu Wang ons als Nederlanders een kijkje in onze eigen belevingswereld, zoals iemand die ervaart die kennismaakt met ons land. Wat wij heel gewoon vinden is voor een integrerende medelander soms vreemd of typisch.

Wang werd geboren in Beijing en verhuisde op haar vijfentwintigste naar ons land. Wij maakten op grote schaal kennis met de schrijfster via haar debuutroman Het Lelietheater. Nu, vele jaren later, houdt ze ons een spiegeltje voor.

Een land vol met lange mensen. Een land waar water een belangrijke rol speelt. Het leven met de kust maar vooral ook de koude. Het land waar we houden van klein houden en gewoon doen. Het land vol met handelaren en zuinigheid. De sociale gedachte van onze samenleving. De speciale band tussen Nederlanders en Belgen. De prachtige, bijzondere steden naast Amsterdam, zoals Groningen en Maastricht. De verhoudingen zoals wij die kennen tussen mannen en vrouwen. De zelfstandigheid van de vrouw in onze samenleving. Ons omgaan met ruimte, het maken van polders en de hokjesgeest. Onze taal in het zeggen en schrijven waarin woorden voorkomen die voor ons heel belangrijke onderwerpen aangeven, zoals gezellig, heerlijk, het ‘ik houd van jou’ en het bijzondere van de provincie Zeeland.

Naast al deze bespiegelingen kent het boek vele tekeningen en afbeeldingen. De tekst blijft steeds compact.

Ze schrijft over het tegelijkertijd groot en klein zijn van Nederland, maar ook over het succes van Nederland. Voor iedere geboren Nederlander is Nederwonderland een boek dat echt de moeite waard is om te lezen. We zijn niet alleen bijzonder omdat we pindakaas en hagelslag eten. We zijn op veel gebieden zoveel anders dan anderen. Daar mogen we best zuinig op zijn en we mogen best onze eigenheid bewaren.

Wang schetst ons een mooi, vermakelijk en eigenlijk ook goudeerlijk beeld.

Een os op het dak – Thea Derks

Een os op het dak kreeg als ondertitel mee: Moderne muziek na 1900 in vogelvlucht, wat de inhoud van het boek van Thea Derks goed omschrijft. In de 104 pagina’s neemt Derks de lezer mee aan de hand van de ontwikkeling van de moderne muziek na 1900. Denk daarbij niet aan popmuziek of andere lichte muziek, maar aan hoe de klassieke muziek zich in dat tijdvak ontwikkelde.

Een boek vol met jaartallen en namen. Wie niet thuis is in deze muzikale wereld moet vooral deze jaartallen en namen links laten liggen en zich focussen op de ontwikkeling. Slechts enkele namen lichten dan op tussen de vele onbekende namen. Namen die wel bekend zijn, zijn Philip Glass, Yoko Ono en Ludovico Einaudi, om er maar een paar te noemen die mij opvielen.

Het boek schetst een beeld van hoe componisten worstelen met het genre dat serieuze muziek genoemd wordt. Het worstelen van klassieke toonladders naar atonale muziek. Het worstelen met geluiden van niet-conventionele instrumenten, gebruiksvoorwerpen en het bespelen van conventionele instrumenten met andere voorwerpen. Het levert muziek op die maar door weinigen wordt geadoreerd. Soms wordt deze muziek zelfs verguisd of verboden.

Derks gaat op reis langs diverse stromingen, maar ook langs verschillende broedplaatsen van de moderne muziek. Regelmatig wordt er gesprongen in de tijd en ook naar verschillende locaties. De ontwikkelingen van de muziek worden ook in moeilijke tijden gevolgd, zoals tijdens de oorlog. Het beeld wordt geschetst dat muziek vergankelijk is en soms zomaar wordt vernietigd.

Zelfs voor iemand die niet thuis is in deze muzikale wereld is het boek leesbaar met bovenstaande leeswijzer. Het is mij gelukt als liefhebber van de lichte muziek om het boek te lezen en een beeld bij deze muziek te vormen. Met klassieke muziek ben ik ooit grootgebracht voordat ik de overstap maakte naar de lichte muziek. Moderne klassieke muziek stond vaak ver van mij af. Dit boek deed mij beseffen dat deze muziekstroming dichterbij is dan ik dacht; Philip Glass en Einaudi mag ik toch tot mijn favorieten rekenen.

Wat is geluk? ● Maarten van Rossum
Nieuw Amsterdam
77 Blz
12,50
ISBN 9789046824412

Nederwonderland ● Lulu Wang
Lulu Wang
205 Blz
19,95
ISBN 9789082426328

Een os op het dak ● Thea Derks
@tdrks
104 Blz
14,95
ISBN 978-94-6345-370-7

Boeken / Fictie

Poëzie om van te smullen

recensie: Dit en alles en heel het heelal - Pim te Bokkel & Een kamer met een tafel en schrijfgerei - Ivo van Strijtem

Eind januari startte de poëzieweek van dit jaar. Een week die veel minder aandacht krijgt dan de boekenweek. Het genre poëzie is een ondergeschoven kindje als het gaat om de verkoopaantallen. Reden genoeg om extra aandacht te schenken aan deze schrijfvorm op onze website.

Verhalende boeken in de vorm van romans, thrillers, verhalen, biografieën en essays krijgen nogal gemakkelijk meer aandacht dan de poëzie. De gecondenseerde vorm van schrijven vraagt vaak meer van het voorstellingsvermogen van de lezer dan de verhalende vorm, maar geeft de lezer ook veel meer vrijheid van interpretatie. Toch laten veel boekenliefhebbers het vaak links liggen. Ten onrechte, naar mijn mening. In deze eerste editie van Poëzie van Nederlandse bodem aandacht voor twee dichtbundels.

Dit en alles en heel het heelal

Pim te Bokkel publiceert met Dit en alles en heel het heelal zijn vierde dichtbundel. Met zijn debuut Wie trekt de regen aan? werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs.

Met deze dichtbundel schrijft Te Bokkel over kleine alledaagse, herkenbare dingen als kersverse vader. Daardoor weet hij de lezer over het algemeen snel te raken.

De bundel bevat een viertal sets aan gedichten die rond een onderwerp gegroepeerd zijn. De bundel opent met één losstaand gedicht onder de titel Spiegelingen van het alledaagse. Voor de lezer ontvouwt zich een zoektocht om de groepen van gedichten aan het onderwerp te linken. Maar wie dat niet wil, kan ook gewoon de gedichten absorberen zonder zich te bekommeren om de groepering onder een onderwerp als Op de palm van je hand of De dood in Groningen.

In een moderne stijl zonder klassieke dichtelementen schrijft Te Bokkel als een ware woordkunstenaar. Soms is hij van weinig woorden, dan weer gebruikt de auteur meer woorden en wordt het bijna een verhaal. Hij komt tot de essentie van wat hij wil zeggen in zijn beeldspraak, die de lezer snel kan bevatten. Dit maakt dat zijn gedichten een lust zijn om te lezen.

Een kamer met een tafel en schrijfgerei

Daar waar Te Bokkel zich bedient van een stijl die nergens een klassiek element raakt, is Ivo van Strijtem wel soms in de historische hoek van de poëzie te vinden. Van Strijtem schrijft moderne gedichten in een klassieke cadans.

Bij veel van de gedichten van Van Strijtem kun je bij het lezen een fijn ritme horen in je hoofd. Het ondersteunt het lezen als een soort melodie. Rijmen doet Van Strijtem niet, maar toch lees je veel verbinding in de korte regels als zinnen in een boek.

Anders dan bij Te Bokkel kost het doorgronden van de gedichten van Van Strijtem meer energie en denkkracht. De poëzie van deze dichter vergt meer inspanning dan eenvoudig lezen, zoals bij sommigen van zijn tijdgenoten. Maar wie van poëzie geniet, waar fraaie stijlelementen een rol spelen naast moderne zeggingskracht, zal veel plezier beleven aan deze bundel, die is onderverdeeld in een drietal groepen van gedichten.

Van Strijtem houdt van mooie woordkeuzes, die de lezer aan het denken zetten en de leestekens laat raden in de fraaie strofen van zijn gedichten. Voor die poëzieliefhebber, die graag een tandje meer wil denken en beleven tussen de woorden, is deze bundel een fraaie aanwinst.

 

Dit en alles en heel het heelal
Auteur: Pim te Bokkel
Uitgever: Nieuw Amsterdam
ISBN 9789046824443
Prijs: 19,99
Blz: 64

Een kamer met een tafel en schrijfgerei
Auteur: Ivo van Strijtem
Uitgever: Atlas Contact
ISBN 9789025454203
Prijs: 21,99
Blz: 80

 

Boeken / Non-fictie

Openhartig en innemend

recensie: My Love Story – Tina Turner

Tina Turner mag gerust een icoon genoemd worden van de pop- en soulmuziek. Niet alleen solo heeft ze duidelijk een standbeeld verdiend, ook haar werk met Ike Turner als onderdeel van de Ike and Tina Turner Revue maakte haar al onsterfelijk.

Het verhaal van Tina Turner en de onmogelijke verhouding met Ike Turner is inmiddels publiek geheim. Dat ze zich na haar scheiding van Ike en de daaruit resulterende muzikale ontkoppeling zou ontpoppen tot een superster had niemand kunnen bevroeden. Zeker Ike Turner heeft dit met lede ogen moeten aanzien. Tina Turner werd een gevestigde naam; alleen die naam en een auto hield ze over aan de tijd met Ike Turner.

Succes, ongeluk en geluk

Openhartig schrijft Tina Turner in deze autobiografie over haar leven. Ze opent met te vertellen dat ze langer zonder Ike is, namelijk tweeënveertig jaar, dan ze met hem was. Ze is inmiddels zielsgelukkig met Erwin Bach, met wie ze al wel lang samenleeft maar nog niet zo lang getrouwd is. Het duurde maar liefst zesentwintig jaar voordat Tina het ja-woord gaf aan Bach. Hij vroeg haar voor het eerst ten huwelijk nadat ze elkaar drie jaar kenden maar pas drieëntwintig jaar later vroeg hij haar opnieuw.

Turner duikt na de gelukzalige opening in het boek ook het verleden in. Ze werd geboren als Anna Mae Bullock en leefde in de omgeving van de katoenpluk in Nutbush, Tennessee. Natuurlijk belicht ze ook de tijd met Ike Turner. De moeilijke starttijd van hun carrière en de omslag die ze meemaakten met River Deep – Mountain High, toen Phil Spector in hun muzikale carrière kwam. Die hit en natuurlijk het onvergetelijke Proud Mary maken deel uit van ons collectieve muzikale geheugen.

Dat succes met Ike Turner ging hand in hand met de verschrikkelijke tijd die ze doormaakte als echtgenote. Ze werd geslagen, mishandeld en uitgebuit. Ike Turner was niet alleen een vreselijke echtgenoot, maar wist zakelijk alles zo te regelen dat vooral hij er beter van zou worden. De rechten van Tina waren overal ondergeschikt aan. Het feit dat Tina zich van zijn tirannie wist te ontworstelen richting een vrije, maar onzekere toekomst is haar te prijzen. Het heeft haar uiteindelijk persoonlijk geluk en een nog groter succes gebracht.

Pieken, dalen en afscheid

Toen Tina Turner zich had losgemaakt van Ike begon er een totaal nieuw avontuur. Een avontuur dat haar meer roem zou brengen dan in het duo met Ike. Het album Private Dancer dat in 1984 verscheen is direct een megaklapper wat betreft de verkoopcijfers. Maar het is daarnaast ook zeker een meesterwerk geworden. Met medewerking van sterren als Bryan Adams, Mick Jagger, Mark Knopfler, David Bowie en Keith Richards reikte de ster van Tina Turner steeds hoger.

Turner verkocht in haar leven tweehonderd miljoen albums en werd bekroond met maar liefst twaalf Grammy’s. Het levensverhaal dat hier is opgeschreven is de moeite van het lezen waard. De woorden die ze koos om haar verhaal te vertellen zijn aangenaam om je velen uren te vermaken. Ze neemt ons aan de hand langs de fraaie pieken waarvan ze enorm genoot en nu nog van kan genieten. Maar ook langs de diepere dalen in haar leven, zoals ziektes en het verlies van een van haar kinderen. Ze spreekt vooral uit grote dankbaarheid voor al het moois wat ze heeft mogen beleven. De grote liefde van Erwin Bach, die haar zelfs een nier afstond om haar te verlossen van de dialyse-apparatuur en haar weer de vrijheid gaf om te leven.

Toch is het als bewonderaar moeilijk te accepteren dat het boek tevens voelt als een afscheid van haar muzikale carrière en haar leven in de openbaarheid. Het is een soort slotakkoord. Wat blijft is de prachtige muziek die ze ons heeft nagelaten. Het is moeilijk kiezen welk album nu op te zetten. Wordt het toch maar weer dat geweldige Private Dancer? Of de live-registratie Tina Live, die in 2009 uitkwam? Het blijft genieten van deze ster.

Kunst / Expo binnenland

Een ode aan het leven

recensie: Hockney – Van Gogh: The Joy of Nature

‘Sun or Fun?’ Dat was de vraag van een cursusleider voorafgaand aan de grote Hockney-tentoonstelling in Londen in 2017. Haar antwoord luidde: geen van beide. Eigenlijk zou het antwoord moeten luiden, zeker nadat je de grote Hockney-Van Gogh-tentoonstelling in Amsterdam hebt gezien: Joy. Dáár gaat het om.

De oogst, Vincent van Gogh (1853 – 1890), Arles, juni 1888, olieverf op doek, 73.4 cm x 91.8 cm, Credits: Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting

Of preciezer gezegd om ‘The Joy of Nature’, zoals de tentoonstelling met werk van David Hockney (1937) en Vincent van Gogh (1853-1890) in het Amsterdamse Van Gogh Museum heet. Beide schilders vonden vreugde in de natuur. Kijk maar naar Van Goghs De oogst (1888) en Hockneys Woldgate Vista (2005). Allebei knalgele schilderijen. Van die kleur kijken we bij Hockney niet op, maar dat was in de tijd van Van Gogh wel anders. Volgens de film At Eternity’s Gate, die momenteel draait, schilderde Van Gogh het zonlicht om niet te hoeven nadenken. Maar ook omdat hij Gods nabijheid ervoer in de natuur. Hockney schildert het zonlicht omdat hij vreugde in het leven schept. Ook hij kwam op de natuur uit, toen hij in de jaren negentig van de vorige eeuw even niet meer wist welke kant hij op moest. In Los Angeles, waar hij sinds 1964 woont, was hem nooit zo opgevallen hoe mooi zijn geboortestreek Yorkshire (Engeland) eigenlijk is, met de wisseling van de seizoenen.

David Hockney, “The Arrival of Spring in Woldgate, East Yorkshire in 2011 (twenty eleven)”, Oil on 32 canvases (36 x 48″ each), 144 x 384″ overall, © David Hockney, Photo Credit: Richard Schmidt

De kunst afkijken

Niet dat de donkere, sombere Van Gogh op deze tentoonstelling afwezig is. Kreupelhout (1889) hangt er bijvoorbeeld, ook en vooral omdat het ritmische patroon ervan terugkomt op de gigantische binnenkomer van de expositie: het 3,65 x 9,70 meter grote The Arrival of Spring in Woldgate, East Yorkshire in 2011 (twenty eleven) van Hockney. Het hangt door de grootte laag bij de grond, met als neveneffect dat je zó het landschap in lijkt te kunnen stappen. Toch is dit apart, want hoezeer ook geïnspireerd door Yorkshire, het komt er niet letterlijk in terug; het schilderij is een fantasielandschap waar je in stapt. En ook nog eens eentje waar met het perspectief is gespeeld. Net zoals Van Gogh, onder invloed van Japanse prenten, deed in zijn Tuin van de inrichting Saint-Paul (‘Het vallen van de bladeren’) (1889). Het heeft een plat perspectief, zonder veel diepte. Hockney keek de kunst bij Van Gogh af.

David Hockney paintning “May Blossom on the Roman Road” 2009, © David Hockney, Photo credit: Jean-Pierre Gonçalves de Lima

Vreugde van licht en kleur

Het perspectief mag dan plat of onrealistisch zijn, het is wél een natuur die spreekt. Net zoals één van de meidoorns op Hockneys Bloeiende meidoorns langs de Romeinse weg (2009) een mensenfiguur lijkt die het uitroept en met de armen omhoog, de vreugde van licht en kleur lijkt te willen bezingen. In die zin is het een tegenhanger van De schreeuw (1893) Edvard Munch. De lucht op dit doek is weer à la Van Goghs Zelfportret met grijze vilthoed (1887), dat niet op deze expositie te zien is, maar in de vaste collectie.

Naast de spaarzame Van Goghs (het podium is voornamelijk aan Hockney gegund), zijn er ook nog drie tekeningen van Vincent te zien, die door hun fragiele staat zelden worden getoond. Van Hockney zijn naast de schilderijen ook (waterverf)tekeningen, iPad-tekeningen en een grote collage te zien. Én een overweldigend vierluik te midden van de als een coulissenlandschap opgebouwde tentoonstelling: The Four Seasons (2010-2011), een weergave van Woldgate Woods (2006). Je kunt er naar blijven kijken. Net als naar de prachtige foto van Hockney die Rineke Dijkstra in 2018 van hem maakte.

In de laatste zaal hangen enkele schilderijen van Hockney die weinig of niets meer met Van Gogh te maken hebben, alsof ze tegen de bezoekers willen zeggen: ‘Staar je niet blind op die vergelijkingen – geniet ook gewoon van ons!’ Deze grootse tentoonstelling biedt er alle gelegenheid toe. Het is een ode aan het leven die de mens hoopvol stemt.

Afbeelding bovenaan: David Hockney, ‘Bloeiende meidoorns langs de Romeinse weg’, 2009, olieverf op 8 doeken, © David Hockney, Foto: Richard Schmidt
Theater / Voorstelling

Die Gedanken sind Frei

recensie: De Theatertroep - Opgediept

Opgediept van de Theatertroep brengt ons via het Duitsland van het interbellum naar de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam. Met karige middelen, mooi licht en veel vindingrijkheid wordt een belangrijke en aangrijpende voorstelling gemaakt.

De Theatertroep kun je een soort kind van Het Barre Land en Maatschappij Discordia noemen. Dezelfde autonome vorm van theater maken en de warme bejegening van het publiek. De groep is een samensmelting van allerlei disciplines wat maakt dat niet al het acteren grandioos is, maar daar valt prima mee te leven.

Opgediept is een speciaal voor De Theatertroep geschreven stuk van Judith Herzberg, een prequel van haar trilogie Leedvermaak/Rijgdraad/Simon, die in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw zowel in het theater als in de bioscoop te zien is geweest. Het stuk wordt voorafgegaan door Mephisto, naar het boek van Klaus Mann.

Chaotisch en grappig

Mephisto gaat over een groot Duits acteur, zeg maar kaliber Pierre Bokma of Jacob Derwig, die zichzelf verkoopt aan de nazi’s. De Theatertroep maakt daar een cabaretachtige voorstelling van, waar de bewuste acteur af en toe in opduikt.
Dit is qua vorm niet mijn favoriete deel van de avond, zeker niet na de chaotische en erg grappige inleiding waar we eerder op zijn getrakteerd. Sommige momenten zijn echter aardig: een slimme mop met dubbele bodem over Hitler, een prachtig gezongen protestlied, Die Gedanken sind Frei, waarbij mijn buurman zachtjes meezingt, een paar zinnen uit Hamlet en een stukje uit De Kersentuin.

Wat gaandeweg wel steeds duidelijker wordt en beklemming oproept, is dat de tijd van toen doet denken aan de onze. Mensen zijn ontevreden, zoeken naar zondebokken – destijds Joden – en maken zich zorgen over het steeds duurder wordende leven. De NSDAP, de partij van de nazi’s, wordt eerst weggelachen, maar is een paar jaar later in één klap de grootste. Verwoed probeer ik in gedachten geruststellende verschillen te vinden: de werkloosheid noch inflatie is momenteel zo erg als destijds. En Trump is Hitler niet. Maar toch, de verbijstering over hoe het in vredesnaam mogelijk is dat hij president werd, is misschien een weerspiegeling van de schok destijds. Iedereen is bang voor de toekomst en probeert te voorkomen wat lijkt te gebeuren, maar het helpt niet. Het gebeurt toch. Die machteloosheid beangstigt.

Beklemming

Na een korte ombouw zien we, in het Amsterdam van 1942, een jong Joods echtpaar dat net, in een poging het te redden, hun enige kind heeft afgestaan aan een onderduikmoeder. En nu niet weet wat het moet doen. Pakken om zelf naar een onderduikplek te gaan? Of misschien wel op transport. Moet er een pan mee? Een pan?!? Hoe zit het met de onderduikmoeder, is ze wel te vertrouwen? En de buurvrouw, kwam die niet spioneren? Een bekend kruidenier die met de Duitsers heult, hij zal er na de oorlog zeker voor boeten. En dan weer over het kind.

De spelers brengen de tekst heel sec, bijna laconiek. Dat werkt aanvankelijk erg goed. Het kalme praten maakt hun totaal weggeslagen leven des te aangrijpender. Maar op den duur verdwijnt de beklemming. Misschien duurt het stuk net iets te lang of raken de spelers hun concentratie kwijt?

Het geeft niet. De inhoud is overgekomen. Geweldig dat een groep van zulke jonge spelers ons zoiets moois aanbiedt.

Theater / Voorstelling

Art verliest al snel aan geloofwaardigheid en spanning

recensie: Art - More Theater Producties

Het acteerwerk in Art van More Theater Producties is zo overdreven, op sommige momenten zelfs zo ongeloofwaardig hysterisch, dat het toneelstuk gereduceerd wordt tot een clowneske klucht.

In haar werk beschrijft de Franse schrijfster Yasmina Reza de uitwerking van miscommunicaties, kwetsbare relaties en de ontmaskering van de moderne westerse mens. Dat doet ze niet in alleen in recente romans als Heureux les heureux (2013) en Babylone (2016) maar ook in toneelstukken als Le Dieu du Carnage (ook sterk verfilmd als Carnage door Roman Polanski in 2011) en Art. Een gemene deler in zowel haar proza als toneelwerk is dat de personages aanvankelijk welgemanierde en ontwikkelde burgers lijken, maar er zijn slechts enkele miscommunicaties en misplaatste opmerkingen nodig om dat laagje beschaving te laten verdwijnen. Op subtiele wijze maakt Reza ogenschijnlijke banale uitspraken steeds vileiner, zonder daarbij de humor uit het oog te verliezen.

Art, dat in 1994 is geschreven, behoort tot de eerste werken waarin Reza het dunne laagje beschaving van de middenklasse op losse schroeven zet. Met Art bevestigde Reza haar naam als schrijfster, ontving ze verschillende prijzen en brak ze internationaal door. Alleen al in Nederland is het de derde keer dat Art wordt opgevoerd.

Een koude kermis

De verwachtingen zijn dan ook hoog. Deze keer is het aan More Theater Producties en de acteurs Waldemar Torenstra (als Serge), Frederik Brom (Mark) en Thijs Römer (Ivan) om die waar te maken. Die verwachtingen worden echter niet ingelost, waardoor het van een koude kermis thuiskomen is. En dat terwijl Art genoeg interessant materiaal en gelaagdheid bevat. In het stuk is Serge vol lof over zijn nieuwe, peperdure aanwinst van 120.000 euro: een wit doek met enkele witte lijnen, die nauwelijks zichtbaar zijn. Mark ziet die lijnen niet. Hij vindt het ‘witte kutzooi’ en windt zich op over het feit dat Serge, van wie hij dacht dat hij hem zo goed kende, zijn geld hieraan verspilt. De derde vriend, Ivan, maakt zich vooral zorgen om zijn naderende huwelijk, dat al genoeg strubbelingen meebrengt, maar wordt alsnog bij de hele kwestie betrokken.

De situatie ontspoort al gauw. Ze jutten elkaar op en spelen elkaar uit tegenover de ander. Zo ziet Ivan, in tegenstelling tot Mark, wel die witte lijnen en de schoonheid ervan. Althans dat zegt hij om bij Serge een wit voetje te halen. De toegekende schoonheid aan de witte lijnen staat daarmee subtiel symbool voor de schoonheid die de mannen nog aan hun vriendschap en indirect aan elkaar toekennen. De discussie over de waarde van het kunstwerk wordt een discussie over de waarde (of eerder: de ontwaarding) van hun jarenlange vriendschap.

Deze subtiliteit komt alleen niet van de grond. Integendeel, het acteerwerk van de spelers is zo aangedikt, overdreven en op de lach gericht dat het stuk al gauw aan geloofwaardigheid en spanning verliest. Hoe hoger de gemoederen tussen de vrienden oplopen, hoe geforceerder het spel wordt.

Mag het een toontje lager?

De spelers slaan op hol, ook fysiek. Regisseur Paula Bangels laat het verhaal in een lege ruimte afspelen,  die omlijst wordt door witte tl-lichten. Gaandeweg stort de boel in. Deze decorkeuze is verrassend subtiel. Bangels laat de jongens tevens met speelgoedzwaarden en -pistolen stoeien. Een zeldzaam mooi moment is wanneer Serge met een bellenblazer bellen blaast, die vervolgens opvangt om van die bel (tevergeefs) twee nieuwe bellen te blazen. Het is een beeld waarin de kwetsbaarheid van de vriendschap mooi naar voren komt. Helaas wordt deze handeling overschaduwd door het gestoei van Mark en Ivan. Met al die jongensachtige bravoure wordt er alleen maar meer gefocust op het groteske, wat het stuk meer kwaad dan goed doet. Het personage van Thijs Römer, juist het luidruchtigst alsof hij de leukste thuis wil zijn, vraagt op een gegeven moment of het ‘een toontje lager’ kan. Daarmee slaat hij ironisch genoeg de spijker op zijn kop. Jammer genoeg wordt er geen gehoor aan gegeven.

Ingrid Bakker Herman Gordijn 2009.
Kunst / Expo binnenland

Kijken en nog eens kijken

recensie: Herman Gordijn | 60 jaar nieuwsgierig onderzoeken
Ingrid Bakker Herman Gordijn 2009.

De prachtige, overzichtelijke tentoonstelling met werk van Herman Gordijn (1932-2017) in Museum Nairac in Barneveld laat voorstudies zien die de kunstenaar voor zijn schilderijen maakte. Evenzeer de moeite waard als de eindproducten zelf, waarvan sommige ook te zien zijn.

Annelies Barendrecht Herman Gordijn

Annelies Barendrecht, Portret Herman Gordijn.

Op de expositie van Gordijn in Museum MORE te Gorssel van 2017 lag de nadruk op zijn bekendere eindwerk. Zonder de onderzoeken, voorstudies en experimenten die Museum Nairac nu toont, was dat er echter nooit geweest.

Het museum is genoemd naar een negentiende-eeuwse burgemeester van Barneveld, waar in de vaste opstelling een stijlkamer aan is gewijd. Gordijn was overigens beschermheer van het museum, dat zich in de flyer bij de expositie met zijn werk terecht een pareltje noemt, een van ‘de kleine musea die het grote publiek nog verder moet ontdekken’.

Herman Gordijn Voorstudie Beatrix Museum Nairac Barneveld

Herman Gordijn, Voorstudie Beatrix. Museum Nairac Barneveld.

Meekijken en nog eens kijken

De partner van Gordijn, Joseph Kessels, vond het werk in het atelier in Terschuur (gemeente Barneveld), waar de schilder vanaf 1984 werkte. Kessels fungeerde ook als gastconservator. Tot het niet eerder geëxposeerde werk behoren de schetsboeken voor het bekende portret van (de toenmalige) koningin Beatrix.

Door het tonen van etsplaten, voorstudies en schetsboeken kijk je over Gordijns schouder mee én leer je, door goed te kijken, de verschillen zien tussen die studies en de eindproducten. Niet dat dit laatste van alles valt te bewonderen; van bijvoorbeeld het bekende doek Mona met kussen hangt ter afsluiting van een reeks schetsen alleen een foto. Het origineel is in Museum MORE te zien.

Kinderwagens en zelfportretten

Herman Gordijn Zelfportret 1977 Museum Nairac Barneveld

Herman Gordijn, Zelfportret, 1977. Museum Nairac Barneveld.

Op een van de voorstudies voor Kinderwagen II is goed Gordijns zoektocht te zien; hij heeft er met potlood aantekeningen op gemaakt: ‘pop? hondje?’ Op de ene voorstudie zie je drie personen, op een andere vier. Op het uiteindelijke schilderij (collectie De Heus-Zomer) zijn het er drie geworden, maar in andere poses: een kijkt in de wagen, een houdt de hand voor ogen en een heeft het hoofd achterover geworpen. Pal bij deze wand hangt een pentekening die Gordijn zo’n zeven jaar eerder in Amsterdam maakte van tal van kinderwagens onder een boom in het Vondelpark. Zo bij elkaar, doet het de lippen krullen. Een zekere humor kan het museum te midden van de pluimveelteelt en -handel ook niet worden ontzegd; in het winkeltje zijn Fabergé-eieren te koop.

Ook de wand met zelfportretten trekt de aandacht. Het oudste, een pentekening, dateert uit 1950, het jongste is een niets ontziende iPad-tekening uit 2017. Deze wand wordt aangevuld met foto’s van Gordijn, die Ingrid Bakker in 2009 maakte tijdens een atelierbezoek. Het museum mag ze nu in overleg met haar laten zien, om een extra kijkje in het kunstenaarschap van Gordijn te kunnen bieden.

Aanvullen en invullen

Deze zorgvuldig samengestelde en ingerichte expositie vult zo het beeld dat Museum MORE in 2017 van Herman Gordijn neerzette, op een bijzondere manier aan. Of misschien moeten we zeggen: vult deze op een bijzondere manier ín. Met weinig woorden over de inhoud van het werk, Gordijn eigen, en wat meer achtergrondinformatie over enkele geportretteerden en de gebruikte technieken (houtsnede, aquatint, litho, ets), is het een tentoonstelling die ook voor scholieren bijzonder instructief kan zijn. Nieuwsgierig meekijken over de schouder van de kunstenaar en nog eens kijken om verschillen te ontdekken tussen de studies en het eindresultaat, daar gaat het om. Het museum is er ruimschoots in geslaagd om het publiek deze kans te geven.