Muziek / Voorstelling

Tannhäuser gevangen tussen liefde en seks

recensie: Richard Wagners Tannhäuser door De Nederlandse Opera

Zestien dansers krioelen als spermatozoïden over het toneel. In het midden, hoog op haar troon, zit Venus als een soort oermoeder. Om haar heen een brede wenteltrap, waarbinnen weer een kleinere ronddraait. De suggestie is duidelijk: de godin van de vleselijke liefde zit in de dubbele helix van het DNA gevangen. De muziek wordt steeds opzwepender, de dans suggestiever. Welkom in de Venusberg.

De sterke openingsscène maakt de visie van regisseur Nikolaus Lehnhoff op Tannhäuser, Richard Wagners tweede ‘volwassen’ opera, meteen duidelijk. De lichamelijke liefde zit Tannhäuser letterlijk in zijn genen, er is geen ontsnapping mogelijk. Niet het erotische visioen, maar de normale wereld vol regels en hoofse omgangsvormen is artificieel. Wanneer hij de Venusberg ontvlucht, moet het dan ook wel fout gaan, daar kan een pelgrimstocht naar Rome niets aan veranderen. Na een laatste confrontatie met Venus sterft hij letterlijk als een gebroken man, door Lehnhoff symbolisch uitgebeeld door het inzakken van de wenteltrap.

Seks

~

Over de opera’s van Wagner zijn vele filosofische verhandelingen geschreven, maar vaak gaat het gewoon over seks. Woody Allens Everything You Always Wanted to Know About Sex but Were afraid to Ask mag grappiger en vooral veel korter zijn, Wagner toont meer. Sublimatie van het verlangen? Zie Tristan und Isolde. Incest, verkrachting, hoe hou ik mijn relatie spannend? Zie Der Ring des Nibelungen. Geslachtsziekten? Zie Parsifal. Ongebreidelde seks? Tannhäuser!

Wagner baseerde zijn opera op verschillende oude legendes, maar centraal staat het conflict tussen lichamelijke en geestelijke liefde, hier gepersonifieerd door de godin Venus en de nobele Elisabeth. Voor Wagner-begrippen is het verhaal ongelooflijk simpel. De ridder Tannhäuser verlaat de Venusberg en wordt weer in de samenleving opgenomen. Wanneer hij tijdens een zangwedstrijd echter Venus bezingt, wordt hij door iedereen uitgestoten, alleen Elisabeth neemt het voor hem op. Hij maakt een pelgrimage naar Rome, maar keert verbitterd terug en sterft. Alleen dankzij het gebed van Elisabeth kan hij gezuiverd worden.

Schandaal

Tannhäuser zorgde voor een van de grootse operaschandalen in de geschiedenis. Niet zozeer door de thematiek, al laat Tannhaüsers extatische kreet “Im Venusberg drangen wir ein!” weinig aan de verbeelding over, maar doordat Wagner voor de Parijse première in 1861 alle operaconventies aan zijn laars lapte. Zestien jaar eerder was de opera in Dresden voor het eerst opgevoerd, maar om in Frankrijk uitgevoerd te worden moest Wagner de nodige concessies doen. De belangrijkste eis was een ballet aan het begin van het tweede bedrijf, zodat de notabelen rustig binnen konden komen – en vooral naar de benen van de ballerina’s konden kijken.

Wagner voldeed aan die eis, herschreef de muziek op ontelbare plaatsen, maar plaatste het ballet meteen aan het begin van de opera. Een grotere belediging van het Franse publiek was niet denkbaar en een carrière in Frankrijk kon Wagner verder vergeten, al nam Baudelaire het uitvoerig voor de componist op.

Weense versie

~

Ook na de zo rampzalig verlopen première in Parijs bleef Wagner aan de opera sleutelen, met als gevolg dat er minstens negen versies van bestaan, waarvan meestal de Parijse versie gespeeld wordt. Door gebrek aan goede zangers schrapte Wagner echter een deel van de zangwedstrijd in het tweede bedrijf, waardoor daarvan maar weinig overbleef. Voor uitvoeringen in 1875 in Wenen herstelde Wagner deze omissie, en bracht talloze verbeteringen in de partituur aan.

Dirigent Hartmut Haenchen koos daarom voor deze versie; ook al omdat het de laatste door Wagner zelf gecorrigeerde versie van de partituur betreft. In Odeon legt Haenchen uit wat deze keuze met zich meebrengt:

“Vanwege de ruime mogelijkheden waarover men in Wenen beschikte, is dit ook de versie met de grootste orkestbezetting. Zo zijn er naast het hoofdorkest twee verschillend geplaatste ‘Venusberg-orkesten’, extra slagwerk, twaalf hoorns van het jachtgezelschap, minstens zes trompetten van de gasten op de Wartburg, een verviervoudiging van de harpen, een herdersschalmei en trombones en nog meer harpen op het toneel alsmede verschillende klokken. Al met al bestaat het orkest dan uit 145 musici, hetgeen de grootste door Wagner voorgeschreven orkestbezetting is.”

Hoe dat klinkt? Er is maar een woord voor: overweldigend. De muziek komt niet alleen uit de orkestbak, maar van links en rechts, van boven en beneden en wanneer het honderdkoppige koor ook nog eens massaal inzet, snakt het publiek naar adem.

Subtiel

Ondanks de massale bezetting van koor en orkest is Tannhäuser zeker geen spektakelstuk, integendeel. De opera bevat vele verstilde momenten, die eerder aan kamermuziek doen denken. Hartmut Haenchen heeft het al eerder bewezen, maar als geen ander is hij in staat om een groot orkest ook heel zacht en subtiel te laten spelen. Dat wordt meteen al duidelijk bij de eerste noten van de ouverture, die ik zelden zo helder hoorde. Alle lof ook voor de hout- en koperblazers van het Nederlands Philharmonisch Orkest, want de strijkers mogen dan de technisch lastigste passages te spelen hebben, het zijn maar al te vaak de blazers die een uitvoering van Tannhäuser minder gelaagd maken.

Ook in de regie zijn veel subtiele elementen te vinden. Vooral de rol van Wolfram is uitstekend uitgewerkt. Wanneer Tannhäuser terugkeert uit de Venusberg, is iedereen blij, ook Wolfram; maar hij houdt tegelijkertijd afstand, omdat hij zelf heimelijk verliefd is op Elisabeth. Dat wordt pas duidelijk in het derde bedrijf, maar Lehnhoff laat meteen de ambivalente kant van Wolfram zien. Een mooie regievondst is het dan ook om in het tweede bedrijf, wanneer de hele Wartburg zich als één man zich tegen Tannhauser keert, Wolfram als enige afzijdig blijft. Hij begeert Elisabeth immers op dezelfde manier als Tannhäuser de godin van de liefde; Venus zit ook in zijn genen.

Niet alles is geslaagd. De verwijzing naar Elvis in zijn gouden pak tijdens de zangwedstrijd, compleet met jaren vijftig-microfoon, is gezocht en past niet in de verder tijdloze enscenering – net zoals de terugkerende pelgrims in het derde bedrijf die er met hun witte gewaden en puntmutsen uitzien als leden van de Ku Klux Klan. Maar deze kleine smetjes doen geen afbreuk aan een verder voortreffelijke enscenering.

Vocaal en orkestraal vuurwerk

Nikolaus Lehnhoff en zijn team moeten het echter afleggen tegen koor, orkest en de solisten. Petra Lang schitterde eerder in Berlioz’ Les Troyens, maar als Venus is zij ronduit briljant. Ook haar vrouwelijke tegenhanger, Martina Serafin, zet een prachtige Elisabeth neer. Alle kleinere rollen zijn eveneens uitstekend gecast, maar het zijn vooral de rivalen Wolfram en Tannhäuser die in de herinnering blijven hangen. Robert Gambill maakte in de titelrol wereldwijd al indruk en laat horen waarom. Tannhäuser is geen complex personage, Roman Trekel is een gedroomde Wolfram.

Dat dirigent Hartmut Haenchen aan het orkest, de verschillende bühne-orkesten, de blazers in de toneeltoren, het immense koor, waar zij ook stonden, en de solisten zo’n samenhangend en helder geluid wist te ontlokken, mag een klein wonder genoemd worden. Het minutenlang aanhoudende gejuich na afloop was meer dan terecht. Allen daarheen!

Muziek / Album

Ambivalente artiest Hovius slaagt wederom met glans

recensie: 16Down - F.L.O.

Marco Hovius is 16Down. Zijn derde cd heet F.L.O. en is weerbarstiger dan ooit. Hij zoekt de muzikale grenzen nog verder op, wat betekent: inclusief lieve liedjes maar ook mét die harde, dynamische, moeilijk gearrangeerde rock. Waarom geen duidelijke keuze? Wellicht omdat hij dat brede muzikale spectrum volop wil belichten? Of omdat hij simpelweg niet kan kiezen tussen verschillende stijlen? We weten het niet. Wel weten we dat Hovius bij dit derde album vrijwel geen hulp van anderen nodig had. En dat gegeven is sowieso veel waard, helemaal als het resultaat wederom zeer behoorlijk is.

Wie het ruwe eerste album Headrush uit 2001 goed kent, schrok wellicht van het toegankelijke geluid van opvolger Life in a Fishbowl (2003), geproduceerd door de Zweed Andreas Ahlenius, die bijvoorbeeld ook Saybia deed. Niettemin bleek dat album uiteindelijk ook ware schoonheid weer te kunnen geven. Het derde album is door Hovius geschreven in Zwolle en zelf geproduceerd en opgenomen in San Francisco. Uiteindelijk werd de plaat door Amsterdammer Attie Bauw gemasterd.
Het geluid van F.L.O. kruipt meer aan tegen het eerste 16Down-album Headrush. Aan Hovius’ stijl van schrijven veranderde niet zoveel, én Radio 2-liedjes én ongepolijste rock met moeilijke ritmes. Die ambivalentie hoort bij de man, hij kan domweg niet kiezen. Alhoewel, dat wil hij wellicht ook niet, want alléén maar Radio 2-liedjes schrijven en uitvoeren (“live speel ik liever harde nummers”) is ook zo wat. En zich enkel op de moeilijke rock storten, verkoopt natuurlijk te weinig.

Trommelvliezen opschuren

~

Het mierzoete Cold doet qua arrangement een beetje denken aan No Surprises van Radiohead. Als opener van het album zet dit nummer de luisteraar op het verkeerde been. Toch alleen maar ballades met liefdesteksten? Nee hoor, It’s right in Front of You schuurt die trommelvliezen alweer een beetje op. En daarin worden ook de registers van Hovius’ stem meteen goed neergezet. Dan volgt Stop Getting me down. Oef, daar dendert die welbekende 16 Down-rollercoaster weer omlaag! Mijns inziens toont deze componist hier zijn meest artistieke kant, maar dat terzijde.
Toch, uit alles blijkt dat ook Hovius buitengewoon gevoelig is voor de commercie. Tuurlijk, een hit scoren, dat wil iedereen, ook het 16Down-brein. Cold, River en No Clouds just Aeroplanes komen daar terecht voor in aanmerking. Muziek maken, is voor hem het mooiste dat er is. En dat wil deze schitterende componist graag tot in lengte van dagen blijven doen. Dus dat hitgevoelige aspect verliest hij niet uit het oog.

Bevlogenheid

Daarnaast klinkt het 16Down-geluid op dit album wederom ernstig volwassen. Dat producersfacet verrichtte Hovius voor het eerst zelf. Knap dat hij ook daar kaas van heeft gegeten. Om z’n songs op de plaat te krijgen, riep de frontman de hulp in van bassist Sebastiaan van Olst en drummer Bauke Bakker, beiden van het collectief Cool Genius. De bevlogenheid die deze muzikanten overduidelijk doen horen, maakt het eindresultaat alleen maar sterker. Live wordt de band zeer binnenkort aangevuld met extra gitarist Dennis Kleinlangevelsloo, voorheen van Cafebar 401.

‘Baard van drie dagen’-gitaargeluid

Waar het muzikaal dan allemaal op lijkt en aan refereert? Tja, kon je 16Down voorheen wat gemakkelijk in het Nederlandse Foo Fighters-bakje drukken, nu is de vergelijking met een bepaalde band of stroming moeilijker geworden. Ik hoor naast die Foo’s soms flarden Muse en lickjes Stone Temple Pilots, maar eveneens veel Queens of the Stone Age, met Motorbike en het eerder genoemde Stop Getting me down voorop, en gitaargeoriënteerde Radiohead-invloeden. Hoogtepunten? Forest, dat nummer beukt, brandt plat, is allesvernietigend. Compulsive Behaviour bevat ware Hendrix-hoogstandjes met dat typische ‘Hovius baard van drie dagen’-gitaargeluid. Afsluiter What’s God Supposed to Say balt in stief vijf minuten perfect samen, waartoe Marco Hovius allemaal in staat is. Het moet gezegd, hij is weer met glans geslaagd.

8WEEKLY

Kunst Inhaleren

Artikel: Olfactieve kunst; daar zit een luchtje aan, deel 1

.

Clara Ursitti – Fantoomoksels en olfactief aanwezige geslachtsorganen

In haar zoektocht haar eigen geur na te maken voor een ‘geurzelfportret’, stuitte Clara Ursitti op de uitvinding van de ‘synthetische neus’ van wetenschapper George Dodd. Hiermee kan vrijwel iedere geur synthetisch nagemaakt worden. Na een marktonderzoek in de Verenigde Staten dat Ursitti verrichtte, bleek de animo voor deze geurportretten zo hoog dat de kunstenares een bedrijf, genaamd Pheromone Link, heeft opgericht. Mensen bleken enorme sommen geld over te hebben voor de geur van hun geliefde in een flesje. Deze geur bestaat zowel uit zweet, als uit het meest gebruikte parfum van de betreffende persoon. In het werk Bill uit 1998 dat zij maakte in het laboratorium van de Melbourne University, verwerkte ze een andere synthetisch nagemaakte lichaamsgeur: die van zaadlucht. De titel laat wat aan de verbeelding over, hoewel in combinatie met de geur direct duidelijk wordt dat de achternaam van de vermeende persoon die van de voormalig president van de Verenigde Staten moet zijn.

Hoe kunnen deze geurwerken het beste tentoongesteld en geconserveerd worden? In de Engelse galerie The Fruitmarket werd besloten het werk Bill een penthouse te geven; op de zolder zou de geur zich misschien het minst verspreiden. Het grootste probleem deed zich voor toen een busje met synthetische zaadlucht omviel op het houten trappetje er naar toe. De geur trok direct in het poreuze onbewerkte materiaal en bleef wel een maand hangen. Het kunstwerk onder aan de trap kreeg er ineens een zeer welkome olfactieve dimensie bij, omdat het een erotisch getint werk was. Ieder ander kunstwerk zou er onder geleden hebben. Synthetische geuren hebben het voordeel dat ze makkelijk te reproduceren zijn, omdat hun chemische samenstelling al vast staat en bovendien zou de eerder beschreven ‘synthetische neus’ de stof kunnen analyseren en reproduceren. Synthetische geuren conserveren, betekent simpelweg geuren reproduceren als de geurstof op is. Ursitti had de galerie al voorzien van extra flesjes olie.

Clara Ursitti - sensoren
Clara Ursitti – Sub Club, August 8th 1998

Opvallend aan haar werk is dat de titel en de geur de enige componenten zijn van de werken. Zo ook in het werk Sub Club, August 8th 1998 uit 1998. Hierin zijn zowel de geur als de temperatuur van een club uit Glasgow gereconstrueerd, zoals die waren op acht augustus. Ursitti nam verschillende proefmonsters van de lucht in de club en nam ter plekke de temperatuur op. In een laboratorium analyseerde ze de monsters om het synthetisch te kunnen reproduceren. Het kunstwerk bestond uit geurverspreiders, een verwarming en een apparaatje om de lucht vochtig te houden. Behalve dat het kunstwerk rook naar een volle club met zweterige lichamen, voelde het dus ook zo: de warmte en de luchtvochtigheid droegen hiertoe bij.

Op lichaamsgeuren rust een enorme taboe. Ze moeten uit alle macht verdoezeld worden en werken zeer confronterend. De nabije lichaamsgeur van een onbekende wordt ervaren als een inbreuk op de privacy. Ursitti vindt het prachtig om dergelijke taboes aan de kaak te stellen. Het is de context – of liever gezegd het ontbreken daarvan – die Clara Ursitti creëert, waardoor deze ons zo bekende geuren verrassend en zelfs onherkenbaar worden. Veel bezoekers, waaronder ikzelf, slaken kreten van herkenning bij het ruiken aan de geurmonsters, terwijl we ons afvragen wat die herkenbare geur toch is. Om er vervolgens met het schaamrood op de kaken achter te komen dat we aan fantoomoksels en olfactief aanwezige geslachtsorganen zitten te ruiken. In een openbare ruimte nota bene.

Ernesto Neto – Een opdringerige kruidige geur


De geur van voedsel wordt doorgaans als de meest aangename ervaren door mensen. Ongetwijfeld is dat evolutionair bepaald, omdat het opsporen van voedsel via zijn geur een van de functies is van het reukorgaan. Geur maakt voedsel bovendien aantrekkelijk zodat de drive om te eten groter wordt. Geur is dus van levensbelang en daarom erg waardevol. De Braziliaanse kunstenaar Ernesto Neto maakt gebruik van de ingrediënten uit een eeuwenoude traditie in zijn land: kruiden. Het geurige component in iedere keuken ter wereld. Kilo’s zwarte en witte peper, bruine kruidnagel, okergele kerrie en warm gele kurkuma: kleur en geur zijn voor Neto even belangrijke eigenschappen van een stof en moeten op de juiste manier gemengd worden om een optimaal effect te krijgen. Op de Biënnale van 2001 kwam ik voor het eerst in aanraking met zijn werk. Het bijzondere is dat ik al tientallen meters voor de zaal van We fishing the time onbewust het kunstwerk aan het waarnemen was. De opdringerige, kruidige geur kwam de bezoekers uitdagend tegemoet, ver voor duidelijk werd wat de bron daarvan was en dat die überhaupt onderdeel van een kunstwerk was. Mijn eerste gedachte was dat er een ongelukje moest zijn gebeurd in de keuken, die daar niet ver vandaan was. De kruiden hingen in uitgerekte zakken van lycra vanaf het plafond en ‘huilden’ hun kruidige inhoud op de grond, waardoor overal gekleurde cirkels ontstonden.

Ernesto Neto -  The Mälmo Experience, copyright: Malmö Konsthall / Kajsa Lindskog
Ernesto Neto – The Mälmo Experience, copyright: Malmö Konsthall / Kajsa Lindskog

Als bezoeker werd je volledig in de installatie opgenomen, maar nam je zelf ook letterlijk bezit van het kunstwerk. Je kon tussen de zakken en om de cirkels heenlopen, terwijl je neus en longen gevuld werden met geuren. Neto laat de conservatoren de kruiden plaatselijk aanschaffen. Katrin Bucher van de Kunsthalle in Basel vertelt over het werk Little garden lipizoids uit 2001: “Neto was on its own floor, and the scent coming through the rooms is always part of the work. I would not know though if it might affect other work. I would not think so. But the scent would definitely stick to other pieces for a while.” Een afgesloten ruimte was in dit geval geen overbodige luxe geweest. Over het preserveren zegt ze dat er soms met toestemming van de kunstenaar nieuwe kruiden moeten worden aangeschaft als de geur te oppervlakkig wordt. Conservatie bestaat in dit geval dus uit het opnieuw aanschaffen van de kruiden. Zijn meest recente werk was dit jaar te bewonderen in the Malmö Experience in de Konsthall. Van nylon maakte hij wederom ruimtevullende objecten die gevuld waren met geurige kruiden. Het labyrint dat ontstond was bedoeld om van alle kanten te bekijken, te betasten en te beruiken. Mede door het gebruik van de kleur roze werd zo een zeer sensuele ervaring opgedaan. Naast het reukorgaan spreekt de Braziliaan sinds enige jaren de tastzin aan om zijn levenloze voorwerpen voorwerpen op sensuele wijze te ervaren.

Peter de Cupere – Dat een geur vergaat hoort bij het kunstwerk

De Belgische kunstenaar Peter de Cupere onderscheidt zich van andere kunstenaars die geur gebruiken doordat hij alle mogelijke soorten geuren gebruikt, en geheel nieuwe eigen geuren creëert. Bovendien deinsde hij er in het verleden niet voor terug om ronduit afstotelijke geuren te gebruiken. Hij gebruikt daarvoor zijn eigen lichaam en zijn laboratorium waarin flesjes, vaten en reageerbuizen staan, gevuld met zowel synthetische als organische geuren. Wat hem onder andere interesseert, zijn de veranderingen waaronder bepaalde geuren onderhevig zijn gedurende de tentoonstelling. Hij begon hiermee te experimenteren tijdens zijn kunstacademietijd. Een mengsel van fruitsap, water en melk is voldoende om de tijd de rest te laten doen. De geur verandert naarmate de tijd verstrijkt. In mijn interview met hem zei hij hierover: “Het procesmatige in geur vind ik interessant, zoals bijvoorbeeld fermentatie. De geur kan eerst heel lekker zoet zijn en later onaangenaam worden.”

Peter De Cupere - Spots and Splashes
Peter De Cupere – Spots and Splashes

De manier om dergelijke schimmels te exposeren is betrekkelijk eenvoudig. In schaaltjes kunnen ze bijvoorbeeld met tientallen tegelijk op tafels worden gezet, zoals het geval is in het werk Mouldy Installation (1000 pots 1997-1999) . De titel van het werk Fleur d’Anus (1997), laat weinig aan de verbeelding over, ook voor diegene die niet bedreven is in Frans. Hierin heeft De Cupere een geur verwerkt die collectief als onaangenaam wordt ervaren: fecaliën. De kunstenaar vertelt op anekdotische wijze hoe hij de nacht voor de opening nog aan het materiaal moest komen en de ochtend daarop eindelijk het goedje had ‘geproduceerd’ waarop hij snel op weg ging naar de galerie. Ongelukkigerwijs werd hij gezien door de politie die de haastige man met het pakketje nogal verdacht vonden. Na uitleg kon ook de agent er wel om lachen. Bezoekers liepen naar eigen zeggen snel langs de installatie heen, die bestond uit een stoeltje waarbij een kelkachtige bloem uit het zitvlak ontspringt. “Bij sommige werken reageren de mensen heel heftig en lopen soms kokhalzend weg zonder naar het werk te kunnen kijken.”

Over de conservatie zegt De Cupere: “Dat een geur vergaat, vind ik horen bij het kunstwerk. Het gaat om het concept. Als het toch gereproduceerd moet worden hoeft het ook niet honderd procent hetzelfde te worden. Ik laat het (de geurstof) dan analyseren door een scheikundige op bijvoorbeeld de universiteit van Brussel.” Conservatoren hebben geen kind aan hem. Staan er andere kunstwerken in de expositieruimte, dan zorgt hij simpelweg dat de geuren minder sterk zijn.

Peter De Cupere - Fleur d'Anus
Peter De Cupere – Fleur d’Anus

Tegenwoordig gebruikt de Belgische kunstenaar vooral geuren die als erg aangenaam worden ervaren en wel op een manier die zeer dynamisch van aard is. Hij geeft heuse geurconcerten met zijn Olfactiano, de eerste geurpiano ter wereld. De filosoof Aldous Huxley en de schrijver J.K. Huysmans beschreven al geurorgels in respectievelijk Brave New World (1932) en A Rebours (1884), hoewel ze nog lang toekomstmuziek zouden blijven. In 2004 kon het publiek op het festival Cordoba! in Brussel Cuperes eerste geursonate waarnemen via hun neusgaten. De Olfactiano werkt als een orgel en is gevuld met 27 verschillende geurstoffen. Net als akkoorden in de muziek, bestaan geurakkoorden uit drie tonen. Er zijn 4374 verschillende combinaties mogelijk. Omdat het volledig nieuw was, sprak De Cupere zijn publiek eerst geruststellend toe dat ze gewoon moesten ontspannen en genieten alsof het een muziekconcert was.

Momenteel is De Cupere bezig aan een project in Parijs waarbij hij via de fotografie geurgrenzen in hun stedelijke landschap registreert. Platgelopen stukjes kauwgom, excrementen van stadsdieren, vormen als het ware een stedelijk geurtapijt. Parijs is natuurlijk dé stad bij uitstek voor een dergelijk project. Het vormde niet voor niets het decor voor de film over geur die nu in de Nederlandse bioscopen draait: Het Parfum van de auteur Patrick Süskind.

Geuren vatten in taal

Mensen kunnen verschillende geuren wel onderscheiden, maar de belangrijkste factor voor de waardering, is de mate waarin een geur aangenaam of onaangenaam wordt gevonden. Dit sluit aan op de beperkte mogelijkheid van de taal om geuren te kunnen omschrijven. Het blijft meestal bij ‘lekker’, ‘niet lekker’ en ‘dat ruikt naar…’. Wanneer een bezoeker iets zeer onaangenaams ruikt, zal hij zo snel mogelijk doorlopen om de geur kwijt te raken. De enige manier om van de onaangename geur afstand te nemen, is immers door weg te gaan bij de bron van de geur. Dit werkt omgekeerd evenredig: zeer prettig ruikende kunstwerken hebben het effect dat mensen langer bij het kunstwerk aanwezig willen zijn. Voordat geuren meer genuanceerd ervaren en beschreven kunnen worden, zou eerst een taal ontwikkeld moeten worden, waarin dit tot uiting kan worden gebracht. De toekomst maakt het in ieder geval mogelijk voor zowel kunstenaar als publiek om nauwere banden met het reukzintuig aan te gaan. Wanneer mensen eenmaal bekend zijn met het gebruik van geur in de kunst, zal hun reactie zeker anders zijn, doordat het element van verrassing of verbazing wegvalt en de bezoeker kan refereren aan andere kunstwerken met geur als vergelijkingsmateriaal. De mogelijkheden om je reukorgaan te ontwikkelen, zijn bovendien dankzij de huidige stand van de techniek toegenomen. Als in de nabije toekomst apparaten als de iSmell en de AromaJet op de markt komen met een toegankelijke prijs, zullen mensen thuis meer met geuren te maken gaan krijgen. Ook dit artikel had dan, behalve van beeldmateriaal, voorzien kunnen worden van ‘geurmateriaal’.

Artikel naar de scriptie:
Kunst inhaleren; het gebruik van geur in kunst in de afgelopen vijftien jaar
Lees ook deel
2

Boeken / Fictie

Virtuoos wonderkind

recensie: Marisha Pessl - Special Topics in Calamity Physics

Marisha Pessl is jong en knap (zie bewijsstuk één: de foto). Ze studeerde economie en werkte een tijdlang bij het gerenommeerde PriceWaterhouseCoopers. Ze speelt niet onverdienstelijk toneel en was te zien in enkele zogenaamde off-Broadway stukken. Haar bevallige vingers vinden hun weg moeiteloos op een harp. Onlangs kreeg een van die vingers bovendien een indrukwekkende diamant omgeschoven door haar dito aantrekkelijke verloofde. Omdat het moeilijk kiezen is tussen al die talenten schreef Marisha ook nog maar een boek.

~

Haar debuut werd onthaald als ’the next big thing’ en Marisha werd onmiddellijk vergeleken met Donna Tartt en Jonathan Safran Foer. Schrijvers als Jonathan Franzen waren lyrisch over haar, evenals de meeste critici, die het debuut onthaalden met groot ontzag. Het hoofdpersonage Blue van der Meer wordt nu al vergeleken met klassieke personages uit de wereldliteratuur. Woorden als “postmodern” en “Hitchcockeriaans” vielen in recensies. Haar baan bij PWC heeft Pessl inmiddels ‘noodgedwongen’ opgezegd om zich fulltime aan het schrijven te wijden. Het valt helemaal niet mee om zo talentvol te zijn.

In Special Topics in Calamity Physics draait alles om Blue van der Meer, een wat zonderling meisje van zeventien dat samen met haar vader, een zwevende professor politicologie aan de universiteit, al sinds de dood van haar moeder op haar vijfde verhuisd van stad naar stad. “I calculated that, from my years six to sixteen we inhabited thirty-nine towns in thirty-three states.” Voor Blue’s eindexamenjaar komen ze terecht in Stockton waar Blue zich laat inschrijven voor de privéschool St. Gallway in de hoop dat haar vader zijn belofte houdt en even niet meer zal verkassen. Hier leert Blue de mysterieuze Hannah Schneider kennen, een dramadocente op school door wie ze onmiddellijk geïntrigeerd is en ze vindt onverwacht aansluiting bij een groepje leerlingen dat door iedereen wordt gevreesd en vereerd.

Twee dingen zijn van belang in het leven van Blue, namelijk haar vader Gareth van Meer, een onverbeterlijke, maar sympathieke Casanova op leeftijd en het lezen van boeken. Mede dankzij haar vader leerde ze de wereld duiden door middel van boeken en dit is terug te vinden in de structuur van de roman die is opgebouwd uit drie delen met hoofdstukken die elk de titel van een roman meekregen, volkomen logisch allemaal, want volgens Gareth is er immers “nothing more arresting than a disciplined course of instruction.” Door de ogen van Blue lezen we over haar laatste jaar op St. Gallway en over de verdachte dood van Hannah Schneider. Haar verhaal leest als één groot boekverslag compleet met referenties, bronvermelding en bewijsstukken in de vorm van tekeningen – want ja, Pessl kan ook nog eens tekenen. Die bronvermeldingen en referenties zijn stuk voor stuk verzonnen, wat alleen al respect afdwingt, want het zijn er een heel wat en ze zouden moeiteloos kunnen doorgaan voor echt. Pessl vertelde in een interview met Margot Dijkgraaf dat ze alles in Excel zette om de draad van haar eigen verhaal niet kwijt te raken. Wie een paar bladzijden leest snapt waarom. De roman leest in ieder geval niet makkelijk weg, Pessl wil, zo vertelde ze in datzelfde interview, de lezer graag vertragen.

Uitwerking versus plot

Met zijn 515 bladzijden is de roman ambitieus te noemen, niet alleen als het gaat om omvang en uitwerking – referenties en bronvermeldingen nemen niet af, maar zijn een constante – maar vooral wat betreft plot. De dood van Hannah Schneider is het hoofdthema, maar daarnaast geeft Pessl allerlei ingenieuze wendingen aan het verhaal die uiteindelijk niet allemaal even goed worden uitgewerkt. De uitwerking is het verhaal daarmee een beetje in de weg gaan staan. Wie 515 bladzijden leest wil uiteindelijk een rond verhaal, een bevredigend einde, een antwoord, maar Pessl laat de roman eindigen met een soort schriftelijke overhoring waarin ze een paar belangrijke vragen stelt en hints geeft wat betreft diens antwoorden. Dit geeft vooral de indruk dat ze een definitief einde schuwt.

Grote drijvende kracht van de roman is Blue. Ze is grappig, ad-rem, intelligent, scherp, virtuoos, cynisch en bestrooid met een klein vleugje onschuld. Afscheid nemen van Blue na het lezen van de roman is jammer. Haar stem steekt boven het korenveld van personages uit. Je zou haar alles willen vergeven, de soms wat langdradige rondleiding door haar gedachten, de losse draadjes die niet echt ergens aan vast zitten. Je kunt je voorstellen dat zelfs Pessl haar eigen personage moeilijk kon loslaten en daarmee een einde uitstelde, zo is ze haar auteur op het lijf geschreven.

Pessl’s schrijverscarrière lijkt een feit. Bovendien is het niet alsof ze geen andere opties heeft. Ze kan altijd nog aan de slag als websitebouwer – ze maakte namelijk ook nog eens haar eigen mooie website -, ze kan concerten geven als harpiste en er is natuurlijk altijd nog PWC waar ze met Excel uit de voeten kan. Gareth van Meers credo is: “Always live your life with your biography in mind.” Volgens mij doet Marisha Pessl dat in ieder geval en heeft ze al precies een actrice op het oog die haar mag vertolken in de film.

Muziek / Album

Een nieuwe belofte voor Nederland

recensie: Do-The-Undo - Do-The-Undo

Iedereen heeft zo zijn eigen ervaringen met het fenomeen liefde. Die lopen van de zoektocht naar het gevoel, via de vreugde naar het verdriet, of eindigen uiteindelijk toch bij de ware. Zanger Anne Soldaat heeft de gave om dit zo te verwoorden dat de luisteraar van de plaat Do-The-Undo de mogelijkheid krijgt om alles te herbeleven. Een album boordevol liedjes over de liefde, eenzaamheid en het geluk waarnaar eigenlijk iedereen op zoek is.


Do-The-Undo
, afkomstig van de gelijknamige band, is een gevarieerde plaat. Naast soft- en poprock is er ook veel country en blues hoorbaar. Ook is er tussen al de rustige nummers een aantal ietwat ruigere songs te bespeuren. Maar zelfs de distortioneffecten van de gitaren op deze tracks, kunnen de relaxte gemoedsrust die deze plaat oproept niet doen verminderen. Dit is zo’n typische plaat die ik opzet wanneer ik alleen ben. Wanneer ik in een tijd van drukte en snelheid even wat gas terug wil nemen om te ontspannen. Do-The-Undo biedt mij met deze plaat de mogelijkheid.

Back to the sixties

~

De sound doet denken aan de pop zoals die in de jaren zestig werd gemaakt, heel relaxed, veel hoge tonen en een geruststellende stem die in a split second van zeer laag naar zeer hoog kan gaan. Ook zijn er volop vrolijke deuntjes, die, heel onweerstaanbaar, niet uit het hoofd zijn weg te krijgen. Het zijn kenmerken die ook te horen waren bij Daryll-Ann, een band met Anne Soldaat als liedjesschrijver en gitarist. Daryll-Ann heeft vele successen in Nederland behaald, maar een echte doorbraak bleef uit en er kwam een breuk in de gelederen.

Die andere van Daryll-Ann

Toch werd Daryll-Ann in de jaren negentig gezien als de hoop en belofte van het Nederlandse muziekaanbod. Naast Anne Soldaat bepaalde toenmalige zanger Jelle Paulusma voor een groot deel de sound. Ook hij is op het moment bezig met een nieuw project. Paulusma is de psychedelische weg ingeslagen, waardoor zijn liedjes een tikkeltje donkerder aanvoelen dan die van Soldaat. In september dit jaar staat ons van hem een nieuw album te wachten. De werktitel is We’re still here.

De belofte

~

Nu is het aan Do-The-Undo om ons te geven wat Nederland na het opbreken van Daryll-Ann heeft moeten missen. Tuurlijk hebben we een Blöf of een Racoon. Maar de mooie liedjes zoals we die van Daryll-Ann kennen, hebben we niet meer mogen horen. Het is het gevoel dat ik krijg op het moment dat ik zo’n nummer hoor. Ja. De belofte waar Soldaat deel vanuit maakte, is weer terug, maar dan in de vorm van Do-The-Undo.

Geen verveling

Het Nederlandse indielabel Excelsior heeft Do-The-Undo onder contract, hetzelfde label van Spinvis en Johan, waarop overigens ook Daryll-Ann uitkwam. Zij hebben 22 januari het debuutalbum Do-The-Undo van Do-The-Undo uitgebracht, een album waar ruim twee jaar aan is gewerkt. Dit gegeven is zeker terug te horen in de nummers, ze klinken af, zowel tekstueel als muzikaal. Want eerlijk is eerlijk, het resultaat mag er zijn! Zelfs na een aantal keer luisteren.

Theater / Voorstelling

Nachtmerries en schoonheid

recensie: Station Zuid - Mind the Gap

Twee choreografen, Václav Kunes en Stephen Shropshire, worden uitgedaagd om vanuit hun eigen perspectief een choreografie te maken met dezelfde dansers. Station Zuid, een relatief nieuw dansgezelschap uit het zuiden van Nederland, wordt gekenmerkt door lijnenspel, emotionaliteit en muzikaliteit. De dansen van de choreografen worden verbonden door de uitvoering en inbreng van de acht krachtige en karakteristieke dansers.

Waar vind je tegenwoordig nog vrijheid? Echte vrijheid, vrijheid om te kunnen doen wat je wilt, wanneer je wilt, zonder dat iemand over je oordeelt of zegt dat het anders moet? Nergens meer zou je zeggen. De choreograaf Kunes neemt je in het eerste gedeelte van Mind the Gap mee naar de wereld waar je eigen werkelijkheid de enige juiste is; de wereld van je dromen.

Muren

~


De dansers zijn gekleed in donkergroene kleding en er is weinig licht. Op het toneel staan twee grote muren. In deze muren zitten deuren die kunnen draaien, waardoor het doorgangsplaatsen worden. De dansers gaan door de muren, maar blijven er op sommige momenten ook voor staan alsof ze er niet doorheen kunnen. Door deze manier van opvoeren lijken de muren de grens te zijn tussen de hedendaagse werkelijkheid en onze dromen. Er is een opening naar onze droomwereld. Als we echter wakker worden kunnen we niet, hoe graag we ook willen, terugkeren naar onze dromen. De muur kan dan niet doorbroken worden.

Karakteristiek

De karakters van de dansers zijn opmerkelijk. Alle dansers komen uit verschillende delen van de wereld, maar hebben allemaal een enigszins overeenkomende uitstraling. Alle dansers hebben de kracht het publiek te bespelen met de uitdrukking op hun gezicht, waardoor ze de toeschouwers als het ware in het stuk te trekken. Je hebt het gevoel dat ze jou aankijken. De toeschouwers zitten op een tribune bijna bovenop het veld van de dansers. Alles wordt er aan gedaan om de toeschouwer bij de choreografie te betrekken. Door middel van diversiteit in de dans is het niet moeilijk om je aandacht bij de dans te houden. De choreografie gaat van rustige delen, naar krachtige expressievere gedeelten, van dromen naar nachtmerries. De fijne dromen zijn synchroon opgevoerd, met rustige, soms zelfs klassieke muziek, gevolgd door een vrolijk en snel ritme met komische uitwerking. De nachtmerries zijn wild, maar laten de kracht van de dansers goed zien. De dansers zijn technisch zeer bekwaam en bereiken een hoog niveau.

Dandy

~


De choreograaf Shropshire gaat met het tweede gedeelte een meer extravagante kant op. Hij heeft zich laten inspireren op de 19e eeuw in Engeland. De periode van het Victoriaanse tijdperk. Mensen hadden niet heel veel geld, maar leefden alsof ze dat wel hadden. Alles ging om schoonheid. De kleding en het interieur van de mensen straalde klasse uit. Dandy gaat net als deze periode om pure schoonheid. Hij wil geen boodschap of een dieper liggende gedachte overbrengen, het gaat hem alleen om de schoonheid van muziek, vorm en de acht dansers. Het decor stelt een suite in een Frans kasteel voor, de dansers zelf dragen prachtige kostuums in uitbundige kleuren. Voor de muziek heeft hij gekozen voor L’Arlésienne van Georges Bizet, uit dezelfde 19e eeuw. De dans zelf is komisch, de dansers komen tot een dynamisch spel waar het publiek een gelukkig en vrolijk gevoel aan over houdt.

Lijnenspel

Beide choreografieën kenmerken zich door de nadruk te leggen op de vorm, in plaats van op de inhoud. De dansers creëren een geweldig lijnenspel. Er zijn voortdurend wisselingen. Staan op het ene moment twee dansers op het podium, het volgende moment staan er acht. Deze veranderingen in lijnenspel verdoezelen dat de bewegingen niet altijd helemaal gelijk gaan. De vorm en de energie van de bewegingen zijn belangrijker dan deze minieme ongelijkheden. Hier ligt de kracht van de dans.

Station Zuid laat met Mind the Gap het hoge niveau en expressiviteit van het gezelschap naar boven komen. Het publiek wordt meegezogen in een avond vol creativiteit, karakteristieke dansers en schoonheid.

Mind the Gap is nog tot 27 maart in Nederland te zien. Klik hier voor meer informatie.

Theater / Voorstelling

Komisch en treurig tegelijk

recensie: Het Toneel Speelt - De geschiedenis van de familie Avenier

Schrijfster Maria Goos liet ons in het verleden al kennismaken met mooie, ontroerende en heftige verhalen van een bepaalde groep mensen: ambitieuze advocaten in de serie Pleidooi, een strubbelende bankiersfamilie in Oud Geld en vier oude vrienden in Nu even niet en Cloaca. De stukken werden allemaal met wijd open armen ontvangen en Goos kreeg de status van een gevierd schrijfster. In haar nieuwste werk – een vierluik over de familie Avenier – staat opnieuw een grote groep mensen centraal.

De geschiedenis van de familie Avenier vertelt de familiegeschiedenis over een tijdbestek van vijftig jaar. De eerste twee delen vormen nu een avondvullende voorstelling – deel drie en vier volgen in 2008. De gebeurtenissen in de familie, de verlangens, denkbeelden en verwonderingen van de familieleden, worden afgezet tegen de tijdgeest, waardoor mooie tijdsdocumenten ontstaan. Het doet denken aan de bejubelde film La Meglio Gioventù, een zes uur durend epos waarin de levens van twee Italiaanse broers langs verschillende hoogtepunten uit de Italiaanse geschiedenis leiden.

Familiegevoel

~


We beginnen op oudejaarsavond 1956. Kruidenier Jan, kroegbazin Pieternel en zakenman Janus verzamelen zich met hun gezinnen in het huis van Jan en zijn vrouw Rita, waar ook hun bedlegerige ouders een slaapkamertje bezetten. Het zijn de heerlijk kneuterige jaren vijftig, waarin mensen zich nog verwonderen over negers in de kroeg en de voorspelling dat ieder Nederlands gezin straks een auto én een tv bezit vrolijk wordt weggelachen.

Na de pauze hebben we een sprong van vijftien jaar gemaakt en zijn we in 1970 beland, wanneer de grote popfestivals, vrije seks, wijde pijpen en eerste gastarbeiders hun intrede hebben gedaan. Idealen zijn gebroken, de economische ontwikkeling wordt gretig gevolgd en van familiegevoel is eigenlijk weinig meer over.

Fenomenale spelersploeg

Goos heeft ook in De geschiedenis van de familie Avenier een groep fantastische personages neergezet, geholpen door de overwegend fenomenale spelersploeg die op het toneel staat. Marcel Hensema is heerlijk ad rem als de gesjeesde Janus, Peter Blok maakt van Jan een mooie, wat conservatieve pater familias. Het grootste compliment gaat naar Gijs Scholten van Aschat, die als de simpele barman Christ met zijn pogingen tot intellectualiteit een geniaal komisch personage neerzet, zonder er een treurig figuur van te maken.

Ook taalkundig heeft Goos zich opnieuw bewezen. De dialogen zijn soepel, geestig en haperen nergens. In haar teksten heeft ze de tijdgeest mooi subtiel weergegeven, zonder de karaktereigenschappen van haar personages uit het oog te verliezen. Zoals Pieternel en Christ, die zowaar een paar negers in hun kroeg hebben of de boterham met schuifkaas, waar Jan anno 1970 zo nostalgisch over oreert.

Tragisch en komisch tegelijk

~


Anders dan in La Meglio Gioventù krijgen de familieleden niet toevallig met een veranderende tijdgeest te maken, terwijl ze hun eigen leven leiden en hun eigen plan trekken. Ze lopen juist constant achter de feiten aan en kunnen niet anders dan reageren op wat daar buiten gebeurt. Het feit dat ze in Brabant wonen, ver van wat er in Amsterdam – of de Randstad, for that matter – aan de hand is, versterkt dit nog eens. Pieternel kiest niet zelf om voor haar lesbische gevoelens uit te komen, het overkomt haar, want dat gebeurde in die tijd. Toos, in het eerste deel nog een naïeve spring-in-het-veld, is gehard door het opkomende consumentisme, zonder dat ze daar blij mee kan zijn. Het maakt de familie tragisch en komisch tegelijk.

Dat is in het eerste deel nog niet zo erg. De bekrompenheid van de jaren vijftig wordt daardoor juist mooi weergegeven, maar in het tweede deel gaat er van alles haperen. Voor de pauze zien we een bijeenkomst van de hele familie bij Jan en Rita thuis, waar de interactie tussen verschillende familieleden vloeiend in elkaar over gaat, een enkele ontmoeting in een zijkamertje daargelaten. In 1970 is deze woning opnieuw het decor, maar omdat er een vergevorderde verhuizing gaande is, is dat decor verworden tot een kaal, saai stuk muur en staan de personages toch vooral in het luchtledige te spelen.

Ook de gebeurtenissen tussen de personen zelf hebben veel minder met elkaar te maken. Continu zijn er kleine dialoogjes tussen twee mensen, waarin de persoonlijke strubbelingen uit het verleden worden besproken. Een enkele keer komt de familie echt weer bij elkaar, maar het zijn vooral veel losse, op zichzelf staande verhaallijntjes die steeds verder van elkaar gaan staan.

Niettemin maakt Goos nieuwsgierig naar deel drie en vier, die voor 2008 gepland staan. Hopelijk zijn haar personages wat minder treurig en gedesillusioneerd zoals ze deze avond eindigden.

De geschiedenis van de Familie Avenier door Het Toneel Speelt is nog tot en met 6 mei 2007 te zien. Klik hier voor meer informatie.

Theater / Voorstelling

Choreografes die hun mannetje staan

recensie: Ann Van den Broek, Conny Janssen en Krisztina de Châtel - DANScombinatie

Drie choreografieën, gemaakt door drie vrouwen met elk hun eigen stijl en carrière, komen bijeen in de voorstelling DANScombinatie.

Krisztina de Châtel heeft meer dan vijftig choreografieën gemaakt en in DANScombinatie brengt ze met haar dansgroep het werk PULSE. PULSE is krachtig, mannelijk en ritmisch. Conny Janssen, die al reeds op de Rotterdamse Dansacademie een groot choreografisch talent bleek te zijn heeft een hele reeks van originele en fysiek zware werken op haar naam staan. IN TWO MINDS laat ze nog maar eens zien hoe leuk een origineel en goed uitgewerkte choreografie kan zijn. Ann Van den Broek is de jongste choreografe van de drie. Ze heeft zelf jarenlang als danseres gewerkt bij Châtel maar als choreografe heeft ze een eigen bewegingsstijl ontwikkelt. In haar werk E19 (Richting San José) weet ze haar publiek duidelijk mee te nemen in haar hectische zoektocht naar de stilte.

Adem happen

~


Met de woorden van het lied Do you know the way to San José van Dionne Warwick wordt de choreografie van Van den Broek geopend. Daarna heerst er een grote stilte. Deze wordt doorbroken door radiogeluiden. Er wordt gezocht naar een geschikte zender. Geknars, hoge tonen, geruis met hier en daar een melodie of een stem, galmen door de zaal heen. Een van de dansers gaat plots hoesten. Ze haalt met een flinke teug adem en laat hierbij de mond krachtig openvallen. Tegelijkertijd wordt het hoofd met een impuls naar achter getrokken, het lichaam valt uit zijn balans, naar achteren. Daarna wordt er afzonderlijk met handen en benen gewapperd en met voeten gespeeld. Van den Broek heeft duidelijk het lichaam in partjes willen delen.

Het verhaal gaat over een meisje dat naar San José wil, via de E19. Ze is druk met haar voorbereidingen bezig. Nerveus praat ze in zichzelf. “Paspoort, GPS”, alles moet kloppen om de grote reis te kunnen maken. De stress is waarneembaar. Dit komt in de choreografie naar voren door het naar adem happen van de dansers maar ook door de bewegingen die men maakt als men aan het overgeven is. Het meisje is gedreven want ze zal en moet haar bestemming bereiken. Ze walst over de tekens van het lichaam heen en uiteindelijk bereikt ze haar bestemming nooit want haar lichaam bezwijkt.

Terecht herhaalt Van den Broek, tot in overvloed, bewegingen en hutselt ze frases door elkaar. Ze gebruikt zeer veel materiaal. Soms zoveel dat het chaotisch lijkt te worden. Aan de ene kant is het voor de kijker soms te druk en verslapt de interesse. Aan de andere kant past die chaos bij het verhaal.

Druppelen van water in een grot

~


Janssen heeft oog voor detail in haar choreografie IN TWO MINDS. Ze liet zich inspireren door het thema ‘Kluizenaars en Kloosterlingen’. De muziek is hedendaags en klinkt door het gebruik van belletjes soms Oosters. Het druppelen van water in een grot, het sissen van een slang, neuriënde mannenstemmen en onverwachte stiltes geven de sfeer van een omgeving waar rust heerst. Vrouwelijke dansers zijn gekleed in zwarte kostuums met een wit randje. De mannen gaan gehuld in zwarte outfits, lijkend op kledij afkomstig uit het kloosterleven. De dansers zitten voor een smerige spiegel en voeren simpele bewegingen uit die herhaald en herhaald worden. Het bovenlichaam gaat naar voren, schouders worden opgetild, gevolgd door een beweging met de hand (alsof die zachtjes door water heen gaat). Daarna draaien de dansers zich rustig om hun as heen door voet voor voet een stapje opzij te zetten. Later in de choreografie worden de zwarte kostuums vervangen door witte en ontpopt het stuk zich tot een vrijere en pittigere dansexpressie. Aardse materialen worden onderdeel van de choreografie. Stenen worden over elkaar heen en weer geschoven en zorgen voor een extra geluidsdimensie. Janssen gebruikt veel beenwerk en de lijnen in de ruimte worden niet vergeten. Danstechnisch gezien is het werk van Janssen het beste van de avond. Door de rust en de eenvoud in deze choreografie heerst er fijne energie van ontspanning in de zaal.

Machinekamers

~


De Châtel neemt het laatste deel van de voorstelling voor haar rekening. In PULSE staat de muziek van componist György Ligeti centraal. De pianomuziek van deze Hongaar neemt je in gedachten mee naar machinekamers en plaatsen waar mannen zo hard werken dat ze baden in het zweet. Verspreid over het toneel hangen vier verroeste ijzeren kunstwerken, een soort van torens. Zes dansers betreden met stevige stappen de dansvloer. Ze dragen werkschoenen en op hun hoofd hebben ze zwarte mutsjes. Als een draaikolk komen de dansers bij elkaar. Na enkele seconden van contact en samenzijn verlaten ze elkaar weer via draaiende bewegingen. Châtel gebruikt graag verschillende choreografische gereedschappen. De canon is zo’n gereedschap. Bewegingen worden om de beurt door dansers uitgevoerd en steeds herhaalt. Châtel gebruikt onder andere kantelende lichamen en omdat de dansers in een goed tempo blijven tellen is de canon niet verkeerd gekozen. Het had natuurlijk ook anders kunnen zijn want een fractie van een seconde te laat met een beweging en de canon klopt niet meer. Het ritme in de choreografie werkt stimulerend. Zesachtste maten benadrukken het idee van werkende machines in eentonige ritmes. Châtel staat bekend om haar onvoorspelbare werken. Dat PULSE ruig, expressief en mannelijk is, daar is geen twijfel over mogelijk. Toch is dit werk niet extreem vernieuwend of verbazingwekkend te noemen. Vergeleken met de andere choreografieën is deze creatie eenvoudig en veel minder creatief.

DANScombinatie is een uitermate geschikte voorstelling voor een ieder die kennis wil maken met drie bekende experimentele moderne choreografen. Drie generaties vrouwen vertellen via hun eigen bewegingsmateriaal wat hun beweegt.

DANScombinatie is nog tot en met 9 maart 2007 te zien in diverse theaters. Klik hier voor meer informatie.

Film / Films

Beklemmende CCTV-thriller

recensie: Red Road

Op een wand met wel dertig beeldschermen houdt Jackie de ongure buitenwijken van Glasgow in de gaten. Af en toe zoomt ze in: op een man die zijn hond uitlaat, op een swingende schoonmaakster achter de ramen van een kantoor. Jackie (Kate Dickie) is professioneel voyeur. Ze werkt als surveillant in de City Eye Control Room, een beveiligingssysteem van tientallen camera’s door de hele stad. Het lijkt een waanzinnige constructie, maar zo schijnen Britse burgers ook in het echt te worden beschermd én in de gaten gehouden. Van alle CCTV’s (beveiligingscamera’s) in de wereld hangt 20% in Groot-Brittannië. Het alziende oog van Big Brother.

~

Deze vergelijking dringt zich logischerwijs op, maar de camera’s trekken niet de meeste aandacht in Red Road. Het oog van de film richt zich voortdurend op het gezicht van de in zichzelf gekeerde Jackie, en profil en dicht op de huid. Wat gaat er om in haar hoofd? Waarom is ze geobsedeerd door een ex-gevangene die zich ophoudt in een van de grauwe flatgebouwen aan Red Road? Het lijkt alsof de camera probeert Jackie daarover iets te ontfutselen door haar voortdurend aan te staren. Maar ze geeft niets prijs.

Voyeur

Jackies leven lijkt te bestaan uit haar werk, staren naar de levens van anderen om aan haar eigen leven te ontsnappen. Een tweewekelijkse date voor troosteloze sex – Jackie ondergaat het emotieloos – maakt deel uit van de routine. Gaandeweg en bijna tergend langzaam kom je iets te weten over het immense verdriet dat ze met zich meetorst. En het lot wil dat ze haar verleden in de Control Room onder ogen moet komen: het is wel duidelijk dat die ex-gevangene, Clyde, er iets mee te maken heeft.

Maar wat, dat wordt pas helemaal aan het einde van film duidelijk. Ondertussen gaat Jackie op zoek naar Clyde in de desolate flats van Red Road. Omdat je niet meer weet dan de camera je laat zien, is de sfeer in Red Road beklemmend en zelfs ongemakkelijk. Clyde is een aantrekkelijke womanizer, die Jackie niet onberoerd laat, en tegelijkertijd misschien wel tot van alles in staat. Zijn vriend Stevie (Martin Compston) en diens vriendin April (Nathalie Press) illustreren het troosteloze bestaan in een pauperige buitenwijk van Glasgow. Als kijker word je gedwongen tot voyeurisme en afwachten, terwijl Jackie tot het uiterste gaat.

Een heuse CCTV-thriller

~

De ontknoping van Jackies mysterie heft de drukkende beklemming op, maar is niet helemaal in evenwicht met de rest van de film. De knap opgebouwde spanning is ineens weg, alles is duidelijk. Toch is de tegenstelling wel mooi, want je voelt je bevrijd, net als Jackie. Dan ben je al vergeten dat het allemaal begon met CCTV’s. Misschien omdat camera’s zo’n organisch onderdeel uitmaken van Red Road. Het beeld is vaak grofkorrelig en out of focus. Het CCTV-beeld vermengt zich met Jackies waarneming, zoals haar werk overloopt in haar privéleven. Het is een intrigerend perspectief en hoewel het hier en daar wat onwaarschijnlijk aandoet, werkt regisseur Andrea Arnold het overtuigend en consequent uit. Dickies ingehouden acteerwerk doet peilloze dieptes vermoeden.

Niet voor niets won Red Road afgelopen maand vijf Bafta’s – de Britse filmprijzen – waaronder die voor beste film, en eerder al de Juryprijs in Cannes. Red Road is geslaagde suspense met de juiste dosis spanning en drama, die zich sluipenderwijs ontvouwt. Geen Big Brother dus, maar een heuse CCTV-thriller, met een onverwachte twist.

Film / Achtergrond
special: Deel 2

IFFR 2007

~

Het vlot alweer aardig met het grootste filmfestival van Nederland, het International Film Festival Rotterdam, dat loopt tot 4 februari. Vele tientallen speelfilms, documentaires, debatten en optredens voor de duizenden bezoekers zijn al de revue gepasseerd, waarbij 8WEEKLY er natuurlijk wederom bovenop zit. Hier is deel 2 van ons verslag, met uiteraard weer nieuwe verslagen en updates.

Overzicht verslag IFFR 2007

2 februari

Oorlogsdeformatie
Waarom heeft niemand mij verteld dat het zo erg zou worden in Afghanistan? – Time & Tide
Cyrus Frisch • Nederland, 2007

Cyrus Frisch is waarschijnlijk één van de meest geëngageerde filmmakers van Nederland. Zijn vorige film, Blackwater Fever, was een confronterend commentaar op de scheve geo-sociale verhoudingen, en ook zijn nieuwste film kijkt buiten de landsgrenzen. Waarom heeft niemand mij verteld dat het zo erg zou worden in Afghanistan? bekijkt de wereld door de ogen van een oorlogsveteraan die net uit Afghanistan is teruggekeerd. Hij kan maar moeilijk wennen aan het gewone leven in Amsterdam – overal waar hij kijkt ziet hij dreiging. Van de hangjongeren in de buurt, van politie op straat, zelfs van een opgebroken weg. Langzaam maar zeker lijkt de hoofdpersoon zijn verstand te verliezen.

~

De beklemmende sfeer wordt mogelijk gemaakt door een bijzondere manier van filmen: Waarom… is bijna geheel met de camera van een mobiele telefoon opgenomen. Het maakt de film tot een afzichtelijke pixelpuinhoop, maar dat was ook de bedoeling: de moeilijk te onderscheiden beelden werken vervreemdend en verontrustend, en maken de toenemende paranoia van de hoofdpersoon voelbaar.

Later in de film gebruikt Frisch beelden uit andere films om flashbacks en hallucinaties te suggereren. De film was er echter meer bij gebaat geweest als deze beelden van dezelfde kwaliteit waren als de rest van de film, omdat het verschil tussen realiteit en fantasie nu te duidelijk is. Ook is het jammer dat Frisch niet helemaal op de kracht van zijn beelden heeft durven vertrouwen: de muziek en extra geluidseffecten die hij inzet zijn veel te duidend en distantiëren de kijker juist van de hoofdpersoon, hetgeen lijnrecht ingaat tegen de opzet van de film.

Waarom… slaagt er wel in een beklemmend beeld van de belevingswereld van een getraumatiseerd man te laten zien, maar de film duurt eigenlijk te lang om het gegeven boeiend te houden. Frisch had beter een compactere, korte film over dit onderwerp kunnen maken; nu wordt de impact van zijn filmische statement ondergraven door verveling en een door pixels veroorzaakte koppijn. (Marijn Lems)

Visueel spektakel in Casablanca
WWW – What a Wonderful World – Time & Tide
Faouzi Bensaïdi • Frankrijk / Marokko, 2006

Beginnende filmmakers grijpen in hun jeugdige overmoed vaak naar alle middelen die tot hun beschikking staan – kijk eens wat ik allemaal kan! – waardoor het geheel te vol en vermoeiend uitpakt. In WWW – What a Wonderful World is dat niet het geval. Ja, de Marokkaanse regisseur Faouzi Bensaïdi heeft in zijn tweede lange speelfilm flink uitgepakt met tegendraadse camerabewegingen en montages, maar al zijn trucjes vallen precies op de juiste plaats.

~

Ze houden de vaart in zijn platonische-liefdesverhaal in modern Casablanca. Het plot draait om een huurmoordenaar (gespeeld door Bensaïdi zelf) die hopeloos verliefd wordt op de stem aan de telefoon, die hem altijd doorverbindt met zijn favoriete prostituee. Zij heeft haar portie liefde wel gehad, en lijkt in eerste instantie immuun voor zijn grote woorden. Zijn toenaderingspogingen en de tests waar zij hem aan onderwerpt laten de spanning van het doek spatten.

Door enkele subplots rond een hacker en een mensensmokkelaar is het geheel niet goed te volgen, maar het visuele spektakel maakt veel goed. Hoewel de inhoud dus enigszins ondergeschikt is aan de vorm, blijft de film zeer de moeite waard. Al was het alleen maar om die ene, telkens terugkerende, scène waarin de vrouw in haar baan als verkeersagente op een druk kruispunt het verkeer in een verrassende choreografie weet te dirigeren. (Marcel van den Haak)

1 februari

Genregrenzen aan stukken gescheurd
The Host – Rotterdämmerung
Joon-ho Bong • Zuid-Korea, 2006

Na Memories of Murder komt de Zuid-Koreaanse topregisseur Joon-ho Bong met een nieuwe, onmogelijk te classificeren genremix. The Host is op de eerste plaats een monsterfilm waarin het schoolmeisje Hyun-seo wordt aangevallen door een enorme vis/hagedis-hybride die opeens opduikt in de Han-rivier. Het beest is ontstaan nadat een onverantwoordelijke Amerikaanse wetenschapper besluit zijn chemisch afval door de afvoer te spoelen. Hyun-seo’s uiteengevallen familie herenigt zich om haar uit de klauwen van het monster te redden.

~

De titel verwijst naar twee ‘monsters’: de gemuteerde amfibie én de Amerikaanse legermacht die in Zuid-Korea gestationeerd is. Gedurende de hele film maken de Amerikanen door grove nalatigheid, hebzucht en imperialistische arrogantie de situatie alleen maar erger. Vanwege het vermeende virus dat het monster verspreidt, stelt de legerleiding de bevolking van Seoel bloot aan het anti-virus ‘Agent Yellow’, een verwijzing naar ‘Agent Orange’ dat tijdens de oorlog in Vietnam werd ingezet.

Behalve horror en maatschappijkritiek is The Host ook nog een familiedrama, én een slapstick-komedie. Bong schakelde in zijn eerdere films ook al veelvuldig tussen genres, en ook hier komt hij er met behulp van zijn uitstekende acteurs, waaronder Bong-veteraan Kang-ho Song en enkele Amerikaanse acteurs die heerlijk karikaturale rollen mogen neerzetten, glansrijk mee weg. Ondanks de vele abrupte toonwisselingen blijft de film van begin tot eind op alle fronten overtuigen. Het horroraspect loopt voorop, met dank aan het fantastische monster dat door Amerikaanse effectenstudio’s en WETA (van The Lord of the Rings) in elkaar werd gezet. Het monster is zo overtuigend dat de regisseur het aandurft het vanaf het begin veelvuldig in beeld te laten zijn, wat enkele adembenemende scènes oplevert. De cinematografie is sowieso van grote klasse, maar dat zijn we inmiddels wel van de Zuid-Koreaanse cinema gewend. (Marijn Lems)

The Host mag dan qua dramatische elementen niet zo gelaagd zijn als Memories of Murder; het is wel de beste horror/avonturenfilm in jaren. Dat vonden de Amerikaanse studio’s ook: er staat al een remake in de planning. Zonder de kritiek op het imperialisme, natuurlijk. (Marijn Lems)

31 januari

Intens lief wraakepos
Hana – Kings & Aces
Hirokazu Kore-eda • Japan, 2006

Hirokazu Kore-eda, hier vooral bekend door zijn films After life en Nobody knows, wilde eens iets anders. Een samoeraifilm wilde hij maken, maar dan een heel ander soort samoeraifilm dan we gewend zijn. In het genre draait het gewoonlijk om erekwesties als wraak en seppuku. Kore-eda laat in zijn epos echter verzoening en verdraagzaamheid de boventoon voeren.

~

De vader van de jonge samoerai Soza is vermoord in een duel na een uit de hand gelopen ruzie over een potje Go. Op zijn schouders ligt nu de verantwoordelijkheid om zijn vader te wreken, hetgeen hem niet alleen aanzien, maar ook landerijen en een vaste toelage van zijn clan zal opleveren. Er is echter één probleem: Soza is nou niet bepaald een ware krijger. Hij kan niet tegen bloed, is tamelijk bang aangelegd en zijn zwaardvechtkunsten laten ook nogal te wensen over. Soza is neergestreken in het dorpje waar de moordenaar van zijn vader ook woont en houdt zich daar bezig met het lesgeven van de buurtkinderen. Soza’s clan wordt echter steeds ongeduldiger.

Hana is niet alleen anders dan andere samoeraifilms; de film vertoont ook weinig overeenkomsten met de rest van Kore-eda’s oeuvre. Weg is het naturalistische acteerwerk en de droomachtige ambiance uit zijn eerdere films. Hana lijkt qua toonzetting veel op een jeugdfilm – de nevenpersonages zijn vrij karikaturaal, de humor neigt naar slapstick, er komen veel kinderen in voor. Gelukkig zijn de personages zo sympathiek neergezet dat er veel te genieten valt in de interacties tussen de simpele bewoners van de nederzetting.

De film is wel wat anecdotisch geworden, en in het midden van de speelduur verliest Kore-eda zich wat te veel in subplotjes. Tegen die tijd heb je Soza en zijn dorpsgenoten echter al volledig in je hart gesloten, en is het kabbelende tempo juist weldadig. De regisseur verloochent zijn vredelievende insteek geen moment – behalve een mooi tijdsbeeld is Hana vooral een hele lieve, innemende film geworden. (Marijn Lems)

Overlevingsstrijd in de jungle
Rescue Dawn – Kings & Aces
Werner Herzog • VS, 2006

Christian Bale heeft in zijn acteercarrière al heel wat ontberingen moeten doorstaan, met natuurlijk als voorlopig hoogtepunt (dieptepunt?) zijn fysieke transformatie in The Machinist. Ook voor Werner Herzogs nieuwste film werd er een beroep gedaan op zijn fysieke weerbaarheid. In de jungles van Thailand vonden de opnamen plaats voor Rescue Dawn, dat het ongelofelijke verhaal vertelt van Dieter Dengler, een Duits-Amerikaanse piloot die vlak voor de Vietnam-oorlog boven Laotiaans grondgebied werd neergehaald en krijgsgevangen genomen.

~

Dit gebeurt al binnen het eerste kwartier van de film; het verhaal draait vooral om Denglers ontsnapping uit het gevangenenkamp en uit de ongenadige jungle die tussen hem en de Thaise grens lag. In de vertolking van Bale beschikt Dengler over een haast onuitputtelijke hoeveelheid optimisme. In relatie tot het levensgevaar dat de krijgsgevangenen iedere dag bedreigt wordt zijn aanhoudende positivisme bijna absurd, maar het stelt de piloot wel in staat zijn medegevangenen te overtuigen hem te helpen bij zijn ontsnappingsplannen. Na het wat clichématige begin levert deze fase van de film de mooiste scènes op; de kameraderie tussen de POW’s wordt goed voelbaar gemaakt en Denglers strijd om de moraal van zijn ’troepen’ hoog te houden is psychologisch zeer interessant. Vooral Jeremy Davies maakt indruk als Gene, een Amerikaanse soldaat die ze na twee jaar gevangenschap niet allemaal meer op een rijtje heeft.

Na de ontsnapping aan de Pathet Lao wacht Dengler een helse tocht door de jungle. Hier krijgt Herzogs cameraman Peter Zeitlinger alle ruimte om de natuur in al haar onverbiddelijke pracht de boventoon te laten voeren. Hier ook wordt Bale’s rol meer een fysieke krachttoer, een strijder in het archetypische gevecht van de mens tegen de elementen. Zijn levenslust wordt overlevingsdrang, zijn blik wordt steeds verbetener en het gebeurde begint ook zijn tol te eisen op zijn mentale gezondheid.

Hoewel de afloop natuurlijk allang bekend is (zeker voor iedereen die Herzogs documentaire over hetzelfde onderwerp, Little Dieter Needs to Fly, al gezien heeft), blijft Rescue Dawn tot het einde toe zenuwslopend vanwege alle obstakels die Dengler moet overwinnen. Na zo’n lijdensweg gun je Dengler het ietwat zoetsappige einde dan ook van harte. (Marijn Lems)

30 januari

Een misplaatste hommage
Belle Toujours – Cinema Regained
Manoel de Oliveira • Frankrijk / Portugal, 2006

Het is zeer de vraag of eigenzinnige Spaanse filmregisseur Luis Buñuel blij zou zijn geweest met Belle Toujours, een hommage aan Belle de Jour, zijn meest conventionele en succesvolle film. In het dubieuze eerbetoon van de Portugese regisseur Manoel de Oliveira worden twee personages uit Buñuels origineel – Henri Husson (ook ditmaal gespeeld door Michel Piccoli) en Séverine Serizy (dit keer niet gespeeld door Catherine Deneuve maar door Bulle Ogier) – opnieuw opgevoerd.

~

Het zwaar gestileerde Belle Toujours ontbeert helaas elke vorm van diepgang. In plaats van de thematiek van het origineel op te pakken en in nieuwe richtingen uit te werken, wordt de ambiguïteit van Belle de Jour de nek omgedraaid en worden de banale vragen centraal gesteld. Zoals: wat zit er toch in dat muziekdoosje waarmee de Aziatische man aan Severine kenbaar maakt wat hij van haar wil? Of: heeft Husson aan het einde van Belle de Jour nu wel of niet aan Severines verlamde man verteld dat zijn vrouw een hoer is?

Dat deze vragen uiteindelijk niet beantwoord worden doet niets af aan de banaliteit ervan. Bovendien vormen onbeantwoorde vragen geenzins een garantie voor ambiguïteit en diepgang. De eigenlijke thematiek van Buñuels origineel – de verheerlijking van het hoerenbestaan door de bourgeoisie die wel de lusten maar niet de lasten ervan accepteert; de ophemeling van een niet bestaande liefde en het goed praten van het verraad daar aan, etc. – gaat dan ook volledig verloren in overdadig estheticisme, opzichtige verwijzingen en oppervlakkige verklaringen. (Martijn Boven)

Plaatsvervangende schaamte
A Man’s Job (Miehen työ) – Time & Tide
Aleksi Salmenperä • Finland, 2007

Als Juha ontslagen wordt, probeert hij aan de bak te komen als zelfstandig klusjesman. De vrouw die hem inhuurt, blijkt echter meer geïnteresseerd in zijn gespierde lichaam dan in zijn vakmanschap. Juha meent dat hij een gat in de markt heeft ontdekt. Met een koffertje vol seksspeeltjes verhuurt hij zich aan alle eenzame vrouwen die zijn stad rijk is. Uiteraard mogen zijn vrouw en zijn drie kinderen van niets weten.

~

In eerste instantie is A Man’s Job vooral grappig, maar het duurt niet lang tot de plaatsvervangende schaamte de overheersing krijgt. Juha vindt zijn nieuwe baan al snel niet leuk meer, maar hij heeft het geld nodig en hij ziet geen andere mogelijkheid om zijn gezin te onderhouden. De getergde blik van Tommi Korpela, die Juha speelt, als hij door een geestelijk gehandicapte vrouw op zijn hoofd wordt geslagen omdat haar dat kennelijk opwindt, doet je huiveren. Vrouwen blijken in deze film al net zo sadistisch als mannen wanneer ze iemand betalen om hen te bevredigen. Het is verbazingwekkend hoe je blikveld verandert als de machteloze prostituee geen gedwongen arme vrouw of een verslaafde jongen is, maar een sterke huisvader. De film roept vragen op over macht en seksualiteit, maar blijft tegelijkertijd lichtvoetig en daardoor verdraaglijk. Sterk spel van de acteurs en heel mooi camerawerk doen de rest. (Marjolein van Trigt)

Aanklacht tegen de porno-industrie
Princess – Rotterdämmerung
Anders Morgenthaler • Denemarken, 2006

Een jonge Deense regisseur maakt een op Japanse anime gebasseerde tekenfilm over een priester die zich wreekt op de porno-industrie… Vooraf was Princess daarmee natuurlijk al een van de meest besproken films van het IFFR. Er was ook kritiek op de animatiefilm, omdat de regisseur de porno en het geweld dat hij zegt te verafschuwen uitgebreid in beeld zou brengen.

~

Om met dat laatste te beginnen: met de hoeveelheid ondraaglijke beelden valt het in Princess reuze mee. Regisseur Anders Morgenthaler heeft goed begrepen dat het genre hem de vrijheid geeft om akeligheden in beeld te brengen die in live action nogal zwaar op de maag zouden liggen, zoals kindermisbruik, maar hij gaat daar wel integer mee om. Princess is een vlammende aanklacht tegen de porno-industrie. Dat maakt de film origineel en interessant. Morgendaler laat zien dat een pornoactrice geen gebruiksvoorwerp is, maar een levende vrouw die ook familie heeft, en wellicht ook een kind, dat op een dag in de vitrine van een tijdschriftenwinkel haar moeder op confronterende wijze de cover van een magazine ziet staan.

Als de beroemde pornoactrice The Princess overlijdt, neemt haar broer, een priester, haar vijfjarige dochtertje Mia in huis. Wanneer hij merkt hoezeer het meisje beschadigd is door de pornowereld waarin ze is opgegroeid, besluit hij wraak te nemen op alle mensen die verantwoordelijk zijn voor haar geestelijke en lichamelijke wonden. Wat volgt is een wat saaie opeenvolging van wraakacties, waarin ook de kleine Mia een rol speelt. De priester geeft haar de mogelijkheid om haar verkrachter met een ijzeren staaf in zijn kruis te slaan. Als het meisje nog niet getraumatiseerd was door het misbruik, doen de rondvliegende bloedspetters wel hun werk. What you see is what you get lijkt het credo te zijn van Princess, zowel wat betreft het rechtlijnige verhaal als de teleurstellende animatie. De achtergronden zijn prachtig en de combinatie met live action werkt uitstekend, maar de personages zijn storend lelijk getekend. Alleen het schattige levende knuffelkonijntje roept emoties op. Al met al is Princess ietwat teleurstellend, al is het bewonderenswaardig dat Morgenthaler het ingedutte debat over porno met zijn verder toch wel originele animatiefilm weer op gang heeft gebracht. (Marjolein van Trigt)

Pretentieloos sprookje
No Mercy for the Rude (Ye-ui-up-nun-gut-deul) – Rotterdämmerung
Park Chul-Hee • Zuid-Korea, 2006

Killa, de doofstomme held in No Mercy for the Rude, verhuurt zichzelf als moordenaar om het bedrag bij elkaar te sparen dat nodig is voor een operatie waarmee hij zijn spraak terug kan krijgen. Niks geen bloeddorstige roeping dus en bovendien neemt hij zich voor alleen echte slechteriken om te leggen; zijn bijdrage aan een betere wereld. Ach, als huurmoordenaar de kost verdienen verschilt niet veel van een doorsnee kantoorbaan. Killa en zijn collega’s hebben evengoed sores en stuk geslagen carrièredromen – variërend van kungfuleraar tot matador en balletdanser – en een personeelsuitje bovendien: samen vissen en dan een picnic of killers.

~

Killa compenseert zijn spraakgebrek met een cool (lees: zwart leer) imago inclusief eeuwige zonnebril, waarachter een trouwhartige blik verscholen gaat. Zijn leven wordt gecompliceerd als een eigengereid en dominant meisje uit een nachtclub haar intrede doet en hij vervolgens ook nog met straatschoffie ‘Kid’ wordt opgescheept. De een eist hem als geliefde op, de ander als vader. Killa zelf geeft in voice-over commentaar op de verwikkelingen, die aanleiding zijn voor hilariteit en drama. Vooral als blijkt dat werk en privé niet bepaald gescheiden zijn. En dan ontvlamt in Killa de liefde, wat de aanzet is voor een melodramatische apotheose.

Parks regiedebuut is een aanstekelijke mix van melodrama, slapstick en harde actie, die geweld en huiselijke alledaagsheid lichtvoetig aaneensmeedt. Pretentieloos en voortvarend grotestadssprookje. (Marjanne de Haan)

Bevrijdingsideaal in New York
Building a Broken Mousetrap – Music Please!
Jem Cohen • USA, 2006

~

De registratie van het concert dat de Nederlandse band The Ex in 2004 gaf in de New Yorkse Knitting Factory is in deze film plezierig versneden met beelden uit The Big Apple zelf. De inmiddels veertigers ex-punkers zijn uitgegroeid tot volwaardige muzikanten die nog steeds goede muziek maken. Muziek die goed past bij de impressies van de stad die doen denken aan het fotografisch werk van fotograaf / filmer William Klein (1928) uit de jaren zestig. Building a Broken Mousetrap maakt goed duidelijk dat de muziek van The Ex niet ten onder is gegaan aan zijn eigen bevrijdingsideaal. Uit alles blijkt dat de groep muzikaal de punk heeft overstegen, maar nog steeds haaks staat op andere commerciële stromingen, en tot op heden zijn geheel eigen experimentele stijl heeft behouden. (Antoinette van Oort)

Poëtische aanklacht
Bamako – Filmmaker in Focus
Abderrahmane Sissako • Frankrijk / Mali / USA, 2006

Abderrahmane Sissako, dit jaar filmmaker in focus op het IFFR, behoort tot een groep mensen die het begrip ’thuis’ niet langer kent. Geboren in Mali, opgegroeid in Mauretanie, studeerde hij in Moskou en woont hij nu in Frankrijk. De ervaren ’thuisloze’, connaisseur en observator van vele culturen put duidelijk uit eigen ervaring.

~

Op de binnenplaats van een Afrikaanse huis vindt een ongebruikelijk proces plaats. De aanklagers zijn gewone mensen, allemaal geven ze voorbeelden van de absurde praktijken die ze dagelijks tegenkomen. De rollen zijn deze keer omgedraaid. De zwetende rechters met toga en zonnebril lijken niet op hun plaats tussen plastic stoelen, langslopende verkopers en opgestapelde archiefstukken. De pleidooien van de aanklagers vragen om rechtvaardigheid voor het hele continent. Onderwerpen als migratie, schuldenlast, internationale betrekkingen en de eeuwige roofzucht van het Westen komen aan bod. Krachten die volgens Sissako vrij spel hebben op het continent en zo Afrika’s ondergang bewerkstelligen.

Bamako is bij vlagen amusant maar het blijft vooral een poëtische aanklacht. De onmiskenbaar steekhoudende argumenten en getuigen spreken uit ervaring, nu eens op eigen bodem. Wie in hun argumenten geïnteresseerd is zal Bamako interessant vinden, anderen zullen de observerende cameravoering en het langdradige tempo vooral als traag ervaren. Ook Sissako’s humor ligt verborgen en zijn verwijzingen die verweven zijn in het proces. Sissako’s abstrahering van Afrika, intellectueel en visueel, wordt afgesloten met een weemoedig en onvertaald lied van een oude man, een van de getuigen. Afrika versus het Westen? De onvertaalde kreten uit de keel van deze verweerde man brengen je, mocht je het even vergeten zijn, in ieder geval weer terug bij de kern van de problematiek. (Antoinette van Oort)