Moderne reflectie op historische kostuums
Bas Kosters ontvangt mij in zijn studio op de dertiende etage van het World Fashion Centre met een prachtig uitzicht over Amsterdam. De studio wordt gekenmerkt door een gezellige rommeligheid en barst van de kleuren. Overal hangen en liggen illustraties, poppen, buttons, stiften, pennen, stoffen en modecreaties van de uitgesproken fashion designer uit Zutphen die vorig jaar het prestigieuze Mode Stipendium ontving. Naast Kosters reflecteren nog vijf andere moderne ontwerpers op de historische kostuums in Fashion Statements: Ninamounah, Art comes First, Patta, Karim Adduchi en Marga Weimans. Ook voegt ieder van hen drie eigen creaties aan de tentoonstelling toe. Het Amsterdam Museum wil door het betrekken van deze designers de kostuums en schoenen uit begin achttiende eeuw tot begin twintigste eeuw in een bredere, moderne context plaatsen, en historische mode en hedendaagse mode samenbrengen. Bas Kosters werpt in de tentoonstelling een blik op patronen in de mode.
Amsterdam Fashionweek Fall/Winter 2015 Photo © Team Peter Stichter
Voelde je je meteen aangesproken toen het Amsterdam Museum jou vroeg om te reflecteren op prints in de kostuumgeschiedenis?
“Ja, want print is een van de meest kenmerkende onderdelen van mijn werk, en ook mijn sterkste kant denk ik. Ik ben gefascineerd door prints op stoffen. Door mijn interesse in illustraties, schilderen en tekenen is print altijd een groot focuspunt geweest in mijn werk. En er zijn ontzettend veel manieren om tot een print te komen.”
Je hebt de laatste jaren veel illustraties gemaakt, ze hangen hier aan de wand. Soms zijn ze wat cartoonesk.
“Ik noem het characters, maar ze hebben wel wat cartoonesks inderdaad. Ze presenteren vaak een ongemakkelijke waarheid, dat zoek ik graag op. Ik vind het interessant om blijheid of kinderlijkheid af te zetten tegen grofheid, provocatie of seksualiteit. Daar aan de muur bijvoorbeeld hangt een tekening van een zwarte figuur met een vogel in zijn hand. Ik wilde enthousiasme overbrengen, maar dan wel met zo’n grote glimlach (de figuur lacht uitbundig met een enorme rij tanden) dat het toch weer ongemakkelijk wordt. Dat gaat soms niet eens bewust.”
Je hebt jezelf wel eens getypeerd als cartoon, en lichtte toe ‘niet om te provoceren, maar dit ben ik’. Wat bedoel je daarmee?
“Ik ben wel een uitvergroting van dat wat ik ben. Ik ben verre van bescheiden, zo presenteer ik me ook niet. Ik zeg wel eens ‘clear gestures and communication’, dus grote gebaren en duidelijke communicatie. Dat geldt voor mijn werk, maar dat ben ik zelf ook. Het is nooit erg minimal of bescheiden, hoewel die kant er wel in zit.”
Voelde je je als uitvergrote persoonlijkheid wel thuis in een provinciestad als Zutphen?
“Ja hoor, want er was een hele vrije scene in Zutphen van allerlei figuren die ik mateloos interessant vond en waar ik mee omging. Ik vind het leuk als mensen een vrije geest hebben, hoe dat zich ook manifesteert. Je kunt artistiek zijn, of ordinair, of God mag weten wat, maar het gaat mij om een bepaalde mindset die je deelt. Dat iemand de ruimte heeft om naar jou te kijken op een manier die verder gaat dan die eerste blik. Dat gevoel had ik daar wel.”
Amsterdam Fashionweek Fall/Winter 2015 Photo © Team Peter Stichter
Fashion Statements heeft als subtitel ‘mode en identiteit, toen en nu’. Was het aanmeten van een identiteit met kleren een motivatie van jou om kledingontwerper te worden?
“Mijn interesse in mode is begonnen toen ik op mijn 15e wilde onderzoeken wat mijn identiteit was en hoe ik die kon vormgeven. Ik wilde me graag onderscheiden en begon met mijn uiterlijk te experimenteren. De maakbaarheid van identiteit is de reden geweest om iets met kleding te gaan doen, kleding op zichzelf vind ik eigenlijk niet eens zo interessant. Het gaat me om de beleving, kleding is een communicatiemiddel, een taal bijna. Ik gebruik ook veel tekst in mijn kleding en vind het leuk om daarmee te spelen. Ik ben echt een lolbroek, om maar even in het modejargon te blijven.” Grinnikt. “Soms communiceer ik zo duidelijk dat je er bijna niet omheen kunt. Zoals bij mijn collectie Hope, Dear Sir Madam Hope, daar hadden we van het woord Hope een tape gecreëerd in een soort supermarkt-esthetiek, en daar hadden we weer een print van gemaakt: hope hope hope hope hope. Het gaat over commercie, over visuele communicatie en over de boodschap: laag op laag op laag. Het is zó in your face, zo plat, dat het bijna weer magisch wordt. Het is boeiend om te zien wat er dan gebeurt met de kijker.”
Je zegt dat je mensen wilt prikkelen en bewust maken, in je laatste collecties zat een duidelijk haakje naar de actualiteit. Is dat iets nieuws?
“Nee, dat heeft er altijd wel ingezeten. Mijn eindexamen collectie in 2003 bijvoorbeeld was een ontwerp voor een rock en roll band, omdat ik vond dat er een gebrek was aan identiteit in de muziekindustrie met alle kloonbandjes zoals girl- en boybands. Je zou achteraf kunnen zeggen dat ik een lans wilde breken voor identiteit en originaliteit, omdat je anderen daarmee kunt inspireren. Met de collectie Le Salon Explosif de Bas Kosters Studio zette ik me af tegen de haute couture, ik maakte couture van totale trash. Van gerecycelde T-shirts en hotellakens, dat vond ik amusant. Het was ook een protest tegen leeghoofdigheid, a protest against empty protest. Ik vond namelijk dat mensen vaak een grote mond hebben zonder dat ze wat te vertellen hebben. Uit die collectie komt het ‘Weet ik veel’ mannetje.” Kosters toont een grote tatoeage op zijn arm, een zwart mannetje dat een bord omhoog houdt waarop ‘Weet ik veel’ staat. “Ik zette me in die collectie echt af tegen de geldende normen. Bij de collectie hoort een poster met modellen van maatje 34 tot maat 42.”
Amsterdam Fashionweek Fall/Winter 2015 Photo © Team Peter Stichter
Wat is er volgens jou bijzonder aan de tentoonstelling Fashion Statements?
“Ten eerste is het belangrijk om je te realiseren dat het conserveren van historische kostuums een vak apart is. Het is een expertise en moet heel zorgvuldig gebeuren. Mode doet het al jaren goed op tentoonstellingen, fashion is hot. Maar het is vooral interessant om historische kostuums niet alleen maar te laten zien in vergelijking met elkaar en in relatie tot cultuurhistorische ontwikkelingen, en ze terug te brengen tot de leidende gedachte: wat is het uitgangspunt geweest, wat is de functie, wat zit erachter? En vanuit dat perspectief kun je ook kijken naar de huidige tijd. Er zijn nu natuurlijk andere parameters, we hebben andere behoeftes en stellen dus ook andere eisen aan het gebruik van kleding, we kijken anders naar de functie en de rol ervan. Maar er zijn ook overeenkomsten.”
Vertel eens wat over de stukken die jij tentoonstelt in Fashion Statements?
“We hebben gekozen voor stukken die het meest in lijn zijn met de getoonde historische kostuums, en die we het meest inspirerend en prikkelend vonden om te tonen. Toen kwamen we uit bij de kostuums van mijn Permanent State of Confusion collectie. Ze zijn onmogelijk om na te maken omdat er gerecyceld en gecyceld materiaal in zit. De stukken zijn heren couture, unica met de hand gestikt. Als iemand het draagt dan gebeurt er wel wat met iemand. Eén pak heb ik helemaal zelf genaaid, dat komt bijna nooit voor, daarom is dat pak heel bijzonder voor mij.”
Hoe is die collectie ontstaan?
“Toen ik afstudeerde werkte ik heel vrij, ik hield me nog niet bezig met collecties maar met design, performance en muziek. Daarna heb ik me op mode geconcentreerd met ready to wear collecties. Maar in 2015 ben ik een shift gaan maken. Ik koos opnieuw voor de ongeremde creativiteit uit het begin van mijn carrière. In de crisis stopte ik met mijn commerciële lijn, en toen stelde ik mezelf de vraag: hoe ga ik mezelf herpakken en heruitvinden? Het antwoord bleek een collectie over mindfullness, dat werd Permanent State of Confusion. Wat begon als een struggle ontwikkelde zich tot een nieuwe, rijke manier van werken. Ik heb toen letterlijk schoon schip gemaakt door veel op te ruimen in mijn studio. Het is een collectie me heel dierbaar is, de stukken zijn heel experimenteel en gevoelig. Een aantal kostuums worden nu in Shanghai getoond, en een aantal stukken dus nu in het Amsterdam Museum.”
Amsterdam Fashionweek Fall/Winter 2015 Photo © Team Peter Stichter
In hoeverre zijn jouw eigen ontwerpen geïnspireerd op modestatements van vroeger?
“Er zit vaak wel een historische blik in mijn stukken. Bijvoorbeeld bij het pronkkostuum Pastel Prince, een mouwloze mannenjurk met slipjas, bekleed met pastelkleurig patchwork van katoen, satijn, parels, en kant. Dat kostuum zit bomvol historische verwijzingen, zonder één op één een vertaling te zijn. Mijn werk refereert per definitie aan geschiedenis en nostalgie. Ik vind het leuk om over geschiedenis te leren en ook om van dichtbij te kijken naar vakmanschap: hoe is het geweven, hoe is het samengesteld, hoe is het gestikt? Maar ik vind het ook een grappig idee dat iedereen in die tijd eigenlijk een beetje vies was, dat ze onder die pruiken stinkend haar hadden en dat ze met hun jurken wijdbeens gingen kakken in een gat in de grond.” Lacht.
Vorig jaar ontving je het Mode Stipendium van het Prins Bernhard Cultuurfonds, waarmee je in de voetsporen treedt van namen als Jan Taminiau. Werd daarmee een bepaald verlangen naar waardering vervuld?
“Doordat het zo eigen en zo specifiek is wat ik doe, plaats ik me buiten de normale orde van designers. Dan word je soms bejubeld, en soms ook helemaal niet. Dat is best een kwetsbare positie. Vroeger had ik als visie ‘ik ben een creator, een brand’ maar de laatste jaren gaat het veel meer om wie ik ben als mens. Mijn werk van de laatste vijf jaar is hyperpersoonlijk en daarmee extra kwetsbaar. Het is heel erg mooi als dat dan gewaardeerd wordt. Het Stipendium is een pure erkenning voor dat wat je bent en waar je toe in staat bent.”
Mede dankzij het Stipendium vertrek je binnenkort voor een aantal maanden naar Tokio. Wat hoop je daar te vinden?
“Ik ga natuurlijk op zoek naar iets nieuws dat mij prikkelt. Het is mooi om daar de tijd te kunnen nemen om te reflecteren op wie ik ben en wat ik wil, om me door te ontwikkelen en research te doen, in plaats van alleen maar bezig-bezig-bezig-bezig te zijn. Ik ben niet bang om teleurgesteld te raken, het is de derde keer dat ik er ben en ik vind het een hele inspirerende omgeving. Vrienden van mij zitten er nu en ik zie via hun Instagram stories wat ze allemaal meemaken.”
Bevat jouw werk altijd een bepaalde hoofdboodschap?
“Vroeger dacht ik altijd dat er een provocerende kant aan mijn werk zat, en een gezellige kant. Later realiseerde ik me: of ik nou protesteer of omarm, het komt altijd vanuit dezelfde emotie: altijd vanuit betrokkenheid en liefde. In principe gaat het daar altijd om, dat is wel de hoofdboodschap. Dat geldt ook voor samenwerken. ik vind het prettig dat de mensen die in mijn studio werken heel betrokken zijn. Zij bij mij, en ik ook bij hun.”
Portretfoto Bas Kosters: Marc Deurlol
Zie ook de recensie van Fashion Statements
“Print is een van de meest kenmerkende onderdelen van mijn werk”
/ 0 Reactiesdoor: Susan Nortier0 SterrenMode gaat niet alleen over esthetiek, maar bevat ook een boodschap. Wat je draagt zegt wat over wie je bent en hoe je door de buitenwereld gezien wilt worden. Daarmee is het een communicatiemiddel om kritiek, een overtuiging of een visie over te brengen, zonder dat daar woorden voor nodig zijn. Dat is de achterliggende boodschap van de tentoonstelling Fashion Statements – mode en identiteit, toen en nu waarin het Amsterdam Museum ruim 75 historische kostuums toont, aangevuld met moderne ontwerpen. Bas Kosters is een van de hedendaagse modeontwerpers die een actieve rol spelen in de tentoonstelling. Ik spreek hem over zijn bijdrage.
Moderne reflectie op historische kostuums
Bas Kosters ontvangt mij in zijn studio op de dertiende etage van het World Fashion Centre met een prachtig uitzicht over Amsterdam. De studio wordt gekenmerkt door een gezellige rommeligheid en barst van de kleuren. Overal hangen en liggen illustraties, poppen, buttons, stiften, pennen, stoffen en modecreaties van de uitgesproken fashion designer uit Zutphen die vorig jaar het prestigieuze Mode Stipendium ontving. Naast Kosters reflecteren nog vijf andere moderne ontwerpers op de historische kostuums in Fashion Statements: Ninamounah, Art comes First, Patta, Karim Adduchi en Marga Weimans. Ook voegt ieder van hen drie eigen creaties aan de tentoonstelling toe. Het Amsterdam Museum wil door het betrekken van deze designers de kostuums en schoenen uit begin achttiende eeuw tot begin twintigste eeuw in een bredere, moderne context plaatsen, en historische mode en hedendaagse mode samenbrengen. Bas Kosters werpt in de tentoonstelling een blik op patronen in de mode.
Amsterdam Fashionweek Fall/Winter 2015 Photo © Team Peter Stichter
Voelde je je meteen aangesproken toen het Amsterdam Museum jou vroeg om te reflecteren op prints in de kostuumgeschiedenis?
“Ja, want print is een van de meest kenmerkende onderdelen van mijn werk, en ook mijn sterkste kant denk ik. Ik ben gefascineerd door prints op stoffen. Door mijn interesse in illustraties, schilderen en tekenen is print altijd een groot focuspunt geweest in mijn werk. En er zijn ontzettend veel manieren om tot een print te komen.”
Je hebt de laatste jaren veel illustraties gemaakt, ze hangen hier aan de wand. Soms zijn ze wat cartoonesk.
“Ik noem het characters, maar ze hebben wel wat cartoonesks inderdaad. Ze presenteren vaak een ongemakkelijke waarheid, dat zoek ik graag op. Ik vind het interessant om blijheid of kinderlijkheid af te zetten tegen grofheid, provocatie of seksualiteit. Daar aan de muur bijvoorbeeld hangt een tekening van een zwarte figuur met een vogel in zijn hand. Ik wilde enthousiasme overbrengen, maar dan wel met zo’n grote glimlach (de figuur lacht uitbundig met een enorme rij tanden) dat het toch weer ongemakkelijk wordt. Dat gaat soms niet eens bewust.”
Je hebt jezelf wel eens getypeerd als cartoon, en lichtte toe ‘niet om te provoceren, maar dit ben ik’. Wat bedoel je daarmee?
“Ik ben wel een uitvergroting van dat wat ik ben. Ik ben verre van bescheiden, zo presenteer ik me ook niet. Ik zeg wel eens ‘clear gestures and communication’, dus grote gebaren en duidelijke communicatie. Dat geldt voor mijn werk, maar dat ben ik zelf ook. Het is nooit erg minimal of bescheiden, hoewel die kant er wel in zit.”
Voelde je je als uitvergrote persoonlijkheid wel thuis in een provinciestad als Zutphen?
“Ja hoor, want er was een hele vrije scene in Zutphen van allerlei figuren die ik mateloos interessant vond en waar ik mee omging. Ik vind het leuk als mensen een vrije geest hebben, hoe dat zich ook manifesteert. Je kunt artistiek zijn, of ordinair, of God mag weten wat, maar het gaat mij om een bepaalde mindset die je deelt. Dat iemand de ruimte heeft om naar jou te kijken op een manier die verder gaat dan die eerste blik. Dat gevoel had ik daar wel.”
Amsterdam Fashionweek Fall/Winter 2015 Photo © Team Peter Stichter
Fashion Statements heeft als subtitel ‘mode en identiteit, toen en nu’. Was het aanmeten van een identiteit met kleren een motivatie van jou om kledingontwerper te worden?
“Mijn interesse in mode is begonnen toen ik op mijn 15e wilde onderzoeken wat mijn identiteit was en hoe ik die kon vormgeven. Ik wilde me graag onderscheiden en begon met mijn uiterlijk te experimenteren. De maakbaarheid van identiteit is de reden geweest om iets met kleding te gaan doen, kleding op zichzelf vind ik eigenlijk niet eens zo interessant. Het gaat me om de beleving, kleding is een communicatiemiddel, een taal bijna. Ik gebruik ook veel tekst in mijn kleding en vind het leuk om daarmee te spelen. Ik ben echt een lolbroek, om maar even in het modejargon te blijven.” Grinnikt. “Soms communiceer ik zo duidelijk dat je er bijna niet omheen kunt. Zoals bij mijn collectie Hope, Dear Sir Madam Hope, daar hadden we van het woord Hope een tape gecreëerd in een soort supermarkt-esthetiek, en daar hadden we weer een print van gemaakt: hope hope hope hope hope. Het gaat over commercie, over visuele communicatie en over de boodschap: laag op laag op laag. Het is zó in your face, zo plat, dat het bijna weer magisch wordt. Het is boeiend om te zien wat er dan gebeurt met de kijker.”
Je zegt dat je mensen wilt prikkelen en bewust maken, in je laatste collecties zat een duidelijk haakje naar de actualiteit. Is dat iets nieuws?
“Nee, dat heeft er altijd wel ingezeten. Mijn eindexamen collectie in 2003 bijvoorbeeld was een ontwerp voor een rock en roll band, omdat ik vond dat er een gebrek was aan identiteit in de muziekindustrie met alle kloonbandjes zoals girl- en boybands. Je zou achteraf kunnen zeggen dat ik een lans wilde breken voor identiteit en originaliteit, omdat je anderen daarmee kunt inspireren. Met de collectie Le Salon Explosif de Bas Kosters Studio zette ik me af tegen de haute couture, ik maakte couture van totale trash. Van gerecycelde T-shirts en hotellakens, dat vond ik amusant. Het was ook een protest tegen leeghoofdigheid, a protest against empty protest. Ik vond namelijk dat mensen vaak een grote mond hebben zonder dat ze wat te vertellen hebben. Uit die collectie komt het ‘Weet ik veel’ mannetje.” Kosters toont een grote tatoeage op zijn arm, een zwart mannetje dat een bord omhoog houdt waarop ‘Weet ik veel’ staat. “Ik zette me in die collectie echt af tegen de geldende normen. Bij de collectie hoort een poster met modellen van maatje 34 tot maat 42.”
Amsterdam Fashionweek Fall/Winter 2015 Photo © Team Peter Stichter
Wat is er volgens jou bijzonder aan de tentoonstelling Fashion Statements?
“Ten eerste is het belangrijk om je te realiseren dat het conserveren van historische kostuums een vak apart is. Het is een expertise en moet heel zorgvuldig gebeuren. Mode doet het al jaren goed op tentoonstellingen, fashion is hot. Maar het is vooral interessant om historische kostuums niet alleen maar te laten zien in vergelijking met elkaar en in relatie tot cultuurhistorische ontwikkelingen, en ze terug te brengen tot de leidende gedachte: wat is het uitgangspunt geweest, wat is de functie, wat zit erachter? En vanuit dat perspectief kun je ook kijken naar de huidige tijd. Er zijn nu natuurlijk andere parameters, we hebben andere behoeftes en stellen dus ook andere eisen aan het gebruik van kleding, we kijken anders naar de functie en de rol ervan. Maar er zijn ook overeenkomsten.”
Vertel eens wat over de stukken die jij tentoonstelt in Fashion Statements?
“We hebben gekozen voor stukken die het meest in lijn zijn met de getoonde historische kostuums, en die we het meest inspirerend en prikkelend vonden om te tonen. Toen kwamen we uit bij de kostuums van mijn Permanent State of Confusion collectie. Ze zijn onmogelijk om na te maken omdat er gerecyceld en gecyceld materiaal in zit. De stukken zijn heren couture, unica met de hand gestikt. Als iemand het draagt dan gebeurt er wel wat met iemand. Eén pak heb ik helemaal zelf genaaid, dat komt bijna nooit voor, daarom is dat pak heel bijzonder voor mij.”
Hoe is die collectie ontstaan?
“Toen ik afstudeerde werkte ik heel vrij, ik hield me nog niet bezig met collecties maar met design, performance en muziek. Daarna heb ik me op mode geconcentreerd met ready to wear collecties. Maar in 2015 ben ik een shift gaan maken. Ik koos opnieuw voor de ongeremde creativiteit uit het begin van mijn carrière. In de crisis stopte ik met mijn commerciële lijn, en toen stelde ik mezelf de vraag: hoe ga ik mezelf herpakken en heruitvinden? Het antwoord bleek een collectie over mindfullness, dat werd Permanent State of Confusion. Wat begon als een struggle ontwikkelde zich tot een nieuwe, rijke manier van werken. Ik heb toen letterlijk schoon schip gemaakt door veel op te ruimen in mijn studio. Het is een collectie me heel dierbaar is, de stukken zijn heel experimenteel en gevoelig. Een aantal kostuums worden nu in Shanghai getoond, en een aantal stukken dus nu in het Amsterdam Museum.”
Amsterdam Fashionweek Fall/Winter 2015 Photo © Team Peter Stichter
In hoeverre zijn jouw eigen ontwerpen geïnspireerd op modestatements van vroeger?
“Er zit vaak wel een historische blik in mijn stukken. Bijvoorbeeld bij het pronkkostuum Pastel Prince, een mouwloze mannenjurk met slipjas, bekleed met pastelkleurig patchwork van katoen, satijn, parels, en kant. Dat kostuum zit bomvol historische verwijzingen, zonder één op één een vertaling te zijn. Mijn werk refereert per definitie aan geschiedenis en nostalgie. Ik vind het leuk om over geschiedenis te leren en ook om van dichtbij te kijken naar vakmanschap: hoe is het geweven, hoe is het samengesteld, hoe is het gestikt? Maar ik vind het ook een grappig idee dat iedereen in die tijd eigenlijk een beetje vies was, dat ze onder die pruiken stinkend haar hadden en dat ze met hun jurken wijdbeens gingen kakken in een gat in de grond.” Lacht.
Vorig jaar ontving je het Mode Stipendium van het Prins Bernhard Cultuurfonds, waarmee je in de voetsporen treedt van namen als Jan Taminiau. Werd daarmee een bepaald verlangen naar waardering vervuld?
“Doordat het zo eigen en zo specifiek is wat ik doe, plaats ik me buiten de normale orde van designers. Dan word je soms bejubeld, en soms ook helemaal niet. Dat is best een kwetsbare positie. Vroeger had ik als visie ‘ik ben een creator, een brand’ maar de laatste jaren gaat het veel meer om wie ik ben als mens. Mijn werk van de laatste vijf jaar is hyperpersoonlijk en daarmee extra kwetsbaar. Het is heel erg mooi als dat dan gewaardeerd wordt. Het Stipendium is een pure erkenning voor dat wat je bent en waar je toe in staat bent.”
Mede dankzij het Stipendium vertrek je binnenkort voor een aantal maanden naar Tokio. Wat hoop je daar te vinden?
“Ik ga natuurlijk op zoek naar iets nieuws dat mij prikkelt. Het is mooi om daar de tijd te kunnen nemen om te reflecteren op wie ik ben en wat ik wil, om me door te ontwikkelen en research te doen, in plaats van alleen maar bezig-bezig-bezig-bezig te zijn. Ik ben niet bang om teleurgesteld te raken, het is de derde keer dat ik er ben en ik vind het een hele inspirerende omgeving. Vrienden van mij zitten er nu en ik zie via hun Instagram stories wat ze allemaal meemaken.”
Bevat jouw werk altijd een bepaalde hoofdboodschap?
“Vroeger dacht ik altijd dat er een provocerende kant aan mijn werk zat, en een gezellige kant. Later realiseerde ik me: of ik nou protesteer of omarm, het komt altijd vanuit dezelfde emotie: altijd vanuit betrokkenheid en liefde. In principe gaat het daar altijd om, dat is wel de hoofdboodschap. Dat geldt ook voor samenwerken. ik vind het prettig dat de mensen die in mijn studio werken heel betrokken zijn. Zij bij mij, en ik ook bij hun.”
Portretfoto Bas Kosters: Marc Deurlol
Zie ook de recensie van Fashion Statements
Interview met modeontwerper Bas Kosters over Fashion Statements in het Amsterdam Museum
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Glinsterende godsdienst
Museum Catharijneconvent is veranderd in een heuse schatkamer. Het goud en zilver blinkt je tegemoet tijdens een bezoek aan De Münster Domschat, waarin niet alleen de Münster, maar ook de verloren Utrechtse Domschat aan bod komt.
Reliekkruis, Münster (?), circa 900-1120. Collectie Domschat Sint-Paulusdom, Münster.
Een schat op papier
De Münster Domschat begint opvallenderwijs met papieren objecten: het middeleeuws archief van de Utrechtse Domkerk. In 1578, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, kreeg de kerk de opdracht om haar rijk gevulde schatkamer om te laten smelten. Het blinkende goud en zilver van de Domschat was nodig om de oorlogsstrijd te bekostigen. Het resultaat was dat een uitgebreide en kostbare verzameling religieuze objecten in één klap uit de verdere geschiedenis verdween. Het Catharijneconvent besteedt aandacht aan de Utrechtse schat door het tentoonstellen van haar archiefstukken. Deze laten uitgebreid zien hoe de schat tot stand is gekomen en omschrijven soms tot in detail hoe de objecten eruit hebben gezien. Van de Münster Domschat is het juist het archief dat de tand des tijds niet heeft doorstaan. Beide schatten vullen elkaar in deze tentoonstelling dan ook perfect aan. De introductie met archiefstukken uit Utrecht biedt een context bij de Münster schat en de Münster objecten schetsen op hun beurt weer een beeld van de pracht en praal die ooit in de Utrechtse Dom heeft gestaan.
Voelen
De tentoonstellingstitel belooft natuurlijk een Domschat, maar voordat je deze te zien krijgt, kom je langs het zogenoemde ‘schatlab’. In deze zaal wordt de bezoeker uitgenodigd fysiek kennis te maken met de waardevolle materialen die gebruikt werden om religieuze objecten te maken. Goud, zilver, edelstenen, saffier, zijde, bloedkoraal – je mag het allemaal aanraken. Het museum geeft bovendien inzicht in de herkomst en de symboliek van de materialen. Door middel van multimedia installaties vertellen metaal- en textielrestauratoren, kunsthistorici en geologen hun verhaal. Het is misschien wat veel informatie in één zaal, maar het interactieve karakter maakt het schatlab een van de sterkste aspecten van de tentoonstelling.
Pauluskopreliekhouder, circa 1060. Collectie Domschat Sint-Paulusdom, Münster.
Münster
De tentoonstelling culmineert natuurlijk in de Münster Domschat, die voor het eerst in de geschiedenis haar thuisstad heeft verlaten. In een verdonkerde zaal glimmen de religieuze objecten je tegemoet. De schat omvat reliekhouders in de vorm van handen, kruizen en religieuze figuren, maar ook prachtige kledingstukken en andere religieuze voorwerpen. Zo wordt er een dertiende-eeuws kazuifel tentoongesteld, een gewaad dat door de priester werd gedragen tijdens de mis. Ook zijn er twee draagaltaren te zien, kleine kistjes die meegenomen konden worden op reis om zo buiten de kerk ook een kerkdienst te kunnen houden. Een van de belangrijkste en kostbaarste objecten in de tentoonstelling is het vergulde hoofd van de apostel Paulus, dat een centrale plek in de vitrines heeft gekregen. In dit reliekschrijn zouden ooit schedelfragmenten en zelfs een tand van de apostel hebben gezeten. Deze relieken waren extra belangrijk voor de Münster Dom, omdat Paulus de beschermheilige van de kerk is.
Museum Catharijneconvent slaagt erin door inzet van verschillende middelen een ijzersterke context te bieden bij de Münster Domschat. Zo’n Domschat die voor het eerst buiten haar schatkamer te zien is, is natuurlijk reden voor een feestje, en De Münster Domschat is dat feest. Een afwisselende, interactieve, fonkelende, schitterende tentoonstelling.
De Münster Domschat
Gezien in: Museum Catharijneconvent, UtrechtNog te zien tot: maandag 10 juni 2019
Misschien ook iets voor u
Lustrumeditie bluesupdate
In deze tiende editie van de bluesupdate aandacht voor een stevige benadering van deze oervorm van de muziek. We zetten muzikanten in het zonnetje die blues versnijden met andere elementen uit het muzikale spectrum.
In deze bluesupdate drie albums met een totaal verschillende signatuur. Toch horen ze allemaal tot het bluesgenre. We gaan van lichte rock naar heel stevige blues, bijna hardrock, om vervolgens te landen in weer wat bedeesdere vorm van dit genre.
Kyla Brox
Het negende album van Kyla Brox, Pain & Glory, is pas het tweede album van deze zangeres dat uw recensent ter ore komt en wekt deze keer wèl de nieuwsgierigheid op naar de rest van haar muziek. Dit album huist zoveel moois in zich dat het gevoel omhoog komt dat misschien al veel moois van deze artieste zomaar aan ons is voorbijgegaan. Het album opent met ‘For The Many’ in de stevige blues-, soul- en rock-traditie. Het titelnummer ‘Pain & Glory’ is een gloedvolle ballad, waarin de stem van Brox excelleert door fraaie randjes in de zangstijl. Een lichte kreun van pijnlijke emotie die niet overdrijft, maar bijdraagt aan de zeggingskracht van het liedje. Naar het einde toe weet ze ook de ‘Glory’ bij te zetten in de zang: we horen een stevige blijdschap.
Het gevoel dat de band Hokie Joint oproept horen we langskomen in ‘Bloodshot Sky’. ‘Devils Bridge’ klinkt daarentegen huppelend en vrolijk met een wat langzame blues slag. ‘Choose Life’ is een topliedje dat gaat over het maken van vrienden, geliefden enz. Heerlijke soulzang en pianowerk om van te watertanden. Dit is soul in optima forma! ‘In The Morning’ is een echte blues-stuwer: het aloude bluesritme met soulband begeleiding. Brox zingt als een lef-hebbende diva met een fraaie kreun hier en daar. Het is een album om vele malen te draaien en enorm te genieten van de warme benadering van Kyla Brox. Dit is een topplaatje van het moment.
John Fairhurst
Houd je goed vast als je het album The Divided Kingdom van John Fairhurst uit de speakers laat knallen, anders blaast deze Brit je zo van je sokken. Als je ervan houdt is dit meteen een oorwurm van jewelste. De donkere zang van Fairhurst is van een zwaar indrukwekkende diepte. Dat zijn stembanden zulke lage tonen produceren is meteen het handelsmerk van deze artiest. In acht composities pakt Fairhurst je stevig bij de veter. ‘Lies and A-45’ is een duister liedje met een geladen spanning. Een pistool dat is doorgeladen en zo de luisteraar in het oor kruipt. Aan het eind gaat het pistool ook daadwerkelijk af.
Het is moeilijk om vergelijkingen binnen het bluesgenre te noemen. Wie dit album tot zich laat komen moet onwillekeurig ook aan Ozzy Osbourne denken en Black Sabbath, maar dan met een heerlijk blues-hart. Ook Alice Cooper komt langs als je aan vergelijkingen denkt. De denderende en donkere sound van The Divided Kingdom werkt louterend in een drukke week. Het laat je zinderen in een rustige, vaak relaxte mood. Wat een heerlijke verrijking van het bluesgenre om deze zwaargewicht te mogen laten schitteren.
Ellis Bailey
De stap van het vorig beschreven album naar Road I Call Home van Ellis Bailey klinkt haast als een verlichting. Toch opent Bailey met ‘Hell Or High Water’ als een logisch vervolg op de loodzware sound van Fairhurst, om vervolgens een gevoel van dreigend onheil op te roepen gedurende de rest van het album. Laat je vooral niet in de war brengen door de hoes, waarop Bailey als een soort cowboy te zien is. We hebben hier wel degelijk te maken met de stevige kant van de vrouwenblues. Te denken valt dan natuurlijk aan Anna Popovic. Geen idee of ze live net zo knalhard zal spelen als Popovic.
Bailey swingt lekker in de bluestraditie, maar heeft naast het rockrandje een stem die van heldere snit is met een lekkere rollende keelklank. Bij het derde liedje ‘Deeper’ gaat het gas en de stevigheid eraf en klinkt Ellis Bailey, ondersteund door blazers, zelfs een tikje lieflijk tot het refrein komt en het tempo licht stijgt tezamen met een wat krachtigere voordracht. De blazers doen zelfs denken aan Earth, Wind & Fire. Op ‘What’s The Matter With You’ maken we een bluesballad mee waar een Hammondorgel heerlijk meeklinkt. Bailey weet de aandacht vast te houden op dit sterk afwisselend en onderhoudend album.
Link: John Fairhurst
Link: Ellis Bailey
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Overgave aan alleen maar ongeluk
Ook de zeventiende roman van Houellebecq mag zich verheugen in overwegend waarderende besprekingen. Dat kan lezers die een afkeer van de roemruchte schrijver hebben, ertoe verleiden zich toch aan het lezen te zetten. Zo’n lezer is recensent dezes.
Florent-Claude Labrouste neemt als hoofdpersoon van Serotonine zodanig veel ik-ruimte in beslag dat er verder alleen iets uitgebouwde bijfiguren passeren. Door karakter, depressie en levensinstelling verliest hij contacten meer dan hij opbouwt. Bladzijden lang brengt hij in zijn auto, op hotelkamers of in een of ander appartement in zijn eentje door. Zijn baan als landbouwingenieur heeft hij zo goed als opgegeven. De roman is dagboekachtig, maar wat hij al die dagen in zijn uppie uitvoert lijkt vooral voor de televisie hangen.
Stommiteiten
Hij heeft weinig op met de mensenwereld. Ook met zichzelf niet, zeker nadat hij in zijn ruim veertigjarige leven door stommiteiten zijn twee kansen op de gelukkigste liefde verspeeld heeft. In plaats van nieuwe kansen te zoeken spoort hij een handvol vroegere contacten op. Zeker met Camille hoopt hij ijdel op een nieuw begin, maar hij durft haar niet aan te spreken. Op plekken van het verleden, dat hem kapot heeft gemaakt en waarvan hij in flash-backs verslag doet, wordt hij onderuit gehaald ‘door een golf van afschuwelijk, overstelpend verdriet’ of ‘een golf van pure angst’. Soms probeert hij zich rekenschap te geven van zijn impasse. Ergens concludeert hij, als iemand met een oneindig eenvoudige natuur, dat hij de complexiteit van de wereld niet meer aankan.
Impotentie
Om minder last van zijn depressieve toestand te hebben schrijft zijn dokter pillen voor, met als nadeel impotentie, terwijl hij juist van seks een onverzadigbaar liefhebber is, in ieder geval wás – aan niet-amoureuze relaties had hij sowieso al nooit zo’n behoefte. Van alcohol is hij zo mogelijk een nog grotere genieter. De dokter diagnosticeert een stilstaande burn-out, ‘alsof u zichzelf van binnenuit opvreet.’
De blik op zijn onloochenbare lijden is die van Labrouste zelf, leed dat hij schijnbaar willens en wetens zo’n status quo verleent dat het verhaal weinig ontwikkeling kent. Dat veroorzaakt een monotonie die te verdragen is door de weliswaar vaardige, maar ook nogal improviserende schrijfstijl. Literaire opsmuk ontbreekt zo goed als, en zoiets als Céline is het al helemaal niet. Nogal wat lange beschrijvingen moeten voor lief worden genomen van elektrische radiatoren, etenswaren en popmuzikanten. De dialogen zijn obligaat en lusteloos. Terloops ontmaskert Labrouste een pedofiel en doet hem op de vlucht slaan, maar het is de vraag wat in de context de functie van zo’n voorval is. Dat versterkt de indruk dat de compositie van het geheel enigszins gemakzuchtig in elkaar steekt.
Hoe beklagenswaardig de mens Labrouste ook is, als romanfiguur hoort die daar met literaire middelen bovenuit te stijgen. Wat door moet gaan voor zijn engagement is te monothematisch om de roman te dragen, nog afgezien van de herhalingen.
Nihilisme
Al vrij in het begin van de roman positioneert Labrouste zich als iemand die de wereld ervaart als ‘een door mensen naar hun eigen gading gebouwde hel’: grote bevolkingsdichtheid, hogere woondozen, agressie op straat. Ondanks dat het hem materieel voor de wind gaat, kan hij daaraan niet ontsnappen: ‘ik bevond me nu in mijn eigen hel, die ik naar mijn eigen gading had gebouwd.’
Wat niet overtuigt en uiteindelijk doodslaat is het nihilisme dat levensplezier uitgesloten is door het met mensen aan te leggen. Dat maakt het verhaal tot het verslag van een chronische suïcide. Misschien is het verontrustend dat ook deze roman van Houellebecq veel aftrek vindt. Alsof met diens nihilisme breed wordt ingestemd, alsof velen zich in de strekking van het verhaal herkennen.
Serotonine
Schrijver: Michel HouellebecqUitgever: De Arbeiderspers
Prijs: €22,50
Bladzijden: 304
ISBN: 9789029529020
Misschien ook iets voor u
Heimwee naar de verte
Han Lörzing laat in Grenskoorts zien hoe Europa er zo’n vijftig jaar geleden uitzag: enorme verschillen in welvaart en ideologie en vol met harde grenzen. Grenskoorts is (en leest als) een reisverslag dat lang na dato is opgetekend.
Planoloog en landschapsarchitect Han Lörzing (1946) schreef eerder twee boeken, allebei over ‘vroeger’. De Nederlandse geschiedenis wordt hierin vermengd met zijn persoonlijke geschiedenis. Zo ook Grenskoorts, geschreven aan de hand van dagboekaantekeningen die Lörzing optekende toen hij al liftend Europa doorreisde.
Reisdrang
Lörzing beschrijft hoe hij midden jaren zestig bezeten werd door een enorme reisdrang, geïnspireerd door On the road van Jack Kerouac. Zijn kaart van Europa wilde hij helemaal voltekenen: elk land moest bezocht worden. Hij was net student, had geen auto of rijbewijs maar wilde ook niet met de trein reizen. Niet avontuurlijk genoeg. Vliegen was veel te duur en bovendien zou hij dan een toerist worden, en daar gruwelde hij van. Hij was een reiziger en dus ging hij liften.
Hoe meer hoe liever
De kaart moest volgetekend worden dus Lörzing had geen tijd te verliezen. De titel Grenskoorts is erg goed gekozen, want de reisdrang van Lörzing is als een soort koorts die hem niet meer loslaat. Met grote vaart reist hij zo snel en vaak als mogelijk Europa door. Als hij een paar dagen op dezelfde plek blijft hangen is dat uitzonderlijk. Hij moet alsmaar dóór. Dat maakt het lezen van Grenskoorts soms bijna vermoeiend. Je hoopt als lezer oprecht dat Lörzing soms even uit zal rusten in het volgende oord op de kaart. Maar dat is vaak tevergeefs.
Liftersgeluk
Eigenlijk wilde Lörzing een boek schrijven over grenzen in het Europa van vroeger en nu. Uiteindelijk is het een reisverslag geworden. Wel één dat vijftig jaar na dato is opgeschreven. Dat merk je als lezer goed. Je kan door het schrijven heen voelen dat het geen directe ervaringen, maar opgehaalde herinneringen zijn die Lörzing nog altijd helder voor de geest staan. In die zin is het boek eerder een terugblik op de tijd van toen (wat in Lörzings straatje past gezien zijn eerdere boeken) dan een reisverslag. Het is duidelijk dat de oudere versie van de auteur in Grenskoorts samensmelt met zijn jongere versie. Dat doet overigens niks af aan het plezier dat je beleeft als je zijn verhalen leest.
Verhalen van vroeger
Die verhalen zijn soms ronduit spannend, zoals toen Lörzing in Marokko in het donker op een afgelegen plek iemand tegen kwam en op diens uitnodiging voor het avondeten inging. Of toen hij samen met een vriend op de grens van de Sovjet-Unie stond en hun Volkswagen-busje helemaal uit elkaar werd geschroefd. Ook grappig zijn de gedachten die terugkomen. Zoals wanneer de auteur in Spanje is en verbaasd kijkt naar de reclame die ze daar op tv uitzenden. In het Nederland van toen bestond dat nog niet! En wie had er verwacht dat in Marokko DAF bussen uit Eindhoven zouden rondrijden?
Harde grenzen
Wat het meest interessant is, zeker voor jonge lezers, is het feit dat Europa er in de jaren zestig zó anders uitzag. Nu rij je zonder te merken Polen of Slowakije binnen, iets wat destijds ondenkbaar was. Tussen alle landen lagen grenzen, zelfs tussen Nederland en België. Grenzen waar je moest stoppen dus, met douaniers die je spullen doorzochten en je paspoort bekeken. Dat maakte het bezoeken van een ander land meteen tot iets bijzonders en spannends. Elk land had naast zijn eigen grens ook zijn eigen eisen en regels voor bezoekers van buitenaf (bijvoorbeeld over de hoeveelheid geld die uitgegeven moest worden). Maar het meest opvallend is nog wel de grote verschillen tussen de landen op het vlak van bijvoorbeeld welvaart, ideologie maar ook ‘gewonere’ zaken zoals bijvoorbeeld eten.
Nog niet zo heel lang geleden was een Europees geheel nog lang niet zo vanzelfsprekend als vandaag de dag. Al is het maar de vraag hoe lang dit nog zo zal blijven. Bij het lezen van Grenskoorts kan een zeker gevoel van nostalgie ontstaan, maar tegelijk ook een gevoel van blijdschap, door de grotere mate van vrijheid die we in de tussentijd verkregen hebben. Grenskoorts doet je beseffen dat het Europa zoals we dat nu kennen erg uitzonderlijk is.
Grenskoorts
Schrijver: Han LörzingUitgever: Athenaeum
Prijs: 20
Bladzijden: 296
ISBN: 9789025309169
Misschien ook iets voor u
Interessante spin-off over radicaliserende Duindorper
Een Netflix-serie op het toneel, zo werd The Nation vorig jaar genoemd. De zesdelige marathon werd zo gretig gebingewatched dat een prequel of sequel niet uit kon blijven. Dit seizoen is de spin-off te zien, met de rechtse radiopresentator John Landschot in de titelrol. De wereld volgens John gaat echter verrassend weinig over John, en veel meer over de wereld die hij schept.
De wereld van John
Die wereld zit scenografisch slim in elkaar. John (Bram Coopmans) loopt vanuit de zaal naar zijn radiostudio aan de rand van het podium. Voordat zijn show goed en wel begonnen is, zendt hij een remix van opruiende audiofragmenten de lucht in. Hij is een vernuftige DJ die precies weet welke knoppen hij in moet drukken om een reactie te veroorzaken. De ‘linkse gekkies’ die hij te kakken zet zijn verontwaardigde luisteraars die ver verwijderd van het publiek, achter een raam, staan te bellen. Eric de Vroedt en decorontwerper Maze de Boer vatten de atmosfeer van politieke podcasts en vlogs in tijden van polarisatie: het andere geluid functioneert als figurant in het narratief van de presentator.
Ten midden van grappen over Zwarte Piet en de mainstream media ontvangen John en co-host Cernaz twee bijzondere nieuwsberichten. Op het strand van Duindorp is een brand uitgebroken, met een sterfgeval als gevolg, en in Blijdorp heeft een man zich opgesloten in het gorillaverblijf. Die twee gebeurtenissen hebben beiden te maken met Jan K., een Duindorper die met zijn vrienden niets liever doet dan het maken van vreugdevuren.
De wereld van Kim
Kim, podcastmaker bij De Correspondent, maakt een serie over zijn leven en zo ontstaat er een tweede wereld op het toneel: één waar een links geluid de boventoon voert. Met het gorillaverblijf als decor en een gorilla die als fremdkörper over het podium loopt zien we hoe Kim steeds dieper in het leven van Jan duikt. Jans jaarlijkse vreugdevuur dreigt verhinderd te worden door de bouw van het Soho Beach House, een gebouw waar vooral hippe, rijke millennials baat bij hebben. Een eerlijk betaalde baan is ver te zoeken. Zijn vader heeft moeten werken met kankerverwekkende stoffen en is daar ernstig ziek door geworden.
De uiteindelijke radicalisering van Jan K. wordt inzichtelijk gemaakt door een samenleving te laten zien die hem continu kleineert en benadeelt. Even lijkt er sprake te zijn van een romance, waarin Jan en Kim – links en rechts, rijk en arm – over elkaars verschillen kunnen kijken en samenkomen. Maar uiteindelijk blijkt Jan toch een project van De Correspondent te zijn. John en Kim gebruiken hem, ieder op hun eigen manier, voor hun eigen belangen.
Dan valt de gorilla – en de reden waarom Jan in zijn verblijf is gaan staan – op zijn plek. Het is een dier dat weliswaar gevaarlijk is, maar wel volledig oprecht. Als Kim, het eerste ‘linkse’ personage dat als gelijke bij John aan tafel zit, en John over het lot van Jan ruziën wordt de hypocrisie van beiden duidelijk. Beiden veronderstellen empathie te hebben voor Jans lot, maar geen van beiden hebben echt een verbinding met hem kunnen leggen.
Empathie…voor wie?
De wereld volgens John gaat niet om een boze witte man, maar over een witte man die boos wordt, en de redenen die hij heeft om boos te worden. Het vraagt een publiek om empathie te voelen voor een radicaliserende jongen als Jan. Tegelijkertijd is die empathie een voorrecht voor diegenen die niet door Jans homofobie, racisme of seksisme worden geraakt. Kims vriend Timo – met blonde highlights, want homo – bestaat in dit stuk alleen om in elkaar geslagen te worden en een donkere kant van Jan te onderstrepen. Voor een gezelschap dat zo begaan is met inclusiviteit is het teleurstellend om te zien dat LHBTI-personages zo worden ingezet. Bovendien verzwakt het de finale. Het is immers een stuk lastiger om empathie op te brengen voor een personage als Jan K. , als hij een bedreiging is voor jouw fysieke veiligheid. Een tegenvallend slotakkoord voor wat verder een interessante spin-off is.
Het Nationale Theater - De wereld volgens John
Regie: Eric de VroedtArtiest: Het Nationale Theater
Gezien op zaterdag 20 april 2019 in Koninklijke Schouwburg, Den Haag
Nog te zien tot zaterdag 08 juni 2019
Misschien ook iets voor u
Don Quichot tegen de elektriciteitsmasten
Is het een thriller, een politieke satire of een gortdroge Scandinavische feelgood komedie? Ja, en nee. Woman at war is vooral een film van Benedikt Erlingsson die eerder met Of Horses and Men liet zien vooral uit te blinken in een unieke vorm van IJslands absurdisme.
Deze keer wortelt Erlingsson zijn verhaal stevig in de IJslandse actualiteit. Buitenlandse multinationals hebben het eiland ontdekt als leverancier van goedkope energie. De elektriciteitscentrales en de aluminiumindustrie laten diepe sporen na in het landschap. Hoofdpersoon Halla pikt dat niet.
Pijl en boog
Gewapend met een pijl, boog en staalkabel vecht ze als een Don Quichot tegen elektriciteitsmasten. Na een kortsluiting legt ze de halve IJslandse economie plat. De autoriteiten maken jacht op de ecoterrorist die inmiddels de ‘bergvrouw’ is gaan heten. Halla weet na een spannende klopjacht de dans net te ontspringen en leidt een rustig dubbelleven als dirigent van het plaatselijke koor.
Wanneer ze bericht krijgt dat ze in aanmerking komt voor een adoptiekind, staat ze voor een lastige morele keuze. Moet ze het op blijven nemen voor Moeder Aarde of moet ze haar gevaarlijke strijd opgeven en zelf moeder worden.
Dat je ook anders naar de zaken kunt kijken, laat haar tweelingzus Asa zien (dubbelrol van Halldóra Geirharðsdóttir). Deze yogalerares kiest voor contemplatie en vrede met jezelf in plaats van harde daden.
Achtergrondmuziek
Voor regisseur Erlingsson is dit op het eerste gezicht conventionele verhaal een kapstok voor een soms surrealistische enscenering. De achtergrondmuziek plaatst hij letterlijk in de achtergrond, waarbij een driekoppige band in allerlei scènes opduikt als een Grieks koor. Een spannende achtervolgingsscène krijgt een absurde wending wanneer Halla zich vermomt als schaap. Zo zet hij het publiek vaker op het verkeerde been door snel te schakelen tussen thriller, komedie en melodrama.
Als kijker dien je wel een antenne te hebben voor de droogkomische Scandinavische humor in Woman at war. Wie de ontvangst op de juiste golflengte heeft afgesteld, beleeft een uniek en geestig avontuur over milieuproblematiek en klimaatverandering. Er zijn niet veel regisseurs die dat Erlingsson nadoen.
Woman at war
Regie: Benedikt Erlingssonimdb: https://www.imdb.com/title/tt7279188
Misschien ook iets voor u
Het bijltje van Arends wordt steeds botter
Een pleidooi voor de stilte, dat is waarom cabaretier Daniël Arends dit keer op het podium staat. Hoewel zijn intentie fraai is, is zijn voorstelling, met de ironische titel Meer van hetzelfde (deel 1), helaas niet het sterkste programma in zijn oeuvre geworden.
De opkomst van Arends is ook dit keer ongebruikelijk; stond hij bij Carte Blanche al nonchalant te wachten op het podium, dit keer loopt hij een trap af die uitkomt op het toneel. Die trap blijft de gehele voorstelling belicht, wat ook iets lijkt te zeggen over Arends’ opvattingen van het leven zelf: probeer de dingen niet mooier te maken dan ze zijn, doe jezelf niet anders voor en er is niet zoiets als passie of obsessie nodig om bestaansrecht te claimen.
Het zijn dergelijke stelligheden die we gewend zijn van hem, die dit keer minder overtuigend klinken. Wellicht komt dat door zijn keuze om een verhaallijn aan te brengen die wat gekunsteld aandoet. Zo zet hij zichzelf neer als een geniale leerling aan het conservatorium van Moskou, waar hij te maken heeft met een vreemde leraar en nog vreemdere medestudenten. Gedurende de voorstelling speelt Arends zijn personage overdreven theatraal, maar speelt tegelijkertijd verdienstelijk enkele stukken van Frédéric Chopin. Fraai, maar de vorm lijkt Arends, verkleed als meesterpianist, net niet te passen.
Kinderhaat
Arends is boven alles een comedian die weinig opheeft met de setting waarin hij zich bevindt (zijn decors tonen altijd de, vaak lelijke, toneelwand) en die bovendien zo min mogelijk het publiek wil behagen. Hoe onsympathieker, hoe rauwer hij wordt. Dat maakt zijn cabaret nog altijd spannend om naar te kijken, zeker wanneer hij zijn kinderhaat ter sprake brengt of betoogt hoe beperkt de maakbaarheid van de mens is.
Helaas is hij niet altijd even origineel, want wanneer hij even later de kakkers van ’t Gooi te kakken zet of yuppen met bakfietsen belachelijk maakt, doemt toch al snel het beeld op van die andere Gooise, wat oudere cabaretier met dat ronde brilletje. Sterker, Arends lijkt zijn moralisme zó uit het glas van Youp van ’t Hek te hebben gedronken – zeikerds moeten hun bek houden, trek je niks aan van anderen en leef iedere dag alsof het je laatste is. Dat zou niet zo storend zijn als de grappen van hoog niveau waren. In zijn vorige voorstelling De afterparty was dat wel zo, nu maakt Arends zich er soms gemakkelijk vanaf. Zeker wanneer hij als een soort ontspoorde clown rond de vleugel dansjes maakt, of millennials de maat neemt. Soms prettig confronterend, meestal wat aandoenlijk.
Noodzaak
Het wordt interessanter wanneer Arends even later zichzelf de vraag stelt: ‘wat is het ergste wat er kan gebeuren?’ De voorbeelden die hij daarna opsomt, zijn geestig. Toch had hij die vraag bij het maken van deze voorstelling wat vaker aan zichzelf mogen stellen. Er lijkt namelijk niet echt een noodzaak te zijn geweest om deze voorstelling te maken. ‘Zonder noodzaak ben je verwend,’ stelt hij halverwege het programma. Dat klopt. Het is dat Arends soms prettig kan provoceren en binnen het huidige cabaretaanbod heerlijk ongepolijst overkomt, anders was die derde ster er wellicht eentje teveel geweest.
Daniël Arends - Meer van hetzelfde (deel 1)
Artiest: Daniël ArendsGezien op woensdag 17 april 2019 in De Kleine Komedie, Amsterdam
Nog te zien tot vrijdag 31 mei 2019
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Paaspop 2019 highlights
/ 0 Reactiesdoor: Joost Festen / beeld: Coen van Tartwijk, Bart Heemskerk, Max Kneefel & Tom Doms 4 SterrenPaaspop is al vele jaren de opener van het buiten-festivalseizoen. Dit jaar is het festival gezegend met fantastisch lente-, bijna zomerweer. Waterpunten zijn wettelijk nog net niet verplicht. De weergoden zijn ons gunstig gestemd, evenals het fraaie programma.
Dat Paaspop niet alleen muzikale hoogtepunten biedt, maar ook vertier in de vorm van cabaret, disco en allerlei andersoortig vermaak, is een gegeven dat iedere trouwe bezoeker reeds weet. Ook voor de inwendige mens wordt goed gezorgd. Voor iedereen is er wel wat te vinden aan eten, drinken, snoepen en versnaperingen in de vele kleine tentjes die verspreid staan over het ieder jaar weer groeiende terrein. 8WEEKLY focust zich uitsluitend op de muzikale voorstellingen.
Goede vrijdag
Het festival opent aan het einde van de middag van Goede vrijdag om vier uur. Muzikaal trapt het festival af op de twee hoofdpodia met acts als Nielson, Jett Rebel, Navarone, Kraantje Pappie, White Lies en als mega afsluiter van de dag: Within Temptation. White Lies staat op mainstage twee, alias Phoenix. De band speelt hun liedjes getrouw zoals we ze van cd kennen. De lichtshow is heel strak, zoals we misschien wel verwachtten, maar is geen spektakel. Helaas zijn de bandleden niet in staat enig leven op het podium te laten zien, waardoor ondanks de getrouw klinkende muziek de echte meerwaarde van de liveshow ontbreekt.
Dat laatste kunnen we niet zeggen van de afsluiter Within Temptation: dat zijn werkelijk podiumbeesten! Sharon den Adel weet het publiek aan zich te binden, te boeien en vast te binden. Helaas wordt de show geplaagd door wat tegenvallend geluid. Ook Den Adel hoort zichzelf en de band niet lekker op haar oortjes, waardoor ze ook even het podium moet verlaten. Gaande de show wordt het geluid gelukkig wat beter. We horen een mix van composities van het zojuist verschenen album Resist, waarmee Den Adel met wit gewaad excelleert in haar expressie. De show wordt afgesloten met een geweldige uitvoering van het bekende ‘Edge of the World’. Een fraai slotakkoord van een heel Goede Vrijdag.
Paas-zaterdag piekt!
De zaterdag van Paaspop start om twee uur en maakt een volle twaalf uur vol. Voor menig festivalbezoeker is alles meebeleven òf een uitputtingsslag òf echt te veel van het goede. Voor een fijn festivalbezoek hoef je als liefhebber natuurlijk niet alles mee te maken. Soms zit het genieten en het allerbeste in dat ene uur van de dag waarop je geraakt wordt als de bliksem.
Op mainstage Apollo bijt Danny Vera de spits af. Met zijn twee recente albums wist hij zich het afgelopen jaar aardig in de kijker te spelen. Zijn countrymuziek trekt tegenwoordig flink de aandacht. Vera is inmiddels een geroutineerd performer die het grote podium waardig is. De echte publiekstrekker van de middag op dat podium is natuurlijk Douwe Bob. Hij lokt het publiek in groten getale naar de inmiddels flink verhitte tent. Om de warmte te trotseren roept hij het publiek meermalen op kleding uit te trekken, dat slechts door een handvol bezoekers wordt opgevolgd. Douwe Bob weet het publiek met zijn fraaie liedjes beter te boeien dan met zijn verzoek tot uitkleden. Zowel de uptempo nummers als de ballads komen uitstekend tot hun recht. Samen met zijn band etaleert hij het spelplezier voortreffelijk.
De echte verrassing van de zaterdag is het optreden van de Deense band Lukas Graham, die de naam draagt van de zanger. Met zijn funky-, soul- en popliedjes weet de band zich al snel te ontpoppen als de verrassing van het festival. De vaak persoonlijke liedjes van Graham verhalen over zijn moeder in ‘Mama Said’, zijn vader in ‘You’re Not There’ en zijn geliefde in ‘Love Someone’. Het concert wordt verrijkt met een fijne film-, foto- en lichtshow die de liedjes ondersteunt. De band is levendig op het podium en pakt het publiek al snel bij het gevoelige nekvel. De machtig mooie vertolking van ‘Happy Home’ ontstijgt de studioversie. Op dat moment is uw recensent volledig ingepakt en neemt de muziek hem, maar ook anderen, in het publiek mee op muzikale vleugels. Lukas Graham zorgde voor de piek van het festival, waar niemand meer overheen blijkt te komen.
Het optreden van Ellen Ten Damme was op voorhand een must-have van de tweede festival-dag, maar kenmerkt zich door een onsamenhangende, niet boeiende show van Franse en Duitse liedjes rond Parijs en Berlijn. De lichtvoetigheid lijkt te ontsporen in een soort amateuristisch gerommel. Wellicht had Ten Damme haar dag niet of werd ze geplaagd door de rumoerige omgeving. DeWolff staat andermaal op de Jack Daniel’s Stage en de elektronische muziek van Oscar and the Wolf zal de nachtbrakers de nacht in helpen, terwijl wij ons opmaken voor een vroege start van de zondag.
Paas-zondag
Voor de vroege vogels, waar wij ons toe mogen rekenen, is er al veel heerlijke muziek te beleven op Eerste Paasdag. Nieuwkomer Son Mieux opent de dag op de Jack Daniel’s Stage met een stevige en energieke show. Het nadeel is dat de verfijndheid van zijn liedjes van het debuutalbum Fair de Son Mieux geweld wordt aangedaan. Wie daaroverheen stapt heeft een fijne drie kwartier, waarbij de spetters al vroeg van het podium vliegen. Vervolgens is het in gestrekte draf naar Phoenix waar Novastar geen seconde teleur stelt. De fraaie liedje krijgen van Zweegers en zijn band een uitstekende uitvoering. Compleet met fraaie solo’s op viool en toetsen en zelfs de bas van naamgenoot Joost mag genoemd worden. Zweegers laat het zweet gutsen terwijl hij zijn enthousiasme laat zegevieren.
Voor Ilse Delange moeten we het volledige terrein over om haar te zien optreden in de Apollo-tent. Tijdens ‘A World of Hurt’ wandelen we de drukke en hete tent binnen. Delange weet ons direct te raken en dat zal ze het hele optreden volhouden. Onze Achterhoekse countryster staat na zes jaar opnieuw op het Paaspoppodium en laat zich gelden. De ruim twintig jaar die Delange al aan de top staat wordt met pieken en dalen gekenmerkt. Nu heden ten dage de belangstelling voor countrymuziek weer is aangetrokken geniet ze van meer aandacht. Tegen het einde van het optreden zingt de Delange een nieuw liedje, dat ze heel klein start op het trapje voor het podium. De intieme sfeer die ontstaat in de immense tent van de Apollo is toch goed voelbaar en zichtbaar. Ondersteund door fijn camerawerk ontgaat bijna geen enkele bezoeker wat van deze fraaie sfeer. Het optreden wordt gekenmerkt door vakmanschap, warme gevoelens en een uitstekende zonnige sfeer. Verrassen doet Delange niet echt, maar ze bevestigt wel haar sterstatus.
Voor (Sharon) Kovacs kruisen we andermaal het terrein over naar Phoenix. We kunnen stellen dat het zelfvertrouwen in haar ontwaakt en gegroeid is, sinds ze aan de vooravond van haar bekendheid als verlegen muzikant haar EP uitbracht. Ze laat het publiek kennismaken met liedjes van haar nieuwe album Cheap Smell, gelardeerd met haar eerdere successen van Shades of Black, die naadloos aan elkaar geregen worden. ‘It’s the Weekend’ nestelt zich vervolgens de rest van de dag in je hersenpan, zoals Kovacs het je toezingt. Het fraaie ‘Mama & Papa’ is toepasselijk op Paaszondag met de zinsnede “When you were goin’ to church”, waarbij de gebrandschilderde ramen op de wanden van het podium worden geprojecteerd. Kovacs is voor ons de vroege topper van de zondag, waarmee de sterstatus van Kovacs bevestigd is.
Later op de dag zullen het feestje van Rowen Hèze, de intieme liedjes van Passenger en het tweede feestje van Ronnie Flex & Deuxperience de zondag vol maken. We kunnen terugkijken op een zeer geslaagd zonnig, onderhoudend, vredig en vooral vriendelijk Paaspop 2019.
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Aangrijpende toneeladaptie van Amerikaanse bestseller
Onder regie van Ivo van Hove heeft ITA een schitterende theaterbewerking gemaakt van Een klein leven, de Amerikaanse bestseller over vier vrienden in New York. Het leven van één van hen, Jude, is de kern van het verhaal. Deze toneelbewerking ontroert maar maakt je ook gefrustreerd door de niet aflatende pijn die hij ervaart, waardoor je je aan het eind van het stuk net zo voelt als de liefhebbende maar wanhopige vrienden van Jude.
Ivo van Hove had de wereldwijd uiterst succesvolle roman A Little Life van de Amerikaanse schrijfster Hanya Yanagihara al van twee verschillende kanten ontvangen, maar nog steeds niet gelezen; hij is nou eenmaal een van de drukstbezette regisseurs ter wereld. Toen ontving hij een derde exemplaar, dit keer van Yanagihara zelf, met het verzoek of hij wilde overwegen het tot een toneelstuk te bewerken. Aldus geschiedde.
Het begin is gezellig: de vrienden zijn bij elkaar, er is muziek, een joint doet de ronde, er worden biertjes gedronken en er is lekker eten. Er wordt wat gegrapt over Jude en zijn geheimzinnigheid. ‘Wanneer mogen we nou eindelijk eens weten wat er met je benen aan de hand is?’ Jude wordt omringd door mensen die veel om hem geven, maar zich blootgeven kan hij niet. Daarvoor is hij in zijn jeugd te veel beschadigd, zo wordt langzaam duidelijk. Hij blijkt te vondeling zijn gelegd tussen het afval en opgegroeid in een klooster waar hij seksueel misbruikt en mishandeld werd. Later is hij door één van de monniken als kindprostituee aan het werk gezet, en na diens dood door anderen misbruikt en uiteindelijk door een psychopaat opgesloten en met een auto overreden. Hoe vaak Ana, de maatschappelijk werkster die als enige zijn verhaal kent, zegt ‘het is jouw schuld niet’, het maakt niet uit. Jude vindt zichzelf smerig en niemand mag zijn verleden kennen.
Magistraal
Jude’s etniciteit is ambigu, hij wordt door anderen mooi genoemd (wat hij zelf natuurlijk niet vindt), fragiel, met een bijzondere lichtgekleurde huid. Ramsey Nasr die als eerste acteur ter wereld Jude vertolkt is niet fragiel en heeft evenmin een gekleurde huid. Wonderlijk is dat het er totaal niet toedoet, Nasr is magistraal als Jude. Tegelijkertijd verandert zijn interpretatie niets aan mijn eigen fantasie over de Jude van het boek.
Het toneelbeeld is uitermate sfeervol: een grote ruimte met aan de ene kant een keuken waar Harold, Jude’s leraar en latere adoptievader, constant de heerlijkste gerechten staat te bereiden en aan de andere kant de werkplekken van vrienden Malcolm, architect en JB, een succesvol schilder. Er is een lange bank waar acteur Willem, Jude’s beste vriend en latere minnaar, teksten doorneemt en aan beide zijden van het toneel worden gigantische filmbeelden van New York getoond waarbij het opvalt dat er heel weinig mensen te zien zijn. Jude maakt graag eenzame wandelingen door de stad.
Snijden
In het midden van het toneel staat een witte wastafel, Jude’s altaar. Hij heeft een obsessief ritueel om met gevoelens om te gaan, of het nou gaat om de niet aflatende herinneringen aan vroeger of de juist misschien nog wel pijnlijkere gevoelens van hedendaags geluk: hij snijdt zichzelf met een scheermesje. Het zijn de enige momenten in de voorstelling waarop hij ontspannen en bevrijd is. Wanneer het bloed uit zijn arm spuit dan wordt zijn gezicht in extase bijna orgastisch, als een junk die zichzelf zijn fix toedient.
Wat op het toneel meer opvalt dan in het boek is dat Jude omringd wordt door hetzij sadisten, hetzij mensen die van hem houden en hem willen helpen. De enige die daar soms van afwijkt is JB, op een speelse manier vertolkt door Majd Mardo. Hij doet dingen die Jude niet wil, zoals hem fotograferen of hem schilderen in een kwetsbare houding. JB doet Jude pijn door onder invloed van drugs diens manier van lopen belachelijk te maken en als hij hoort dat Willem en Jude geliefden zijn is hij openlijk jaloers. Dat egoïsme schokt maar is ook een opluchting en doet denken: wat als Jude’s andere vrienden wat minder voorzichtig zouden zijn geweest, wat minder op hun tenen hadden gelopen, zou dat niet beter voor hem zijn geweest? Maar om dat te denken over een imaginair personage met een imaginair leven toont vooral aan wat een meesterwerk Een klein leven is.
Een boek van meer dan zevenhonderd bladzijden kan je niet in zijn totaliteit in vier uur laten zien. Van de succesvolle, sterke, ‘gezonde’ Jude zien we nauwelijks iets en van de levens van zijn vrienden helemaal niets. Toch is deze eerste toneelversie van Een klein leven een van de mooiste Nederlandse voorstellingen die ik ken: warm, intens, schokkend en uiterst pijnlijk.
Een klein leven - Internationaal Theater Amsterdam
Regie: Ivo van HoveArtiest: Internationaal Theater Amsterdam
Gezien op vrijdag 19 april 2019 in ITA, Amsterdam
Misschien ook iets voor u