Boeken / Non-fictie

Een kus is geen kus is geen kus

recensie: Alain Montandon - De kus: kleine geschiedenis van het leukste dat er is

Wat is een kus? Een prozaïsch samenspel van spieren, een heerlijke liefkozing… of toch, zoals Verlaine dicht: een opperste vervoering vanwege een zoete mond? Welke band ontketent ‘kussen’? En bestaat er zoiets als een universele grammatica? Lyrisch meanderend door de westerse cultuur- en kusgeschiedenis zoekt en proeft de Franse literatuurwetenschapper Alain Montandon alle soorten en maten van ‘het leukste dat er is’.

“Ver van de torens van Florence dwaalde ze als in een droom door een zee van wuivend gerst met hier en daar een rode papaver. Onopgemerkt kwam hij naderbij. Geen verklaring kwam over z’n lippen, zoals bij formele geliefden. Niet geholpen werd hij door enige welsprekendheid noch leed hij onder een dergelijk gemis. Simpelweg nam hij haar in z’n sterke armen en…” Lucy en George uit Room with a View , een film van James Ivory uit 1985, gebaseerd op de gelijknamige roman (1908) van E.M. Forster, leefden na deze aanraking der monden nog lang en gelukkig.

Nature versus nurture

Iedereen herinnert zich zijn of haar eerste kus, toch? Die is verplicht fantastisch. Ik zal je het verhaal over de mijne besparen en volstaan met te zeggen: bij Lucy en George klopt het cliché van de hemelse openbaring helemaal. Hun eerste zoen, ontstolen in een welhaast overtrokken Italiaanse locus amoenus ver verwijderd van het preutse negentiende eeuwse Engeland, corrumpeert of vervolmaakt (het is maar hoe je het bekijkt) beider upper class opvoeding. Nature wint het voorgoed van nurture, al hebben de gelieven dit pas na ettelijke andere kusscènes door. In de hele film wordt Lucy gekust of kust ze zelf alsof het een lieve lust is. Op de wang, het voorhoofd, de mond; gepassioneerd, flauwtjes, verzoenend, verordonneerd. Met moeder, gouvernante, broer, verloofde en… oeps, toch weer George. De opeenvolging van zoenen geeft op zich al een mooi beeld van de vele facetten van ‘de’ kus en symboliseert tevens haarscherp de zwaar geëtiquetteerde verstandhoudingen tussen de personages. Aan deze film moest ik denken, toen ik het boekje De kus: Kleine geschiedenis van het leukste dat er is aan het lezen was.

Dwalend door de literatuur laat ook de schrijver Alain Montandon, hoogleraar literatuur aan de universiteit van Clermont- Ferrand, zien hoe een kus is geen kus is geen kus. Want al lijkt het kussen iets natuurlijks – iets dat je eigenlijk niet hoeft te leren – de manier waarop men kust wordt toch grotendeels door de vigerende cultuur bepaald. Zelfs het idee dat een zoen je simpelweg ‘overkomt’ (recept: sta op het juiste moment op de juiste plek) is een mythe. Er zijn immers culturen waarbij kussen (stel je eens voor) niet eens voorkomen. De in het Westen vertrouwde vorm was vroeger onbekend bij volkeren uit Afrika, Amerika, Oceanië en Australië. En toen de Chinezen kennismaakten met de Europese kus, gruwden ze van deze vorm van barbaars ‘kannibalisme’. Soms waren er ook praktische bezwaren: zoals lippen die opgerekt zijn door een houten schijf of het geloof van sommigen dat men door de mond de ziel van de ander kan inademen. Best begrijpelijk. Je moet er toch niet aan denken dat je in je enthousiasme per ongeluk de ziel van je partner inslikt?

Oraal getreuzel

De gepassioneerde ‘liefde overwint alles’-kus is een westerse en zeker geen universele erotische aandoening. Dit verklaart de grote ontsteltenis bij inwoners van Afrikaans Guinee toen ze bij het zien van een Hollywoodfilm geconfronteerd werden met het orale ‘getreuzel’ van de held en zijn schone, terwijl de hele bioscoopzaal verkerend onder dezelfde omstandigheden als de minnenden, zonder deze omslachtigheid der lippen linea recta was overgegaan tot de seksuele daad.

Kussen is dus alles behalve ongereglementeerd, hoe graag we daar wellicht -met onze westerse opvatting van romantiek in het achterhoofd – precies tegenovergesteld over willen denken. En Alain Montandon, die al meerdere boeken over de geschiedenis van de Europese hoffelijkheid en levenskunst op zijn naam heeft staan, beleeft er duidelijk plezier aan ons de vele facetten van de kusetiquette (en het steelse ontduiken ervan als je Don Juan heet) voor te schotelen.

Aan de hand van een keuze van tekstfragmenten uit (meestal) de Romaanse (lees eigenlijk: Franse) literatuur wrijft de academicus er wel in, dat een kus weliswaar een lichamelijke vorm van expressie is, maar dat het lippencontact tegelijk ook als een symbolische taal kan worden beschouwd. Daarbij kiest de auteur in zijn betoog overigens niet voor academisch ‘getreuzel’. Dat is misschien maar goed ook. Want in de passages waarin Montandon er dan toch wat intellectueel jargon tegenaan gooit, kan ook hij niet voorkomen dat het studieobject als vanzelf wat bevreemdend, om niet direct te zeggen komisch, aandoet:

We zullen dus stilstaan bij de gewaarwording, bij de beelden en de metaforen die getuigen van de kinesthetische bewegingen die zijn verbonden met de spieren en aan de gevoelens die daarbij ontstaan, en van de meervoudige synesthesie die de kus eigen is.

Guinness Book of Records

Valt er eigenlijk wel wat zinnigs te zeggen over kussen? Toch wel. Vermoed ik. Maar gebeurt dat hier ook? Montandon stipt vrijwel alle vermoedde en onvermoedde verschijningsvormen aan: van de kannibalenkus tot de kus als ‘liefdesmaal’; van de eerste onstuimige kus tot de – waarom eigenlijk altijd dramatische? – laatste; van de verraderlijke Judaskus tot de beleefde handkus, van de kuise moederkindkus tot de wat stoutere bijt- of steekkus; van de vaderlandslievende grondkus tot Maria Magdalena’s fetisj voor Jezus’ barmhartige voet tot het zoenreglement van het Guinness Book of Records (“kussers dienen de gehele wedstrijd door wakker te zijn”); van cunnilingus en fellatio tot mijn persoonlijke favoriet; de vampierkus. Kortom: alle exemplaren passeren wel zo’n beetje de revue, of, beter gezegd, ze lijken wat uit de lucht te komen vallen. In ieder geval raakte ik door de hak-op-de-takmanier waarop het veelzijdige gekus speels wordt beproefd en gewogen elk gevoel van richting kwijt. En als de auteur het over de ‘uitwisseling van zielen’ heeft – zijn toch al lyrische schrijfstijl vliegt dan volstrekt uit de bocht – verliest hij me op momenten even helemáál.

Misschien heeft Montandon de bedoeling gehad om een boekje te schrijven dat net zo verrassend is als het kussen zelf (alwéér een anekdote? ach, vooruit, nog eentje dan, toe, nog ééntje) maar laat hij het bepalen van de essentie van de kus – als die er al is – toch liever over aan de lezer zelf. Zelfs de plaatjes helpen
hierbij niet, want die schitteren in deze ‘kleine geschiedenis’ door hun
afwezigheid. Toch zijn de tekstfragmenten an sich best aanstekelijk, aardig genoeg in ieder geval om de lezer een glimlach te ontlokken over “het leukste dat er is”. Goed. Lees het zelf maar; de dageraad breekt aan voor deze al te lang verwijlende recensie. Liefs en kusjes xxx uit Utrecht.

Film / Films

Indrukwekkend immigrantendrama

recensie: The Namesake

The Namesake gaat over de eerste en de tweede generatie immigranten. Het thema is natuurlijk niet bepaald nieuw. De ouders hebben heimwee en klampen zich vast aan oude gebruiken, terwijl de kinderen beter integreren dan hun ouders lief is. Regisseur Mira Nair weet echter alle clichés te omzeilen. Het verhaal van de Indiase Ashima en Ashoke Ganguli, die naar New York emigreren en moeten toezien hoe hun kinderen hun roots verloochenen, is herkenbaar, ook als je al generaties lang aardappels uit de kleigrond eet.

Scenarist Sooni Taraporevala brengt weinig wijzigingen aan in de gelijknamige roman van Pulitzer Prize-winnares Jhumpa Lahiri. Net als in het boek ligt de nadruk op de details die het leven van de hoofdpersonen bepalen. Ashima trouwt met Ashoke Ganguli omdat hij van die mooie Amerikaanse schoenen heeft. Ashoke noemt zijn eerste zoon Gogol, omdat een boek van de schrijver ooit zijn leven redde. Maar Gogols rare Russische naam vergroot alleen maar zijn identiteitscrisis.

Cultuurkloof

~

Net als in het boek leef je sterk met de personages mee. Knap is dat je zowel met de ouders als met de kinderen sympathiseert. Een mooi voorbeeld: Gogol neemt zijn Amerikaanse vriendinnetje Max voor het eerst mee naar huis. Het blonde meisje spreekt de ouders onmiddellijk bij hun voornamen aan èn omhelst ze. De schaamte van Gogol en het afgrijzen van de ouders is gelijktijdig voelbaar. Mooier is de kloof tussen culturen nog niet in beeld gebracht.

Clichés als een krom pratende, gekke Indiase oom of een strenge opvoeding waarmee de ouders hun kinderen aan zich willen binden, ontbreken. Ashima en Ashoke kijken lijdzaam toe hoe Gogol en zijn zusje Sonia veramerikaniseren. Juist hun zwijgende, liefdevolle verdriet maakt indruk. Irfan Khan en Tabu spelen uitstekend. Maar de grote verrassing is Kal Penn, die tot nu toe vooral bekend was van zouteloze komedies als Van Wilder en Harold & Kumar. Hij geeft ingetogen gestalte aan de traag volwassen wordende Gogol en weet hem ondanks zijn puberale chagrijn sympathiek te maken. Mooi zijn de scènes waarin Ashoke Gogol probeert te vertellen dat er een reden is waarom hij naar een Russische schrijver genoemd is. “He was your favourite author… I remember“, zegt Gogol verveeld, waarop Ashoke het maar weer opgeeft.

Huwelijkscrisis

~

Omdat de film dicht bij het boek blijft, geldt voor beiden ook dezelfde kritiek. Het verhaal is vrij lang en verliest daardoor aan vaart. Iedere keer dat je denkt dat er een afsluitende scène langskomt, blijkt het alleen maar het volgende keerpunt in Gogols leven te zijn. Aangezien het zwaartepunt ligt bij de relatie tussen Gogol en zijn ouders, zou het logisch zijn als de film eindigt wanneer hij min of meer in het reine komt met zijn achtergrond. Dat hij daarna nog eens trouwt, een huwelijkscrisis ondergaat en weer scheidt, is overbodig. Gelukkig maakt Zuleikha Robinson, die zijn vrouw speelt, deze episode in Gogols leven tot een hoogtepunt van de film. Dan valt er eigenlijk geen kritiek meer op The Namesake te geven.

Boeken / Strip

Fictionele geschiedenis

recensie: Jiro Taniguchi & Natsuo Sekikawa - The Times of Botchan

De eerste twee vertaalde delen van de tiendelige Japanse reeks The Times of Botchan, tussen 1986 en 1996 getekend door Jiro Taniguchi (The Walking Man) en geschreven door Natsuo Sekikawa, vormen een fraai stukje fictionele geschiedenis in stripvorm, gebaseerd op een nooit vertaald boek. Twintig jaar naar dato blijkt de serie in geen enkel opzicht verouderd.

~

De titel verwijst naar de innemende jongeman uit Natsume Soseki’s klassieke roman Botchan, maar verrassend genoeg heeft de strip noch in vorm noch in inhoud enige verwantschap met het boek. Sekikawa en Taniguchi gebruiken speculaties over het schrijfproces van dat boek als leidraad voor een impressie van het Japan van rond het einde van de 19e eeuw. Dat was de tijd van modernisering en van internationalisering, die wordt beschouwd als het fundament van het moderne Japan als wereldmacht. In deze jaren moest Japan een nieuwe identiteit zien te vormen in de moderne wereld, en dat ging gepaard met veel onzekerheid, agressie en weerzin tegen westerse invloeden.

Neuroot

Soseki wordt gepresenteerd als een drankzuchtige en melancholieke neuroot, die in deze tumultueuze periode van dag tot dag, in bijna voortdurende staat van vertwijfeling leeft. Hij is een pathetische maar aandoenlijke elitefiguur, die temidden van een sociale en politieke chaos zijn toevlucht zoekt in het beschrijven van een oertraditionele romanfiguur. Hij is ook werkzaam als universitair docent, en komt zodoende voortdurend in aanraking met andere allerlei historische figuren: literatoren, politici, rebellen, enzovoorts. Een arsenaal aan historische figuren passeert de revue, van wie de historische relevantie uitvoerig uitgelegd wordt.

~

Deze obsessieve drang om zoveel mogelijk geschiedkundige informatie in het verhaal te verwerken, zorgt ervoor dat de balans tussen een portret van een schrijver en een gedetailleerde historische schildering, iets te vaak doorslaat richting dat laatste. Soseki en zijn boek worden vaak opzij voor observaties van de veranderingen in de Japanse samenleving: als het niet in gekadreerde of voetnoten tekst is, dan wel in dialogen en mijmeringen. Hierdoor doet de serie vaak statisch aan, ook al is alles nog zo realistisch getekend en blijft Soseki’s misère boeien. Taniguchi is er de tekenaar bij uitstek voor om de hoofdpersoon interessant te maken: zijn gelaatsuitdrukkingen en vooral de perfect beheerste, eenvoudige schilderingen van zijn dagelijkse bezigheden, zijn uitmuntend. Dat Soseki echter het enige levensechte karakter in het verhaal is, maakt de serie er niet dynamischer op. De meeste personages, zoals de fans die hem vaak omringen, fungeren vaak als niet meer dan historische voetnoten.

Aanzien

Jiro Taniguchi staat in Frankrijk in zeer hoog aanzien; een groot deel van zijn oeuvre, waaronder de gehele besproken reeks, is er inmiddels vertaald. Slechts een handvol titels heeft daarentegen zijn weg naar een Engelstalig publiek gevonden, maar Taniguchi had zich met het Britse Fanfare, dat van plan is meer van zijn werk te publiceren, geen betere uitgever kunnen wensen. De boeken zijn prijzig, maar zeer netjes vormgegeven en voorzien van inleidende essays, fotomateriaal en tekenschetsen. Het enige nadeel is de vertaling, die vaak amateuristisch overkomt.

The Times of Botchan, vol. 1. 144 pagina’s / £9.99 / ISBN 8496427013.

The Times of Botchan, vol. 2. 128 pagina’s / £9.99 / ISBN 8496427099.

Theater / Voorstelling

Overdonderende wondertjesbouwers

recensie: De Kwekerij - Verborgen Stad

Meestal is regen geen pretje bij een locatievoorstelling, soms is het een zegen. En soms zelfs, in uitzonderlijke situaties, allebei. Zo’n geval is Verborgen Stad van De Kwekerij. Het zou prachtig zijn geweest als deze wondertjesbouwers een touwtje hadden gehad om de zon en de nattigheid mee aan en uit te doen. Helaas, dat hebben ze niet. Maar ook als het vijf kwartier van de zes regent, zijn hun brouwsels overdonderend prachtig.

Ze repeteerden wekenlang in de stralende zon, de dansers en acteurs die dezer weken tien avonden lang de bewoners van de Verborgen Stad zijn. Het was droog en stoffig en warm. Precies in de dagen voor de première keerde het tij en ook tijdens de eerste speeldag konden de dreigende druilwolken zich niet langer inhouden; ze regenden grauwe motregen over spelers en publiek. Die lieten zich daardoor gelukkig niet tegenhouden en ondergingen – misschien wel mede daardoor – samen een bijzondere belevenis.

Industrieel Venetië

~


De opening is sterk. Het terrein van rioolgemaal Moerenburg is onder alle omstandigheden indrukwekkend. Maar dat wordt nog eens behoorlijk verhevigd als in de vallende grijze avond in een gordijn van motregen vijf vrouwen over betonnen plankiers naar je toe en van je af dansen, je op de achtergrond in een spookachtig blauw schijnsel mensen met koffers aan en af ziet sjouwen en je overal lampjes ziet branden in de huisjes van de stad waaraan je een bezoek mag brengen. Een niet in de tijd te plaatsen nostalgie maakt zich van je meester. Een industrieel Venetië, dat is waar het landschap van Moerenburg vanavond aan doet denken met z’n poelen en z’n watergangen, z’n kruipdoor sluipdoor trappetjes en smalle paadjes, z’n taluds en z’n vlaktes en vooral ook z’n bijzondere licht.

Groepsgewijs gaan we vervolgens op visite bij de bewoners, die ons onderhouden met een monoloog. Terwijl we nog bezig zijn de indrukken van de opening en het terrein te verwerken en we steeds worden afgeleid door dingen die elders gebeuren, krijgen we ingewikkelde teksten voor onze kiezen van een raaskallende roeier. De volgende bewoonster vertelt een melancholisch verhaal over haar man, Balg, die een trap naar de hemel bouwt, daar een haardvuurtje brandt en probeert de sterren te plukken. O, wat hadden we het deze lieve vrouw gegund als de avond helder was geweest en we de eerste sterren hadden zien twinkelen. Gelukkig priemen ze door haar beeldende vertelstijl door de dikke wolken heen.

Doffe plof

~


De gastvrije meisjes in de takkenhutjes een ‘deurtje’ verder zeggen dat er iets met je gebeurt van het drankje, dat je met je hoofd in je nek moet opdrinken. Maar het is natuurlijk de blik die dan omhoog is gericht die dat doet: kies een ander perspectief en de wereld ziet er anders uit. Mooier, liefst, en alleen daarom al hadden deze schattige meisjes eigenlijk een decor van schapenwolkjes verdiend.
De dingen krijgen langzaam maar zeker een beetje meer verband: ruimte, de tijd en de reis door het leven, dat lijken de thema’s in deze magische wereld.

Terwijl we naar de buurman wandelen, buitelen de danseressen van de opening in het natte gras van een talud. Hun beheersing is bijzonder. Buurman sluit op de eerdere verhalen aan met een filosofisch verhaal over de tijd. Een aandoenlijke zonderling, die ons laat klepperen in een vast ritme en onze hartslag wil synchroniseren. Geruststellend gevoel: in een stukje bos naast zijn tuin spelen, ook in deze gekke wereld, blije meisjes kinderspelletjes. Ze gooien met ballen die aan sterren doen denken: de sterren van Balg?

Een excursie naar de kofferfabriek staat ook op het avondprogramma. Ondanks het slechte weer wordt er stevig doorgewerkt. Wat gebeurt hier? Komen de koffers hier vandaan, gaan ze hier naartoe, verblijven ze hier tijdelijk? De doffe plof aan het eind van het proces belooft niet veel goeds. Dat vindt de tijdmaker ook, niet veel goeds. Met de klok op z’n rug bast hij boos banjerend dat hij veel te hard moet werken om het iedereen naar de zin te maken. De avond is nu echt gevallen, de afnemende regen ondersteunt zijn deprimerende betoog.

Beelden op boomstammen

~


Fijn en vervelend, ze blijken ook in deze surrealistische, of eerder magisch-realistische, wereld allebei noodzakelijk om een evenwicht te bereiken. Ze lopen, net als in het leven van alledag, zelfs door elkaar.

De vijf groepen toeschouwers vinden elkaar weer bij een fascinerend en beslist niet vervelend schouwspel waarin de rodedraaddanseressen een serviesgoeddans doen aan een tafel in de vorm van een enorme doodskist. Ter afscheid van iemand die een stukje verderop wordt betreurd bij een open graf. De regen is opgehouden, de bodem is gelaafd. De danseressen doen een afsluitende dans in de modder voor ze de vruchten van een nieuw leven gaan plukken.

Bewegende beelden op boomstammen en bassins begeleiden de bezoekers naar de uitgang van deze wonderlijke wereld. De bewoners geven hun visite voldoende voedsel voor de geest mee, met de poëtische maar tussen al die indrukken soms wel erg complexe teksten. Gelukkig zitten ze vooral vol vragen en niet vol antwoorden. Maar het zijn toch vooral de sfeer, de beelden en de belevenis die zullen blijven hangen van deze mooie reis, waarin de tijd vloog.

Kijk hier
voor meer informatie over De Kwekerij.

Boeken / Non-fictie

Blind zelfvertrouwen

recensie: Sabriye Tenberken - Met andere ogen

In 2004 beklommen zes blinde leerlingen en twee medewerkers van een Tibetaans weeshuis de Lhakpa Ri, een neventop (7045 m) van de Mount Everest. Ze werden begeleid door een team onder leiding van Erik Weihenmayer, de eerste blinde die de Mount Everest bedwong. Een filmdocumentaire (Blindsight, Lucy Walker, 2006) en een boek, nu in het Nederlands vertaald, zijn het resultaat. Leidde de tocht ook tot een verhoogd zelfvertrouwen van de blinde kinderen? Nauwelijks, want dat hadden ze allang.

“Maar, eh, wat kunnen jullie van Erik leren?”

“Ik hoop dat ik leer klimmen,” zei Gyendsen, praktisch als hij is.

“Ja, heel goed. En wat nog meer?”

“Engels misschien?” probeerde Bungzo aarzelend, alsof ze bij een raadsel het juiste antwoord probeerde te vinden.

“Natuurlijk, Engels, maar denk nog eens na, wat zou er aan de ontmoeting met Erik verder voor jullie nog goed en belangrijk zijn?” […]

Ik zat tijdens het gesprek naast onze leerlingen en wist precies wat Lucy graag wilde horen: dat ze van Erik zouden leren net zo sterk en dapper te zijn als hij, voor niets terug te schrikken en een autonoom en waardig leven te leiden. Ik vroeg me alleen af of ze dat niet allang hadden geleerd. Had de grote ommekeer in hun leven niet al jaren geleden, toen ze op de school kwamen, plaatsgevonden?

~

De flaptekst zou wat wrevel of cynisme kunnen opwekken; een Duitse vrouw die in Tibet een weeshuis voor blinden begint en ze de Mount Everest op wil sleuren, moet dat nou zo nodig? Maar zodra je het boek leest, wordt het allemaal veel vanzelfsprekender en na een tijdje maal je niet meer om het ‘waarom’. De klimtocht is slechts de zoveelste beproeving waarmee de blinde kinderen geconfronteerd worden. Hun bewonderenswaardige zelfvertrouwen en flexibiliteit zijn de rode draad in het boek. Door de wereldwijde publiciteit voor de onderneming straalt hun prestatie af op visueel gehandicapten in het algemeen.

Blindheid komt in Tibet relatief veel voor. Door de hoge dosis uv-straling en als gevolg van oogontstekingen door stof in de lucht en roet in de huizen. Deze aandoeningen worden vaak te laat behandeld, omdat het in de aard van de bevolking ligt pijn en ongemakken bij voorkeur te verzwijgen. Blinde kinderen worden in de dorpen doorgaans slecht behandeld. Vanwege het geloof in reïncarnatie en in geesten, beschouwt men een visuele handicap als een straf voor misdragingen in een vorig leven, of als een vloek van een demon. Dit bijgeloof treft de hele familie. Niet zelden worden blinde kinderen door de familie verwaarloosd of verstoten en door de dorpsjeugd met stenen bekogeld.

Braille zonder grenzen

Sabriye Tenberken en Paul Kronenberg
Sabriye Tenberken en Paul Kronenberg

De schrijfster Sabriye Tenberken (1970) werd op haar twaalfde blind. Ze deed Aziatische studies en richtte samen met haar levenspartner Paul Kronenberg de organisatie Braille zonder Grenzen op. Over haar eerste jaren in Tibet schreef ze eerder al Mijn weg leidt naar Tibet. Dit tweede boek is even boeiend geschreven en is ook hard op weg een bestseller te worden. De uiteindelijke beklimming van de Lhakpa Ri en de nodige voorbereidingen beslaan maar een deel van het boek. Eigenlijk beschrijft Tenberken de periode waarin de school zeven jaar bestaat. Daarin vindt ook een gedwongen verhuizing plaats en een rampzalige tocht te paard van twee vrouwen (de een blind, de ander de taal niet machtig) door het platteland.

Haar verhaal is gelardeerd met flashbacks in de vorm van de verhalen van de wezen, zoals ze die op aandringen van de cameraploeg vertellen. In hun eigen woorden, over hun vroege jeugd, hoe ze blind werden en hun begintijd op de school. Aanvankelijk met veel terughoudendheid, want klagen en over het verleden vertellen zijn ze niet gewend. Maar uiteindelijk vormen dit de meest aandoenlijke passages van het boek. Tot slot beschrijft Tenberken de enorme vooruitgang van de leerlingen en hun voorbereiding op de ‘grote wereld’. Naast Tibetaans, Chinees en Engels leren ze elk een beroep (tolk, fysiotherapeut, kaasboer). Bij een sporadische terugkeer in hun geboortedorp worden ze met veel eerbetoon ontvangen en blijken ze ondertussen tot de best geschoolden te behoren. Op die momenten lijken de vooroordelen jegens blinden als sneeuw voor de zon te verdwijnen.

Boeken / Strip

Gevarieerde bundel

recensie: Japan as Viewed by 17 Creators

Wat een fascinerend initiatief: 17 Franse en Japanse striptekenaars een kort verhaal laten pennen en het resultaat te bundelen. Japan as Viewed by 17 Creators (onlangs eveneens verschenen in het Nederlands en Frans) is een zeer wijd uiteenlopende verzameling geworden, echter met een consistent hoge kwaliteit.

~

Japan en Frankrijk herbergen de meest succesvolle stripculturen ter wereld. De verschillen zijn echter groot: Japan richt zich bijvoorbeeld meer op langdurige massaproductie, terwijl er vaak een onduidelijk onderscheid is tussen kunst en commercie. Franse comics zijn minder omvangrijk, hebben doorgaans veel meer tekst en een veel minder dynamische tekenstijl, om maar wat te noemen. Bij deze bundel is bij beide culturen echter gekozen voor de meer excentrieke strip: vele van de Franse en Japanse auteurs zullen zelfs de belezen stripliefhebber onbekend zijn. Bij de selectie is ook voor een behoorlijke stijlvariatie gekozen: je treft tekst met inktschilderingen aan, computergearceerde tekeningen, tektsloze tekenkunst, ruwe schetsen, haarscherpe kaders, enzovoorts. De verschillen zijn zelfs zo groot dat de verwachte contrasten tussen Frans en Japans nauwelijks te herleiden zijn.

Nostalgisch

Inhoudelijk is de variatie iets minder: de meeste Japanse verhalen zijn bovennatuurlijk of historisch, terwijl de meeste Franse verhalen een soort impressie van Japan geven. De meeste van de Franse zijn zelfs autobiografisch, want de Franse auteurs werden getrakteerd op een kort verblijf in Japan en gebruikten dit als inspiratie. Aurélia Aurita’s spitsvondige avontuur in een Japans badhuis bijvoorbeeld is erg innemend; Frédéric Boilet (die in Tokio woont) geeft een schitterende schets van zijn dagelijkse omgeving. Étienne Davodeau en anderen kozen ook voor cultuurverschillen en –botsingen, stuk voor stuk geloofwaardig en uitstekend gerealiseerd. De verhalen hebben verrassend genoeg weinig tot niets met bekende vormen van manga te maken, maar de geselecteerde Japanse auteurs zijn dan ook geen typische mangatekenaars. De meeste zijn direct beïnvloed door Franse strips, wat de stripcultuurgrenzen op een interessante manier vervaagt. Het meest conventioneel is nog Jiro Taniguchi’s typisch nostalgische verhaal, dat daarom juist enigszins uit de toon valt. Aparte auteurs als Daisuke Igarashi en Taiyo Matsumoto bieden juist de meest fantastische vertellingen, in even originele stijl.

~

Geen van de verhalen lijken veel op elkaar, en dit is de grootste verdienste van het boek. Het pleit bovendien voor de uitgever dat de auteurs alle vrijheid hebben gekregen en dat het boek niet de cultuur- en politiek-correcte bundel is geworden die je zou kunnen verwachten. Joann Sfar presteert het zelfs om een cynische, ronduit xenofobische verhandeling neer te pennen. Dit is een boek met duidelijk originele, persoonlijke en eigenzinnige korte verhalen: een succes op alle fronten.

De Nederlandstalige uitgave van Japan verscheen bij Casterman: €15,75, ISBN 9030376015.

Film / Achtergrond
special: Soldaat van Oranje vs Voor Koningin en Vaderland

Iets teveel van het goede

Er lijkt geen einde te komen aan de Paul Verhoeven-revival. Zwartboek trok meer dan 1 miljoen bezoekers in Nederland, doet het goed in de VS en is inmiddels op dvd verschenen. Bovendien staan er twee Verhoeven-films op stapel: Knielen op een bed violen (naar het gelijknamige boek van Jan Siebelink) en een langgekoesterde droom van hem, de verfilming van de Russische roman Azazel. En nu is er dan de dvd-release van Voor Koningin en Vaderland. Gefronste wenkbrauwen ten spijt, dit is toch echt een Verhoevenproduktie. Het gaat hier namelijk om de televisieversie van Soldaat van Oranje. Aangezien deze versie bijna een uur extra materiaal bevat is het interessant om te kijken in hoeverre dit iets toevoegt aan het origineel.

1976. Producent Rob Houwer is bezig met Soldaat van Oranje, de duurste Nederlandse productie op dat moment, en komt (what else is new?) geld tekort. Hij is naarstig op zoek naar nieuwe geldbronnen en vind er eentje in de TROS. Hier staat echter wel wat tegenover: Verhoeven moet meer materiaal schieten zodat er later van de film een 4-delige miniserie voor televisie gemaakt kan worden. Nu is het wel vaker voorgekomen dat van films miniseries zijn gemaakt. Denk bijvoorbeeld aan Das Boot, en ook van Pastorale 1943 is destijds door de TROS (als Nederland ’43) een miniserie vertoond. Paul Verhoeven en scenarist Gerard Soeteman wisten dat ze extra materiaal moesten schieten, en Verhoeven zag daar destijds wel voordelen in. Ook al is de uiteindelijke film twee en een half uur lang, toch had hij het gevoel dat Soldaat “gekortwiekt” was. Bovendien komt volgens hem “het menselijke element in het verhaal in de tv-versie beter tot z’n recht.”

Sluikreclame

~

Wat meteen opvalt, is de andere opening. Dit keer geen gedeeltelijk gefakete bioscoopjournaal van de aankomst van koningin Wilhelmina in het bevrijde Nederland. Wel begint elk van de vier delen met een over zee turende Erik Hazelhoff Roelfzema (de echte) met een voice-over die hem en het verhaal introduceert. Uit krantenberichten ten tijde van de televisie-uitzendingen blijkt al meteen dat Verhoeven niet betrokken was geweest bij de montage. Hij verbaasde zich over deze nieuwe opening en over de schaamteloze sluikreclame hierin voor Renault, een van de sponsoren van de film. Ook voor de door de TROS gekozen titel, Voor Koningin en Vaderland had hij geen goed woord over. Hij noemde het “een rottitel. Het doet denken aan De Jantjes, ‘Volk en Vaderland’, stoer nationalisme en zo. (…) Het geeft me in ieder geval een raar gevoel”. Ook het einde is significant anders dan dat van de film. Soldaat van Oranje eindigt met Erik die de groepsfoto van de vriendenclub bekijkt, waarvan op twee na iedereen de oorlog niet heeft overleefd. In Voor Koningin en Vaderland wordt dit gevolgd door een scène waarin Erik op het strand in een jeep springt en richting horizon rijdt – een einde dat emotioneel gezien verkeerd aanvoelt.

Een andere opvallende (en tijdvullende) toevoeging aan Soldaat van Oranje zijn een aantal Nederlandse, Engelse en Duitse bioscoopjournaals. Hoe historisch interessant ze ook zijn – ze remmen het verhaal af. Bovendien zijn ze ook niet direct gekoppeld aan de scènes waar ze betrekking op hebben, en dat doet op zijn zachts gezegd vreemd aan. Zo is de scène waarin Erik (Rutger Hauer) en Guus (Jeroen Krabbé) per Zwitsers schip Nederland ontvluchten opeens doorsneden met het pro-Duitse propagandafilmpje ‘Met Duitschland voor een Nieuw Europa’.

Interessanter om te zien is het materiaal dat Verhoeven zelf heeft gefilmd en dat volgens eigen zeggen speciaal voor de miniserie werd gemaakt. Een aantal scènes zijn simpelweg uitvoeriger dan in de film (zoals de ontgroeningscène aan het begin of het afstuderen van Guus), maar er zijn her en der ook enkele nieuwe scènes. Zo krijgen bijvoorbeeld de ouders van Erik meer ruimte en zien we studiebol Jacques, samen met Erik de enige overlevende van het vriendenclubje, al tijdens de Duitse luchtaanvallen in 1940 vlijtig doorstuderen (“Ach mama, doe die deur eens dicht. Het is zo’n herrie buiten”).

‘Goed’ en ‘fout’

Veruit het interessants is het extra materiaal met betrekking tot de joodse Esther (Belinda Meuldijk). Bij haar wordt nog duidelijker wat zij moest doorstaan om de oorlog te overleven. Zo zien we hoe ze wordt geweigerd bij de tennisclub omdat joden daar niet meer zijn toegestaan. Ook zien we hoe ze na de liquidatie van haar verloofde (verzetsman Robbie die dubbelspel speelde om haar uit handen van de Duitsers te houden) gedwongen wordt tot sex met een Wehrmachtgeneraal in ruil voor vrijheid. Daarnaast is er een scène waarin ‘goede’ Nederlanders haar na de bevrijding vernederen en kaalscheren. Het is een interessant thema waar Verhoeven in Zwartboek uitgebreid op terug komt. Wordt er in Soldaat van Oranje en Voor Koningin en Vaderland al gewezen op de tekortkomingen van de begrippen ‘goed’ en ‘fout’ in de oorlog, met Zwartboek trekt Verhoeven deze lijn verder door en krijgen we een caleidoscoop van grijstinten voorgeschoteld.

~

Ondanks Verhoevens hoop dat het verhaal in de televisieversie wellicht beter tot zijn recht komt dan in de film, krijg je – los van de scènes rond Esther – niet echt het idee dat je te maken hebt met materiaal dat speciaal voor de miniserie is gemaakt. Je krijgt eerder het gevoel dat je zit te kijken naar beelden die vanwege de lengte en timing van de film (meestal terecht) op de montagevloer zijn beland. Wellicht komt het doordat Verhoeven niet bij de montage betrokken was, maar de extra beelden zijn vooral leuk als deleted scenes bij een dvd van Soldaat van Oranje, maar in deze vorm te weinig van toegevoegde waarde.

Broddelwerk

Ronduit chagrijnig makend is de beeldkwaliteit. De beeldverhouding is 4:3 letterbox en het beeld zit vol spetters en krassen. Bovendien zitten er een paar onwaarschijnlijk lelijke cuts in, met name daar waar er shots aan scènes zijn toegevoegd. De montage riekt naar broddelwerk. Waarschijnlijk was dit destijds voor televisie al het geval, maar waarom er voor zo’n release niet met de stofkam doorheen gegaan? En waarom is het beeld niet anamorf? En waarom is het niet opgepoetst? Bovendien zou er een wettelijk verbod moeten komen op het gebruik van de woorden special edition als daar geen sprake van is, zoals in dit geval. De enige “extra’s” zijn bioscooptrailers van enkele Rob Houwer-producties.

Voor Koningin en Vaderland verscheen onlangs op dvd bij distributeur Indies.

Film / Achtergrond
special: Latin American Film Festival

Getergde stemmen

Dit jaar vindt de derde editie van het Latin American Film Festival plaats in het Louis Hartlooper Complex in Utrecht. Van 9 tot en met 16 mei zijn zo’n vijftig films uit verschillende Latijns Amerikaanse landen te zien, die vooral uiting geven aan de turbulente politieke geschiedenis en de hedendaagse maatschappelijke problematiek. De focus ligt dit jaar op Chili, een land met een traumatisch verleden en een filmindustrie die de laatste jaren sterk in opmars is. Een kleine selectie van de films die dit jaar te zien zijn.

Antonia

Brazilië: Tata Amaral, 2006

~

Antonia was dit jaar ook al bij het IFFR te zien, en is nu in de herhaling bij het LAFF. De vier vriendinnen Preta, Barbarah, Mayah en Lena proberen het te maken in de hiphopscene van Brazilië. Door de tegenslagen die hen beïnvloeden wordt dit echter onmogelijk gemaakt, en de meiden vallen een voor een af. Deze film geeft een kleinschalig beeld van de problemen in de achterstandswijken van São Paolo, en het daar heersende machismo. Wanneer Barbarah’s broer Duda in elkaar wordt geslagen omdat hij homoseksueel is en hij met een been in het gips thuiskomt, wil de homofobische buurman hem niet de eindeloze trappenreeks van de opgestapelde krottenhuisjes op helpen. Lena’s vriendje verbiedt haar nog op te treden voor groepen ‘geile mannen’ wanneer zij zwanger wordt, en Preta worstelt om financieel te overleven als zij met haar dochtertje bij haar overspelige man weggaat. Ondanks de serieuze thematiek is Antonia een lekkere vlotte en muzikale film, die bij tijd en wijle grappig en ontroerend is. Hoewel het positivisme van de film niet overal even realistisch is, vormt de feel good-kwaliteit van de film een prettig contrast met het drama. Wel is Antonia een typische vriendinnenfilm die vooral vrouwen zal aanspreken, maar dat betekent niet dat de film diepgang mist. De wanhoop is goed te voelen, en er is een duidelijke boodschap – al is deze wat clichématig: laat je niet kisten, vrouwen van Brazilië!

Iluminados por el fuego

Argentinië/Spanje: Tristán Bauer, 2005

~

In 1982 brak de oorlog uit tussen Groot-Brittannië en Argentinië over de Falkland/Malvinas-eilanden. De onvoorbereide, jonge Argentijnse soldaten die de strijd in werden gestuurd werden kansloos verslagen en kwamen gedesillusioneerd thuis. We zien de verschrikkelijke gevolgen van deze oorlog vanuit de ogen van de 40-jarige Estebán Leguizamon, wiens vroegere strijdmakker een zelfmoordpoging heeft ondernomen. Dit doet Estebán vervallen in herinneringen aan de verschrikkelijke strijd van 20 jaar geleden. Behalve de vijand hadden de soldaten ook te kampen met extreme kou, honger en het strenge en bijna sadistische bewind van hun leidinggevenden. Terwijl de toestand van zijn comateuze vriend steeds meer verergert, zien we de gruwelijke beelden van de strijd aan Estebán’s oog voorbij trekken. Hoewel het onderwerp oorlog al uitentreuren gebruikt is in de cinema, heeft deze film een sterke impact. De zinloosheid van een verloren oorlog over een groepje kale eilanden is zo sterk aanwezig dat de wanhoop van het scherm spat. Geen heldendaden, geen overwinning en geen gevoel van ‘het was het uiteindelijk wel waard’. Naast het grote aantal slachtoffers in de strijd, vallen er ook nog veel veteranen ten prooi aan depressie en zelfmoord. Er blijft niets anders over dan pijn en verdriet, en een ongeneeslijk trauma. Het is moeilijk om bij deze film onberoerd de zaal te verlaten. Het constante bombardement van emoties zal voor sommigen wel wat teveel zijn. De vraag is echter of de regisseur bij een gevoelig en heftig onderwerp als dit het zich had kunnen veroorloven om subtieler te zijn.

Machuca

Chili/Spanje/Engeland/Frankrijk: Andrés Wood, 2004

~

In 2005 won Machuca op het LAFF de publieksprijs, en dit jaar is de film eenmalig op het festival te zien. In de sociaal-democratische periode die voorafging aan een militaire coup in Chili in 1973, sluiten twee jongens van verschillende sociale klassen op een ‘rijke’ school een moeizame vriendschap. Toenmalig president Allende trachtte de arbeiders betere levensomstandigheden te bieden, en het gelijktrekken van onderwijs was hier een onderdeel van. Terwijl om hen heen de politieke en maatschappelijke situatie steeds meer uit de hand loopt, proberen de twee jongens vast te houden aan hun loyaliteit aan elkaar en hun vriendschap in stand te houden. Machuca is een sterke, ontroerende film, die balanceert tussen tedere, ontroerende, schokkende en verschrikkelijke momenten. De vriendschap tussen de twee functioneert als een symbolische vertegenwoordiging van de situatie om hen heen, maar is tegelijkertijd het verhaal van twee jongens die in elkaar een bondgenoot vinden in de wrede wereld van het schoolplein, en te maken krijgen met de tegenslagen die een vriendschap onder druk zetten. Het gebruik van geel/oranje filters en de nostalgische soundtrack neemt je mee terug in de sfeer van de jaren ’70. Een indrukwekkende dramafilm met goed getimede momenten.

Más que nada en el mundo

Mexico : Andrés León Becker & Javier Solar, 2006

~

Más que nada en el mundo is een fantasievolle Mexicaanse dramafilm over het zevenjarige meisje Alicia en haar alleenstaande moeder Emilia, die na een zoveelste verbroken relatie naar een nieuw appartement in Mexico stad verhuizen. Daar sleept Emilia al snel de ene na de andere man mee naar huis en Alicia voelt zich steeds meer door haar moeder genegeerd. Daarnaast woont er ook nog een enge man in het appartementencomplex, waarvan Alicia vermoedt dat het een vampier is. Wanneer haar moeder zich in haar ogen steeds vreemder gaat gedragen, is Alicia ervan overtuigd dat de vampier haar moeder gehypnotiseerd heeft. Más que nada en el mundo probeert door de inzet van fantastische elementen de moeizame relatie tussen moeder en dochter, die elkaar onbewust het leven zuur maken, te schetsen. Door het voorkomen van de dodelijk zieke buurman, met zijn grote pupillen en getekende gezicht, en het groeiend hysterische en daglicht mijdende gedrag van Emilia is het niet moeilijk om Alicia’s angst voor te stellen. Andersom zijn Emilia’s frustraties in de zoektocht naar ware liefde ook begrijpelijk. De leuke draai aan het einde wordt helaas verpest door de laatste, overdreven zoetsappige scène, maar over het algemeen is dit een aardige en goed gestructureerde film.

La Frontera

Spanje/Chili: Ricardo P. Larrain, 1991

~

Deze film dateert alweer uit 1991, en is een goede weerspiegeling van de heersende gevoelens na het regime van Pinochet dat slechts een jaar eerder, in 1990, ten einde kwam. Mensen die een klein vergrijp pleegden tegen de heersende dictatuur werden intern verbannen naar het vochtige, koude zuiden of het droge en hete noorden. De inwoners van deze oorden, vaak kleine dorpjes, hadden weinig benul van wat er gaande was in stedelijk Chili en ontvingen deze bannelingen dan ook met een abstract gevoel. In La Frontera staat docent Ramiro Orellana centraal, die een protest heeft aangetekend tegen de ontvoering van een collega. Hij wordt verbannen naar een dorp in het zuiden, dat geteisterd wordt door regen en in het verleden overspoeld is door een vloedgolf. De inwoners kijken aanvankelijk met argwaan naar de ’terrorist’, die elke 8 uur een register moet tekenen zodat hij geen ontsnappingspoging kan ondernemen. Al snel wordt duidelijk dat de dorpelingen totaal wereldvreemd zijn en worstelen met een algeheel gevoel van depressie dat de vloedgolf heeft achtergelaten. De karikaturale personages zijn bij tijden ontroerend en dan weer hilarisch, de sfeer is magisch en de beelden zijn prachtig. Regisseur Ricardo Larrain weet een serieus onderwerp op een luchtige manier te verpakken en blijft uit de buurt van zware politieke statements. Ramiro schreeuwt zijn frustraties over het belachelijke beleid uit, maar de dorpelingen lijken zich er niet druk om te maken. De film is absurdistisch en gevuld met symboliek, en af en toe te lang, maar wel indrukwekkend.

Theater / Voorstelling

Trio zonder rode lijn

recensie: Spell m-a-n (Congo)

Twee diepstarende ogen die verwonderd kijken, als van een kind. Met deze blik brengt een mysterieuze vrouw tien mannen het hoofd op hol. In het licht absurdistische verhaal van Paul Pourveur, het eerste in het drieluik Spell m-a-n (Congo), gaan de tien mannen op zoek naar de vrouw van wie ze niets weten behalve dat ze heel mooi en doordringend kan kijken. En dat ze in Congo is.

Drie acteurs vertellen acterend (of acteren vertellend) de reis in een mooi, sfeervol decor met Aziatische tinten: een warme, rode achtergrond, een enorme vijver waarin tientallen witte lotusbloemen drijven. Alleen heeft dat decor weinig van doen met de inhoud van het verhaal, dat van New York via Griekenland naar de Afrikaanse bush-bush leidt. Dat wringt wat, maar het is overkomelijk, want het relaas van de tien mannen is zeer vermakelijk.

Soepel en ontspannen

~


Jasper Boeke, Vincent Croiset en debutant op het toneel Michiel Huisman vullen elkaar erg goed aan. Hun relaas is boeiend en grappig, het acteerwerk soepel en ontspannen. Ze zijn vooral vertellers van het verhaal, maar kruipen nu en dan subtiel in de rol van één van de mannen. Dat levert leuke en mooie momenten op, zoals Huisman als de ‘mooie jongen die verder niks kan want hij is al knap’ of Boeke die de luchtige sfeer even laat omslaan als hij in de rol van taxichauffeur Fred stapt en zich langzaam realiseert hoezeer hij zijn familie mist. Of de mannen, die als in een heuse ‘reality-soap’ om internationale media-aandacht mogen rekenen en één voor één afvallen, hun doel bereiken, is eigenlijk niet van belang. Er wordt ook niet te lang bij stilgestaan, want vrijwel direct na het laatste woord loopt de scène over in een muzikaal intermezzo.

Ricky Koole zingt

Voor dit intermezzo, tussen de eerste en de laatste toneeltekst, heeft regisseur Karina Kroft gekozen voor muziek. Ricky Koole zingt Sam Cooke en Joni Mitchell voor ze aan haar monoloog begint: een net zo absurde maar geestige zoektocht naar het antwoord op de vraag of zij Marilyn Monroe is? Ze duikt in haar eigen lichaam, haar darmen, haar bloed en uiteindelijk haar dna. Even lijkt het of je zit te kijken naar een overenthousiaste biologielerares die haar verveelde leerlingen probeert te overtuigen van het wonder der natuur, maar langzaam groeit het besef bij deze vrouw dat haar lichaam meer is dan ze kan bevatten en de intensiteit van haar woorden en bewegingen nemen hand over hand toe.

Ze bezoekt alle hoekjes en gaatjes in haar jonge meisjeslichaam, zelfs de plekjes die nu nog sluimeren tot ze volwassen is. “Mijn ouders komen binnen. Ik hoop dat ze niet doorhebben dat ik in mijn erogene zones ben gaan neuzen.” Uiteindelijk komt ze tot een conclusie die een heel mooie gedachte weergeeft. Haar lichaam als getuigenissenboek, met dna waarin de evolutie van honderdduizenden jaren, startend in de oersoep, te lezen valt.

Zoektochten

~


De zoektochten in het eerste en tweede deel staan mooi tegenover elkaar. Beide licht absurdistisch, en hoewel Ricky Koole zich prima redt in haar rol, is het tweede deel wat minder boeiend en vermakelijk dan het eerste deel. Dat is overkomelijk, in tegenstelling tot het muzikale gedeelte halverwege. Koole toont zich een begenadigd zangeres, daar ligt het zeker niet aan. Maar het toont geen enkele overeenkomst met de toneelteksten eromheen. Nu is een rode lijn heus niet altijd een voorwaarde voor een geslaagde voorstelling, en Spell m-a-n (Congo) is een aanradertje, maar je mist die rode lijn toch en dat is jammer.

Theater / Voorstelling

Avondje op de drempel van doorbreken

recensie: Productiehuis Brabant - Nieuwe Lichting

Wat doe je als je productiehuis bent en je tien jaar bestaat? Een feestje bouwen, natuurlijk. Het zegt alles over Productiehuis Brabant dat het tijdens dat feestje een week lang de makers centraal zette en de kijkers zo een kijkje gunde in de maakprocessen van hun voorstellingen. Conclusie van een avondje Nieuwe Lichting in de Verkadefabriek: Brabant bruist, en zit boordevol talent op de drempel van doorbreken.

De Verkadefabriek in Den Bosch is het thuis van het Productiehuis. Normaal gesproken staan alleen de kleine en de grote zaal open voor voorstellingen die zijn makers maken, maar deze week mogen bezoekers vrij letterlijk achter de schermen. In een vergaderruimte boven (de ‘bovenkamer’) leest schrijfster Anna van der Kruis een prille tekst voor, terwijl in de grote zaal Lenneke Maas’ eerder beproefde voorstelling Hunted een reprise beleeft. Eerder op de avond speelden twee net afgestuurde actrices het door Marcel Lenssen geschreven Naar nog eens voor publiek in de kleine zaal. Als staartje leest Lotte Veenstra het theaterdebuut van auteur Rob Kappen, Macropsie, speciaal voor deze week geënsceneerd door Kim Zonneveld in de eigen repetitieruimte van het Productiehuis. In de gangen, hallen en zalen tonen schermen verder projecten van onder meer Lala, Project Sally en Leonard en Jeroen. En prachtige foto’s van de Brabantse topfotograaf Joep Lennarts. Wie even genoeg heeft van alle cultuur, kan op de binnenplaats een ‘commercieel’ patatje appelmoes gaan eten in Liesje Diemonts minimall, Keten ’t Hartje.

Slimme zet: om alle onderdelen van een avond te zien, is onmogelijk. Je wordt dus van harte uitgenodigd nog eens terug te komen. Zinvol, want op de andere avonden stonden er ook nog andere makers die door Productiehuis Brabant worden gestimuleerd, gesteund en geproduceerd in de spotlights.

Naar

: reünie voor twee

~


Het simpele woordje ‘naar’ betekent vervelend, maar ook een richting in plaats of tijd. Marcel Lenssens intelligente tekst met die titel gaat al die kanten op. Het stuk is geschreven in sappige spreektaal. Behalve misschien als het woord ‘werkelijk’ gebruikt wordt, in plaats van ‘echt waar’, maar de werking daarvan is fantastisch. De woorden zijn op de lijven van de twee vriendinnen Ilse Schaminee en Lonne Gosling geschreven, zelfs al kunnen ze in het echte leven uitstekend met elkaar overweg en weten ze zich op de vloer geen raad (meer) met elkaar.

Naar is een reünie in het klein, beslist herkenbaar voor velen. Twee oude schoolvriendinnen hebben met elkaar afgesproken in een restaurantje. Ze hebben elkaar jaren niet gezien, omdat Lonne in Kenia werkt als fundraiser. Ze willen niks liever dan het weer met elkaar vinden zoals toen, blijkt uit de krampachtige omhelzing waarin ze verstrengeld zijn als het publiek binnenkomt. Maar het mag niet zo zijn. Aan een tafeltje en aan de wijn – meer decor is er niet – komen ze simpelweg niet nader tot elkaar, hoe hard ze het ook proberen.

Langzaam maar zeker krijgen we inzicht in de vrouwen en vooral in de onderlinge relatie. Lonne is geworden wat eerder van Ilse verwacht werd. Ze kijkt nerveus om zich heen voor erkenning van alles wat ze zegt. Ze wordt door Ilse dom gevonden, vindt nergens echt iets van, heeft nooit een gefundeerde mening. Ilse zelf is blijven steken in iets waar ze in eerste instantie zelfverzekerd overheen lult door Lonne het hemd van het lijf te vragen, om later alsnog te breken in een rake faalbiecht. En jeetje, wat zit er veel oud zeer, dingen van toen die niet zijn uitgesproken. Triest en pijnlijk om te zien, dat onvermogen, zeker. Maar Lenssen brengt het meer dan draaglijk onder woorden, niet in de laatste plaats door zijn grapjes op de grens en het gebruik van het ‘vermoeden van Poincaré’ en zijn mythische oplosser Grigori Perelman als bindend verhaal over vorm of inhoud.

De twee net afgestudeerde actrices suggereren met kleine gebaartjes en (afgewende) blikken veel meer dan ze uitspreken. Ze spelen het bovendien zo dat niet een van de twee je expliciete sympathie krijgt; het wisselt een beetje wie je oprecht en aardig vindt en dat komt beslist niet alleen door de tekst. De kans is klein dat met deze jonge vrouwen gebeurt wat ze op de vloer laten zien. Hun talent zal ze ver brengen.

Lenneke Maas heeft in de eindregie wat waardevolle puntjes op de i gezet, waardoor vooral de wisselende dominantie aan de tafel aan kracht wint. Grappig ook hoe de twee vrouwen samen een safari-outfit dragen: de een de zandkleurige broek, de ander de jas. Alsof ze toch een soort van samen in Afrika waren al was de een er alleen…

Anna van der Kruis: ontdekkingstocht

~


In de ‘Bovenkamer’ leest de jonge schrijfster Anna van der Kruis een korte tekst die ze vorige week heeft afgerond, Pee. Het is een bewerking van een stukje tekst dat ze eerder al op papier zette en de basis voor een avondvullende voorstelling die ze gaat schrijven. Spannend, vindt ze, want dat doet ze voor het eerst. De maakster die afstudeerde aan de Utrechtse Hogeschool voor de Kunsten schreef eerder vooral proza en korte toneelteksten. Ze is dit theaterseizoen ‘schrijver in residence’ bij Productiehuis Brabant.

Bij de tekst Zo, die in maart als tekstlezing op Festival Cement te zien was, kwam ze erachter dat de uit te spreken tekst die ze schrijft niet voldoende is als input voor een enscenering. Vooral omdat ze graag weinig woorden gebruikt en liever veel suggereert. Wat ze ermee wil, zit in haar hoofd, maar als anderen ermee aan de slag moeten, zal het toch echt explicieter moeten. “Ik moet niet aanwezig hoeven zijn om het uit te leggen.”

Gelukkig zit ze midden in een leerproces. Ze heeft het op Cement ervaren gegeven meteen aangegrepen om Pee wat meer dicht te timmeren. Nog steeds niet in de gesproken tekst, maar wel in de regieaanwijzingen tussendoor. Dat doet ze heel beeldend, tot in het kleinste detail zelfs: “Vlak onder het raam een aansluiting voor elektriciteit waaruit tal van draden komen, blauw, beige en zwart. Iemand zet een toiletpot neer en een oranje emmer, in de aarde.” Wat ze belangrijk vindt, is te kijken of ze de tekst-met-aanwijzingen zo kan schrijven dat een regisseur of acteur er mee kan werken. Dat het dan iets anders wordt dan ze opschreef, is niet erg, als ze maar duidelijk maakt wat ze bedoelt.

In het gesprek met de luisteraars na de lezing geeft Van der Kruis ook aan dat ze echt midden in een zoektocht zit. Ze heeft een opleiding theaterschrijven gedaan en wil niets liever dan een tekst schrijven die geweldig staat op de vloer. “Ik denk dan aan wat Virginia Woolf zei toen ze Proust had gelezen: dit is zo briljant, daar kom ik nooit overheen, dus ik kan net zo goed dood. Je schrijft toch omdat je het anders wilt doen dan een ander, omdat je denkt dat je iets toe te voegen hebt. Dat heb ik. En ik wil ontroeren. Ik weet alleen nog niet hoe het moet.”

Of theaterschrijven nou echt haar ding is, moet ze nog ontdekken. “Het kan zijn dat het me straks, als het af is, niks doet. Maar nu geloof ik er nog in.”

Misschien wordt het uiteindelijk wel proza, of film, suggereren anderen aan tafel. Maar hopelijk toch niet voordat wij hebben kunnen kijken naar de wederwaardigheden van Piet, die tegen het decor van zijn caravan zijn eigen verjaardagsfeestje opgedrongen krijgt door zijn familie. En voordat we weten waar die oranje emmer goed voor is.

Macropsie: lang leve de hiphoplilliputter

Een meisje van zeventien. Ze groeit op in een mini-commune met vier zweverige ouders die ze geen papa en mama mag noemen – Henk, Peter, Hanna en Suzanne, punt. Ze haat haar broertje, de dwerg-mc. Ze is bijzonder gefascineerd door de evolutie, ruimte en tijd. En ook door reïncarnatie, maar vooral vanuit cynisch perspectief: “Wat we geweest zijn, zie ik niet. Maar wat we gaan worden wel. Henk wordt… weer Henk, die kan niks anders. En Jason reïncarneert als kiezelsteentje. O nee, dan heet het zielsverhuizing, van mens naar ding.” Het is duidelijk: voor haar is evolutie is vetter dan karma.

De vergelijking met Houellebecqs oeuvre, met name Elementaire deeltjes, dringt zich redelijk eenvoudig op. Recht voor z’n raap. Hippies tegenover harde wetenschap. De vrije keus als ultieme maatstaf, al leidt die tot ontsporingen, ontevredenheid en ongeluk. Geeft niks, dat is een thema waar we nog lang niet over zijn uitgepraat en schrijver Rob Kappen praat er bijzonder interessant over. Bovendien heeft hij iets voor op de Franse kont-tegen-de-kribber: hij is niet vertaald, hij schrijft in het Nederlands. En staat daarbij garant voor een berg nieuwe samengestelde (scheld)woorden goed voor glimlach tot grijns: scharrelpigmee, mannetjesbonobo, lollystokkenconcept en hiphoplilliputter moeten minstens in het Onze Taal-overzicht van december. Mooie zin voor de annalen: “De regering zou iets moeten doen aan ICT-jongens met moeders op zwemles.”

Alle woorden van Macropsie komen vanavond uit de mond van Lotte Veenstra, die de tekst leestspeelt in een eenvoudige enscenering van Kim Zonneveld: tafeltje, stoeltje, bijenkorf, gitaarkist, klein keyboard. De tekst zit er al bijna helemaal in, slechts heel af en toe heeft ze de blaadjes nog nodig. Ze ziet eruit als de late tiener die ze moet zijn: haar ranke lijf in een spijkerbroek met slippers eronder en fladderig zomerjurkje erover.

Wat ze zegt, is misschien wel iets te wijs voor een giebelige 17-jarige. Maar goed, anno 2007 bulkt het van de briljantjes, dus het is niet geheel onmogelijk dat iemand van die leeftijd zich al mateloos stoort aan de mooi=getalenteerd-redenering. Babette, zo heet ze, dolt wat over puberzaken, maar komt steeds weer in bloedserieuze overwegingen terecht. Een kwetsbaar meisje vol stoere praat met inhoud. Zeer zeldzaam.

Babette heeft een afwijking: ze weet vaak niet waar ze is. Vast een metafoor voor haar onduidelijke plek in een maatschappij die haar van jongsaf te vrij vond en raar. En misschien zelfs wel voor de hele wereld, waarin de letterlijke plek van iets dan wel keihard vastligt, maar de positie van landen, regeringen, mensen, rollen ten opzichte van elkaar steeds verandert, afhankelijk van hun ‘keuzes’.

Keten ’t Hartje: de liefste CEO

~


Ze begon bescheiden, kunstenares Liesje Diemont, met een frietkot dat ze Cafetaria ’t Hartje noemde. Klein houten hutje, lichtend hartje op het dak, frituur erin en aan de slag. Goeie frietjes met appelmoes op een krantje. Lekker na een avondje theater of tussendoor.

Maar de uitbreidingsdrang sloeg toe en toen kreeg Cafetaria ’t Hartje er een café bij met livemuziek. En inmiddels, pas een jaartje later, is het bedrijf al trekkend door Nederland uitgegroeid tot Keten ’t Hartje. Het conglomeraat van de nog jonge Diemont bestaat nu uit en hairstylingcafetariapodiumdancingbargokkencomplex en staat deze week opgesteld op de binnenplaats van de Verkadefabriek. Niet dat die zo groot is. Liesjes mall is fijntjes, net als de CEO zelf, die vriendelijk kletsend over de werkvloer wandelt en met alle werknemers en klanten praatjes maakt. Overigens: binnen gebeurt naast bar-disco iets wat meer lijkt op een naaiatelier dan op hairstyling. Zou kunnen dat het hairstylingsbedrijf er pas intrekt als het naaiatelier klaar is met het aanleggen van een voorraad ’t Hartje-T-shirts.

De ambities van Liesje Diemont vertelde ze kortgeleden tegen het Brabants Dagblad: “Een dikke vette auto met chauffeur, die de hele dag met ronkende motor op mij staat te wachten. In het ’t Hartje hangt al een schilderijtje van die droom.” Dat is waar haar installatie om draait: het waarmaken – of eigenlijk juist niet – van dromen. Wie haar een beetje kent, weet dat die uitspraak in de krant onzin is. Ze is kunstenaar, geen manager. Het gaat om het punt, niet om de omzet. Voorlopig is ze al blij met de productieleider die ze van het Productiehuis kreeg voor deze week, zodat ze zelf niet hoeft te zorgen voor de lampen en de techniek…

Voor meer informatie over Productiehuis Brabant, kijk hier
.