Film / Films

Schrijfster eist haar plek op

recensie: Colette (vod/dvd)

Het lijkt wel een hype, maar dat zou het genre tekort doen. Het laatste jaar stapelen de biografische films over schrijfsters zich op. En daarmee zien we dat de thema’s van #MeToo en #TimesUp een vaste plek in het filmlandschap hebben verworven.

Mary Shelley, de schrijfster van Frankenstein, kreeg haar film. Lee Israel vervalste brieven van mannelijke schrijvers en schitterde in het zwartkomische Can you ever forgive me?. In Becoming Astrid zagen we de jonge jaren van Pipi Langkous-bedenkster Astrid Lindgren.

En dan waren er nogal wat fictieve schrijfsters die worstelden en (meestal) bovenkwamen. De vrouw achter de Nobelprijswinnaar in The Wife, de would-be dichteres in The Kindergarten Teacher, en Engelse schrijfster met de mannennaam in The Guernsey Literary and Potto Peel Society.  Allemaal – fictief of niet fictief – hebben ze te maken met mannelijke onderschatting of zelfs onderdrukking.

Schandaalsucces

De meest interessante film in het genre hebben we dan nog niet eens genoemd. Colette gaat over de de Franse schrijfster met diezelfde naam (1873-1954). De film concentreert zich op de jaren dat zij zich als schrijfster ontplooit. Colette (Keira Knightley) is aanvankelijk een bleu meisje uit de provincie. Wanneer ze trouwt met de oudere womanizer Henry Gathier-Villars (Dominic West) en naar Parijs verhuist, bloeit ze op. Henry publiceert goedverkopende bellettrie onder de naam Willy.

Maar, wanneer hij in een writers block belandt, neemt zijn jonge vrouw het over. Ze schrijft onder zijn naam een serie over de opgroeiende Claudine waarin alle streken van haar schuinmarcherende en liegende man zijn verwerkt. Vanwege de openlijk seksuele ondertoon van de romans worden de boeken in het Parijs rond de eeuwwisseling een groot schandaalsucces.

Emancipatie

Regisseur Wash Westmoreland (Still Alice) neemt alle ruimte om de complexe relatie tussen Willy en Colette te schetsen. Hij is een egocentrische macho die haar gebruikt als muze, tegelijkertijd geeft hij haar de kans om te schrijven. Haar schaamteloze proza doet het bijzonder goed in het losbandige fin-de-siècle. De twee kunnen aanvankelijk niet met en niet zonder elkaar leven. Mede omdat Willy haar in het openbaar geen enkele credit gaf als ghostwriter van zijn romans en zij geen enkel recht kon doen laten gelden op haar eigen werk.

Wanneer Colette uiteindelijk voor zichzelf en de totale vrijheid kiest, krijgt de film een bredere context dan alleen dit interessante, particuliere leven. Colette begint te experimenteren met open relaties, erotiek, travestie en lesbische liefde. Dan valt ook de rol die de schrijfster had in de emancipatie van vrouwen en homoseksuelen op zijn plaats. Zelfs voor Parijse begrippen moet het een schok zijn geweest toen Colette zich in mannenpakken ging kleden en een relatie aanging met de transgender markies Izzie.

De film is extatisch vormgegeven waarbij de Parijse bohemiensfeer rond 1900 met nachtclubs en revues bijzonder goed is getroffen. Keira Knightley doet waar ze als actrice het beste in is. Haar rollen in kostuumdrama’s voelen nooit ouderwets, als kijker kunnen we heel natuurlijk meegaan in de metamorfose van haar karakter. Als publiek uit de 21-ste eeuw verplaatsen we ons aan de hand van Knightley ruim een eeuw terug in de tijd en begrijpen dit tijdperk zowaar even. Dat maakt van Colette een uitstekend kostuumdrama. En die films over de levens van schrijfsters, daar mogen er veel meer van worden gemaakt.

Theater / Voorstelling

Tryptich kraakt kritische noot niet overtuigend

recensie: Bryce Dressner, Roomful of Teeth, Akso|Schönberg - Triptych (Eyes of One on Another)

De interdisciplinaire performance Tryptich (Eyes of One on Another) levert een interessante herinterpretatie van het werk van Robert Mapplethorpe, maar slaat soms ook de plank mis.

Tryptich is opgedeeld in drie segmenten, te weten X, Y en Z – overeenkomstig de gelijknamige
portfolio’s waarin de Amerikaanse fotograaf Robert Mapplethorpe in de jaren zeventig en tachtig
stillevens van bloemen, zwarte naakte modellen en de homoseksuele BDSM-cultuur van New York
vastlegde. Daarmee creëerde hij een oeuvre dat toentertijd grote controverse veroorzaakte om zijn
expliciete portrettering van seks en fetisjisme, en daarmee een nationaal gevoerde discussie op gang
bracht over zedelijkheid en censuur.

Is Mapplethorpes werk nog steeds zo controversieel? Valt mee, ben je geneigd te denken, gegeven
het feit dat zijn werk groot getoond wordt in de grote zaal van Internationaal Theater Amsterdam
tijdens een sjiek theaterfestival; ook nog voor een veelal grijs publiek. Toch wel, als je bedenkt dat
het explicietste materiaal van BDSM-acts niet getoond wordt. Stijve piemels à la, anale fisting, toch
maar niet.

Tryptich is een technisch vernuftige voorstelling: de foto’s worden geprojecteerd op grote doeken,
waarachter de muzikanten van Asko|Schönberg en de vocalisten van Roomful of Teeth soms
doorschijnen. Laatstgenoemden plaatsen het werk van Mapplethorpe in een tekstuele, soms
poëtische context, met onder meer teksten van Patti Smith, met wie Mapplethorpe een tijd een
relatie had. Soms sluiten de doeken de achtergrond ook geheel af, zodat een enkele performer
(Martell Ruffin) overblijft op het toneel. Had hij dertig jaar eerder geleefd, dan had hij een van de
modellen van Maplethorpe kunnen zijn. Zijn optreden is minimalistisch maar aanwezig, uitdagend
blijft hij de zaal inkijken, zich schijnbaar weinig aantrekkend van de foto’ achter hem.

Ode en kritiek

Tryptich wil zowel een ode brengen aan Mapplethorpe als zijn werk in een kritisch daglicht plaatsen.
Dit doet het met name wanneer zijn Z-portofolio aan de beurt komt, waarin Mapplethorpe zwarte
naakte modellen portretteerde. Hier wordt de ondertitel van de voorstelling van belang: ‘ogen van
de een op de ander.’ Wat is de relatie tussen fotograaf en model? Gaat het hier om een gelijke,
menselijke relatie? Of objectiveert de blik van de fotograaf zijn model? Onderwijl zingt Roomful of
Teeth teksten van onder meer Essex Hemphill, die Mapplethorpe bekritiseerde op het fetisjeren van
zwarte lichamen. Zo wordt Tryptich een voorstelling over machtsrelaties en objectivicatie.

Met de rol van performer Ruffin lijkt Tryptich deze kritiek op Mapplethorpe breder te willen trekken
naar het publiek in de zaal. Ruffin zoekt de confrontatie met het publiek op, kijkt hen minachtend
aan, lacht het publiek zelfs uit. Hier wordt ons iets verweten, zoveel is duidelijk. Maar wat precies?
Zijn wij de objectiverende blik? Doen wij aan fetisjeren? Of wordt juist het publiek nu geobjectiveerd,
als zijnde een koekje van eigen deeg? Als het doel van Tryptich is om dergelijke reflectie te weeg te
brengen, dan is het werk van een outsider als Mapplethorpe, die zich ver buiten de
mainstreamsmaak bevindt, waarschijnlijk niet de goede ingang. Mapplethorpe is niet het Holland
Festival-publiek, het Holland Festival-publiek is niet Mapplethorpe. Impliceren dat dat wel zo is, doet
beiden geen recht aan. Zodoende wordt deze kritische noot niet overtuigend gekraakt.

Theater / Reportage
special: Oerol 2019

Oerol 2019: Anders kijken

8WEEKLY bezocht ook dit jaar weer het Oerol festival. Ik leerde hoeveel je ziet in het donker bij Bart van de Woestijne, zag de kunstenaar in de autist bij Romana Vrede, keek hoe mensen in elkaar konden schroeven bij Alexander Vantournhout en tuurde naar de horizon met Post Uit Hessdalen.

Bart van de Woestijne – In order of dissapearance

In In order of dissapearance, loop je een eigen route door het bos, om vervolgens in een houten box te verdwijnen en de wandeling in de krochten van je binnenste te vervolgen.

Bart van de Woestijne rijkt de acht toeschouwers ieder een sleutel met een gekleurd touwtje aan. Acht kleuren voor acht verschillende routes door het bos. In order of dissapearance lijkt in eerste instantie een soort begeleide meditatie. Terwijl je door het bos loopt leidt de stem Van de Woestijne je blik langs bewegende takken, naar de toppen van de bomen en naar degene die naast me staat. “Heeft diegene zich gekleed op het weer? Hoe heeft diegene zijn armen?” Dan draait de lens “Stel je voor wat diegene ziet als die naar jou kijkt.” En zo zijn wij beiden – terwijl we naar elkaar kijken – ineens meer met onszelf bezig.

Een oefening in kijken

De oefening van kijken is een terugkerend motief in het werk van Van de Woestijne in 2018 liet hij het publiek op Cementfestival een uur lang naar een levend paard op het podium kijken, afgelopen editie was dat een spelende peuter. Ook In order of dissapearance is een oefening in observatie, van de omgeving, maar vooral van je eigen binnenste.

De korte route door het bos leidt naar een kleine houten box. Met de sleutel aan mijn groene touwtje open ik de deur, neem plaats op een stoeltje en doe de deur dicht. Ik kijk door een glazen spiegelwand uit over het duinlandschap. Als onder een glazenstolp bewonder ik het landschap en mijn eigen afwezigheid daarin. Weer klinkt de stem van Woestijne nu over de speakers in het hokje: ‘Dit landschap zou van een eeuw geleden kunnen zijn, of misschien wel van de toekomst.’ Duidelijk is dat dit landschap er vóór mij was en ook na mij zal zijn. Zo confronteert Van de Woestijne de toeschouwer als vaker in zijn werk met de eigen vergankelijkheid.

‘Hij pelt de vele lagen van het zijn af’

Waar vele theatermakers op Oerol het schone duinlandschap van Terschelling in hun werk gebruiken, doet Van de Woestijne iets onverwachts. Met veel geratel schuift een donkere wand over het glas. Van Woestijne ontneemt je het zicht. Terwijl het landschap verdwijnt zie ik mijzelf in het glas gereflecteerd, totdat het echt donker wordt. In het donker wordt in In order of dissapearance een oefening in denken: ‘Wat als er iemand die er precies zo uitziet als jij precies zo doet. Jouw geliefden lief heeft. Wat als jij verdwijnt?’ Hij pelt de vele lagen van het ‘zijn’ af. ‘Hoe weet je dat je niet verzonnen bent?’ Van de Woestijne werkt toe naar een essentie, die hij deels invult. Geen ‘cogito ergo sum’, want Van de Woestijne lijkt meer waarde te hechten aan lichamelijkheid.

In order of dissapearance is ervaringstheater, en zo blijkt mijn ervaring volkomen anders dan de vrouw die twee hokjes naast me zit, zij houdt de deurklink angstvallig vast omdat ze bang is in het donker. Of de vrouw in het hokje rechts van me, zij danste op de muziek vertelt ze na afloop. Ik ergerde me aan de muziek, die als een elektronisch vrolijk wachtmuziekje goedkoop  contrasteerde met het unheimische gevoel dat Van Woestijne met zijn zoemende soundscape eerder neerzette.

Wat In order of dissapearance een sterk werk maakt is hoe Van de Woestijne het perspectief van de toeschouwer weet te kantelen van buiten naar binnen. Door met het licht te spelen confronteert hij je met een spiegelbeeld waarvan je op den duur gedissocieerd van raakt. Vooral in vorm is In order of dissapearance een beklemmende ervaring.

Romana Vrede – Who’s Afraid of Charlie Stevens

Ook Romana Vrede daagt mijn kijken uit in Who’s afraid of Charlie Stevens. Wat als we haar zoon Charlie Stevens niet als autist zien maar als kunstenaar? Dan worden zijn neuriënde geluiden muziek, zijn repetitieve bewegingen dans en zijn uitspattingen kunst.

In Who’s afraid of Charlie Stevens vormt de zwaar autistische zoon van Romana Vrede het uitgangspunt van de voorstelling. De vier performers van CLUB GEWALT belichamen Charlie. Het zijn energiebommen, onhandelbaar en onberekenbaar. Ze pulken aan het behang op de muur, ze berijden de theaterlampen en ze zitten aan het haar van het publiek. In Who’s afraid of Charlie Stevens duiken de performers in de belevingswereld van Charlie, of een interpretatie daarvan – Charlie kan immers niet praten.

Vrede spreekt rustig in de microfoon ‘Charlie zie je jezelf als kunstenaar?’ Het repliek is een muur van geluid. De vier performers van CLUB GEWALT buigen zich over hun synthesizers en gaan los, aangemoedigd door de beats van Robbert Klein. De geluiden overspoelen het publiek. Een volgende vraag van Vrede, weer een muur van geluid: Een dialoog lijkt niet mogelijk.

‘Zoals kunst kan communiceren zonder woorden, zo communiceert ook Charlie’

Who’s afraid of Charlie Stevens is een montagevoorstelling, waarin we impressies van Charlie meekrijgen. Zoals kunst kan communiceren zonder woorden, zo communiceert ook Charlie. De muziek van Robbert Klein vormt een associatief spreekkoor, in de snippers van Disney songs ontvouwt zich een logica.

We zien de machteloosheid van Vrede wanneer ze de vier dartelende performers in het gareel proberen te houden. Maar we zien bovenal de innige band die moeder en zoon hebben, in de momenten van rust. Zoals de ontroerende scene waar ze het naakte lijf van  performer Dook van Dijck insmeert met Nivea Creme. Of het moment waarop ze beseft dat haar zoon gelukkig is zoals hij is.

‘Soms moet je ook een beetje moeite doen’

In het nagesprek laat een oudere vrouw in het publiek weten dat de muziek haar afschrok: ‘Van waar die indringende muziek aan het begin?’ Vrede zegt: ‘Soms moet je ook een beetje moeite doen.’ Moeite doen, beter luisteren, om de muziek te horen in het geluid. Het kan in eerste instantie als een toeter klinken, maar als je langer luistert hoor je allerlei kleine nuances in de ritmes. Misschien is het net zo met Charlie Stevens denk ik, soms moet je beter kijken, om de schoonheid te zien in het autisme. Who’s afraid of Charlie Stevens is een pleidooi om anders te kijken. Om niet de beperking te zien van het autisme, maar de kunst.

Alexander Vantournhout – Screws

Screws is een kruisbestuiving van circus en dans. De voorstelling bestaat uit vijf nummers en speelt langs verschillende locaties rond de oude campus van Terschelling. Het publiek wordt uitgenodigd om per locatie zelf een gezichtspunt in te nemen. Bij het eerste nummer zit het publiek rond een plein. Twee performers draaien als schroeven in en weer uit elkaar. Het circus van Vantournhout heeft iets rauws en ongepolijst. Het grind knarst onder de voeten van de performers. De performers zijn zo goed op elkaar ingespeeld dat niet te zien valt waar de beweging begint en waar die ophoudt. In een kluwen wordt niet langer duidelijk: wiens been of wiens arm?

‘Hun prestaties worden gretig beloond door het publiek’

De performers zijn virtuoos. Vele malen worden hun prestaties, gretig beloond door applaus uit het publiek. Hier en daar hoor je een ‘jeetje’, ‘goh, moet je daar eens kijken.’ gevolgd door een ‘dit zouden wij misschien ook nog wel kunnen.’ Ik stel me voor hoeveel van de toeschouwers na de voorstelling zelf het trucje dat ik als kind leerde uithalen: Met de ruggen tegen elkaar, de armen ineen gehaakt om dan van de grond af samen omhoog te komen.

Het terugkerende motief in Screws is het in en uit elkaar schroeven van de lichamen, waarbij de performers elkaar nodig hebben om in balans te blijven. In ieder deel van Screws lijken de performers voor een andere uitdaging te lijken staan. Ze hangen ondersteboven met hun voeten gebonden aan een rails ze doen een balans act op spijkerschoenen. In plaats van te vechten tegen de beperking van het onmenselijke materiaal onderzoeken ze wat het materiaal met hun beweging doet.

Niet de beperking, maar de mogelijkheden

Het is iets wat Vantournhout in zijn solo voorstelling ANECKXANDER (2015) al deed. Daarin deed hij flik flaks terwijl hij zwarte plateauzolen en zware bokshandschoenen droeg. Hij kon de draai daardoor steeds net niet maken. In Screws lijkt hij niet de beperkingen op te zoeken van het materiaal, maar juist de mogelijkheden. In het derde nummer van Screws danst Vantournhout een sierlijke solo -of eigenlijk duet- met een zware bowlingbal. Door het gewicht van de bowlingbal, zwaait Vantournhout net iets harder. Hij speelt met het publiek, want terwijl hij zijn arm met het grootste gemak rond zwiept zie je velen denken, maar wat als hij de bal plots los laat…

Post Uit Hessdalen – 15 149ft

Gelegen op het meest Oostelijke puntje van Terschelling zit het publiek bij Post uit Hessdalen op een ijzeren tribune. We kijken uit op de branding met in de verte de horizon. In het midden van die tribune staat een groot rad. Twee performers op blote voeten en in overall geklede performers beginnen aan het rad te draaien. Een dik touw komt uit het zand naar boven, er lijkt geen einde aan te komen. Trekken deze de horizon naar ons toe? Trekken ze ons naar de horizon? Het is 15419 stappen tot de horizon. De horizon achternalopen is zinloos, toch spint Post uit Hessdalen dat idee uit in hun voorstelling 15 419ft uit.

Een vrouw met een tuba verschijnt op het strand en speelt een melodie. Haar melodie wordt even later beantwoord door een tweede vrouw met trompet. Het Oostendense Post uit Hessdalen staat bekend om hun interdisciplinaire voorstellingen, in 15 419ft speelt de muziek minstens net zo’n grote rol als de tekst die uit een megafoon klinkt. Bovenal is 15 419ft een poëtisch en traag werk. Een dappere keuze van de makers, maar geen geslaagde. In deze setting krijgt het werk niet de verstilling die het nodig heeft om de magie van het turen in de verte over te brengen. Het houdt geen stand op Oerol.

‘In deze setting krijgt het niet de verstilling die het nodig heeft’

De tubaspeelster loopt richting de horizon haar klanken klinken steeds verder weg. We zien de andere vrouw in de verte op een gong slaan, maar het geluid komt pas later aan. Er zijn twee waarheden, wat mijn ogen zien en wat mijn oren horen. Post Uit Hessdalen maakt een compositie met de vertraging van het geluid: een compositie van afstand. Op momenten is dat magisch: in de verte horen we de Tubaspeelster terwijl ons oog haar niet meer kan waarnemen. Op andere momenten zijn de klanken zo vervreemdend dat ze je afstoten en je ze graag op afstand houdt.

Over de luidspreker horen we de vrouw die naar de horizon loopt haar stappen tellen. Ze corrigeert zichzelf: ‘Stop met tellen, niet zo met je armen bewegen, aan niets denken opgaan in de lucht of in een lichtspiegeling.’ Dat aan niets denken blijkt lastig. Waar Post Uit Hessdalen probeert een poëtische voorstelling over het vergezicht neer te zetten, is het publiek al lang afgehaakt. De vrouw naast mij zucht verongelijkt en krijgt vervolgens de slappe lach. Na de voorstelling hoor ik de vrouw zeggen, ‘Ja ik merk toch dat ik naar het theater ga om vermaakt te worden.’ Ik hoor de woorden van Romana Vrede in mijn hoofd: ‘Soms moet je een beetje moeite doen.’

Theater / Voorstelling

Vrolijke chaos vol overtuiging

recensie: De Nationale Opera, Nederlandse Reisopera en Opera Zuid - Il matrimonio segreto

Niet vaak zie je een opera waarbij er veelvuldig luide lachsalvo’s uit de zaal komen. Bij Il matrimonio segreto wel: de 18de-eeuwse klucht is uitermate speels, met verve geregisseerd en de jonge zangers van De Nationale Opera Studio hebben de lachers op hun hand.

Natuurlijk, een doorwrocht Gesamtkunstwerk van vijf uur en een diep devoot oratorium zijn natuurlijk prachtig, maar opera is het leukst als het olijk, ondeugend en over the top is. Il matrimonio segreto van Domenico Cimarosa bezit al deze kwaliteiten: een guitige zedenschets en comedy of errors ineen, met een razendsnelle opvolging van speelse aria’s en een libretto dat ruim tweehonderd jaar na dato nog steeds op de lachspieren werkt.

Het verhaal is een ouderwetse draaideurklucht. Carolina (Julietta Aleksanyan) en Paolino (Lucas van Lierop) zijn in het geheim met elkaar getrouwd. Carolina’s vader Geronimo (Cody Quattlebaum) wil zijn andere dochter Elisetta (Verity Wingate) uithuwelijken aan de poenerige graaf Robinson (Martin Mkhize), maar die voelt echter veel meer voor Carolina. Tegelijkertijd denkt Geronimo’s zus Fidalma (Polly Leech) dat Paolino verliefd is op haar. Niemand begrijpt het nog, de chaos is compleet.

Speels en doeltreffend

Deze jolige boel zou echter in een verkeerde regie volledig dood kunnen slaan, maar is bij Monique Wagenmakers en de vormgevers in goede handen. Het decor van Francesco Cocco bestaat bijna uitsluitend uit grijze kledinghoezen, waarachter de spelers elkaar najagen. De kostuums van Federica Miani zijn fraai uitgevoerde parodieën op de pruikentijd. Ook is er een belangrijke rol weggelegd voor het lichtplan van Alex Brok. Zo wordt de ontreddering van graaf Robinson als hij zijn aanstaande bruid ontdekt vergezeld van een lichtwisseling waar menig soap nog wat van kan leren. Alle elementen sluiten naadloos op elkaar aan en maken de opera tot een genot om naar te kijken.

Virtuoze muzikale humor

Naast visueel spektakel is Il Matrimonio ook een ideale showcase voor het aanstormend talent van De Nationale Opera Studio. Cimarosa’s muziek is doorspekt met spitsvondigheden en grapjes die vallen of staan bij een overtuigende uitvoering. Martin Mkhize springt eruit met zijn combinatie van arrogantie en onzekerheid en schittert in een aria waarin hij Elisetta moet overtuigen dat hij geen geschikte partner is. Aleksanyan weet Carolina juist neer te zetten als vrouw die zich ontworstelt aan haar vader en de graaf, om uiteindelijk haar eigen plan te trekken. De zes spelers worden begeleid door het Orkest van de Achttiende Eeuw, dat onder leiding van Gianluca Capiano de klanken van Cimarosa een extra zwier meegeeft.

Il matrimonio segreto sluit af met een volstrekt ongeloofwaardig happy end. Het maakt niets uit. Met een grote glimlach loopt het publiek de zaal uit, waar de bubbels staan te wachten.

 

Boeken / Non-fictie

De wil tot zijn

recensie: René ten Bos - Extinctie

Filosoof René ten Bos neemt met zijn nieuwste (en wederom fenomenale) boek Extinctie afscheid als Denker des Vaderlands.

Extinctie sluit naadloos aan bij twee eerdere boeken van Ten Bos. Dwalen in het antropoceen (2017) gaat over het tijdperk waarin de mens zijn stempel op de aarde drukt. Ten Bos is op zoek naar een begrip van de mens en diens verhouding tot zijn omgeving. Het volk in de grot (2018) gaat over de tegenstelling tussen het volk en de elite en hun relatie met de waarheid. Zijn nieuwe boek Extinctie gaat over de catastrofale tijd waarin wij leven en waarin door de mens veroorzaakte massa-extinctie plaatsvindt. En daarmee is iets opmerkelijks aan de hand: het raakt ons niet.

Onvoorstelbaar

Ten Bos’ heeft een eigen stijl die ontzettend fijn is. Rustig en onderzoekend benadert hij een onderwerp. De filosoof zet geen betoog op en is nergens normatief. In plaats daarvan neemt hij je mee op pad en daagt hij je uit na te denken, anders te denken en kritisch te denken. Extinctie gaat over het onvermogen van de mens om zich te laten raken door de grootschalige extinctie die vandaag de dag plaatsvindt. Zowel dierlijke als menselijke extinctie is iets waartoe wij ons niet kunnen verhouden en dat intrigeert Ten Bos.

Een van de redenen hiervoor is de onmogelijkheid de extinctie te denken. ‘Dat het leven van mensen ten einde komt, misschien zelfs het leven als zodanig, is iets volstrekt onbegrijpelijks.’ Ook de grote verlichtingsfilosoof Immanuel Kant wist dit al. De mens kan het einde van de dingen niet denken. En je verhouden tot iets wat ondenkbaar is, is onmogelijk. Toch gaat Ten Bos op zoek naar een manier waarop we ons kunnen verhouden tot het onvoorstelbare. Want de extinctie vindt plaats, de mens heeft er een rol in en de wereld verandert met grote snelheid.

Verwachtingen

Een van de redenen waarom de mens zich geen zorgen maakt om de extinctie, is omdat hij de verandering niet waarneemt. Deze problematiek in relatie tot de klimaatcrisis wordt ook wel het shifting baseline syndroom genoemd. Ten Bos noemt dit een soort kennisextinctie: de mens past zijn beeld van wat normaal is continu aan en merkt daardoor veranderingen niet snel op. Zo verwachtte iemand 30 jaar geleden bepaalde vogels te zien in het bos die hij nu nooit meer zou zien. De verwachting verandert en daarmee het ‘normale’. Zo kan het dus gebeuren dat de mens zijn omgeving op grote schaal verwoest zonder dat hij door heeft dat er iets aan de hand is.

Van extinctie zijn geen beelden en daardoor is het moeilijk er een relatie mee op te bouwen. Daarnaast kennen wij een groot deel van de uitstervende soorten niet. Bovendien hebben veel mensen het idee dat extinctie iets is wat bij de natuur hoort, op de ijsbeer die geen ijs meer heeft na dan. Er bestaat inderdaad zoiets als natuurlijke (of: achtergrond) extinctie, maar de huidige door de mens veroorzaakte extinctie gaat 45.000 keer zo hard. Dit onzichtbare gebeuren zal zich langzaam aan ons tonen, doordat hele leefgebieden en ecosystemen erdoor uit balans zullen raken.

Zijn en intimiteit

Ten Bos kiest geen richting maar overweegt verschillende manieren om over het onderwerp na te denken. In het tweede deel van Extinctie staat specifiek de extinctie van mensen centraal. Verschillende filosofen en wetenschappers die zich over dit onderwerp hebben gebogen passeren de revue. Zo ook de Duitse filosoof Lütkehaus met zijn aanklacht tegen wat volgens hem het grote axioma is van het westerse denken. Namelijk, het idee dat zijn iets goeds is en niet-zijn iets slechts. Volgens Lütkehaus wordt onze samenleving gekenmerkt door een wil tot zijn. Wellicht dat het ook dáárom zo moeilijk is het niet-zijn te denken.

Ten Bos slaagt er aan het eind van het boek in te laten zien op welke manier extinctie ons tóch kan raken. Als we onze omgeving en de dingen daarin zien als iets waarmee we een intieme relatie hebben, raakt de extinctie ons in onze intiemste zones. Hier gaat ten Bos verder op de filosoof Giorgio Agamben die stelt dat de dingen waar we een intieme relatie mee hebben, dingen zijn die we ons niet kunnen toe-eigenen. Zoals de wereld, onze taal, het lichaam, het landschap en de dieren. Hier vindt de extinctie plaats en dat is dichterbij dan we dachten.

Ten Bos schrijft met Extinctie wederom een prachtige filosofische verhandeling over een uitermate actueel en verontrustend onderwerp dat alle mensen op een bepaalde manier raakt. Zijn meanderende manier van schrijven is ook in zijn nieuwste boek prettig en doet bovendien het onderwerp recht aan. Absolute aanrader.

Theater / Voorstelling

McBurney vindt een fijne balans tussen humor en ernst in deze Kersentuin

recensie: De kersentuin - Internationaal Theater Amsterdam

Anton Tsjechov heeft als toneelschrijver heel wat klassiekers op zijn naam staan, en De kersentuin behoort tot de grootste. Nadat de Russische regisseur Lev Dodin in 2015 een versie op de planken bracht, is dit de tweede keer in relatief korte tijd dat De kersentuin op Holland Festival te zien is. Ditmaal door ITA, in regie van de vermaarde theater- en operaregisseur Simon McBurney.

Een vervallen landhuis? Check. Aan lager wal geraakte personages die hoofdzakelijk mijmeren over betere tijden en achter andermans partner aanzitten? Check. Een pistool dat ergens in het stuk afgaat? Check. Het moge duidelijk zijn, De kersentuin is in alles een typische Tsjechov.

In De Kersentuin komt mater familias Amanda (Chris Nietvelt) na een lang verblijf in Parijs terug op het landgoed van haar familie. Hier blijken de zaken er slecht voor te staan; het geld is op en Amanda’s familie leeft op de rand van afgrond. Om een nieuwe bron van inkomsten aan te boren, stelt zakenman en vriend van de familie Steven (sterk gespeeld door Gijs Scholten van Aschat) voor om de bij het landgoed behorende kersentuin om te hakken en op de vrijgekomen grond vakantiehuisjes te bouwen. Amanda hoort hem vriendelijk aan, maar kan of wil geen actie ondernemen. Afstand doen van de kersentuin is afstand doen van het verleden. En dat blijkt vanwege oude trauma’s een onmogelijke opgave. Liever verliest ze zich in feestjes en drank.

De kersentuin is een stuk over mensen die niet in staat zijn zich aan te passen aan nieuwe tijden. McBurney situeert zijn Kersentuin in een laat-twintigste-eeuwse setting. De flowerpowertijd is voorbij en het neoliberalisme doet zijn intrede. Terwijl het oude geld failliet is, zijn de armen van vroeger de kapitalisten van nu.

Komedie of tragedie

Zoals meer werk van Tsjechov, wordt De kersentuin gekenmerkt door een zekere fluïditeit die dubbelzinnige interpretatie rechtvaardigt. Is het nu een tragedie of een komedie? Tsjechov had het als het eerste geschreven en was geschokt toen hij zag dat regisseur Stanislavski, die in 1904 de allereerste versie op de planken bracht, er het tweede van had gemaakt.

McBurney weet in zijn versie een fijne balans te vinden tussen komedie en tragedie. Spelers als Robert de Hoog en Steven Van Watermeulen zetten een ronduit kluchtig personage neer, terwijl Chris Nietvelt als Amanda overtuigt in het drama. In het personage van Gijs Scholten van Aschat komt humor en ernst overtuigend samen: in de eerste aktes is hij een nauwelijks serieus genomen goedzak, later ontpopt hij zicht tot een selfmade men die zijn gram haalt door de kersentuin eigenhandig op te kopen tijdens een veiling. Waarmee hij zichzelf een positie boven de anderen verzekert en de rolverdeling in de nieuwe wereld bevestigt.

Toch slaagt McBurney er niet helemaal in om een overtuigende vertaalslag naar de huidige tijd te maken. Ja, op de achtergrond staat een kernreactor te paffen, maar erg gevaarlijk wil die niet worden. En doordat McBurney het stuk in de jaren 70 plaatst, is het niet helemaal duidelijk of we de korte monoloogjes over naderend klimatologisch onheil als serieus moeten interpreteren, of als het gezwets van overjarige hippies. Wat wil McBurney met De kersentuin zeggen over deze tijd? Dat blijft helaas in het ongewisse.

Kunst / Expo binnenland

‘Das Innere nach Aussen’

recensie: Maria Lassnig –Ways of Being

Wie een idee wil krijgen van het leven van Maria Lassnig (1919-2014), moet een beetje door de zalen van  de grote overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam heen- en- weer lopen. De bordjes over verschillende periodes hangen verspreid tussen de meer dan  tweehonderd kunstwerken. Van haar werk lukt dat wat makkelijker, als je één en ander op elkaar betrekt.

Zaalopname Maria Lassnig – Ways of Being, 2019, Stedelijk Museum Amsterdam.
Foto: Gert Jan van Rooij

Er is bij de niet chronologisch maar thematisch ingerichte zalen en kabinetten wél een hulpmiddel gebruikt: het onderdeel over haar Parijse jaren heeft bijvoorbeeld roze muren, haar New Yorkse jaren blauwe. Opvallend is, dat op de tekstbordjes de nadruk valt op mensen die Lassnig in respectievelijk Parijs en New York ontmoette, zoals de dichter Paul Celan en beeldhouwster Louise Bourgeois, van wie in de tuinen van het Rijksmuseum in Amsterdam overigens tot en met 3 november a.s. werk valt te zien. Informatief voor de context, dat zeker, hoewel Lassnig goed op eigen benen kan staan.

Körperbewusstsein

Soms doet zo’n ontmoeting er echter wel toe. Neem bijvoorbeeld Lassnigs Spreektralie (1999) waarin tralies het hoofd van een lichaam scheidt: ‘We zijn vreemden voor elkaar’ is de tekstregel van Celan die erbij hangt. Dat heeft niets met een Descartiaanse scheiding tussen lichaam en geest te maken, maar alles met wat Lassnig Körperbewusstsein (lichaamsbewustzijn) noemde: het probleem dat je je hersenen niet kunt voelen op de manier waarop je je benen, buik en borsten voelt. Dit leren we uit de film Iris (1971) over haar buurvrouw en vriendin.

Körperbewusstsein is hét centrale thema in het werk van Maria Lassnig, waarvoor ze in 1948 de term bedacht. Toen had ze haar studie in Wenen (tijdens de Tweede Wereldoorlog) al afgerond en stond op het punt uit te vliegen; van 1960-1968 woonde en werkte ze in Parijs (waar ze dus onder anderen Celan ontmoette). In 1968 verhuisde ze naar New York (waar ze dus onder meer Louise Bourgeois leerde kennen). In New York studeerde ze animatiefilm, waarvan in de tentoonstelling enkele voorbeelden zijn te zien. Haar beroemdste film, Kantate (1992) wordt op groot scherm ook vertoond. In 1980 werd Lassnig hoogleraar aan de Universiteit van Wenen. Daar overleed ze, in 2014.

Maria Lassnig, Dame mit Hirn, ca. 1990-1999. © Maria Lassnig Foundation

Zwevende hersenen

Wat dat lichaamsbewustzijn inhoudt, is duidelijk aan de schilderijen, tekeningen, films en beeldhouwwerken af te lezen: Lassnig beeldde alleen díe delen van meestal haar eigen lichaam af, die ze voelde. Op die manier mist het lichaam vaak een boven- of onderkant, is iets vaag gehouden of zweven de hersenen boven het hoofd. Zowel in vroeg als later werk, in het dierlijke Kopf (1963) en Dame mit Hirn (ca. 1990-1999), of het bronzen beeld Gehirnausschütterung (ca. 1979-1980).
Aan Lassnigs fascinatie voor dieren is een hele zaal gewijd, waarin de verhouding tussen mens en dier (vaak als alter ego) wordt belicht.

Maar er is ook nog iets anders. In een intrigerend zelfportret uit 1971 (Selbstporträt mit Regenschirm) is haar hoofd in cellofaan gewikkeld. Er is dus niet alleen een breuk tussen het gevoel van het hoofd en de rest van het lichaam, maar ook in de communicatie tussen het ik en de buitenwereld, lijkt ze te willen zeggen.
Een buitenwereld die haar werk lang niet altijd begreep. En dat doet, lijkt Glas im schwarzen Kopf (voor 2002) te suggereren, pijn. Immers: ook pijn is Körperbewusstsein.

Maria Lassnig, Selbstporträt mit Regenschirm, 1971. Courtesy Kunstsammlung des Landes Kärnten / MMKK, Klagenfurt. Foto: F. Neumueller. © Maria Lassnig Foundation

Dat neemt niet weg dat de kunst van Maria Lassnig op grote, gerenommeerde tentoonstellingen te zien was. Ze vertegenwoordigde Oostenrijk bijvoorbeeld op de Biënnale in Venetië (1980) en nam deel aan de documenta in Kassel (1982 en 1997).
In 1994 was haar werk ook in het Stedelijk Museum Amsterdam te zien, op Rudi Fuchs’ eerste Couplet-tentoonstelling, Das Innere nach Aussen. Een heel toepasselijke titel, eigenlijk ook voor deze grote, overrompelende overzichtstentoonstelling die nog op initiatief van oud-directeur Beatrix Ruf in samenwerking met het Albertina Museum in Wenen tot stand kwam. Een tentoonstelling om een paar keer naar toe te gaan, wil al dat indrukwekkende werk goed tot je doordringen. Met name het latere werk pakt je bij de lurven.

Film / Films

Ongeorganiseerde misdaad

recensie: American Animals (vod/dvd)

Een spannende overval, vertelt met de vaart van Reservoir Dogs en Ocean’s Eleven. Dat is American Animals, een heistfilm over vier studenten die op nogal amateuristische wijze een prijzig boek proberen te stelen.

American Animals is waargebeurd. In 2003 proberen vier jongens verkleed als hoogbejaarde mannen een zeldzaam exemplaar van de fraai geïllustreerde vogelencyclopedie Birds of America van John James Audubon uit een universiteitsbibliotheek te stelen. Dat curieuze gegeven alleen al is genoeg voor een vermakelijke speelfilm, maar filmmaker Bart Layton mikt hoger.

Hij verfilmt niet alleen de overval alsof het om een spectaculaire roof gaat, uitgevoerd door criminele professionals. Je zou American Animals kunnen bekijken als een slapstickvariant van Reservoir Dogs, de Tarantino-klassieker waar deze film regelmatig naar knipoogt. Layton toont ook nog eens de psychologische processen die vooraf gingen aan de daad. Want, waarom zouden vier redelijk welgestelde jongens hun leven en carrière in de waagschaal stellen voor de roof van een zeldzaam boek dat waarschijnlijk zeer moeilijk verkoopbaar is.

Hebzucht

Het levert een verhaal op over manipulatie, over jongens die zoeken naar een identiteit, over het afzetten tegen je achtergrond en over ongebreidelde hebzucht. Kwade genius Warren is een charismatische maar niet al te snuggere student met een sportbeurs, hij weet zijn vriend Spencer warm te maken voor het plan. Die ziet de roof vooral als een artistieke uitdaging. Nerd Eric en rijkeluiszoon Chas worden geworven als handlangers. Want waarom zou je iets laten liggen wat zo makkelijk voor het grijpen ligt. American Animals laat de jonge jaren zien van een generatie die zichzelf nog wel eens als middelpunt van het universum wil beschouwen.

Tegelijkertijd speelt de film een spel met feit en fictie. Naast de speelfilmscènes zien we ook interviews met de echte daders. Allemaal hebben ze eigen visie en versie van de overval. Sommigen hebben eeuwig spijt, anderen zien het als jeugdige ongein.

Mythologische versie

Regisseur Bart Layton maakte eerder de documentaire The Imposter, over een oplichter die een Amerikaans gezin deed geloven dat hij hun vermiste zoon was. Daarin maakte hij al gebruik van nagespeelde scènes. Ook hier begeeft Layton zich weer op het randje van documentaire en speelfilm waarbij die twee onderdelen elkaar versterken. We zien de mythologische versie en we horen van de echte hoofdrolspelers de versnipperde, niet zo makkelijk te bevatten werkelijkheid. Wie liegt, wie vertelt de waarheid, wie heeft echt spijt, en was er wel een excentrieke heler in Amsterdam die interesse had in het boek, of is dat slechts een verzinsel van manipulator Warren om de anderen mee te krijgen?

Wat rest is spijt en vermaak. We zien de invloed die een dergelijk onbezonnen daad heeft gehad op de levens van de amateurcriminelen én het slachtoffer, de bibliothecaresse die het vogelboek bewaakte. Tegelijkertijd kunnen we ons verkneukelen om het gestuntel van de ongeorganiseerde misdaad. Aanrader.

Sveta Shueva, Lake View Limited Offer. Foto © M HKA
Kunst / Expo buitenland

De bureaucratische hel van een grimmig kantoorpand

recensie: Recensie: Sveta Shuvaeva – Lake View Limited Offer
Sveta Shueva, Lake View Limited Offer. Foto © M HKA

Voor veel mensen is het kantoor een gewone, onopmerkelijke omgeving. Het is een ware kunst om die alledaagsheid om te zetten naar iets bijzonders en ons te vervreemden van dat wat we zo goed kennen. Met haar installatie Lake View Limited Offer in het MHK Antwerpen, is dat de Russische kunstenares Sveta Shuvaeva (1986) gelukt.

Stiekeme gluurder

Sveta Shuvaeva’s installatie is in een aparte zaal geplaatst en vult deze bijna helemaal. Vanbuiten is de installatie een grote witte rechthoek met een skelet van lichtgekleurd hout. Aan weerskanten van de rechthoek bevinden zich twee ingangen, door het midden van het blok loopt een nauwe gang.

Sveta Shuvaeva, Lake View Limited Offer. Foto © M HKA

Sveta Shuvaeva, Lake View Limited Offer. Foto © M HKA

Aan één kant van de gang zijn ‘ramen’ geplaatst. Het zijn openingen in de wand die telkens verschillend van vorm zijn. Ze gunnen je een kijkje in een aantal kleine ruimtes en plaatsen je in de schoenen van een stiekeme gluurder.

Niets anders dan lucht

De ruimtes zijn fel verlicht en verstild. Daar gaat iets onheilspellend van uit, ook al zijn de voorwerpen in de ruimte de saaie herkenning zelf: stekkerdozen, usb-sticks, paperassen, opgedroogde theezakjes, troosteloze verpakkingen van afhaalmaaltijden, levende of haast gestorven kamerplanten.

De voorwerpen vallen op doordat ze allemaal gemaakt zijn van papier. Dat leidt misschien tot tedere gevoelens, – als je je voorstelt dat je een kwetsbare papieren asbak oppakt, stel je je voor dat je die vasthoudt als een babykonijntje – maar het schept ook afstand. Met het bestuderen van die ruimtes komt het besef dat elke laptop, elke kamerplant, gevuld is met niets anders dan lucht.

Sveta Shueva, Lake View Limited Offer, detail installatie. Foto: Yuri Palmin

Sveta Shueva, Lake View Limited Offer, detail installatie. Foto: Yuri Palmin

Het stille ontbreken van mensen

Het kantoor wordt daarmee slechts een illusie. En dat is precies Shuvaeva’s bedoeling. De titel van de tentoonstelling Lake View Limited Offer nam de kunstenares rechtstreeks over van een reclameposter van net nieuw opgeleverde appartementen in een woonwijk. De zin presenteert een ideaal (het kopen van een huis met een prachtig uitzicht) dat wellicht onbereikbaar is.

Vooral als je de installatie interpreteert als het kantoor dat toegang biedt tot dit ideaal. De droom is onmogelijk te verwezenlijken, want op het kantoor is geen enkele medewerker aanwezig. Het stille ontbreken van mensen maakt de plek nog grimmiger.

Bureaucratische hel

Sveta Shuvaeva, Lake View Limited Offer. Foto © M HKA

Sveta Shuvaeva, Lake View Limited Offer. Foto © M HKA

Het kan zelfs lijken alsof je je in een bureaucratische hel zonder uitweg bevindt. Zo omschrijft Shuvaeva de installatie zelf tenminste. Maar het doorbreken van de hel is mogelijk, zo stelt ze. Niks anders dan papier scheidt je van de uitgang.

Toch haal je opgelucht adem als je weer naar buiten stapt. Opgelucht en enigszins verward: bekritiseert Shuvaeva de bureaucratie, verwijst ze naar het huidige Rusland, verbeeldt ze kwetsbare dromen? Hoe dan ook: deze tentoonstelling heeft je, al is het maar voor even, anders leren kijken naar usb-sticks, stekkerdozen en kamerplanten. Die frisse blik is een waar genoegen.

Theater / Voorstelling

Twents muzikaal theaterspektakel met een zoete boodschap

recensie: Hanna van Hendrik - Stichting Hanna van Hendrik

Hanna van Hendrik roept met een nagenoeg Twents script, een nagebouwde boerderij (inclusief koeien) en een ‘historische’ boerenopstand een hoop nostalgie op, maar vervalt in sentimentaliteit.

Vorige zomer stond het culturele seizoen in Twente grotendeels in het teken van Stork!, een musicalspektakel over de opkomst van de fabriek Stork. Deze zomer wordt die rol vervuld door het muzikale theaterspektakel Hanna van Hendrik (bedacht door actrice Johanna ter Steege, die tevens de titelrol vervult). Nu gaat het niet over een fabriek, maar over een boerderij. Waar het bij Stork! over de opkomst van een familiebedrijf ging, gaat het bij Hanna van Hendrik over de ondergang ervan. Het spektakel en het musicalkarakter zijn gebleven, maar of dat verstandige keuzes zijn, is een tweede.

Het boerenleven komt tot leven

Het verhaal (geschreven door Bouke Oldenhof en grotendeels naar het Twents vertaald door Laurens ten Den) wordt aan elkaar verteld en gezongen door Naomi van der Linden (die tevens de rollen van Hanna’s schoonzoon Alex en kleindochter Aisha vervult). Decorontwerper Guus van Geffen heeft voor de voorstelling een hangaar van het voormalige Twentse vliegveld omgebouwd tot een heuse boerderij. Met stallen, een hooizolder, tractors en echte koeien heeft Van Geffen een indrukwekkend realistisch en bovenal sereen beeld van Hanna’s erf ontworpen.

Met die serene rust is het overigens snel gedaan als Hanna door de bank gedwongen wordt haar boerenbedrijf, al generaties in de familie, te verkopen. Met geweer en al verzet zij zich hiertegen. Dat ter Steege kan acteren was bekend, maar dat ze overtuigt als stuurse boerin, nota bene in het Twents, is nieuw. Ondertussen verzetten haar boerenburen (in het Twents: ‘noabers’) zich tegen de gemeente vanwege de ruilverkaveling. Noaber Gerrit, grappig en nuchter gespeeld door Laus Steenbeeke, ziet in Hanna de persoon die het namens alle boeren tegen de gemeente mag opnemen. Een soort Tubbergse Jeanne d’Arc, denk je al gauw, maar daarvoor krijgt deze verhaallijn te weinig aandacht.

Daarvoor passeren te veel andere zaken de revue: we gaan terug naar het moment dat de jonge Hanna de Limburgse Hendrik (Huub Stapel) ontmoet en hun zoon Bert (Max Laros) met een verstandelijke beperking wordt geboren, hun dochter Wilma (Marliz van Til) zet zich af tegen het kleinburgerlijke bestaan en vlucht weg en Hanna verliest haar Hendrik. Toch blijft Hanna hoopvol. Zoals het vliegveld, waar het stuk zich afspeelt, ooit een glorieuze tijd heeft gekend, toen in verval is geraakt en nu, onder andere dankzij deze voorstelling, weer een nieuw leven kent, zo vertelt de verteller ook dat Hanna’s betere tijden weer zullen komen. Het is mooi hoe een voorstelling over de teloorgang van een boerenbedrijf – en indirect over de neergang van een regio – wordt gespeeld op een vliegveld dat een soortgelijke teloorgang heeft gekend.

Plattelandssoap ‘meets’ musicalspektakel

Er gebeurt veel in Hanna van Hendrik, te veel misschien wel. Er zijn zoveel lijntjes dat de rode draad wel eens uit het oog verloren raakt. Niet elke scène is even relevant of komt goed uit de verf. Zo worden de ergernissen van dochter Wilma jegens het boerenleven en haar liefde voor de Surinaamse Alex in een rap tempo behandeld waardoor de gebeurtenissen willekeurig blijven. Als aan het einde Van der Linden als kleindochter Aisha ook nog haar band met Hanna onderzoekt en daarmee zogenaamd terloops een verband met de huidige vluchtelingsituatie legt, krijgt het spektakel wel een heel sentimentele, bijna moraliserende, toon.

Maar het grootste probleem is misschien wel de muziek. Net als voorganger Stork schuurt Hanna van Hendrik tegen musical. De band Her Majesty, die de muzikale begeleiding verzorgt, en Van der Linden, die het merendeel van de nummers zingt, doen hun werk vrijwel foutloos. Dat is het probleem niet. Het is de tekst die de boel uit balans brengt. De nummers zijn vaak van een algemene nietszeggendheid. Ze gaan onder andere over hoe verknocht iedereen aan het platteland is, hoe moeilijk het is om in je eentje de tijd tegen te houden, hoe fijn het is om een vrouw (in een overall) te zijn en nogmaals hoe verknocht iedereen aan het platteland is. De teksten zijn vaak van een dusdanig zoetsappig kaliber dat ze evengoed uit de streekromans van Gerda van Wageningen geplukt hadden kunnen zijn.

Dat is de crux van Hanna van Hendrik: Ter Steege had met deze voorstelling een eerbetoon aan Twente willen brengen. Haar ambities waren groots, evenals de uitvoering ervan. Haar interpretatie van de titelheldin overtuigt weliswaar, maar juist door alle veelheid ontbreekt bij Hanna van Hendrik de diepgang die de voorstelling juist tot een écht aangrijpend spektakel had kunnen maken.