Muziek / Concert

Meer dan echo’s

recensie: Symphonic Echoes of Pink Floyd door het Noord Nederlands Orkest o.l.v. Dirk Brossé

Het Noord Nederland Orkest staat bekend om zijn muzikale crossover-experimenten. Dit jaar is de Belgische dirigent en componist Dirk Brossé aangetrokken om werken van de symfonische rockgigant Pink Floyd te bewerken voor orkest. Maar hoewel de muziek van Pink Floyd prima geschikt is voor een diepgravend muzikaal onderzoek, suggereren de setlist en de keuze van gastmuzikanten meer commerciële dan artistieke ambities.

In 2006 heeft Pink Floyd aangegeven dat de band geen nieuw materiaal meer zal uitbrengen.
Dat heeft geleid tot een hernieuwde aandacht voor de band. In tegenstelling tot de vele Pink Floyd-coverbands die momenteel rondwaren, gaat het NNO met Symphonic Echoes of Pink Floyd een stap verder en heeft het materiaal laten bewerken voor een volledig symfonieorkest. En dat is geen gekke keuze. De muziek van Pink Floyd is rijk, gelaagd en heeft vaak een dramatische lading die erom vraagt symfonisch uitgewerkt te worden.

Gemiste kans

~

Het NNO heeft ervoor gekozen vooral de grootste hits te vertolken en laat daarmee een paar grote kansen liggen. Het repertoire is een veilige, commercieel aantrekkelijke samenvatting van de bekendste werken van Pink Floyd, met bewerkingen die de originele stukken zoveel mogelijk intact laten. Niet dat de gekozen hits ongeschikt zijn voor zo’n bewerking, maar experimentele Pink Floyd-songs zoals Atom Heart Mother verdienen het eigenlijk meer om door een uitstekend orkest als het NNO emotioneel en muzikaal te worden uitgediept.

De meeste stukken komen van Pink Floyd’s bekendste albums: The Dark Side of the Moon en The Wall. Twee conceptalbums waarvan de verhalende nummers bijna onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Ook daar zijn vreemde keuzes gemaakt. De verschillende stukken van deze albums worden los van elkaar, in bijna willekeurige volgorde, gespeeld. Waar het twee minuten durende Eclips op de cd vooral tot zijn recht komt als climax waar twintig minuten lang naar is toe is gewerkt, komt het hier toch uit de lucht én rauw op je dak vallen. En omgekeerd is een – overigens prachtig vertolkt – gevoelig stuk als Vera van The Wall, geamputeerd zonder de trompetterende marsmuziek van Bring The Boys Back Home om het af te ronden.

Onbalans

Het NNO heeft een moeizame start met rommelig spel en een ongepaste solo die geen recht doet aan de bijna esoterische sfeer van openingsnummer Echoes. Joost Vergoossen heeft de zware taak het unieke geluid van Pink Floyd gitarist David Gilmour te vertolken. Bij de integraal gehandhaafde solo’s van Gilmour weet Vergoossen te overtuigen, maar het gaat mis bij de vrije solo’s, zoals in het onnavolgbaar tere Echoes. Daar blijkt dat het technisch goede, maar muzikaal volkomen ongepaste spel van Vergoossens de herinnering aan de unieke trage solo’s van Gilmour niet kan vervangen.

Voor de zangpartijen is een verassend trio aangetrokken: Bert Heerink (ondere andere ex-Vandenberg), Erik Mesie (onder andere ex-Toontje Lager) en Antonie Kamerling (ex-soapie, musicalster en BN’er). De gastzangers zijn door Dirigent Brossé niet altijd even goed bij de les te houden. Niet altijd even goed getimed, niet altijd zuiver, maar wel manmoedig en enthousiast. En vooral in samenzang blijken de drie stemmen goed bij elkaar te passen, met mooie resultaten als See Emily Play en The Trial.

Geheel in de Pink Floyd-traditie is er ook veel aandacht besteed aan visueel spektakel, passend bij de muzikale keuzes. Want ook de lichtshow is een Pink-Floyd-tribute, verwijzend naar de lichtshows van laatste tournees van de band zelf. Niet origineel, maar wel effectief – en mooi.

Geslaagd

Bij de samenstelling van het programma is duidelijk meer gezocht naar de commercieel aantrekkelijke kant van Pink Floyd. En dat is eigenlijk jammer, want de mensen die dit cross-overexperiment aandurven, hadden vast ook wel een gewaagder programma aangedurfd.

Maar ondanks dat er op de uitvoering en de repertoirekeuze het nodige valt aan te merken, is het eindresultaat toch de moeite waard. Want door het enthousiasme van de muzikanten van het NNO en de gastmuzikanten wordt ondanks alle oneffenheden een aanstekelijke en onderhoudende show neergezet. Op de momenten dat het met de timing goed zit en orkest en gastmuzikanten een geheel vormen, zoals bijvoorbeeld bij Hey You, zelfs indrukwekkend mooi.

Boeken / Fictie

Van magisch realisme naar realisme

recensie: José Saramago (vert. Harrie Lemmens) - Kleine herinneringen

.

Het idee voor Kleine herinneringen ontstond al toen Saramago werkte aan Memoriaal van het klooster en had als oorspronkelijke titel Boek der verzoekingen. Hij wilde daarin de verleidingen waaraan de mens onderhevig is en de verwarring die wordt veroorzaakt bij het weerstaan daarvan illustreren. Inspiratiebron voor het boek was de door lusten verblinde Heilige Antonius, zoals geschilderd door Jeroen Bosch in zijn Verzoeking, waarin Antonius wordt blootgesteld aan alle verleidingen die de natuur rijk is. Al gauw vond de schrijver echter dat zijn literaire gaven “ver onder de grootsheid van het project bleven”, waarop hij de titel veranderde in Kleine herinneringen; gewoon een bewaarplaats voor herinneringen, waarin hij het beoogde thema zou huisvesten. Want de gelijkenissen tussen de heilige Antonius en Saramago zijn snel gevonden, vindt hij zelf. Ook hij moest als kind monsters, schrikbeelden en verleidingen weerstaan en niet altijd met succes. Daar wordt hij dan ook meer dan eens voor gestraft. En welk kind niet?

Ironie
In deze korte uitleg over het ontstaan van de titel, raakt Saramago een centraal thema uit zijn werk aan: de mens is een dier onder de dieren dat soms verheven denkt te zijn boven de rest van de dieren, maar gemakkelijk ontspoort, hetgeen immoreel handelen tot gevolg heeft. In zijn Cadernos de Lanzarote verwoordt hij dat als volgt: “Thans zie ik mij geplaatst voor twee mogelijkheden: de rede doet in de mens niets anders dan slapen en monsters vervaardigen, of de mens, ontegenzeglijk een dier onder de dieren, is, ook dat ontegenzeglijk, het meest irrationeelste dier van allemaal. Ik neig steeds meer tot de tweede stelling.” Deze opvatting is één van de grondvesten van de ironie, waar veel van zijn romans van doorspekt zijn; ironie die een handelskenmerk is geworden en zelfs geroemd werd door de Academie voor de Nobelprijs, die hij in 1998 in ontvangst mocht nemen. Toch is het een opluchting dat die ironie in dit boek grotendeels uitblijft.

Omdat een groot deel van wat de personages in zijn romans meemaken is geput uit de eerste vijftien jaren van zijn leven, zoals in dit boek beschreven, zullen trouwe Saramago-lezers veel scènes herkennen. Zo komen zijn tochten door Lissabon en ook het uitwisselen van de krant uit geldgebrek bijvoorbeeld terug in Het jaar van de dood van Ricardo Reis, en was een vroegere vriend van de schrijver een eenzame pottenbakker, zoals in Het schijnbestaan. Verreweg de meeste herinneringen zijn terug te vinden in Alle namen. Het hele idee voor dat boek ontstond bij de chaos die hij in het archief aantrof terwijl hij op zoek was naar gegevens van zijn overleden broer. Ook zijn eigen naam heeft hij trouwens te danken aan eenzelfde wanorde. Doordat de ambtenaar van de burgerlijke stand een glaasje te veel op had, noteerde deze niet alleen zijn werkelijke achternaam ‘De Sousa’, maar ook de bijnaam van Saramago’s vader.

De kunst van taal
In Kleine herinneringen is Saramago erin geslaagd zijn herinneringen op ontroerende maar ook grappige wijze op papier te zetten. Zo beschrijft hij bijvoorbeeld de relatie tussen de buurvrouw en zijn vader: “(…) want mijn moeder vermoedde, of wist het zeker, dat er zich bepaalde, in het licht van ieder waardeoordeel, zelfs van de meest tolerante, overdreven intimiteiten tussen mijn vader en haar hadden voorgedaan.” De pogingen met zijn eerste vriendinnetje: “Ik ben een paar keer bij haar thuis geweest(…), schuchter en verlegen, zoals ik was, maar tegelijk vastbesloten om er alles, of zoveel mogelijk, uit te halen. Het werd niets.” En zijn eigen foto’s: “Broekzakken zijn de redding van de schuchteren”. In die herinneringen komen Saramago’s Grote Thema´s wel degelijk aan de orde, zoals hij in eerste instantie ook bedoeld had, maar subtiel en op de achtergrond. Vandaar dat Kleine herinneringen wat luchtiger dan zijn eerdere werk is, maar zeker niet van mindere kwaliteit. Pagina na pagina verbaast de Portugese auteur ons met zijn afgewogen, creatief en vernuftig taalgebruik, waarmee hij wederom bewijst een ware taalkunstenaar te zijn. Maar echt nieuws is dat niet.

 

 

 

Theater / Achtergrond
special: N8salon 'Backstage'

Backstage in het Theatermuseum

Kennismaken met de achterkant van het theater en meteen de bekendheid van het Theatermuseum opschroeven, dat is kort door de bocht de bedoeling van de achtste N8salon met als thema ‘Backstage’. Een avond gevuld met een mix van muziek, theater, eten en drinken.

~

Met een actueel thema dat aansluit bij de tentoonstelling die op dat moment in het gastmuseum is te zien, organiseert de Stichting Museumnacht Amsterdam drie keer per jaar de N8salon. De salons zijn bedoelt om jonge volwassenen naar de Amsterdamse musea te trekken. Het zijn twee vliegen in één klap: de bekendheid van een Amsterdamse museum wordt bevorderd en de jongeren beginnen het weekend met een cultureel avondje uit. Voor de vorige N8salons konden geïnteresseerden terecht in onder andere het Stedelijk Museum CS, Foam en de Hortus Botanicus. Tijdens de achtste N8salon kunnen bezoekers in het Theatermuseum kennismaken met de achterkant van een theatervoorstelling.

In het Theatermuseum is op de benedenverdieping tijdelijk de tentoonstelling Dansen. Aan de hand van diverse etalages, maquettes, kleding en video’s loop je langs verschillende decennia dans. De tentoonstelling richt zich op het gevoel van dans binnen en buiten het theater op de leefwereld van dansers, maar ook op die van het publiek. Een rondleiding wordt vanavond afgesloten met een stoomworkshop van verschillende dansen.

Wie minder inspannend de avond wil doorbrengen, kan in het auditorium languit in een gepimpte strandstoel kijken naar twee voorstellingen. Omringd door theateraffiches van meer dan een halve eeuw geleden introduceert gastheer en acteur Michel Sluysmans (Annette Speelt) de makers achter de voorstellingen met ‘Hij’ en ‘Zij’. ‘Hij’ is componist Maarten Ornstein die een live versie van het hoorspel Zwaar Water ten gehore brengt met enkele acteurs. ‘Zij’ zijn de mannen van Susies Haarlok die een compilatie brengen van nummers uit hun voorstellingen. Beide voorstellingen zijn gemaakt in samenwerking met Orkater.

Onder leiding van Sluysmans praten de makers van Zwaar Water en Susies Haarlok in respectievelijk een nagesprek en een voorgesprek over hun werkwijze. Sluysman biedt de ruimte voor vragen uit het publiek, maar deze is duidelijk niet gekomen om zich in het vraaggesprek te mengen. Het hoorspel nieuwe stijl Zwaar Watervan Ornstein valt volgens hem uiteen in twee delen: de live podiumversie en de cd-versie. De eerste is volledig afhankelijk van de inzet en timing van de acteurs. De cd-versie draait om de geluidseffecten die live niet mogelijk zijn. Net als Ornstein maken de vijf studenten van Susies Haarlok muziektheater onder de vleugels van Orkater. Zij deden dat in het kader van het programma De Nieuwkomers Volgens eigen zeggen combineert het vijftal de energie van een popconcert met de dramatische kracht van een theatervoorstelling. Hun nieuwste voorstelling De saaiheid is te snijden was begin september nog te zien op het Theaterfestival in Amsterdam.

Een echt beeld van wat er zich achter de schermen van het theater afspeelt krijg je natuurlijk niet na deze avond. Het is een snelle kennismaking, want in drie uren moet je als bezoeker kiezen tussen de workshops grime en decor, twee theatervoorstellingen plus een voor- of nagesprek met de makers en een dansende rondleiding langs de lopende tentoonstelling Dansen. En daar gaat het mis. De tijd is te kort om alles langs te gaan. Bezoekers die ervoor kiezen om beide voorstellingen in hun geheel te bekijken en ook benieuwd zijn naar de gesprekken met de makers, hebben haast geen tijd om zich te mengen in één van de workshops of de dansende rondleiding. Door te zappen en overal niet te lang te blijven kijken, kan je toch van alle activiteiten iets meepikken en in de foyer nog luisteren naar DJ T-mus. Wie echt een keer backstage in het theater wil kijken, moet gewoon een dag meelopen met een acteur of theatermaker.

Zaterdag 3 november vindt de MuseumN8 ook in het Theatermuseum plaats.

Boeken / Fictie

Based on a true story!

recensie: Emma Donoghue (vert. Servaas Goddijn) - De vrouw die konijnen baarde

Tijdens een stadswandeling door Utrecht enkele jaren geleden werd ik gewezen op een gedenksteen in het trottoir van de Choorstraat. De tekst op de steen verwijst naar Suster Bertken, een vrome non die zich in 1457 vrijwillig in liet metselen in een nis. Haar verhaal is me bijgebleven, in tegenstelling tot veel andere verhalen van de gids die middag. Misschien was het omdat Suster Bertkens nis precies dezelfde afmetingen had als mijn toenmalige studentenkamer, maar vooral gaf haar levensgeschiedenis een gezicht aan de mij toen nog onbekende late middeleeuwen. Om precies die reden is de formule van Emma Donoghues De vrouw die konijnen baarde zo pakkend.

De Ierse Donoghue, samen met auteurs als Jeanette Winterson, Ali Smith en Sarah Waters een pleitbezorger van lesbian fiction, heeft tien jaar aan de bundel met korte verhalen gewerkt. Telkens als ze op een bizar stukje geschiedenis botste, schreef ze er een verhaal over: fictie met een kern van waarheid. Haar bronnen variëren van procesverslagen tot schilderijen. Het verhaal waar de bundel haar titel aan ontleent, vertelt het verhaal van Mary Toft, een dame die in 1726 artsen en leken ervan wist te overtuigen dat ze konijnen baarde in plaats van kinderen. Op zichzelf al een interessant gegeven, maar door Donoghues ingenieus opgebouwde verhaal, geschreven vanuit het perspectief van Mary zelf, krijgen we een kijkje in de gedachten van de vermeende zwendelaarster. Was Mary echt op rijkdom uit? Of was ze een onschuldig slachtoffer van een op sensatie beluste arts? Donoghue geeft in feite niet meer dan een mogelijk scenario en stelt de lezer aan het einde van ieder verhaal door middel van een korte opsomming op de hoogte van haar historische bronnenmateriaal: een gravure, medische verklaringen, getuigenverklaringen, pamfletten en gedichten – bronnen die elkaar overigens op hun beurt allemaal weer tegenspreken.

Emancipatie

~

In eerste instantie lijkt de bundel een samenraapsel van toevalligheden, maar bij nader inzien is dat niet het geval: in ieder verhaal staat onderdrukking en emancipatie op een of andere manier centraal. ‘Genezen’ vertelt bijvoorbeeld het verhaal van Baker Brown, een zeer bekwaam geacht chirurg, die in de negentiende eeuw begon met het verwijderen van de clitoris van gezonde vrouwen om hen te genezen van hun hysterie. Hij stelde zijn patiënten vooraf niet op de hoogte van de details van de procedure, waardoor veel vrouwen pas na de ingreep beseften wat er was gebeurd. Je vraagt je als lezer af hoe een arts kan denken dat een dergelijke ingreep hysterie geneest. In Donaghues verhaal drijft de werkwijze het slachtoffer juist tot waanzin. Dit horrorverhaal staat haaks op het tragische ‘Hoe een dame sterft’, dat de verboden liefde van Elizabeth Pennington beschrijft voor haar gehuwde vriendin Frances Sheridan in het Engeland tijdens de verlichting. De zieke Pennington verblijft enige tijd in Bath met Sheridan en sterft uiteindelijk op de terugreis naar Londen in de armen van haar vriendin. De liefde blijft onbevlekt en ongeconsumeerd.

Niet alleen onderdrukking en emancipatie van vrouwen, maar ook van slaven (‘Dido’) en dieren (‘De vos op het spoor’), spelen een grote rol in Donoghues werk. Gelukkig lijdt de kwaliteit van haar proza nergens onder haar geëngageerde thematiek; het verhaal zelf komt altijd op de eerste plaats. Waar het deze bijzondere bundel wel aan ontbreekt is afwisseling. De eerste verhalen zijn verrassend door het perspectief van de hoofdpersoon dat de lezer als het ware telkens weer het volgende verhaal in trekt, maar deze truc raakt uitgewerkt. In de eerste alinea ‘Nachtbeeld’ is de volgende zin te lezen: “Ik geloof niet dat ik ooit eerder in mijn leven alleen ben geweest, en ik ben negen jaar oud.” Schrijven vanuit het perspectief van een kind is bijzonder lastig, en Donoghue gebruikt hier formuleringen die een kind van negen met geen mogelijkheid in de mond zou nemen. Wat te denken van: “Ik probeer te bedenken hoe elke vogel aanvoelt op grond van zijn zang. De slaande merel zou aanvoelen als de bolle kant van de lepel, maar de houtduif moet zo zacht zijn als de buik van een konijn.” Het slotverhaal, ‘Op zoek naar Petronilla’, maakt gelukkig veel goed. Plots zijn we in het heden aanbeland in Dublin, en het verhaal neemt in de laatste bladzijden zo’n verrassende wending dat ik het uiteindelijk toch jammer vind dat ik De vrouw die konijnen baarde uit heb, hongerig naar meer curieuze feiten en onvoorstelbare verhalen. Tijd voor een stadswandeling.

Muziek / Album

Een parel en een zeperd

recensie: Tweemaal werk van Sergej Tanejev

Heel af en toe kom je een uitvoering tegen die je blik op een werk honderdtachtig graden omdraait. De Tweede Symfonie van Sergej Tanejev was zo’n werk. Hoewel ik altijd een bewonderaar van Tanejev ben geweest was De Tweede toch wel een beetje een zwak broertje in ’s mans oeuvre. Nadat de componist de nodige kritiek te verduren kreeg op de eerste uitvoering in 1879 raakte hij de symfonie nooit meer aan. Daardoor bleef het bij de huidige drie delen. De twee opnamen die tot voor kort voorhanden waren (Gunzenhauser op Marco Polo en Poljanski op Chandos) deden weinig om die negativiteit te weerleggen: een wat vermoeid, vlak werk met weliswaar een zeer memorabele deun in de finale, maar verder weinig enerverends.

Vladimir Fedosejev
Vladimir Fedosejev

De Russische dirigent Vladimir Fedosejev veegt met deze opname dat oordeel van tafel: het is alsof je voor het eerst na de schoonmaak naar een Rembrandt-werk kijkt dat je tot dan toe alleen kende met een dikke, koffiebruine laag smeer er overheen.

Tsjaikovski

Sergej Tanejev is één van die mensen die altijd genoemd worden in verband met iemand anders – in dit geval Tsjaikovski. Als pianist verrichtte hij de premières van Tsjaikovski’s laatste twee pianoconcerten, als componist had hij les bij de grootmeester en als vriend voltooide hij het corpus van het Derde Pianoconcert na Tsjaikovski’s dood in 1893. Zijn uitgangspunt als componist was echter een heel ander dan dat van zijn leermeester: waar die vooral inspiratie zocht bij Mozart en Haydn, ging Tanejev (zeer ongebruikelijk in die tijd) veel verder terug – naar Bach, maar vooral naar nog oudere bronnen. Bovendien ontwikkelde hij een voorliefde voor thema’s uit de klassieke oudheid. Geen van beide kenmerken hielp de acceptatie van zijn werk veel verder.

Het werken aan de stukken van Tsjaikovski zaliger heeft er helaas voor gezorgd dat Tanejevs eigen creaties in het verdomhoekje belandden. Zijn overdaad aan zelfkritiek en zijn onwil om het eigen werk te promoten hielpen uiteraard ook niet echt, om nog maar te zwijgen van allerhande onbenullen aan het begin van de twintigste eeuw die hem van ‘academische droogheid’ betichtten zonder een noot van zijn werk te hebben gelezen of gehoord. En dat was allemaal best jammer, want Tanejevs muziek doet voor weinig onder, zoals ook deze cd maar weer eens aantoont.

Gergiev

Tanejevs kamermuziek kende al eerder een revival; vooral het Pianokwintet uit 1911 wordt alom als een meesterwerk gezien; maar ook de negen strijkkwartetten en het vroege Pianotrio. De laatste jaren schiet het gelukkig weer wat meer op met zijn orkestrepertoire. Zo speelde Valeri Gergiev (zij het met aanvechtbaar resultaat) al eens de Vierde Symfonie op het Rotterdamse Gergiev-Festival. Die Vierde is ook meteen Tanejevs bekendste en meest opgenomen werk.

De Tweede Symfonie werd tijdens zijn leven niet gepubliceerd en vond pas in 1977 zijn weg naar de werktafel van musicoloog Vladimir Blok. Die schaafde, poetste en voltooide een versie die behoorlijk uitgevoerd kon worden (het manuscript was niet meer compleet); Fedosejev heeft deze versie dan ook als uitgangspunt genomen. Het zal iedereen vergeven worden dat hij bij de beginmaten denkt aan Tsjaikovski’s Derde Symfonie, maar Tanejevs affiniteit met oude- en barokmuziek openbaart zich al snel – ze is nog het best te horen in het langzame tweede deel: een prachtige fuga met een prominente rol voor de houtblazers (en een lange hobo-solo).

~

Ademloos

In de finale, tenslotte, knettert het vertrouwde Russische kopergeluid met een allesoverweldigende kracht, waarbij het geraffineerde, meerlagige spel van de kopersectie nooit uit het oog wordt verloren. Luister in het bijzonder naar de eerste fanfare op 0:38; wat bij Gunzenhauser en (in mindere mate) Poljanski een tamme, slecht gedefinieerde, zelfs wat saaie passage blijft, wordt hier het leidsel van een geraffineerde spanningsopbouw, met afwisselende secties die het voortouw nemen.

Het is vanaf het begin duidelijk dat Fedosejev en zijn orkest in de opgave geloven: er wordt gespeeld met bezieling, energie en vlekkeloos vakmanschap. De ademloosheid van de interpretatie overstijgt nergens de technische capaciteiten van de uitvoerders – en dat zegt meer over het laatste dan over het eerste, want Fedosejev gooit het gas vol open. Het is een kwestie van smaak of je gecharmeerd bent van het zeer Russische kopergeluid – maar hier geeft het een contrast dat je je bij het meer gepolijste westerse koper nauwelijks kunt voorstellen.

Potpourri

Na deze sensationele Tweede is het dan weer raar dat de opname van Tanejevs Oresteia-ouverture zo slecht uit de verf komt. Het is geen ‘echte’ ouverture, meer een soort potpourri met thema’s uit de opera, maar wel heel vakkundig in elkaar gezet. Fedosejev neemt het stuk veel te snel, waardoor de zorgvuldige spanningsopbouw geen enkele kans krijgt. Vergelijk dat bijvoorbeeld eens met de prachtige, ingehouden majestueusheid waarvan Järvi (Chandos) zich bedient. Dit is de oudste opname van de cd en ook dat helpt niet. Het is alsof je door een ruit naar het orkest luistert; alle belangrijke nuances in dynamiek gaan ten onder in dezelfde grauwe klankensoep. De overige twee fillers maken weer veel goed, maar de trekker van deze schijf is toch echt de symfonie.

~

Zeperd

Na alle verrukking over Fedosejev zet Poljanski je weer met beide benen op de grond. Wat ik zei over de Tweede en Vierde Symfonie suggereerde de aanwezigheid van een Eerste en Derde. De Eerste is een jeugdwerk, de Derde is tien jaar jonger en stamt uit de beginperiode van Tanejevs samenwerking met Tsjaikovski. Ze werden in de jaren zestig al eens in de Sovjet-Unie opgenomen door Kurt Eliasberg, maar deze Chandos-cd bevat de eerste moderne opname. Ze halen misschien niet helemaal het niveau van de ‘even’ symfonieën, maar het blijft erg prettige muziek die al veel te lang op opname heeft moeten wachten – en vooral daarom is het buitengewoon spijtig dat het, in alle eerlijkheid, een zeperd is geworden.

De oude Eliasberg-opname ging gebukt onder een werkelijk tenenkrommende geluidskwaliteit, maar zelfs daarmee steekt hij nog met kop en schouders boven Poljanski’s poging uit. Vooral de Eerste gaat roemloos ten onder tegen de ijsberg van de desinteresse waar de dirigent het orkest niet vandaan lijkt te kunnen sturen, een euvel waar Poljanski’s eerdere opname van de Tweede en Vierde ook al onder leed. Bij de Derde is dat iets beter, maar daar is het probleem eerder dat het orkest bijkans desintegreert in de meer arbeidsintensieve passages. Ook de geluidstechnici mogen zich aantrekken dat ze erin zijn geslaagd een opname uit 2006 te doen klinken als een van dertig jaar eerder.

Haastklus

Maar het grootste euvel lijkt de dirigent. Hij is tenslotte verantwoordelijk voor het gebrek aan nuance, het ‘hollen-of-stilstaan’-karakter van deze interpretatie. Dat wreekt zich naast de dynamische passages vooral in de langzamere delen. Poljanski neemt het andantino van de Eerste Symfonie in iets meer dan de helft van de tijd die Eliasberg er voor nodig heeft. Het zal geen verbazing wekken dat als Eliasberg het springerige, ritmische karakter van het deel perfect in de vingers heeft, Poljanski er een haastklus van maakt. Hetzelfde verhaal, zij het minder extreem, doet zich bij de Derde voor. Tanejev is in deze werken absoluut geen ‘zware’ componist, maar Poljanski lijkt erop te staan hem wel zo te zien en dat wreekt zich in een onacceptabel pompeuze toonzetting.
Al met al twee opmerkelijke cd’s: een vol schot in de roos naast een dramatische misser. Als eerste kennismaking met het werk van deze opmerkelijke Rus is er nauwelijks een betere keuze mogelijk dan de Fedosejev-cd.

Besproken CD’s:

Sergej Ivanovitsj Tanejev: Symfonie Nr. 2 in B majeur; Ouverture en delen uit De Oresteia.

Tchaikovsky Symphony Orchestra (voorm. Orkest van de Radio en Televisie van de USSR) onder leiding van Vladimir Fedosejev. Opname 1991 (Symfonie), 1983 (Ouverture). VistaVera, ong. € 18.

Sergej Ivanovitsj Tanejev: Symfonieën Nr. 1 in E mineur; Nr. 3 in D mineur. Russisch Staats Symfonieorkest o.l.v. Valeri Poljanski. Opname 2006. Chandos, ong. € 18.

Boeken / Fictie

Hoogvlieger

recensie: Marieke van der Pol - Bruidsvlucht

Oktober 1953, Londen. Een DC-6A van KLM staat klaar voor een race tegen de klok. In de handicapsectie, een race met verschillende types vliegtuigen, zal deze ‘vliegende Hollander’ proberen de laatste grote luchtrace op z’n naam te schrijven. 37 uur en 30 minuten later is het een feit: het KLM vliegtuig heeft de strijd gewonnen en de 26 meevliegende bruidjes worden juichend ontvangen in hun nieuwe thuisland Nieuw-Zeeland.

Meer dan 50 jaar later stellen Ben Sombogaart en Marieke van der Pol zich voor de taak om deze historische gebeurtenis te verfilmen. Het verhaal zal zich concentreren op drie van de 26 aanstaande bruidjes die zich op deze vlucht bevonden en die zich vervoegden bij hun verloofden in Nieuw-Zeeland. Vanwege deze bijzondere lading werd deze reis dan ook al snel de ‘Bride Flight’ genoemd. Een gelijknamige film die het verhaal vertelt van de meevliegende Majorie, Ada, Esther en Frank was het doel van Sombogaart en Van der Pol. Marieke van der Pol, verantwoordelijk voor het script van de film, heeft het geheel met Bruidsvlucht alvast in een boekvorm gegoten.

Het Verhaal

Drie jonge vrouwen (Ada, Majorie en Esther) nemen deel aan de luchtrace van Londen naar Christchurch in een vliegtuig vol meiden zoals zij: bruiden op weg naar een nieuwe toekomst bij hun aanstaande echtgenoten in Nieuw-Zeeland. Tijdens deze vlucht ontmoeten ze Frank, die alleen reist en waar in Christchurch niemand op wacht. Deze ontmoeting met Frank zal een dramatische invloed op hun aller leven hebben.

We maken als lezer kennis met de dames op het moment dat hen het nieuws van het overlijden van Frank ter oren komt. Vijftig jaar na hun eerste ontmoeting op de Bruidsvlucht zien ze elkaar weer op de begrafenis van de man wiens leven hen zo verregaand heeft beïnvloed. De drie vrouwen gaan ieder vanuit hun eigen woonplaats op pad naar de begrafenis van Frank en ondertussen maken wij middels flashbacks kennis met deze drie bijzondere dames.

Debuut

Marieke van der Pol heeft met Bruidsvlucht een krachtig debuut neergezet. De karakters van de drie vrouwen worden door haar langzaam maar zeker vormgegeven door de belevenissen te schetsen die meer dan vijftig jaar geleden hebben aangezet tot de deelname van de vrouwen aan de race tot aan de dood van Frank. Gedurende het verhaal wordt steeds duidelijker welke bijzondere band deze vrouwen bindt. De overleden Frank speelde hierin een grote rol, maar het zijn de afzonderlijke verhalen van de vrouwen die je meeslepen. Frank vormt daarbij de rode draad door hun verhalen heen. Zijn karakter wordt dan ook het minst uitgediept. Hij dient meer als een kapstok voor de afzonderlijke verhalen van de vrouwen.

De vrouwen torsen een gezamenlijk verleden met zich mee dat jarenlang geheim is gebleven en door de dood van Frank weer pijnlijk naar boven komt. Maar dat verleden is misschien vooral pijnlijk vanwege de gemiste kansen, de verzwegen gevoelens, de onuitgevoerde daden, dan dat het gebeurde zelf pijnlijk is. De levens van Ada, Majorie en Esther zijn doorspekt met angst: een angst voor het verleden, angst voor de Heer, angst voor de maatschappelijke toorn. Van der Pol weet dit goed weer te geven. Er hangt de hele tijd een bedrukkende sfeer over het verhaal.

Op een bleke voorjaarsdag in 1953 schonk Ada van Holland in een opwelling van medelijden haar maagdelijkheid aan een streng gereformeerde boerenzoon, die haar dat achteraf bijzonder kwalijk nam, vooral toen weken later haar periode op zich liet wachten.

Maar ook blijft er voortdurend een sprankje hoop aan de horizon gloren. Ondanks alle door angst ingegeven ellende blijven de personages geloven in de toekomst en in zichzelf. En dat geeft een goed gevoel. Over Bruidsvlucht kan men eigenlijk gewoon heel kort zijn door de woorden te gebruiken die onherroepelijk in je opkomen bij het dichtslaan van deze roman na het lezen van de laatste pagina: “Een goed boek!”

Theater / Voorstelling

Van verpletterend indrukwekkend tot vervelend dubbelop

recensie: NT Gent - Tien geboden - deel 1

.

De tien geboden, de bijbelse wetten die God aan Mozes dicteerde, vormden voor de Poolse cineast Krzystof Kieslowski het uitgangspunt voor een serie van tien korte televisiefilms, Dekalog. Regisseur Johan Simons bewerkte de films tot een theatervoorstelling, waarvan het eerste deel tijdens De Internationale Keuze van de Rottterdamse Schouwburg te zien was.

Gebod

~

In Dekalog (1988) portretteert Kieslowski alledaagse mensen die zich in het barre Polen van de jaren tachtig proberen staande te houden. Elk van die tien verhalen is gekoppeld aan een van de geboden en laat zien hoe deze mensen zich losmaken van de eeuwenoude wetten. De vijf verhalen die in Tien gebodendeel 1 van Johan Simons verteld worden, werpen de vraag op hoe houdbaar deze eeuwenoude wetten nog zijn in de wereld zoals we die nu kennen.

“De mens is vrij”, vertelt de advocaat wiens cliënt ter dood is veroordeeld. De wetten zijn door de mens gemaakt om orde te scheppen. De mens is vrij om te kiezen de wetten na te leven of niet. Maar de vrijheid om te kiezen, maakt de mens niet los van de gevolgen van zijn daden. De cliënt van de advocaat vermoordde een taxichauffeur op gruwelijke manier. Vervolgens wordt hij zelf vermoord, maar dan onder de noemer ‘rechtsspraak’. Tot zover ‘gij zult niet doden’. Een man zoekt zijn heil in de computer in plaats van in God. Zijn berekening dat het ijs sterk genoeg zal zijn om zijn zoontje te laten schaatsen, verhindert niet dat zijn zoon door het ijs zakt en verdrinkt. Een straf van God die niet alleen de vader raakt omdat hij de computer als afgod vereerde, maar ook de vrome tante van de jongen, die ondanks haar trouwe bezoek aan de kerk getroffen wordt door dit verdriet.

Geen doorsnee

~

Johan Simons is geen doorsnee Shakespeare-en-Tsjechovregisseur. Zijn voorstellingen spelen soms op bijzondere locaties (Fort Europa, 2005), behandelen levensgrote thema’s en kunnen net zo goed op romans gebaseerd zijn als op toneelteksten. Platform (2006) en Elementärteilchen (2004) waren grotendeels gebaseerd op van romans van Michel Houllebecq. In die voorstellingen werden de verhalen uit de romans op een vertellende manier gebracht. De personages beschreven wat er gebeurd was en wat ze daarvan vonden. De nadruk lag op de reconstructie van een verleden en de afstand van de vertellende personages gaf het verhaal, dat in zichzelf al groots en meeslepend was, een prettige lichtheid. Daardoor waren beide voorstellingen verpletterend indrukwekkend, maar, ondanks de enigszins deprimerende thematiek, niet loodzwaar.

In Tien geboden past Johan Simons dezelfde vertellende speelstijl toe. Een van de acteurs leidt een nieuw verhaal in, vertelt iets over de personages en beschrijft hun handelingen, waardoor de regieaanwijzingen in het script onderdeel worden van de tekst. Op sommige momenten werkt dit helaas voor geen meter, met name als de handelingen die beschreven worden tegelijkertijd worden uitgevoerd. Als ik zíe dat iemand een fles wodka en twee glazen pakt, hoef ik dat niet ook nog eens te horen. Waar bij Platform en Elementärteilchen in de vertelling ruimte voor verbeelding werd gelaten, wordt in Tien Geboden informatie dubbel gegeven.

Op andere momenten werkt de acteerstijl juist weer wel heel goed. Vooral als de verteller zich verhoudt tot het verhaal. Zoals de huishoudster van de geneesheer-directeur, die diens handelingen en voorkomen beschrijft op een manier dat ze bijna door haar knieën lijkt te zakken van bewondering en liefde voor deze man. Of de vrouw die op kerstavond alleen thuis zit te wachten op haar man, terwijl hij ondertussen met zijn minnares door de stad rijdt. In haar vertelling legt zij het nodige ironische commentaar, wat luchtigheid geeft aan het verhaal, maar tegelijkertijd haar verbittering en eenzaamheid verraadt. En op die momenten is Tien geboden wel weer die verpletterend indrukwekkende voorstelling.

Tien geboden-deel 1 is nog tot en met 19 april te zien in Nederland en België. Klik hier voor meer informatie.

Theater / Voorstelling

De vloeibaarheid van een droom

recensie: Romeo Castalucci en Sociétas Raffaello Sanzio - Hey Girl!

.

Het zijn de eerste beelden uit de voorstelling Hey Girl! van Romeo Castalucci en Sociétas Raffaello Sanzio, die te zien was tijdens de Internationale Keuze van de Rotterdamse Stadsschouwburg. Castalluci (1960) is geen onbekende in Nederland. Met zijn beeldende, vervreemdende voorstellingen stond de Italiaanse theatermaker eerder op het Holland Festival en op de Internationale Keuze. Dat zijn voorstellingen veel weg hebben van bewegende abstracte schilderijen wekt geen verbazing. Castalucci is van oorsprong beeldend kunstenaar.

Na het openingsbeeld zet Castalucci de toeschouwer nog meer vervreemdende beelden voor. De vrouw brandt met een gloeiend zwaard een kruis op een doek. Ze wordt mishandeld door veertig mannen met matjes en komt uit deze kloppartij tevoorschijn met een masker dat een karikatuur is van haar eigen gezicht. We krijgen woorden te zien, willekeurige, elkaar snel opvolgende woorden, maar ook citaten uit Romeo and Juliet van Shakespeare. En tot slot staart het omgekeerde portret van de 15e-eeuwse Vlaamse kunstenaar Jan van Eyck het publiek aan. Onder de beelden een grommende, brullende, zwevende soundscape die soms oorverdovend is en soms nauwelijks hoorbaar.

De stroom beelden en geluiden die Castalucci over de toeschouwer heen stort, lijkt nog het meest op een droom, een nachtmerrie, waarin onwaarschijnlijke beelden en geluiden over elkaar heen buitelen en onverklaarbaar van de ene in de andere scène overgaan. Toch hebben dromen vaak een interne logica en dat geldt ook van Hey Girl!.

Stereotypes

~

Veel beelden die Castalucci laat zien, hebben een religieuze connotatie. Een brandend zwaard dat een kruis maakt, de verbeelding van de ijdelheid als een vrouw met een spiegel. Als de jonge vrouw op de grond ligt, met haar armen gespreid en met haar benen over elkaar geslagen, doet dat onwillekeurig denken aan de kruisiging. Maar Castalucci laat deze beelden terloops zien, verbonden met niet-religieuze beelden en haalt ze zo uit hun context. Hij deconstrueert ze als het ware. Om zo te laten zien dat beelden en symbolen door de tijd heen hun betekenis verliezen, dat die betekenis verandert of juist ongewoon sterk blijft. Zoals de archetypische slavenhandelaar die een naakte zwarte vrouw in ketens aanbiedt aan de jonge vrouw. Dat stereotypische beeld wordt echter gecompliceerd door het feit dat de jonge vrouw de naakte zwarte vrouw heeft ‘gecreëerd’ door een evenbeeld van haarzelf de spijkerbroek en het T-shirt uit te trekken en het van haar blanke masker te ontdoen. Hierdoor verandert zij een hedendaags beeld in een archetypisch historisch beeld. Door bovendien de teksten van Romeo and Juliet te projecteren tijdens de scène waarin de slavin wordt verkocht, wordt duidelijk dat op hetzelfde moment dat Shakespeare dit grootse, klassieke werk over de liefde componeerde, er vele slavenboten over de oceanen voeren om hun lading in Amerika of Azië te verkopen.

Castalucci speelt in Hey Girl! een fascinerend spel met beelden en de invloed die de tijd op ze heeft. De smurrie waaruit de vrouw ontstaat, doet enigszins denken aan de gesmolten klok van Dali. Evenzo maakt Hey Girl! duidelijk dat betekenissen die wij aan woorden, beelden en symbolen toekennen vloeibaar zijn, net als de tijd. Maar het knappe van Castalucci is dat hij dit alles doet zonder zijn voorstelling op wat voor een manier dan ook rationeel te laten worden. Het enige wat hij doet is schilderen met toneelbeeld en zo de toeschouwer te plaatsen in een voortdurende, tijdloze droom.

Boeken / Fictie

Eindeloze Droefheid

recensie: Eva Posthuma de Boer - Eindeloze Dagen

.

Net die uitval brengt Posthuma de Boer bij het hoofdthema van Eindeloze Dagen. Uit de confrontatie met haar geliefde haalt ze de twee personages waarmee ze in Eindeloze Dagen aan de slag gaat: de jongen die uit een plattelandsmilieu opklimt en om zijn dromen waar te maken in Amsterdam terechtkomt en het meisje uit de upper class, aan wie voortdurend gezegd wordt dat zij het zal maken en dat inderdaad de kansen voor het grijpen heeft, maar dat net daardoor voortdurend vast zit tussen onvrede en besluiteloosheid.

Vlucht uit de realiteit

Daniël, de man die ergens halverwege de roman het hart van Posthuma de Boers alter ego verovert, is opgegroeid in een rustig dorp, ver weg van de artistieke drukte van Amsterdam. Hoewel hij eenvoudige ouders heeft, voelt hij zich aangetrokken tot film en theater en trekt hij naar de grote stad om daar de knepen van het vak te leren en een carrière als regisseur op te bouwen. Posthuma de Boer vertelt Eindeloze dagen echter vanuit het gezichtspunt van Maria, die ze van haar prille jeugd tot haar volwassen leven volgt. Maria groeit op in datzelfde artistieke milieu waar Daniël te allen prijze in probeert te geraken, maar heeft daar al snel een hekel aan. Omdat haar moeder haar grotendeels negeert, zoekt ze haar toevlucht tot een lerares Engels die haar warmte en genegenheid leert kennen.

Maria is een verward kind en groeit op tot een verwarde puber, die wel alles weet van jointjes en seks, maar het ontstellend moeilijk heeft met de essentiële menselijke relaties. Bovendien blijkt de adolescente Maria voor geen meter te weten waar ze met haar leven naar toe wil, waardoor ze met haar studies stopt en het ene suffe baantje met het andere afwisselt. Dan denkt ze met Ruben de liefde van haar leven te hebben gevonden. Ze krijgt een kind met hem, maar wanneer Ruben haar ten huwelijk vraagt, beginnen de twijfels. In een van haar vreemde escapades komt ze dan uiteindelijk Daniël tegen, de man met wie ze de rest van het boek zal delen. Daniël lijkt heel wat beter bij Maria te passen, is ook uitbundiger en stort zich met de nodige bravoure in hun relatie. Maria blijft echter moeilijk haar draai vinden in het leven. Waar Daniëls carrière een hoge vlucht neemt, lijkt die van Maria onbestaande. Wanneer de verveling groter wordt, verneemt Maria bovendien ook dat Alice Franssen, haar lerares Engels, is gestorven. Wat volgt is een stormachtige vlucht uit de realiteit.

Twijfelend personage

In tegenstelling tot Posthuma de Boer zelf, die met de nodige levenslust voor de camera zit en een succesvolle carrière als theaterproducente heeft opgebouwd, wordt haar alter ego Maria een nogal twijfelachtig personage dat lijkt te verliezen op vele vlakken. In de eerste plaats probeert Maria als geen ander het milieu waarin ze is opgegroeid te ontvluchten, maar wordt ze daar door haar relatie met Daniël terug ingetrokken. Maria heeft bovendien nooit echt geleerd te leven met die achtergrond, waardoor de confrontatie vaak voelbaar hard aankomt. Verder is Maria iemand die ook nergens een positieve keuze heeft gemaakt. Dus moddert ze maar wat aan, meestal tot haar eigen verdriet. Naar het einde van het boek toe, beginnen zich in haar isolement bovendien ook allerlei wanen voor te doen die haar de grip op de werkelijkheid laten verliezen.

Kleinmenselijk leed

Het moeilijke aan dit boek is dat het zo autobiografisch lijkt. Daardoor geeft het in de eerste plaats de indruk dat er iets therapeutisch is aan dit schrijven. Gelukkig heeft het verhaal voldoende kwaliteit om aan deze louter biografische inhoud voorbij te gaan. Het kleinmenselijk leed dat Posthuma de Boer tekent heeft iets universeels. De schrijfster geeft ons langs de lijnen een welkome les over het leven. Immers, iedereen kent de verlammende grens tussen twijfels en paralyse die Maria zo bevallig bewandelt. Thuis ontvluchten en daar onherroepelijk toch terechtkomen, van de ene mislukking naar de andere hobbelen, relaties in en uit vluchten… Het is misschien wel de diepste essentie van volwassenheid. En, zoals het hoort in een van de middelmaat te onderscheiden boek, zo wordt Maria niet alleen de schaduwzijde van Eva Posthuma de Boer, maar ook die van ons allemaal.

Boeken / Fictie

Geen woord teveel, geen betekenis te weinig

recensie: Sanneke van Hassel - Witte veder

Sanneke van Hassels debuut uit 2005 IJsregen, deed al vermoeden dat we met een ijzersterk nieuw verhaaltalent te maken hebben. Haar nieuwe verhalenbundel Witte veder bevestigt dit vermoeden. Van Hassel zet hierin de lijn van korte verhalen in een loepzuivere stijl op overtuigende wijze voort.

Een begin: “Met vlugge vingers toetst Marcello het wachtwoord in, hij heeft zojuist drie uur erbij gekocht.” Nog een begin: “De afwas rukt op richting plafond. Het is een wonder dat de installatie van pannen, borden en opscheplepels niet instort.” En nog een: “Als ze de brug op rijdt, schiet de strip van de bumper en zwiept over de motorkap. Ze vraagt zich af of de bumper los zal raken.” Zo gewoontjes en tegelijk nieuwsgierig makend zijn de openingen van Sanneke van Hassels verhalen. Ze heeft aan een paar zinnen genoeg om de lezer het verhaal in te trekken. Alsof er al iets begonnen is, net voordat je begon te lezen, en je wilt er niets van missen. Je kunt je er niet van losmaken. Als lezer moet je zelf op zoek gaan naar wat er gebeurt of staat te gebeuren. Van Hassel laat haar lezers zelf hun weg zoeken in het verhaal, en dat maakt het lezen spannend.

Uitgebalanceerd

Witte veder is net als zijn voorganger eerlijke vertelkunst, glashelder en nergens behaagziek. De vertelstijl van Van Hassel is uitgebalanceerd, hij lijkt op het eerste gezicht onopvallend maar zeer effectief. Met eenvoudige middelen weet ze spannende effecten te creëren. Nergens een woord teveel, nergens betekenis te weinig. In een paar streken, als een begaafd tekenaar, zet ze een situatie neer, zodat je hem helemaal voor je ziet. Niets is onecht, en tegelijkertijd is niets banaal. De verhalen spelen zich af in een internetcafé, een tram, een bakkerij, een restaurant; ze staan midden in de wereld. Nergens ruikt het naar verhaalwereld. Van Hassel doet ook niet aan ’telling’, zoals dat heet. In de verhalen wordt door de verteller weinig commentaar toegevoegd. Zij beoefent louter ‘showing’: laten zien. Ze beschrijft alleen maar wat haar personages doen, en ‘filmt’ ze daarbij met een camera dicht op de huid, waarbij alle details betekenisvol zijn.

De personages in Witte veder zijn zeer verschillend en allemaal met het grootste gemak levensecht neergezet. Toch zijn de verhalen niet verkapt autobiografisch, zoals zo vaak het geval is. “Gevoelsmatig heb ik meer met de oude man van het titelverhaal dan met de zwangere vrouw die erin voorkomt. Ook al ben ik zelf pas bevallen”, zegt ze in een interview in Vrij Nederland. Het zijn kwetsbare, haast aandoenlijke mensen maar ook veelkantig. Zodra je medelijden met ze begint te krijgen, zie je weer andere aspecten. Een onzekere homo in een internetcafé, een kind dat met haar pop haar gescheiden ouders naspeelt, een meisje dat op haar Turkse garagehouder valt die haar consequent Meg Ryan noemt, een vrouw die op haar zoon wacht die niet komt. Of een bejaarde man die de terugkeer van zijn nogal ondernemende en ook een tikje egoïstische vriendin, eveneens op leeftijd, afwacht. Als ze eindelijk terug is, stapt ze nog voor negenen weer op: ‘Ik moet nog wassen en het is een bende thuis.’ Het zijn haast zonder uitzondering mensen die in een overgangssituatie zitten, maar het niet beseffen. Een situatie waarin de eenzaamheid niet ver weg is.

Van Hassels verhalen laten vaak te raden over, op een rijke, aangename manier. Situaties zijn niet eenduidig, steeds zie je nieuwe betekenisvolle details. Verhalen kortom, die je steeds weer kunt herlezen, en dat is misschien nog wel het allermooiste.