Boeken / Fictie

Based on a true story!

recensie: Emma Donoghue (vert. Servaas Goddijn) - De vrouw die konijnen baarde

Tijdens een stadswandeling door Utrecht enkele jaren geleden werd ik gewezen op een gedenksteen in het trottoir van de Choorstraat. De tekst op de steen verwijst naar Suster Bertken, een vrome non die zich in 1457 vrijwillig in liet metselen in een nis. Haar verhaal is me bijgebleven, in tegenstelling tot veel andere verhalen van de gids die middag. Misschien was het omdat Suster Bertkens nis precies dezelfde afmetingen had als mijn toenmalige studentenkamer, maar vooral gaf haar levensgeschiedenis een gezicht aan de mij toen nog onbekende late middeleeuwen. Om precies die reden is de formule van Emma Donoghues De vrouw die konijnen baarde zo pakkend.

De Ierse Donoghue, samen met auteurs als Jeanette Winterson, Ali Smith en Sarah Waters een pleitbezorger van lesbian fiction, heeft tien jaar aan de bundel met korte verhalen gewerkt. Telkens als ze op een bizar stukje geschiedenis botste, schreef ze er een verhaal over: fictie met een kern van waarheid. Haar bronnen variëren van procesverslagen tot schilderijen. Het verhaal waar de bundel haar titel aan ontleent, vertelt het verhaal van Mary Toft, een dame die in 1726 artsen en leken ervan wist te overtuigen dat ze konijnen baarde in plaats van kinderen. Op zichzelf al een interessant gegeven, maar door Donoghues ingenieus opgebouwde verhaal, geschreven vanuit het perspectief van Mary zelf, krijgen we een kijkje in de gedachten van de vermeende zwendelaarster. Was Mary echt op rijkdom uit? Of was ze een onschuldig slachtoffer van een op sensatie beluste arts? Donoghue geeft in feite niet meer dan een mogelijk scenario en stelt de lezer aan het einde van ieder verhaal door middel van een korte opsomming op de hoogte van haar historische bronnenmateriaal: een gravure, medische verklaringen, getuigenverklaringen, pamfletten en gedichten – bronnen die elkaar overigens op hun beurt allemaal weer tegenspreken.

Emancipatie

~

In eerste instantie lijkt de bundel een samenraapsel van toevalligheden, maar bij nader inzien is dat niet het geval: in ieder verhaal staat onderdrukking en emancipatie op een of andere manier centraal. ‘Genezen’ vertelt bijvoorbeeld het verhaal van Baker Brown, een zeer bekwaam geacht chirurg, die in de negentiende eeuw begon met het verwijderen van de clitoris van gezonde vrouwen om hen te genezen van hun hysterie. Hij stelde zijn patiënten vooraf niet op de hoogte van de details van de procedure, waardoor veel vrouwen pas na de ingreep beseften wat er was gebeurd. Je vraagt je als lezer af hoe een arts kan denken dat een dergelijke ingreep hysterie geneest. In Donaghues verhaal drijft de werkwijze het slachtoffer juist tot waanzin. Dit horrorverhaal staat haaks op het tragische ‘Hoe een dame sterft’, dat de verboden liefde van Elizabeth Pennington beschrijft voor haar gehuwde vriendin Frances Sheridan in het Engeland tijdens de verlichting. De zieke Pennington verblijft enige tijd in Bath met Sheridan en sterft uiteindelijk op de terugreis naar Londen in de armen van haar vriendin. De liefde blijft onbevlekt en ongeconsumeerd.

Niet alleen onderdrukking en emancipatie van vrouwen, maar ook van slaven (‘Dido’) en dieren (‘De vos op het spoor’), spelen een grote rol in Donoghues werk. Gelukkig lijdt de kwaliteit van haar proza nergens onder haar geëngageerde thematiek; het verhaal zelf komt altijd op de eerste plaats. Waar het deze bijzondere bundel wel aan ontbreekt is afwisseling. De eerste verhalen zijn verrassend door het perspectief van de hoofdpersoon dat de lezer als het ware telkens weer het volgende verhaal in trekt, maar deze truc raakt uitgewerkt. In de eerste alinea ‘Nachtbeeld’ is de volgende zin te lezen: “Ik geloof niet dat ik ooit eerder in mijn leven alleen ben geweest, en ik ben negen jaar oud.” Schrijven vanuit het perspectief van een kind is bijzonder lastig, en Donoghue gebruikt hier formuleringen die een kind van negen met geen mogelijkheid in de mond zou nemen. Wat te denken van: “Ik probeer te bedenken hoe elke vogel aanvoelt op grond van zijn zang. De slaande merel zou aanvoelen als de bolle kant van de lepel, maar de houtduif moet zo zacht zijn als de buik van een konijn.” Het slotverhaal, ‘Op zoek naar Petronilla’, maakt gelukkig veel goed. Plots zijn we in het heden aanbeland in Dublin, en het verhaal neemt in de laatste bladzijden zo’n verrassende wending dat ik het uiteindelijk toch jammer vind dat ik De vrouw die konijnen baarde uit heb, hongerig naar meer curieuze feiten en onvoorstelbare verhalen. Tijd voor een stadswandeling.