Muziek / Album

Liela, Liela, lieve Liela…

recensie: The Duke Spirit - Neptune

.

~

Weet je? Die Liela Moss, dat is me er eentje. Die kirrrrt als Kim Gordon, die schreeuwt als PJ Harvey. Die Liela is hitsig zoals Kim Wilde dat ooit was, zoals Shirley Manson dat nu zeker nog is. Ze is brutaal als Kim Deal en obstinaat als haar elf minuten oudere tweelingzusje Kelley Deal. Volgens uw recensent alles wat een man écht nodig heeft. U zult begrijpen, hij valt als een blok voor Liela Moss. Oh ja, wat hij bijna vergeet te schrijven, Moss zit in een bandje genaamd The Duke Spirit.

Ach dat bandje, dat bandje… zal ik er even heel kort over uitweiden? Over dat onder Moss’ vleugels acterende The Duke Spirit? Tja, in 2005 bracht deze rockgroep Cuts Across The Land uit, toen uiteraard ook al onder leiding van die goudblonde vrouw. Nee, dat u de verhoudingen even duidelijk op een rijtje heeft. Goed, dit Brits collectief – met de vurige, gepassioneerde dame – trapte eerder dit jaar hun tweede album Neptune de wereld in. Een cd overigens die is opgenomen met de welbekende Amerikaanse producer Chris Goss. Tja, u zult zich met mij zeer goed kunnen voorstellen dat Goss gewoon erg graag met Moss wilde werken. Samen met de andere bandleden fungeert de producer dus als ongetwijfeld zeer onderdanige begeleider van de nieuwe Britse koningin van de alternatieve rockscene.

Mag ik het daarom nog even verder met u hebben over Liela Moss? Die punkerchick met dat zachtroze randje? Die krijsende maar tegelijkertijd o zo tedere en lieve? Die knappe en ook waanzinnig ijzige stage-personality? Het is dat uw recensent al getrouwd is, anders zocht hij haar stante pede op, daar in dat pittoreske Engelse Cheltenham. Wat zou hij ter plekke dan graag luisteren naar de liedjes die ze uiteraard speciaal voor hem speelt. Zoals ‘You Really Wake Up The Love In Me’. En natuurlijk ‘Neptune’s Call’. Dan zou hij de bijgaande liefdesteksten met haar uitspellen en Liela’s treurige woorden over vergane liefdes juist voorgoed met eigen hand willen uitwissen. Dan zou hij zeker graag weten wat ze precies bedoelt met de uitspraak ‘Sadness can be a great trigger for the imagination’. Want té down en té depressief, neen, dat mag ze natuurlijk niet worden. Dan zullen er nooit meer juweeltjes zoals ‘This Ship Was Built To Last’ ontstaan, of ‘The Step And The Walk’, of ‘Send A Little Love Token’.

Goed, die liedjes schrijft ze dan wel veelal samen met ene Luke Ford en met ene Tony Butler, maar dat doet hier niet echt zoveel ter zake. Want iedereen weet toch dat Liela Moss ‘de band’ is? Och die Liela. Die lieve, lieve Liela…

Film / Films

Hoge aaibaarheidsfactor

recensie: Kung Fu Panda

.

De mogelijkheden van het dierenrijk blijken eindeloos voor creatieve animators. Zeer uiteenlopende dieren als vissen, leeuwen, eekhoorns en zelfs ratten hebben de afgelopen jaren gefigureerd in een animatiefilm, maar de panda was die eer nog niet ten deel gevallen. Dreamworks zag een gat in de markt en komt nu met Kung Fu Panda, een martial-artsfilm met in de hoofdrol een iets te dikke panda die meester in de kungfu wil worden.

~

De openingsscene van Kung Fu Panda is mooi en origineel, met tekeningen in de Japanse animatiestijl die doen vermoeden dat we hier met iets zeer bijzonders te maken hebben. Al snel wordt echter duidelijk dat dit een droom is. Letterlijk. De panda Po, die zijn hele leven al werkzaam is in het noedelsoeprestaurant van zijn vader, droomt er namelijk van zich aan te sluiten bij de legendarische Furious Five als meester in de kungfu. Zijn dromen komen onverwachts uit als hij wordt uitverkoren om zijn volk te beschermen tegen de gevaarlijke luipaard Tai Lung.

Eigen kracht

Het grote verschil tussen de animatiefilms van Dreamworks en die van de toonaangevende concurrent Pixar ligt in het tempo van de films en de scherpere toon van de eerste. Dreamworks staat bekend om zijn hoge grappendichtheid en scherpe kritiek op het wat meer aanwezige moralisme en melodrama in de films van Pixar, kritiek die in Dreamworks-films Shrek en Flushed Away op enigszins hypocriete wijze gestalte krijgt. Het moralisme en het sentiment dat films als Finding Nemo en Cars namelijk verweten wordt, is zonder moeite terug te vinden in de projecten van Dreamworks. Dat lijkt de studio zelf ook begrepen te hebben getuige het feit dat ze in Kung Fu Panda terug grijpen op de eigen kracht, een keuze die prima uitpakt. Hoewel de boodschap over het vinden van de held in jezelf niet uitblinkt in originaliteit, blijven er genoeg andere factoren over om van te genieten.

~

Het zijn vooral de schitterend gechoreografeerde actiescènes en de mystieke, oosterse sfeer die Kung Fu Panda boven het grote aanbod aan animatiefilms uittillen. Deze momenten zijn werkelijk adembenemend en tonen tot welke hoogtes de kunst van de animatie inmiddels is gestegen. Hoewel de mistige bergtoppen, ruisende bladeren en spirituele conversaties weliswaar wat clichématig aandoen in een film met oosterse pretenties, geven het adembenemende tempo en de visuele kracht van Kung Fu Panda je de tijd niet om je daarover te beklagen. Geholpen door een uitstekende cast met Jack Black in een op zijn lijf geschreven rol als de panda met zeer hoge aaibaarheidsfactor en Dustin Hoffman als zijn wijze meester, is Kung Fu Panda een uitstekende en bij vlagen innovatieve animatiefilm die ongetwijfeld jong en oud zal aanspreken.

Boeken / Fictie

Ruwe bolster, zwarte pit?

recensie: Ross Raisin (vert. Marion Op den Camp) - Aards Paradijs

Koeltjes merkt de hoofdpersoon van Aards paradijs op dat de wandelaars hun zonnebrillen nodig hebben vanwege het felle licht. Zonder dat gezegd wordt dat hij zelf géén zonnebril nodig heeft, is het voor de lezer duidelijk dat deze jongen een stoere figuur is die dicht bij de natuur staat. Het debuut van de Engelse schrijver Ross Raisin (1979) zit boordevol met dit soort subtiliteiten.

De negentienjarige Sam Marsdyke, de bonk zonder zonnebril, woont met zijn ouders op een schapenboerderij in Engeland. Hij is van school gestuurd terwijl hij naar eigen zeggen onschuldig was, en nu helpt hij volop mee op de boerderij. Zijn dagen vult hij met het verzorgen van de schapen, waar klusjes onder vallen die soms tot in de – nogal smerige – details worden beschreven (wat doe je bijvoorbeeld met een lam dat geboren moet worden, maar niet naar buiten komt?).

Op een dag betrekt een nieuwe familie een boerderij in de buurt: vader, moeder, meisje, jongen. Het zijn stadslui, maar ‘zij’, de dochter, zoekt Sam af en toe op en er ontstaat een schuchtere vriendschap. Haar ouders zijn hier van meet af aan radicaal tegen, en uiteindelijk leidt dit tot een grote ruzie. Ze vraagt Sam om samen weg te lopen. Hij kent de omgeving op zijn duimpje en de eerste paar dagen gaat alles goed, maar als ze op een gegeven moment door de politie gezocht worden, is het niet zo simpel meer om alles, en met name haar, onder controle te houden.

Weinig woorden

‘Haar’, nog zo’n geval van less is more wat woorden betreft. Juist door gedurende het hele boek het meisje alleen aan te duiden met ‘zij’, hoewel Sam weet hoe ze heet, benadrukt Raisin haar onbereikbaarheid. Dezelfde techniek gebruikt hij als het om Sams ouders gaat: ze heten mam en vader, en zijn respectievelijk lief en nors. Een ander schrijftechnisch aspect dat regelmatig terugkeert, is dat Sam anderen woorden in de mond legt. Sam ziet iemand, en fantaseert dan wat diegene tegen hem, of tegen iemand anders zegt. Soms gaat het om mensen, vaak ook om dieren.

Overal barstte de lente los. Allerlei dieren werden wakker, wierpen jongen, kwamen terug naar huis – en maar kwekken en kakelen tegen mekaar. Hallo, daar ben ik, ik heb de afgelopen maanden liggen slapen en nou heb ik me toch een honger.

Een originele manier om de geluiden uit de natuur te verwoorden. Een hoogtepunt is het gesprekje dat twee geschilderde portretten aanknopen. Dit alles weergegeven zonder aanhalingstekens, maar het minimale gebruik van tekens en de verdere compactheid van het boek is nergens vervelend, eerder doeltreffend en grappig. Zoals wanneer Sam een kippenhok betreedt en daar een haan vergelijkt met een ananas.

Ruwe bolster

In het begin van het boek lijkt het erop dat de auteur de lezer wil laten geloven dat Sam het hart op de goede plaats heeft. Hij werkt hard op de boerderij, verzorgt de beesten goed en zet zijn beste beentje voor als ‘zij’ in de buurt is. Als er bijvoorbeeld ’s nachts in haar bijzijn een lammetje sterft, begraaft hij het in plaats van het zoals gebruikelijk in de vuilnisbak te werpen. Op zo’n moment roept hij sympathie op, maar dat verdwijnt weer als sneeuw voor de zon wanneer hij zomaar een kip de nek omdraait, om maar eens wat te noemen.

Naarmate het verhaal vordert, begin je er zelfs aan te twijfelen of Sams gedachten wel zo doorzichtig zijn als ze in het begin leken. Het is niet duidelijk wat er echt in hem omgaat, en je kunt niet meer met hem meeleven, alleen maar meelézen. Je vraagt je af wat hier de bedoeling van de schrijver is. Wil hij dat we Sam vergeven voor zijn grofheid, en onder zijn ruwe bolster toch nog een blanke pit zien? Als hij dat van plan was, is hij er niet in geslaagd. Wat hem wél lukt is de lezer op het verkeerde been zetten, in een verhaal dat onschuldig begint, maar steeds grimmiger wordt. Naast het feit dat het verhaal van begin tot eind spannend is, valt dit debuut nog eens extra op door alles wat wel bedoeld wordt, maar ongezegd blijft.

Boeken / Fictie

Sisi blijft het maar proberen

recensie: Lucas Zandberg - Sisi's winterlied

Hoeveel boeken en films er ook al uitgebracht zijn over keizerin Elisabeth van Oostenrijk, beter bekend als Sisi, Lucas Zandberg voegde er zijn debuutroman Sisi’s winterlied aan toe. Daarin verschijnt ze stukken minder zoetsappig dan de Romy Schneider-creatie op celluloid. Maar de auteur verrast niet echt met een bijzondere vorm en evenmin met een visie die de historische figuur uit haar koninklijk slop haalt.

De roman van Zandberg overstijgt weliswaar het Libelle-niveau, maar nergens zijn de zinnen zo lang dat je het begin ervan dreigt te vergeten. De hoofdstukken springen ook nog eens van later naar vroeger en weer terug, een kunstgreep waar de lezer niet meer voor terugschrikt. Jammer is dat de taal mank gaat aan een serie onhandigheden en fouten. Voetstappen die echt ‘bestaan’, een parasol die ‘subtiel’ aangegeven wordt, het hof dat van luxe ‘ontstoken’ is  en een paar pupillen die, nota bene in het donker, iemand ‘onderzoekend’ aanstaren. Sisi voelt zich ‘subiet’ naar, stapt ‘lethargisch’ van een weegschaal en probeert dan weer ’tierig’ te klinken.

De alwetende Zandberg beschrijft wat Sisi (koosnaampje van haar gemaal de keizer) denkt en voelt. Ieder hoofdstuk opent ook met een gedichtje waarin ze haar frustraties vorm geeft. Deze spreken onomwonden uit de cursief geciteerde stem in haar hoofd die haar steeds tot een kwellend oog op de insnoerende werkelijkheid van het hofleven dwingt. De gebeurtenissen en gebeurtenisjes aldaar leunen zwaar op de discrepantie tussen haar betrekkelijke vrijgevochtenheid en de protocolaire dwangbuis. Daaraan ontsnapt ze hooguit door te reizen, meestal op medisch voorschrift en nooit in haar majesteitelijke eentje.

Obligaat

Anno 2008 leest de gemiddelde onderdaan nog altijd begerig over alles wat riekt naar koninklijke schandaaltjes en sensatie, maar zelden kun je een hoogheid diep in de ziel kijken. Fictie zou die inkijk wel kunnen geven, hoe fictief ook. Maar Zandbergs Weense hof, en uiteindelijk ook de keizerin, hult zich navenant in een wereldje apart. Zandberg blijft relatieve buitenstaander, en met hem de lezer. Sisi leeft weliswaar, maar het is, in weerwil van alle tragedie, een enigszins obligaat paleisleven.

Op het eind wordt Elisabeth in een Geneefse straat door een vage figuur flink omver geduwd, in de ervaring van Sisi een stomtoevallig incident, ook al luidt het haar levenseinde in. Zandberg verplaatst zich als auteur strikt in Sisi, waardoor de ware strekking van de duwpartij buiten beeld blijft: Sisi werd vermoord met een vijl door een Italiaanse anarchist.

Zandberg heeft gebruik kunnen maken van een schat aan biografisch materiaal. Het manco van Sisi’s winterlied is dat Zandberg, en Sisi in zijn kielzog, zich niet op een goede manier van al die bronnen heeft losgemaakt.

Kunst / Achtergrond
special: Den Haag Sculptuur - Freedom

Amerikanen verbeelden de vrijheid in Den Haag

Een zomerlang kun je op de mooiste plek van Den Haag wandelen langs sculpturen en andere kunstwerken van grootheden. De elfde editie van Den Haag Sculptuur heeft de verwende kunstkijker weer genoeg te bieden. Rond het thema Freedom tonen bekende naoorlogse Amerikaanse kunstenaars samen met beginnende kunstenaars diverse werken op verschillende locaties. Toch wil het tintelende ‘expositiegevoel’ niet meteen komen. Misschien komt dit juist door de brede opzet en de laagdrempeligheid.

In de Hofvijver voor de Tweede Kamer drijft een flinke ijsberg. Door het spierwitte ruwe oppervlak is dit piepschuimen kunstwerk een echte bliktrekker. Deze plek langs de route van Den Haag Sculptuur is een mooi podium voor de jonge kunstenaar Matthijs Bosman uit Eindhoven. Het werk krijgt meer aandacht dan bijvoorbeeld het beeld van Louise Bourgois op het Lange Voorhout of van Hans Haacke in Pulchri Studio. De expositie, voor een groot deel in de openbare ruimte, biedt grote en onbekende namen door elkaar. Daarnaast zijn er veel extra’s, variërend van videokunst tot een zondagse fietstocht met gids langs Amerikaanse kunst en architectuur. Het is de charme van dit jaarlijkse evenement in Den Haag. “Toegankelijkheid staat voorop,” zegt Marie Jeanne de Rooij, directeur en curator van het Haagse evenement. “Maar we nemen het publiek ook serieus, de tentoonstelling is niet populistisch. Kunst werkt het beste als je er een beetje moeite voor moet doen.”

Spiegels

Kiki Smith – Reclining Nude – 2005 – 80x127x96 cm
Kiki Smith – Reclining Nude – 2005 – 80x127x96 cm

De vraag is of veel bezoekers of voorbijgangers dit doen. Op een donderdagmiddag slenteren dagjesmensen en antiekmarktbezoekers langs de beelden. Een groep jonge Italiaanse toeristen neemt uitgelaten bezit van de grote schommel die onderdeel is van de sculptuur Vote van Mark di Suvero. Op verzoek van De Rooij stapt een vrouw het Children’s Pavilion in, twee in elkaar overlopende kubussen van glas en spiegels van Dan Graham. “Het is inderdaad heel anders binnen,” zegt ze daarna aangenaam verrast. Een ander spiegelobject trekt meer aandacht. Natasha Johns-Messenger speelt subtiel met optische illusies met Through to You, drie verticale glazen panelen waarvan de middelste een spiegel is met een uitgespaard gat op ooghoogte. Hierdoor verdwijnt het gezicht van de kijker. De meeste mensen voelen zich vrij als ze zichzelf vergeten, zo verklaarde de Australische kunstenares de link met het thema Vrijheid.

Het thema is niet toevallig gericht op Amerikaanse kunst. Je hebt de Amerikaanse ambassade aan het Voorhout (architect Marcel Breuer) die bijna vijftig jaar bestaat, de komende presidentsverkiezingen en de relatie tussen Den Haag en Washington. Den Haag Sculptuur vond het daarom, ook vanwege de politieke discussies rond vrijheid en veiligheid, een geschikt moment voor een expositie rond Amerikaanse sculpturen. Het levert in elk geval een rij grote namen op, ook al is de relatie met het thema of met de discipline sculptuur soms ver te zoeken.

Videokunst
In het Videopaviljoen is een wekelijks wisselend programma van videokunst. Half juni was dat Forever van Julika Rudelius. Een intrigerende film over zeer rijke Amerikaanse dames op leeftijd die met hun verbouwde gezichten als een ‘mooi’ accessoire rond het zwembad rondhangen. Ze vertellen over schoonheid en geluk. Indrukwekkend, al haken de mannelijke bezoekers snel af. In een tweede ruimte draait The Lovers (2005)van videokunstenaar Bill Viola. De slow motion film van een liefdespaar dat door water wordt overspoeld is, zoals veel van zijn werken, meditatief. Het is dan jammer dat je de botoxvrouwen op de andere film of de jongen die de folders bij de ingang uitdeelt duidelijk hoort praten door de dunne wandjes. Aan de andere kant: waar kan je en passant binnenlopen bij een film van deze beroemdheid? Curator De Rooij is er trots op dat dit toegankelijk maken telkens lukt. Bijvoorbeeld met de op zijn kop staande boom van Roxy Paine. De roestvrijstalen boom van twaalf meter hoog steunt op zijn dunne takken, waartussen kinderen lopen. Paine stelt met dit werk Inversion ook hier weer vragen over de gecompliceerde verhouding tussen mens en natuur: waar ligt de grens van menselijk ingrijpen?

Opgeblazen

Paul McCarthy – Bush – 2007 – 760x915 cm
Paul McCarthy – Bush – 2007 – 760×915 cm

Politieke vraagstukken lopen dankzij het thema als een rode draad door het zomerevenement. Minder prettig is de verhouding met de Haagse gemeentepolitiek, die aankondigde dat de subsidie van circa vier euroton voor het evenement op de tocht kan komen te staan. Den Haag Sculptuur zou ongeïnspireerd en weinig artistiek zijn. De Rooij wordt er een beetje moe van: “Hoe kun je zoveel goede kunstwerken bij elkaar niet artistiek noemen? De brede toegankelijkheid staat centraal, willen ze dan liever een elitaire expositie achter gesloten deuren?” Ze hoopt op inkeer van de adviescommissie maar richt zich verder liever op de organisatie. “Vergeet niet de andere locaties te bezoeken, zoals de silhouetten van Kara Walker in het Haags Historisch Museum of het hoofd van Bush in het Stadhuis,” adviseert ze. Bush van Paul McCarthy is een gigantisch opgeblazen hoofd van de bekritiseerde president dat veel bekijks trekt in het atrium van het stadhuis. Verwijst het naar iconoclasme, omdat het makkelijk te ‘verwijderen’ is na zijn aftreden, naar populaire cultuur of naar dom politiek bedrijven? Het beeld past in elk geval prima in het neo-modernistische witte stadhuis van de Amerikaanse architect Richard Meier.

Context

‘Het lijk’, Beautiful Superman, van David Herbert in de Kloosterkerk lukt ook nog, dan is het genoeg. Het is teveel voor één keer, maar dat geeft niet. Ieder zal eruit pikken wat het meeste aanspreekt. De brede opzet en laagdrempeligheid zetten je wel aan het denken over de context waarin je kunst bekijkt. Het aura van de museale omgeving ontbreekt en daardoor lijken de beelden in de openbare ruimte minder bijzonder. Het is dezelfde ervaring die sommigen op Schiphol hebben als ze zomaar oude Meesters in de dependance van het Rijksmuseum tegenkomen, tussen het winkelen door. Het tintelende expositiegevoel ontbreekt daardoor een beetje. Misschien komt het ook omdat de werken thematisch zo ver uit elkaar liggen. Ze gaan zelden een dialoog met elkaar aan. Iets dat de twee lantaarnpalen van academiestudente Iona Hoogenberk overigens wel doen. Ze won met de knus naar elkaar toebuigende lampen de RABO Aanmoedigingsprijs. Ze is vast een kanshebber voor de publieksprijs van Den Haag Sculptuur die in september bekend gemaakt wordt.

‘Moderation kills the spirit’ zegt Jenny Holzer in een zandstenen tablet met tekst op het Lange Voorhout. Het lijkt een motto voor de stichting Den Haag Sculptuur, ze moet vooral zo ambitieus blijven.

Boeken / Fictie

Vrije moedermelk

recensie: David Nolens - Stilte en melk voor iedereen

Waar halen we geluk vandaan? Hoe belangrijk is geluk voor ons? En is het wel echt? Sommige mensen zijn tevreden met doen alsof ze gelukkig zijn, maar in Stilte en melk voor iedereen kan de mannelijke hoofdpersoon niet eens doen alsof. David Nolens heeft een man het leven geschonken die opgesloten zit in zijn eigen hoofd, met dwanggedachten als zijn bewakers. En zijn vrouw is in alles zijn tegenpool.

David Nolens (1973) schreef al eerder de roman Vrint en de novelle Het Kind. Het Kind werd genomineerd voor de literaire BNG-prijs. Met Stilte en melk voor iedereen beschrijft hij op poëtische wijze een zoektocht naar geluk, waarbij hij niets overslaat en vooral de waarheid achter de leugen opspoort.

Complex

Het eerste wat opvalt aan Nolens’ roman, is dat zijn personages geen typische romanfiguren zijn. Ze zijn niet perfect en hebben zelfs de ‘perfecte foutjes’ niet, zoals bijvoorbeeld mannelijke politieagenten in thrillers bijna áltijd een vooroordeel over vrouwelijke politieagenten lijken te hebben. Alsof het zo hoort. Niets van dat alles in Stilte en melk voor iedereen. Nolens’ man en vrouw zijn echt, ze zouden je buren kunnen zijn, en dat komt voornamelijk doordat Nolens hun gedachten weergeeft zoals echte mensen denken: niet rechtlijnig, maar schots en scheef, associërend en van de hak op de tak springend.

Dat mensen gedachten over alles (kunnen) hebben, buit Nolens goed uit. Op twee manieren zelfs: de gedachten waar je zelf voor kiest (de vrouw) en dwanggedachten (de man). Dat maakt Stilte en melk voor iedereen tot drie keer toe een roman over tegenpolen: geluk en ongeluk, man en vrouw, vrije en dwanggedachten. De vrouw leidt een vrij leven, waarin haar man een kleine rol lijkt te spelen, iemand voor wie ze moet zorgen, bijna als een huisdier, wat ze zelf ook zegt. Zij denkt vooral over anderen, terwijl haar man voornamelijk dingen over zichzelf denkt. En ze houdt er een vreemde hobby op na: ze geeft vreemde mensen, zelfs hele gezinnen, de borst. De mensen die van haar borst gebruik maken, lijken daardoor weer in de leugen van hun leven te kunnen geloven, hoewel ze tegelijkertijd beseffen dat ze een leugen leven. En zij spreekt haar gedachten uit over die mensen, over hoe ze niet durven te zijn wie ze willen zijn, maar vooral bezig zijn met wie ze móéten zijn. Zijzelf heeft het over decoratie, wat toepasselijk is, omdat we allemaal ons leven decoreren met de dingen die we willen hebben of met de dingen waarvan we denken dat we ze moeten hebben. Dat is gecompliceerd en eigenlijk is Stilte en melk voor iedereen dat in z’n geheel. Maar niemand heeft ook gezegd dat een mensenleven makkelijk is.

Schimmen

Waar Stilte en melk voor iedereen eigenlijk vooral van getuigt, is lef. Nolens durft de hoeken van de menselijke geest te bezoeken waar vooral onzekerheid de hoofdrol speelt. Hij schrijft over de schimmen die we allemaal hebben, maar het liefst negeren. Vooral de man in Nolens verhaal heeft last van die schimmen. Zo ligt hij tijden opgekruld op het kleed voor de haard, alleen met zijn dwanggedachten, om dan vanuit het niets luidkeels ‘Stilte!’ te roepen. Nolens legt met hem een deel van de menselijke geest bloot, een bepaalde angst die we in zekere mate allemaal hebben. De angst dat we niet ten volle leven en dat we niet zijn wie we willen zijn, hoewel we tegelijkertijd juist ons best doen te zijn wie we móéten zijn, en het besef dat we als volwassene zo anders zijn dan als kind. Dat we plichten hebben als volwassene die we liever niet zouden hebben, maar die we toch wanhopig proberen te vervullen om geaccepteerd te worden.

Dat alles maakt van Stilte en melk voor iedereen een roman die intelligent is, die durft, die kritisch over het menszijn is, maar die vooral niet makkelijk is. Hoe krachtig en mooi Nolens ook schrijft, Stilte en melk voor iedereen blijft een boek waar je zin in moet hebben. Je moet maar net een moment hebben waarop je van de stilte houdt en trek hebt in melk, anders zal Nolens boek niet veel voor je doen.

Boeken / Non-fictie

De poëzie betekenis geven is haar verdedigen

recensie: Geert Buelens - Oneigenlijk gebruik: over de betekenis van poëzie

Poëzie is een van de vreemdste vormen van taalgebruik. In plaats van een zo zuiver mogelijke boodschap te leveren kan zij hakkelen, rijmen, en zo de aandacht op zichzelf als talige expressie vestigen. Maar wat betekent poëzie eigenlijk voor de maatschappij? In Oneigenlijk gebruik: over de betekenis van poëzie wil Geert Buelens deze vraag op meeslepende wijze beantwoorden.

Geert Buelens, auteur van onder meer de dichtbundels Het is (2002), Verzeker u (2005) en sinds drie jaar als hoogleraar moderne letterkunde verbonden aan de Universiteit Utrecht, heeft zichzelf een grote taak gesteld: inzicht te bieden in de waarde en betekenis van poëzie. Deze zoektocht is er niet zozeer een naar zuiver artistieke waarde – het Ware, het Goede en het Schone van poëtische taal. Eerder is het een vraag naar de maatschappelijke betekenis en inbedding van producten uit het zeer brede spectrum van expressief taalgebruik: van expliciete lyriek, emancipatoire rapsongs, dada-taalcollages tot abstracte postmoderne tekst-om-tekst.

De beantwoording van de gestelde vraag verloopt in Oneigenlijk gebruik in twee delen, beide bestaande uit een reeks veelal eerder gepubliceerde essays. Het eerste deel is gericht op de meer theoretische beschouwingen, de algemene ‘poëticale uiteenzettingen’, terwijl Buelens in het tweede gedeelte centrale karakters in de praktijk belicht. Wat in de eerste helft aan bod komt zijn onderwerpen als de relatie van poëzie tot de werkelijkheid, de autonomie van het gedicht, poëzie en politiek en ook meer formele aspecten als het beeldende (de witregel) en het muzikale aan een tekst. Het zijn werkelijk de fundamentele uitgangspunten die in acht kunnen en ook vooral móeten worden genomen door eenieder die zich serieus met de werking van poëzie wil bezighouden.

Graafwerk
Een confrontatie van de eerder uiteengezette theorie met belangrijke personen en stromingen uit de poëziepraktijk volgt in het tweede gedeelte. Hierin bespreekt Buelens onder meer propagandapoëzie van omtrent de Eerste Wereldoorlog, het onderwerp ook van zijn in voorbereiding zijnde Europa, Europa over poëzie van de Grote Oorlog. De concrete onderwerpen hier worden nochtans steeds gebruikt om ruimere thema’s te verduidelijken. Aan de hand van de gedichten van negentiende-eeuwse Vlaamse priester Guido Gezelle en de Nederlandse H.H. ter Balkt wordt bijvoorbeeld het verzet tegen oprukkende stadscultuur blootgelegd, terwijl een onderwerp als de geëngageerde ’topical songs’ – liederen die als een vorm van orale verslaggeving actuele gebeurtenissen verwoorden – zich er voor leent de invloed van liedteksten van onder meer Tom Waits en Bob Dylan op historische beeldvorming en geheugen weer te geven.

Natuurlijk moeten in een dergelijk breed opgezet werk keuzes gemaakt worden wat betreft de te bespreken titels en auteurs, keuzes die sterk rusten op de voorkeuren van de auteur. Paul van Ostaijen, tevens onderwerp van Buelens’ zeer lijvige proefschrift Van Ostaijen tot heden, komt zeer dikwijls terug en ook aan populaire muziek zijn meerdere hoofdstukken gewijd. In sommige gevallen is echter de bijdrage van een essay aan het totale vraagstuk wat mager. ‘Streepjescode’, over Emily Dickinsons gebruik van gedachtestreepjes in gedichten, bijvoorbeeld. Als onderzoeking naar Dickinsons werk buitengewoon relevant, maar als een deeltje graafwerk in Buelens’ boekverband toch minder.

Woordkunst
De zoektocht naar de betekenis van poëzie is tegelijkertijd een verdediging van haar belang. Zo’n verdediging is nodig, deels, want poëzie kent weinig écht trouwe lezers. Deze enkele fans zijn dan ook nog eens verdeeld in een groep peinzende academici versus gemoedelijke liefhebbers, met zo ieder hun eigen voorkeursstromingen. Het is ook vanuit die beweging dat Buelens er op wijst dat poëzie – met literatuur – nog steeds een moeilijker kunstvorm is dan bijvoorbeeld film, dans of muziek. Inderdaad, deze disciplines kunnen ook complex zijn, maar zij vereisen niet tegelijk het lezende én het artistieke interpreteren dat het beschouwen van geschreven werken wel vergt. Waar men bij poëzie, óók wanneer zij drijft op haar muzikale krachten, altijd doorheen moet en wat haar des te veeleisender maakt is dan ook precies dit noodzakelijk talige karakter.

Wonderlijk genoeg gaat Buelens er in het schetsen van deze aard van taal wel in mee dat poëzie een ‘oneigenlijk taalgebruik’ is. Hij accepteert communicatie als de primaire functie van taal, en verzaakt zo vanuit de essentiële rol van talige expressie en creatie dit vaste uitgangspunt te betwisten.

Tekstplezier
Brandt daar tot slot natuurlijk nog een belangrijke vraag, namelijk: wat is dan de betekenis van poëzie? Een kwaliteit van Buelens’ werk is dat hij nergens afzakt in ontwijkende klagerij. Op geen punt, ook niet waar het onderwerp zich daar gemakkelijk voor leent (‘metafysische poëzie’), probeert hij in mysterieuze bewoordingen een concreet antwoord te omzeilen. Sterker nog, Oneigenlijk gebruik is een bemoedigende studie waarvan in wezen ieder individueel hoofdstuk een brokje van het antwoord bevat. Poëzie is naar de romantische gedachte expressief; tegelijkertijd omvat zij ook vaak een beeld van de wereld dat onze blik kan bepalen. Het kan een sociaal en politiek middel zijn – denk aan propaganda. Bovenal echter vervult poëzie binnen de taal een creatieve, expressieve en volgens Buelens dus oneigenlijke functie. Zo luidt het: zolang er taal bestaat zal de mens er mee experimenteren en dus poëzie blijven maken.

Redelijk aangrijpend is dan Buelens’ gepassioneerde afsluiting over het plezier van het lezen van teksten, hierbij sterk steunend op zijn inspirator, de Franse filosoof en cultuuranalist Roland Barthes. In zijn nawoord benadrukt Buelens vanuit persoonlijke optiek hoe hij wenst dat men wat meer oog zou hebben voor de spontane esthetische pret van het lezen. Want daarin ligt uiteindelijk wel het meest direct het belang van poëzie: dat wij aan het lezen, doorwrochten en herlezen genoegen kunnen beleven.

Muziek / Album

Rustig avondje is gekomen

recensie: Justin Rutledge - Man Descending

Voor diegenen die al bekend zijn met de artiest of band is het totaal overbodige informatie. Voor al die anderen is het een must. Voor de recensent een uitdaging: de typering van de te bespreken muziek. Voor de tweede groep volgt daarom hierna een beschrijving van de muziek op de nieuwste cd van Justin Rutledge, Man Descending. Op het gevaar af dat de eerste groep daar hele andere ideeën over heeft. Maar daar slaat de recensent zich wel weer doorheen.

Justin Rutledge is een zogenaamde ‘alt. country singer-songwriter’. Een adequate, maar ook redelijk veilige omschrijving. Daarom gaan we een stap verder. De muziek op Man Descending is te omschrijven als een mix van Bruce Springsteen en Shearwater met een vleugje Eagles-ballads. Het geheel is gelardeerd met typische country-instrumenten als banjo’s en violen. Vaak wordt de uit Toronto afkomstige Rutledge echter gewoon vergeleken met Ryan Adams, maar dat is te gemakkelijk en geeft geen volledig beeld.

Fluweel

~

Nu we Man Descending en Justin Rutledge in een hokje hebben gestopt kunnen we verder met het daadwerkelijke oordeel over de derde cd van deze Canadese zanger. Wat als eerste opvalt, is de rust die het geheel uitstraalt. De fluweelzachte stem van Rutledge en de harmonische composities geven het geheel een zeer rustgevende sfeer. Een sfeer die je op den duur tegen zou kunnen gaan staan en die je in slaap zou kunnen sussen. Maar dat gebeurt niet. Daarvoor zit het allemaal gewoon net iets te goed in elkaar.

Justin Rutledge heeft Engels gestudeerd aan de universiteit van Toronto en dat is te merken aan zijn songteksten. Deze steken duidelijk boven het maaiveld uit. En weinigen die ze daar durven weg te maaien. Daarvoor zijn de teksten gewoon te ongrijpbaar bij tijd en wijle. Van Petrus die vanavond zijn deur niet moet sluiten in het openingsnummer, tot alle regen die valt als Rutledge aan ‘haar’ denkt tijdens het laatste nummer Alberta Breeze. Het straalt allemaal een zekere weemoed uit, maar wel een mooie weemoed.

De cd mag dan heel laidback en rustig zijn, precies halverwege komt Rutledge met Greenwich Time. Als je dan misschien toch even aan het wegzakken was wordt in dit nummer het tempo een klein beetje opgeschroefd. De drums in dit nummer doen je – met een beetje fantasie – denken aan het krijgsgeroffel van Apache-indianen en geven net weer dat beetje extra pit. Na deze kleine opkikker kun je vervolgens de rest van de cd weer rustig onderuitgezakt genieten van de muzikale talenten van Rutledge.

Oorlog

Man Descending is niet alleen voor de liefhebbers van alt. country een aanrader. Voor eenieder die van goede teksten, evenwichtige composities en een licht weemoedige sfeer houdt is dit album een luisterpoging waard. Een heerlijke cd voor een avondje bijkomen van je hectische dag onder het genot van een glaasje wijn en een kaasje. Dit om de setting optimaal aan de muziek aan te passen. Dan krijg je het beste resultaat.

Kunst / Expo binnenland

Sociologie, humor en compassie

recensie: diverse kunstenaars - Straalstroom#5: (Re)constructing reality

In alweer de vijfde editie van Straalstroom heeft één van de twee projectleiders, Lieke Wouters, de taak van curator op zich genomen. Wouters is geïnteresseerd in de verbanden, of juist de contrasten tussen de sociologie en de beeldende kunst. Bij binnenkomst word je geconfronteerd met eigentijdse sociologische slogans zoals: “De happy single bestaat niet”, maar ook fragmenten van Pierre Bourdieu en Norbert Elias komen voorbij. Deze trachten allemaal structuren bloot te leggen om het handelen van mensen in de samenleving te begrijpen en categoriseren. Wouters onderzoekt hoe en in hoeverre kunstenaars zich bezighouden met deze vraag. Ze heeft voor de tentoonstelling vier kunstenaars uitgenodigd die ‘het dagelijks leven’ als onderwerp gebruiken in hun werk.

Zhana Ivanova, Borrowed Splendour, 2008
Zhana Ivanova, Borrowed Splendour, 2008

Zhana Ivanova (Bulgarije, 1977) onderzoekt in haar werk de structuren en systemen die schuilgaan achter het dagelijks leven. Ogenschijnlijk onschuldige situaties, zoals een cafébezoek, rafelt ze helemaal uit elkaar om de essentie van de situatie te vangen. Ze lijkt op zoek naar een categorisering van ons handelen. In Borrowed Splendour, een videoregistratie van een performance, zien we drie mensen die gesproken opdrachten van Ivanova uitvoeren. De ruimte stelt een café voor, maar is volledig gestript: de muren en vloer zijn wit, met tape worden scheidingswanden aangegeven en een tafel en drie stoelen vormen het enige decor. De drie mensen, een vrouw en twee mannen, zijn geen professionele acteurs, maar zijn spontaan uit het publiek geplukt. Ze voeren de orders van Ivanova uit die variëren van zaken als “ga op de rechterstoel zitten”, of “steek een sigaret op”, tot het verbeelden van emoties: “denk aan iets gewelddadigs” etcetera. In de loop van de performance wordt duidelijk dat het om de strijd om (de aandacht van) de vrouw gaat, waarbij de mannen echte haantjes zijn.

Sociaal experiment

Door telkens te kiezen voor nieuwe acteurs, die bovendien onvoorbereid het decor ingaan, blijft iedere performance een uniek gegeven. Door de herhaling in de uitvoering, benadert de kunstenaar in feite het werk van de (sociaal) wetenschapper, die data verzamelt voor analyses en vergelijkingen. De performance is zo een experiment of studiemateriaal voor Ivanova. Waar is zij nou precies naar op zoek? Ze laat onvoorbereide mensen telkens precies hetzelfde doen in een gelijksoortige omgeving. Bestudeert zij de reacties van de acteurs en het publiek, vooral in de situaties waarin haar orders niet rechtlijnig zijn, maar vragen om inbeeldingsvermogen? Of toont Ivanova het publiek de blootgelegde structuren van ons handelen? De nagespeelde situaties zijn voor iedereen herkenbaar, maar bevreemden vanwege de kale ruimte en de acteurs die als robots opdrachten uitvoeren. Door dezelfde situatie, onder dezelfde omstandigheden te herhalen, geeft ze het de status van een experiment en verzamelt zo haar “bewijsmateriaal”.

Jaap Scheeren, Oma en haar boom
Jaap Scheeren, Oma en haar boom

Jaap Scheeren (Nijmegen, 1979) houdt zich op een heel andere wijze bezig met het dagelijks leven of ‘de realiteit’. Toen hij als kind met zijn ouders naar Vlissingen verhuisde, is zijn oma Toos hen briefjes gaan schrijven. Eerst over het wel en wee van Nijmeegse voetbalclubs, maar al gauw begon ze meer over haar eigen leven te vertellen. Scheeren geeft een fotografische visie op haar briefjes. Alle foto’s die Scheeren van zijn oma heeft gemaakt zijn in scène gezet. Zo zien we haar verkleed als inbreker met schroevendraaier bij een briefje waarin ze vertelt hoe vaak ze nog met angst terugdenkt aan die keer dat er bij haar is ingebroken. Of we zien haar in een innige omhelzing met een boom, in afwachting van het weerzien met haar kleinkinderen. Ze vraagt zich af hoeveel ze in lengte en breedte gegroeid zullen zijn.

Humor en compassie

Oma Toos heeft humor, vindt zelf dat ze volzit met kletskoek en kletst lekker verder. Het is ontroerend hoeveel ze van zichzelf blootgeeft in haar korte krabbels. Scheeren laat in zijn foto’s vele kanten van zijn oma zien, zoals gezegd altijd geënsceneerd, maar nooit gekunsteld of krampachtig. Het is hierdoor een werk geworden waar je steeds weer even naar terug wilt kijken, en waarin je telkens iets nieuws ontdekt. Scheeren heeft ook een boekje gemaakt van de foto’s en briefjes, dat Oma Toos tijdens de opening van Straalstroom#5 in levenden lijve signeerde.

Verder is een serie foto’s van Karine Versluis (Staphorst, 1980) te zien en een videowerk van Wannes Wouters. Versluis toont een serie foto’s van oude vrouwen uit Barceloneta, uit families die sinds generaties in die wijk van Barcelona wonen. Zij zullen echter de laatste zijn. De wijk is ontdekt door de toeristische sector en de oorspronkelijke bevolking is vertrokken. Wouters (broer van de curator) laat een videowerk zien van een soort interventie in de openbare ruimte. Er loopt een man in reflectorpak door een winkelstraat. In de montage is een kleine vertraging ingebouwd, zodat de reacties van mensen langer kunnen worden gevolgd.

Weinig samenhang

De curator wil met het werk van de vier kunstenaars verschillende manieren tonen waarop in de kunst het dagelijks leven wordt bestudeerd. De link met de sociale wetenschappen is met betrekking tot het werk van Ivanova duidelijk aanwezig. Ook Versluis toont in haar documentaire fotografie een visie op een sociaal proces. Bij de anderen komt deze link geforceerd over. Het werk van Scheeren is erg persoonlijk en gaat niet over het dagelijks leven, maar over zijn oma. Voor het persoonlijke verhaal is in de sociale wetenschappen over het algemeen weinig interesse. Wouters beïnvloedt met zijn reflectorman tijdelijk de openbare ruimte en registreert deze interventie. De performance gaat echter niet genoeg de diepte in om aan sociale structuren te raken. De samenhang tussen de getoonde werken is niet zo duidelijk. Het dagelijks leven komt terug als thema, maar dat is een erg globale aanduiding. De relatie met de sociale wetenschappen, waarbij dus gezocht wordt naar structuren en verklaringen, die het thema wat meer inhoud geven, is niet bij alle kunstenaars aanwezig.

Theater / Achtergrond
special: De talentenjacht onder de theaterstudenten

ITs Festival 2008

.

~

Op alweer de 19de editie van het ITs Festival (18 tot en met 28 juni) staan makers van de toekomst volop in the picture. De verschillende opleidingen in Nederland die toneel, dans, mime, regie, kleinkunst en muziektheater onderwijzen, hebben zich al langer aan het festival verbonden, nu wordt het tijd om over de landsgrenzen te kijken. Het is niet voor niets de ambitie van artistiek directeur Theu Boermans om in de komende periode uit te groeien tot het meest belangwekkende theaterstudentenfestival van Europa.

Tijdens deze editie staan er weer zo’n 80 voorstellingen van jonge makers geprogrammeerd. Daarnaast is er voor het tweede jaar een door de studenten zelf geïnitieerde serie debatten met prominenten uit het artistieke veld. Om de internationale ambitie van het ITs Festival luister bij te zetten zal het ook de tweede keer zijn dat Insted, de internationale organisatie voor jonge regisseurs, Amsterdam aandoet. Een groep internationale regisseurs zal zich een week lang onderdompelen in regievoorstellingen, nagesprekken en workshops. Aan het eind geven zij een presentatie.
Trip – Choreografie: Chris Leuenberger, Julia Jadkowski, Lea Martini
Gezien op 25 juni 2008 • De Brakke Grond, Amsterdam

fotograaf: Barbara Braun

fotograaf: Barbara Braun

Langzaam vallen hun monden open. Steeds wijder, totdat hun hele gezichten bijna openscheuren in een verkrampte, geluidloze schreeuw. Chris Leuenberger en Lea Martini kijken ons maniakaal aan, hun kwijl druipt traag. Er ontstaat een beweging, bijna niet waar te nemen, maar dan steeds sneller en groter. Een stilering van euforische, juichende gebaren worden gekmakend vaak herhaald. Als in trance rennen ze steeds weer op ons af met die vervormde gezichten. Woest stampend slaan ze zichzelf op de borst, steken hun vuisten in de lucht, rennen in cirkels en storten zich op de vloer. Komisch én beangstigend. Wat is dit voor iets krankzinnigs? We horen een permanente soundscape die het midden houdt tussen een hartslag en vervormd, krakend publieksgejuich. Alsof ze gevangen zijn in een loop waar geen ontsnappen aan is en gedwongen worden een ritueel van zelfkastijding af te draaien. Een hysterisch enthousiasme als een soort Sjiitische Ashura. Soms is er angst, vermoeidheid en pijn in hun blik te zien. Op andere momenten extase, binnenpretjes en overgave aan de beweging. Ze vallen plotseling stil en kijken berustend de zaal in, om opeens weer te worden voortgestuwd. Hun kalmte tijdens de spannende stiltes werkt extra vervreemdend. Het spel is fascinerend ondanks de herhalingen. Waarom doen ze zichzelf en ons dit aan? Er komt geen antwoord. Desoriënterend en fantastisch, dit is echt een Trip.

Chris Leuenberger won vorig jaar de ITs Choreography Award met zijn voorstelling White Horse (an attempt at live therapy): een voorstelling die hij samen maakte met Lea Martini. In White Horse vertelden zij zeer intieme anekdotes uit hun privéleven. Door het opbiechten van deze pijnlijke ervaringen schiepen ze een krachtige ervaring van emotioneel medeleven. Leuenberger maakte Trip samen met Julia Jadkowsk en Lea Martini. Jadkwosk was geblesseerd en speelde helaas niet mee. Trip roept een vergelijkbaar gevoel van empathie op als White Horse, maar doet dit juist door het oproepen van fysiek medeleven.

Het spel is een moorddadige uitputtingslag maar blijft ongrijpbaar mooi. Als tot slot van de voorstelling, na een bijna orgastische climax de dansers in kleermakerszit op de grond zakken wil Trip nog steeds geen antwoord geven op de vragen die het stuk oproept. Martini mompelt richting het publiek: “It will take five more minutes. If you have something to say. You’re very welcome to do so“. Het licht gaat heel langzaam uit, niemand geeft antwoord. De verpletterende indruk die Trip in uitgeklede vorm maakt doet verlangen naar de complete versie. (Daniël Bertina)
Terug naar boven

Zoet verhaaltje
Liefde – Regie: Wim Helsen, Dennis van Galen
Gezien op 25 juni 2008 • Theater de Engelenbak, Amsterdam

fotograaf: Shanne de Wit

fotograaf: Shanne de Wit

Soms doet het verhaal er weinig toe. De cabaretier neemt je vanaf het begin meteen mee in zijn enthousiasme. Dat is de voorstelling Liefde van Esteban. Een vrolijke jongen in een geel-paars fluor trainingspak (of bijenpak) met wilde halflange krullen vertelt zijn herinneringen over zijn jeugd in Schaarsbergen en zijn jeugdliefde Janneke.

Vanaf het begin dat Esteban opkomt weet hij het publiek voor zich te winnen met zijn ontwapende lach. Vertederend begint hij te vertellen hoe hij als klein jongetje van zeven met zijn stille beste vriendje Jeff door het bos fietst, langs het winkeltje waar ze de lekkerste lollies hebben om zo via een kronkelweg bij een grote es te komen waar ze in klimmen. En dan is daar ineens Janneke. De eerste grote verliefdheid van Esteban als hij pas zeven is. Beeldend vertelt hij hoe lief en slim zij is, hoe zijn allergie voor bijen zijn jeugd heeft beïnvloed en over zijn liefde voor bladeren en in bomen klimmen.

Met een komische noot vertelt hij over alledaagse situaties, maar ook over momenten die je soms even een wenkbrauw omhoog doen gaan. Zo vertelt hij over de vele foto’s die zijn ouders namen van hem op het naaktstrand. Ook het eerste moment dat hij werd gestoken door een bij weet hij net iets spannender te maken door met een ondeugend blik dubbelzinnige woorden te gebruiken. Zijn vriend Jeff begeleidt hem als een stille schaduw op de piano zonder een woord te zeggen of maar van blik te veranderen. Toch weet hij op een paar momenten zijn 15 seconds of fame te pakken, wanneer hij eigenwijs het deuntje van Batman inzet om Esteban te pesten.

Liefde is een zoet verhaaltje over vroeger. Esteban laat zien dat hij de potentie heeft om een grote cabaretier te worden. Hij draait niet simpel zijn verhaal af, het verhaal begint te leven door zijn beeldende vertelling. In gedachten zie je de gebeurtenissen die hij vertelt. Tijdens zijn performance verliest hij geen moment het publiek uit het oog. Hij reageert ad rem op reacties in de zaal en heeft er ook geen probleem mee om zichzelf soms even te kijk te zetten en te lachen om zijn eigen teksten. De zoete klanken waarmee hij de liedjes van Toon Hermans zingt, bewijzen dat hij meer in zich heeft dan alleen de clown op de vloer. (Mariëlla Pichotte)
Terug naar boven

Vragen om een reactie
Oh?!Hallo – Regie: Romana Vrede
Gezien op 24 juni 2008 • Frascati 2, Amsterdam

Hoe reageren we als een vreemde opeens Oh?! Hallo zegt, je naroept op straat of gewoon in de trein naast je komt zitten. Zeggen we dan beleefd iets terug, beginnen we een gesprek of negeren we de vreemde? Bram van der Heijden en Isil Vos, vierdejaars studenten aan de ArtEZ toneelschool onderzochten voor deze voorstelling wat er kan gebeuren als je ergens op straat of in de trein een vreemde ontmoet. Het resultaat is wat je mag verwachten: alle clichés en meer. Het meer zit hem vooral in de verassende wendingen in de voorstelling. Het duo heeft uiteenlopende herkenbare reacties in een snelle dynamische en komische voorstelling verwerkt. Korte sketches van een ontmoeting tussen twee volslagen vreemden op een bankje en de verschillende reacties op één ontmoeting wisselen ze af met moderne dans en enkele filmfragmenten op de achtergrond. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor de hit Clint Eastwood van de virtuele band Gorillaz.

fotografie: Hanna Donker, Simone Trum

fotografie: Hanna Donker, Simone Trum

Voor de voorstelling eindelijk van start gaat, moeten we nog eerst nog ruim tien minuten luisteren naar het betoog van Isil tegen Bram waarom het oké is dat het publiek niet op de linkerrij banken is gaan zitten, maar automatisch op de tribune rechts. Dat zij drie weken gerepeteerd hebben met een andere opstelling, maar dat ze nu buiten hun kader moeten treden. Het verrassingseffect dat we als publiek moeten luisteren en kijken naar twee ruziënde acteurs, werkt. Je ziet het publiek verbaasd kijken en denken. Vooral als ook de technicus zich met de woordenstrijd op het toneel bemoeit. En net voordat het geruzie te lang wordt om naar te kijken, geeft Bram toe, dat ze hun ingestudeerde bewegingen moeten omdraaien en spiegelen, omdat het publiek aan de andere kant zit. Het duo is klaar voor de de echte voorstelling over ontmoetingen.

Isil en Bram nemen het meest voor de hand liggende gegeven: de reactie op een vreemde. Ze weten daar het publiek ruim een uur mee te boeien. De timing van deze spelers is bijna perfect. De snelle wisselingen tussen dans, spel en filmfragmenten gecombineerd met luisterbare hiphop die op volle sterkte uit de speakers komt, smaken naar meer. Voor een zogenaamd geïmproviseerd en gespiegelde voorstelling geven Isil en Bram niet de indruk dat het ze moeite kost. Na afloop van Oh?!Hallo valt opeens het kwartje, zij spiegelen niet hun voorstelling, maar zij houden ons een spiegel voor met onze reacties op een vreemdeling. (Mariëlla Pichotte)
Terug naar boven

Prestatie niet voorbij lastige molshopen
Zus van – Begleiding: Ineke Eldering
Gezien op 24 juni 2008 • Frascati 2, Amsterdam

fotograaf: Rob Wolvenne

fotograaf: Rob Wolvenne

Een goede toneeltekst kan, gebracht door een sterke acteur, bij wijze van spreken ook in het donker worden opgevoerd. De juiste mimiek, de kracht en intonatie van de stem brengen het stuk tot leven. In de monoloog Zus van, gebaseerd op een figuur uit het verhaal Antigone uit de Griekse mythologie, draait alles om de tekst. Het duurt even voordat het publiek doorheeft dat dit Ismene is, een figuur uit de Griekse mythologie. Ze is de zus van Antigone en dochter van koningin Iokaste van Thebe en haar zoon Oedipus. We horen het verhaal van een vrouw die altijd in de schaduw heeft geleefd van haar heldhaftige en wereldberoemde zus. En nu na drieduizend jaar doet ze eindelijk haar eigen verhaal.

Actrice Karlijn Zenta Smit heeft het zichzelf niet gemakkelijk gemaakt door deze tekst van Lot Vekemans te kiezen. Elsie de Brauw (NT Gent) ging haar voor en ontving voor deze rol een nominatie voor de Theo d’Or 2005. Nu, drie jaar later, kijken we naar de vertelster die tussen elf molshopen en een hoopje kleren staat. In deze monoloog begint Ismene met hoe zij opkeek tegen haar zus, om vervolgens in haar eigen woorden het verhaal rond Antigone en Thebe rechtstreeks aan het publiek te vertellen. Soms dwaalt ze rond tussen de hopen en praat ze in zichzelf.

De op zich fascinerende tekst is misschien iets te hoog gegrepen voor Smit. Ze mist de kracht en de emotie in haar stem om de voorstelling een uur te dragen en de aandacht volledig naar zich toe te trekken. Op de momenten dat Ismene in zichzelf praat, heeft Smit de emotie en kracht in haar stem om de aandacht van de aanwezigen te pakken. Maar zodra ze rechtstreeks tegen het publiek praat, lijkt het soms alsof ze haar tekst opleest. Het gevolg is dat je als toeschouwer je aandacht even naar de molshopen en het hoopje kleren verplaatst. Waarom liggen kleren ogenschijnlijk betekenisloos op een hoopje zonder aangeraakt te worden? Waarom hoort Ismene honden aankomen? Wat heeft ze de afgelopen drieduizend jaar gedaan? Vragen die er eigenlijk niet toe doen, maar door het verslappen van de aandacht ineens belangrijk worden. Zo blijven na de voorstelling meer vragen over dan antwoorden. En dat is jammer. Smit heeft ondanks dat haar stem en haar acteerprestaties de voorstelling niet kunnen dragen, toch geprobeerd om een sterke Griekse anti-heldin even uit de schaduw van haar zus te trekken door haar een stem te geven. (Mariëlla Pichotte)

~

De student van de HKU begint als een keurig onopvallende jongen in een spencer. In zijn kamer oefent hij tussen de posters van Donald Duck en zijn Disney knuffels het muziekstuk Fur Elise op zijn keyboard. Maar zodra zijn ouders weggaan, verandert hij in een opstandige puber van vijftien die zijn spencer en overhemd verruilt voor een Australian trainingsjas, gouden schakelketting, kaal hoofd en een bomberjack. Het stereotype gabber zoals we ze zagen loopt op straat. De posters van Disney verruilt hij voor zwarte posters van the Masters of Hardcore. Vanuit de stereo naast het keyboard klinkt opeens snoeiharde house die de hele voorstelling door in fragmenten te horen is. Tussen de stroboscoopeffecten zien we Zipson hakken en plastic potten uit een kast pakken. Later legt hij met een gezicht strak van de XTC het verschil tussen de verschillende soorten drugs uit, die op de feesten van hand tot hand gingen. Zipson vertelt op een open en een humoristische manier het verhaal van een jongen die helemaal opgaat in de gabbercultuur en uiteindelijk in aanraking met de politie komt. Maar aan de andere kant ook gewoon een kleine jongen is, die zich veilig voelt op de zolder van zijn ouders tussen zijn knuffelbeesten. Op zijn eigen manier laat hij het publiek kennismaken met de jongens achter de vervaarlijk uitziende gabbers.

Het is moeilijk te begrijpen waar Zipson naar toe wil en wie hij nou speelt. Zijn het zijn eigen herinneringen of speelt hij een type? Het verhaal is warrig. De scènes waartussen hij in snel tempo schakelt hangen losjes aan elkaar. Zipson barst van de energie en blaast zich zonder remmingen door de voorstelling heen. Het lijkt alsof hij vooral een poging doet zoveel mogelijk gekke gezichten te trekken in vijfenveertig minuten. Dat hem overigens lukt. Zipson heeft een sterke mimiek die zelfs op de achterste rij van de tribune op de lachspieren werkt. Als hij die energie ook in de uitwerking van de voorstelling steekt, kan de voorstelling nog wat worden. (Mariëlla Pichotte)
Terug naar boven

Met een quarterlife crisis
Acht – Regie: Domien van der Meiren
Gezien op 21 juni 2008 • Compagnietheater, Amsterdam

Tijdens het ITs festival willen acht vierdejaars studenten van de Toneelacademie Maastricht een verhaal maken voor de wereld. Ingrediënten: hilarische zwarte humor, onverwachte wendingen en de klassieke hoogtepunten van het leven: geboorte, verliefdheid, huwelijk en dood. Eigenlijk niets anders dan een dag uit het leven van een twintiger met een quarterlife crisis.

~

Acht is een heropvoering van de toneeltekst Het koude kind van de Duitse schrijver Marius von Mayenberg. Twee jaar geleden werd het stuk door regisseuse Maaike van Langen voor de Theatercompagnie bewerkt en kreeg de voorstelling veel lof. Dit jaar staat de toneelvoorstelling tijdens het ITs festival opnieuw met geweldige acteurs in het Compagnietheater. Zes twintigers en een ouderechtpaar komen elkaar tegen in het hippe café Polygaam, een naam die lading en de onderhuidse spanningen van de personages goed dekt. De twintigers in een quarterlife crisis hebben een identiteitscrisis, ze weten niet meer wie ze zijn en waar ze naar toe willen in hun leven. De acht zijn via verschillende lijnen met Lena, studente Egyptologie verbonden. Alejandra Theus is in haar rol van Silke onvergetelijk. Als echtgenote en onverschillige jonge moeder verkiest ze haar Campari-jus en sigaret boven dochter Nina die in de maxicosi ligt. Geen enkele keer ontfermt ze zich over het kind of werpt ze een blik in de maxicosi. Haar man Werner daarentegen verliest Nina tot aan de ontknoping van zijn geheim geen minuut uit het oog. Op de juiste momenten weet Theus de aandacht op zich te richten en geeft ze alles. Terwijl de andere acteurs zich het grootste deel van de voorstelling vooral uiten met geschreeuw en hysterie, blijft Theus opvallend kalm ondanks haar onderdrukte woede. Het is de combinatie van de intonatie van haar stem en de grote zwarte bril op haar neus, die haar sterke acteerprestaties extra onderstrepen.

De acht acteurs beheersen het snelle, absurde cynisme van de tekst goed. Maar ondanks hun sterke acteerprestaties loopt de toneelvoorstelling vast op onduidelijke overgangen. De verhaallijnen van de verschillende personages lopen door elkaar en niet altijd in chronologische volgorde. De schakelingen binnen een scène van een personage zijn hier en daar te abrupt, waardoor het soms niet duidelijk is of het fantasie of realiteit is. Ondanks dit minpuntje is het 75 minuten genieten van andermans leed en sterke acteerprestaties. (Mariëlla Pichotte)
Terug naar boven