Boeken / Fictie

Grote ambities, kleine verwachtingen

recensie: Joe Treasure (vert. N. Lenders) - Het mannelijk oog

In het wazige, verwarrende L.A. uit Het mannelijk oog van Joe Treasure weeft zich een web van esoterische newagetypes, pretentieuze intellectuelen, mislukte actrices en andere gevallen engelen. We volgen de sympathieke Brit David Parker, geëmigreerd naar aanleiding van de carrière van zijn al even Britse vrouw Rebecca, door een stedelijke jungle van intriges, misvattingen en teleurstellingen.

Het mannelijk oog van Joe Treasure weeft zich een web van esoterische newagetypes, pretentieuze intellectuelen, mislukte actrices en andere gevallen engelen. We volgen de sympathieke Brit David Parker, geëmigreerd naar aanleiding van de carrière van zijn al even Britse vrouw Rebecca, door een stedelijke jungle van intriges, misvattingen en teleurstellingen.

Gestrand in een hem wel zeer vreemde omgeving, worstelt David Parker met een writer’s block. Terwijl zijn vrouw een carrière opbouwt als kunstdocente, probeert hij nogal halfslachtig een handleiding tot de grootste wereldreligies op te stellen.

Een welkome afleiding wordt hem geboden door Astrid, de uitzonderlijk leergierige spring-in-’t-veld die hij op een tuinfeest van Rebecca’s collega ontmoet. Zij troont hem mee naar haar vrienden: zweverige Mo, geflankeerd door haar frêle patiënte Natalie en puberende zoon Jake. Terwijl Mo werkt aan Natalies psychische problemen met een therapie die ze ‘Intensievere Nu-beleving’ noemt, wordt Jake hopeloos verliefd op het meisje. Davids betrokkenheid bij het bizarre groepje stoort Rebecca, maar wordt des te groter wanneer Natalie voor zijn ogen zelfmoord pleegt. Van dan af belanden de personages bij hun zoektocht naar de verklaring achter het drama in een achtbaan van onderlinge verbanden, waanzinnige toevalligheden en opgehitste ideeën, voornamelijk omtrent islamterrorisme.

Tussen vlot en contemplatief

Het mannelijk oog schippert tussen een vlotte thriller en een contemplatieve roman die ons een dieper inzicht wil bieden in relevante vraagstukken van onze huidige maatschappij. Bij dat laatste gaat de meeste aandacht uit naar hoe mensen omgaan met religie, en wat houvast biedt aan wie níet gelooft in één of meerdere goden of bovennatuurlijke krachten. Het ene personage zoekt zijn heil in seks, anderen vinden het in hernieuwd huwelijksgeluk.

Joe Treasure heeft in zijn debuut duidelijk zijn eigen ervaringen als Engelsman in Los Angeles verwerkt. De verdwaasde indrukken die David optekent, doen dan ook erg authentiek aan. Onnavolgbare stratenplannen, de alomtegenwoordige oceaan, de onzichtbare latino’s en de mondaine filmwereld spelen doorheen de hele roman een sfeerbepalende rol. De bespiegelingen die rond deze gegevens geweven worden, zijn dan ook het sterke punt van de roman. Af en toe doen ze denken aan Don DeLillo’s literaire analyses van de Amerikaanse samenleving, zonder evenwel zijn niveau te bereiken. Desalniettemin weet Treasure zinnige dingen te vertellen, en die ook nog eens mooi te verpakken. Hij slaagt er zelfs in om die momenten van helderheid niet te laten verzanden in melig pseudo-intellectueel gebabbel.

Waterig zonnetje

Het slechte nieuws is dat de gloed van de enkele intelligent doorvoelde passage de lezer slechts matig kan verwarmen tussen de regenbuien van manke vertalingen en clichématige dialogen door. Wat te denken van zinnen die krom lopen door een overmatig gebruik van spreektaal, zoals ‘Hoezo denk je dat ze het allemaal overleefd hebben?’ of ‘En er zijn er die willen het allebei.’ Het probleem is dat de auteur erg zijn best doet om het allemaal realistisch te houden. Wanneer je uitgaat van Engelstalige gebruiken en zinsbouw, gaat dat effect natuurlijk een beetje verloren in vertalingen. Het woord ‘fuck’ is de gemiddelde lezer bovendien zodanig vertrouwd dat het heus niet vertaald hoeft te worden naar het toch iets tammere ’tering’.

Opvallend van Het mannelijk oog is wel dat het boek beter wordt naar het einde toe. De schrijfstijl, die in het begin nogal gekunsteld overkomt, wordt natuurlijker. De stem van de verteller – die aanvankelijk al eens een uitschieter maakt – wint aan kracht. Demonstratie van een redacteur die meer en meer durft te schrappen, of van een auteur die aan zelfvertrouwen wint? Feit blijft dat het boek niet zou lijden onder een duchtige kuisbeurt van de eerste negentig pagina’s. Daarna beginnen de puzzelstukjes langzaam op hun plaats te vallen: de persoon die Natalie tot waanzin dreef, blijkt iemand te zijn die erg dicht bij Rebecca staat, en de kennissenkring van het Britse koppel ondergaat lijdzaam de soms tragische gevolgen van dat gegeven. Het naadloze geheel dat daardoor ontstaat, zal er niet bij iedereen als zoete koek in gaan, maar is zonder twijfel erg doordacht gecomponeerd. Het boek is dan ook geen slechte vakantieliteratuur: allesbehalve zwaar, maar niet zo licht dat je er na de laatste pagina een vieze smaak in je mond aan overhoudt.

 

 

Muziek / Album

Fascinerend werkstuk

recensie: Brett Anderson - Wilderness

Met Wilderness brengt de man met de snik in zijn stem, die vroeger zong in Suede, zijn tweede soloalbum uit. Het album ademt een rust uit die je niet verwacht bij de titel Wilderness. De eerste tonen zijn die van een cello, al snel gevolgd door een piano en de zeer herkenbare stem van Brett Anderson. Deze drie elementen dragen dit hele album.

~

In 1993 werden we door het Engelse neo-glamrockgroepje Suede verrast met een werkelijk overdonderend debuutalbum. De kenmerkende stem van Brett Anderson viel direct op en gaf de liedjes van Suede gedurende hun bestaan een extra diepgang. Veel liedjes werden door Brett Anderson’s partner Bernard Butler geschreven. Dat ook na het vertrek van Butler de albums van Suede bleven staan, bevestigt dat Brett Anderson een begenadigd songsmid genoemd mag worden. Na Suede richtte hij de band The Tears op, die een kort leven beschoren was. In 2007 bracht Brett Anderson zijn eerste soloalbum uit, dat nu opgevolgd wordt door Wilderness.

Boeiend en fascinerend

Op Wilderness krijgt hij vocale ondersteuning van een dame. Een zoektochtje op het internet levert de naam op van Emmanuelle Seigner die Brett Anderson hier vergezelt. Na zijn samenwerking met Stina Nordenstam en Jane Birkin heeft Brett Anderson opnieuw een prachtige stem naast zich in ‘Back to You’. De sfeer die het album uitstraalt is precies de sfeer die ook Stuart Staples weet op te roepen op zijn soloalbums en met zijn band Tindersticks. Dan moet je de zware stem van Staples wel vervangen door de hoge falsetachtige stem van Brett Anderson. De aparte combinatie van stemmen levert een boeiend en fascinerend werkstuk op. De ingetogenheid van het werk maakt het luisteren naar Wilderness iets dat op vele momenten zal passen. Al bij het openingsnummer ‘A Different Place’ loopt je, als liefhebber van aangrijpende liedjes, bij wijze van spreken het water al in de mond.

Geen goedkoop sentiment

Muziek zoals die op Wilderness wordt gebracht heeft al snel de neiging door te slaan naar slijmerigheid of goedkoop sentiment. Brett Anderson is echter zo’n vakman dat hij nimmer over het randje gaat op dit album. Toch lijdt het album wel een klein beetje onder de eenvormigheid van het tempo. Af en toe had het best wat omhoog gemogen met het aantal beats per minuut.

Naast dat kleine smetje is de speelduur van een iets meer dan een halfuur wel heel kort als je nog zo lekker aan het genieten bent. Misschien was het anders toch te bitterzoet geworden.

Kunst / Expo binnenland

Moderne modekunst in historisch museum

recensie: Bridges to Fashion, Rotterdam-Istanbul

.

Modeminnende meisjes lopen vlijtig fotograferend over de tentoonstelling in het Historisch Museum Rotterdam. Een bejaarde dame legt een van de meisjes uit hoe ze vroeger kleding naaide. Enthousiast betast ze de stoffen en onderzoekt hoe bepaalde naden zijn gemaakt. Twee museummedewerkers spreken haar bestraffend toe: niet aan de stukken zitten. Behalve de kledingfanaten kijken ook de bezoekers die geen naaimachine hebben, hun ogen uit. Want ook het publiek dat niet thuis is in de modewereld ziet dat kwaliteitsstoffen, vernieuwende ontwerpen en geraffineerde details de tentoonstelling bepalen.‘Wat een mooie kleuren’, ‘wat knap gedaan’ en ‘het is ook draagbaar’ zijn enkele reacties die je regelmatig om je heen hoort.

Aanjager van de tentoonstelling is Stichting Trafik, een organisatie die in 2002 in het leven is geroepen om de culturele samenwerking tussen Rotterdam en Istanbul te stimuleren. Eerder zorgde zij voor de uitwisseling van Turkse en Nederlandse beeldende kunstenaars. Het nieuwste project is een grootscheepse mode-uitwisseling. Bridges to Fashion is niet alleen een modetentoonstelling, maar ook een meerdaagse modemanifestatie met een symposium en talkshow, modeshows- en feesten. In tegenstelling tot de activiteiten, die in het derde weekend van september plaats hadden, blijft de tentoonstelling nog enkele maanden te bezoeken.

ontwerp van Ümit Ünal

ontwerp van Ümit Ünal

Het gaat om een betrekkelijk jonge generatie. De meeste deelnemende ontwerpers zijn na 1970 geboren. De Turk Selim Baklaci (1986), winnaar van Project Runway Turkije 2007, is met zijn 22 jaar de jongste. Zijn ontwerpen zijn een combinatie van polyester en parachutestof met zijden chiffon. Het geheel is zowel zwierig en chique als sportief en kleurrijk. De rustige, gedetailleerde en natuurlijke stijl van de veteraan Ümit Ünal (1965) lijkt van de Turkse ontwerpers het meeste lof te oogsten.

Een nieuwkomer onder de Nederlanders is Claes Iversen (1977). De in Nederland werkzame Vlaming maakte in 2002 de opmerkelijke overstap van accountancy naar de mode-industrie. Wie met aandacht naar zijn werk kijkt, zal zijn eenvoudige maar vernuftige prints en het creatieve gebruik van knopen zeker opvallen.
Jeroen van Tuyl (1971) en Edwin Oudshoorn (1980) zijn bij velen favoriet. Van Tuyl  presenteert krachtige zwarte ontwerpen met invloeden uit de techniek, zoals het overhemd ‘dynamometer’ laat zien. Oudshoorn heeft zich laten inspireren door de chrysant. Zijn korsetjapon met gemouleerde (gedrapeerde) bloemen is van verfijnde kleuren zachtroze en groene stof. 

Affiche Bridges to Fashion 2008

Affiche Bridges to Fashion 2008

Istanbul- Rotterdam
De biografieën van de Turkse ontwerpers maken duidelijk dat Istanbul het modecentrum van Turkije is. Vrijwel alle ontwerpers genoten hun opleiding in deze stad of zijn er inmiddels gevestigd met hun atelier en winkel. Voor enkelen vormt de stad een directe inspiratiebron. De tegenstelling tussen het oude en nieuwe inspireert Gamze Saraçoglu (1980) tot een ‘futuristic vintage’ stijl. Arzu Kaprol (1972) laat de skyline van Istanbul letterlijk terugkomen in een van haar blouses. Dilek Hanif (1962) vertegenwoordigt een meer klassieke oosterse stijl met veel zwierige japonnen en het gebruik van rood en goud. 

In Nederland is het modecentrum niet in één stad, maar over drie steden verspreid. Het merendeel van de Nederlandse ontwerpers studeerde in Arnhem. Vier van hen zijn tegenwoordig in Rotterdam gevestigd en de andere zes houden atelier in Amsterdam. Ook bij de Nederlandse ontwerpers zijn aspecten van het stadse leven terug te vinden. Eén ontwerper heeft zijn stukken zelfs ingebed in de nationale cultuur. De eerder genoemde chrysanten van Edwin Oudshoorn staan namelijk symbool voor de ‘Hollandse gezelligheid’.

De tentoonstelling is een uitwisseling tussen twee landen en in het bijzonder twee steden. Daarom is naast de ontwerpers ook aandacht voor de context waarin zij werken: de stedelijke cultuur van Istanbul en Rotterdam. Filmmaakster Afra Jonker (1954) filmde in opdracht de skylines, bruggen, pleinen, terrassen en inwoners van beide steden. De combinatie van de bewegende beelden en gepresenteerde mode geeft de tentoonstelling een dynamisch effect. Het maakt de uitwisseling tussen de twee landen voelbaar.

ontwerp van Jeroen van Tuyl, foto: Peter Stigter

ontwerp van Jeroen van Tuyl, foto: Peter Stigter

Het werk van de couturiers past prima in de klassieke stijlkamers van het Historisch Museum Rotterdam. In sommige opzichten wijkt Bridges to Fashion niet af van een tentoonstelling voor beeldende kunst. De vraag rijst zelfs wat nu eigenlijk de grenzen zijn tussen mode en beeldende kunst. Mensen worden gegrepen door een bepaald beeld, of vinden een ontwerp in eerste instantie vreemd maar kunnen het na tekst en uitleg waarderen. Ook geldt: hoe langer je ernaar kijkt, hoe meer je erin ziet. In dit licht is Edwin Oudshoorns uitspraak dat hij zich meer  kunstenaar dan couturier voelt, niet vreemd. Bridges to Fasion is met recht een blikverruimende tentoonstelling te noemen.

 

 

 

 

 

Muziek / Album

Veelzijdig tweeluik

recensie: Marillion - Happiness Is The Road

.

Het is alweer dertig jaar geleden dat Marillion werd opgericht. Het was echter pas vier jaar later, in 1983,dat ze debuteerden met het schitterende Script For A Jester’s Tear. We zijn inmiddels toe aan het vijftiende studioalbum. Met deze dubbelcd, die ook in twee losse delen verkrijgbaar is, viert Marillion het dertigjarig jubileum. Happiness Is The Road heeft één deel onder de titel Essence en één deel genaamd The Hard Shoulder.

Marillion heeft zijn naam destijds ontleend aan het boek Silmarillion van Tolkien. Over het algemeen kunnen we daar de eerste albums van Marillion ook best aan verbinden. Door de jaren heen is Marillion echter in stijl geëvolueerd naar wat ze nu zijn. Een groep die invloeden van The Beach Boys, Marvin Gaye, Interpol, The Doors, Traffic, Pink Floyd en David Bowie weet te versmelten tot een speciale soort progrock. Eigenlijk zouden we moeten schrijven: ‘Marillion-rock’, omdat hij wel heel herkenbaar is. Waren ze tot 1987 vooral rond de charismatische persoonlijkheid Fish gegroepeerd, na die tijd nam bandlid Steve Hogarth, die zich tegenwoordig Steve H. noemt, de zang voor zijn rekening en zijn ze meer een hechte groep. In die post-Fish jaren ontwikkelde Marillion zich en kwam met een nieuw hoogtepunt: Brave. Het nu uitgekomen vijftiende album doet niet onder voor wat Marillion al die jaren heeft gemaakt. Toch is het een plaat met twee gezichten.

Essence

~

Album nummer een is Essence en draagt het titelnummer van het project: ‘Happiness Is The Road’. Dat is meteen ook het prijsnummer van die eerste schijf. Startend met diverse geluiden als sfeerelementen, wordt er opgebouwd naar een klassiek Marillion-nummer. De tekst gaat over De Kracht Van Het Nu, een boek van Eckhart Tolle, dat Steve H. kreeg van een Nederlandse arts die hem dat voorschreef tegen de stress, in plaats van pillen. Het is de hekkensluiter van de eerste plaat, maar na twee minuten (irritante) stilte volgt nog een jam onder de titel ‘Half Full Jam’. We mogen bij de beoordeling van Essence niet zomaar over ‘Dreamy Street’ heen stappen, dat zo prachtig in stijl het album opent. De cd speelt zich helemaal af rond de grote vraag van het leven: ‘Waar draait het allemaal om ?’ Een waar conceptalbum dus.

The Hard Shoulder

De tweede cd, onder de titel The Hard Shoulder, gaat over buitenaardse wezens (‘The Man From The Planet Marzipan’), Amerika, liefde (‘Half The World’) en gezondheid (‘Whatever Is Wrong With You’). Het album vormt een contrast met het eerste van dit tweeluik. Alle songs staan min of meer op zichzelf. Sommige tracks hebben een beetje het space-achtige geluid dat we ook kennen van Arjen Lucassens ‘Ayreon’. De twee delen vormen geen eenheid maar wel een nieuwe dimensie in de Marillion-muziek. In totaal hebben we te maken met ruim 110 minuten niet te versmaden muziek.

Marillion kan er nog wel eens dertig jaar tegenaan, als ze zich maar blijven ontwikkelen zoals we dat nu al jaren van ze gewend zijn. Happiness Is The Road is uitsluitend via de website van de band te bestellen, vanaf 20 oktober 2008. De gelimiteerde uitgave van het superdeluxe dubbelalbum zal in een indrukwekkende verpakking verschijnen, maar slechts een beperkte tijd leverbaar zijn. Hoe het ook verpakt is, de pracht en zeggingskracht van de muziek zijn onmiskenbaar.

Concerten Marillion in Nederland:

21 november 2008 De Waerdse Tempel – Heerhugowaard

22 november 2008 IJsselhal – Zwolle
23 november 2008 013 – Tilburg
24 november 2008 Vereeniging Nijmegen

20-22 maart 2009 Marillion Weekend – Center Parcs Port Zélande – Ouddorp

Muziek / Album

Is terugtrekken de beste verdediging?

recensie: Renske Taminiau - Waiting to Be Told

.

Waar Bon Iver zich terugtrok in de bossen van Noord-Amerika, daar heeft Renske Taminiau zich teruggetrokken in het Zeeuwse zomerhuisje van haar grootouders. De resultaten van deze zelf opgelegde isolatie hebben echter weinig met elkaar gemeen. Renske Taminiau kwam het Zeeuwse land namelijk uit met haar debuutalbum Waiting to Be Told. Een veel minder zwaarmoedig product dan dat van Bon Iver.

Renske Taminiau brengt met haar debuut een combinatie van pop, jazz en een vleug singer-songwriter. Een debuut dat er wellicht nooit was gekomen als Renske Taminiau tijdens haar medicijnenstudie niet opeens het idee had gekregen om een liedje te gaan schrijven. Sommige mensen doen inspiratie op het toilet op. Renske Taminiau tijdens een anatomiepracticum waarbij ze een hersenholte moest openknippen. Ach, ieder z’n ding.

De Nederlandse jazz-zangeres heeft een mooie warme donkere altstem. Ze schrijft haar nummers zelf en produceerde ook haar debuutalbum zelf. Inspiratie haalt ze o.a. uit het werk van Lizz Wright en Kurt Elling. Eerder speelde ze al samen met diverse bands waaronder Mathilde Santing en Band. Genoeg aanleiding om uit te kijken naar haar debuut.

Stad vs. platteland

Het debuut van Renske Taminiau heeft in theorie veel dat in haar voordeel spreekt. Een zangeres met een goede stem die begeleid wordt door een uitstekende band. Muzikanten met liefde voor hun vak. Een plaat die uit pure gedrevenheid tot stand is gekomen. Het zou allemaal zo mooi kunnen zijn. Helaas ontbreekt het op Waiting to Be Told dus aan de benodigde spanning. En dan blijkt er dus toch nóg een overeenkomst met Bon Iver te zijn: jezelf terugtrekken in eenzaamheid leidt dan misschien tot een goed verhaal, maar kan ook alle spanning uit de muziek zelf halen. De volgende keer maar gewoon in de stad blijven dames en heren!

Theater / Voorstelling

Een foto ontstaat

recensie: Theater Zeebelt en Dasarts - With Guest Appearances By

Verdwaasd staat het tienkoppige publiek tussen de zwarte gordijnen. Koptelefoon op.  Schaapachtige blikken.  Dan is er een stem door de koptelefoon. Engels. De stem vertelt over een gang. Een van de zwarte doeken wijkt, er wordt een soort pad verlicht. Aha, dat is de gang die beschreven wordt. De toeschouwers kijken elkaar aan: wat wordt er van ons verwacht? Een neemt het initiatief en loopt de verlichte ‘gang’ in.

hte ‘gang’ in.

~

Een tijd lang gaat het zo voort. Verschillende stemmen beschrijven in het Engels ruimtes in een huis. Het publiek wordt door het uitlichten van bepaalde gedeeltes tussen de zwarte doeken verleid tot het betreden van die ruimte. Telkens is er weer die aarzeling: waar moeten we heen, wie gaat het eerst. Eerst zijn de ruimtes leeg. Dan verschijnen er stoelen. Weer later staat er ineens een vreemde in ons midden. Er duiken steeds meer mensen op. Ze zitten of staan verstild in de verschillende kamers. Door de vertellende stemmen ontstaat er een beeld van wat we eigenlijk zien.

De uitvoering is namelijk sober: stoelen, zwarte gordijnen en onopgesmukte personages. Net als het allemaal een tikje voorspelbaar en langdradig dreigt te worden, worden we omhoog geleid, naar de tribune. Het publiek mag gaan zitten en kijkt neer op het ‘gangenstelsel’ waar het net een tijd in heeft rondgedwaald. Alle personages zijn nu tegelijk zichtbaar op het podium. In de houding waarin we ze al eerder hebben gezien, nemen ze plaats in de ruimte. Een foto ontstaat.

Sara van Lamsweerde wekt in  deze voorstelling  in de hoofden van de toeschouwer  een familieportret uit de negentiende eeuw tot leven. Ze vertelt in Blend Magazine dat ze  het interessant vind om te werken met (bijna) stilstaand beeld, waar het visuele misschien afstandelijk blijft, maar de tekst juist de beelden oproept.

In With Guest Appearances By heeft zij deze fascinatie goed weten te vertalen naar een verstilde, trage, voorstelling waar het publiek actief onderdeel van uit maakt.  Ronddwalend in een wereld van vroeger is het vooral de fantasie die geprikkeld wordt door de stemmen. Zij vertellen wat je eigenlijk ziet. In uiterst kleine stapjes wordt duidelijk waar de voorstelling naar toe wil, als een mooi cadeautje  dat  bevrijd moet worden van heel veel lagen papier.

Kunst / Expo binnenland

Bitterzoete beelden

recensie: Behind walls

Met de omvangrijke tentoonstelling Behind Walls – Oost-Europa voor 1989 besluit Noorderlicht een vijftal manifestaties over niet-westerse fotografie. Met exotische voorgangers als Azië en Zuid-Amerika, is nu het voormalig Oostblok aan de beurt. Vijfendertig fotografen uit twaalf landen gunnen de bezoeker een indrukwekkend kijkje achter de Muur, waardoor duidelijk wordt dat niet alles is wat het lijkt.

Sergey Kozhemyakin
Sergey Kozhemyakin

Kleurrijke portretten van schattige kindjes in Oost-Europese klederdracht vallen meteen op bij binnenkomst. Best vrolijke beelden voor een tentoonstelling over het leven ‘achter de Muur’. Of toch niet? Bij nadere bestudering valt er treurigheid in de kindergezichtjes te bespeuren. Blijkbaar wil de Oekraïense fotograaf Sergey Kozhemyakin (1956) iets duidelijk maken met deze serie. Hij heeft hiervoor nieuwe afdrukken gemaakt van oude negatieven, gevonden in de afvalbak van een goedkope fotostudio. Met de kleurige, maar monotone afbeeldingen van deze kinderen verwijst hij naar het totalitaire Sovjetregime dat ‘eenheidsworst’ propageerde en op die manier het individu verstikte. Meteen is duidelijk dat lichtvoetige interpretaties aan deze tentoonstelling niet zijn besteed.

Zelfexpressie

Oost-Europa voor 1989 kende meer censuur dan vrijheid. Dit had uiteraard zijn weerslag op de mogelijkheid tot zelfexpressie, essentieel voor de kunst. Fotografen brachten het dagelijks leven kritiekloos in beeld om zich toch te kunnen uiten. Ze legden vast wat ze om zich heen zagen gebeuren, als afstandelijke observator. Diverse foto’s bieden dan ook niets meer dan slechts die simpele, ongemanipuleerde weergave van feiten. Zo laat de aangrijpende serie over jonge rekruten in het Russische leger weinig aan de verbeelding over. Dergelijke onthullingen werden verborgen gehouden voor de buitenwereld, uit angst voor represailles van de communistische regering.

Pijnlijk onzichtbaar

Vaker echter werden foto’s voorzien van een verborgen, bijna metaforische betekenis, zoals de genoemde kinderportretten. Familietaferelen stralen op het eerste oog onschuld uit, maar de aanwezigheid van een donkere sluier is haast voelbaar. Zo kon de fotograaf niet worden beschuldigd van expliciete kritiek, maar kon hij zijn verhulde boodschap toch overbrengen aan de oplettende kijker. De rooskleurige beelden van een communistische staat waarin plaats en werk is voor iedereen, stralen tegelijkertijd een onbehaaglijke leegte uit. Dit geeft aan dat de Oost-Europese werkelijkheid eigenlijk pijnlijk onzichtbaar was. Deze schijn van welvaart is treffend in beeld gebracht door Joszef Tüth (Hongarije, 1940). Hij maakte reclamefoto’s waarop vol kleur en blije gezichten producten worden aangeprijsd die in de praktijk helemaal niet verkrijgbaar waren. Laat staan dat de gewone burger die kon betalen.

Ontsnappen

Legden alle Oost-Europese fotografen zich dan weerloos neer bij het heersende regime? Zeker niet. Rebellie is van alle tijden, zoals te zien op de ‘artistieke’ foto’s van naakte hippies en de performance ‘Praagse Picknick’. Ook openbaren zich verrassend veel technische experimenten, van fotocollage tot overexposure. Hoewel fotografie in het toenmalige Oostblok over het algemeen nog niet als kunstmedium werd beschouwd, is in de tentoonstelling duidelijk de opkomst van jonge, vernieuwende fotografen te zien. De Tsjechische New Wave-beweging hield zich in de jaren tachtig sterk bezig met enscenering en camerastandpunten. Een invloed van Alexander Rodchenko’s constructivistische composities valt hier niet te ontkennen. De werken bevatten een sterke existentiële component: het willen ontsnappen aan de werkelijkheid, het willen creëren van een eigen wereld. Dit zijn fotografen die de werkelijkheid willen herschrijven in plaats van herinneren.

Andere dimensie

De overvloed aan beelden die de tentoonstelling biedt is indrukwekkend en tegelijkertijd bedrieglijk. Reclamefoto’s en beelden van dagelijkse rituelen lijken zonder lading, maar dragen loodzware bagage met zich mee. Het doet beseffen dat het soms stiekem makkelijker is hiervoor de ogen te sluiten, dan de confrontatie met de waarheid te aan te gaan. Behind the Walls bevestigt in zekere zin het oppervlakkige beeld dat menigeen zal hebben van het voormalige Oostblok: grijs, grauw en monotoon. Toch ontvouwt zich in deze tentoonstelling een geheel andere dimensie: de wereld achter de zichtbare wereld. Een wereld waarin kinderen naar school gingen, mensen trouwden, hun verjaardag vierden. Wat zich werkelijk heeft afgespeeld achter de Muur weten alleen zij – en de bezoekers van Noorderlicht nu ook een beetje.

Kunst / Expo binnenland

Alledaags?

recensie: Elke Dag

.

In kunstruimte Artis in ‘s-Hertogenbosch presenteert de Vlaamse fotograaf, filmer en tekenaar Anne Daems twee videowerken, enkele tekeningen, tekstfragmenten en een diaserie. Een van de video’s is de laatste versie van De tuin van mijn vader. Deze met rust overladen filmische beelden vormen de kern van de tentoonstelling Elke Dag.

De tuin van mijn vader

foto: Gerard Monte
foto: Gerard Monte

Wie de grote zaal van Artis kent, zal in zijn of haar herinnering het eerst de 24 gietijzeren pilaren voor zich zien. Deze constructie is overgebleven van de oude sigarenfabriek die het pand vroeger herbergde. Het vormt voor elke presentatie, of je het nu wilt of niet, de fysieke basis voor de invulling van deze ruimte. Zo ook bij Elke Dag van Daems. Zorgvuldig heeft ze tussen de kolommen zes monitors op houten sokkels geplaatst. Hierop is de video De tuin van mijn vader te zien. Geknipt in zes delen. Het werk toont fragmenten van een registratie die Daems maakte tijdens de overgang van de seizoenen in en om de tuin van haar vader.

Verstilde handelingen

Zonder statief beweegt ze haar camera geconcentreerd rond de gebeurtenissen die zich voordoen. Er is geen voorbedacht scenario. Haar zusje, broertje, vader en zijn vriendin zijn bezig met hun alledaagse routines. De tuin heeft een Oosters karakter. Er staan onder meer twee Japanse theehuizen in en de inrichting is bijpassend. In eerste instantie vermoed je dat het geheel daadwerkelijk opgenomen is in het Verre Oosten. Maar als je alle fragmenten beter bekijkt, blijkt het te gaan om een tuin in West Europa. In België om precies te zijn. De handelingen die ze vastlegt zijn o.a. het snoeien van bomen, het onkruid wieden in de moestuin, samoeraizwaardoefeningen van haar vader en het studeren van haar zusje. Met haar fotografisch oog tast ze de alledaagse werkelijkheid af.Geluid is er nauwelijks te horen. Af en toe een knip van een snoeischaar of een flard van een Johnny Cash nummer op de achtergrond. Verder heerst er stilte. De bezoeker is hier toeschouwer van rustieke alledaagse rituelen. Door de intieme manier waarop Daems dit alles vangt en weergeeft krijgen ze een haast spirituele lading.

Onopgemerkte werkelijkheden

Het gegeven dat de zes losse videobeelden samen een werk vormen zegt iets over de manier waarop de kunstenares is omgegaan met de fysieke presentatieruimte. Niet voor niets zegt ze nadrukkelijk dat dit de laatste versie is van deze video. Wat aangeeft dat ze goed onderzocht heeft hoe dit werk het best tot zijn recht komt in deze ruimte. Daarin is Daems zeker geslaagd. Het andere werk dat ze toont slaagt daar minder in. De tweede videoprojectie laat het huis van haar zus zien. Hier heerst in tegenstelling tot het andere videowerk niet de rust, maar eerder de chaos. Midden in de bouw van een ecologisch verantwoord huis volgt de camera de ontwikkeling hiervan. Als tegenhanger voor De tuin van mijn vader is het minder pakkend om naar te kijken. Dat deze video niet in stukken geknipt is, maar een lineair tijdskarakter heeft, is wellicht een van de redenen hiervan. De diaserie Miami woman. Some cars. Some husbands. Die in de grote zaal te zien is, vormt een soort brug tussen de twee eerder genoemde videowerken. Hierin brengt ze de upperclass van Miami in beeld. Even alledaagse beelden, maar vervallen tot een uiterlijke schijn, ontrokken van elke emotionele ambitie. De uitvergrote tekenfragmenten van eigen hand en de in een boekje verzamelde tekstfragmenten lichten de sluier van Daems eigen innerlijke wereld een stukje op.

Anne Daems neemt op een bewonderenswaardige wijze haast onopgemerkte werkelijkheden waar en legt deze vast. In de tentoonstelling Elke Dag brengt ze deze in diverse verschijningsvormen bij elkaar. Het is een aangename ervaring om hiervan toeschouwer te mogen zijn. Op het balkon van Artis is op uitnodiging van Daems een tentoonstelling te zien van het open-source nomadisch kunstenaarsinitiatief Gallery TODAY Galerie van de Amerikaanse kunstenaar Kenneth Andrew Mroczek. Samen met hem is Daems bezig aan het project Opa-tisha-woka-locka. Hierin willen zij een ode brengen aan het stadsdeel Opa-locka in Miami, Florida. Op 26 oktober wordt een dummy van het te realiseren boek hierover in Artis gepresenteerd.

Muziek / Album

Is er dan niets gebeurd?

recensie: Carla Bruni - Comme si de rien n’était

Met een derde album onder de titel Comme si de rien n’était, wat zoveel betekent als ‘alsof er niks gebeurd is’, slaat Carla Bruni de spijker op zijn kop. Wist ze met Promises een dijk van een album neer te zetten na haar ook al goed ontvangen debuut, met dit derde album verrast ze vriend en vijand in alle opzichten.

Wie had er nu verwacht dat Carla Bruni, toen ze First Lady van Frankrijk werd, nog wat voor de muziek zou kunnen en mogen betekenen? Toch presteert deze presidentsvrouw het om gewoon onder haar eigen naam door te gaan met haar carrière. Dat alleen al verdient applaus. Bovendien doneert ze de opbrengsten van dit album in zijn geheel aan goede doelen. Maar goed, terug naar de muziek.

Laidback sfeer

~


Carla Bruni schrijft nog steeds mooie chansons, waarin ze dit keer hulp krijgt van Julien Clerc, Raphael Enthoven, Frederic Koella en Michel Houellebecq. Benjamin Biolay, de muzikale grootheid van Frankrijk op dit moment, heeft de arrangementen van de single ‘l’amoureuse’ voor zijn rekening genomen. Het is gissen in hoeverre ze deze keur aan beroemde gasten te danken heeft aan haar nieuwe liaison, maar Bruni gebruikt ze goed.

De cover ‘You belong to me’ trekt ze op perfecte wijze naar zich toe alsof het haar eigen liedje is, terwijl het nota bene het enige liedje is dat ze in het Engels zingt. De cover ‘Il vecchio e il bambino’ krijgt ook die perfecte Bruni-behandeling om tussen haar eigen toegankelijke composities te passen. De sfeer op het album is laid back; de band, waarin drums, bas, contrabas, piano, Rhodes, fluit, saxofoon, klarinet, harmonica, xylofoon en gitaar te horen zijn, wordt hier en daar ondersteund door violen.

Zuchtmeisje is staatsvrouw

Je moet natuurlijk wel houden van Franse chansons om te kunnen genieten van Carla Bruni. Maar ook als je singer-songwriters kunt waarderen is deze dame eigenlijk een aanrader. Het is niet de meest spannende muziek, maar een aangename muzikale ondersteuning bij een glas wijn en een stukje Franse kaas. Niet hoogdravend in kwaliteit maar prettig vertrouwd. Ondanks haar veranderde privéleven door het huwelijk met Nicolas Sarkozy, is deze staatsvrouw nog steeds een van de beste Franse zuchtmeisjes.

Boeken / Fictie

Tijdreis vol clichés

recensie: Selden Edwards (vert. Adriaan Krabbendam) - Fin de siècle

De fantasie om door de tijd te reizen is niet van vandaag of gisteren. We hebben er onder meer boeken als The Time Machine en films als Back to the future aan te danken. De Amerikaanse debutant-op-leeftijd Selden Edwards haalt het idee opnieuw van stal in Fin de siècle. Wheeler Burden, telg van een roemrijke Amerikaanse familie, honkbalheld en popidool, komt terecht in het Wenen van 1897.

Net als andere werken uit het genre van de tijdreisliteratuur nodigt Fin de siècle uit tot filosofische overdenkingen. Mag de mens – mocht hij in de gelegenheid zijn – ingrijpen in het verleden? De gedachtegang is als volgt: stel je doet het (je vermoordt Hitler voor hij kwaad kan doen), dan verander je dus de loop van de geschiedenis, waarbij alles met alles te maken heeft. Er is dan een reële kans dat bijvoorbeeld de ontmoeting tussen je eigen ouders niet zal plaatsvinden en dat daarmee je eigen bestaan ongedaan wordt gemaakt. En daarmee dus óók de tijdreis die je zou gaan maken en uiteindelijk deze ingreep in het verleden zelf. Moeilijk, moeilijk.

Couleur locale

Fin de siècle voegt aan dat nogal hypothetische discours weinig toe. Edwards maakt optimaal gebruik van de mogelijkheden die het tijdreizen van zijn personages hem bieden. Er zijn ontmoetingen met (groot)ouders op jeugdige leeftijd. Er zijn misverstanden die in het graf zijn meegenomen en die nu opgehelderd worden. Er zijn notitieboekjes die hun weg door de tijd vinden. Iemand wordt zeer rijk op de beurs met behulp van legale voorkennis. En natuurlijk is er de couleur locale van het Wenen aan het eind van de negentiende eeuw; we zien grootheden als Mahler en Freud. Edwards creëert een ingenieus spel met raadsels in het heden en gedoseerde aanwijzingen in het verleden. Hij heeft dan ook meer dan drie decennia aan dit boek gewerkt.

Zo nu en dan lijkt het erop dat Edwards zijn fantasie echt de vrije teugel wil laten, bijvoorbeeld als Wheeler de frisbee in Wenen introduceert of wanneer er een ontmoeting plaatsvindt met Hitler als tienjarig jongetje. Maar telkens houdt hij weer in en hebben die gebeurtenissen geen vervolg. Een boek met zo een fantasievol uitgangspunt zou meer verbeeldingskracht moeten hebben. Edwards schept geen nieuw beeld van Wenen, maar valt terug op het oude vertrouwde. Zo wordt Sigmund Freud steevast aangeduid als ‘de grote zenuwarts’, of ‘de eerbiedwaardige arts’, of ‘de gerespecteerde geleerde’. Als de held naar het theater gaat, schrijft hij: ‘De opera zelf, Wagner’s [sic] Tristan und Isolde, was precies wat Wheeler zich voorstelde als passend in het decorum. Het was lang, ernstig en prachtig van melodie.’ Dergelijke bevestigingen van het vertrouwde worden clichématig.

Weinig ambitie
Edwards lijkt zijn lezers te onderschatten als hij een passage opent met: ‘Hier moet de verteller zich even opdringen en wijzen op wat ongetwijfeld al duidelijk is.’ Hoe kan een lezer dan nog nieuwsgierig blijven? Edwards wil ook te veel vertellen. ”Moet je zien,’ zei hij. ‘Wat een grootsheid! En dit is niet eens een van de mooiste voorbeelden van de grootheid van de gothiek [sic], ook al is het nog altijd een van de wonderen van middeleeuws Europa.” Dat, zoals ook uit de hier gebruikte citaten blijkt, de uitgever een boek vol taalkundige slordigheden heeft gepubliceerd, draagt ook niet bepaald bij aan het leesplezier.  

Fin de siècle is misschien de moeite waard voor wie plezier heeft in het oplossen van de raadsels die besloten liggen in de terugdraaiende werking van de gebeurtenissen in dit boek. Die puzzel mag dan ingenieus zijn; voor de rest stelt het boek teleur. Edwards weet niet te uit te stijgen boven de al zo vaak gebruikte mogelijkheden van het genre.