Kunst / Expo binnenland

Koste wat kost gelukkige stralende dingen maken

recensie: Charley Toorop - Vooral geen principes!

.

Dankzij het abri-offensief is het bijna niet te missen: de Charley Toorop tentoonstelling in museum Boijmans van Beuningen. De kunstenares is één van de opvallendste verschijningen in de Nederlandse schilderkunst, vooral bekend om haar markante koppen. Schepper van een krachtig, zelfbewust en sociaal bewogen oeuvre, dat merkwaardig genoeg steeds weer wordt vergeten en herontdekt. In deze pas vierde (!) overzichtstentoonstelling zijn er 120 werken bij elkaar gebracht, waaronder veel werken in particulier en al haar zelfportretten.


Sem Presser, Charley Toorop schildert in boomgaard, Bergen 1949. Collectie Maria Austria Instituut

Sem Presser, Charley Toorop schildert in boomgaard, Bergen 1949. Collectie Maria Austria Instituut

Annie Caroline Pontifex Toorop (1891-1955) , roepnaam Charley, was de dochter van de internationaal bekende symbolist Jan Toorop. Ze groeide op in kunstenaarskringen en koos aanvankelijk voor de muziek. Maar na de scheiding van haar ouders en een eigen mislukt huwelijk stortte ze zich hartstochtelijk op het schilderen. Met haar drie kinderen ging ze in Bergen wonen, in het door haarzelf ontworpen huis ‘De Vlerken’. Het werd een ontmoetingsplaats voor een bijzondere kring van artistieke vrienden, waaronder Piet Mondriaan, Adriaan Roland Holst en Gerrit Rietveld.

Bezieling

Charley Toorop ontwikkelde zich tot een onconventionele, zelfbewuste en nieuwsgierige vrouw, die al zoekende tot een eigen taal kwam. Zonder principes of vastomlijnde stijl: het ging haar om kracht, persoonlijkheid en de bezieling van de werkelijkheid. Haar kunstenaarschap stond altijd voorop, ondanks relaties en kinderen. Ze wilde alles zelf ontdekken, net zoals vader Toorop, die weinig op had met academisch onderwijs.


Zelfportret met bontkraag, 1940. Olieverf op doek, 40x30 cm. Collectie Scheringa Museum voor Realisme, Spanbroek

Zelfportret met bontkraag, 1940. Olieverf op doek, 40×30 cm. Collectie Scheringa Museum voor Realisme, Spanbroek

De tentoonstelling geeft een duidelijk beeld van haar experimenteerdrift, zoals de werken uit de periode 1915-1921: een kleurrijk, wervelend expressionisme. Toorop liet zich inspireren door film en architectuur en maakte vele reizen om de nieuwste kunst te bekijken. In 1921 was ze in Parijs, waar ze totaal werd overrompeld door nieuw werk van Picasso. Ze nam zich resoluut voor om weer van onderaan te beginnen en intens te studeren op de basisbeginselen. Om ‘koste wat het kost, gelukkige stralende dingen te maken’.

Genadeloze zelfevaluatie

Haar worstelingen met de schilderkunst zijn soms duidelijk te zien. Ruimtelijke illusies scheppen lukte haar niet altijd even goed: sommige schilderijen zijn qua compositie helemaal dichtgemetseld, met merkwaardig gestapelde beelden. Maar haar werk is altijd ongekunsteld, confronterend, echt. Ze voelde zich aangetrokken tot mijnwerkers, de Zeeuwen van Westkapelle, de havens van Rotterdam. Die nuchtere, no-nonsense mentaliteit van hard werken en jezelf blijven verbeteren is helemaal terug te zien in haar confronterende, realistische stijl. Vooral in de zelfportretten, die aanvoelen als een genadeloze zelfevaluatie. Want ze maakte het zichzelf nooit gemakkelijk. Hoe combineer je kinderen met kunst, een druk sociaal leven met een kluizenaarsbestaan, de behoefte naar vastigheid met een onstilbaar verlangen naar reizen?

Laatste zelfportret 

De Tweede Wereldoorlog bracht nieuwe, heftige thema’s: medusakoppen, het bombardement op Rotterdam (met clown en arbeidersvrouw) en vervreemdende stillevens waaronder Maaltijd zonder vrienden. Ze had zich niet bij de verplichte Kultuurkamer aangesloten, en mocht daardoor niet meer exposeren. Ze overleefde de oorlogsjaren door succesvol te lobbyen bij geestverwanten. En bleef schilderen, zelfs na een aantal hersenbloedingen. Haar situatie was ernstig: tijdelijk verlamd, moeite met praten. Dankzij een gigantisch doorzettingsvermogen bleef ze toch gestaag verder werken.

 

Zelfportret, 1954-1955. Olieverf op doek, 62,5x42,5 cm. Collectie Stedelijk Museum Alkmaar

Zelfportret, 1954-1955. Olieverf op doek, 62,5×42,5 cm. Collectie Stedelijk Museum Alkmaar

Uit haar laatste werken spreekt een enorme beheersing: krachtige, simpele stillevens, besneeuwde landschappen. Het zijn geconcentreerde, meditatieve doeken. En dan haar laatste zelfportret, dat ze enkele maanden voor haar dood geschilderd heeft. Op het doek kijk ze nog even om naar de beschouwer, maar haar hoofd is eigenlijk al naar het raam toegewend. Dat half verduisterd is, door een zwart gordijn. De plooien in haar kleding zijn echo’s van haar rimpels, het warrige haar komt terug in de kale takken die buiten wachten. Tot op het laatste moment was ze met haar passie bezig. Vooral geen principes: een indrukwekkend overzicht van een bijzonder, eigenzinnig mens.

 

 

 

 

Film / Films

Honger naar meer

recensie: Hunger

Veel blijft onbesproken in Hunger. De stilte is een belangrijk onderdeel in het debuut van beeldend kunstenaar Steve McQueen, wiens achtergrond duidelijk doorklinkt in deze zeldzaam indringende film. Hunger laat de toeschouwer geschokt achter, niet alleen door de verwoestende beelden maar ook door de schoonheid die nooit ver weg is.

~

Het eerste half uur van Hunger doet nog niet vermoeden dat de film tot een van de heftigste filmervaringen van de afgelopen jaren behoort. Hoewel de beelden van de met stront besmeerde muren van een Noord-Ierse gevangenis en mishandelde gevangenen al snel duidelijk maken dat dit geen normale gevangenisfilm wordt, zorgt het gebrek aan een duidelijke hoofdpersoon en de indringende stilte ervoor dat het de toeschouwer moeilijk wordt gemaakt mee te gaan in het trage tempo van de film.

Uit de sporadische achtergrondinformatie die McQueen toevertrouwt aan zijn publiek, wordt duidelijk dat het hier gaat om protesterende IRA-gevangenen in de jaren zeventig die als politieke gevangen bestempeld wilden worden. Ze verzetten zich tegen het dragen van normale kleding, besmeerden de muren met hun uitwerpselen en verzamelden hun urine om die op de gang te werpen. Deze deprimerende omgeving wordt in eerste instantie getoond door de ogen van een naamloze bewaker die elke dag voor hij naar zijn werk gaat kijkt of er geen bom onder zijn auto ligt, uit angst voor represailles van de IRA.

Hoogtepunt

~

De echte hoofdpersoon van de film, gevangene Bobby Sands, komt echter pas na een half uur in beeld. Met de entree van Sands wordt de stilte in Hunger ook voor een moment verbroken. Zijn beweegredenen worden letterlijk op tafel gelegd in een half uur durend gesprek met een priester. Het gesprek tussen de twee mannen in een kale gevangenisruimte, met tussen hen in slechts een pakje sigaretten, vertrouwt volledig op de twee acteurs en de fantastische dialogen. De mannen beginnen in eerste instantie te praten over koetjes en kalfjes, maar al snel ontaardt het gesprek in een discussie over de vraag of de hongerstaking die Sands voor ogen staat tegen de principes van zijn geloof ingaat. De scène is grotendeels in een magistrale take gefilmd, en juist het contrast met de eerdere stilte zorgt ervoor dat deze als een mokerslag aankomt.

~

De daadwerkelijke hongerstaking die daarop volgt is mogelijk nog indrukwekkender. Acteur Michael Fassbender, die inmiddels een rol in de nieuwe Tarantino te pakken heeft, geeft het begrip ‘method acting’ een volledig nieuwe lading in zijn rol als Bobby Sands. Sands’ gestage aftakeling krijgt gestalte in het uitgemergelde lichaam van Fassbender, die eruit ziet alsof hij zelf ook in hongerstaking is gegaan.

Hoewel Hunger zeer zintuiglijke cinema is, mag ook de inhoud van de film niet vergeten worden. McQueen schetst een zeer belangrijke fase in de Britse geschiedenis, en doet dat voor de verandering eens niet met overvloedige dialogen maar met het grootste wapen dat de filmkunst voor handen heeft: het beeld. Zelden schoven vorm en inhoud in een regiedebuut dan ook zo naadloos in elkaar als in Hunger, dat doet uitkijken naar een nieuwe film van dit grote talent.

Boeken / Fictie

Onderweg woordjes leren

recensie: Amy Bloom (vert. Paul Syrier) - Op zoek

Lilian Leyb, de hoofdpersoon uit de roman Op zoek van Amy Bloom (vertaald door Paul Syrier), wordt regelmatig gillend wakker uit een droom over de meest dramatische nacht uit haar leven. Tijdens een pogrom in haar geboorteland Rusland werden haar echtgenoot en ouders vermoord en verloor ze haar dochtertje Sophie uit het oog.

In de veronderstelling dat ze de enige overlevende is, vlucht ze naar Amerika, waar ze een nieuw bestaan probeert op te bouwen binnen de theaterwereld van New Yorks Lower East Side. Wanneer ze van haar nicht Raiselle hoort dat haar dochtertje mogelijk nog in leven is, neemt haar leven opnieuw een dramatische wending.

Gedeeld eenpersoonsbed

De jonge Lilian komt nadat ze is gevlucht uit haar geboorteplaats Turov in het huidige Wit Rusland aan in New York en is vastbesloten te overleven. Liegen, bedriegen, mensen omkopen, zichzelf prostitueren: het zijn geen keuzes, maar de enige opties om het te redden.

Via een baantje als naaister in het theater ontmoet ze Rueben Burnstein, de eigenaar, en diens zoon en tevens steracteur Meyer. Ze verlooft zich met Meyer, waardoor ze elke avond goed kan eten en een eigen appartement krijgt; een verbetering na de nachten in het eenpersoonsbed dat ze deelt met een andere immigrante. Dat Meyer meer op mannen valt neemt ze voor lief. Meyer op zijn beurt, hoeft niet meer bij zijn ouders te wonen.

Rueben Burstein loopt wel warm voor de charmes van zijn schoondochter en bezoekt haar dagelijks na zijn werk om de liefde met haar te bedrijven voordat zijn zoon thuiskomt. Lilian speelt het spel mee en leert door haar schoonvader steeds beter Engels spreken.

Zoektocht

Wanneer haar nicht haar vertelt dat ze gehoord heeft dat Lilians dochter, de vierjarige Sophie, mogelijk toch nog in leven is en door een ander gezin is meegenomen tijdens de horrornacht, gaat Lilian haar zoeken. Het grootste deel van het boek verhaalt over de reis die Lilian aflegt per trein, per boot en te voet. Onderweg wordt ze beroofd, raakt ze betrokken bij een moord en verblijft ze enige tijd in een vrouwengevangenis.

Het laatste deel van de zoektocht naar haar dochter legt Lilian te voet af. Op een nacht staat ze oog in oog met een vos:

Hij had, gespannen en met gespitste oren, een paar centimeter van haar vandaan gestaan en zij was te moe geweest om een paar honderd meter terug te lopen, wat je geacht wordt te doen als je op een dier met tanden en klauwen stuit; zij en de vos keken elkaar aan tot de vos gaapte, zwart tandvlees en witte tanden, en met zwaaiende staart wegliep.

Dit citaat geeft de levensinstelling van de hoofdpersoon goed weer: ze kan het zich niet veroorloven pijn, verdriet en angst te voelen. Ze is er simpelweg te moe voor en moet verder.

Tussen haakjes

Amy Bloom, die vijftien jaar geleden debuteerde met de verhalenbundel Kom tot mij (Come to me), wordt geprezen om haar schrijfstijl en rake beschrijvingen. Ook in Op zoek zijn deze subliem.

Ze gebruikt geen woord te veel en beschrijft de meest dramatische dingen zonder sentimenteel te worden. Daarnaast maken originele details het boek extra bijzonder: als Lilian zich de Engelse taal eigen maakt, lees je achter elk nieuw woord dat ze leert de betekenis daarvan tussen haakjes. Van de belangrijkste personages geeft Bloom aan het eind van het hoofdstuk kort weer hoe het ze verder vergaat in het leven.

Maar het meest speciale is dat de contacten tussen de personages zo spannend zijn beschreven dat het plot en de ontknoping van ondergeschikt belang raken. Kortom: een aanrader (iets wat sterk aanbevolen wordt).

 

Muziek / Achtergrond
special: Interview met Spinvis en Leo Blokhuis

50 jaar Nederpop

.

Het was een drukte van jewelste bij de crewingang van de Heineken Music Hall (HMH) op vrijdag 3 oktober. Artiesten van naam en faam, zoals oud-Indorocker Andy Tielman, liep je zo tegen het lijf. Ruim dertig artiesten brachten een ode aan vijftig jaar Nederpop. Popkenner Leo Blokhuis en singer-songwriter Spinvis waren ook van de partij. 8WEEKLY voelde hen aan de tand over stellingen uit het boek 50 jaar Nederpop van Jan van der Plas.

Spinvis

Spinvis

Het is nogal chaotisch en het vereist improviseren wanneer je backstage, half in het donker een interview moet verrichten. Overal lopen crewmensen en er is geen geschikte ruimte waar rustig even met Spinvis gesproken kan worden. That’s rock-‘n-roll, zullen we maar denken. Erik de Jong, alias Spinvis, laat het ook maar over zich heen komen. Al die drukte hoeft van hem niet: eigenlijk speelt hij liever voor een zaaltje met zestig man, dan voor een volle HMH. Het is net op het randje, maar als je gevraagd wordt om een bijdrage te leveren aan zo’n uniek evenement dan zeg je daar geen nee tegen. Enfin, we staan achter het podium bij een klein beetje licht. Leo Blokhuis lost even later Spinvis af. 8WEEKLY legde de heren de volgende stellingen voor, geïnspireerd op het speciaal uitgegeven boek 50 jaar Nederpop van muziekjournalist Jan van der Plas.

De Nederlandse popmuziek begint bij ‘Rock Little Baby of Mine’ (1958) van The Tielman Brothers.
Spinvis: ‘Dat is wel waar, ja. Dit was echt een popliedje dat drie minuten duurde. Zij stonden aan het de wieg van de rock-‘n-roll, waarschijnlijk geïnspireerd op artiesten als Elvis die je wel de eerste echte popheld kunt noemen. Bij Elvis begint de grootschaligheid, dat is een beetje een industriële opvatting.’ 

Leo Blokhuis: ‘Nee, dat vind ik niet. Popmuziek bestond al lang voor The Tielman Brothers. Dat was alleen geen rock-‘n-roll, maar liedjes die veel gedraaid werden. Pop is geen echte rock-‘n-roll, dat is eerder een stroming en daarbij stonden The Tielman Brothers inderdaad aan het roer. Dit evenement is een ontzettend goed initiatief om die oude Indo-rockers in het zonnetje te zetten, want die aandacht hebben ze destijds nooit in Nederland gehad. Het land was in shock door hun muziek toen ze het voor het eerst beleefden.’

Popmuziek was in de jaren vijftig controversieel en voor Nederland slechts importcultuur.
Spinvis: ‘Dat was denk ik tot op zekere hoogte zo. Er werd ook wel veel Franse en Italiaanse muziek gedraaid op de radio en via platen. De meeste popmuziek was heel braaf, ja. Rob de Nijs was bijvoorbeeld heel netjes, deed alles volgens de juiste conventies. Met rock-‘n-roll veranderde dat.’

Leo Blokhuis

Leo Blokhuis

Blokhuis: ‘Ja dat klopt. Het is heel grappig hoe de film Black Board Jungle (1955) in Nederland werd ontvangen. Bij de aftiteling was ‘Rock around the Clock van Bill Haley & The Comets te horen. Door de wilde verhalen over reacties van Engelse tieners op de muziek zoals dansen in gangpaden van de bioscoop, werd de aftiteling hier zonder geluid vertoond. Er was vlak na de oorlog echt geen plek voor al die heftige ‘heidense’ muziek.’

De euforie rondom The Beatles is voor vele jongeren het startsein om zelf ook bandjes met eigen repertoire te beginnen, zoals bijvoorbeeld The Golden Earrings.
Blokhuis: ‘Voor een deel waar. Voor het ‘Beatle-tijdperk’ gebeurde het ook al wel, maar die band zorgde wel voor een omslag. Muzikanten werden geïnspireerd door The Beatles om zelf te gaan componeren.’

Spinvis: ‘Je kon in die tijd opeens kiezen als jongen: of je werd voetballer of je ging de muziek in. Het working class hero-effect werd door John Lennon gelanceerd. Je kon plots meer worden via de muziek dan je vader. Er heerste een soort van vechtersmentaliteit, met name door de Stones.’

‘Venus’ van Shocking Blue is niet echt een origineel nummer. Het vertoont grote overeenkomsten met ‘The Banjo Song’ van de Amerikaanse groep The Big Three, maar het schijnt gebruikelijk te zijn binnen folk om ideeën te lenen en te bewerken. Venus is de volgende generatie van ‘The Banjo Song’.
Spinvis: ‘Ja, zo moet je het zien. Zo werkt het al jaren in de popmuziek. Ik kan nu ook ideeën samplen van andere bands. Het is een commentaar van pop op pop, zoals dat ook bij film gebeurt. Het is heel normaal om elementen herkenbaar te gebruiken. Het gaat om het rangschikken, dat moet origineel zijn. Het is dezelfde bloem maar in een ander boeket.’

Toen de zeezenders rond 1974 uit de lucht gingen betekende dat een grote aanslag op Nederlandse musici. Op de publieke omroep werd nauwelijks Nederlandstalige muziek gedraaid. Er is sindsdien weinig veranderd, want buitenlandse artiesten hebben nog steeds ruim de overhand.  
Blokhuis: ‘Niet alle zeezenders waren uit de lucht. Je had ’s nachts Caroline waar ik veel naar luisterde en Mi Amigo. Het ging inderdaad niet allemaal netjes en voor muzikanten werd het moeilijker. Toch hadden ze wel een platform, wat al gold voor Hilversum 3. De TROS zond veel Nederlandstalige muziek uit. Vandaag de dag worden de zenders erg gesnoerd; hoe minder zenders, hoe lastiger het voor Nederlandse muzikanten wordt om hun muziek op de radio te krijgen.’

Doe Maar verandert de kijk op Nederlandstalige muziek, maar wanneer zij de plug eruit trekken betekent het tevens het einde van de hausse van deze stroming.
Spinvis: ‘Voor de hausse misschien wel, maar Nederlandstalige muziek heeft zich altijd wel blijven ontwikkelen, ook na Doe Maar. Het verschil is denk ik dat het niveau van Doe Maar niet of nauwelijks meer gehaald is. Die mannen waren zo goed.’

Blokhuis: ‘Na Doe Maar is er van alles gebeurd op gebied van Nederlandstalige muziek. Kijk nu maar Bløf en Marco Borsato. Doe Maar heeft een goede trend ingezet.’


Spinvis
Spinvis

Nederland heeft voor zo’n klein landje te veel festivals, maar te weinig poppodia.

Spinvis: ‘Zolang er publiek op af blijft komen is dat niet te veel denk ik. Maar het is wel steeds meer een kermis aan het worden. Mensen komen niet speciaal meer voor de muziek maar voor het samen ‘beleven’; ergens deel van uitmaken. Zoals bij Tiësto of Lowlands. Het massale lijkt bijna een soort voorwaarde te worden voor een festival. Alles moet grootschalig. Een vriendin van mij ging naar de begrafenis van André Hazes. Ik vroeg waarom ze daar naar toe ging. Haar antwoord was dat ze het kippevelgevoel van het publiek wilde meemaken. Ik vind het persoonlijk maar niks. Laatst stond ik op Lowlands in de enorme Alpha-tent en dat vind ik al heel groots. Mijn muziek is daar denk ik ook niet echt geschikt voor. Zo´n optreden hier vind ik al op het randje.’ 

Nederlandse popmuziek wordt door de massaconsumptie steeds vlakker.  
Blokhuis: ‘Ik vind dat soort kreten zo makkelijk en ook niet waar. Er gebeurt vandaag de dag enorm veel binnen de popmuziek. Als je ziet wat labels als Excelsior en de dance scene allemaal gepresteerd hebben, dat noem ik niet vlak. We leven in een rijke tijd. Vroeger hadden bands geen mogelijkheid om zelfstandig een demo of cd op te nemen. Internet is echt een uitkomst voor muzikanten. Het is de toekomst. Ze kunnen daar hun muziek op kwijt. Het is een grotere vorm van concurrentie wat ik een gezonde ontwikkeling vind. Natuurlijk zit er ook veel troep tussen, maar artiesten die vroeger de middelen niet hadden maakten ook minder kans om aandacht te krijgen voor hun muziek. Dat is nu wel anders. Popmuziek is in vijftig jaar wel behoorlijk veranderd.’

50 jaar Nederpop 
Jan van der Plas
Uitgeverij: Carrera
Prijs: €19,90
ISBN  978 90 488 0073 5
www.uitgeverijcarrera.nl

Boeken / Achtergrond
special: Fotografen over hun omgeving

Naastenliefde in de Indische buurt

.

Deze zomer verschenen er kort na elkaar twee fotoboeken over de Amsterdamse Indische buurt. De realiteit van het alledaagse leven staat mijlenver van de belevingswereld van politici en media, vinden de fotografen.

Zonder titel. Fotografie: Maarten Tromp

Zonder titel. Fotografie: Maarten Tromp

Wat is er met Nederland aan de hand? Die vraag stelde de wereld niet alleen na de moord op Theo van Gogh, maar leeft ook bij vele politici. De afgelopen weken waren criminele Marokkaanse jongeren in Gouda onderwerp van gesprek in de Tweede Kamer. Het samenleven van mensen met diverse nationaliteiten en culturele achtergronden in dit land is niet langer iets dat wij al eeuwenlang met wisselend succes doen, maar lijkt een totaal mislukt experiment van de laatste decennia. Is dat de realiteit? Nee, zo stellen drie jonge fotografen uit de Indische buurt in Amsterdam.

Armoede
Maarten Tromp, zelf al zes jaar woonachtig in de wijk, begon in 2005 met het  fotograferen van buurtgenoten om de sfeer van de wijk vast te leggen. Deze zomer was zijn fotoboek De buurman, z’n ex & de eigenaar van de wasserette. Beelden uit de Indische buurt, Amsterdam af. De Indische buurt is een multiculturele ‘Vogelaarwijk’ waar meer dan honderd nationaliteiten met elkaar samen leven en die zich volgens de fotograaf op een keerpunt bevindt: de buurt zit in de lift, is enigszins aan het veryuppen. Hoewel de wijk – naar Amsterdamse begrippen – betaalbaar is voor studenten en kunstenaars en zij dus ook richting de buurt trekken, zien we in Tromps beelden naast de diversiteit van de mensen niet veel yuppen maar juist armoede. Bij sommige mensen is die rauwe realiteit van het harde dagelijks bestaan duidelijk van de gezichten af te lezen. Foto’s die Tromp ’s avonds en ’s nachts maakte, maken een grimmige indruk; politielinten in beeld versterken deze sfeer.

Zonder titel. Fotografie: Maarten Tromp

Zonder titel. Fotografie: Maarten Tromp

Tegelijkertijd vragen Tromps foto’s om een nadere beschouwing. Niet alles is wat het lijkt. Dat blijkt bijvoorbeeld duidelijk uit het beeld van een groepje Hindoestaanse jonge mannen dat in een park loopt. De mannen kijken wat dreigend in de lens. En wat heeft die ene voorop nou in zijn hand? Het blijkt een cricketbat te zijn, waarschijnlijk hebben ze net een partijtje gespeeld. Het ziet eruit als een zonnige dag, eentje heeft zelfs zijn jas uitgetrokken. En die dreigende blik, dat is gewoon hoe mensen kijken als ze tegen de zon in turen. Tromp weet zo in zijn foto’s meerdere lagen aan te brengen, waardoor je als kijker weet: je kunt dus niet snel oordelen over een situatie.

Diversiteit
Het bleek Tromp  vaak weinig moeite te kosten om de foto’s te maken. De meeste hem onbekende mensen gaven zonder meer toestemming om hen te fotograferen.

Fotografen Sabine Plamper en Rogier Alleblas, een samenwonend stel uit de Tweede Atjehstraat, hadden dezelfde ervaring. Zij publiceerden deze zomer De wereld in een straat. Tweede Atjehstraat Amsterdam. Het boek gaat over de bewoners uit hun eigen straat. Hiermee wilden Plamper en Alleblas het onderling contact met de buren versterken. Het duo zat daarvoor een jaar lang praktisch alle weekenden bij die buren om hen te fotograferen en te interviewen. Naast het maken van portretten van zo’n zeventig buren tekenden Alleblas en Plamper namelijk ook de levensverhalen op. Bijvoorbeeld dat van Mijny, die al sinds 1969 met haar Nederlandse, Turkse en Marokkaanse buren in een portiek woont en die durft te stellen dat de straat ‘er al doorheen is’: de multiculturele samenleving is gewoon een feit en die diversiteit blijkt haar leven te verrijken.

Optimisme

Het hele boek van Plamper en Alleblas ademt die sfeer uit; ondanks de soms droevige levensverhalen is er een enorm optimisme over de toekomst, daar in de Tweede Atjehstraat. Het gevoel van geluk dat mensen ervaren alleen door het feit dat ze in Amsterdam wonen. Amsterdam, die geweldige stad!

Ines en Floris. Fotografie: Sabine Plamper en Rogier Alleblas
Ines en Floris. Fotografie: Sabine Plamper en Rogier Alleblas

Door de keuze om bijna alle foto’s thuis, bij de buren binnen, te nemen, is De wereld in een straat een intiem boek geworden. De lezer zit heel dicht op de geportretteerden, ziet hoe de mensen in de Tweede Atjehstraat leven. Zoals Floris en Ines, waar zowel de negerzoenen als de Marokkaanse theeglaasjes op tafel staan. Tegelijkertijd is de door Maarten Tromp gesignaleerde veryupping in het boek inderdaad een beetje zichtbaar; de voorhoede van studenten,  kunstenaars en andere hippe mensen woont er immers al.

Werkelijkheid

Jonge fotografen die zulke documenten afleveren over hun eigen omgeving, en dan ook nog eens bijna gelijktijdig – het lijkt toeval. Hiermee ontworstelen zij zich aan de passieve rol waarbij ze afwachten tot een krant of een tijdschrift hun een afgebakende reportage-opdracht verstrekt. De financiering van zulke vrije projecten komt later wel. Want wie een sterk idee heeft, er zijn ziel en zaligheid in legt, vindt – als het idee gestalte krijgt – uiteindelijk sponsoren op zijn pad. En dat klopte in beide gevallen.

Jasper, Gina en West. Fotografie: Sabine Plamper en Rogier Alleblas
Jasper, Gina en West. Fotografie: Sabine Plamper en Rogier Alleblas

De boeken passen binnen de trend van de laatste jaren waarin de documentairefotograaf zijn eigen plan trekt: dit is mijn werkelijkheid. Hij denkt na over zijn rol in de wereld en geeft via zijn talent zijn commentaar. In beide boeken blijkt die werkelijkheid niet te reduceren tot politieke oneliners of deprimerende statistieken. Kijk nou eens goed om je heen en maak gewoon een praatje met je buren. Echt, ze zijn zo anders nog niet, lijken de fotografen te zeggen. 

 

Maarten Tromp. De buurman, z’n ex & de eigenaar van de wasserette. Beelden uit de Indische buurt, Amsterdam. ISBN 9789086901814 Veenman Publishers, 156 blz. 25€

Sabine Plamper en Rogier Alleblas. De wereld in een straat. Tweede Atjehstraat Amsterdam. ISBN 9789066116177 Inmerc, 85 blz. 24€95

 

Muziek / Concert

50 jaar Nederpop Live!

recensie: Diverse artiesten

.

Ruim dertig artiesten brachten afgelopen vrijdag op 3 oktober een ode aan 50 jaar Nederpop in de Heineken Music Hall (HMH). Een gevarieerde en strak geregisseerde show, waarbij een aantal grote kopstukken ontbraken en opvallend weinig vrouwelijke artiesten aanwezig waren. Aan de andere kant, het evenement duurde nu al ruim vier uur, dus er zullen altijd namen ontbreken bij dit soort gelegenheden. 50 jaar Nederpop Live! was al met al toch een geslaagde avond, al was het publiek wel erg tam.

Presentator Leo Blokhuis

Presentator Leo Blokhuis

Er komt nogal wat regie bij kijken om zo’n groot evenement als 50 jaar Nederpop Live! strak te laten verlopen. Dat heeft vooral te maken met de vele changementen van bands en instrumenten. Niets dan lof voor de mensen van de organisatie dan ook, hoewel de geprojecteerde interviews van Leon Verdonschot met diverse artiesten wel de vaart uit de show haalden. Anderzijds waren deze intermezzo’s ook nodig, want binnen tien minuten moest de backline klaar staan voor de volgende band. Het grote podium was namelijk in tweeën gesplitst. Bestaande bands rouleerden continu met afzonderlijke artiesten. Artiesten, die overigens voortreffelijk begeleid werden door top-sessiemuzikanten als Leendert Haaksma, Michiel van Schie en Hans Eijkenaar. De bands en artiesten werden met verve aangekondigd door Leo Blokhuis en Jan Douwe Kroeske.

Eenzijdig

Extince

Extince

Het gevaar van een gevarieerd programma met diverse bekende artiesten (‘een feest der herkenning’) is wel dat het een allegaartje van stijlen kan worden, waarbij de show nergens echt tot een hoogtepunt komt. Dat was in de in de bijna uitverkochte HMH dan ook het geval; de euforie bleef uit. Opvallend was dat het overzicht van een halve eeuw Nederlandse popmuziek qua stijlen juist wat eenzijdig was. Er waren geen dance- en hiphopacts (op de overdonderende Extince met ‘Spraakwater’ na), geen meidengroepen en ook het levenslied was niet vertegenwoordigd. Het waren vooral de Nederlandstalige pop en (symfonische) rock die de overhand hadden. Nog opvallender was de afwezigheid van vrouwelijke popartiesten als Anita Meyer, Trijntje Oosterhuis, Anouk en Ilse de Lange. Mogelijk had dat met het kostenplaatje van de avond te maken. Dat was waarschijnlijk ook de reden dat kopstukken als Golden Earring, Kane, The Nits, Doe Maar, Van Dik Hout, Within Temptation, Tiësto en Marco Borsato schitterden door afwezigheid. De vooraf aangekondigde Junkie XL was ook afwezig. Niet echt een compleet beeld van 50 jaar Nederlandse popmuziek dus.

Andy Tielman

Andy Tielman

Wat was er dan wel? Genoeg vermaak en kwaliteit, want na zo’n show is wel duidelijk dat ons kleine landje genoeg muzikaal talent in huis heeft. De 72-jarige Indorocker Andy Tielman van The Tielman Brothers beet het spits af, op chronologische volgorde gevolgd door artiesten die belangrijk zijn geweest binnen de vaderlandse popmuziek. Zoals Armand, Peter Koelewijn en Boudewijn de Groot. Laatstgenoemde bracht met zijn band, aangevuld met Ernst Jansz op piano, vier nummers ten gehore die voor kippenvel zorgden. Bijzonder was het duet ‘Meester Prikkebeen’ met Elly Nieman, dat bijna net zo authentiek klonk als op de plaatopname uit 1968. Daarna kwam het publiek even kort los bij ‘Little Green Bag’ van George Baker. De wat minder bekende Hans Vermeulen bleek hierna zeer goed bij stem en bewees hoe sterk zijn songs nog altijd zijn.

Margriet Eshuijs

Margriet Eshuijs

Een beetje een gekke sprong werd gemaakt toen Krezip in de huid kroop van Shocking Blue met een ode aan ‘Venus’, bijgestaan door oud-Shocking Blue-gitarist André van Gelder. Toch zette het eigenzinnige Krezip een overtuigend stevige rockversie van de wereldhit neer. De overgang naar hun eigen repertoire misstond vervolgens wat binnen de sfeer van de seventies. Een wat rommelige sfeerovergang volgde met de godfather van de palingsound, Piet Veerman. Margriet Eshuijs, het boegbeeld van de band Lucifer, was een van de weinige vrouwelijke artiesten. Ze vertolkte het gevoelige ‘House for Sale’.

Publiekslieveling

De Dijk

De Dijk

De rauwe blues van Harry Muskees Cuby and The Blizzards overtuigde het publiek niet en ook het aanstekelijke loopje van ‘Saturday Night’ van Herman Brood mocht vervolgens niet baten. Het was even wennen om Syb van der Ploeg het nummer te horen zingen, maar hij deed dat toch zeker niet slecht. Toen publiekslieveling De Dijk ten tonele verscheen leek er eindelijk een beetje sfeer te komen in de HMH. De mimiek van Huub van der Lubbe was vermakelijk als altijd en de band, waarbij de strakke blazerssectie opviel, was weer goed geolied.

Het instituut Jan Akkerman kreeg ruim baan. Hij liet duidelijk zien hoe vingervlug hij nog is. De band Alquin overtuigde vervolgens minder, vooral de zang was niet zo sterk. De performance van C.C.C. Inc. was dat juist wel; in koor zong het publiek Doe Maars ‘Nederwiet’ mee. Ook Ten Sharp overtuigde, alleen jammer dat het geluid tijdens het eerste couplet ontbrak. De geluidsmannen waren overigens wel vaker niet helemaal alert bij de changementen.

Het Goede Doel was misschien wel het beste op dreef en was dan moeilijk van het podium af te krijgen. Clubacts Spinvis en Claw Boys Claw kwamen in de HMH niet echt goed uit de verf, terwijl Johan uitblonk met ‘Miss Wonderful’ van wijlen Wally Tax en Voicst overtuigde met hun versie van ‘Buddy Joe’ van Golden Earring. De grande finale met Bløf bleef echter uit. Het optreden van de Zeeuwen behoorde niet tot de hoogtepunten.

50 jaar Nederpop Live! was al met al een geslaagde avond met genoeg memorabele momenten, al liet de avond als geheel door de tamme sfeer in de HMH geen bijzonder grote indruk achter. Op zaterdag 11 oktober is op Nederland 3 een uitgebreide samenvatting van het evenement te zien.

Boeken / Fictie

Onschuld van een kleine man

recensie: Biyi Bandele (vert. Paul van der Lecq) - Burma boy

.

Banana wil met zijn vrienden mee, die allemaal uit hun geboortedorp in Nigeria wegtrekken om zich in de oorlog te begeven. Laat er geen twijfel over bestaan: dit kind wordt niet geronseld, maar doet er zelf alles aan om te laten zien dat hij vechtklaar is. Met leugentjes om bestwil en dikke tranen krijgt hij het voor elkaar ingelijfd te worden. Banana komt terecht bij de Chindits, de groep die diep in het oerwoud op Birma achter de Japanse linies moet zien te komen.

Waan

Illustratie Femke van der Wijk

Illustratie Femke van der Wijk

Voordat we Banana op zijn oorlogspad gaan volgen, krijgen we een introductie die je los kunt zien van de rest van de roman. Het is de afspiegeling van de gekte die een oorlog oproept. Met een flinke vaart leidt Bandele ons door de koortswaan van samanja Wingate. Wingate dwaalt doelloos rond, op een rantsoen van medicijnen, en lijkt verloren in een wirwar van feiten en waanbeelden van eerder gehouden veldtochten. Wingate krijgt een charmante aftocht, en de strijd van Banana en zijn makkers tegen de Japanners kan beginnen.

De jongens, uit hun wereld en jongensdromen gerukt, zijn niet de doorgewinterde vechtjassen die je zou verwachten bij special forces. Bandele vergroot de naïviteit van de jonge Nigerianen flink uit, om des te sterker terug te slaan met de waanzin van oorlog. Die naïviteit klinkt door in absurdistische gesprekken, in uitweidingen over de herkomst van namen, in de onnozelheid van Banana die grapjes niet begrijpt.

Realiteit

De gevechten worden heftiger, de verwarring ook. In de loopgraven neemt de realiteit van Japanse zelfmoordcommando’s, stinkende lijken en ziekte het over. Deze onaangename werkelijkheid staat tegenover het geloof van de jonge soldaten. Burma Boy roept de vraag op wat er in de plaats komt voor het geloof in verhalen en mythen, als dat verloren gaat. De volksverhalen die de jongens delen, en aan thuis herinneren, berusten niet op waarheid, er is geen bron en verificatie is onmogelijk. Soldaat Bloken, bijvoorbeeld, blijft leven: hij heeft een rotsvast vertrouwen in zijn amuletten.

Langzaam maar zeker worden die mythen afgebroken. Ook al heeft Banana de nodige slachtoffers gemaakt, zijn overtuiging en letterlijke kindsheid beschermen zijn onschuld nog steeds. Hoe lang kan dat duren? Als zelfs de onwrikbare Bloken de realiteit toelaat en beseft dat zijn amuletten gevuld zijn met zand en dus niets waard zijn? Hoger geplaatste Damisa belooft de dan veertienjarige jongen: ‘Onschuld is een gevaarlijke deugd, Ali, en ik zal je daarvan bevrijden (…) dat je kan doden, wil nog niet zeggen dat je een man bent. Ik zal een man van je maken, Ali. Ik zal je van het rechte pad af brengen, als God me de kracht geeft.’

Na de onschuld
Zoals de overgang van volwassenheid gepaard kan gaan met een ritueel, is het in Burma Boy één daad die de overgang naar het man-zijn voor Banana markeert. Wat wil dat zeggen? Een kind is onschuldig en wanneer het zijn onschuld verliest is het geen kind meer. Bestaat de onschuldige volwassene? Wingate schreef het al: ‘Cynisme in deze oorlog zal ons de overwinning kosten, maar het is wijdverspreid bij het opperbevel. Rechtschapenheid verheft gans het volk.’

Burma Boy is ondanks de thematiek licht en humoristisch. Geen zware politieke of historische uiteenzettingen. Het broeierige van de jungle en ruimschoots gebruik van het Hausa, de taal van Banana en de zijnen, versterken de couleur locale. En Bandele houdt je goed bij de les: hij neemt je af en toe aan de hand, naar rustiger vaarwater, om je daarna met scherpe, korte scènes in je gezicht te slaan. Bandele schreef een verfrissend type oorlogsroman.

 

 

Boeken / Fictie

Stel nou dat…

recensie: James Scudamore (vert. Kees Mollema) - De Geheugenkliniek

.

Anthony (‘Anti’) is een Engelse jongen die met zijn familie naar Ecuador is verhuisd. Licht astmatisch, verlegen en niet geheel ontdaan van oud-Engelse behoudenheid voelt Anti zich aangetrokken tot de populaire en mysterieuze Fabián. De vriendschap die zich tussen de jongens ontwikkelt is gestoeld op de mythes die ze samen creëren en onderhouden. Fantasie als levensvaardigheid wordt daarbij sterk aangemoedigd door Fabiáns excentrieke oom Suarez.

Dergelijke vormen van creatieve geschiedschrijving vallen niet in goede aarde bij Anti’s ouders, die besluiten dat het beter zou zijn als Anti terug naar Engeland gaat om zich met beide benen op de grond verder te ontwikkelen. De jongens grijpen dit slechte nieuws aan als een reden om een laatste avontuur te beleven: de zoektocht naar Fabiáns moeder, die bij een auto-ongeluk zou zijn omgekomen, maar in Fabiáns beleving nog springlevend is. Is het niet mogelijk dat zij haar geheugen kwijt is geraakt en in een speciale geheugenkliniek is opgenomen?

[…] stel nou dat je je geheugen bent kwijtgeraakt en dat het zo’n bevrijdende ervaring is dat je het niet terug wilt?

Dat Anti het bestaan van de geheugenkliniek heeft verzonnen mag dan wel duidelijk zijn, maar realiteit gaat hand in hand met bekrompenheid, zo laat Fabián merken. De situatie loopt uit de hand als de jongens niet meer op dezelfde bladzijde van hun sprookjesboek blijken te zitten.

Jongensboek

James Scudamore is een jonge auteur die zich in de spotlights wist te schrijven met zijn debuutroman The Amnesia Clinic (2006), genomineerd voor verschillende prijzen, en nu ook in het Nederlands vertaald. Scudamore groeide op in Brazilië, Engeland en Japan en putte waarschijnlijk uit eigen ervaring toen hij dit verhaal schreef.

[…] een lesje in hoe ontworteling ruimte bood aan nieuwe fantasie, hoe je, door op de juiste manier naar dingen te kijken, de fletste waarheden nieuw leven kon inblazen. Als zo’n nieuwe presentatie van feiten voor het grijze, oude Engeland werkte, wat zou het dan wel niet kunnen doen voor Ecuador, waar ingevroren prinsessen dagelijks het nieuws haalden?

En Ecuador biedt inderdaad voldoende avontuur, zoveel in feite, dat het verhaal leest als een jongensboek. De personages lijken zich hiervan bewust te zijn en schikken zich al snel in het vrij epische verwachtingspatroon van de twee jonge avonturiers. Dat dit echter geen teken van zwak schrijverschap is blijkt na verloop van het verhaal, dat ook lekker wegleest zoals een jongensboek betaamt.

Zelfbehoud

Echt diep gaat het verhaal niet. Hoewel culturele verschillen en opmerkzaamheden de revue passeren, bevinden deze zich toch aan de periferie van het avontuur. Onenigheid en onbegrip nemen toe naarmate de reis vordert, maar vooral doordat de waarheid de jongens dreigt te achterhalen.

Wat had je aan kennis als niemand het wilde horen? Wat betekende die informatie nu nog, behalve een verhaal? Welke wáárde had de waarheid?

Waar verhalen een mogelijkheid tot een band vormen voor een Engels schooljongetje, blijken ze een reddingsboei te zijn voor zijn Ecuadoraanse vriend. Maar wat gebeurt er als die reddingsboei begint af te drijven? Scudamore maakt handig gebruik van de onzekerheid van Anti, die Fabián langzaam verder ziet afglijden in de fantasiewereld die ze samen hebben gecreëerd en ongemakkelijke pogingen doet het noodlot af te wenden.

Down the rabbit hole

‘Grote mensen verzinnen altijd van die saaie verhalen’, zo herinnert Scudamore de lezer aan de uitspraak van C.S. Lewis, die hij duidelijk ter harte heeft genomen. Saaie verklaringen zijn er niet te vinden in De Geheugenkliniek. Dat de gebeurtenissen zo nu en dan toch wel bijzonder vergezocht zijn, zou Scudamore hoogstwaarschijnlijk als een compliment opvatten. En waarom ook niet?

‘Het geheugen is iets vreemds,’ viel hij me in de rede. ‘Je kunt herinneringen creëren, weet je. Ik kan zorgen dat jij je dit moment voor altijd zult herinneren. Het enige wat ik moet doen, is het op een of andere manier markeren en dan vergeet je het nooit meer.’

Een klassieker zal het niet worden, noch zal het in je geheugen gegrift blijven staan, maar dat Scudamore een zeer vermakelijk en jongensachtig verhaal kan vertellen staat als een paal boven water.

 

 

 

 

Theater / Voorstelling

The Deer House zet oorlog te kijk en acteurs in hun blootje

recensie: Jan Lauwers en Needcompany - The Deer House

.

~

Verteld, gezongen, gedanst… maar ook tentoongespreid. Met overdreven inleving alsof het meedogenloze bloedvergieten, de verkrachtingen, het oorlogsleed in Kosovo een beetje belachelijk te kijk worden gezet. ‘Alsof’ … want zowel toeschouwers als acteurs bevinden zich hier op de precaire grens tussen fictie en realiteit.

Feit en fictie

Bij aanvang is er een waar gebeurd element in de voorstelling opgenomen die zin en geest geeft aan The Deer House. Aanleiding van dit toneelstuk was namelijk de dood van de broer van één van de actrices die als oorlogsfotograaf in Kosovo werd neergeschoten. Dit verhaal wordt door de acteurs nagespeeld, nabeleefd en ernstig in vraag gesteld. Wat is de drijfveer van een oorlogsfotograaf? Wat hebben zijn aanwezigheid, zijn foto’s en zijn dood bijgedragen tot de oplossing van een etnisch en cultureel conflict? Deze vraag wordt des te relevanter als blijkt dat de fotograaf door omstandigheden gedwongen werd te kiezen tussen de dood van een moeder of de dood van een kind en zo van toeschouwer tot dader gebombardeerd wordt.

Gruwel en fantasie

Het onwezenlijke van dit geweld staat in schril contrast met het onwezenlijke van de personages van het hertenhuis. Ze krijgen immens grote oorschelpen op het hoofd geplakt. Elfen zijn lieve mythische figuren die tot de kinderlijke verbeelding spreken, maar oorspronkelijk waren het boze geesten en dwergen. In The Deer House drukken ze speels ook die wreedheid en die waanzin uit.

~

Een naoorlogs absurdistische speelstijl van acteurs die zichtbaar stuiptrekkend of springend het noorden kwijt zijn, compenseert gelukkig af en toe de al te nauw op de huid inzoomende snapshots van menselijke emoties en geile voortplantingsdrift. Zoals hun herten, zijn de bewoners van het kleine dorp in de Balkan opgejaagd wild, ten prooi aan al de mogelijke perversiteiten van een oorlog. Opnieuw om het spel tussen echt en onecht ten top te drijven dragen de personages ook gewoon de namen van de acteurs. Maarten is dus Maarten en Julien Julien … ‘alsof’ het één of ander statement is.

Analyse en dissectie
Maar de vraag over het nut en de bijdrage van oorlogsfotografie keert zich als een boemerang terug op elke vorm van kunst. En dus ook op het theater. The Deer House is een goed gefundeerde en intelligente aanklacht tegen oorlog, tegen het niet handelen en het louter getuigen, tegen het voyeurisme, tegen het ensceneren, theatraliseren en esthetiseren van de werkelijkheid via een medium … en is, zo is te vrezen, tevens de bekrachtiging, de beaming en de belichaming ervan. Oorlog is des mensen.

The Deer House heeft, echt waar, veel meer in zich dan hier kan worden beschreven. Komt dat zien! Komt dat zien!

 

 

Theater / Voorstelling

Norse kok met een gouden hart

recensie: Faruk Dikici - Rauwe veldsla(g) met gebakken soldaat

.

Ondanks de titel Rauwe veldsla(g) met gebakken soldaat bezorgt de nieuwste voorstelling van Faruk Dikici kinderen geen slapeloze nachten. Veldsla is een slasoort en Soldaatjes is een culinair begrip uit grootmoeders tijd. Het zijn broodcroutons in de vorm van reepjes van 1,5 cm in olie of vet goudbruin gebakken. Het is een van de gerechten die de norse kok Tortot moest maken voor een leger.De voorstelling is een sprookje dat boeit tot de laatste scène. Als verteller neemt theatermaker Dikici je op een energieke manier hierin mee. Een boodschap heeft hij niet. Het verhaal kent onverwachte wendingen in het verhaal. Net als je denkt dat je wel weet hoe het verhaal verder gaat, zorgt Dikici voor een andere wending, zodat je wel geboeid moet blijven luisteren. In een razend tempo wisselt hij van personage zonder zijn publiek in verwarring te brengen. Hij is kok, generaal, Halve George en alle personages die even langskomen. Als praatgrage kok doet alles wat kinderen niet mogen. Hij gooit en smijt met pannen, staat in de pannen en laat zijn snotzakdoeken overal liggen. In een hoek naast een metershoge ijzeren pan ligt een berg pannen waar Tortot voortdurend pannen uithaalt of in gooit zodat ze met veel lawaai tegen elkaar aanslaan.

In dit muziekverteltheater vertelt Dikici het verhaal van de kok en zijn jonge vriend. De muzikale inbreng en medewerking van slagwerkster Frederike de Winter brengt het verhaal echt tot leven, bovendien kun je bijna de geuren van het slagveld ruiken. Vanachter een soort overdekte groentekraam met verschillende muziekinstrumenten en keukengerei als pannen, gardes en een fietspomp omlijst De Winter het sprookje muzikaal. Soldaten marcheren stampend langs, Tortots tranen hoor je op de grond vallen, de augurken ploppen in de pan en de spanning wordt met slagen op de xylofoon en trommels steeds weer opgebouwd. Het samenspel met De Winter is op de seconde getimed. Zij let op zijn lichaamshouding en weet precies na welk woord haar input wordt verwacht.

Visuele voorstelling
Rauwe veldsla(g) met gebakken soldaat is niet alleen een erg speelse visuele voorstelling, maar prikkelt bijna al je zintuigen tijdens het kijken. Het blijft niet alleen bij je gehoor, je fantasie en wat je ziet, maar ook je neus wordt even geprikkeld wanneer Tortot op toneel een eitje bakt voor zijn beste vriend Halve George. Dikici geeft het publiek ruimte tot interactie door soms een vraag te stellen en te wachten op het antwoord. De theatermaker heeft een aardig repertoire aan kindervoorstellingen opgebouwd. Hij kent zijn publiek en gaat niet op de knieën zitten om ze te vermaken. De verrassende wendingen, zowel in de tekst als vanuit de vormgeving en de speelse muzikale elementen, zorgen er samen voor dat Rauwe veldsla(g) met gebakken soldaat aanslaat bij zowel het jonge als het volwassen publiek.