Boeken / Non-fictie

Werk in uitvoering

recensie: Ina Dijkman en Paul Brood (red.) - Meisjes van de fabriek

.

Zo opent het fotoboek Meisjes van de fabriek dat het Nationaal Archief onder redactie van Ina Dijkman en Paul Brood heeft uitgegeven. Voor Meisjes van de fabriek zijn zij in het fotoarchief van de Arbeidsinspectie gedoken. De foto’s zijn door de Arbeidsinspectie gemaakt in de periode 1900-1950 om slechte werkomstandigheden, kinderarbeid, onveilige situaties en beroepsziektes aan het licht te brengen. Voor het eerst sinds bijna negentig jaar zien deze foto’s weer eens het daglicht. Speciale aandacht gaat hier uit naar de foto’s van toenmalig inspecteur Jan Daniël Filarski (1884-1969).

Uitzondering

De foto’s van Filarski vormen een mooie uitzondering op de doorgaans saaie, zakelijke foto’s in het archief van de Arbeidsinspectie. De zuiver zakelijke registraties die de inspecteurs gewoonlijk maken dienen als voorbeeld, bewijs of waarschuwing. Ze tonen rechttoe rechtaan, maar op een indringende wijze, het arbeidsleven in Nederland in de eerste helft van de twintigste eeuw. De foto’s van Filarski in Meisjes van de fabriek vormen duidelijk een uitzondering hierop.

~

Er zijn iets meer dan honderd foto’s van Filarski bewaard gebleven in het archief van de Arbeidsinspectie. En daarvan stammen er relatief veel uit het jaar 1919. Dit lijkt verband te houden met de tentoonstelling ‘Opvoeding van den Jeugd boven der leerplichtigen leeftijd’, dat jaar in Den Haag gehouden. De Arbeidsinspectie verleende haar medewerking door een zeventigtal foto’s ter beschikking te stellen. Een groot deel daarvan was van de hand van Filarski.

Artistieke kant

Filarski hechtte zelf veel waarde aan zijn bijdrage. Daarop wijst in ieder geval het feit dat hij deze foto’s met behulp van een stempel van zijn naam voorzag, terwijl de meeste foto’s in het archief van de Arbeidsinspectie anoniem zijn en ook zonder naamsvermelding in de jaarverslagen en andere publicaties werden gereproduceerd. Daarnaast was het waarschijnlijk de enige keer dat foto’s van Filarski werden tentoongesteld. Een extra reden voor hem om te laten weten dat het werk van hem afkomstig was.

Dit zal ook de reden zijn dat zijn foto’s zo afwijken van de standaardfotografie van de Arbeidsinspectie. Filarski wilde zijn artistieke kant laten zien. Een kans die de Arbeidsinspectie hem doorgaans niet bood. De foto’s zijn veelal een beetje onscherp en tegen een lichte achtergrond gemaakt. Daarnaast ging Filarski vaak dichter bij zijn onderwerp staan dan gebruikelijk was. Aspecten waardoor de opnamen van Filarski tussen de vele foto’s eruit springen.

Dimensie

Meisjes van de fabriek laat met het werk van Filarski een prachtig beeld zien van de arbeidsomstandigheden in de Nederlandse fabrieken aan het begin van de twintigste eeuw. Naast de opvallend artistieke inslag van Filarski’s werk wordt ook duidelijk dat de Arbeidsinspectie er niet voor niets was. Op de foto’s is te zien dat het ‘Kinderwetje van Van Houten’ nog regelmatig werd overtreden. Veel opnamen tonen jonge kinderen die onder zware omstandigheden massaproductie moesten draaien.

De beelden geven niet alleen een tijdsbeeld weer met betrekking tot het arbeidersleven. Ze vertellen ons ook iets over de toenmalige fotografie. In zijn inleidende tekst gaat Hans Rooseboom in op de ontwikkeling van de fotografie van eind negentiende en begin twintigste eeuw. Door de foto’s in de context van die ontwikkeling te plaatsen, krijgt het gehele boek er nog een tweede dimensie erbij. Dit maakt Meisjes van de fabriek niet alleen interessant voor diegenen die geïnteresseerd zijn in industriële ontwikkelingen, maar ook voor een ieder die zich met fotografie bezighoudt.

De bijbehorende tentoonstelling in het Nationaal Archief is nog tot 30 november te bezichtigen.

 

 

 

Film / Achtergrond
special: IDFA 2008

Zoiets verzin je niet

.

DEEL 1 | DEEL 2 | DEEL 3 | DEEL 4 | Interview Nikolaus Geyrhalter | Interview Prosper de Roos

Inhoud: Burma VJ | Far From the Villages | Hair India | I.O.U.S.A | Milking the Rhino | Phiro | Pizza in Auschwitz | Solo | Yodok Stories

~

Birma heeft weinig contact met de buitenwereld. Journalisten komen het land niet in, en dus zijn de inwoners die zelf een camera ter hand nemen de enige nieuwsbron voor binnen- en buitenland. Daar is echter veel moed voor nodig, want ze riskeren minimaal een celstraf. In september 2007 gaan de Boeddhistische monniken de straten van Rangoon op om te protesteren tegen het militaristische regime. Deze historische gebeurtenissen worden vastgelegd door een team van cameramensen, die hun materiaal via internet en smokkelaars de grens over sturen. Even is Birma wereldnieuws. De laatste keer dat er openlijk tegen het regime gedemonstreerd werd, is negentien jaar geleden. Toen vielen er 3000 doden. Desondanks leeft er onder de bevolking de hoop dat het deze keer heel anders zal gaan.

Juist omdat de Birmese journalisten met goedkope, kleine camera’s werken, staat de kijker erg dicht bij de demonstranten. Aan het einde van de straat staan de militairen al opgesteld, het geweer in aanslag. ‘Wie niet bang is voor de dood, loopt vooraan’, besluit men in de protestmars. Burma VJ is een heftige ervaring. Het is indrukwekkend om de groei van het protest met eigen ogen te aanschouwen en angstwekkend om te wachten op het moment dat het fout gaat. Regisseur Anders Østergaard maakt slim gebruik van de mogelijkheden die de digitale camera hem biedt. Hij spoelt terug, zoomt in, strooit met een voice-over en zet zonodig een telefoongesprek in scène. De ’trucs’ die hij gebruikt om van de illegale fragmenten een levendige film te maken, doen hun werk. De soundtrack zwengelt de spanning nog verder aan, tot het bijna ondraaglijk wordt. Wie het nieuws heeft gevolgd, weet hoe het protest de kop in werd gedrukt. De journalisten doken onder of werden gevangengezet. Wat overblijft is bewondering voor de moedige mensen die de opstand begonnen, en voor hen die verslag deden van wat zich in september afspeelde in hun land. (Marjolein van Trigt)
Terug naar boven

~

Het leven gaat verder, ook als je niets meer hebt en je ontsnapt aan de gruwelen terecht bent gekomen in een vluchtelingenkamp in Tsjaad. Het conflict in Darfur heeft een hele regio ontvolkt en overgeleverd aan oorlogsgeweld. De overlevende bewoners van zo’n 40 tot 50 dorpen zijn de huidige bewoners van vier grote vluchtelingenkampen. Het is de makers niet te doen om het geweld. In deze documentaire gaat het om de mensen zelf. Zij komen aan het woord en het is hun dagelijks leven dat voorbij komt.

De vrouwen klagen over afhankelijkheid van voedselhulp en gevaren bij het sprokkelen van hout, hun enige bron van inkomsten. De mannen, die zitten thuis. Zij kunnen het kamp niet uit omdat ze buiten het kamp grote kans lopen te worden aangevallen. Het gewone leven staat niet ver van het oorlogsgeweld voor deze mensen die de traumatische gebeurtenissen aan den lijve hebben ervaren. Op sommige momenten word je er stil van, zonder dat de gruwelijkheid de overhand krijgt in deze oorlogsfilm zonder gruwelijke oorlogsbeelden. De kracht van deze documentaire is gelegen in het ‘nu en de nabijheid van realiteit’ die door haast geënsceneerde scènes en rustige beeldmontage steeds dichtbij de kijker blijft. Pas op het laatst, als de camera eindelijk uitzoomt, krijg je echt zicht op de grootschaligheid en reikwijdte van het conflict voor deze overlevenden. (Antoinette van Oort)
Terug naar boven

~

Tegenwoordig kan bij de kapper vrijwel alles. Het kost wat centen maar niets is onmogelijk. Hair India laat zien hoe en waarom dit allemaal kan. Werd het haar dat in India geofferd werd in tempels een decennium geleden nog verbrand of gebruikt voor het opvullen van matrassen, tegenwoordig vind het vooral zijn weg naar Italië. Want daar wordt het verwerkt tot strengen ‘Greath Lengths‘ voor de oprukkende generatie stijlgevoelige modepopjes die onmogelijk kunnen wachten tot hun haar vanzelf weer is aangegroeid. Hair India volgt de weg van de haarstreng – van het offer tot de extensie – en van de beide ondernemers (let op de identieke hondjes) die daar de vruchten van plukken. De globalisering in een notendop, want de weg van sommige strengen voert zelfs weer terug naar het land van herkomst. Brunetti & Leopardi hebben gekozen voor een klassieke vorm. De parallele montage maakt het onderhoudend, maar het verhaal is nergens echt onverwacht of verrassend te noemen. (Antoinette van Oort)
Terug naar boven

~

Wie struikelt er nu niet over zijn jaarlijkse aangifte? Belasting is eerder een last dan een lust, laat staan dat je het naadje van de kous wilt weten van de schuldenlast van het land waar je woont. Toch is dit de missie van voormalig rijksaccountant David Walker. Met de VS op de rand van de financiële afgrond reizen Walker en zijn collega’s kriskras door het land om overal waar het kan de gewone burger bewust te maken en te activeren. I.O.U.S.A brengt niet alleen de Amerikaanse nationale politiek en de financiële praktijken ervan in kaart, maar zet ook de toekomst van een volgende generatie Amerikanen in een benauwend perspectief. Amerika’s onhoudbare fiscale politiek zal bij die generatie op de stoep staan en de gevolgen voor de belastingbetaler zullen ingrijpend zijn. De gewone Amerikaan, vele kenners en het rondtrekkende team van fiscale kruisvaarders zijn het eens : ‘There is no free lunch‘. Iedereen voelt het immers nu al in de portemonnee, dus is het tijd om te handelen voor het te laat is.

Patrick Creadon weeft gebalanceerd en met chirurgische precisie economische data, archiefbeelden en interviews waarin Amerika’s huidige fiscale ‘meltdown‘ wordt verklaard tot een zeer behapbaar en onderhoudend geheel. De droge kost wordt vertaald op een begrijpelijke manier en er valt genoeg lachen. Met het mediabombardement over de kredietcrisis in het achterhoofd is deze fiscale roadmovie niet alleen een aanrader, maar ook een film waar de gewone Nederlandse belastinghater zich van achter de oren gaat krabben en wellicht wat van opsteekt. (Antoinette van Oort)
Terug naar boven

~

Opstijgende kraanvogels, kuddes olifanten, leeuwen die antilopen verslinden. Vertrouwde beelden voor wie graag naar de natuurdocumentaires op National Geographic kijkt. Minder bekend is dat er net buiten beeld misschien wel hutten staan. De inwoners van het plaatselijke dorp zijn waarschijnlijk heel wat minder blij met het natuurgeweld dat het zo mooi doet op de televisie. Leeuwen zijn alleen maar lastig als je koeien houdt. Eeuwenlang was het wild dan ook de vijand van de Masai in Kenia en de Himba in Namibië, twee nomadenstammen die leven van de veehouderij. Tot een Keniaanse slimmerik op het idee kwam om een luxe appartement in de wildernis te bouwen en het te verhuren aan toeristen. De wilde dieren vormen de belangrijkste attractie voor de vakantiegangers. Voortaan is het in het belang van de Masai om de leeuwen en de giraffen in leven te houden.

Over deze cultuuromslag gaat Milking the Rhino. De documentaire reist heen en weer tussen Kenia en Namibië. Hij laat zien dat steeds meer stukken land door de oorspronkelijke inwoners worden bewaakt, zodat ze niet ten prooi vallen aan het vee of de stropers. Dat werkt niet probleemloos. Het gaat er niet bij iedereen in dat de roofdieren in leven moeten worden gehouden, omdat het toerisme een meer betrouwbare inkomstenbron is dan de veehouderij. De spanningen groeien als het heel lang droog blijft in Kenia: de koeien sterven, en toch mag er niet in het nieuwe reservaat gegraasd worden. Dat zou immers ten koste gaan van de mooie plaatjes die de toeristen willen schieten. Milking the Rhino is een inspirerende documentaire die alle voor- en nadelen van de cultuuromslag (iets te) uitgebreid in beeld brengt. De film laat de absurditeiten van het ecotoerisme zien, zoals het wegvegen van bandensporen zodat elke nieuwe toerist kan denken dat hij de eerste is die het gebied bezoekt. Maar Milking the Rhino toont ook aan waarom het ecotoerisme een uitkomst biedt voor de oorspronkelijke bevolking, en natuurlijk voor de in het gebied aanwezige leeuwen, kraanvogels en olifanten. (Marjolein van Trigt)
Terug naar boven

~

Zonder de aanwezigheid van anderen ben je als mens niets, dit is wat de regisseur lijkt te willen zeggen. De dag en verzorging van de 97-jarige Porphirio Rossi glijdt voorbij in verstilde beelden. Uit flarden van telefoongesprekken blijkt dat het leven van Rossi ingrijpend is veranderd sinds de dood van zijn vrouw. Het gemis van zijn grote liefde heeft Rossi eenzaam gemaakt en de uren tikken moeizaam voorbij. De verbleekte kussens, een vergane plant op het balkon en het opspattende water tijdens het douchen, al deze beelden illustreren dat gevoel en zijn vooral bedoeld om de kijker tot verbeelding en reflectie aan te zetten. Maar of dat abstracte minimalisme en beeldmontage nog werkt in deze tijd kun je je afvragen? (Antoinette van Oort)
Terug naar boven

~

Een aangrijpende plek, een retourtje naar het verleden en twee liefhebbende maar onwillende kinderen maken deze documentaire uniek, gedurfd en controversieel. Danny Hanoch (74), een overlevende van Auschwitz, heeft eindelijk zijn kinderen Sagi (40) en Miri (38) overtuigd om met hem mee te gaan op zijn reis naar het verleden. De tocht zal voeren langs de vijf kampen waar hij heeft gezeten en eindigen in Auschwitz. Daar wil Danny met zijn kinderen overnachten in de barak waar hij ooit sliep. De reis, die als een wilde expeditie gedraaid is, zet alles op scherp bij iedereen. De zes dagen in een busje, de nachtmerries en frustraties: alles komt boven tafel alsof het reality-tv is. Danny Hanoch is als een jongetje van 70. Hij neemt iedereen op sleeptouw maar ontpopt zich waar het maar kan als een man vol (cynische) humor en zelfspot. Dat is soms teveel voor zijn dochter Miri die ad rem, vol scepsis maar tegelijkertijd vooral zorgelijk over hele gebeuren is en het zo blijft bekijken. Pizza in Auschwitz tart in 52 minuten vooral de gevoelsbeleving van twee generaties (overlevers en kinderen van overlevers), op een manier die licht op de zenuwen werkt. Alleen als je gelooft dat lachen een andere manier is van uiting geven aan verdriet, is Pizza in Auschwitz zonder zeer gemengde gevoelens te verdragen. (Antoinette van Oort)
Terug naar boven

~

Een goed tijdschema maken voor aanvang van het IDFA is heel belangrijk. Solo wordt bij voorkeur aan het begin van de dag gezien. De Australische documentaire over Andrew McAuley, de man die als eerste van Australië naar Nieuw-Zeeland wilde peddelen in een kayak, beklijft dan wel even. De ingrediënten zijn aanwezig: een liefhebbende echtgenote (‘Ik wist dat ik hem niet kon tegenhouden’), een schattig zoontje, verstandige vrienden (‘Als Andy eenmaal iets in zijn hoofd heeft’), een meteoroloog met een raar accent (‘De Stille Oceaan is niet te vertrouwen’), een oranje kayak, een zware storm, een camera aan boord, en een sportieve, op kicks beluste hoofdpersoon die doet waar hij van droomt, ook al verklaart iedereen hem voor gek. Prima gemaakte film, best spannend ook.

Maar wie er al een aantal indringende IDFA-ervaringen op heeft zitten, kan beter niet aan het einde nog even Solo meepakken. Wie gezien heeft hoe de Birmezen met de moed der wanhoop vechten voor hun vrijheid, of hoe de gevluchte Noord-Koreanen in Seoul hun geliefden nooit terug zullen zien, zal weinig ophebben met de ambities van McAuley. Aan de andere kant van de wereld worden mensen gemarteld, en jij gaat vrijwillig bijna een maand in een piepkleine kayak zitten? Je neemt willens en wetens afscheid van dat schattige zoontje van je, ondanks dat de kans levensgroot is dat je hem nooit meer terugziet? Je laat je vrouw in de steek, ook al weet je dat ze niet wil dat je weggaat? Omdat je de eerste wil zijn die de Tasmaanse Zee oversteekt in een kayak? Ja, ammehoela zeg. Ga eens wat doen met je leven. Word vrijwilliger voor Amnesty International of zo. (Marjolein van Trigt)
Terug naar boven

~

In 1989 maakte de Pool Andrzej Fidyk Defilada (The Parade), een verslag van de enorme parade die de Noord-Koreaanse autoriteiten organiseerde om het veertigjarig bestaan van de communistische heilstaat te vieren. Het land bleef hem bij en hij kreeg het plan om een documentaire over de daar aanwezige concentratiekampen te maken. Maar hoe? Fidyk vond een originele invalshoek: hij liet een uit Noord-Korea gevluchte regisseur een musical maken over de concentratiekampen. Voorheen drilde deze man dansers die bordjes met tekeningen van de grote leider omhoog moesten houden. Nu regisseert hij acteurs die zingen over de verschrikkingen in kamp Yodok. Een voor een doen zeven overlevers hun verhaal voor de camera. Het totaal van de buitenwereld afgesloten Noord-Korea is al geen land waar je graag zou willen wonen, maar wat zich er in de concentratiekampen afspeelt gaat het menselijke bevattingsvermogen bijna te boven. Het is zelfs aan te raden om op sommige momenten de hand op een strategische plek voor de ondertiteling te houden.

De onorthodoxe aanpak maakt Yodok Stories draaglijk. Ingepakt in vrolijke melodieën en leuke dansjes is de kampterreur net genoeg op afstand om de toeschouwer wel mee te laten voelen, maar niet vol afgrijzen de ogen te doen sluiten. Omdat het Fidyk uiteindelijk niet om de musical te doen is, volgt de film niet het geijkte stramien. Beelden van repetities en de uiteindelijke opvoering worden afgewisseld met de verhalen van de ex-gevangenen en hun belevenissen. Dat maakt de documentaire af en toe wat onoverzichtelijk. Op andere momenten werkt het juist uitstekend: een getuigenis van een ex-gevangene of ex-bewaker wordt gevolgd door een fragment uit de musical, dat het drama op bombastische wijze uitbeeldt. Dan is duidelijk wat Fidyk met Yodok Stories voor ogen heeft. Het is net zoiets als een stripverhaal van de Holocaust maken: in al zijn absurditeit en ontoereikendheid misschien wel het beste wat een kunstenaar de slachtoffers, de daders en de onwetenden kan bieden. (Marjolein van Trigt)
Terug naar boven

Boeken / Fictie

Het hellend vlak van een midlifecrisis

recensie: Hans van der Beek - Mijn vrouw heet Petra

‘Iedereen wil met me naar de kroeg. Niemand wil met me naar bed.’  Een betere samenvatting van het boek Mijn vrouw heet Petra is bijna niet mogelijk. Schrijver/journalist Hans van der Beek schetst in zijn roman de teloorgang van een even aimabele als tragische veertiger die door zijn midlifecrisis rechtstreeks richting goot wordt gezogen.

Hans van der Beek is journalist van Het Parool, en publiceerde eerder de non-fictieboeken De Neus. Het macabere vak van Harry Jongen en, samen met Liedewij Loorbach, Kroeglopen in Amsterdam. Met Mijn vrouw heet Petra schreef hij zijn romandebuut.

Borrelmateriaal

Het boek begint zoals het eindigt: in sneltreinvaart. Na de eerste veertig pagina’s is alles bekend over hoofdpersoon Peter Pruiser: zijn huwelijk is een kwestie van wederzijds gedogen en zijn werk als geschiedenisleraar op een middelbare school is een sleur geworden. Met veel zelfspot en ironie houdt Peter Pruiser zich staande en doet hij halfslachtige pogingen om Robine Hutting, de lerares Engels te versieren, maar veel verder dan dubbelzinnig geflirt komt hij niet:

Een flirtende vrouw wil nu eenmaal niet met je naar bed. Ze wil wel dat jij met haar naar bed wilt. Daarom, en alleen daarom, laat ze zich die praatjes aanleunen. (Huttings mooiste uitspraak: ‘Ik weet het, ik ben borrelmateriaal.’) We hebben een onuitgesproken verbond, Hutting en ik. We flirten in het nette. Zij voelt zich vrouw, ik voel me man. En dan ga ik maar weer eens naar Bussum.

Bovenstaande passage geeft een goed beeld van Pruiser. Hij kan uitstekend en geestig observeren over het verschil tussen billen- en borstenmannen. Hij wil vooral een getapte vent gevonden worden, maar ondertussen is hij aan de zijlijn van het leven beland in plaats van dat hij er middenin staat. Het kan dan ook niet uitblijven dat hij de greep op zijn leven volledig verliest en dat moment komt als zijn vrouw er vandoor gaat met een rijke glibber. Met lede ogen stelt Pruiser vast dat zijn ex vervolgens helemaal opleeft, terwijl hij zelf wanhopig probeert zijn nieuwe leven opnieuw in te richten.

Hellend vlak

Dat doet hij door zich nieuwe, hippere kleding aan te meten, naar een tattooshop te gaan en zich aan te melden voor een castingbureau voor figuranten. Tijdens opnames waar Pruiser één van de figurantenrollen vervult, ontmoet hij Chantal Janzen, voor wie hij een ongezonde fixatie ontwikkelt. Vanaf dat moment gaat het bergafwaarts met Peter Pruiser. Hij begint stevig te drinken en verliest in zijn pogingen om in contact te komen met Chantal Janzen steeds meer de realiteit uit het oog.

Hans van der Beek heeft er een leuk en meeslepend verhaal van weten te maken, dat vooral zo geslaagd is omdat hij het hellend vlak waarop Pruiser zich begeeft rustig en overtuigend steeds iets schuiner maakt. Pruiser is aandoenlijk in zijn pogingen om zijn loser-imago van zich af te schudden, maar juist het feit dat hij zo aandoenlijk is, zorgt ervoor dat hij geen steek verder komt in zijn pogingen zijn leven om te gooien. Gaandeweg het verhaal verschuift de zelfspot richting zelfmedelijden en wordt de humor hilarischer, maar ook wranger.

Open einde


Van der Beek laat het verhaal tot op het allerlaatste moment in volle vaart doordenderen, maar het is ook nogal fragmentarisch opgebouwd. Dat wordt versterkt door de passages waarin de onderzoekjournalist in de schrijver boven komt drijven, bijvoorbeeld wanneer Pruiser een bezoek brengt aan de prestigieuze kledingzaak van Oger:

Wat ook altijd weer mooi was: maatpakken groeiden met de carrière mee. De volgende stap was Corneliani en Zegna Soft. Na de volgende promotie of job-hop kochten die jongelui Canali, misschien Armani, als ze het tenminste qua bouw konden hebben. Daarna kwam Zegna black label, de handgemaakte lijn, en het echte Napolitaanse vakwerk van Isaia.

Het zijn leuk geschreven intermezzo’s, maar ze voegen weinig aan het verhaal toe, al doen ze er ook weinig afbreuk aan. Dit alles is evenwel minder storend dan het wagenwijd openliggende einde. Eigenlijk is het verhaal gewoon niet af. Het lijkt er op dat Van der Beek naarmate hij de tweehonderdste pagina naderde, snel een eind aan het boek heeft willen breien. Dat is licht onbevredigend, maar laat onverlet dat Mijn vrouw heet Petra een bijzonder leuk, licht absurdistisch boek is geworden waarvan je hoopt dat er een vervolg komt. En dan met een echt einde eraan.

Theater / Voorstelling

Bokma schittert in langdradige Koopman

recensie: De Theatercompagnie - De koopman van Venetië

.

Venetië bij De Theatercompagnie. Een groots opgezette voorstelling die de verwachtingen helaas niet waarmaakt.

~

De Venetiaan Bassanio heeft een oogje op Portia, een rijke juffrouw in het decadente oord Belmont. Diverse mannen dingen naar haar gunsten. Maar om alleen al bij Portia in de buurt te mogen komen, heeft de berooide Bassanio geld nodig. Hij wil dat lenen bij zijn goede vriend Antonio. Die heeft zijn kapitaal gestoken in koopvaardijschepen, en heeft dus geen cash totdat zijn rijkbeladen vloot binnenloopt. In afwachting daarvan, wendt Antonio zich om Bassanio te helpen tot de rijke jood Shylock. Antonio haat Shylock, en hij heeft hem daarom vroeger honds behandeld. Maar nu het nodig is, neemt hij bij Shylock een kortstondige lening op, met als clausule dat wanneer hij niet bijtijds terugbetaalt, de jood een pond vlees van zijn lichaam mag afsnijden. Uiteraard loopt de deal mis, en dus maakt Shylock zich op om zijn boete te innen.

Gierig

De koopman van Venetië (1596-1598) staat bekend als een hardhandig anti-semitisch stuk. De jood Shylock leent geld aan mensen, en neemt ze vervolgens te grazen als ze niet kunnen terugbetalen. Om deze verhaallijn heen dartelen allerlei jonge mannen en vrouwen die elkaar het hof maken. Shylock is gierig, ongezellig, doet niet mee met de alledaagse pret. Hij houdt zijn dochter Jessica kort, omdat ze verliefd is op een christen.
Regisseur Theu Boermans legt dit antieke stuk naast de hedendaagse realiteit van een kapitalistische en multiculturele samenleving, met al zijn integratieproblemen. Terwijl iedereen bezig is met geld, wordt de vreemdeling aangekeken op zijn financiële succes. Shylock is bij Boermans aanvankelijk een gewone Italiaan in een gewoon pak, hij gooit zelfs zijn opvallende joodse kledij weg. Totdat zijn omgeving hem expliciet bestempelt tot jood. Dan zoekt hij zijn spullen terug uit het vuilnis en wordt ook uiterlijk een jood. De boodschap is duidelijk: allochtonen bestaan niet, allochtonen worden gemaakt door medelanders die hen apart zetten.

Kwaadaardig

~

De Koopman van Venetië van De Theatercompagnie is weliswaar een heldere, maar ook een nogal saaie voorstelling geworden. Tijdens de première lijkt het bijna alsof de voorstelling niet af is. Acteurs worstelen zich door lange lappen tekst, staan veelal stil, zonder veel gebaren of mimiek. De ingenieuze tekstbehandeling die de voorstellingen van Theu Boermans normaal zo spannend maakt, ontbreekt volledig. De teksten van Shakespeare willen maar geen spreektaal worden. Bovendien ontbreekt het aan chemie tussen de stelletjes die dol-verliefd op elkaar moeten zijn. Bassanio (Mike Reus) staat vooral te schutteren. Portia (Loes Haverkort), de vrouwelijke hoofdrol, is een dommig, lawaaierig disco-blondje, met wie de toeschouwer geen moment meevoelt. Regisseur Boermans zet zwaar in op het komedie-element, maar vaak is de lol niet echt leuk. Daarmee wordt deze Koopman een lange zit.

Een element maakt deze voorstelling ondanks alle kritiek de moeite waard: Pierre Bokma in de rol van Shylock. Het is te makkelijk om te stellen dat Bokma nou eenmaal een geniaal acteur is. Hij zet hier echt een absoluut meesterwerk neer. Bij Bokma wordt Shakespeares tekst normale-mensentaal. Hij heeft deze rol tot in detail in zijn botten zitten. Hij trekt als een onzekere kobolt zijn schouders krom, komt met een speciaal loopje, met zenuwtrekken. Bokma’s Shylock is zowel kwaadaardig als kwetsbaar. Zo zet hij de ongemakkelijke, boze jood helder en scherp neer. Maar de rest van de acteurs komt niet uit de verf, hun personages lijken niet af.

Echo

Volgens De Theatercompagnie is dit een uiterst actueel stuk met een duidelijke link naar het heden. Naar deze tijd waarin vreemdelingen zo veel moeite hebben zich een gelijkwaardige plaats te veroveren in de samenleving, terwijl de maatschappij hun inbreng juist als een verrijking zou kunnen zien. Maar eigenlijk is die boodschap in deze voorstelling een verre echo die nauwelijks hoorbaar is tussen alle lolligheid waarmee Boermans Shakespeares tekst heeft opgezadeld.

De koopman van Venetië van De Theatercompagnie is te zien tot en met 23 december 2008. Zie speellijst

Theater / Voorstelling

Goden in Hera, het zijn net mensen

recensie: Arjan Ederveen, Vera Mann, e.a. - Hera

‘Hera, een goddelijke musical’, staat op de flyer geschreven. Gelukkig voor de mensen die niet zo thuis zijn in de Griekse mythologie worden de hoofdpersonages door spreekstalmeester Fabio (Arjan Ederveen) treffend geïntroduceerd. Hera is muziektheater met cabareteske trekken. Een topcast zorgt voor mooie zang, humor en spektakel.

Drie nimfen, in kleurige jurkjes gestoken, huppelen bij binnenkomst door de zaal. Een vreemd figuur (Arjan Ederveen) zit in een hoek van het podium op een stoel. Hij draagt een geruite rok, een groen schort, kousen en aan zijn voeten crocs. Hij praat wat met het publiek en heeft een lijst op zijn schoot. Een voor een leest hij namen voor van mensen die in de zaal blijken te zitten. Als je naam wordt genoemd steek je je hand op en een van de nimfen komt een nummertje brengen. Dit nummertje moet je goed onthouden. Deze binnenkomer maakt meteen erg nieuwsgierig.

Reïncarnatiekliniek

~

Omdat God, Allah en Boeddha een vrij weekendje hebben opgenomen is er niemand om ‘op de winkel’ te passen. Fabio, specialist in wedergeboorte, zorgt voor vervangers: oppergod Zeus en zijn geliefde, Hera. Zij moeten uitmaken wie er in de hemel of in de hel belandt. Het publiek hoeft zich geen zorgen te maken. Iedereen keert terug naar de aarde, zij het in een ander lichaam. We bevinden ons dan ook in een reïncarnatiekliniek. Iedereen hier aanwezig is dood. Een heftig gegeven waar je aanvankelijk moeiteloos in meegaat door de luchtigheid waarmee het wordt gebracht. Vooral Ederveen stelt het publiek op zijn gemak en doet dat op zeer vertrouwde en humoristische wijze. De rol van Fabio is hem op het lijf geschreven en het is een genoegen om naar te kijken.

Verhaal
Hera (Vera Mann) is de godin van het huwelijk. Al zo’n drieduizend jaar is zij getrouwd met Zeus (Rob van de Meeberg). Maar is het huwelijk wel zo stabiel als dat het voor de buitenwereld lijkt te zijn? Zeus blijkt een notoire vreemdganger en Hera lijkt als enige hier niet van op de hoogte. Ze komt er achter als Zeus, bijna letterlijk, de koffer induikt met een nog levende aardse vrouw (Jennifer van Brenk). Diens man is voor zijn werk naar Singapore, maar er is een probleem. Hun toekomstige kindje (Waldemar Torenstra) zit in de wachtkamer van de reïncarnatiekliniek te wachten tot hij geboren zal gaan worden. Terwijl Fabio de laatste hand legt aan de toekomstige baby weet Zeus een oplossing. Hij zal de gedaante van de vader aannemen. De moeder zal niks in de gaten hebben en Casper, zoals het kindje gaat heten, kan geboren worden. De jaloerse Hera zegt Zeus vervolgens eens goed de waarheid en Zeus vertrekt.

Gaandeweg de eerste helft van de voorstelling doet het verhaal toch wat ongeloofwaardig aan. De vele liedjes zijn, naast Ederveen, hoogtepunten. De zang is van hoge kwaliteit, met namen als Vera Mann, Rob van de Meeberg en Jennifer van Brenk als uitvoerenden. Zelfs Waldemar Torenstra, die we niet kennen als zanger, neemt na de pauze zangpartijen voor zijn rekening en doet dat verbazend goed. Daarbij draagt het live orkest bij aan prachtige juweeltjes van muziek en zang.

Halfgod Casper

~

Na de pauze frist Fabio ons geheugen even op. Waar zijn we ook weer op dit moment? Het publiek blijkt het nog niet helemaal begrepen te hebben. Inmiddels zijn we twintig jaren verder en bevinden we ons op het eiland Samos. Hier staat een tempel ter ere van Hera en het publiek kan maandelijks vragen aan haar stellen. Hera is een pittige tante die als ze haar zin niet krijgt met donder en geraas alles uiteindelijk krijgt zoals zij het wil. Vera Mann speelt overdonderend, fel en pittig, maar heeft ook duidelijk een menselijke kant. Casper (Torenstra) komt op om een vraag te stellen. Hij is inmiddels twintig jaar ouder en niet meer de baby van voor de pauze. Met zijn guitige oogopslag laat hij het hart van Hera op hol slaan. Ze blijken gevoelens voor elkaar te hebben, nog niet wetende dat Casper de zoon van Zeus is. Casper ruilt Wanni (Jennifer van Brenk), zijn vriendin, voor Hera in. Leek Torenstra voor de pauze in zijn babypak volkomen hulpeloos, na de pauze weet hij als halfgod alle aandacht op zich gevestigd en onderstreept hij dat zijn alsmaar groeiende naam in de Nederlandse theater- en filmwereld volkomen terecht is.

Geloof in goden

Dan komt Zeus vanuit de zaal op. Straalbezopen. Rob van de Meeberg zet een geweldige Zeus neer, met al zijn sterktes en zwaktes. Daarbij heeft Van de Meeberg een krachtige stem die zijn goddelijkheid versterkt. Zeus begint te schreeuwen naar Casper op het toneel, die meteen zijn vader herkent. Fabio voorziet de problemen die dit met zich meebrengt en is bang voor wat er zal gaan gebeuren als Hera hier achterkomt. Die is geschrokken, maar ook blij Zeus weer te zien. Zeus en Hera komen weer bij elkaar, evenals Casper en Wanni. Alles is goed zo, maar Hera krijgt, hoewel licht gebracht, uiteindelijk toch een serieus einde. De goden stoppen er mee. Ze zijn bedacht door mensen en bestaan immers niet als mensen niet meer in ze geloven.

Theater / Voorstelling

Gruwelijke wraak in hedendaags echtscheidingsdrama

recensie: Nationale Toneel - Medea

.

~

Het is onherbergzaam kaal in Korinthe, waar Medea en Jason zijn neergestreken met hun zoontjes. De speelvloer stelt zongedroogde, gebarsten aarde voor. Een enorme spiegel als achterwand verdubbelt die woestenij. In dat verlaten landschap zet de min (Mirjam Stolwijk) de toon: mensen pas op, Medea is kwaad en verdrietig, dat voorspelt niets goeds. Het klassieke koor doet een schepje bovenop de aanzwellende paniek. Het bestaat uit drie vrouwen, die alle drie hun mond met de tekst mee bewegen, maar van wie er maar eentje daadwerkelijk praat. Een mooie vondst van regisseur Johan Doesburg: het volk spreekt door één mond.

Wraak

Die waarschuwing voor een catastrofe wordt concreet wanneer Medea zelf ten tonele verschijnt. Ariane Schluter in koninklijk rood, in opnieuw een zeer sterke rol. Haar Medea is een stoere vrouw. Niet vatbaar voor het gezag van koning Kreon, niet te paaien door haar geliefde Jason. Ze wikt en weegt elk woord, plaatst zorgvuldig klemtonen, redeneert, denkt hardop. Medea gooit het hoofd achterover, en kijkt haar tegenstanders minachtend aan.Deze stoere Medea is knap eng, en dat vindt koning Kreon ook. Jason wil trouwen met zijn dochter, en Kreon is bang dat de boze Medea die dochter iets zal aandoen. Daarom stuurt hij Medea het land uit. Hij geeft haar echter een dag respijt; dat is voldoende voor de verlaten vrouw om een gruwelijke wraak ten uitvoer te brengen.

Heks

~

De figuur van Medea heeft altijd iets van een furieuze heks, een schimmige toverkol. Ze is een vrouw die de duistere kracht van kruiden kent, die drankjes brouwt. Ariane Schluter zet haar emotioneel neer. Rauw. Een intelligente vrouw, met wie je geen ruzie moet krijgen. Maar ook een gevoelige vrouw. Fenomenaal is haar confrontatie met Jason (een mooie, rustig redenerende Peter Blok). Het gesprek tussen die twee pakt uit als een hedendaagse ruzie tussen een stel dat gaat scheiden. Medea haalt alles uit de kast om haar geliefde Jason terug te krijgen. Ze schakelt binnen seconden van woede naar verdriet, van verwijten naar gevlei. Maar niets kan Jason van gedachten doen veranderen: de ambitieuze man wil nou eenmaal de `gewone’ Medea verruilen voor de dochter van de koning.
Dan weet Medea wat haar te doen staat: al wie Jason liefheeft, moet dood. Als Medea haar kinderen niet had vermoord, was dit stuk van Euripides nooit zo beroemd geworden. Wat drijft een moeder tot zo’n ondenkbare daad? Medea (431 voor Christus) in de regie van Johan Doesburg is een fascinerende studie naar de drijfveren van deze woedende vrouw. De Medea van Ariane Schluter is een moderne vrouw die met haar man volkomen geloofwaardig steggelt om hun huwelijk te redden. Dit is een bijzondere voorstelling in een bijzonder decor (toneelbeeld: Tom Schenk), gespeeld door bijzondere acteurs.

Medea van Het Nationale Toneel is te zien tot en met 24 januari 2008. Zie speellijst.

 

Theater / Voorstelling

Nu in een notendop

recensie: The Glasshouse - Waterkou

.

~

Het is allemaal een kwestie van perspectief. Wie achter Hans Dagelet op de tribune zit, ziet de wereld door zijn ogen. Wie aan de overkant zit, achter Rixt Leddy, kijkt mee op haar uitvergrote computerscherm, dat aan het midden tussen de man en vrouw aan het plafond hangt. Wij, aan zijn kant, zien hoe hij zijn leven bij elkaar verzint en raken gaandeweg steeds meer bij hem betrokken. Van haar hebben we, letterlijk en figuurlijk, wat meer afstand.

Wij, op beide tribunes, wij zijn voyeurs in deze twee levens. Zij, daar onder ons op de vloer, zijn twee heel eenzame mensen die elkaar in de virtuele wereld ontmoeten, bij elkaar wat troost en gezelschap zoeken. Zij en haar vriendje hebben het net uitgemaakt, zo merken we aan haar telefoongesprekken; ze speelt wat met tarotkaarten, misschien om te kijken hoe het haar zal vergaan. Hij, wat ouder en computeronhandiger, is getrouwd, zo verklapt hij bijna. Hij hoeft zich niet te verdiepen in zijn toekomst, want hij is terminaal, zo leren we uit zijn apotheekbestelling en ook uit zijn moeizame manier van doen.

~

In hun parallelle mini-universums zet de een iets warms en perst de ander jus in het bescheiden keukentje; zitten ze samen aan de eettafel ieder apart hun eigen levens te overdenken of te bellen met moeders. Zo dicht bij elkaar en toch zo ver weg. Die afstand proberen ze te overbruggen met een chat vanachter hun pc’s, ieder aan z’n hoogstpersoonlijke bureau met de ruggen naar elkaar. Eenvoudig zinnetje na eenvoudig zinnetje, voor de hand liggende vraag na complexere vraag en met een foto hier en daar leren ze elkaar kennen. Hij wat gretiger dan zij, zoals gebruikelijk tussen man en vrouw.

Vannacht zijn ze wat ze willen. Zij de zweverige engel met lange blonde haren en een kuiltje boven haar billen, hij de materialistische piloot die in een Aziatisch hotel op z’n volgende vlucht wacht. En wij, de voyeurs, moeten, willen, net als de meeste chatters, voortdurend op onze hoede blijven om geen enkele wending, geen enkele toenadering te missen. De bewegende letters én het sterke, subtiele acteerwerk zorgen er gelukkig eenvoudig voor dat je blik niet van de vloer afdwaalt.

Waterkou laat kernachtig, gevoelvol en meeslepend zien dat in de snelle, moderne wereld van vandaag de leugen heel goed naast de waarheid kan bestaan. Dat ze zich heel eenvoudig kunnen mengen en dat dat niet per se goed of kwaad is. En laat, tot aan het abrupte, prikkelend onbevredigende einde van de chat – en de voorstelling – zien dat oppervlakkigheid en diepgang, kou en warmte, teleurstelling en troost soms dichter bij elkaar liggen dan je zou denken.

Theater / Voorstelling

In je Final Hour is alles intensief

recensie: MC, Studio West, Theatre Royal Stratford East en kc nOna - Final Hour

.

~

Het Breakin’ Walls festival benaderde MC in 2006 om een presentatie te maken met jongeren van Studio West in Osdorp. Dit resulteerde in Second Life. Dit succesvol project vormde de blauwdruk voor twee internationale projecten van MC: één in Mechelen en No Way Home,  een presentatie samen met het Londense Theatre Royal Stratford East tijdens MC’s Hollandse Nieuwe Festival 2007. Er zijn uit de drie projecten performers geselecteerd, zeven jongeren uit Nederland, België en Groot-Brittannië, om de slotpresentatie van het uitwisselingstraject vorm te geven: Final Hour.

Jouw Final Hour

‘Are you claustrofobic?’ vraagt de acteur aan de bezoeker voor hij haar backstage meeneemt. Voor aanvang van de voorstelling moeten alle bezoekers een kort vragenlijstje invullen. Wie neem jij mee in je Final Hour? Wat zou je zeggen in je Final Hour? En wat zou jij doen in je Final Hour? Wie niet van interactie houdt, krijgt dan nog de kans om te vertrekken want naar aanleiding van de antwoorden kiest het gezelschap vijf bezoekers. Midden op de vloer staan op een verhoog enkele kastjes en tafels door elkaar. De vijf gelukkigen mogen de hele voorstelling hier meemaken.  

Een uur

~

Op een tv aan de rand van het kleine podium begint een klok af te tellen vanaf 60 minuten. In afwisselend Engels en Nederlands vertellen de spelers hun verhaal aan het publiek. Het zijn geen verhalen over wat zij doen in hun laatste uur maar persoonlijke verhalen over het vergeten van je verjaardag, je vrijgezellenfeest of een nummer dat je hebt geschreven en waar mensen je nog steeds aan herinneren. Heel even wordt aan de vijf gevraagd wat zij zouden doen in hun laatste uur. Tussendoor wisselen nieuwsfoto’s van World Press Photo elkaar in snel tempo af op twee tv’s.

Met nog een half uur op de klok, worden de vijf bezoekers één voor één mee backstage genomen. Hier moeten ze in een klein donker kamertje wachten tot het applaus. De laatste bezoeker moet met haar ogen dicht voor het publiek wachten tot ook zij naar achteren mag. En dan is het aftellen echt begonnen.

Intiem

Final Hour zuigt je mee in de persoonlijke belevenissen van de zeven jongeren. Niets is wat het lijkt. Tragedie en humor wisselen zich in razend tempo af. De kleine zaal, de groep bezoekers op het toneel en de lichte interactie met het publiek maakt de voorstelling intiem. Alsof de vloer geen scheidslijn vormt tussen publiek en spelers. Zoals je op een koude winteravond luistert naar de verhalen van een groep vrienden.  En ondertussen kijken de vijf bezoekers alles vanaf de vloer aan. Zij zijn onderdeel van de voorstelling geworden. Are you claustrofobic? Want dan kan je maar beter niet je naam invullen op de vragenlijst. Dan word je zeker niet uitgekozen.

Boeken / Fictie

Alledaags bedrieglijk

recensie: Willem Thies - Na de vlakte

.

Het onvoorspelbare taalgebruik waarmee Thies de indrukken uit de buitenwereld laat binnen komen is toegankelijk. Met enkele zinnen weet hij eenvoudig ogende beelden op te roepen, vergelijkbaar met bijvoorbeeld Robert Gray. Veelal zijn die beelden alledaagse taferelen, zoals in het gedicht ‘Handelingen’. Terwijl een moeder de groeven van de stoeptegels schoonmaakt met een aardappelschilmesje en kookwater over een mierennest gooit, en terwijl een vader in de badkamer uit de damp opdoemt in de spiegel, ziet hun zoon ‘in het gazon/ een groen leger lanspunten/ optrekkend tegen de wind’.

Alledaags en bedrieglijk eenvoudig, want er zit veel beweging in, zoals vaker voorkomt in Thies’ gedichten. Ook het perspectief is interessant. Graspunten kunnen immers niet optrekken en al helemaal niet tegen de wind in: ze veren na elke windvlaag terug. Thies weet in dit gedicht bijzonder goed in de belevingswereld van de jongen te kruipen.

Soms is het thema van een gedicht minder afgebakend dan in ‘Handelingen’. Bijvoorbeeld in ‘Een schaduw van twijfel’:

Een zonnebril scheidde
onze blikken. Een wolkje

bloed kringelde je wangen
rood toen ik tegenspraak

vermoedde. Schrijf je spijt
maar in je dagboek.

Dit gedicht werkt als een onverwachte mokerslag: terwijl je oren nog suizen, probeer je het ‘wie, wat, waar en waarom’ te reconstrueren. Meer dan een vaag vermoeden krijg je niet en tegelijk weet je precies wat gaande is. ‘Een schaduw van twijfel’ is zonder meer een van de sterkste gedichten uit de bundel. Mooi hoe het bloed kringelt, hoe de zonnebril de blikken scheidt. Hoe het lichte aspect van ‘wolkje’ scherp afsteekt tegen de beladen associaties die ‘bloed’ oproept, een onderscheid dat nog eens extra wordt aangezet door de eerste witregel.

Rafelige randjes

De bundel heeft echter enkele rafelige randjes. Waar de meeste gedichten scherp omlijnde beelden op je netvlies projecteren, wordt in de minder overtuigende soms een gedoubleerd beeld opgeroepen. Zo zie je in de eerste terzet van het gedicht ‘Fremdkörper’ bijvoorbeeld dit:

een hond achtervolgt een tractor
luid blaffend, oren plat in de nek,
over de volle lengte van een akker

In deze drie regels wordt te veel gezegd: als een hond luid blaffend, met zijn oren plat in zijn nek, ergens achteraan gaat, is hij aan het achtervolgen. Het door de beweging van de hond opgeroepen beeld is al uitgelegd voor het getoond wordt.

Ook ontkomen niet alle gedichten aan gemeenplaatsen. Het duidelijkste voorbeeld is het titelloze gedicht op bladzijde 41. Hoewel het sterk begint: ‘Ik eet een mandarijn uit je hand/ Steel water uit je mond/ Kus je waar ik je navel vermoed’, eindigt het gedicht op een ongemakkelijke manier: ‘Ik wil je helemaal/ Met huid en haar/ Houd niets achter’. Je kunt betogen dat het oprecht is en gewaagd – wat het ongetwijfeld is – maar er blijft sprake van een cliché.

Ondanks dat Na de vlakte een paar van deze rafelige randjes heeft, overtuigt het overgrote deel van de gedichten door met weinig zinnen veel gevoel en (bewegend) beeld op te roepen. Dat is bewonderenswaardig en het geeft Willem Thies een bijzondere plaats in het Nederlandstalige literaire veld.

Theater / Voorstelling

Een geslaagde quarterlife crisis

recensie: The Orange Guinea Pigs - Orange Guinea Pigs into the Black Hole

.

Op de eerste avond ging de nieuwste voorstelling van het mimecollectief The Orange Guinea Pigs in De Engelenbak in première. Het is afgelopen met spelen voor de Orange Guinea Pigs. Na de diploma-uitreiking is het tijd voor een saaie kantoorbaan en de daarbij horende ratrace. En niet te vergeten het zwarte gat: de quarterlife crisis.

Processen

~

De processen waar de werkende jongeren doorheen moeten, passeren één voor één de revue in Orange Guinea Pigs into the Black Hole. Met grote precisie, en van het publiek eisend dat ze stil zijn, proberen Linar Ogenia en Laurens Oliveiro, strak in het pak en op blote voeten, een kleine plastic bal op de grond te raken. Oliveiro haalt van achter de schermen een boodschappentrolley met verschillende stokken. Na het bekijken van een hokbalknuppel, golfsticks en zelfs een stok met een haak, probeert Ogenia liggend met een keu de bal te raken. Wanneer hem dit lukt en ze hiermee hun diploma halen, zijn ze zo blij dat ze juichend over de vloer rennen en rollen. De figuren van Cartoon Network juichen en klappen ze vanaf een groot scherm toe. Het duo imiteert alle vreugdedansen en handelingen van voetballers na een doelpunt. De ratrace voor een baan eindigt in een sprong in een zwart gat in de muur.

Hiermee komen de jongens terecht in een saaie kantoorbaan en proberen ze de sleur te breken door met de computermuis een gevecht te houden. Het snoer van de muis gaat in hun achterzak en door er op te klikken brengen ze zichzelf in beweging. Het schijngevecht eindigt onbeslist. Terug naar de orde van de dag en naar de computer. Wanneer ze in de qarterlife crisis en het zwarte gat belanden reageren ze er allebei anders op. Oliveira belandt in een langdurige hoestbui en Ogenia kan van benauwdheid niet meer ademen. Gelukkig vinden ze allebei hun levenslust weer terug, als is het soms niet helemaal duidelijk of ze nog wel bij zinnen zijn. Wanneer Oliveira autistisch blikjes blijft tellen die op een tafel staan en na een slok rode Fernandes rondjes blijft draaien, vraag je je toch wel af hoe groot de impact van het zwarte gat op zijn gesteldheid was. Ogenia vindt na zijn crisis de moed om een toeschouwer zijn nummer te geven om daarnaa heel blij opnieuw tegen de muren op te springen.

Mimecollectief

Orange Guinea Pigs into the Black Hole is een komische en snelle, jonge voorstelling. Linar Ogenia en Laurens Oliveiro genieten zichtbaar van hun spel. Losjes hebben ze ook interactie met het publiek bijvoorbeeld wanneer Linar om een vuurtje of een pen vraagt. Helemaal los gaat Laurens tijdens een korte stripact, die hij letterlijk voor de neus van één van toeschouwers uitvoert. Dit zorgt voor hilariteit onder het publiek. De voorstelling is een aaneenschakeling van verschillende scènes die de toeschouwers deelgenoot maken van een periode in hun leven. Het is nu wachten op de volgende crisis van de Orange Guinea Pigs: de midlife crisis. Maar waarschijnlijk overleven ze die ook met dezelfde humor.