Theater / Voorstelling

Bijrol in de spotlight

recensie: Annemarie de Bruijn - Lady M

Drama met een hoofdletter D, dolken die door de lucht zweven, een koning die spoken ziet, heksen met onheilspellende voorspellingen en een stapel lijken: MacBeth in een notendop. Maar MacBeth a la Annemarie de Bruijn is Shakespeare zoals je het nog nooit gezien hebt. In Lady M kruipt De Bruijn in de huid van de hofdame uit de vijfde akte en vertelt zij op originele en eigenzinnige wijze hoe de vork écht in de steel zit.

~

Eén scène heeft ze, deze hofdame: Akte V, Scène I. Vijftien zinnen precies. En dat terwijl zij juist degene is die weet heeft van wat er zich allemaal afspeelt achter de gesloten deuren van het kasteel. Zij is degene met de verhalen, maar is door Shakespeare gedegradeerd tot bijrol en daar is ze niet blij mee. Eeuwenlang heeft zij haar mond gehouden, maar dat is nu definitief voorbij en vanavond, vanavond eist zij eindelijk haar hoofdrol en haar spotlight op.

Komische noten

Het opvallendste aan Lady M is dat De Bruijn van een van de meest tragische stukken ooit geschreven een ware komedie maakt zonder aan intensiteit te verliezen. Dit begint met haar verschijning in een witte onderjurk en haar rode haren warrig opgestoken terwijl zij het publiek hoopvol en dankbaar aankijkt. Soms is de humor erg fysiek, bijvoorbeeld wanneer zij de kippen voert of het vuilnis buiten zet (dit natuurlijk vóór haar promotie tot hofdame). Andere humor zit vooral in de contrasten tussen de gebeurtenissen in het stuk en haar eigen leven. MacBeth en Banquo hebben dan wel bijna eigenhandig de oorlog gewonnen, maar zij staat met ingehouden adem te bewonderen hoe perfect zij het bed voor de koning heeft opgemaakt. En MacBeth mag dan tegen geesten praten terwijl Lady MacBeth dronken op haar stoel in slaap valt, maar zij zit daar wel mooi aan tafel! De meest komische scène van Lady M is, niet toevallig, de eigen scène van de hofdame uit het originele stuk; die ene scène die Shakespeare haar heeft gegeven. ‘Ik zal hem even voor je doen!’ roept ze sarcastisch voor ze zowel haar eigen rol als die van de doctor voor haar rekening neemt. Haar frustratie met de haar toebedeelde rol raast over je heen als een tsunami van woorden die in hevigheid toeneemt met iedere zijdelinkse opmerking over personages die, onverdiend natuurlijk, meer aandacht krijgen dan zij. Haar woede is bijna tastbaar.

Tragedie van de bijrol

Toch zit er ook een tragische kant aan Lady M die het stuk zelf ontstijgt en vooral in het laatste deel van de voorstelling sterk naar boven komt. Het is niet de tragiek van koningen als MacBeth, maar die van de gewone mensen in bijrollen die gewoon hun werk doen zonder opgemerkt te worden. ‘Ook een bijrol is een mens. Ook ik ben sterfelijk. Alleen sterf ik terloops.’ Het is dan ook niet verwonderlijk dat je als ‘bijrol’ eens de aandacht op wilt eisen om je verhaal te doen. En wie beter dan een bijrol voor deze taak? Immers, ‘liegen, dat is het talent van hoofdrollen. Zij hebben tekst én subteksten gekregen.’ Een bijrol kan alleen de waarheid vertellen. Of toch niet?

Less is more

~

Naast haar lichaam en haar woorden, hoeft De Bruijn het niet zo zeer te hebben van ingewikkelde decors of technologische snufjes. Op het podium staan enkel een kist met daarin wat rekwisieten, een kamerscherm en een bedframe. En daar heeft ze genoeg aan. Wel wordt er veel gebruikgemaakt van muziek en geluidseffecten die bijdragen aan de sfeer. Deze variëren van een ietwat vals klinkende doedelzak en kippengekakel tot het hardop kloppen van haar hart. Ieder geluid draagt zo merkbaar en onmerkbaar toe aan de intensiteit van de uiteenlopende scènes.

Wiens tekst?

Het is ook leuk dat je absoluut geen Shakespearekenner (of -liefhebber) hoeft te zijn om het verhaal te volgen en van Lady M te genieten. Voor degenen die wel beter bekend zijn met MacBeth is het echter zeer interessant om te zien hoe de hofdame zich de bekendste uitspraken van MacBeth en Lady MacBeth toeeigent. Zo is de hofdame indirect verantwoordelijk voor sommige van Shakespeare’s bekendste zinnen en passages. En dat terwijl dit brutale en omhooggepromoveerde dienstmeisje niet bepaald een blad voor haar mond neemt of een typische Shakespeare-tongval hanteert.
Een garantie, mocht je het boek MacBeth ooit nog oppakken, dat er een glimlach op je gezicht zal verschijnen wanneer je bent aanbelandt bij Akte V, Scène I en ook de andere scènes zullen nooit meer helemaal hetzelfde zijn. Met Lady M laat Annemarie de Bruijn zien dat ieder verhaal verschillende kanten kent en weet zij via de hofdame een stem te geven aan hen die gedoemd lijken tot een leven op de achtergrond.

Lady M is nog te zien tot en met 23 december in verschillende theaters. Klik hier voor de speellijst.

Theater / Voorstelling

Onderhoudend Vermoorde Onschuld mist spanning

recensie: Peter Tuinman, e.a. - Vermoorde Onschuld

.

~

Een prachtige dag eindigt in een nachtmerrie voor Hugo (Erik de Vogel) en Julia (Liz Snoijink). Bijkomend van hun 25-jarig huwelijksfeest wacht nog een privé-viering in de slaapkamer. Heel even wordt er nog wat nagedronken in de luxe uitziende woonkamer, met grote stijlvolle trap, waar wijnglazen her en der verspreidt door de gasten zijn achtergelaten. Dan gaat de deurbel. Lichte twijfel volgt, want moet er nog open gedaan worden? Het duurde al zolang tot de laatste gasten waren vertrokken. Toch gaat Julia open doen en wat volgt is een reeks interessante gebeurtenissen die leiden naar soms verrassende en soms voorspelbare ontknopingen.

Ongewenst bezoek
Ongenode gast is de heer Boot (Peter Tuinman). Zijn entree brengt, behalve humor, in eerste instantie vooral vraagtekens met zich mee. Vooral in de reactie van het echtpaar. Het doet bijvoorbeeld ongeloofwaardig aan dat een wildvreemd iemand, die op een ongelegen moment het huis betreedt, tot twee keer toe een glas champagne krijgt ingeschonken en vervolgens zelfs ook nog eten wordt geserveerd. Zo iemand laat je op niet misverstane wijze merken dat hij moet vertrekken. Zeker als het een tijdje duurt voordat duidelijk wordt waarom Boot nou langskomt. Hugo blijkt in deze situatie geen daadkrachtig persoon te zijn. Een eigenschap die je wel verwacht bij een zakenman die het zo ver geschopt heeft als hij. Als duidelijk is dat Boot wraak komt nemen op zijn verongelukte zoon en dat Hugo daarmee te maken heeft wordt het verhaal al aantrekkelijker.

Erik de Vogel kennen we vooral als Ludo Sanders uit Goede Tijden, Slechte Tijden. Het is plezierig om hem eens in een andere rol te zien. Toch weet hij niet echt te overtuigen als heer van stand die er een dubbelleven op na houdt. Het blijft vooral bij ontkenningen en daarna moeizaam toegeven. Liz Snoijink speelt haar aanvankelijk kleine rol treffend, maar het is jammer dat ze pas aan het einde van het stuk een wat grotere rol krijgt. De oud-politieagent Boot wordt op overtuigende wijze neergezet door Peter Tuinman. Laagje voor laagje probeert hij zijn theorie voor Hugo uit te tekenen. Wat begint met een oude foto en veel ontkenningen van Hugo’s kant eindigt bij een grootse ontdekking voor Julia, maar ook voor het publiek. Boot is uiteindelijk, behalve intrigerende aanklager en rechter, ook de beul.

Overbodige wending

~

Op het moment dat het verhaal gespeeld lijkt, komt er een wending die het verhaal weer verrassend moet maken. Voor volgers van detectives of misdaadseries is deze wending tamelijk overbodig, want voorspelbaar. Daardoor doet het stuk wat verouderd aan. Kleine aanpassingen zouden de voorstelling misschien iets meer naar het moderne toe kunnen trekken. Vermoorde Onschuld mist de ‘adembenemende’ spanning die op de flyer wordt beloofd, maar zorgt wel voor commotie.

De oorspronkelijke versie van Vermoorde Onschuld heet Unfinished Business en is geschreven door de Engelse schrijver Derek Benfield.

Vermoorde Onschuld is nog tot en met eind mei 2009 in de Nederlandse theaters te zien. Vanaf februari 2009 zal Will van Kralingen de rol van Liz Snoijink overnemen.

 

 

Kunst / Expo binnenland

Tijdloos: de portretten van Antoon van Dyck (1599-1641)

recensie: Van Dyck

.

Nog tot 25 januari 2009 zijn er binnen de muren van deze negentiende-eeuwse kunsttempel een veertigtal tijdloze portretten van sir Antoon Van Dyck te bewonderen. 

Het hôtel Jacquemart-André werd aan het eind van de negentiende eeuw op initiatief van Edouard André en zijn echtgenote Nélie Jacquemart gebouwd. Zij hadden voor ogen er een fantastische kunstcollectie in op te bouwen. Dat het stel een goede kennis van kunst bezat blijkt wel uit de collectie, het is er één van topniveau. Mevrouw Jacquemart was een enorme liefhebber van de Italiaanse Renaissance en de collectie bevat dan ook enkele belangrijke Italianen; Della Robbia, Bellini, Ucello, Mantegna. Naast de Italianen zijn de Franse zeventiende-eeuwers zoals Boucher, Vigée-Lebrun, Fragonard en Chardin en de Nederlandse zeventiende-eeuwers als Frans Hals, Judith Leysters, Ruysdael en Rembrandt, evenwichtig in het Jacquemart-André vertegenwoordigd. 

Van Dyck

Familieportret, c.a. 1620, olie op doek, Nationaal Museum de Hermitage (Sint Petersburg)

Familieportret, c.a. 1620, olie op doek, Nationaal Museum de Hermitage (Sint Petersburg)

De tentoonstelling Van Dyck, die van 8 oktober 2008 tot 25 januari 2009 in het Jacquemart-André te bezichtigen is, toont voor het eerst een retrospectief van Antoon van Dyck aan het Franse publiek. Voor die gelegenheid heeft de organisatie er voor gekozen slechts portretten te laten zien. Een goede keus omdat Antoon van Dyck in de zeventiende en achttiende eeuw beschouwd werd als grootste portrettist na Titiaan.

In acht intieme zalen zijn zesenveertig portretten bijeengebracht. Eén daarvan is afkomstig uit het Jacquemart-André zelf, de andere zijn geleend uit de topcollecties van de wereld, van de Hermitage, de National Gallery tot het Mauritshuis. Naar aanleiding van de portretten wordt getoond waar Van Dyck werkzaam is geweest: Antwerpen, Italië, Holland, Engeland. Reeds in de eerste zaal wordt duidelijk hoe getalenteerd Van Dyck op vroege leeftijd was. Het portret van een jonge familie met een baby’tje uit de collectie van de Hermitage (Sint Petersburg) toont een levendig gezin. De jonge Antoon was wellicht nog geen twintig toen hij dit portret schilderde en op dat moment werkzaam in het atelier van Rubens in Antwerpen. De schilder speelt letterlijk met de verschillende elementen in de compositie; de stoel, de handen van het stel die het kindje liefdevol omringen, de positie van het kindje op de schoot van de moeder maar met de blik gericht naar de vader, het geheel is buitengewoon aandoenlijk. Dat Van Dyck al vroeg volwassenheid in zijn werk bereikt is evident. De tentoonstelling laat zien dat hij gedurende zijn hele carrière werken van diezelfde hoge kwaliteit blijft maken. 

Tekeningen

Portet van Charles I, c.a. 1637, olie op doek, Gemaeldegalerie Alte Meister, Staatlische Kunstsammlungen (Dresden)

Portet van Charles I, c.a. 1637, olie op doek, Gemaeldegalerie Alte Meister, Staatlische Kunstsammlungen (Dresden)

Een genot is, dat er naast een dertigtal schilderijen eveneens tekeningen te zien zijn. Deze tonen prachtig hoe Van Dyck ook op papier de ziel van de geportretteerde pakkend wist neer te zetten. Enkele getoonde tekeningen zijn ontstaan in voorbereiding op schilderijen. Een groot aantal is echter gemaakt als voorstudie voor gravures.

Een van de prachtigste tekeningen, het zal de Nederlandse bezoeker tevreden kunnen stemmen, is afkomstig uit ons eigen Rijksprentenkabinet: een studie voor een portret van Charles I van Engeland (1600-1649). In 1632 wordt Van Dyck voor Charles I wat zijn grote voorganger Titiaan was voor Karel de Vijfde: de portrettist van de koning, van zijn vrouw Henriette-Marie en van hun familie. Van Dyck leefde intiem samen met de koning en was daarmee een ware schilder ‘gentilhomme’. Het portret toont Charles I met een melancholische blik en uitbundige kanten col. 

Erg intiem

Zelfportret, c.a. 1622, olie op doek, Nationaal Museum de Hermitage (Sint Petersburg)

Zelfportret, c.a. 1622, olie op doek, Nationaal Museum de Hermitage (Sint Petersburg)

De zalen van de tentoonstellingsruimte van het Jacquemart-André zijn intiem. Mede door de grootte ervan (ze zijn vrij klein), maar ook door de aankleding verzorgd door Hubert le Gall. Deze Le Gall is een bekende Franse ontwerper die reeds voor een tiental grote tentoonstellingen in Parijs de aankleding voor zijn rekening nam. Voor deze gelegenheid kleedde hij de ruimtes aan met zwaar, donkerrood velours. De sfeer is daardoor warm en prettig en past erg goed bij de statigheid van de portretten van Van Dyck: deze komen hierdoor goed tot hun recht.

Ondanks die statigheid, de arrogantie en de aristocratie van enkele geportretteerden slurpt ieder portret de toeschouwer naar binnen: is het niet een levendige blik dan is het de wolligheid van de kleding, de pose van de handen of de reflectie van een sieraad of een wapen. Van Dyck schilderde tijdloze portretten die ook bij de hedendaagse toeschouwer enorm tot de verbeelding spreken.

Kunst / Expo binnenland

Spelen met schaduwen, vorm en conventies

recensie: Viviane Sassen - Flamboya

.

‘Elvis’ is nauwelijks te onderscheiden van de zwarte achtergrond. Slechts enkele plekjes in zijn gezicht, op zijn neus en lippen, lichten op. Alsof hij uit het duister tevoorschijn komt en er ook weer in verdwijnt. Het FOAM in Amsterdam laat met de tentoonstelling Flamboya een mooi overzicht zien van de portretten die fotografe Viviane Sassen (1972) in Afrika maakte. Net als de modefotografie van Sassen zijn de portretten van de vaak jonge Afrikanen allesbehalve conventioneel.

Elvis, 2007 © Viviane Sassen / Courtesy Motive Gallery, Amsterdam

Elvis, 2007 © Viviane Sassen / Courtesy Motive Gallery, Amsterdam

De foto’s in Flamboya zijn het resultaat van de reizen die Sassen maakte door een aantal Afrikaanse landen, waaronder Kenia, Tanzania en Zambia. In haar jeugd heeft ze een aantal jaren in Kenia gewoond. Daardoor weet ze dat de foto’s die in de westerse media van Afrika worden getoond vaak een eenzijdig beeld geven. Sassen maakte op reis in Afrika op haar geheel eigen wijze portretten van jonge Afrikanen. Alvorens ze te fotograferen tekende en praatte ze veel met de modellen. FOAM heeft een speciale ruimte gewijd aan haar werkproces. Tekeningen, citaten, hersenspinsels en foto’s uit het schetsboek geven de bezoeker enig inzicht in haar werkwijze.

Gezichten in de schaduw

Opvallend aan de foto’s is dat de gezichten niet of nauwelijks zichtbaar zijn. De donkere gezichten van de geportretteerden zijn vaak gehuld in de schaduw of alleen de achterkant van het hoofd is zichtbaar. Je tast als kijker vaak letterlijk in het duister als het gaat om het identificeren van het gezicht. Sassen speelt hierdoor met de vraag in hoeverre het mogelijk is om door middel van fotografie de identiteit van de geportretteerde werkelijk te laten zien. En, in hoeverre je nog van een portret kunt spreken wanneer je de gezichten niet of nauwelijks kunt herkennen.

D.N.A., 2007 © Viviane Sassen / Courtesy Motive Gallery, Amsterdam

D.N.A., 2007 © Viviane Sassen / Courtesy Motive Gallery, Amsterdam

Surrealistische vormen

Naast de afwezige gezichten valt ook de vaak vreemde en onconventionele enscenering op. Zo lijken de twee lichamen van het jongetje en de man in DNA (2007) te zijn samengesmolten in een speelse, maar robuuste en vervreemdende vorm. De lichamen vormen een sterk contrast met de lichte achtergrond van de zee en lucht. De bijzondere ensceneringen in combinatie met de in de schaduw gehulde gezichten en sterke kleurcontrasten leveren vaak surrealistische beelden op. Dit zorgt ervoor dat je blijft kijken naar de foto’s.

Met de tentoonstelling Flamboya laat Sassen haar heel eigen beeld van Afrika zien, dat in niets lijkt op het beeld dat in het Westen veelal wordt voorgeschoteld. De portretten zijn speels, vervreemdend en een tikje surrealistisch. Ze roepen veel vragen op, maar ze zijn vooral ook een plezier om naar te kijken.

 

 

Muziek / Achtergrond
special: Crossing Border 2008

Grensoverschrijdende cultuurinjectie

.

Het Crossing Border Festival was dit jaar aan zijn zestiende editie toe. Van 18 tot en met 22 november stond het Toneelkwartier in Den Haag in het teken van literatuur, muziek, film en beeldende kunst. Het festival staat er bekend om dat haar programma een zeer divers aanbod heeft van zowel onbekende als bekende namen in de wereld van cultuur. Zo stonden de afgelopen jaren bijvoorbeeld Herman Brood, Spinvis en Yeasayer op het program. Ook dit jaar wist Crossing Border weer een prettige mix van (inter)nationale gerenommeerde en nog te ontdekken namen neer te zetten in en rond de Haagse Koninklijke Schouwburg.

Donderdag 20 november

De donderdagavond nam op muzikaal gebied de aftrap. Zo stond het Amerikaanse Death Cab for Cutie als afsluiter van de avond op het grote podium van het Nationaal Toneel Gebouw. De band wist een grote fanschare op te bouwen met albums als Plans, Transatlanticism en hun meest recente plaat Narrow Stairs. Frontman Ben Gibbard is een meester in het schrijven van verhalende teksten, die melancholie en roering oproepen bij de luisteraar. Het beloofde dan ook een mooi optreden te worden voor het Crossing Border-publiek.

Niet alleen Death Cab for Cutie passeerde de revue. Op de donderdag kon men onder meer genieten van namen als Ra Ra Riot en Dead Stereo. De bezoeker van de donderdagavond heeft zich geen minuut hoeven vervelen met het overvolle programma.

Vrijdag 21 november

Shearwater, foto: Anneke Ruys

Shearwater, foto: Anneke Ruys

De vrijdagavond begon meteen goed met Shearwater op het podium van NTG2. Hoewel het aantredende vijftal nog aangekondigd wordt als een kwartet laten ze alle vijf meteen goed van zich horen. Een overvloed aan instrumenten en de heerlijke stem van zanger Meiburg zorgt voor de herkenbare breekbare kakofonie van geluid die we kennen van o.a. de albums Palo Santo en het meest recente Rook. Het is niet een band die een zaal op z’n kop zet door energieke interactie met het publiek of door bruisende onderlinge interactie op het podium. Maar de bandleden genieten zichtbaar van het doen van hun eigen ding. En samen resulteert dat in een heerlijk geslaagd optreden. Het Crossing Border-publiek is dan wellicht geen uitgelaten festivalpubliek, voor dit eerste optreden van de avond heeft men wel degelijk een enthousiast applaus over.

We stormen meteen door naar NTG1 alwaar de Headphone hun opwachting doen ipv het in de programmaboekjes vermelde The Fratellis. Daar waar Shearwater de veelheid aan geproduceerde geluiden tot een harmonieus geheel samenvoegen laat Headphone juist met weinig instrumenten een onontwarbare brei aan geluid horen. Voeg er een monotone zang bij en je hebt veel van niets. Het wordt tijd dat we snel even wat literatuur meepikken: Op naar Steve Toltz.

Seasick Steve, foto: Berbera van den Hoek

Seasick Steve, foto: Berbera van den Hoek

Op NTG2 wordt de voor een Man Booker Prize genomineerde debutant Steve Toltz aan de tand gevoeld over zijn boek A Fraction Of The Whole. Voor een ieder die hier bij was en die het boek nog niet gelezen had was dit het moment waarop duidelijk werd dat dit een boek is wat aangeschaft dient te worden. Als het boek ook maar half zo onderhoudend is als de schrijver er van, dan is het een instant klassieker! Een andere klassieker is Seasick Steve. Klassiek wat verhaal betreft, maar ook haast klassiek m.b.t. zijn leeftijd. Na jaren op straat geleefd te hebben brak hij uiteindelijk door bij Jools Holland. Als deze man met z’n innemende lach op z’n gitaar begint te raggen gaat het dak er af. Opzwepende blues grijpt je bij je kladden en laat je voorlopig niet meer los. Het kost dan ook moeite om Steve voortijdig te verlaten voor hét optreden van die avond.

Fleet Foxes, foto: Anneke Ruys

Fleet Foxes, foto: Anneke Ruys

Ze zijn hot, ze brachten volgens velen hét album van 2008 uit en ze zijn in Den Haag op NTG1 op Crossing border! Fleet Foxes doen wat ze moeten doen. Het publiek in vervoering brengen met hun muzikale kunststukjes. Het alom gewaardeerde debuutalbum Fleet Foxes komt ruimschoots aan bod en brengt de bomvolle zaal in verrukking. Fleet Foxes maakt z’n reputatie waar. Alleen is
de vraag hoe lang ze dat volhouden. Bij sommige nummers lijkt zanger Robin Pecknold op het randje van zijn kunnen te opereren. Hoe lang houdt zijn stem deze krachttoer vol? Deze avond gaat het nog prima, maar of hij dit nog jaren volhoudt?

Zaterdag 22 november

Willard Grant Conspiracy, foto: Anneke Ruys

Willard Grant Conspiracy, foto: Anneke Ruys

Ook de zaterdag stond de binnenstad van Den Haag bol van culturele activiteiten. In de klassieke setting van de grote zaal van de Koninklijke Schouwburg begon de avond met Willard Grant Conspiracy. Frontman Robert Fisher brengt reeds vijftien jaar zijn ietwat duistere gedachtenspinsels ten gehore met een steeds wisselende groep muzikanten. De man heeft dan ook al meer dan tien albums op zijn naam staan. Het is geen act die de zaal compleet op zijn kop zette, maar dat deed niets af aan het concert. Robert Fisher wist, samen met zijn kompanen, een intieme sfeer te creëren. De countryachtige  klanken die de groep voortbracht, klonken loepzuiver en ook de zang van de zwaarlijvige Robert Fisher was werkelijk fenomenaal. Fisher wist zijn publiek perfect te bespelen en leek interactie met de zaal erg belangrijk te vinden. Een grapje in de trant van ‘OK, this is the commercial part‘, waarna hij verteld waar de cd’s te verkrijgen zijn, werd veelvuldig gemaakt. Het vlekkeloze optreden leek veel te snel ten einde te komen en werdt door Fisher afgesloten met de woorden ‘I hope to see you in the other room‘, waarna hij samen met zijn band de bühne verliet.

Crossing Border vond niet alleen binnen in de schouwburg en het NTG-gebouw plaats. Tegenover de schouwburg waren twee tenten te vinden waar ook kleine concerten en lezingen gegeven werden. In één van die tenten, de Cuatro welteverstaan, stond Julian Velard. De goede man toerde in het voorprogramma van Amy MacDonald en schrijft al sinds jaar en dag liedjes. De tent zag er van buitenaf nogal mistroostig uit. Het was koud, het regende pijpenstelen en buiten de tent stond niemand, op één enkele bewaker na. Bij binnenkomst wachtte echter een verrassing. De tent was ingericht met tafeltjes en stoeltjes en een laag podium, waar Velard zijn ding op deed. Op de tafeltjes waren kaarsjes en bloemen te vinden. Het zat bomvol. Al deze factoren maakten dat het concert zich in een echte knusse huiskamersfeer manifesteerde en Velards muziek kwam, begeleid door de regen op het tentzeil, perfect tot zijn recht.

Highliners

Liam Finn, foto: Anneke Ruys

Liam Finn, foto: Anneke Ruys

Rond kwart over negen was het zover. Het was de beurt aan één van de headliners van de zaterdag, Liam Finn. Muziek zit in het bloed van dit multitalent. Hij heeft dan ook bijna alle instrumenten die hoorbaar zijn op zijn debuutplaat I’ll Be Lighting zelf ingespeeld. Op dit moment toert deze vijfentwintigjarige rasmuzikant met The Black Keys, één van de andere headliners van de zaterdagavond. Het optreden van Liam Finn opende met exact het zelfde nummer als op het album, namelijk de song ‘Better to Be’. Helemaal hetzelfde werd het echter niet uitgevoerd, Finn voegde er een onverwachte en ietwat psychedelische solo aan toe. Verrassend genoeg paste het perfect bij het nummer. Finn ontpopte zich op het podium als een ware chaoot. Tijdens het tweede nummer liet hij zijn drumstok uit zijn hand vliegen en pakte hij, terwijl hij met zijn andere hand vrolijk verder drumde, een nieuwe stok. Liam Finn maakte indruk, hij speelde nagenoeg alle instrumenten live ook zelf. Dit deed hij door middel van een loop- en samplecomputer waarin hij verschillende gitaarrifjes en roffels op de drum herhaaldelijk liet afspelen. Daar voegde hij als laatste de zang aan toe, wat de nummers compleet maakte. Finn werd tijdens het concert wel begeleid door de wat voluptueuze verschijning van Eliza-Jane Barnes, zij nam percussie en achtergrondzang voor haar rekening. De zaal ontving de liedjes van Finn goed en hier en daar werd voorzichtig met het hoofd meegeknikt op de maat van de muziek en zelfs ook wat meegezongen. Liam Finn scheen onvermoeibaar en stoomde als een niet te stoppen trein door naar het einde van zijn show. Zijn inspanningen bleven niet onopgemerkt, onder begeleiding van een luid applaus namen Finn en Barnes afscheid van het Crossing Border-publiek.

The Black Keys, foto: Anneke Ruys

The Black Keys, foto: Anneke Ruys

Na dit hoogtepunt van de zaterdag was de koek nog niet op. In NTG1 stonden The Black Keys, een band die er een eigen kijk op rockmuziek op na houdt. De groep wist de zaal zo vol te krijgen dat de deuren gesloten moesten worden, omdat het anders té druk zou worden. Bij voorbaat een groot succes dus. De tweekoppige band uit Ohio kreeg iedereen in de zaal aan het rocken met hun rauwe en vooral ook retestrakke gitaarwerk. Het deed denken aan echte ongeraffineerde blues-rock zoals ook The White Stripes dat kunnen maken. Uit de maat dansende dertigers met een flinke borrel teveel op vulden de dansvloer van NTG1 en maakten de sfeer.  The Black Keys waren een waardige afsluiter van het grote podium van het Nationaal Toneel Gebouw.

Met de zaterdagavond kwam Crossing Border 2008 tot een einde. Het festival steeg wederom tot grote hoogte en wist een goed en zeer divers programma samen te stellen dat menig cultuurjunk deed zwichten. Met drie volledig uitverkochte hoofddagen kan dan ook met zekerheid gesteld worden dat het een groot succes was. Op naar Crossing Border 2009!

Boeken / Achtergrond
special: Crossing Border terugblik: Boer, Buenting, Broekhuysen en Welagen

Vier jonge schrijvers en hun deadline

Tijdens het Crossing Border Festival kregen vier jonge schrijvers de opdracht verslag te doen van gebeurtenissen op het festival en in festivalplaats Den Haag. Bianca Boer, Hannah Buenting, Laura Broekhuysen en Robbert Welagen moesten journalistieke snelheid combineren met hun eigen literaire stem. Dat ging de een beter af dan de ander.

‘Kunst en het dagelijks leven – ze kunnen elkaar vervloeken, verrijken en inspireren,’ vat de site van Crossing Border de kerngedachte van het project Den Haag Verhalen samen. De vier jonge schrijvers zwierven rond op het festival, bezochten scholen en minder voor de hand liggende locaties, zoals een begraafplaats. Zij legden hun belevenissen vast in columns die tijdens het festival dagelijks op de site werden geplaatst. Daarnaast werd het viertal iedere avond live geïnterviewd en droegen zij voor uit eigen werk.

Bianca Boer

Bianca Boer

Kramp

Bianca Boer publiceerde dit jaar haar eerste verhalenbundel, Troost en de geur van koffie. Het leverde haar een nominatie voor de Selexyz Debuutprijs op. De verhalenbundel, waarin het leven van een aantal dorpsbewoners centraal staat, laat zien dat Boer een duidelijk herkenbare schrijfstijl heeft. Die stijl zien we helaas niet terug in de columns voor Den Haag Verhalen. Haar bijdragen aan het project moeten het vooral hebben van de inhoud, minder van de vorm. Ze schrijft enthousiast en maakt, getuige de inhoud, voldoende mee om er puntige columns over te maken, maar ze overstijgt haar onderwerpen niet. Het lijkt erop dat de strakke, dagelijkse deadline Bianca Boer parten speelde. Iets wat ze zelf al vreesde, en waar ze vrolijk de spot mee dreef in haar eerste, van tevoren geschreven column. En inderdaad, in díe column zien we wel de frisse, eigen stijl van haar debuutbundel:

Echt, het zou me veel zorgen schelen. Ik zou volkomen op mijn gemak in de Haagse Schouwburg rond kunnen lopen, een drankje in mijn rechter hand en een vage glimlach om mijn mondhoeken. Iedereen zou dat onmiddellijk herkennen als de lach van een zelfbewuste jonge schrijfster. Niemand zou me aanzien voor garderobejuffrouw (terwijl de garderobe bij uitstek een plek is om je te verstoppen als je kramp in je kaken krijgt van dat mondaine geglimlach, en je bovendien in garderobes de leukste gesprekken kunt hebben).

Hannah Buenting

Hannah Buenting

Beroemdheid

Hannah Buenting had van tevoren gezegd dat ze opzag tegen de dagelijkse deadlines. Uiteindelijk heeft dat haar geen problemen gekost. Buenting, ex-Spunkschrijfster, schreef in 2004 Hieper. Vlak voor het festival verscheen Honderd woorden voor grijs. Buentings columns voor Den Haag Verhalen zijn leuk, maar beklijven niet. Hoewel een column geen eeuwigheidswaarde hoeft te hebben, wil je na het lezen toch iets meekrijgen, een pointe, iets om over na te denken. Dat krijg je bij Buenting niet, maar ze vermaakt je wel, bijvoorbeeld met de beschrijving van een onhandige lunch bij de ambassadeur van Israël:

Etgar Keret, zo werd ons verteld, is een beroemdheid in Israël. Hoe herken je een beroemdheid? Er was geen pers, de beroemdheid in kwestie torende niet boven de rest uit, hij viel niet eens op. We stonden. Overal waren banken, ze lonkten, maar we bleven staan drentelen tussen de suitedeuren, terwijl de ambassadeur vertelde over de geschiedenis van het Haagse pand. Met de ambassadeur van Israël praat je niet over politieke kwesties, leerde ik. Niet tijdens een informele lunch. Dat viel dan weer mee.

Laura Broekhuysen

Laura Broekhuysen

Territorium

Beklijven en overtuigen doen de columns van Laura Broekhuysen en Robbert Welagen wél. Broekhuysen schreef in 2002 de jeugdroman Zand erover en maakte dit jaar haar literaire debuut met Twee linkerlaarzen. Robbert Welagen debuteerde in 2006 met Lipari, wat hem de Selexyz Debuutprijs opleverde. Dit jaar volgde zijn tweede roman, Philippes middagen. Broekhuysen en Welagen hebben niets met populaire stijlen. Twee linkerlaarzen is een intrigerende mix van proza en poëzie, waarin het plot ondergeschikt lijkt aan de sterk associatieve en door klank gestuurde schrijfstijl. Philippes middagen durft verstild en subtiel te zijn in een tijd waarin veel debutanten zo hard mogelijk schreeuwen en mediagenieke boekjes produceren.

Broekhuysen en Welagen hebben vijf dagen lang columns geschreven waarin de eigen stijl feilloos en overtuigend naar voren komt. Zo wordt de openingsfilm van het festival, ook beschreven door de andere columnisten, alleen door Broekhuysen gevangen in originele beeldspraak:

Diary of a Times Square Thief laat zich niet vangen en worgen in webbenkoppen. Het is een larf die zich vastzuigt op zo’n spinnenrug en hem langzaam uitslurpt, alle poten één voor één zodat de spin de volgende morgen is vergeten hoe dat moest, dat webbetje van’m. Verward scharrelt hij rond met z’n zijde, tot hij dood de puinhoop uitvalt. Hoest hem op en spuug hem weg! Hoera!

Robbert Welagen

Robbert Welagen

Buitenstaander

Robbert Welagen, komt naar eigen zeggen niet vaak ‘onder de mensen’. Ook in zijn columns behoudt hij onmiskenbaar de intrigerende blik van de buitenstaander. Het sterkst komt dit naar voren wanneer hij een originele brug slaat tussen de wereld van de straat en de wereld van het festival, daarbij en passant een maatschappelijk probleem aanstippend:

In de tram zitten pubers achter me ‘Jihad’ en ‘Bombardeer Amerika’ te roepen. Ik weet niet waarom ze dat doen. Voor ze uitstappen op de Grote Markt spugen ze op de grond. Waarom mensen dat doen weet ik ook niet. Misschien om dezelfde reden dat honden tegen bomen plassen: om een territorium af te bakenen.     
Gisteravond zat ik nog aangenaam in een stoel naar Van Dyke Parks te kijken. (En ’s middags zag ik hem in de lobby, met een hoed op.) Zijn territorium staat vast. Daarom spuugde hij niet. Dat hoefde niet. Hij had een schouwburg, om precies te zijn, het podium met een orkest. Mensen betaalden om hem te zien. Niemand betaalt om deze spugende jongens te zien. Daarom spugen ze des te harder.
Afkeer is gratis, voor ontroering moet je betalen.

De jonge schrijvers van dit project hadden al bewezen dat ze kunnen schrijven. Maar met Den Haag Verhalen hebben met name Laura Broekhuysen en Robbert Welagen bewezen hun eigen stijl tot in de puntjes in de vingers te hebben. Oók onder grote tijdsdruk.

Film / Films

Zwaarmoedig drama

recensie: Changeling

‘Een waargebeurd verhaal’. Zo opent de nieuwste film van Clint Eastwood, Changeling. De toevoeging ‘gebaseerd op’ is opzettelijk weggelaten aangezien het verhaal van Christine Collins zo onwaarschijnlijk is dat elke twijfel rond de feitelijke weergave ervan vermeden moest worden. Het gerucht gaat zelfs dat de Gouden Palm in Cannes aan de neus van Eastwood voorbij ging omdat twee juryleden weigerden te geloven dat dit verhaal echt gebeurd was.

~

In de openingsscènes schetst Eastwood het leven van Christine Collins, een alleenstaande moeder in het Los Angeles van 1928. Ze werkt als leidinggevende bij een telefooncentrale en probeert zo veel mogelijk tijd over te houden voor haar negenjarige zoontje. Als die op een dag verdwijnt terwijl zij op haar werk is, stort haar wereld dan ook in. Een intensieve zoektocht van de politie naar haar zoon resulteert na een paar maanden in goed nieuws voor Collins. Hij is teruggevonden. Bij het weerzien met het kind, beweert ze echter dat dit haar zoon niet is. De politie, die al onder vuur ligt, weigert haar te geloven uit angst voor imagoverlies. Ze proberen alles om Collins dwars te zitten, en sluiten haar zelfs op in een psychiatrische inrichting. Met behulp van een idealistische priester (John Malkovich) komt Collins in opstand tegen het corrupte overheidsapparaat.

Changeling is niet de beste film die Clint Eastwood in de laatste jaren heeft afgeleverd. Nu is dat ook moeilijk gezien de kwaliteit van Mystic River, Million Dollar Baby en het oorlogstweeluik over de slag bij Iwo Jima, maar het blijft spijtig. Het contrast met een film als Mystic River, waarin de scheidslijnen tussen goed en kwaad geregeld vervagen en geen enkel personage als eendimensionaal wordt weergegeven, is groot. In Changeling zijn goed en kwaad wel duidelijk gescheiden en blijven de personages daarom minder interessant. Ook stilistisch is de film minder dan we van Eastwood gewend zijn. De regisseur excelleert in het minimalisme en in het weergeven van situaties zonder enige opsmuk. Daar wordt in Changeling echter flink afstand van genomen. Het Los Angeles van 80 jaar geleden ziet er erg fraai uit, maar het is duidelijk te merken dat hier met een filmset wanhopig geprobeerd wordt een vergane tijd terug te roepen.

Indrukwekkende bijrollen

~

Die euvels hebben echter te maken met het scenario en de art-direction en minder met de regie van Eastwood. Die is zoals gebruikelijk ijzersterk. Hij weet de acteurs zonder uitzondering tot grote hoogtes te stuwen en hoewel de aandacht begrijpelijkerwijs uitgaat naar sterren Angelina Jolie en John Malkovich, zijn het de bijrollen die de meeste indruk maken. Michael Kelly als behulpzame politieagent, Amy Ryan als prostitué in een psychiatrische kliniek en Jason Butler Harner als ijzingwekkende seriemoordenaar leveren uitstekende prestaties.

Ook weet Eastwood, als geen enkele andere regisseur op dit moment, emotionele mokerslagen uit te delen die je nog dagen blijven achtervolgen. Dat doet hij in Changeling geregeld en het is dan ook een van de zwaarmoedigste films die de laatste tijd zijn gemaakt. Die zwaarmoedigheid is echter ook de grootste kracht van de film. Eastwood geeft de kijker geen houvast, geen happy ending waar deze wellicht naar verlangt. In het realisme waar Eastwood naar streeft is daar geen plaats voor. Hoewel dat een grote groep mensen wellicht zal afschrikken, is het een geluid dat gekoesterd dient te worden.

Boeken / Fictie

Het boeit de personages ook niet zo, wat Grunberg schrijft

recensie: Arnon Grunberg - Onze oom

Twee jaar werkte Arnon Grunberg, tussen reizen naar Afghanistan en akkefietjes met A.F.Th. (van der Heijden) door, aan Onze oom. Het resultaat is een zelfs naar Grunbergs normen vuistdikke roman geworden. Kwantiteit staat hier echter niet in verhouding tot kwaliteit, want in vergelijking met het messcherpe en zielsontroerende Tirza, maar ook als boek op zich, is Onze oom ontgoochelend.

Aan de ambitie en drijfveren van de schrijver zal het alvast niet liggen: het lijkt wel of Grunberg zijn pen in vitriool heeft gedoopt en zich vervolgens boos maakt op de gehele wereld, maar vooral op de absurde oorlog. Het probleem is dat het allemaal nergens naartoe gaat, dat de verschillende losse verhaallijnen op geen enkel moment samen worden geknoopt. Voor een roman van dit kaliber is dat een grote handicap, als lezer zit je voortdurend te wachten op een finale die er uiteindelijk niet komt. Wat een verschil met Tirza, dat onafwendbaar afstevende op een huiveringwekkend slot.

Ongeluk

~

Alles draait rond majoor Anthony die zich beweegt in een niet nader genoemd land op het einde van een burgeroorlog. Dat dit personage uitvergroot en zelfs karikaturaal is, mag geen verrassing heten, dat doet Grunberg wel meer. Deze majoor dramt maar door, tracht de touwtjes zoveel mogelijk in handen te houden en aarzelt niet om slachtoffers te maken, zolang hij zijn troepen maar kan bevoorraden. Wanneer ‘per ongeluk’ enkele burgerslachtoffers vallen, besluit de majoor om het overlevende kind Lina in huis op te nemen. Komt hem ook goed uit, want hij is namelijk onvruchtbaar en het zwembad in zijn tuin kon die leemte naar eigen zeggen niet vullen.

Pagina’s en pagina’s lang moet Lina luisteren naar het gekibbel tussen haar stiefouders: de vrouw van de majoor is namelijk niet geheel en al opgetogen met diens beslissing. Dat gekibbel gaat nergens heen en weet dan ook niet te boeien. Op een bepaald moment besluit Lina te vluchten – wellicht boeide het haar ook niet zo. Vanaf dan maken we de omzwervingen van dit meisje mee. Helaas is Lina ten eerste een lege huls en daarom volstrekt oninteressant, haar escapades leiden ook al naar niets. Je zit voortdurend te wachten op die ene wending, dat opduiken van het noodlot, de weg naar een catharsis. Maar het wachten is tevergeefs.

Praten

Mocht een en ander nog wervelend zijn geschreven, dan zou de manke plot er met dat mooie kleedje misschien mee zijn weg gekomen. Maar ook de schrijfstijl laat te wensen over. Grunberg heeft namelijk de neiging om korte, afgebeten zinnetjes te gebruiken die snel gaan vermoeien en ongeïnspireerd aanvoelen. Laat de intrigerende openingszin nog het beste hopen (‘De moordenaar van Lina Sinani Huanca’s ouders kon zelf geen kinderen krijgen, daarom besloot hij Lina Sinani Huanca te adopteren’), het is daarna snel voorbij met de verwachtingen. Een passage als deze is tekenend voor het boek: ‘Hij praatte niet graag, en als hij praatte, vooral als hij tegen vreemden praatte, ging dat geforceerd. Het leger was geen praatclub. Er werd te veel gepraat naar zijn idee, te veel geroddeld. Praten was een symptoom van verrotting.’ Zes keer ‘praten’ in drie zinnen. Er zal heus wel een bedoeling achter steken, maar die doet het boek geen goed. Ook de bruuske en al te opvallende shift van onvoltooid verleden tijd in de eerste helft van het boek naar de tegenwoordige tijd in de rest, werkt niet, behalve op de zenuwen.

Kortom, waar Tirza de emotie nog balde en gericht naar een bittere finale mikte, gaat Onze oom nergens heen en lijkt van enige literaire ambitie geen sprake. ‘Ik wil weten waar we heen gaan’, roept een soldaat op een bepaald moment. Als we niet beter wisten, had-ie het tegen de schrijver zelf.

Boeken / Achtergrond
special: Crossing Border terugblik: Aravind Adiga

De Indiase middenklasse wakker schudden

.

Dat Adiga de Man Booker Prize 2008 zou winnen, werd onder andere voorspeld door het NRC. Maar velen gingen er ook vanuit dat Sebastian Barry’s The Secret Scripture als winnaar uit de bus zou komen. De jury was ‘niet unaniem’, zoals The Guardian keurig meldde. Verdeeldheid of niet, Adiga’s bijtende verhaal van een arme chauffeur die zijn geweten opzij zet om hogerop te komen, is een roman die de tongen losmaakt. Vooral in India trapt Adiga velen op hun ziel. In literair én in sociaal opzicht. Adiga ging er bij het Crossing Border Festival uitgebreid op in.

Aravind Adiga (foto: Akash Shah)

Aravind Adiga (foto: Akash Shah)

Westerse aberratie

Vrij Nederland-redacteur Harm Ede Botje geeft Adiga alle ruimte om zijn verhaal te doen. Naast de evenwichtige, beheerste Adiga lijkt Botje, net als het publiek, op een student in de collegezaal. Adiga spreekt met bijna wetenschappelijke afstand over zijn roman. Dat schept het beeld van een schrijver die heel bewust tot de compositie van zijn roman is gekomen. ‘Hoge en lage literatuur zijn in India strikt gescheiden,’ vertelt Adiga het publiek, ‘en ook daarbinnen zijn duidelijke afspraken. Over de manier waarop je de middenklasse in beeld brengt en de portrettering van de bedienden.’ Adiga vertelt dat de dienende klasse in India feitelijk alleen geacht wordt pulp te lezen. ‘Telkens wordt daarin hetzelfde verhaal verteld. Een bediende pleegt een moord waarna de catharsis volgt: de moordenaar geeft zichzelf aan of slaat de hand aan zichzelf.’

In The White Tiger heeft Adiga elementen uit beide soorten literatuur met elkaar vermengd. Niet om te shockeren maar om zijn lezers aan het denken te zetten. ‘Ik wil ten minste bereiken dat de middenklasse de armen weer gaan bekijken, hen niet langer negeren. Iedereen uit de middenklasse van India heeft met hen te maken, want iedereen uit die klasse heeft bedienden. Maar we doen alsof ze niet bestaan, want de stilzwijgende afspraak is: het hebben van bedienden is iets koloniaals, een Westerse aberratie. Maar ondertussen stromen arme bewoners uit de dorpjes naar de stad. Door hun gebrekkige opleiding en het feit dat ze geen Engels spreken worden ze massaal bedienden. Ze hebben geen keus. Vrouwen gaan schoonmaken, mannen worden chauffeur.’

~

Symbiotisch

Omdat de middenklasse niet om bedienden heen kan, zijn de reacties op Adiga’s roman heftig. ‘Ruwweg zijn ze in tweeën te verdelen,’ vertelt Adiga. ‘De één grijpt mij vast, sleept mij naar buiten waar zijn chauffeur zit, en zegt: praat met hem, hij is wél tevreden met zijn lot. De ander zegt: door jouw roman ben ik anders naar mijn bedienden gaan kijken.’ Als Botje Adiga vraagt of hij voor zijn roman op zoek is gegaan naar bedienden, om met hen te spreken, reageert deze verbaasd. ‘Bedienden zijn overal om je heen, je hoeft er echt niet naar op zoek. Wat opvalt als je hen spreekt, is de manier waarop ze over hun bazen praten. Vraag een chauffeur hoe zijn baas, zijn ‘master’ is, en hij begint te klagen. Hij valt hem op allerlei manieren af. Maar als je vervolgens zegt: dus jij hebt een slechte master, draait hij om als een blad aan de boom. Een slechte master? Wie zegt dat dan? Hoe kom je erbij, my master is a wonderful man!

Adiga ziet de relatie servant-master als welhaast symbiotisch. ‘Het is een heel intense relatie met homo-erotische trekjes. Als een bediende zijn meester vermoordt, heeft het zelden met salaris te maken, of met slechte behandeling. Bijna altijd is het motief jaloezie. Bijvoorbeeld omdat zijn meester aandacht schenkt aan een andere bediende. De relatie is complex en je kunt geen dader of slachtoffer aanwijzen. Beiden zijn slachtoffer van de situatie waarin ze zich bevinden.’

Het interview met Adiga behoort tot een van de meest interessante schrijversinterviews van het festival. Binnen een half uur heeft Adiga niet alleen de belangrijkste elementen uit zijn roman belicht, maar eveneens de complexe Indiase samenleving op hoofdlijnen uiteengezet. Die heldere, analytische benadering dankt hij ongetwijfeld aan zijn ervaring als financieel journalist en correspondent van Time.

Boeken / Fictie

Jezus en een beeldend beeld

recensie: Chrétien Breukers - Tongebreek & Niemendal/Het beeld van Monsieur Jacques

Het gebeurt niet vaak dat een dichter twee bundels in één jaar publiceert. Chrétien Breukers is een van de uitzonderingen. Met Tongebreek & Niemendal keert hij terug naar zijn katholieke jeugd en met Het beeld van Monsieur Jacques, dat hij in samenwerking met Marjoleine de Vos en Damiaan Renkes publiceerde, richt hij zich op de beeldende kunst.

Breukers is bekend van enkele bundels, als bloemlezer van 25 jaar Nederlandstalige poëzie, 1980-2005, in 666 en een stuk of wat gedichten, als oud-uitgever van de Windroosreeks en als oprichter van de Contrabas-website. Op die website betoonde Breukers zich een scherp criticus, maar beide hieronder besproken bundels zijn van een heel andere orde.

Religie

Sinds Parmentier in 1995 aan een aantal dichters vroeg een eigentijdse psalm te schrijven, lijkt religie allengs vaste voet aan de literaire wal te hebben gekregen. Hoewel nooit helemaal weggeweest, behoort het subgenre voor het brede publiek tegenwoordig niet langer toe aan enkele bekende dichters, zoals Hans Bouma, Huub Oosterhuis en Willem Jan Otten. Recente publicaties als Deze poelen, deze geest van Lloyd Haft (een direct voortvloeisel van het voornoemde Parmentiernummer) en Hagar Peeters’ Lopers van licht, dat over haar bijbelse naamgenoot handelt, zijn voorbeelden van deze heropleving. Chrétien Breukers’ Tongebreek en Niemendal sluit op dit moment de rij.

Poëzie met een religieus tintje kan aversie opwekken bij anders- of niet-religieuzen. Ze laat zich immers niet altijd lezen als een ‘waardevrije’ literaire tekst; ze eist soms een overeenkomstig referentiekader. Dat dit niet gebeiteld is in steen bewijst Tongebreek en Niemendal. Het is religieus, maar tegelijk wars van reli-retoriek.

Tempus fugit

Metrisch, muzikaal en vormvast is de bundel te noemen, zonder dat de erin vervatte poëzie zich hierdoor laat knechten; in Breukers’ ingetogen gedichten zit genoeg variatie. Een mooi voorbeeld daarvan is het speelse ‘Epigram’:

Vader, zoon en [weet niet meer]. Moeder,
dochter, ijltempeest, Om nevelen.
Koele bries. Tempus fugit. Echo
uit een kaal heelal. Gewetensnood
op oordeelsdag. Vader, zoon en [weet
niet meer]. Loeder. Tochtig. Van de geest.

De bundel heeft zowel de mens als de christelijke God (en/of Jezus) tot thema. De dichter ‘roept een voor hem verloren, katholieke wereld op die werd bepaald door het zogenaamde ‘kerkelijk jaar’, zoals dat zijn beloop had van de Adventperiode en Kerstmis via Pasen en Pinksteren’. De Christusfiguur is, hoewel profetisch, een mens en een belofte die zichzelf moet waarmaken. Bovendien heeft hij geen controle meer over wat over hem zal worden geschreven – hetgeen doet denken aan de benadering van Thomas Mann in zijn prachtige novelle Das Gesetz of aan de bruuskere theologie in Paul Verhoevens Jezus van Nazareth.

Tongebreek & Niemendal gaat vergezeld van illustraties van beeldend kunstenaar Theo van de Goor, een moderne Jeroen Bosch. Zijn groteske prenten plaatsen de bundel in het zware licht van het memento mori, een ook in de kunst repetitief thema dat maar niet wil wegkwijnen. De relatie tussen de eindige Jezus van Breukers en zijn oneindige Vader is uiteindelijk een ongelukkige, zo blijkt uit laatste regels van het gedicht ‘Ik ben voorzegd, verwekt, vermoord’: ‘Het is de leegte en het strekt zich uit./ Het houdt zich stil en laat mij ongewis./ Het is mijn vader en hij is er niet.’

Monsieur Jacques in Rotterdam

Monsieur Jacques in Rotterdam

Monsieur Jacques

Dat Breukers zich graag inlaat met beeldende kunst is bekend sinds zijn samenwerking met Nicole Montagne in Het prentenkabinet. Dit toont zich wederom in Het beeld van Monsieur Jacques. Vormgegeven en van beeldend werk voorzien door Damiaan Renkens, bevat het naast poëzie van Breukers een essay van Marjoleine de Vos over de aantrekkingskracht van beeldende kunst. De bundel is gemaakt naar aanleiding van het door Oswald Wenckebach gemaakte beeld ‘Monsieur Jacques’ dat op zeker drie plekken in Nederland te vinden is: bij Otterloo voor het Kröller-Muller Museum, in Rotterdam aan de Coolsingel en in Heerlen in het stadscentrum.

Ook deze bundel is de moeite waard, al moet het essay van De Vos eigenlijk gezien worden als causerie en is wat betreft het perspectief in de tien opgenomen gedichten weinig variatie te bespeuren. Steeds zet het beeld zich uiteen met de hem omringende wereld. Zo reflecteert Monsieur Jacques op zijn schepping, op de holte in zijn borst en zijn onbeweeglijkheid, maar altijd vanuit het perspectief Monsieur Jacques. Daar staat tegenover dat daarmee de gedichten in Het beeld van Monsieur Jacques wel een grote coherentie krijgen en dat de poëzie goed opgebouwd is. Het dictie dat de dichter daarbij hanteert is heerlijk. Er wordt gemonkeld, er is sprake van een brombeer en er komen neologismen in voor als ‘brombast’ en ‘breektaal’ die erg prettig liggen op de tong.

Met zijn vormgeving toont Renkens zich een meesterlijk vakman en zijn illustraties zijn gewoonweg fenomenaal. Zijn portretten, die grotendeels uit koffie-, thee- en wijnvlekken lijken te zijn opgebouwd in samenspel met andere media, intrigeren. Zijn andere figuratieve werk dat in de bundel te vinden is, verwondert en vermaakt. Een mooie bundel om op lome middagen in weg te bladeren.

Tongebreek & Niemendal • Chrétien Breukers De Weideblik € 22,50 63 bladzijden ISBN 978 90 7776 7115

Het beeld van Monsieur Jacques Chrétien Breukers AfdH Uitgevers € 19,95 45 bladzijden ISBN 978 90 7260 3036