Boeken / Fictie

Collage van tragiek en absurdisme

recensie: Richard de Nooy (vert. Fred de Vries) - Zes beetwonden en een tetanusprik

.

Natuurlijk hebben we zulke romans, die qua opbouw nogal afwijken van het gebruikelijke, vaker gezien. Nieuw is de roman in zijn uitvoering dan ook niet. Maar De Nooy doet iets extra’s om de roman nog meer kracht te geven. Hij verwerkt tekeningen, handgeschreven briefjes, citaten uit psychiatrische handboeken en andere zaken in het verhaal, met de bedoeling deze voor authentiek te laten doorgaan. Hij speelt een subtiel spel met schijn en werkelijkheid. Al vanaf het begin wil hij laten geloven dat alles waarheid is.

Destructief karakter

In het voorwoord stelt de schrijver, met de naam Deo, zich voor. Hij is een journalist, ‘een huurling, die zijn ziel verkoopt aan de hoogste bieder’. Maar ‘ondanks mijn chronische gebrek aan scrupules heb ik twintig jaar gewacht met het publiceren van dit verhaal. De redenen hiervoor zullen zich stukje bij beetje openbaren’. En inderdaad, de reden hiervoor wordt aan het einde van het verhaal duidelijk. Het gaat om de vraag in hoeverre een schrijver het leven en de (mis)daden van een ander mag gebruiken om een roman te schrijven.

In dit geval draait het om de levens van de broers Ace (IJsbrand) en Rem (Remco) d’Heere die opgroeien in het Zuid-Afrika van de jaren zeventig. Wanneer ze volwassen zijn, halverwege de jaren tachtig, vertrekt Ace naar Amsterdam om daar te gaan werken in het laboratorium van de universiteit. Op een dag staat Rem voor zijn neus, gedeserteerd uit het Zuid-Afrikaanse leger na een gewelddadige aanvaring met een van zijn superieuren. Nog geen halve dag later wordt Rem aangereden door een tram. Ace moet hem wel mee naar huis nemen en verzorgen. Dit besluit is echter het begin van nog meer ellende.

De problemen met Rem zijn al op jonge leeftijd begonnen, zo blijkt uit de verhalen van Ace. Op een droge, komische manier vertelt hij over alle ongelukken en ruzies waarbij Rem betrokken raakte tijdens hun jeugd. Hij lijkt voor het ongeluk geboren, maar achter het destructieve karakter van de jongen zit nog iets anders. Een gebeurtenis, de verdwijning van de baby van de dienstmeid, heeft ook aan dat karakter bijgedragen.

Cynische blik

En zo is niets wat het op het eerste gezicht lijkt. In die zin weerspiegelt de vorm de inhoud. Die vorm lijkt een warboel van briefjes, tekeningen en citaten, en daarmee een gekunstelde manier om aandacht te trekken, maar niets is minder waar.  Alle elementen hebben betekenis en geven het werk de diepgang die achter de façade van het ogenschijnlijk simpele verhaal verscholen ligt.

Ook de humoristische stijl van De Nooy lijkt op het eerste gezicht vooral vermakelijk. Maar achter het soms overdreven woordgebruik zit een tragisch, aan het absurdisme grenzend cynisme. Deze cynische blik komt bijvoorbeeld naar voren in het politieverhoor van de vader van het verdwenen kind; een zwarte man die in de cel het leven zal laten. Op een uiterst lugubere wijze snijdt De Nooy hier de Apartheid aan, door op een feitelijke manier het verschil aan te geven tussen de behandeling van zwart en blank, zonder daarbij met een vermanend vingertje te wijzen. Deze tragiek doet bijna pijn, maar is een van de dingen die het boek zo bijzonder en origineel maken.

 

 

Boeken / Kunstboek

Nieuw licht op de Romeinse barok

recensie: Jörg Martin Merz - Pietro da Cortona and Roman Baroque Architecture

.

Omslag van boek: 'Pietro da Cortona and Roman Baroque Architecture', door Jörg Martin Merz

Omslag van boek: ‘Pietro da Cortona and Roman Baroque Architecture’, door Jörg Martin Merz

Het heeft lang geduurd voordat Pietro da Cortona (1596 – 1669) als architect de erkenning kreeg die hij tijdens zijn leven genoot. Lange tijd is de barok beschouwd als het verval van de Renaissance. Ook het werk van Cortona ontkwam niet aan dit negatieve oordeel over de barokarchitectuur. In dat licht moeten de uitspraken van de criticus Milizia worden gezien toen hij zich in 1787 als volgt uitliet over de kunstenaar: ‘Beroemd als schilder en architect, maar dwalend in zowel architectuur als in schilderkunst. Grillig in alles en talentvol, vergiftigde hij de fijne kunsten.’ Pas aan het begin de twintigste eeuw kwam een algemene herwaardering van de barokarchitectuur op gang. Toch verzuchtte de bekende historicus Wittkower nog in 1958 dat geen enkele belangrijke biografische verhandeling was gewijd aan Cortona. Hoewel sindsdien een stroom aan publicaties verscheen waarin vrijwel alle aspecten van zijn oeuvre zijn behandeld, ontbrak het tot dusver aan een degelijk overzichtswerk. Met Pietro da Cortona and Roman Baroque Architecture (2008) heeft de Duitse kunsthistoricus Jörg Martin Merz deze lacune op een overtuigende manier gevuld. 

Doorbraak

S. Maria della Pace, Rome

S. Maria della Pace, Rome

Onder paus Innocentius X Pamphilj vielen Cortona en Bernini in ongenade. Niet vanwege onvoldoende kwaliteit van hun werk, maar omdat ze tot de favoriete kunstenaars van paus Urbanus VIII Barberini hadden behoord. In zijn drang af te rekenen met het ongebreidelde nepotisme onder Urbanus, weerde Innocentius iedereen uit zijn omgeving die op goede voet had gestaan met zijn verguisde voorganger. De verbanning was van beperkte duur. Bij de ontwikkeling van het Piazza Navona in Rome tot prestigieus familieplein kon hij niet zonder de kwaliteiten van Bernini en Cortona. 

Innocentius’ opvolger Alexander VII Chigi was een gepassioneerde liefhebber van architectuur. Bijna dagelijks sprak hij met zijn oogappel Bernini over architectuurprojecten. Het was ook deze paus die Cortona definitief zijn faam als architect bezorgde. Aanvankelijk kreeg Cortona met enkele andere architecten de opdrachten toebedeeld waar Bernini door tijdgebrek niet aan toekwam. Dat het niet alleen tweederangs projecten betrof, bewees de eervolle opdracht aan Cortona voor de verbouwing van de S. Maria della Pace, de familiekerk van de Chigi’s. Dit werk had de hoogste aandacht van de paus. Alexander had meer dan alleen familiale motieven: de wijding van de kerk aan de Maagd van de Vrede was zeer toepasselijk gezien zijn inspanning om vrede tussen Frankrijk en Spanje te bewerkstelligen. Het resultaat behoort tot de hoogtepunten van de Romeinse barok. 

Dure bouwer
Kenmerkend voor Cortona zijn de ingenieuze ontwerpen en het gebruik van kostbare materialen. Het bezorgde hem de reputatie een dure bouwer te zijn. Veel van zijn ontwerpen zijn om deze reden niet uitgevoerd. Cortona’s invloed op tijdgenoten en volgende generaties is volgens Merz beperkter dan die van Bernini en Borromini. Als oorzaken voert de auteur aan dat Cortona stilistisch minder revolutionair was dan Borromini en bovendien gebukt ging onder zijn succes als schilder. Toch lag zijn hart bij architectuur, al kwam de erkenning als architect laat. Pas vanaf zijn vijftigste jaar werd hij door pauselijke opdrachten definitief beschouwd als één van de meest vooraanstaande architecten van Rome, hooguit nog overtroffen door Bernini en Borromini. 

Ogenschijnlijk kampte Bernini met hetzelfde luxeprobleem: ook hij stond vooral bekend als een geniale beeldhouwer en pas in de tweede plaats als een verdienstelijk architect. Dat Bernini wel tot een succesvolle bouwer uitgegroeide was volgens Merz een gevolg van het feit dat hij zich – in tegenstelling tot Corona – wist te omringen met medewerkers die over vaardigheden beschikten die hij zelf ontbeerde. Geheel overtuigend is Merz’ redenering niet. Het is aannemelijk dat de erudiete Cortona gezien zijn reputatie daar ook toe in staat was. En Cortona’s kerkfaçades van de Ss. Luca e Martina en S. Maria della Pace gelden als de meest vernieuwende ontwerpen van de barok. 

Rivaliserende pauselijke families

Omslag van boek: 'The Families who made Rome, a History and a Guide', door Anthony Majanlahti

Omslag van boek: ‘The Families who made Rome, a History and a Guide’, door Anthony Majanlahti

Het succes van een kunstenaar in het Rome van de zeventiende eeuw werd vooral bepaald door de grillen en voorkeuren van de leden van de pauselijke families. Aan hun statusdrang, rivaliteit en idealen hebben wij veel moois te danken. Het is opmerkelijk dat temidden van het overstelpende aanbod van boeken over Rome tot dusver een boek ontbrak over de prominente families die hun stempel zo nadrukkelijk op de Romeinse architectuur hebben gedrukt. Met informatie over de achtergronden en beweegredenen van hun opdrachtgevers komen de vele kerken, pleinen, paleizen en fonteinen pas echt tot leven. In zijn voortreffelijke The Families who made Rome (2006) gaat Anthony Majanlahti in op de actieve bemoeienis van de mecenassen met architectuur. 

Gids
Majanlahti’s boek is een geschiedenis en een architectuurgids in één. Op levendige en soms humoristische manier worden de verhalen verteld van de opkomst en neergang van de pauselijke families. Naast de sappige verhalen over de onderlinge vetes, schandalen en intriges besteedt Majanlahti aandacht aan hun relaties met toonaangevende kunstenaars. In het gidsgedeelte zijn de gebouwen, pleinen, fonteinen en wijken beschreven die met de besproken familieleden in verband kunnen worden gebracht. Voor de vindbaarheid van de beschreven architectuurobjecten zijn stadsplattegronden van Rome toegevoegd. 

Het resultaat is een soort familieroman en architectuurgids ineen, zonder wetenschappelijke pretenties. Een literatuuroverzicht zul je daarom vergeefs zoeken. Dat neemt niet weg dat het boek een degelijke indruk maakt. De familiegeschiedenissen en de bijbehorende gidsgedeelten zijn per familie in een hoofdstuk gecombineerd. Als gevolg van deze opzet zijn de, overigens erg kleine, stadskaarten en de beschrijvingen van de gebouwen over het boek verspreid. Dit gaat ten koste van de praktische bruikbaarheid als stadsgids voor onderweg. De vermelding van openingstijden en toegangsprijzen is nuttig, maar zorgt er voor dat het boek snel gedateerd raakt. De illustraties zijn niet het sterkste punt, hun keuze is onevenwichtig. Maar de boeiende verhalen maken alles goed. 

Leermeester Blunt
Majanlahti’s aanpak heeft een heel ander karakter dan Merz’ monografie. De basis van Merz’ boek zijn de aantekeningen voor een publicatie over Cortona door de kunsthistoricus Anthony Blunt. Vlak voor zijn plotselinge dood in 1983 vroeg Blunt zijn jonge vakgenoot als coauteur voor zijn nieuwste boek. In zijn aanpak toont Merz zich een goede leerling van zijn leermeester. In grote lijnen heeft Merz de opbouw aangehouden van Blunts monografie over Borromini. Hij voegde echter een interessant element toe. Mede aan de hand van een vergelijking met zijn grote rivalen Bernini en Borromini achterhaalt hij Cortona’s inspiratiebronnen. Hij hanteert hierbij een aantal invalshoeken, zoals de navolging van Michelangelo door het drietal en hun verwerking van elementen en bouwregels van de architectuur uit de antieke oudheid. Deze analyse draagt zeker bij tot een beter begrip van het werk van deze architecten en de argumenten waarmee ze elkaar professioneel bestookten. 

Bij een strikte chronologie ligt verveling altijd op de loer, maar Merz’ brede benadering en toegankelijke stijl zorgen er voor dat het een interessant boek is om te lezen. Dat de auteur zich grondig heeft verdiept in zijn onderwerp bewijst de literatuurlijst die maar liefst twintig pagina’s omvat. De uitgave is prachtig uitgevoerd, met schitterend plaatwerk in de juiste hoeveelheid. 

De twee boeken vormen juist door hun verschil in karakter een goede aanvulling op elkaar. Majanlahti’s gids vormt een handig hulpmiddel om de barokarchitectuur van Rome te verkennen vanuit het perspectief van haar opdrachtgevers, terwijl Merz’ monografie over Pietro da Cortona een langverwacht eerbetoon is aan de eeuwige derde meester van de Romeinse barok. De boeken werpen, ieder vanuit een eigen invalshoek, een licht op de beschrijving van de Romeinse barokarchitectuur.

Theater / Voorstelling

‘Oud’ stuk van Forsythe maakt nog steeds diepe indruk

recensie: Ballet de l'Opéra de Lyon - Limb's Theorem

.

~

William Forsythe laat zien waarom hij een van de belangrijkste richtinggevende vernieuwers in de dans is en voor veel hedendaagse choreografen nog steeds een belangrijke bron van inspiratie. Misschien is de belangrijkste bijdrage van Forsythe aan de ontwikkeling van dans wel dat hij de standaard bewegingstaal van het academische ballet in elementaire (basis)bewegingen ontleedde. Forsythe creëerde zo een ‘gereedschapskist’ voor nieuwe bewegingspatronen. In Limb’s Theorem zijn dan ook voortdurend elementen uit het ballet terug te zien (voor de liefhebbers: developé’s, arabesquen, pirouettes, grand battements, spitzen, etc…), echter in veel expressievere bewegingscombinaties dan bij het ‘normale’ ballet het geval is. De dansers van het Ballet de L’Opéra de Lyon hebben daarbij zoveel technisch surplus en fysiek bewustzijn, dat ze de veeleisende bewegingspatronen en improvisaties van Forsythe prachtig en met veel souplesse kunnen dansen.

Terugkerende elementen

Zonder dat er een heel duidelijke rode draad in de voorstelling zit, zijn er terugkerende thema’s. De sfeervolle elektronische muziek van de Nederlandse componist Thom Willems, waarin een tikkende klok als ritme en aangever voor de dans fungeert, enorme objecten op het podium die in elk deel de dansers sturen en de blik van de toeschouwers leiden. En dan is er het spel van zwart en wit, dat afwisselend in decor en kleding terugkomt, en licht. Licht dat langs hoekjes op dansers schijnt, door spleten en langs objecten golft, met grote spots de dansers vol in de schijnwerpers zet of ingenieus op lichaamsdelen inzoomt.

~

Het eerste deel van het drieluik is nog traag en sacraal. In het donker doemen de schimmen van dansers op, spaarzaam uitgelicht door vloedlicht dat uit de zich openende en sluitende spleet aan de zijkant golft. Vervreemdend, soms dreigend, dan weer betoverend is het schimmenspel dat de dansers omringt. Een groot ronddraaiende zeil bepaalt het stuk, waarin vooral de danseressen ijzersterk zijn, met een geweldige uitstraling, souplesse en veel amplitude in armen en benen.

Het tweede deel, ‘Enemy in the Figure‘ is een orgastisch geheel, waarin in de traditie van Merce Cunningham van alles gelijktijdig op het podium gebeurt, als een marktplein waarop het nooit stil is en het onmogelijk is je blik voor langere tijd te focussen. Links, voor, achter, tegen wanden aan; op allerlei plekken wordt gedanst, gebeurt het en kan het gaan gebeuren. Voortdurend worden andere accenten gelegd, van vloeiend naar hoekig en weer terug, van heel klassieke dans (op spitzen), tot intensief grondwerk, rennen en zeer lichamelijke dans. De zich over het podium stuwende wand geeft richting en vorm aan de dans, boetseert haar, net als de touwen die over het podium kronkelen. Voortdurend zijn er kostuumwisselingen; dan wordt er in het wit, dan weer in het zwart gedanst. De intensiteit is zo groot en er gebeurt zo veel, dat je er naar het einde toe nauwelijks nog je aandacht bij kan houden. Ja, misschien is het wel te veel, al die wisselingen en dansvormen die op den duur aan betekenis verliezen.

Drie is teveel

Het derde deel is muzikaal iets rustiger. Het podium is volgestroomd met tientallen dansers, die in een enorm tempo groepswerk en individuele dans laten zien met als bewegingstaal moderne dans, ballet en zelfs streetdance en disco. Het tempo van kostuumwisselingen en variaties op zwart-wit is enorm. Ondanks de soms prachtige onderdelen ebt de impact weg en treedt de verzadiging op. Het stuk verrast niet meer en is teveel een herhaling van zetten, net als weer dezelfde muziek van Willems.

Limb’s Theorem was zeker zo sterk geweest als het slechts uit twee delen zou bestaan: deel één in combinatie met deel twee of drie zou de perfecte voorstelling hebben gegeven.

Boeken / Achtergrond
special: De verkiezing van de Dichter des Vaderlands

Na de poppetjes de poëzie

.

Het is geweldig wanneer poëzie buiten alle slecht verkopende bundels over onze delta zingt, hoe de moerasvogeltjes ook gebekt zijn. Steden en dorpen hebben hun eigen poëet (Amsterdam sluit kersvers Mustafa Stitou in de armen) en ook Overijssel gaat er, als eerste provincie, eentje krijgen. Nooit weg. Ook op radio en tv mag de dichter meer en meer van zijn diepere invalshoek blijk geven. Hij stommelt uit zijn ivoren torentje richting spotlight en microfoon en buigt voor applaus. En dat terwijl gelegenheidspoëzie weleer een genre was om je neus voor op te halen: je kon de eeuwigheid er niet mee halen.

In de marketing geldt dat je geen aanhang krijgt als je thuis blijft zitten. Dus wie weet gaat de poëzie zijn voordeel doen met verkooptrucs zoals deze wedstrijd. Het volk heeft online drie keer zoveel stemmen op de genomineerden voor de Dichter des Vaderlands uitgebracht als in 2005: zo’n 20.000. Bovendien hebben de kanshebbers gemeld dat ze meer willen dan een nationale ramp of de geboorte van een prinsesje dichterlijk omlijsten. De nieuwe generatie gaat het breder aanpakken dan de respectabele en ouderwets vormvaste oudjes Komrij en Van Wissen deden. Zou mooi zijn.

Tromgeroffel


~

Het avondje is gekomen. Alle zit- en staanplaatsen zijn vergeven. Vijf camera’s belagen de vijf dichters van de shortlist. Presentator Joost Prinsen knoopt praatjes aan met deze en gene, er wordt een lied gezongen, Antjie Krog declameert en Tsead Bruinja, Hagar Peeters, Erik Menkveld, Joke van Leeuwen en Ramsey Nasr laten horen wat ze in hun dichterstaal van het jaar 2008 hebben gebakken, zoals de opdracht was. Klinkt goed, dat wil je nog wel eens nalezen, gewoon op papier.

Onder tromgeroffel scheurt Driek van Wissen, de gaande Dichter des Vaderlands, de verzegelde envelop open om de komende te openbaren: Ramsey Nasr! Je ziet dat het het feestvarken (nog jarig ook) even duizelt: een last valt van hem af. Hij krijgt een bord in zijn handen geduwd met daarop het vette bedrag waarmee hij het vier jaar zal moeten uitzingen: 5000,00 euro (gelieve de komma niet voor punt aan te zien). Nasr is voormalig stadsdichter van Antwerpen en van huis uit acteur. Hij kent de dramatische middeltjes om zijn vers over het voetlicht te brengen dan ook op zijn duimpje. In de opmars naar de verkiezing verweet Nasr Bruinja geldingsdrang en campagnedrift, de serieuze zaak onwaardig. Zelf zei hij dat Van Wissen als Dichter des Vaderlands vier jaar lang afwezig was. Een zwakke schop na en bovendien niet waar.

Verbeelding aan de macht


Wat wil Nasr? ‘Ik zou willen dat een Dichter des Vaderlands is wat de titel suggereert: iemand die zijn land bij de poëzie betrekt en die in poëzie een land tracht te vormen.’ Dat klinkt al heel mooi. Het valt te bezien wat hij daarvan terecht brengt en of het volk er een boodschap aan heeft. Verbeelding aan de macht? Dat is natuurlijk een gedateerde wensdroom. Maar aan invloed zou de verbeelding in het kale landschap van de voldongen feiten wel mogen winnen. Zet hem op, Ramsey!

Film / Achtergrond
special: #1: Testament

Vergeten en verguisde cinema

Filmliefhebbers kunnen sinds de komst van de dvd zonder veel moeite een inhaalslag maken met talloze hoogtepunten uit de cinemageschiedenis. Maar door het gigantische aanbod is het kaf soms moeilijk van het koren te scheiden. Sommige topfilms zijn ondergesneeuwd door bekendere titels; andere zijn (nog) niet eens op dvd beschikbaar. De filmredactie van 8WEEKLY maakt een maandelijkse selectie van onterecht vergeten of verguisde topfilms. Deze maand: Lynne Littmans nucleaire nachtmerrie Testament.

~

Het is nauwelijks meer voor te stellen dat er eens een tijd was waarin de complete vernietiging van de wereld als een zwaard van Damocles boven ons hoofd hing. Toch was dit bijna veertig jaar lang een realiteit: de communistische en de westerse wereld hadden zo veel kernwapens dat het mogelijk was elkaar meerdere malen van de aardbodem te vegen. Die dreiging werd in de jaren tachtig weer pijnlijk duidelijk voor het grote publiek en vond z’n weerslag in de populaire cultuur. De zo goed als vergeten film Testament is hiervan een imposant voorbeeld.

1983. The Day After, een film die handelt over de verschrikkelijke gevolgen van een nucleaire oorlog, gaat in de Verenigde Staten in première. Zelfs het journaal en de actualiteitenrubrieken besteden er hier uitgebreid aandacht aan. Bijna gelijktijdig komt Testament uit, dat hetzelfde onderwerp op een andere wijze benadert. Hoewel superieur aan The Day After, wordt Testament ondergesneeuwd door het effectieve pr-apparaat achter de andere film. Filmische aandacht voor de angst voor een nucleaire oorlog komt niet uit de lucht vallen, denk aan films als On the Beach (1959) en Dr. Strangelove en Fail Safe (beide uit 1964), maar het is voor het eerst dat in het medium film in de VS op realistische wijze wordt gepoogd te tonen wat de desastreuze gevolgen zullen zijn voor de burgerbevolking. Waar komt dit schijnbaar plotselinge fenomeen vandaan?

Reagan

~

Er zijn een aantal factoren aan te wijzen, zoals het feit dat de NAVO, als antwoord op de stationering van SS-20-kernwapens in de Warschaupactlanden, besluit om kruisraketten in West-Europese landen te plaatsen, waaronder Nederland. Ook de verkiezing in 1980 van Ronald Reagan tot 40e president van de VS is hierin belangrijk te noemen. Hij breekt met de detente van zijn voorgangers in de jaren zeventig. Niks geen passieve inkapseling van het communistische gevaar meer: de fluwelen handschoenen gaan af en de duimschroeven worden bij het Evil Empire waar mogelijk keihard aangedraaid. De militaire uitgaven stijgen snel, de Afghaanse Mujaheddin, die toen nog gewoon als ‘vrijheidsstrijders’ werden gezien, worden nauwelijks heimelijk in hun strijd tegen de Russische bezetter gesteund en Reagan kondigt de ontwikkeling van een raketschild in de ruimte aan dat al snel bekendstaat als ‘Star Wars’.

Dat dit alles tot toenemende spanningen tussen de twee machtsblokken leidt, mag geen verrassing heten. Een totale nucleaire oorlog is weer een realiteit en de groeiende angst hiervoor vindt z’n weerslag in een aantal speelfilms. Dat zowel Testament als The Day After (en ook Threads, hun Britse tegenhanger uit 1984) door televisieomroepen, respectievelijk de publieke zenders PBS en ABC, geproduceerd worden, mag opmerkelijk genoemd worden. Durfden de filmstudio’s zich niet aan het onderwerp te wagen, of zagen ze er doodgewoon geen brood in? Wat de reden ook is, het levert de aangrijpende film Testament op, waarin de gevolgen van een nucleaire oorlog op microniveau worden getoond.

Moeder

~

Het fictieve stadje Hamlin, Californië. Moeder Carol (Jane Alexander) wordt wakker met een workout van Jane Fonda op de wekkerradio. De dagelijkse beslommeringen van de familie Wetherly nemen vervolgens hun aanvang: tienerzoon Brad botst weer eens met zijn ietwat streberige vader, tienerdochter Mary Liz heeft geen zin om te ontbijten en jongste spruit Scottie (de eerste rol van Lukas Haas, het jochie uit Witness) maakt er een kliederboel van. Aan het vertrouwde leven in suburbia komt aan het eind van de middag abrupt een eind als op de televisie het bericht komt dat New York door atoomwapens is aangevallen. Niet veel later maakt een verblindende lichtflits duidelijk dat ook Californië getroffen is.

Hoewel het stadje zelf geen directe schade heeft geleden, krijgt het al snel te maken met voedsel- en benzineschaarste. Erger is een onzichtbare moordenaar: radioactieve straling. Langzaamaan wordt de gemeenschap uitgedund door de dood of doordat mensen hun heil elders proberen te zoeken, waaronder een stel dat door de piepjonge Kevin Costner en Rebecca De Mornay vertolkt wordt. Het gezin moet het zien te redden zonder vader, die hoogstwaarschijnlijk bij de kernexplosie om het leven is gekomen. Het hart van het verhaal ligt bij de moeder, die ondanks het toenemend verlies de moed erin probeert te houden, wat niet altijd lukt. Haar ‘huisvrouwperikelen’ krijgen soms een wrange wending. Zo is er een scène waarin zij vrij onschuldig met naald en draad in de weer lijkt te zijn, maar dan blijkt dat ze haar pasgestorven dochter in een lijkgewaad aan het naaien is. Jane Alexander levert in een emotionele tour de force, en ze werd dat jaar dan ook terecht genomineerd voor een Oscar.

Documentair

~

Testament is gebaseerd op het korte verhaal The Last Testament van Carol Amen. Regisseur Littman las het en wilde het direct verfilmen. Het feit dat ze jarenlang als documentairemaker had gewerkt en niet kon terugvallen op ervaring met speelfilms is bij Testament juist een groot voordeel. Haar sobere stijl, het vermijden van iedere vorm van sensatie, het naturelle spel en haar oog voor detail geven de film een bijna documentair karakter. Door de locatie beperkt te houden en de focus op een kleine groep mensen te richten, wordt een band opgebouwd met de kijker. Littman bereikt met deze twee elementen, die de bekendere broer The Day After nou juist net niet bevat, een optimaal effect. Het feit dat overlevenden in een postapocalyptische wereld ook niet direct naar de wapens grijpen of zich in gewelddadige bendes organiseren (vaste prik in dit genre), werkt wel zo verfrissend. Het mag dan allemaal minder sensationeel ogen, de emotionele impact is er des te groter door. Juist door het klein te houden wordt een groots resultaat bereikt in deze film, die (net als de verschrikkelijke periode die hij vertegenwoordigt) ten onrechte compleet in de vergetelheid is geraakt.

Testament is alleen in Amerika op dvd uitgebracht (Paramount, regio 1).

Film / Achtergrond
special: Deel 5

IFFR 2009

Het festival is voorbij, maar laat dat je er niet van weerhouden ons voortgaande verslag te lezen. In deel vijf kijken we naar een teleurstellende nieuwe Kitano, een experiment uit Zuid-Korea, nietszeggendheid in Argentinië, een Oscarvragende Anne Hathaway, een uiteenvallend Japans gezin, en een gekunsteld Noors drama.

DEEL 1 | DEEL 2 | DEEL 3 | DEEL 4 | DEEL 5 | DEEL 6 | DEEL 7 | DEEL 8 | DEEL 9 | Interview Kyung-mook Kim

Achilles and the Tortoise | A Cheonggyecheon Dog | Liverpool | Rachel Getting Married | Tokyo Sonata | Troubled Water

Parodiërende grollen
Achilles and the Tortoise (Akiresu to kame)
Takeshi Kitano • Japan, 2008

~

Er is nog steeds geen befaamde regisseur die zichzelf zo op de hak durft te nemen als Takeshi Kitano, maar de indruk dat de films van de Japanner steeds minder om het lijf hebben wordt steeds moeilijker te vermijden. Zijn laatste film is een parodie op de wereld van de beeldende kunst. Kitano vertelt het verhaal van een man die door alles en iedereen wordt tegengewerkt in zijn pogingen schilder te worden. Het begin van de film, waarin we de man als ongewild kind en stiefkind zien, is als traditioneel melodrama vormgegeven. Het laatste deel, waarin Kitano zelf de man op leeftijd speelt, bestaat uit een reeks gags waarin hij steeds absurdere pogingen doet om het ultieme kunstwerk te creëren.

Het onvergelijkbare uitgangspunt, de grenzeloze zelfspot en enkele bizarre vondsten – waaronder een paar opmerkelijke stijlgrepen en een anime-inleiding die de titel verklaart – maken Achilles and the Tortoise net zo eigenzinnig als de rest van Kitano’s oeuvre. Bovendien zijn alle schilderijen van de hoofdpersoon in werkelijkheid van de hand van de regisseur, wat de film een extra parodiërende dimensie meegeeft. De film is echter zo achteloos gevormd, dat hij, net als Glory to the Filmmaker!, nooit veel meer wordt dan een erg wisselvallige reeks grollen. Alle originaliteit ten spijt, Kitano doet opnieuw niet meer dan vermaken, wat toch aanmerkelijk minder is dan de filmkunst waar hij beroemd mee werd. (Paul Caspers)
Terug naar boven | Deze film op het IFFR

Overweldigend experiment
A Cheonggyecheon Dog (Cheonggyecheonui gae)
Kyung-mook Kim • Zuid-Korea, 2008

~

Niemand had kunnen vermoeden wat Kyung-mook Kim, die hier twee jaar geleden zijn entree maakte met de schandaalfilm Faceless Things, bij zijn terugkeer naar Rotterdam zou presenteren: een film die even krachtig seksualiteit thematiseert en zowel conceptueel als formeel even gewaagd is, maar dan op geheel andere wijze. Het 60 minuten durende, surreële A Cheonggyecheon Dog is met meer middelen dan het budgetloze, korte experiment Faceless Things gemaakt, volstrekt anders van toon en structuur, en getuigt van een verbazingwekkende ontwikkeling in de filmkunst van de nu 23-jarige Koreaan.

De film is zo complex gestructureerd en overweldigend dat het bijna onmogelijk is hem na eenmaal kijken te duiden. Centraal staan in ieder geval een drag queen en een hond, de stad Seoel, tegenstellingen (kleur/zwart-wit, mens/beest, man/vrouw, seks/verkrachting) en transformaties (van geslacht en omgeving). De film laat zich op het eerste gezicht goed lezen als verbeelding van een nachtmerrie over seksuele onzekerheden en angsten. Zelden worden echter alle ambivalente symbolen en bezwerende tonale en visuele details die daarbij horen zo intens gefilmd als door Kim, die zich opnieuw als zeldzaam trefzeker en experimenteel kunstenaar bewijst. (Paul Caspers)
Terug naar boven | Deze film op het IFFR

Trage nietszeggendheid
Liverpool
Lisandro Alonso • Argentinië/Frankrijk/Nederland/Spanje/Duitsland, 2008

~

Liverpool begint vreemd genoeg met de afsluitende credits. Een kleine vijf minuten lang passeren alle personen die hebben bijgedragen aan de film de revue. Het is alsof regisseur Alonso besefte dat het merendeel van het publiek de film niet zou uitzitten en daarom maar heeft besloten iedereen aan het begin te bedanken. Het lijkt een logische denkwijze aangezien Liverpool een van de slechtste films van dit filmfestival was. Het minimalisme van Alonso wordt alom geroemd, maar het verhaal van Liverpool is veel te karig voor een onderhoudende speelfilm. De film volgt een man op een boot die op een dag besluit af te dalen naar zijn geboorteplaats in het meest zuidelijke puntje van Argentinië, om daar zijn familie op te zoeken. Alonso brengt deze reis in beeld met zeer lange, statische shots waarin er letterlijk niets gebeurt. Nu kan deze filmwijze tot schitterende resultaten leiden, zoals in Stellet Licht van Carlos Reygadas vorig jaar, maar in de handen van Lisandro Alonso en veel andere filmmakers die deze stijl overnemen, verwordt het al snel tot een pretentieus middel. Liverpool is traag om maar traag te kunnen zijn. Een nietszeggende en zeer vervelende film. (Arman Avsaroglu)
Terug naar boven | Deze film op het IFFR

Oscarformule
Rachel Getting Married
Jonathan Demme • VS, 2008

~

Het lijkt erop dat elke actrice in Hollywood met een enigszins mooie kop op een gegeven moment wil laten zien dat ze echt geen zacht ei is van wie haar carrière haar is komen aanwaaien. Het geijkte pad daarvoor is een rol als (ex-)verslaafde of psychiatrisch patient. Liefst allebei. Vervolgens moet de duivel die dit leed heeft veroorzaakt, uitgedreven worden middels heftige botsingen met familie en vrienden. Als het kan met veel schreeuw- en huilbuien, stemmingswisselingen en bijdehante opmerkingen, zodat het acteertalent zo breed mogelijk geëtaleerd kan worden. Het is mooi als de film dan aan het eind van het oude of het begin van het nieuwe jaar uitgebracht wordt, zodat de kansen op een Oscarnominatie zo hoog mogelijk zijn.

Zo ook Anne Hathaway. Haar stervehikel heet Rachel Getting Married, en ze wordt geregisseerd door Jonathan Demme, die weer een script gebruikt van Jenny Lumet (dochter van veteraan Sidney). Hathaway speelt Kym, een twintiger die een weekendje weg mag uit rehab om de bruiloft van haar enige zus bij te wonen. Kym is ketting-roker, ex-junkie, negen maanden sober en ze zit middenin het 12-stappen programma van de AA. In de eerste confrontatie gaat het al mis, als Kym woorden krijgt met haar al te perfecte zus Rachel en haar overbezorgde vader. Tijdens het oefendiner maken Kym en de kijker kennis met Rachels al even perfecte verloofde, die — hoe politiek correct — tien keer zo zwart is als Obama, en diens excentrieke familie en vrienden. Een scala aan speeches, liedjes en andere creatieve uitingen komt voorbij als iedereen het toekomstig paar geluk toewenst. Kym wil terug naar de AA, en als kijker heb je daar veel begrip voor. Vlak voor de bruiloft doet Kym een halfslachtige zelfmoordpoging met de Mercedes van pa, omdat ze het schuldgevoel over de door haar veroorzaakte dood van haar broertje jaren daarvoor niet de baas kan. Deels zal het echter ook vanwege de botsing met al dat perfectionisme rond haar heen zijn, van een familie die vast veel van haar houdt maar die liefde alleen met verstikking kan tonen. Zeker Oscarmateriaal en het acteervuurwerk mag er zijn, maar dat maakt nog geen goede film. (Erik Kersten)
Terug naar boven | Deze film op het IFFR

Portret van een uiteenvallend gezin
Tokyo Sonata
Kiyoshi Kurosawa • Japan/Nederland/Hongkong, 2008

~

Het gezinsdrama was een geliefd genre op dit Rotterdams Filmfestival. De facade die door elk gezin wordt opgehouden om maar te voorkomen dat de omgeving merkt dat alle leden zo hun geheimen hebben, is een beproefd concept voor filmmakers geworden. Kiyoshi Kurosawa, die in zijn films vaak gebruik maakt van fantastische elementen, is echter geen regisseur waarvan een film als deze te verwachten was. Toch maakte hij Tokyo Sonata, een film die tot de meest ‘gewone’ uit zijn oeuvre mag worden gerekend.

Toky Sonata draait om het hoofd van een normaal Japans gezin die op een dag te horen krijgt dat zijn functie is weggesaneerd. Hij besluit zijn familie niet op de hoogte te brengen en gaat elke dag gewoon naar zijn werk, hopend op een wonder. Ook de andere gezinsleden kampen echter met problemen. Zijn vrouw voelt zich buitengesloten door haar man en kinderen, zijn oudste zoon wil met de Amerikanen meevechten in Irak, en de jongste zoon neemt pianolessen die zijn vader kort daarvoor nog verboden heeft. Tokyo Sonata volgt het eerste uur de gebaande paden van het gezinsdrama en doet dat op bij vlagen erg komische wijze. Dan volgt echter een abrupte breuk met het voorafgaande en komt de ware aard van regisseur Kurosawa bovendrijven. Alle personages belanden in tragische, absurdistische situaties en dit deel van de film kan veel toeschouwers afschrikken. Dat zou jammer zijn, omdat Tokyo Sonata een ijzersterke film is over een uiteenvallend gezin dat alle zekerheden ziet verdwijnen. Daarnaast biedt de film een zeer interessant kijkje in de Japanse cultuur, waar hiërarchie nog steeds erg belangrijk is. (Arman Avsaroglu)
Terug naar boven | Deze film op het IFFR

Gekunsteld realisme
Troubled Water (De usynlige)
Erik Poppe • Noorwegen/Zweden, 2008

~

Een jongeman wordt uit de gevangenis vrijgelaten, na het uitzitten van een straf voor de dood van een jongetje. Hij krijgt een baantje als organist in een kerk en wordt verliefd op de priester, een alleenstaande moeder. Na enige tijd verschijnt echter de moeder van het slachtoffer ten tonele en dreigt de tragische geschiedenis zich te herhalen. Erik Poppe en scenarist Harald Rosenløw Eeg maken van dit verhaal een intens drama over rouwverwerking, schuld, boetedoening en vergiffenis. Dat overtuigt tot op zekere hoogte, in de eerste plaats door ijzersterk acteerwerk, vooral van rijzende Noorse ster Pål Sverre Valheim Hagen.

Bij Troubled Water speelt echter hetzelfde probleem als bij Tiger-kandidaat Hawaii, Oslo (2004), de vorige film van Poppe en Rosenløw Eeg. Daarin probeerden zij een zeer gekunsteld verhaal te legitimeren door op het eind een magische dimensie toe te voegen. Met Troubled Water houdt het duo het bij puur realisme, maar dat kan evenmin verhullen hoe gemaakt de plot en hoe ongeloofwaardig de samenloop van gebeurtenissen is. Dat maakt de film helaas minder aangrijpend dan hij op grond van de acteerprestaties verdient. (Paul Caspers)
Terug naar boven | Deze film op het IFFR

Muziek / Album

De muzikale pracht van Novastar

recensie: Novastar - Almost Bangor

Het publiek moest lang wachten op het derde album van Novastar. De man die schuil gaat achter de naam Novastar is Joost Zweegers. De gevolgen van een ongeval noodzaakten hem de muziek een halt toe te roepen en hij moest revalideren en opnieuw leren lopen. Dit betekende echter niet een definitieve stop, want na het naamloze debuut in 2000 en Another Lonely Soul in 2004 is Novastar vier lange jaren later terug aan het front met Almost Bangor. En dat zal de muziekliefhebber weten ook.

~

Dat Zweegers muziek kan maken mag na twee zeer succesvolle albums duidelijk zijn. Op deze platen kenmerkte de sound van de Nederlandse Vlaming zich vooral door pianopartijen en melancholische zang. Het bleek een dynamisch duo. Toch heeft Zweegers er op Almost Bangor voor gekozen een andere koers te varen. De melancholische en meevoerende zang is gebleven, maar de piano moest plaatsmaken voor de akoestische gitaar. Een gewaagde zet, maar zeker geen teleurstellende.

Het album opent met het nummer ‘Mars Needs Woman’, een eenvoudige en minimalistische song, maar wel een van zeer hoge kwaliteit. Het is een prachtig nummer met gitaar, basgitaar, drums, zang en violen. Dat laatste voegt een extra dimensie toe aan het nummer. De song heeft een soort soberheid over zich en ontpopt zich door de toevoeging van het vioolgeluid tot bijna een tranentrekker. Kippenvel.

Spaarzaam pianospel

Aan variatie ontbreekt het Almost Bangor niet. Ondanks zijn zeer korte duur van 36 minuten, weet het album vele kanten van Novastar te laten zien. Zo is er de ballade ‘Sundance’, waarin blijkt dat de piano nog niet helemaal van het toneel verdwenen is. Het instrument vormt de enige ondersteuning van de zang van Zweegers, tot er aan het einde van de song strijkers om de hoek komen kijken. Het is een rustig en redelijk traag nummer en misschien wel het mooiste liedje van de cd. Juist doordat er sprake is van een stevige afwisseling en spaarzaam pianospel contrasteert de song sterk met de overige nummers op de plaat. Het nummer springt eruit, weet zich te onderscheiden van de rest door het beperkte gebruik van instrumenten.

Na ‘Sundance’ weet Novastar te verrassen met het nummer ‘Wings On Me’. Het is een wat hardere, uptempo track met een ietwat jazzy sound. Hierdoor staat het nummer lijnrecht tegenover het voorgaande. Toch is dit totaal niet storend. Het is wat de plaat kenmerkt, veel verschillende nummers beïnvloed door veel verschillende stijlen. Denk nu niet dat het album een 36 minuten durende achtbaanrit is, het overdondert namelijk geheel niet. Zweegers weet de verschillende stijlen zo neer te zetten dat ze toch een perfecte eenheid vormen.

Presenteerblaadje

Almost Bangor is een afwisselend album geworden met allerhande nummers. Van ballades tot wat meer rockende nummers, het kan allemaal en Novastar biedt het op een presenteerblaadje aan. Zweegers is een meester in het schrijven van liedjes en behoort misschien wel tot het beste wat de Benelux te bieden heeft op het gebied van singer-songwriters. Met de song ‘Because’ is Novastar al weken in de hitlijsten te vinden en dat is maar goed ook. Deze man is groots en maakt ook grootse dingen. Verplichte kost.

Live in Nederland:
12/02  013 Tilburg
14/02  Paradiso Amsterdam

Boeken / Fictie

De ruimte ontdoet zich van de taal

recensie: K. Schippers - De hoedenwinkel

.

Sonja Driebeecke, ongeveer veertig jaar oud, stopt als inkoopster van een warenhuis om haar eigen hoedenzaak te beginnen. Tegelijkertijd neemt ze van een stedenbouwkundige de opdracht aan om straatnamen te verzinnen voor een nieuwe wijk, even buiten de stad. Daar beginnen de problemen, want tussen de nieuw aangelegde straten blijkt de ruimte zich te verzetten tegen alle pogingen tot naamgeving. Sonja geeft dan ook de opdracht terug. Maar ze blijft geïntrigeerd door de vreemde gebeurtenissen daar. De taal begint uitvalsverschijnselen te vertonen, woorden vallen weg of verschijnen juist op de gekste plaatsen.

Taaluitval

In die zin is dit boek kenmerkend voor Schippers. In zijn vorige boek, het in 2006 met de Libris Literatuurprijs bekroonde Waar was je nou?, was er iets vreemds aan de hand met de tijd: de hoofdpersoon kon via foto’s naar de tijd van zijn jeugd terug. Maar Schippers gebruikt geen grote woorden. De verhalen ontwikkelen zich via een reeks kleine, maar betekenisvolle gebeurtenissen en nauwkeurige observaties. De schrijver lijkt zich tastend door het verhaal te bewegen, alsof het voor hem ook allemaal nieuw en onbekend is. Dat alles is ook herkenbaar in Waar was je nou?. Ditmaal is er iets vreemds gaande wat betreft de ruimte, die verzet zich ertegen om steeds verder teruggedrongen te worden en het middel van dat verzet is taaluitval. Immers, de ongerepte ruimte komt steeds verder in de verdrukking als alles maar namen krijgt en in taal gevangen wordt.

Het lezen van de romans van Schippers vraagt van de lezer om zich in een soort ‘Schippersstand’ te zetten, omdat zijn manier van schrijven tamelijk uniek is. In De hoedenwinkel betekent dat dat de lezer bereid moet zijn zich het verhaal te laten vertellen aan de hand van verschijnselen als het verdwijnen van de woordjes in snoephartjes, een misplaatste ‘G’ op een oude geborduurde merklap of het verschijnen van cursieve teksten als tafelpoot op een tafelpoot. Bovendien maakt Schippers gebruik van een aantal typografische ingrepen en gebruikt hij afbeeldingen wanneer de woorden daadwerkelijk tekort beginnen te schieten.

Toverachtig

De personages in het boek lijken niet – zoals wij lezers – belast te zijn met vastgeroeste ideeën, sociaal bepaalde voorkeuren, jaloezie of afkeer. Ze gaan volstrekt onbevangen met de vreemde verschijnselen om, maar ook met elkaar. De sociale interactie is probleemloos, inclusief de seksuele. Sonja heeft een verhouding met een getrouwde man, maar dat levert geen moeilijkheden op. Ze belandt eenmalig bij een vrouw in bed en ook dat veroorzaakt geen verwarring of verwachting. Het min of meer verbodene, maar probleemloze, brengt de sfeer van een (wens)droom in het boek. De moeilijkheden uit de echte wereld bestaan hier niet, daarvoor in de plaats zijn er problemen die wij niet kennen.

Die manier van schrijven zou wellicht als onrealistisch of zelfs utopisch ervaren kunnen worden, maar Schippers voorkomt dat door voortdurend terug te keren naar het concrete en herkenbare. Het levert een toverachtig en tegelijkertijd concreet boek op. Schippers’ scheppingskracht is zowel ambitieus als bescheiden en doet de lezer verlangen om zelf ook zo opmerkzaam naar de dingen te kunnen kijken. Want dat is de sensatie waarmee de lezer na afloop blijft zitten. Het gewone is eigenlijk heel bijzonder. Als je maar goed kijkt.

Boeken / Fictie

Mystieke nuchterheid

recensie: Kees 't Hart - De keizer en de astroloog

.

Het is 1928 en ’t Hart brengt twee personages ten tonele die ook werkelijk geleefd hebben: Simon Vestdijk, in de roman van ’t Hart nog psychiater in opleiding, en keizer Wilhelm II, uit Duitsland verbannen naar Nederland. De schrijver laat deze twee personages elkaar ontmoeten en er ontstaat een mooi verhaal.

De lezer bevindt zich gedurende de hele roman in het hoofd van Simon. Een volledig psychologisch portret komt tot stand. Simon is een zoeker, een denker. Je zou kunnen zeggen dat hij behoorlijk vreemde aanvallen heeft, hij noemt ze zelf ‘godjeswanen’. Op het moment dat hij een godjeswaan heeft, wordt hij bevangen door het gevoel volledig te begrijpen hoe de wereld in elkaar zit. Het is een soort religieus inzicht, maar dan zonder religie. Simon is geïntrigeerd door zijn eigen godjeswanen. Rationeel verklaart hij zijn momenten van inzicht: het zijn behoeften aan zekerheden en houvast, samenstellingen van beelden en woorden die hij zelf creëert. Al zijn de voorstellingen bizar en herkent hij zich in meer of mindere mate zelfs in de aan wanen lijdende patiënten die voorbij komen, hij vindt de mystieke aanvallen heerlijk en zou er nooit vanaf willen.

Zuiver kader
Dat is waar Simon van houdt: de wereld om hem heen analyseren, begrijpen. Daarom legt hij zich in een soort serieuze hobbyvorm toe op de astrologie. Hij vindt het geweldig om te zien hoe de astrologie systemen bevat, verbanden legt en een zuiver kader biedt om mensen in te ‘vangen’. Tegelijkertijd vertelt hij zichzelf dat astrologie uiteindelijk geen werkelijke antwoorden geeft en bovendien geen wetenschappelijk fundament bezit. Zo wisselt Simon’s houding continu tussen nu weer geïntrigeerd en gepassioneerd, dan weer sceptisch en met lichte spot en humor richting astrologie en zijn godjeswanen. En zo weet ’t Hart heel mooi te verwoorden hoe Simon in filosofisch opzicht balanceert tussen nuchterheid enerzijds en de enorme drang om antwoorden te vinden anderzijds. Ook Simon’s opleiding tot psychiater geeft een handzaam kader om mensen mee te kunnen analyseren. Toch voelt hij dat hij geen psychiater moet worden: ‘een verdere studie in psychiatrie zou bij hem uiteindelijk toch altijd neerkomen op een verkapte bestudering van zijn eigen godjeswanen, de transcendentie daarvan, om het maar eens kantiaans te zeggen’.

Vals voorwendsel
Aan de hand van dit kleurrijke personage worden we meegevoerd naar Doorn, waar hij is uitgenodigd aan het keizerlijk hof van de verbannen Wilhelm II. Hier wordt toegewerkt naar een enerverende klucht. Wilhelm II heeft veel trauma’s en onrust in zijn lijf en Simon is naar zijn hof gelokt onder het valse voorwendsel assistent te worden van zijn docent, psychiater Godefroy. Simon vat een sympathie op voor de keizer, die ook van astrologie houdt. De keizer verveelt zich eigenlijk mateloos. Als balling vervult hij geen enkele belangrijke rol meer; zijn hele hofhouding bestaat in feite uit toneelspelers.

Later wordt pijnlijk maar humoristisch duidelijk in hoeverre hun toneelstuk is doorgetrokken, wanneer blijkt dat de ware reden voor Simon’s komst niks te maken heeft met zijn assistent psychiaterschap. Het gaat om de dochter van een trouwe dienaar van de keizer die zwanger is geraakt van een ‘vervaarlijk sujet’. De keizer wil een geschikte huwelijkskandidaat voor haar vinden. Simon heeft een veelbelovend toekomstperspectief, en het gedoe met ‘astrologie dat slijt vast wel’. Simon wordt inderdaad stapelverliefd op het dienstmeisje, Marielotte, maar erg bijzonder is dat niet, want ‘hij heeft de neiging snel verliefd te worden op vrouwen met wie hij langer dan een paar uur samen is’. Het is dan ook niet zo erg dat hij de strijd verliest van zijn concurrent, die om dezelfde reden is uitgenodigd aan het keizerlijk hof, en het zwangere dienstmeisje uiteindelijk mee naar huis neemt. 

In de keizer en de astroloog nemen we een verrukkelijk kijkje in het hoofd van een hartstochtelijk zoeker, die wordt meegevoerd in de meest bizarre situaties. De lezer weet uiteindelijk tot in detail het hoofdpersonage te vangen en analyseren, precies zoals Simon dat zelf ook zou doen. 

 

Boeken / Fictie

Vurig afgeraden

recensie: Michel Faber (vert. H. Damstra en N. Miedema) - Het vuurevangelie

Met Het vuurevangelie hoopt de Nederlandse (maar in het Engels schrijvende) auteur Michel Faber te delen in het succes dat pseudoreligieuze sensatiethrillers momenteel genieten. Het resultaat is echter op alle vlakken een mager beestje: amper 200 pagina’s waarin bovendien geen spoor van spanning, opwinding of zelfs aangename lectuur te vinden is.

De premisse van Het vuurevangelie biedt nochtans een goed uitgangspunt voor een controversieel verhaal. Theo Griepenkerl, een expert in oude talen, vindt in een stukgeschoten museum in Irak negen intacte boekrollen. Die blijken een integraal evangelie te bevatten dat een heel ander licht werpt op de figuur Jezus Christus. Bovendien is dit evangelie een stuk ouder dan de andere vier en weet men alleen van deze schrijver, in tegenstelling tot de andere, dat hij Jezus gekend heeft.

Flinterdun
Stof genoeg voor een universele revolutie in religieuze kringen, dus geeft de ongelovige Griepenkerl het boek uit. Met uiteraard de verwachte rellen, doodsbedreigingen en ethische uitwijdingen over de geoorloofdheid van het spelen met het geloof van mensen. Waar je dus potentieel een De ontdekking van de hemel voor de eenentwintigste eeuw hebt, is het resultaat een flinterdun boekje waarin Faber alles kwijt wil – godslastering, terrorisme, Irak, de gluiperige uitgeverswereld, extracten uit het evangelie – om uiteindelijk toch niets te zeggen. Hij wil meer dan Dan Brown zijn, maar – ongelooflijk maar waar – slaagt er uiteindelijk in een nog grotere stinker dan The Da Vinci Code te hebben geschreven.

Het grote probleem is dat het allemaal zo voorspelbaar en levenloos is. Een wetenschapper die een onbestaand en bovendien ‘godslasterlijk’ evangelie ontdekt, dat zou aanleiding moeten zijn voor de grootste opwinding en de meest perverse gedachten. Maar in plaats daarvan focust Faber zich op discussies over verkoopcijfers en het feit dat de dikke Griepenkerl nu opeens aantrekkelijk lijkt voor knappe uitgeefsters en agentes. Wanneer de man dan ook nog eens (voorspelbaar) te maken krijgt met extremisten, mondt het hele zaakje uit in een stukje Stockholmsyndroom-volgens-het-boekje.

Reinigend
Bovendien is het allemaal ontstellend slecht en saai geschreven, met beeldspraken die de tenen doen krullen. ‘Hij zette de doos voor zich neer en liep terug naar de flink leger geworden cd-kast, van waaruit haar cd’s hem aankeken met alle onverschilligheid die de popmuziek eigen is.’ In elk geval heeft ondergetekende zich nog nooit bekeken gevoeld door zijn cd- of boekenrek. Zich wassen verwoordt Faber aldus: ‘Hij wreef reinigend schuim op zijn behaarde onderlijf.’ Van de man die ons het Lelieblank, Scharlakenrood schonk, verwacht je meer dan dit soort gemakkelijke zinnen.

Valt er dan niets goeds te vertellen over Het vuurevangelie? Ja, je hebt het snel uit en je bent het meteen vergeten. Het vuur is gedoofd nog voor iemand zich eraan heeft kunnen branden.