Boeken / Non-fictie

Feminisme vanuit mannelijk perspectief

recensie: Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? Over feminisme, existentialisme, God, liefde en seks. - Ruud Welten

Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? Filosoof Ruud Welten in elk geval niet. In nog geen 200 pagina’s geeft hij een zeer scherpe, diepgaande en tegelijkertijd actuele en zelfs vermakelijke uiteenzetting van haar denken over sekse-ongelijkheid – en koppelt dit bovendien aan de hedendaagse samenleving.

Wie is er niet bang voor Simone de Beauvoir, zou je je ook kunnen afvragen. Volgens Welten zijn dat maar weinig mensen. De meeste mannen én vrouwen willen het liefst ver van de ongemakkelijke boodschap van De Beauvoir vandaan blijven. Ook Welten zelf liet de ‘bijbel van het feminisme’ – De tweede sekse (1949) – lange tijd links liggen, ondanks zijn interesse in het existentialisme. Toen hij het uiteindelijk las was hij ‘verbluft en, als man, met schaamte vervuld’.

De tweede sekse

Met De tweede sekse laat De Beauvoir zien dat de vrouw in de westerse wereld steeds ondergeschikt is aan de man en dat dit niet van nature zo is (het had ook anders kunnen zijn). Een samenleving waarin één van de twee seksen structureel op de tweede plek wordt gezet, is een onvrije samenleving. De Beauvoir schrijft in geen enkel opzicht een aanklacht tegen de man, ook al wordt haar feminisme maar al te vaak wél op die manier opgepakt. Welten laat zien dat – als het boek al een aanklacht is – het eerder omgekeerd  is: gericht aan de vrouw. Maar eigenlijk laat de auteur vooral zien dat we De tweede sekse veeleer als een maatschappijkritiek kunnen lezen. Een kritische kijk op een maatschappij die vrijheid in stand houdt door de helft van de bevolking (want vrouwen zijn geen minderheid) achter te stellen, een samenleving die daardoor gewelddadig genoemd kan worden. Ook is De tweede sekse een echt existentialistisch boek; de nadruk ligt op vrijheid en de daarmee samenhangende verantwoordelijkheid.

Mythes

Het zijn zowel mannen als vrouwen die het beeld van ‘de vrouw’ in stand houden. Dit beeld van ‘de vrouw’ wordt gevormd door wat De Beauvoir mythen noemt. Mythen zijn normen- en waardensystemen die bepalen wat iets behoort te zijn. In het existentialisme leren we dat ‘de mens’ – in tegenstelling tot alle andere dieren en objecten – louter bestaan is, zonder essentie. De mens heeft geen essentie en is daardoor (in Sartres woorden: gedoemd om) vrij te zijn. Vanuit die vrijheid geeft hij zichzelf vorm. ‘De vrouw’ is ook een mens en voor haar geldt hetzelfde. Echter, dat is één ding. In het existentialisme leren we óók dat die vrije mens altijd gesitueerd is: zich in een omgeving en bepaalde omstandigheden bevindt. Deze omstandigheid doet nooit iets af aan de vrijheid die onlosmakelijk met het mens-zijn verbonden is. In elke omstandigheid hebben we de mogelijkheid om onze vrijheid te bevestigen.

Voor de vrouw is de samenleving de omstandigheid die haar door bestaande normen en waarden (mythen) over wat een vrouw behoort te zijn gevangenhoudt. In De tweede sekse laat De Beauvoir dat zien aan de hand van talloze voorbeelden uit de literatuur en geschiedenis. Deze vorm is passend, iemand is immers wie hij is in de specifieke situatie waarin hij zich bevindt. De Beauvoir zoekt niet naar oplossingen, maar legt bloot dat er een probleem is. Bovendien laat ze zien dat dit een probleem is van de maatschappij, en zeker niet een probleem van de vrouw. ‘De tweede sekse is dus een boek voor mannen, of in elk geval óók voor mannen.’

Vrijheid

Volgens het existentialisme moeten we onszelf begrijpen vanuit vrijheid. Dat betekent dat ik mezelf niet determineer door dingen te zeggen als ‘zo ben ik nu eenmaal’ of ‘zo hoort het’. Door de natuur zijn we nergens toe voorbestemd, we kiezen zelf wie we zijn en hoe we tegen onszelf en het leven aankijken. In de samenleving krijgt het verschil tussen de seksen vorm, niet door het natuurlijke verschil (dat er uiteraard is), maar juist door de manier waarop in de mythes die we elkaar vertellen tegen deze verhouding wordt aangekeken. Een meisje schaamt zich niet van nature voor haar menstruatiebloed, maar omdat dit haar door de samenleving wordt aangeleerd. ‘We internaliseren voortdurend de waarden die het betekenissysteem waarin we leven ons geeft.’ Dát het meisje menstrueert en de jongen niet is dus een biologisch gegeven, maar onze verhouding daartoe is cultureel bepaald.

Kwade trouw

Volgens De Beauvoir is het onmogelijk ons aan de mythes van de samenleving te onttrekken. Het enige wat we kunnen doen, is deze mythes transformeren. Feminisme is dus geen revolutie van de vrouw, maar van het begrippenkader van de maatschappij. Als we onszelf vanuit vrijheid willen begrijpen, moeten we dus van dit begrippenkader dat ons determineert af. Maar precies dat is wat we niet willen, blijkt wel uit het feit dat vandaag de dag nog nauwelijks iets is veranderd aan het man-vrouw discours waar De Beauvoir tegenin ging. Welten zet eenvoudig uiteen hoe deze mythes door onszelf in stand worden gehouden omdat we liever gedetermineerd dan vrij zijn. Sartre noemde deze ontkenning van onze intrinsieke vrijheid kwade trouw. We zijn te kwader trouw wanneer we dingen zeggen als ‘ik kon niet anders’ en daarmee de verantwoordelijkheid voor ons handelen buiten onszelf leggen. Zo zijn vrouwen ook te kwader trouw wanneer ze de mythes over ‘de vrouw’ steeds maar weer bevestigen en zo het begrippenkader over wat mannen en vrouwen zijn in stand houden.

Transcendentie tegenover immanentie

Welten wijdt één hoofdstuk aan de overeenkomst tussen het denken van De Beauvoir en dat van Freud over de psychoanalyse. Te kwader trouw zijn – jezelf ontkennen – komt overeen met het begrip verdringing bij Freud. Als het begrippenkader waarin het meisje opgroeit masculien is, zal zij een vreemde worden ten opzichte van zichzelf. Volgens Freud leidt zo’n situatie in de jeugd op latere leeftijd tot neurosen. Wat is dan die masculiene taal en die mythe over man of vrouw zijn?

Kortgezegd is bij de man het sleutelwoord transcendentie en bij de vrouw immanentie. De man treedt buiten zichzelf, gaat de wereld in, zet projecten op, maakt dingen, is actief. De vrouw is naar binnen gericht, zorgzaam, bescheiden, liefdevol, passief en offert zichzelf op ten gunste van haar kinderen. Deze transcendentie en immanentie komt zelfs terug in de vorm van mannelijke- en vrouwelijke geslachtsdelen. Dat van de vrouw is ‘onzichtbaar’, naar binnen gekeerd, als een ‘mysterie’. Dat van de man is zichtbaar en naar buiten gekeerd. Ook in de geslachtsgemeenschap is het de man die de ‘leegte’ van de vrouw opvult en daar bovendien iets achterlaat. Ook in de seksuele relatie is de vrouw steeds ‘wat ze nou eenmaal is’, ze vormt zichzelf niet als vrij wezen en is dus te kwader trouw. Tegenover de man, die juist een en al wording en bevestiging van zijn vrijheid is.

Hedendaags feminisme

Vandaag de dag is het denkkader dat De Beauvoir ons biedt volgens Welten volledig verdrongen. In plaats van een transformatie van betekenispatronen focussen we ons op zaken als ‘vrouwenquota’ en houden we dus nog net als in de tijd van De Beauvoir het masculiene discours en mythes over vrouwelijkheid in stand. Alleen al het woord vrouwenquota benadrukt dat de norm ‘man’ is. Het woord quotum verwijst ook naar een berekening. Als er genoeg vrouwen de top bereikt hebben kan de masculiene samenleving weer verder. Daarmee is een vrouwenquotum eerder de bevestiging van de sekse-ongelijkheid dan de oplossing ervan. De ongelijkheid moet weggepoetst worden, zonder dat gekeken wordt naar de basisstructuren van de maatschappij die voor deze ongelijkheid gezorgd hebben.

Gender tegenover sekse

Welten haalt ook de #Metoo beweging aan om te laten zien dat onze samenleving nog altijd wordt beïnvloed door het sekseverschil, waarin het bovendien letterlijk over seks gaat. We praten tegenwoordig over ‘gender’, waar De Beauvoir nog over ‘sekse’ sprak. Volgens haar was sekse méér dan alleen de biologische geaardheid, maar was het juist de sociaal-maatschappelijke betekenislaag van waaruit mannen en vrouwen zichzelf begrijpen. Deze overstap naar het woord ‘gender’ is volgens Welten kwalijk, omdat het de band met de seksualiteit verbreekt. Ook juist de seksualiteit en hoe deze gevormd is door de mythes die we onszelf vertellen speelt een belangrijke rol in de ongelijkheid. #Metoo maakt dat pijnlijk duidelijk.

Feminisme is achterhaald. Diversiteit is wat we vandaag de dag nastreven. Maar precies dit beleid moeten we volgens Welten met De Beauvoir in het achterhoofd wantrouwen. Juist het praten over inclusie en diversiteit bevestigt wederom de norm zonder juist die ter discussie te stellen. Ook hier wordt de vrouw wederom neergezet als minderheid.

‘Opnieuw plaatst het vrouwen in een positie waarin ze moeten verdedigen dat ze geen minderheid zijn, maar de helft van de mensheid, die bovendien zonder hen niet zou bestaan.’ 

Aanrader!

Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? is een ontzettend fijn boekje. Het geeft in weinig bladzijden, korte en heldere verwoordingen een ongelofelijke diepgang en originele kijk op het denken van deze filosofe, waar helaas zo veel mensen nog altijd ‘bang’ van lijken te zijn. Welten laat zien waar dat door komt. Haar boodschap is voor zowel mannen als vrouwen ongemakkelijk, omdat het ze een spiegel voorhoudt. Als we in die spiegel kijken wordt duidelijk dat we onze vrijheid – die we juist zo hoog waarderen – ontkennen wanneer we niets willen veranderen aan het begrippenkader waarmee we onszelf begrijpen en waarbinnen nog steeds meisjes vrouw worden.

Welten schrijft vermakelijk, is duidelijk een kenner én geëngageerd. Niettemin schrijft hij ontzettend vlot en duidelijk. Maar bovenal laat hij zien dat we niet bang hoeven te zijn voor Simone de Beauvoir, zowel mannen als vrouwen niet. De Beauvoir is een zeer waardevolle denker die ons een belangrijke kijk op ons eigen samenleving heeft gegeven, waar we absoluut iets mee kunnen, als we maar willen.

 

 

Muziek / Achtergrond
special: Spotify-playlist van onze muziekredactie

PLAYLIST: 8WEEKLY Aanraders – januari 2021

Zin om wat nieuwe muziek te ontdekken? De redactie van 8weekly verzamelt elke maand nummers die je écht even moet luisteren. Nummers van nieuwe albums, van artiesten die in het nieuws zijn of gewoon liedjes die even aandacht verdienen. De playlist kun je volgen op Spotify, de lijst wordt elke maand geüpdatet. Waarom je juist deze nummers moet luisteren, leggen we je graag uit.

De playlist van januari staat vol aanraders uit het oude en het nieuwe jaar. Nummers uit 2020 waar we geen genoeg van konden krijgen, maar ook nummers van albums die dit jaar nog uit gaan komen. Het is dus een mooie mix van nieuwe en oude nummers en ook nog eens een mix van veel verschillende stijlen. Van verschillende nummers kun je de komende tijd nog een hele album recensie verwachten op onze site!

De playlist van januari 2021

Song For Thrill And Tom – Ane Brun
Sun Kill Moon – Snowbound
The Last Exit – Still Corners
If I Got It – Aaron Frazer
Where They Perform Miracles – Cap Your Hands and Say Yeah
Idiot Prayer – Nick Cave
When I’m With You – Chris Stapleton
One of These Days – Dan Penn
Black Hole Sun – Brandi Carlile
I’ll Be Your Sunny Day – Greg Copeland
Shabrang -Sevdaliza
Only Love – Eivor
What’s Beauty To Do – The Apartments
Leviathan – Therion
M. Ward – I Get Along Without You Very Well
Hartevrouw – Jack Poels
Roses of Neurosis – Sivert Hoyem
Coney island – Taylor Swift

Oude aanraders terugluisteren? We hebben speciale archiefplaylist van onze aanraders, zodat je alles wat wij ooit aan hebben geraden kunt terugluisteren:

Boeken / Non-fictie

Ongelijkheid geïnstitutionaliseerd

recensie: De tirannie van verdienste - Michael Sandel

De Amerikaanse filosoof Michael Sandel schrijft met De tirannie van verdienste één grote kritiek op het meritocratische ideaal, dat vooral in de Verenigde Staten hoogtij viert. Het boek is actueel, scherp, maar biedt helaas weinig perspectieven.

Harvard professor Michael Sandel is inmiddels wereldwijd bekend, met name door zijn kritiek op de politieke theorie van filosoof John Rawls en door zijn kritiek op een ongebreideld vrijemarktdenken. Bij het grote publiek verwierf hij pas echt faam als ‘rockster-filosoof’ toen Harvard zijn colleges over ethiek en politieke filosofie online gratis beschikbaar stelde.

De Amerikaanse droom

Amerika ziet zichzelf als hét land van vrijheid en gelijkheid. Iedereen – ongeacht afkomst, huidskleur, geaardheid, gender – kan succesvol zijn en stijgen op de sociaaleconomische ladder. Als je maar je best doet en hard werkt. Dat is het meritocratische ideaal: je sociaaleconomische positie wordt bepaald door je verdienste (merites). Iedereen krijgt wat hij verdient. Daaraan ten grondslag ligt een politiek systeem dat zo is ingericht dat iedereen gelijke kansen heeft.

Volgens Sandel is precies dit ideaal een gif dat onze samenleving en onszelf ziek maakt. Het gevolg van het heilig geloof in deze op verdienste gebaseerde verdeling in de maatschappij, is dat degenen die onderaan de sociale ladder staan niet alleen (kans)arm zijn, maar bovendien denken dat dit komt omdat ze gefaald hebben. Andersom staan de rijken of succesvollen niet alleen boven de rest, maar denken ze vooral ook dat ze hier recht op hebben. Ze hebben immers hard gewerkt om te komen waar ze nu zijn, hebben op een goede universiteit gezeten waar ze alleen maar terecht konden omdat ze nu eenmaal beter konden leren dan anderen. Kortom: je sociaaleconomische plaats in de maatschappij is het gevolg van jouw eigen handelen en daarmee volledig jouw eigen verantwoordelijkheid.

Winnaars en verliezers

Als ideaal klinkt dat zo gek nog niet, ware het niet dat de werkelijkheid weerbarstiger in elkaar steekt. Neem bijvoorbeeld de toelating tot de goede universiteiten zoals Yale, Stanford en Georgetown. Sandel laat zien dat in werkelijkheid het niet je schoolresultaten, maar het inkomen van je ouders is dat bepaalt of je wel of niet wordt toegelaten (sterker nog: je kunt een toelating letterlijk kopen). Bovendien is de Verenigde Staten een land met een kleine sociale mobiliteit; word je geboren in een arm gezin, dan is de kans klein dat je zelf ooit rijker wordt dan je ouders. Het Amerikaanse geloof dat iedereen die over aanleg beschikt en hard werkt kan opklimmen, strookt niet meer met de feiten.

Tijdens de verkiezingen van 2020 en de recentelijke bestorming van het Capitool – nota bene aangewakkerd door een zittend president – is nóg duidelijker geworden hoe de Amerikaanse democratie onder vuur ligt. Burgers verliezen hun vertrouwen in de grondbeginselen van de republiek die juist altijd als voorbeeld diende voor de rest van de wereld. Journalisten, wetenschappers, politici en zelfs verkiezingsuitslagen worden in twijfel getrokken. Volgens Sandel is deze steeds groter wordende tweedeling tussen winnaars en verliezers hét voorbeeld dat laat zien op welke manier het meritocratische ideaal gif is voor de democratie. (De tweedeling tussen winnaars en verliezers, die zo pijnlijk onder woorden werd gebracht door Hillary Clinton in 2016 in één van haar campagne speeches toen zij de Trump aanhangers wegzette als ‘deplorables’.) De verliezers voelen zich belazerd door de winnaars en dat is terecht, aldus Sandel. Het meritocratische ideaal is niks anders dan een manier om de (steeds groter wordende) ongelijkheid in de Verenigde Staten te rechtvaardigen. Zo houdt de VS zichzelf voor dat gelijkheid en gelijke kansen de grondbeginselen van de maatschappij zijn, terwijl in feite juist ongelijkheid is geïnstitutionaliseerd én gerechtvaardigd.

Ontstaan en herkomst

Sandel schrijft in De tirannie van verdienste ruim 300 pagina’s vol over dit meritocratische ideaal dat is verworden tot een gevaar voor de Amerikaanse democratie. Hij geeft tal van voorbeelden waaruit blijkt dat er geen kansengelijkheid is in Amerika, dat de sociale verschillen alsmaar groter worden en laat tevens zien dat er in dit opzicht een groot verschil is tussen de Verenigde Staten en Europa. Hij geeft tevens een historische uiteenzetting waarin hij laat zien hoe dit ideaal oorspronkelijk vanuit het christendom wortel kon schieten. Volgens het christelijke wereldbeeld zit het universum namelijk zó in elkaar dat (uiteindelijk) deugdzaamheid gepaard gaat met voorspoed en leed met een gebrek daaraan. Bovendien koppelt Sandel zijn betoog aan het denken van andere filosofen, zoals Max Weber of Michael Young.

Toeval

Ook benadrukt Sandel het (te) grote belang van toeval in dit ideaal. Als ik toevallig goed ben in pianospelen en daar beroemd mee wordt ben ik in deze maatschappij succesvol, een ‘winnaar’. Bovendien is dat dan ineens mijn verdienste. Terwijl ik evengoed in een maatschappij had kunnen leven waarin goed kunnen pianospelen werd verafschuwd, waardoor ik als ‘verliezer’ uit de bus zou komen. Daarnaast is het sowieso een kwestie van toeval of er überhaupt iets is waar je goed in bent (of wat bijvoorbeeld je IQ is). Ook dat maakt dat dit ideaal in de basis onjuist is en ongelijkheid en lijden in de hand werkt.

Al met al schrijft Sandel een overtuigend betoog over de tekortkomingen en gevaren van het meritocratische ideaal voor het huidige, tot op het bot verdeelde Amerika. Overtuigend, maar wel redelijk ‘saai’ geschreven, met veel herhalingen die steeds net iets anders geformuleerd zijn. Maar goed, als Harvard professor kiest Sandel zijn woorden en stellingen zorgvuldig en dat is te prijzen. Teleurstellend is wel dat Sandel geen ruimte neemt voor een toekomstvisie: hoe komen we van deze manier van denken over verdienste af? Wat is een mogelijk alternatief? Alleen in zijn conclusie van slechts zes pagina’s wijdt hij er enkele zinnen aan, waarin dan ook nog blijkt dat er nauwelijks een alternatief is. Wellicht dat een volgend boek hierop in kan gaan. Toch blijf je als lezer van De tirannie van verdienste achter met de vraag hoe deze situatie ooit zal veranderen.

Boeken / Non-fictie

Afrekenen met podiumvrees

recensie: Zeg het - Anouhk Sterken

Klotsende oksels en slapeloze nachten: voor veel mensen levert het geven van presentaties veel stress op. Geen wonder dat er zo veel over geschreven is. Toch is Zeg het een waardevolle toevoeging op de zelfhulpboeken over het overwinnen van deze angst.

Anouhk Sterken is niet van de strikte regels. Voel jij je er prettig bij om je handen in je zakken te hebben wanneer je op het podium staat? Vooral doen dan! Presenteer je liever zittend dan staand? Ook helemaal goed. Haar niet-dogmatische benadering is verfrissend. Als er één boodschap is die blijft hangen na het lezen van Zeg het, dan is het wel dat je je vooral niet in rare bochten moet wringen om maar te presenteren zoals het ‘zou moeten’. Of het nu gaat om een zakelijke pitch, een presentatie van de kwartaalcijfers, een feestje of een date: het geheim zit ‘m volgens Sterken in het aangaan van een verbinding met de ander.

Neem een rol aan

De eerste hoofdstukken van Zeg het focussen met name op het vinden van een authentieke stem. Sterken praat de lezer moed in. Ook jij hebt een verhaal dat het waard is verteld te worden. Leer vertrouwen op je uniciteit en weet dat je in het leven meerdere rollen speelt. Je bent niet ‘fake’ omdat je je bij je vrienden anders opstelt dan op kantoor. Het gaat erom dat je leert de juiste rollen op het juiste moment te spelen.

Ook staat Sterken uitgebreid stil bij blokkades. Volgens de meest voorzichtige schattingen zou maar liefst één op de vier volwassenen last hebben van presentatieangst. Voor hen zijn de oefeningen om je stress te reguleren erg bruikbaar. Haal goed adem en maak een presentatie niet groter dan hij is. Uiteindelijk ben je gewoon een persoon die wat woorden zegt tegen een ander.

Handzaam naslagwerk

In de rest van het boek komen de meer praktische zaken aan bod. Hoe bouw je een presentatie op? Hoe bereid je je voor? Hoe kun je een presentatie bijsturen wanneer je merkt dat je publiek afgeleid is? Ook nu er weinig fysieke bijeenkomsten plaatsvinden, zijn de hoofdstukken relevant. Zo gaat Sterken in op thuiswerken en het zo efficiënt mogelijk voeren van een telefoongesprek.

Deze heldere indeling maakt Zeg het tot een handzaam boek dat je niet noodzakelijkerwijs van kop tot staart hoeft te lezen. Je pakt het er makkelijk even bij wanneer het aan de orde is. Sterkens belangrijkste verdienste is haar laagdrempelige benadering. Je hoeft geen podiumtijger te worden maar kunt het jezelf wel een stuk makkelijker maken door Sterkens adviezen ter harte te nemen.

Boeken / Fictie

Gestoord goed of goed gestoord?

recensie: Lize Spit - Ik ben er niet

De debuutroman Het smelt van Lize Spit veroorzaakte in 2016 een wervelwind van lovende reacties en zette meteen uitgeverij Das Mag op de kaart. Nu is er een nieuwe dikke pil van de hand van de Vlaamse schrijfster: Ik ben er niet (2020). Ook in dit boek wemelt het van prachtige stilistische woordkeuzes, maar het verhaal zelf is ongekend oncomfortabel om te lezen.

De twee hoofdpersonages in het boek Ik ben er niet zijn soulmates. De Antwerpenaar Simon en de uit Brussel afkomstige Leo zijn al tien jaar een stel. Beiden verloren op jonge leeftijd hun moeder en hebben een moeizame relatie met hun vader. Het is het leed dat hen bij elkaar houdt. Het is als de hardnekkige secondelijm die hen zo aan elkaar laat kleven, dat de twee geliefden bijna functioneren als één persoon. Ze houden er beiden nogal – op z´n zachtst gezegd – vreemde trekjes op na. Zo beschrijft Leo haast gelukzalig alle intieme momenten met haar vriend, die laat inzien dat ze altijd in hun ´eigen cocon´ hebben geleefd: ¨Ik mocht de korstjes van zijn schrammen lospeuteren als ik dacht dat ze genezen waren¨.

Als dit nog niet onplezierig overkomt, dan zou het volgende fragment toch wel minstens vraagtekens oproepen: ¨Hij [Simon] had veel buikhaar, en altijd stofpluisjes in zijn navel in de kleur van zijn t-shirt, die hij de hele dag voor mij opspaarde, omdat hij wist dat ik die er graag uit pulkte¨. Dat Leo, na deze ´pluisgolf´, de opgespaarde pluisjes gebruikt om een knuffelbeertje mee op te vullen, is simpelweg ´to much information´ (TMI). En dat is wat dit boek zo kenmerkt: het is één grote brei aan ´TMI´. Misschien is dat ook Spits doel en tonen al die eigenaardige gekkigheden van het tweetal aan dat ze écht anders zijn dan ieder koppel dat je kent.

Ongewilde flaporen

Al die gekke handelingen – zoals het tellen van alle ´snottepieten´ na een dagje verbouwen – vallen in het niet bij de gestoorde acties die Simon zal uitvreten. Op een dag komt Simon thuis met een tattoo achter zijn oor. Dit is een verwijzing naar het pestverleden van Simon, die zijn oren liet corrigeren nadat hij jarenlang werd gepest vanwege zijn flaporen. En dan lijkt er iets in hem te breken. Simon zegt zijn baan op als grafisch ontwerper bij Think Out Loud, raakt compleet geobsedeerd door zijn ex-collega Coen in wie hij een pestkop uit het verleden herkent en begint zijn eigen tattoobedrijf: Simon Sproud (een vertaling van zijn achternaam ´Spruyt´).

Nog voor de website van zijn eigen bedrijf goed en wel is gelanceerd, arriveren grote pakketten bij hun appartement: Simon laat visitekaartjes drukken en merchandise in groten getale maken. In eerste instantie laat Leo hem begaan: Simon maakt een ´proeftattoo´ voor haar én als Simon de slaapkamer verbouwt tot kantoor, houdt Leo haar lippen stijf op elkaar. Maar dan begint Simon paranoïde te worden. Het witte busje van de werklui in de straat: zit daar niet heel toevallig Coen in, die hem afluistert en zijn bedrijf wil ondermijnen? En speelt hij niet onder één hoedje met zijn vriendin Lotte, de collega van Leo bij de winkel in zwangerschapskleding, Boek&Buik geheten, om hem te gronde te richten?

De realiteit uit het oog

Spit snijdt met dit thema iets zeer pijnlijks aan: de leefwereld van iemand met een bipolaire stoornis en de impact van deze ziekte op omringende familieleden en vrienden. Simon wordt steeds onhandelbaarder en verliest de controle op de werkelijkheid. Hoewel Leo diep vanbinnen weet dat het gedrag van Simon niet goed te praten is, weerhoudt de liefde haar om écht actie te ondernemen. Als ze hem na een werkdag thuis in zo´n slechte staat vindt, brengt ze hem onder in een psychiatrische kliniek. Spit laat zien hoezeer de omgeving lijdt als iemand een bipolaire stoornis heeft. Hoe moeilijk het is om de zorg te dragen voor de ander, als je zelf ook stuurloos door het leven gaat. Hoe moeilijk het is om zelf verder te leven, als je zo afhankelijk bent geworden van iemand anders. Enerzijds leef je als lezer met Leo mee en anderzijds denk je: waarom verlaat je hem niet? Leo pikt zóveel van Simon, dat je je gaat irriteren en waardoor je je gaat afvragen: wat is de prijs die we voor de liefde betalen?

Het verhaal is ongemakkelijk, een vervelend gevoel bijt zich in je vast en gaat niet weg voor je de verlossende laatste bladzijde hebt omgeslagen. Een opgelaten gevoel en compassie wisselen elkaar in hoog tempo af. Dat is de verdienste van Spit: ze zet de meest onsmakelijke details op papier, details die maken dat je haast niet verder kúnt lezen. En toch is dat wat je doet, omdat ze toewerkt naar een spannend plot.

Voor iedereen die onbekend is met deze ziekte, is het een griezelige kennismaking met een van de meest ondraaglijke psychische ziektes die er zijn. Het opent de ogen voor mensen voor wie we geen oog willen hebben. In die zin is het boek zeker ´vernieuwend´. Al moet gezegd worden dat het niet zo verwonderlijk is dat Spit wéér een te grote dosis woorden nodig had om haar verhaal op papier te zetten. Niet alleen Het smelt was haast zo dik als de Bijbel, ook dit werkje barst van de zinnen. Feit blijft dat Spit met veel omwegen duidelijk maakt wat ze wil zeggen. Dat doet ze door zinnen te formuleren die zwanger zijn van de metaforische vergelijkingen, zoals die op de achterflap prijkt: ¨Wij waren de twee scheefgezakte pilaren, die zodra je ze tegen elkaar aan deed leunen, steviger zouden staan dan één ongeschonden, op zichzelf staande pilaar ooit kon¨.

Storend? Nee. Het laat juist zien dat Spit een woordkunstenaar is. Haar plezier in het zoeken naar de perfecte woordcombinaties, is duidelijk te zien. Het is een genot om de sterk gestileerde zinnen talloze pagina´s achter elkaar te lezen. Ja, véél woorden zijn het wél, maar als die woorden een hoger doel dienen, dan is er geen woord te veel….

Boeken / Non-fictie

Over ontkerking en overbevissing

recensie: De ontdekking van Urk - Matthias M.R. Declercq

Geen enkele gemeente in Nederland is zo gelovig als Urk: maar liefst 98% van de inwoners is ingeschreven bij één van de vijfentwintig kerken. In De ontdekking van Urk probeert Matthias de Declercq grip te krijgen op dit voormalige eiland.

Tegenwoordig komt Urk vooral in het nieuws als coronabrandhaard. Tien jaar geleden was het een gruwelijke moord die journalisten naar het Flevolandse plaatsje bracht. De veertienjarige Dirk was er met zevenenveertig messteken om het leven gebracht door zijn vriendje. Het was een van de eerste klussen voor de kersverse journalist Declercq en het lukt hem niet goed om een voet tussen de deur te krijgen bij de lokale gemeenschap, die als vrij gesloten te boek staat. Al bij het reserveren van een hotel valt hij door de mand: het is niet in Urk, maar op Urk: een overblijfsel van de eilanddagen. Toch blijft het vissersdorp Declercq ook na zijn bliksembezoek bezighouden. Zodoende keerde hij in 2019 voor enkele maanden terug. Zijn missie: grip krijgen op dit fenomeen.

Op hoop van zegen

Niet alleen voor de Vlaming, maar ook voor de meeste Nederlanders vormt Urk onbekend terrein. Het dorp werd in de jaren ‘40 ingepolderd, maar echt verbonden met de rest van Nederland werd het nooit. In het mini-universum dat Urk is staat God op de eerste plaats, zo getuigt het duizelingwekkend aantal kerkgenootschappen. Grofweg zijn ze in te delen in lichte en zware kerken. Een minuscuul interpretatieverschil van de Bijbel vormt genoeg aanleiding om een nieuwe kerk te beginnen.

Wat de gelovigen dan weer verenigt, is het bidden voor vermiste zeelieden. De visserij is van oudsher een belangrijke inkomstenbron voor het dorp, zij het niet zonder gevaren. Declercq hoort talloze tragische verhalen aan van families die hun geliefden verloren op zee. Niet enkel vroeger, maar ook tijdens het verblijf van Declercq wordt een vissersboot met twee opvarenden vermist. In de gemeenschap heerst even nog een sprankje hoop: misschien zijn de mannen in een luchtbel terecht gekomen. Maar het duurt niet lang of wrakduikers maken ook aan die illusie een eind.

Schaduwzijde

Met de komst van de Afsluitdijk werd Urk voorgoed van de Zuiderzee afgesloten. Vanuit Urk kan enkel nog in het IJsselmeer gevist worden. Wie in zoutwater wil vissen, moet eerst een paar uur met de auto naar het noorden. Ook de Europese regelgeving rondom visquota maakt het voor de jongere generatie geen vanzelfsprekendheid om het werkende leven op zee door te brengen.

Declercq vervlecht de schijnbare tegenstrijdigheden van Urk moeiteloos en laat ook de schaduwzijde niet onderbelicht: de visfraude, de zuipketen en zelfs de cocaïnehandel. Nooit is hij neerbuigend of spottend naar zijn onderwerp en dat siert hem. Het vergt toewijding om chocola te maken van deze naar binnen gekeerde gemeenschap, maar Declercqs doorzettingsvermogen heeft zijn vruchten afgeworpen.

Bekijk hier de boektrailer.

Film / Achtergrond
special: Levensritme in de film Notturno en het hoorspel Lilian

De cultuurstekker

Plug een boek in een film of een album in een boek. In onze rubriek De cultuurstekker brengen we cultuuruitingen met elkaar in contact. Als gevaarlijk experiment, snelle energieopwekking of mysterieuze reactie. In deze editie bespreekt redacteur Els van Swol de film Notturno (2020) van regisseur Gianfranco Rosi en het hoorspel Lilian (2020) van de componiste Kasia Głowicka.

Het thema van zowel de film als het hoorspel is oorlog. In de film gaat het over de oorlog in het Midden-Oosten, in het hoorspel over de oorlog in Libië. Of, liever: het gaat over wat een oorlog met mensen doet, over de gevolgen ervan. En uiteindelijk ook over glorende hoop.

De linking pin tussen de film en het hoorspel is het ritme van beide kunstvormen. In de film die van de opeenvolgende beelden, in het hoorspel die van de opeenvolgende geluiden, spraak en muziek. En stilte, veel stilte in zowel de film als het hoorspel.

Notturno

De film begint met een korte beeldtekst over het Midden-Oosten na de Tweede Wereldoorlog en de ontstaansgeschiedenis van de film, die in de afgelopen drie jaar is opgenomen langs de grenzen van Irak, Koerdistan, Syrië en Libanon. Daarna volgt het beeld van een bataljon, soldaten die kreten uitslaan terwijl de dag naakt. De kreten volgen elkaar met korte tussenpozen ritmisch op. Dit is de intro tot de film.

We zien een desolaat landschap met een verlaten fort, een gevangenis. Zwijgende vrouwen lopen er rond. In klank en beeld de tegenhanger van de kreten van de mannen. Eén van de vrouwen treurt al zingzeggend om haar dode zoon. Ze voelt zijn aanwezigheid wanneer ze de muur aanraakt. De andere vrouwen vetrekken en zij blijft alleen achter. Met een paar foto’s van haar zoon, de muur aaiend, maar hij is weg.

Zo volgen de beelden elkaar op, als verzen van een gedicht. Dialectisch ook: man-vrouw, haat-liefde, kreten-zwijgen. Er wordt sowieso weinig gesproken in de film, maar in de stilte hoor je de echo van de oorlog in deze gebieden. Zie je soldaten doodstil op de uitkijk staan, het geweer, de verrekijker en walkie talkie in de aanslag. Zie en hoor je psychisch verwonde mensen in een ziekenhuis, zie je vluchtelingenkampen.

Vijf mensen repeteren een toneelstuk, zoals er aan het begin van de film vijf mensen mee rouwden met de vrouw in het verlaten fort. Ook hierin zit een terugkerend ritme.
Vier soldaten staan op wacht. Vijf min één; het beeld spreekt voor zich. Show, don’t tell.

Het toneelstuk gaat over het verzet, de martelaren die stierven voor het vaderland. Over donkerte die afsteekt tegen het nakende licht, ‘een lente van puin en duisternis’, zegt een van de psychiatrische patiënten/toneelspelers, die door een arts/regisseur wordt opgejut zijn tekst sneller uit te spreken, zijn ritme te versnellen. Als een mitrailleur.

Het is het ritme van het leven in een door oorlogen verscheurd gebied, waar de alledaagse routine doorgaat: een vrouw ruimt de matrassen op waarop het gezin in het eenkamerhuis sliep, ze roert in een pan op het vuur. Een man doet een dutje, de vrouw maakt de bedden weer gereed voor de nacht. Het is het terugkerende ritme van dag en nacht.

De weg marcherende militairen van het begin worden tegen het eind van de film gespiegeld door een groep in oranje overalls geklede IS’ers, die de luchtplaats van een gevangenis oplopen en zich verspreiden, alleen, met z’n tweeën of in een groepje. Na afloop van het kortdurende luchten gaan ze weer naar binnen, de handen op elkaars schouders. De honderdtachtiggradenregel wordt dit filmtechnisch genoemd: shot-tegenshot.

Een man met een geweer, zittend in een kano, duikt weer op. Hij kwam eerder in beeld, maar nu vaart hij terug. Is het misschien gewoon een eendenjager, en heeft hij niets met de oorlog te maken? Het leven gaat door. Op het ritme van alledag.

Lilian

Het hoorspel van Kasia Głowicka begint met piepjes. Het is het geluid van een sms’je dat een Eritrese man, Tesfay, die in Libië gevangen zit in het Zitan Detention Centre, stuurt aan Lilian, professor mensenrechten. Hij vond haar nummer in een gsm die hij had geleend. Lilian zit op dat moment te ontbijten en je hoort de dagelijkse geluiden daarvan op de achtergrond. Rammelende bordjes geven een ritme aan alsof het slagwerkinstrumenten zijn. Je hoort een man herhaaldelijk roepen dat het tijd is, gevolgd door stilte, want ook in dit hoorspel zit veel stilte, dodelijke stiltes, zware stiltes, hier gevolgd door elektronica en pianoklanken. Deze geluiden vormen samen de ouverture, gelijk Notturno een intro kent. Daarna komt ook hier het verhaal op gang.

Weer hoor je piepjes, maar dat kunnen nu ook die van een hartbewakingsapparaat in het ziekenhuis zijn; het geluid is even dubbel als het beeld van de man in de kano in Notturno. Je hoort een vrouwenstem: ‘How are you?’ De ontvangst stoort. Weer klinkt elektronica, je hoort stemmen. En weer: ‘How are you?’ van Lilian aan Tesfay. Er volgt een stilte en vervormde pianoklanken. En dan: ‘How is she today? How was the night?’ Het gaat over de dochter in het ziekenhuis. De klanken van de muziek zijn donker, als de nacht in Notturno.

Lilian gaat fluisterend verder tegen Tesfay. Hij vertelt haar, dat alle vluchtelingen huilen, worden geslagen en dat sommigen worden verkracht. Opnieuw klinken ritmisch piepjes, als in een echokamer opgenomen. De piepjes van de sms’jes en de hartbewakingsmachine lijken zich met elkaar te vermengen. Op leven en dood.

Lilian en Tesfay praten verder. Tesfay is ten einde raad en wil naar Nederland komen, naar Lilian en haar gezin om te trouwen met een van haar verwanten. De verpleegster zegt tegen Lilian, dat zij naar huis moet gaan om te slapen, maar ze blijft en wil de hand van het kind vasthouden. En misschien in gedachten ook die van Tesfay, zo ver weg zonder dat ze veel voor hem kan doen. Het hoorspel is ten einde.

Het hoorspel duurt iets meer dan vierentwintig minuten, maar het leven, het overleven, gaat door. Vierentwintig uur per etmaal. Toch blijft ook de hoop levend, zoals de nakende dag in Notturno. Hoop op genezing, op overleven, op contact, op mensen die met elkaar meeleven en voor elkaar willen instaan. Dat houdt mensen op de been.


Componiste Kasia Glowicka

Meer informatie

De film Notturno is de opvolger van Fuocoammare, de vorige film van de in Ethiopië geboren Italiaans-Amerikaanse  regisseur Gianfranco Rosi (1964). Hij reisde voor deze IDFA-documentaire drie jaar lang door het Midden-Oosten. Notturno betekent ‘beeld van de nacht’.

Het hoorspel Lilian is gebaseerd op driehonderdvijftig pagina’s tekstberichten die in handen kwamen van Kasia Głowicka (1977), een van origine Poolse componiste die in Nederland woont. Het waren berichten die een jonge vluchteling in Libië gedurende achttien maanden heeft gestuurd aan de Nederlandse hoogleraar Mirjam van Reisen van de Universiteit Leiden. De componiste/dramaturge verwerkte deze berichten in haar nieuwe werk, haar eerste hoorspel dat ze schreef in opdracht van Warsaw Autumn. Het ging in 2020 in première en werd later op de Poolse radio uitgezonden. Het is geschreven voor stemmen, piano en elektronica. De stemmen zijn die van stemkunstenaars uit Europa en Afrika.

Muziek
special: Muzikaal jaaroverzicht 2020

Alleen genieten van muziek

In vele opzichten is 2020 een bijzonder jaar geworden. Het coronavirus heeft een enorme impact gehad op ons leven. Muzikaal heeft het virus zijn sporen nagelaten in de uitgekomen muziek maar ook zeker hoe we muziek konden beleven. Het delen van muziek kreeg een heel andere dynamiek. Muziekredacteuren Karen, Roelof, Jorien en Joost blikken ieder op een eigen manier terug op hun muzikale ervaringen uit 2020. Karen had een vrij stil muziekjaar, Roelof beschrijft die ene muziekavond in februari, Jorien leerde waarom ze juist graag concerten bijwoont en Joost heeft een top 10 van zijn favoriete albums uit 2020 gemaakt.

Karen: 2020 was een stil jaar

“Heel eerlijk: 2020 was voor mij heel stil. Het was een jaar waarin ik weinig muzikale plannen had, of welke plannen eigenlijk ook. Maar in de tussentijd heb ik toch voort kunnen teren op muziek die ik al door en door kende. Op mijn dagelijkse fietstocht naar het werk, middenin deze bevreemdende periode, hield ik me bijvoorbeeld vast aan de vertrouwde moederstemmen van Israëlisch-Amerikaans multitalent Noa, de Portugese zangeres Sara Tavares en Vlaamse heldin Trixie Whitley. Of aan de stemmen van Becca Stevens en Ane Brun, waar ik ook twee lovende recensies over schreef. Het bracht me troost én energie om hun inspirerende muziek naast me te hebben. Natuurlijk kijk ik er erg naar uit om dat idolenlijstje verder uit te breiden in 2021.

Uiteindelijk probeerde ik vanaf september de stilte weer op te vullen door zélf creatief aan de slag te gaan. Enerzijds startte ik hier als (eind)redacteur bij 8WEEKLY en anderzijds haalde ik mijn songwritingskills weer lekker boven in een naschoolse academie.”

Roelof: februari lijkt een eeuwigheid geleden

“Maandagavond, drie februari 2020: Folk en klassiek komen samen in voorstelling rondom componist Charles Ives, luidt de kop boven een gezamenlijke voorstelling van pop-lector Leo Blokhuis, folk-muzikant Sam Amidon en violiste Diamanda La Berge Dramm. Drie februari 2020 op de zolder van de Tivoli: Club Nine, wat zaten we dicht op elkaar.

Ik herinner me: een beetje knullig lachen met het koppel voor me, op nog geen halve armlengte afstand. Over de hoeveelheid trappen naar Club Nine. Dat we onze workout er al op hadden zitten vandaag. Ik herinner me: Leo Blokhuis, in een correct blauw pak, nerveuzig recht-staand bij de ingang. In de zaal, nog geen veertig zielen. Ik herinner me: hoe ik en mijn drie meegenomen vrienden Blokhuis’ toespraak opnamen als een spons. Hoe gretig ik luisterde. En even later: hoe ik mijn hoofd brak over het muzikale carnaval van Ives. Hoe we onze hoofden braken. En beproefd werden. En lachten, en nadien twee drankjes. 

Het wegstervende, welhaast engelachtige gefluister van de laatste compositie Shining Shore bleek de veel te voorbarige slot-hymne van een verder volledig ontregeld 2020. Wat volgde voelt, achterom kijkend, als een uitgestrekte, grauwe zee. Alle dagen, weken, maanden op één grauwe, ellendige hoop van zeewater en tijd. Vaarwel bleke kust. En afdrijven. Vooral thuiswerken. Zoommeetings. Teamsmeetings. Soms in joggingbroek, soms zonder tandenpoetsen.

Op de vrij recent uitgebrachte plaat van Sam Amidon, het gelijknamige Sam Amidon, staat een vrij traditionele bewerking van het in de  jaren 20 neer-gepende Time has made a change:

Time has made a change in the old home place /

Time has made a change in each smiling face /

And I know my friends can plainly see /

That time has made a change in me.

Ik wist dat ik oud zou worden dit jaar, maar minder oud dan dat ik me nu voel, terugblikkende op 3 februari 2020, een eeuwigheid geleden.”

Jorien: het grote gemis van livemuziek

“2020 moest een geweldig jaar vol langverwachte concerten en musicals worden en gelukkig begon het ook goed. Ik trapte het jaar af met verschillende theaterbezoeken, onder andere aan de musical We Will Rock You met zangeres Anastacia in de hoofdrol, ik ging ook naar Showponies 2 en Anastacia de musical. Ook hoorde ik Floor Jansen (zangeres van Nightwish) de sterren van de hemel zingen in haar soloshow en zag ik de spetterende show van Apocalyptica en Sabaton, voordat alle live evenementen werden stopgezet.  Op de planning stond nog veel meer: allerlei musicals, verschillende festivals en concerten van onder meer Rammstein, Within Temptation en Evanescence, Epica en Nightwish.

Nu kon ik even teren op de liveshows die ik gezien had, maar al snel begon het weer te kriebelen. Gelukkig bedachten veel artiesten creatieve manieren om via livestreams shows op te voeren en werden er allerlei filmopnames van musicals gestreamd op Youtube. Online zag ik allerlei musicals en woonde ik diverse live livestreams  (ja er bestaan ook vooraf opgenomen livestreams) van concerten bij , zoals van Apocalyptica, Corvus Corax, Rapalje, maar toch mist er iets… Het live ervaren van de muziek, zorgt ervoor dat je direct geraakt wordt, de emoties stromen direct binnen en het geeft een fijne energie. Uitleggen waarom je ergens live bij móet zijn, vind ik nog steeds lastig, maar ik heb dit jaar geleerd dat dit echt essentieel is voor mijn muziek- en theaterbeleving.

Gelukkig kwamen er dit jaar wel wat albums en singels uit waarvan ik, en menig metalfan, heb kunnen genieten en die het noemen waard zijn. Apocalyptica bracht het instrumentale Cell-0 uit, een mooi en rustig instrumentaal album waarop ik af en toe wel wat gastvocalen mis. Nightwish betoverde 2020 met Human.:II:Nature, een album dat je laat wegdromen naar wandeltochten door Midden-Aarde en waarop de artistieke input van Floor Jansen duidelijk te horen is. Within Temptation en Evanescence waren ook op dreef met een aantal singles die ze uitbrachten en ze lieten weten dat hun duo-concerten verschoven werden en niet geannuleerd. Tenslotte bracht System of a Down na jaren weer een paar singles uit (om aandacht te vragen voor de situatie in Armenia) waarop hun unieke stijl altijd vertrouwd is.“

Joost: 2020 heeft ook veel moois gebracht

“Op 5 maart van dit jaar kwam er plots een einde aan de echte concertbelevingen. Na de show van Johan Derksen met Malford Milligan, Jack Hustinx, Erwin Jawa en Hilde Vos is er geen groots concert meer mogelijk geweest. Wanneer het weer kan weten we met z’n allen niet! De cultuursector viel zo goed als stil. Velen durfden ook niet naar de kleine concerten met maximaal dertig gasten in de zaal. Veel artiesten zochten hun heil in het geven van onlineconcerten. Maar dit komt geenszins overeen met een echt concert. Het is leuk voor erbij maar je mist heel veel. We genoten die avond van 5 maart met volle teugen nog niet in de wetenschap van wat ons allemaal boven het hoofd hing! Hoe zouden we die avond beleefd hebben als we wisten dat het daarna nog heel lang ging duren?

Muzikaal heeft het jaar 2020 ons veel moois gebracht. Natuurlijk zullen we nooit weten wat er uitgekomen zou zijn als we niet zo’n bijzonder jaar hadden meegemaakt. Of hoe we de muziek zouden ervaren hebben, want we zijn misschien wel heel anders naar muziek gaan luisteren in deze vreemde maanden.

Mijn top-10 van het jaar ziet er als volgt uit, enkele albums hieruit vind je terug in recensies op onze cultuursite:

  1. Dan Penn – Living On Mercy
    Dit album van Dan Penn lijkt de kroon op zijn werk. Luister naar het slotlied ‘One Of These Days’. Dat liedje komt zo stevig binnen als je de tekst tot je laat doordringen. Laten we hopen dat Penn nog meer moois voor ons in petto heeft.
  1. Greg Copeland – The Tango Bar
    Voor mij kwam dit album uit de lucht vallen. Het bleek het derde album van Greg Copeland te zijn. Zijn vorige album was al een miskend meesterwerk. Deze lijkt dat ook weer te worden.
  1. Sevdaliza – Shabrang
    Het Nederlandse talent Sevdaliza blijft zich maar verder ontwikkelen! Maar in ons land krijgt ze nauwelijks voet aan de grond.
  1. Jonathan Hultén – Chants From Another Place
    Dit album is een verborgen schat. Een folkalbum uit Zweden van een voormalig metalbandlid.
  1. Ásgeir – Sátt
    De IJslandse versie van het album van Ásgeir is net als zijn debuut het fraaiste.
  1. Bill Fay – Countless Branches (Deluxe Edition)
    Bill Fay blijft bij het verstrijken van de jaren steeds mooiere albums maken. Vele decennia hoorden we niet van hem en nu horen we juist met relatief hoge regelmaat van hem.
  1. Diana Jones – Song To A Refugee
    De stem van Diana Jones en haar liedjes zijn voor de liefhebber niet te versmaden.
  1. Bruce Springsteen – Letter To You
    Voor het eerst weer een album met de E-Street band. En wat voor één!
  1. Eivør – Segl
    Segl van Eivør stond gepland om met een grote tournee ondersteund te worden. Daar kwam net als bij vele andere artiesten niets van terecht. Maar het album staat als een huis. Met medewerking van reeds genoemde Ásgeir.
  1. The Apartments – In And Out Of The Light
    Het duurde vijf jaar voordat The Apartments weer wat van zich laten horen. Het album verscheen ook nog heel erg onder de radar. Maar het is wederom wonderschoon! Daarom sluit het de TOP10 van 2020 af.”

 

Muziek / Album

Diversiteit troef

recensie: Pop/Rock update volume 2: Eva Auad, Greyhounds en Samantha Martin
Albumhoezen pop/rockalbumhoezen van elke artiest

Deze tweede editie van de pop/rock update is twee jaar na de eerste. In die tijd is er natuurlijk genoeg in het genre uitgekomen. Net als bij muzikanten die na lange tijd nieuw werk uitbrengen, hoopt 8WEEKLY dat jullie reikhalzend hebben uitgekeken naar deze nieuwe editie waarin we drie pop/rockartiesten bespreken. Deze worp is heel divers: van poppy tot retro-soul, rock en een tikje blues.

Een genre met een hek eromheen is niet spannend. En net als bij andere genres is het ook bij pop/rock moeilijk om deze in één hokje te stoppen. De drie besproken acts vallen onder de genoemde groep maar zijn toch allen heel verschillend. We starten bij Eva Auad, die misschien wel de lichtst verteerbare is van dit drieluik. Greyhouds neemt ons vervolgens mee naar Texaanse invloeden, maar schuurt al richting soul met lichte invloeden van reggae. Samantha Martin, die met haar vorige album stevig in de blues zat, gaat nu meer richting de retro-soul, rock en een tikje blues.

Eva Auad

De Nederlandse Eva Auad heeft met Like No Other een album van internationale allure gemaakt. Het album wordt volgens de begeleidende tekst van de platenmaatschappij tot de popmuziek gerekend. Toch weet Auad de luisteraar regelmatig aan de hand te nemen richting de jazzinvloeden om vervolgens ook richting een Broadwaymusical-gevoel te kruipen. Als je denkt bij een liedje dat je Eva Auad wel in één hokje kunt vatten, dan ontglipt die gedachte je bij een volgende song net zo makkelijk weer. Met andere woorden: je kan stellen dat Auad maar één ding goed kan en dat is kwaliteit vasthouden. Want daar ontbreekt het absoluut niet aan in het dozijn liedjes dat we terugvinden op dit derde album van deze dame. De muziek klinkt spannend genoeg om te blijven boeien bij iedere draaibeurt. Hopelijk weet Auad nu wel een groter publiek aan te boren met haar talent van liedjesschrijven en uitvoeren dat ze al sinds haar 12e jaar schijnt te doen.

Op zoek gaan naar pareltjes op het album Like No Other is niet zo moeilijk. Die zijn er in overvloed en in alle kleuren van de muzikale regenboog. Natuurlijk is het titelnummer al snel één van kandidaten met de in het oor-springende intro met een paar seconden stilte. Daarna ontvouwt zich een liedje dat makkelijk onder de hersenpan gaat zitten. Een lekkere drive en zang die je laat zoeken in je muzikale geheugen op wie deze pittige dame wel lijkt. Eén van de eerste namen die opkomt is Madonna uit haar goede tijd van Like a Virgin. Als dat niet als een compliment mag klinken dan kunnen we altijd op zoek gaan naar een linkje in de jazzwereld. Ik nodig de lezer uit om die link zelf te gaan ontdekken.

Greyhounds

Het album Primates van Greyhounds verscheen reeds in de vreemde zomer van dit jaar, toen we al midden in de crisis zaten. Het is een album dat niet de aandacht kreeg die het verdiende, doordat de eraan gekoppelde tournee verschoven is naar 2021. Maar het is nooit te laat om goede muziek in de schijnwerpers te zetten. Het Texaanse duo Andrew Trube en Anthony Farrell huurde niemand minder dan Steve Berlin in voor de productie. Berlin kennen we van Los Lobos en het wat minder bekende Deer Tick.

De referenties die we horen waaieren naar Rare Earth, The Doobie Brothers en de stem van Gregory Porter. Wie op bijvoorbeeld All Music Guide kijkt, ziet zelfs een referentie naar Hall & Oates en ZZ Top. Het album luistert vaak heerlijk loom weg. Sommige liedjes groeien en kruipen onder je huid, zoals de albumafsluiter ‘Omon’i’ waar het duo compositorisch hulp kreeg van Sam Greyhorse uit Austin. Feitelijk is dit liedje een buitenbeentje op het album, maar heeft het een prettige afdronk en nagalm, die je doet verlangen om het album weer opnieuw te spelen. En daar is dan ook helemaal niets mis mee!

Samantha Martin & Delta Sugar

Het collectief Samantha Martin & Delta Sugar komt uit Canada en nomineerde met de voorganger Run To Me zelfs voor een JUNO Award naast een aantal Maple Blues Award nominaties voor hun werk. Met The Reckless One tappen ze echter veel meer uit de retro-soulhoek, wat niet verwonderlijk is als we kijken naar de enorme lijst van gastbijdragen. We horen invloeden van Mavis Staples, Sharon Jones, Booker T en Otis Redding, om er maar een paar te noemen. De Bob Dylancover ‘Meet Me In The Morning’ heeft stevige referenties naar Ike & Tina Turner, maar ook Janis Joplin horen we erin terug. Wie verder luistert naar het dozijn aan liedjes komt vanzelf uit bij ‘Pass Me By’, waar we duidelijk invloeden horen van Bruce Springsteen, maar ook van de vroege Southside Johnny & The Asbury Jukes. Als lezer gaat het waarschijnlijk nu al duizelen van de vele namen.

Bij dit album is zeker het luisteren de ‘proof of the pudding’, want ondanks dat het misschien onwaarschijnlijk lijkt: Samantha Martin maakt van dit alles een kolkende cocktail van jewelste, die swingt van de eerste tot de laatste noot en een enorme puist aan energie ten toon weet te spreiden. Als we in de bijgaande releasesheet lezen dat dit album in de coronatijd tot stand is gekomen, kunnen we alleen maar concluderen dat deze dame alle energie, die ze op de planken gebracht zou  hebben, nu heeft samengebald in dit album. Het maakt The Reckless One tot een album dat je zeker even moet draaien als je er eens helemaal doorheen zit van al dat thuiszitten. Je bouwt dan eenvoudigweg met je paar huisgenoten en een klein handje visite toch even lekker je eigen retro-soulfeestje. Afstand houden is evenwel een lastig dingetje als je opgezweept tot dansen zou komen!

Boeken / Non-fictie

Alexander was altijd op zoek naar meer

recensie: Adrian Goldsworthy - Philippus en Alexander. Wereldveroveraars uit Macedonië.

Alexander de Grote (356-323 v. Chr) is de geschiedenis ingegaan als de veroveraar van Perzië en de verspreider van de hellenistische cultuur. De Britse historicus Adrian Goldsworthy (1969) stelt in zijn nieuwste boek dat Alexander die prestaties nooit had kunnen bereiken zonder de militaire innovaties van zijn vader Philippus II (382-336 v. Chr).

Goldsworthy, bekend van prachtige biografieën van Caesar en Augustus, beschouwt zichzelf op het gebied van de studie van de vierde eeuw als een buitenstaander. Daardoor kijkt hij met een frisse blik naar de opkomst van Philippus en Alexander. Hoewel bij leven genoeg over Philippus en Alexander is geschreven, is niets intact bewaard gebleven. Fijntjes merkt Goldsworthy op dat al het contemporaine of bijna-contemporaine bewijs waarover we beschikken, wordt gevormd door kleine snippers die vaak eeuwen later door historici als Plutarchus (ca. 50-120 n. Chr.) zijn opgeschreven. Een echte biografie schrijven is bijna onmogelijk, omdat we niet weten welke gedachten, emoties en opvattingen Philippus en Alexander hadden.

Desondanks heeft Goldsworthy een bijzonder fraaie biografie geschreven, waarbij hij noodgedwongen veel aandacht besteedt aan de politiek- en de militaire campagnes, simpelweg omdat tijdgenoten die gebeurtenissen de moeite waard vonden om op te schrijven. Nergens komt Goldsworthy in de verleiding om lacunes in het bronnenmateriaal met eigen interpretaties op te vullen. Een valkuil waar veel historici voor hem wèl in zijn gevallen.

Militaire innovaties

In Macedonië leverden de Argeaden van oudsher de koning. Toen Phillipus in 359 na een machtsstrijd kwam bovendrijven, stond het land er door de nederlaag tegen de Illyriërs militair gezien zwak voor. Wel was het land rijk aan vruchtbare grond en schreef de filosoof Theophrastus ‘Het beste hout dat voor het gebruik van de timmerman in Griekenland binnenkomt, is Macedonisch.’

De cavalerie van Macedonië had een goede reputatie, maar de infanterie stond bekend als los zand dat bij de minste tegenstand uiteenviel. Philippus reorganiseerde zijn infanterie tot de gangbare opstelling van de antieke wereld, de falanx. De manschappen kregen voortaan soldij, werden uitgerust met een sarissa, een 4,8-5,5 meter lange lans met een grote ijzeren punt, en een klein schild. De Macedonische falanx was waarschijnlijk acht rijen diep en bedoeld om frontaal aan te vallen. Een Romeinse generaal noemde een Macedonische falanx in de aanval het meest angstaanjagende wat hij ooit zag.

Goldsworthy is op zijn best als hij het verloop van militaire campagnes weergeeft, die door verschillende kaarten goed worden geïllustreerd. Hij beschrijft nauwgezet hoe Philippus eerst buurlanden als Illyrië en Thracië versloeg. Daarna nam hij de Griekse stadsstaten één voor één te grazen. De sluwe Philippus gebruikte diplomatie én het sluiten van huwelijken om zijn doelen te bereiken. Over het algemeen behandelde hij verliezers mild, maar hij schuwde list en bedrog zeker niet als dat zo uitkwam. In 338 versloeg hij de Atheners en Thebanen in de slag bij Chaeronea. Philippus werd hegemoon van de Korinthische Bond. Bij de eerste vergadering stelde hij een oorlog tegen Perzië voor als straf voor de vernietiging van de Griekse heiligdommen in 480-479. Het plan werd aangenomen. Tijdens een festival werd Philippus echter door een voormalige jaloerse minnaar, Pausanias, in 336 vermoord.

Alexander werd aangewezen als de nieuwe koning. Alexander, die bij Aristoteles een liberale Griekse opvoeding had genoten, was permanent op campagne om zijn steeds verder uitdijende leger met nieuwe buit tevreden te stellen. Net als zijn vader vocht hij in de wintermaanden door en was hij alleen bereid om aan te vallen als er kans op snel succes was. Maar Alexander was ook buitengewoon inventief op het gebied van belegeringswerken. Bovendien waren tijdgenoten verbaasd hoe snel het Macedonische leger zich kon verplaatsen.

Halfgod

In 333 versloegen zijn ervaren troepen bij Issus het onervaren Perzische leger van Darius III (381-330 v. Chr). Toen de satraap Batis Gaza niet wilde opgeven, belegerde Alexander de stad, waarbij hij gewond raakte. Na de val van de stad werden de mannen vermoord en de rest als slaaf weggevoerd. Batis werd, net als Achilles met Hektor in de Illias had gedaan, achter een strijdwagen gebonden. Nadat Darius in 331 ook de slag bij Gaugemela verloor, had Alexander Perzië voor het grijpen.

Ondertussen was Alexander in Egypte enthousiast ontvangen. Hij kreeg er de status van halfgod en stichtte er de stad Alexandrië, dat uitgroeide tot een centrum van Griekse cultuur. In de rest van Perzië rezen naar hem vernoemde steden als paddenstoelen uit de grond (ook vernoemde hij een stad naar zijn overleden paard Bucephalas).

Alexander liet steeds vaker de plaatselijke elite zitten. Deze laatste ontwikkeling stuitte de Macedonische metgezellen van de koning tegen de borst, omdat zij daarvóór steeds de belangrijkste posities hadden gekregen. Het Perzische gebruik om zich voor de vorst in het stof te werpen gevolgd door een kus, de proskynese, vonden de aan vrijheid en eer gewende Macedoniërs en Grieken helemaal belachelijk. Maar hoe dichter Alexander bij India kwam, hoe exotischer hij zich gedroeg en kleedde.

Een rivier te ver

Zijn drang om in 327 India te veroveren kwam voort uit de behoefte om iets te presteren wat niemand vóór hem had gedaan. Het leger van Alexander was echter niet gewend aan de moessonregen, die vechten onmogelijk maakte. Zijn manschappen waren na tien jaar van onafgebroken oorlogen schatrijk, hadden heimwee en weigerden bij de rivier de Hyphasis om hem verder te volgen. Alexander trok zich terug in zijn tent, maar ook na drie dagen mokken bleven de troepen bij hun standpunt. De grote veroveraar keerde noodgedwongen huiswaarts.

Op de terugtocht veroverde hij nieuwe steden of versloeg die op meedogenloze wijze. Goldsworthy verklaart de tocht door de Gedrosische woestijn vanuit Alexanders behoefte om iets onmogelijks voor elkaar te krijgen. Het zou de zwaarste beproeving voor Alexander en zijn manschappen blijken. In 323 plande Alexander een aanval op Arabië. Na verschillende drinkgelagen kreeg Alexander eind mei 323 hevige koorts. Op 10 juni 323 stierf de man die verschillende verwondingen en moordcomplotten had overleefd, vrij plotseling. De bloedlijn van de Argeaden werd uitgemoord. Uiteindelijk ontstonden er drie koninkrijken: de Antigoniden in Macedonië, de Ptolemaeën in Egypte en de Seleuciden in het Oosten. Wat bleef was de vermengde Griekse cultuur, die door Alexander in elke stad was geplant: het hellenisme. Door de veroveringen van de Romeinen werd die cultuur als het ware opgehaald en verder ontwikkeld.