Film / Documentaire

Heimwee naar een Amsterdams bordeel

recensie: Anna van ’t Hek – Yab Yum

De kans dat je er geweest bent, is vrij klein. De kans dat je ervan gehoord hebt, juist groot: Yab Yum. In de gloriedagen van het oude Amsterdam, voordat de stad werd overgenomen door hipsters en bakfietsen, was het bordeel een iconische plek waar alles kon wat God verboden heeft. Heb je niet gehoord van de hoogtijdagen van de club, dan waarschijnlijk wel over de ondergang van Yab Yum: eigenaar Theo Heuft werd afgeperst, verkocht zijn geliefde club aan de onderwereld en daarna was het gedaan met de pret.

Het verhaal van Yab Yum is intrigerend, vond ook regisseur Anna van ’t Hek (bekend van onder andere de Videoland-serie Badr en inderdaad ook als ‘de dochter van’). Ze verzamelde de oude harde kern van Yab Yum en vertelt samen met hen het verhaal van het oude Amsterdamse icoon. Anna: ‘De angst voor de dagelijkse sleur en de drang om de braafheid en burgerlijkheid van het bestaan te ontvluchten, fascineren me. Ik voel me iedere keer weer aangetrokken door mensen met prachtige verhalen die aan een zijden draadje hangen. Ik wilde deze documentaire maken, niet alleen uit nieuwsgierigheid voor dit ooit zo legendarische bordeel, maar ook om dit in al zijn glorie en verval te kunnen laten zien.’

Spraakmakende karakters

Het resultaat is een intiem portret van de lust, geheimen en onvermijdelijke criminaliteit die achter gesloten deuren plaatsvond. Aan het woord komen oprichter en eigenaar Theo Heuft, manager Mitch, barmannen Rob, Tonnie en Pietje, prostituees Maureen en Iris en vaste gast John. Aan de hand van anekdotes en herinneringen geven ze een beeld van hoe het nachtleven in Yab Yum eraan toe ging. Ze vertellen over de feesten en de legendarische sfeer, maar ook over het keerpunt – voor zover ze daar over kunnen vertellen. De verhalen van de mannen zorgen ervoor dat je er bijna zelf had willen zijn, gewoon om even te kijken hoe het was. De vrouwen halen ook positieve herinneringen op, maar het nachtleven als ‘gastvrouw’, zoals de prostituees genoemd werden, was toch beduidend anders dan dat van de (bar)mannen. De heren hebben het vooral over het clubgevoel dat Yam Yum zo populair maakte en benadrukken dat niet iedereen ‘mee naar boven’ ging. Maureen en Iris vertellen echter openlijk over hun seksuele ervaringen en hoe ze in dit werk terecht zijn gekomen. Die verhalen staan in schril contract met de gezellige bende die door de mannen beschreven wordt.

Tijd voor feest

Je hoeft geen fan van de stad Amsterdam te zijn om deze documentaire te waarderen. Met de documentaire Yab Yum krijg je een kijkje in het verleden, vraag je je af of zoiets nog zou kunnen bestaan in het huidige tijdperk (manager Mitch denkt van wel) en krijg je stiekem toch ook wel zin in een feestje. Hoewel dat gevoel natuurlijk versterkt wordt door het gebrek aan feesten in deze coronatijd. De film roept ook respect op voor de werknemers van de club. Want hoewel iedereen mondjesmaat vertelt over de inmenging van Klaas Bruinsma en de rest van de Amsterdamse onderwereld, wordt wel duidelijk dat ze dingen hebben meegemaakt die de gemiddelde Nederlander de pet ver te boven gaan.

Yab Yum is vanaf 25 februari te zien op picl.nl, via de Picl app en Vitamine Cineville.

Muziek / Album

Muzikale Coronacreativiteit

recensie: I Am Oak – Odd Seeds & Jack Poels – II

Thijs Kuijken alias I Am Oak zat, zoals zoveel artiesten, thuis en stond zeker niet op het podium gedurende de coronacrisis. Dit geldt ook voor Jack Poels die in maart nog zijn eerste soloalbum uitbracht. Een tijd van inkeer en zeker ook herbezinning. Soms levert dat heel mooie, verstilde muziek op en hoor je de eenzaamheid weerklinken.

Odd Seeds is het album van I Am Oak en is een selectie uit vijftig van zijn liedjes, die heel zijn oeuvre overdekken. Het album is alleen verkrijgbaar op vinyl of op de streamingdiensten.

Jack Poels ontvouwde zich op Blauwe vear, zijn eerste soloplaat, als een begenadigd singer-songwriter. De feestmuziek van Rowwen Hèze was ver weg. Op II is het niet heel anders.

I Am Oak

De albums van I Am Oak laten zich kenmerken door muziek, die in alle rust het mooiste is te beluisteren. Ze breken de stilte langzaam open en vragen alle subtiliteit van de luisteraar bij het consumeren van deze muziek voor fijnproevers. Geen van zijn liedjes blinkt uit in uitbundigheid maar ze blinken juist uit in ingetogenheid.

Op Odd Seeds zijn de liedjes teruggebracht tot de meest rudimentaire vorm die je je maar kunt voorstellen. Van de vijftig liedjes zijn er zesentwintig terechtgekomen op deze dubbel- lp. Eén van de composities is een nieuw liedje, dat de titel ‘That’s That’ kreeg, maar feitelijk luisteren alle liedjes in deze verstilde uitvoeringen als nieuwe liedjes. Kuijken begeleidde zichzelf alleen op een akoestische gitaar, banjo of orgel in samenhang met zijn kenmerkende zang. Op de hoesfoto achterop het album is het bureau van Kuijken te zien met alle instrumenten en de computer waarmee het album is opgenomen. De sfeer van het album is heel klein en ademt de eenzaamheid van deze muzikale coronaperiode. Feitelijk zouden deze opnames ook geluisterd kunnen worden als de demo’s of oerversies van de uiteindelijke liedjes. Het is misschien ook daarom wel een te grote schotel aan verstilde liedjes om alle zesentwintig in één keer tot je te laten komen. Wat dat betreft is het medium vinyl ook een hulp bij het luisteren naar dit album. Pak één lp per keer. Ook op bijvoorbeeld Spotify zien we dat I Am Oak een deel één en een deel twee heeft neergezet. Laten we hopen dat een volgend album weer een echt band-album mag worden want dan is Thijs Kuijken samen met andere instrumentalisten op zijn best. Tot die tijd kunnen we in de lockdown ons prima vermaken met deze soundtrack van het coronajaar.

 

Jack Poels

Het is heel bijzonder dat we nog geen jaar na het eerste soloalbum van Jack Poels al een tweede krijgen voorgeschoteld. Blauwe vear verscheen toen de coronapandemie nog maar net over ons werd uitgestort. Poels schreef het album dan ook toen er nog geen virus in de lucht was. Toch voelde het album toen al als passend voor de muzikale stilte, die ging volgen op de festivalterreinen. Met II hebben we al meteen een tweede soloalbum te pakken. Heel bewust schrijft Poels niet het cijfer 2 of de letters twee, maar een II. Dat symbool kennen we allemaal ook als het pauzeteken. Zo beleeft Poels de periode van nu dan ook. In deze pauzeperiode heeft hij opnieuw liedjes geschreven, die passen in de stijl van zijn eerste soloalbum en hij heeft ze ook solo gespeeld. Met recht noemt hij het werkstuk dan ook een corona-album. Als alles gewoon open was gegaan dan was er nu zeker nog geen II geweest. Voor de echte liefhebbers van Rowwen Hèze is dit gezapige werk van Poels niet echt waar ze op zaten te wachten. Deze liedjes graven dieper. Sommigen zeggen dat het wel bij zijn leeftijd past. Het album II bevat wederom mooie liedjes, maar toch is de verrassing er een beetje af. Daar waar het eerste soloalbum als een warm bad voelde, is deze tweede een album dat ook na vele keren draaien doet terugverlangen naar het eerste soloalbum. Misschien is het te snel of hebben de liedjes net wat meer tijd nodig. Wel spreekt het grote vakmanschap, waarmee Jack Poels het album heeft gemaakt, absoluut in zijn voordeel. Ook dit is een album dat ons door een zware tijd moet slepen, want het is nog niet voorbij, die pauze (II).

 

Boeken / Fictie

Groundhog Day voor intellectuelen

recensie: Aslast - A.H.J. Dautzenberg

Dautzenberg onderzoekt ritme en taal in Aslast.

Ik klap het boek dicht en kijk verwonderd naar de voorkant. Meer nog dan het ongebruikelijke woord dat de titel vormt, bevreemdt mij de term roman. Ik las afgelopen jaar romans van onder anderen Manon Uphoff en Gerda Blees. Prachtig geconstrueerde prozawerken vol intermenselijke relaties, culturele achtergronden, scherpe ideeën over menselijke vorming en beslissingen. Maar niets van dat alles in dit boek.

Van uiterlijke ruimte naar innerlijke ruimte

Dit boek bestaat uit een kort verhaal van zes bladzijden dat keer op keer wordt herhaald. Soms met minieme veranderingen, soms met substantiële wijzigingen. Groundhog Day voor intellectuelen. Het verhaal gaat over een man, aangeduid met enkel de letter P., in een verder lege treinwagon. Hij wrijft de restjes slaap uit zijn ogen, voert enkele ogenschijnlijk onbenullige handelingen uit. Aan het einde leest hij in een dichtbundel en worden zijn oogleden zwaarder. In het eerste deel kijkt de man veel naar buiten. De paragrafen die beschrijven wat buiten allemaal te zien is, staan vetgedrukt op de pagina’s. In het tweede deel staan die paragrafen juist lichter en lichter gedrukt, totdat ze helemaal verdwenen zijn en alleen hun lege ruimte op de bladspiegel is overgebleven. Het tweede deel focust dus op ‘de innerlijke ruimte’ en eindigt dan ook met een spirituele ervaring voor P. “alsof hij in contact staat met een hogere macht”.

Die ervaring komt overigens uit de interactie met een “Mondriaan-achtige tekening”, waarvan de blauwe rechthoeken een hand vormden. In het derde en laatste deel zijn de blauwe rechthoeken verdwenen uit de wandversiering. Ze nemen in steeds donkerder blauw de plaats in van de in deel twee verdwenen paragrafen.

De omroeper & verandering in herhaling

Uit deze summiere weergave van het boek is al duidelijk te zien dat het onder andere gaat over kunst, en over kijken, en over ervaren. Heel belangrijk is het ritmische aspect van dit boek. Dat is inhoudelijk met het slaap-waak en dag-nacht ritme, de afwisseling binnen-buiten, licht-donker, het herhalen van handelingen door P. op het ritme van zijn ademhaling. En – naar we ons kunnen voorstellen – het ritmisch voortdenderen van de trein. Daarnaast is de tekst zelf één groot ritme in dit boek. De afwisseling van vetgedrukt en regulier gedrukt, van uitzicht en handeling, van verdwijnen en verschijnen. In de woorden van de tekst: “veranderingen worden pas manifest door de herhaling”.

Dit citaat komt overigens uit een tussen aanhalingstekens weergegeven mededeling waarmee het verhaal begint. Ieder verhaal een andere mededeling. Het is niet moeilijk om hierin de omroeper van de trein te zien, hoewel de inhoud erg vreemd is voor een omroeper. In het derde deel bestaan de mededelingen zelfs grotendeels uit citaten van de mystica Hadewijch. Deze ‘omroeper’ spoort bijvoorbeeld aan om van het uitzicht te genieten, of om gebruik te maken van de ruimte. Op het gedrag van P. lijken deze aanwijzingen weinig tot geen effect te hebben. Wellicht, zo denk je na een tijdje, zijn deze aanwijzingen vooral voor mij als lezer bedoeld.

Dat roept de vraag op wie hier aan het woord is en wie het verhaal eigenlijk vertelt. Dat sluit aan bij de expliciete aandacht voor taal. P. bekijkt steeds het woord “Noodrem” (een optie die in het leven altijd aanwezig is), maar kan de tekst daaronder niet lezen van veraf, ook niet met dichtgeknepen ogen. En de keren dat hij besluit erheen te lopen, blijkt het geschreven in een taal die hij niet begrijpt.

Over verlossing & het rondspetteren in een roman

De drie delen hebben de ‘titels’: “∙ ∙ ∙”, “- – -“, “∙ ∙ ∙”. Inderdaad: het noodsignaal Save Our Souls in morsecode. Wat niet alleen aansluit bij het ritmische spel met het talige en visuele karakter van de tekst, maar ook bij de in de loop van het boek steeds explicieter wordende spiritualiteit en hang naar verlossing.

Een ongewoon boek, dat we misschien eerder een conceptueel gedicht zouden moeten noemen dan een roman. Afgelopen jaar zei Maxim Februari als onderdeel van het antwoord op een vraag na zijn Huizinga-lezing: Zeker voor romans geldt het dat ze een plek moeten bieden waarbinnen lezers met name vitaal kunnen rondspetteren.

En in die zin is dit boek een roman. Ja, helemaal.

 

 

Film / Films

Twee goede films vormen samen een matig geheel

recensie: Giuseppe Capotondi – The Burnt Orange Heresy

‘Zij die kunnen, doen. Zij die niet kunnen, bekritiseren.’ Dit bekende citaat van Robert Moses voelt als filmrecensent natuurlijk wel wrang. Toch is na het zien van Giuseppe Capotondi’s The Burnt Orange Heresy de conclusie dat de film niet helemaal het kunstwerk is waarvan de regisseur hoopte dat het zou zijn.

De film opent met een rokende, zwetende James Figueras (Claes Bang) die het betoog oefent dat hij een groep Amerikaanse toeristen in Milaan gaat geven. Kunst, zo pleit Figueras, is subjectief. Zo subjectief dat het verhaal achter een schilderij het geheel kan maken of kraken. Is dit geklieder op doek het magnum opus van een getormenteerd genie, of het kladwerk van een prutser? Velen die eens door een moderne kunstinstallatie hebben geslenterd, zullen zich hetzelfde hebben afgevraagd.

De aard van het beestje

Het verhaal achter een schilderij kan, zoals alle verhalen, feit of fictie zijn. Bij proxy is het dus de verteller van het verhaal die beslist of een schilderij een top of een flop is. Veel verantwoordelijkheid voor iemand die zelf geen spatje verf op het doek heeft gezet. Wat ons terugbrengt bij Figueras, de kunstkenner. Figueras onthult zichzelf in die eerste scènes namelijk ook als een leugenaar en opportunist die graag een loopje neemt met de waarheid als hem dat goed uitkomt. Deze criticus van laag moreel kaliber wordt samen met zijn nieuwe vriendin Berenice Hollis (Elizabeth Debicki) naar het landgoed van Joseph Cassidy (aardig vertolkt door rocklegende Mick Jagger) gelokt, een excentrieke kunstverzamelaar. Cassidy brengt Figueras in contact met de mysterieuze kunstenaar Jerome Debney (de onnavolgbare Donald Sutherland). Hier wordt de spanning tussen kunstenaar en criticus echt op de spits gedreven, waarbij Debney Figueras kleineert en hem door hoepels laat springen voor een audiëntie. Dit is het hoogtepunt van de film: de filosofische verschillen, de discussies, de gevleugelde taal, en het verbale steekspel waarbij Debney makkelijk de bovenhand haalt.

Onvervulde beloftes

The Burnt Orange Heresy verzandt hierna echter in een misdaadthriller. Gesprekken over de aard van moderne kunst en het absurdisme van de moderne kunstenaar moeten het veld ruimen voor intrige en moord. Dat is jammer, want juist die cynische dialogen verheffen de film tot meer dan de zoveelste thriller. De ijzersterke acteerprestatie van Donald Sutherland is alleen al genoeg om een film mee te vullen. Het einde van de film bevat dan ook niet echt een synthese, een conclusie. In plaats daarvan wordt The Burnt Orange Heresy met een open einde beslecht, waardoor je het gevoel krijgt de ontknoping van niet één, maar twee films gemist te hebben. Het lijkt nu alsof ‘misdaadthriller’ een vies woord is, en dat is zeker niet het geval. Voor een film die draait rond kunst, is het echter zelf geen kunstwerk. De symboliek voelt wat klungelig, het camerawerk iets te conventioneel. Je zou denken dat bij een film over kunstwerken, ieder frame tot een waar schilderij gemaakt is.

Het oordeel

Alles bij elkaar is The Burnt Orange Heresy geen gedrocht. Het verhaal op zich blijft overeind en de cast is van het juiste kaliber, zelfs Mick Jagger. Het jammere is alleen dat een film die een vuist wil maken tegen de hypocrisie en de waanzin van de moderne kunstwereld, niet helemaal zijn punt kan doordrijven. Maar goed, dit is natuurlijk ook maar een recensie…

 

Boeken / Fictie

Radetzkymars als nieuw gespeeld!

recensie: Joseph Roth - Radetzkymars

Verrassend dat er opeens een gloednieuwe vertaling van Roths Radetzkymars (1932) uit de lucht kwam neerdalen. De eerste vertaling verscheen in 1981, de tiende druk in 2009, herzien door Elly Schippers.

Els Snick, in de lage landen onuitputtelijk bevorderaar van werk van Roth, waarvan het meest reportages die hij als journalist schreef, had kennelijk het idee dat een vertaling van Radetzkymars nóg beter kon. De roman wordt algemeen beschouwd als het magnum opus van Roth, waarmee dan meteen tekort wordt gedaan aan menig andere roman van hem, met name aan de even magistrale als deerniswekkende Job.

Hoog niveau

Het blijft een groot raadsel hoe Roth in zijn vijfenveertig levensjaren (1894-1939) zoveel en op zo’n hoog niveau bedacht en geschreven kan hebben, te meer omdat hij vele uren in teveel alcohol verdronken heeft. Zonder woonadres verbleef hij in hotels op heel wat verschillende plaatsen, dus veel treinreizen, ook voor zijn reportages in Frankrijk, waar hij na de Grote Oorlog, de Eerste, de aantrekkelijkste sfeer van vrijheid opsnoof. Waarschijnlijk was de wijn daar ook niet te duur.

Verbazingwekkend aan de taal en de schrijfstijl waarin Roth schreef is dat die beide helemaal geen verouderde indruk maken, vooral niet in de up-to-date vertaling van Els Snick. Om dat te illustreren hier de eerste zinnen uit de vorige vertaling (van Elly Schippers), die toen bewonderenswaardig leesbaar bleek te zijn. Die zinnen laten meteen al zien dat Roth geen lange zinnen maakte waar kortere volstonden. In het fragment komt ook goed uit hoe subtiel en compact met een vooruitwijzing meteen al een spanning wordt opgebouwd die er wezen mag.

Schippers

De Trotta’s waren van een jong geslacht. Hun voorvader was na de slag bij Solferino in de adelstand verheven. Hij was een Sloveen. Sipolje – de naam van het dorp waaruit hij afkomstig was – werd zijn predikaat. Het lot had hem tot een bijzondere daad uitverkoren. Zelf zorgde hij er echter voor dat latere tijden hem vergaten.

Op dit punt begint Snick verantwoord een nieuwe alinea (de lezer wordt naar de Slag bij Solferino gevoerd), Schippers gaat nog een eind door met haar eerste alinea. Nu hetzelfde fragment vertaald door Els Snick.

Snick

De Trotta’s waren een jong geslacht. Hun stamvader was na de slag bij Solferino in de adelstand verheven. Hij was Sloveen. Sipolje – de naam van het dorp waar hij vandaan kwam – werd zijn adellijke titel. Het lot had hem voorbestemd tot een heel bijzonder daad. Maar door eigen toedoen raakte hij in latere tijden in vergetelheid.

Aan de enigszins taalgevoelige lezer hoeft niet schoolmeesterachtig uitgelegd te worden waarin de kracht schuilt van de door Snick geleverde verschillen. Kort gezegd is zij helderder, compacter, spreektaalachtiger en subtieler.

Feest

Ook al heb je de vertaling van Schippers al eens gelezen, het is een feest om de roman in die van Snick zo’n vierhonderd bladzijden over te doen, te meer omdat de inhoud van het verhaal je niet meer zo precies voor ogen zal staan. Men leze in de fysieke boekwinkel de achterflap, je bent verkocht en het boek gékocht!

Film / Documentaire

Pijnlijk, maar nodig

recensie: Ida Does – Nieuw Licht: het Rijksmuseum en de slavernij]

In 2017 besloot het Rijksmuseum een tentoonstelling te wijden aan slavernij. Vreemd genoeg is dit nieuwswaardig, omdat het grote museum hier nog niet eerder een tentoonstelling over heeft gehouden. Het werd dus hoog tijd om aandacht te besteden aan dit belangrijke onderwerp in de Nederlandse geschiedenis, vond ook filmmaker Ida Does. Ze legde de totstandkoming vast van de tentoonstelling, die te zien is wanneer het Rijksmuseum na de lockdown haar deuren weer mag openen.

In Nieuw Licht volgt Ida de totstandkoming van de tentoonstelling. Alles van vergaderingen over de juiste woordkeuze tot bijzondere objecten en hun achtergrond komt voorbij. Aan de ene kant heeft het Rijksmuseum een toonaangevende status en is het goed dat dit museum aandacht besteedt aan het slavernijverleden. Aan de andere kant bestaat de trouwe klantenkring van het Rijksmuseum uit rijke witte mensen. Dat resulteert in een pijnlijk fragment: een welgestelde witte man met een ontzettende aardappel in zijn keel vertelt aan de zwarte Junior conservator geschiedenis Rijksmuseum moeite te hebben met de nieuwe terminologie. Daarmee doelt hij op dat het museum het tegenwoordig heeft over ‘tot slaafgemaakte mannen en vrouwen’ in plaats van ‘slaven’. De voorgenoemde Junior conservator, Stephanie Archangel, reageert beleefd op de man, op een manier die verraadt dat ze dit soort gesprekken wel vaker voert. Het gevoel van plaatsvervangende schaamte is al reden genoeg om de documentaire verplichte kijkkost te maken.

Rauw

Documentairemaker Ida Does vertelt over haar beweegreden voor het maken van Nieuw Licht: ‘Ik voelde aan dat deze tentoonstelling een belangrijk kantelmoment zou worden, niet alleen voor het museum, maar ook voor de Nederlandse geschiedschrijving.’ Het is goed dat ze het belang van deze gebeurtenis heeft vastgelegd en hopelijk is het inderdaad een belangrijk kantelmoment. Want na slechts twintig minuten bekruipt – na het moment van plaatsvervangende schaamte – nog een rauw gevoel: hoe absurd het eigenlijk is dat een documentaire als deze nodig is om uit te leggen waarom een tentoonstelling over slavernij zo belangrijk is.

Elitaire ontkenning

Het ontkennen, verdoezelen of wegwuiven van het slavernijverleden is iets waar witte Nederlanders goed in zijn. Dat is hoe we zijn opgegroeid, dat is hoe de maatschappij ermee omgaat en dat is hoe we naar kunst kijken. Maar zoals Taco Dibbits, Hoofddirecteur van het Rijksmuseum, goed zegt: ‘De maatschappij verandert. We zijn allemaal onderdeel van die maatschappij en het museum verandert daarom ook. Vroeger zeiden we: het is het museum van de elite, dus daar vind je niets over slavernij.’ Inmiddels is gebleken dat juist achter de kunst van de elite een hoop slavernijleed schuilt. Veel van de bestaande objecten in het museum bleken een slavernijverleden te hebben, waar tot nu toe nooit bij stil werd gestaan. Dat is een weerspiegeling van onze hele samenleving; er is maatschappelijk nog lang niet genoeg aandacht besteed aan het Nederlandse slavernijverleden. Voor wie anno 2021, in tijden van Black Lives Matter, zijn of haar blik wil verruimen – hopelijk is dat iedereen – is Nieuw Licht een goed handvat om dat mee te doen.

Nieuw Licht – het Rijksmuseum en de slavernij is te zien op 15 februari 20:25 uur, NPO2 (NTR) Herhaling: 16 februari 14:25 uur, NPO2 (NTR)

Muziek / Album

Indie-palet als gemengde bos bloemen

recensie: Indie update volume 3: Mina Tindle, CARM & Aaron Frazer

In deze derde editie van de indie-update presenteren we een pakketje muziek dat luistert als een gemengde bos bloemen. Met Mina Tindle horen we een singer-songwriter die in meerdere talen je oren streelt. We hebben CARM die filmisch blaast en Aaron Frazer die je de jaren zestig inzuigt.

Soms is het twijfelen of een album binnen het indie-genre valt. Maar als het label dat ze uitbrengt ze in die rubriek stopt dan ga je als recensent daarin mee. Deze ruiker aan geweldige muziek is daarom heel divers maar o zo heerlijk!

Mina Tindle

De uit Parijs afkomstige Mina Tindle wordt vergeleken met of is beïnvloed door Charlotte Gainsbourg, St. Vincent, Feist, François Hardy en niemand minder dan Nina Simone. Dat zijn geen misselijke namen en het legt de lat hoog. Inmiddels verhuisde Tindle naar Brooklyn. Ze is de echtgenote van Bryce Dessner van The National. Haar ontdekker is Sufjan Stevens die ook op één nummer van dit album Sister meespeelt en zingt. Zo horen we hem op ‘Give A Little Love’.

Het album is alweer een tijdje uit, maar verdient absoluut de aandacht omdat het toch dreigt uit te groeien tot een van de best bewaarde geheimen van 2020, dat bij sommige liefhebbers zomaar een plaatsje wist te veroveren in een of ander jaarlijstje. Wat misschien voor sommige luisteraars lastig kan zijn, is dat Tindle de ene keer gebruik maakt van de Franse taal om in het volgende lied doodleuk weer naar het Engels te schakelen. Dat vraagt voor iedereen, die de Franse taal niet machtig is, een aardig aanpassingsvermogen. Als je iedere gezongen tekst wenst te snappen ligt de lat natuurlijk hoog. Bij het liedje ‘Louis’ moet je sterk terugdenken aan ‘Complainte Pour Ste Catherine’ van het duo Kate & Anna McGarrigle. Dat is niet alleen vanwege de Franse taal maar ook zeker vanwege de sfeer die Tindle weet op te roepen. Natuurlijk gaat de vergelijking enorm mank, maar een geheugenflits is niet te onderdrukken. Het komt denk ik vooral door de dubbelzang en trekkende zanglijnen die Tindle ons laat horen.

Wie de muziekbeleving en melodie zijn werk laat doen, zal aan dit album van Mina Tindle veel fijne uren gaan beleven. Tindle’s stem en liedjes hebben een hoog feelgoodgehalte.

CARM

Het album van CARM heeft een hoog filmisch gehalte. Het grotendeels instrumentale werk roept vergelijkingen op met Ennio Morricone, maar ook met de industriële klanken van Yellow. C.J. Carmeiori is primair trompettist. We horen ook zeker invloeden van grote jazztrompettisten terug, al mag een vergelijking met klassieke muziek niet ontbreken. Denk ook aan Ibrahim Malouf in zijn trompetspel.

Pas in de vierde compositie, ‘Already Gone’, horen we  stembanden: de vocalen van Georgia Hubley en Ira Kaplan. In ‘Tapp’ horen we Shara Nova zingen, wat niet de meest toegankelijke bijdrage van het album oplevert door de verwarrende, fladderende trompetklanken. Op het album zien we ook een bijdrage van Sufjan Stevens, die we momenteel wel vaker tegenkomen in allerlei samenwerkingsverbanden. Ook meester Justin Vernon (alias Bon Iver) horen we zingen en gitaarspelen op de albumafsluiter ‘Land’.

Het grote instrumentale karakter van het album stelt de luisteraar wel op de proef. Het duurt bovendien wel enige luisterbeurten met betrekkelijk grote aandacht om het album op waarde te kunnen schatten. Dan blijkt het album ook niet voor elke stemming geschikt te zijn. Het kan soms snel op de zenuwen werken als de drive van het de instrumentale druk wordt opgevoerd.

CARM is een album dat zomaar een film zou kunnen ondersteunen. Na een aantal luisterbeurten ga je of van het album CARM houden, of kom je tot de ontdekking dat het een brug te ver is.

Aaron Frazer

Aaron Frazer is drummer en songwriter in Durand Jones & The Indicators. Met Introducing…. presenteert hij ons aan de start van 2021 zijn solo debuutalbum met een sterke gloed van de soul van de jaren ’50 en ’60. Vroege Motownklanken strelen je oren als de falset van Frazer klinkt. Het is niet verbazend dat Dan Auerbach verantwoordelijk is voor de productie van dit album als je de hoes checkt, maar het is wel verwonderlijk als je ervaart hoe glad dit album eigenlijk klinkt. Sommige muziekliefhebbers zullen door die productie het album als minder spannend ervaren. Anderen zullen het toch op waarde weten te schatten en genieten van de heerlijke stem van Frazer en zijn fijne composities, die je zomaar de jaren zestig intrekken.

Als je na beluistering van dit album teruggrijpt naar de albums van zijn (voormalige) broodheer, ontwaar je ook daar de stem van Frazer vanachter de drumkit. Altijd verbazingwekkend: een drummer die zingt! Het vergt een bijzondere ademhalingstechniek om de stokken met rake klappen neer te laten komen en verder zuiver te kunnen zingen. Frazer flikt dit net als Nel Peart (Rush) en Phil Collins (o.a. Genesis).

Liedjes eruit pikken bij dit album is nog een hele kunst. Er lijken namelijk geen zwakke momenten in het album te zitten. Alles is heerlijk op zijn tijd en past prima in het jasje dat Frazer zich heeft aangemeten op deze introductie. Soms weet Frazer zijn voorbeelden prima op te roepen in een vergelijking, zonder te kopiëren. ‘Lover Girl’ roept herinneringen op aan het nummer ‘Just My Imagination (Running Away with Me)’ van The Temptations maar is het gewoonweg niet. Luister ze maar achter elkaar. De liefhebber van dit soort muziek weet genoeg!

Boeken / Fictie

De zon schijnt letterlijk achter de wolken

recensie: De jongen die met wolken speelde - Franco Faggiani

De jongen die met wolken speelde: alleen al vanwege deze prachtige titel wil je het boek graag snel openslaan. De nieuwe roman van Franco Faggiani heeft niet enkel een mooi opschrift gekregen, maar ook de inhoud is weergaloos. Het belooft veel spanning en avontuur, dwars door de bergen van Zwitserland en Italië.

Een lichtend voorbeeld

De natuur en haar schoonheid spelen wederom een centrale rol in de nieuwe roman van de Italiaanse schrijver en journalist Franco Faggiani, die zelf lange, eenzame wandelingen door de bergen maakt. In roman nummero quattro reist het (onbedoeld) komische duo Filippo Cavalcanti en Quintino Aragonese met een tot de nok toe gevulde vrachtwagen met waardevolle kunst door het Zwitserse en Italiaanse gebergte om te ontkomen aan de grillige dictatuur van de nazi’s. Ze stuiten op het ene na het andere avontuur, maar helaas is ieder perikel van korte duur.

Hij wordt door zijn collega’s een ‘lichtend voorbeeld’ en ‘een van de zuilen van de Italiaanse archeologie’ genoemd: de tweeënzeventigjarige archeoloog Filippo Cavalcanti – welbekend in het internationale ‘archeologiewereldje’, zoals hij zelf meedeelt – krijgt op zijn oude dag nog een belangrijke missie voor de voeten geworpen. Professor Alberico Musmeci, die rond maart 1944 heult met de fascisten, draagt hem op om naar Bressanone af te reizen. Aldaar liggen waardevolle kunstwerken opgeborgen. Die moet Cavalcanti veilig en beschermd zien te transporteren naar Duitsland, alwaar ze tentoongesteld zullen worden. ´Geautoriseerde diefstal´ in de ogen van Cavalcanti, die deze kunstroof al sinds 1938 met lede ogen aanziet.

In Bressanone ontmoet Cavalcanti de bijdehante Quintino Aragonese, een geboren leugenaar en dief in hart en nieren. Cavalcanti vertelt mijn pijn in zijn hart dat hij de kunstwerken moet verschepen, waaronder zijn eigen vondst, die hij ´De jongen die met wolken speelde´ heeft genoemd (een verwijzing naar de jongen die de vondst van de sarcofaag met zijn dood moest bekopen). Ze besluiten samen dat de kunstwerken nooit in handen mogen raken van de Duitsers en vluchten met een vrachtwagen vol waardevol goed richting de bergen. Wat volgt, is een aaneenschakeling van akelige en ontroerende ontmoetingen. De ene keer hijsen ze zich in fascistenuniformen en doen ze zich voor als de Wehrmacht (Cavalcanti’s geringe kennis van de Duitse taal komt hen goed van pas) en de andere keer presenteren ze zich als onwetende partizanen.

Deze continue verkleedpartijen en leugentjes om bestwil zorgen in eerste instantie voor vermaak bij de oude en jonge compaan, maar als ze langzaam door hun voorraad heen gaan (iedere welwillende grenswachter of verhongerd kind krijgt namelijk een deel van hun voorraad) en langzaamaan beginnen te lijden onder de barre hygiënische omstandigheden, beginnen ze wel anders te piepen… Gaat het hen lukken om via de Zwitserse en Italiaanse bergen, de Apennijnen, te belanden in veiliger oorden (met als einddoel de Italiaanse hoofdstad)?

Rotvaart

Het verhaal dendert voort in een ‘rotvaart’; het is alsof je achterin de vrachtwagen meereist en bij iedere hobbel de lucht in geschoten wordt. Zó voelt het om dit boek te lezen. Je moet continu opletten. Voor je het weet, rijden de hoofdpersonages weer een nieuw dorp binnen, ontmoeten ze weer tientallen nieuwe mensen (van treiterende stiefvaders en monniken tot dwergen) en zitten ze alweer te speuren in hun landkaarten of ze wel op koers liggen. Het tempo van dit boek ligt zo hoog, dat één ding waar is: het verhaal verveelt nooit. De keerzijde van dit boek laat zich makkelijk raden: het is erg moeilijk om in te schatten waar de twee hoofdpersonages zijn aanbeland. Het is alsof je maar met een half oor naar een verhaal hebt geluisterd, terwijl je écht probeert om alles van a tot z mee te krijgen. Misschien doen de personages simpelweg iets te veel plaatsen aan en ontmoeten ze net iets te veel mensen. Had de auteur beter enkele plaatsen en gebeurtenissen kunnen uitkleden? Wellicht, maar zoveel tijd gunt de auteur zijn personages niet.

Jut en Jul

Over die personages gesproken… Faggiani heeft de meest tegenstrijdige personages uitgekozen voor deze roman. Door de niet zo soepele kennismaking tussen de twee, voelt professor Cavalcanti in het begin voornamelijk veel wantrouwen jegens de flierefluiter Quintino. Daar waar Cavalcanti wordt beschreven als een ware gentleman, een stijve, oude man, die niets moet hebben van achterdocht en leugenarij, is Quintino een praatgrage, energieke man die zijn hachje bij elkaar steelt. Juist doordat deze twee figuren zó anders in het leven staan, krijgen hun gesprekken een komische lading. Quintino moppert geregeld om de ietwat bekritiserende of angstige houding van zijn metgezel. Door dat voortdurende gekwebbel tussen de twee, wat vooral geïnitieerd wordt door Quintino, lijkt het wel of je opgescheept zit met Jut en Jul. Toch gaan hun gesprekken ook over serieuze zaken. Zo verlangt Quintino terug te keren naar het eiland Ischia, een prachtig, groen ogend eiland in de baai van Napels, waar hij opgroeide in en rondom de villa Capovento. Die aan het water gelegen villa is in handen van donna Vittoria, die alle grote meesterwerken naschildert en ze voor een niet al te geringe prijs verkoopt met de hulp van Quintino.

Bella Italia

Hmm, bella Italia… Je ziet bijna alle fantastische reisadvertenties over Italië voor het geestesoog verschijnen als je dit hoort. En dat is nu zo knap aan de schrijfstijl van Faggiani: hij heeft zo’n gedetailleerde schrijfstijl, dat je het gevoel hebt dat je deel uitmaakt van de reis. Je voelt de zonnestralen op je neerkomen, je hoort de kabbelende beekjes en de angst vliegt je om het hart wanneer je leest over de gevaarlijke wegen waarover de twee rijden. Zo vlot schrijven en dan tóch nog weten om een heel precies beeld te scheppen van de omgeving: het is alsof Faggiani zelf de archeoloog is, die ons een kunstwerk laat opgraven. Helaas is deze roman ook weer geen plaatsvervanger voor alle – momenteel – uitgestelde reizen: daarvoor is de aanwezigheid van de Tweede Wereldoorlog en haar nasleep in Italië toch te nadrukkelijk aanwezig.

Dit boek is vooral te definiëren als een fijne ’tussenroman’ (een roman die je tussen twee boeken leest ter afwisseling), waarvoor interesse in archeologie en/of kunst geen vereiste is. Het is een verhaal dat voortborduurt op een continue spanning en tevens meer laat inzien over het Italië onder het grimmige bewind van Benito Mussolini. Maar weet, best lezer: ook hier zal de zon achter de wolken gaan schijnen.

Boeken / Fictie

Van der Vlugt heeft er kaas van gegeten

recensie: De kaasfabriek - Simone van der Vlugt

De kaasfabriek, de nieuwe historische roman van Simone van der Vlugt, is de kroon op haar schrijversjubileum. Maar liefst 25 jaar lang trakteerde ze haar lezerspubliek op bloedstollende thrillers, jeugdboeken en historische verhalen. Ditmaal siert de auteur zelve de voorkant van het boek: ze ging in negentiende-eeuwse klederdracht op de foto om – vermoedelijk – in de huid te kruipen van haar protagoniste, de eveneens sterke vrouw Lydia. De kaasfabriek is één heerlijke ´fondue´, waarin allerlei smaken rond wemelen. Van bittere rouw tot zoetsappige liefde.

Deze roman telt niet één, maar zelfs twee dappere, vrouwelijke hoofdfiguren: Lydia Oorthuys en haar dochter Eleonora (kortweg ´Nora´). Hoewel ze beiden opgroeien in totaal verschillende periodes (1892 versus 1913), blijkt dat er voor vrouwen in beide periodes nog flink wat winst valt te behalen. In juli 1892 is Lydia een jonge, rijke wees van adellijke afkomst en besluit ze om een kaasfabriek op te starten in de buurt van haar buitenhuis Welgelegen in Purmerend, iets waar haar vader zich mee bezighield voor zijn dood. Ze stuit al snel op een compagnon: de boer Huib Minnes, geboren en getogen in Purmerend. Een man weliswaar, aangezien vrouwen in die tijd niet eens een eigen rekening konden openen, laat staan autorijden of stemmen tijdens de Tweede Kamerverkiezingen. De nauwe samenwerking drijft de jonge aristocrate in de brede armen van de – eveneens verweesde – boer, met zijn woeste, bruine krullen. De samenwerking tussen Huib en Lydia blijkt al snel héél vruchtbaar. Na korte tijd is Lydia zwanger en twijfelt ze of ze het kind moet houden. Ze vreest dat ze met haar bastaardkind niet langer welkom zal zijn in de hoge, sociale kringen van Amsterdam én daarbij: hoeveel kan ze het kind bieden op De Purmer, de kaasfabriek van Lydia en Huib?

Enkele jaren later, in november 1913, staat Europa aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Lydia´s dochter is uitgegroeid tot een verwende jongedame die haar eerste ontdekkingen doet op het gebied van de liefde. Al snel dienen de eerste vrijers zich aan en dingt de Belg Ralph Reymaekers naar haar hand. In eerste instantie weifelt Nora, maar na een fikse ruzie met haar moeder, besluit ze om zich in dit huwelijk te storten. Nora verhuist met haar echtgenoot naar Antwerpen, alwaar het prille geluk van de tortelduifjes in duigen valt. Ralph blijkt grootse geheimen te hebben en de ontrafeling daarvan leidt ertoe dat Nora levensbepalende keuzes moet maken, terwijl de Duitse kogels en granaten haar letterlijk om de oren vliegen.

Geschiedenisles

Het bovenstaande toont aan dat Van der Vlugt wederom verschillende belangrijke historische gebeurtenissen met elkaar weet te verweven: de eerste feministische golf (ook belangrijke feministische figuren passeren de revue), de Eerste Wereldoorlog, verboden liefde, de standenmaatschappij, de uitvinding van de stoommachine en radioactiviteit, de industrialisatie en ga zo maar door. Keer op keer weet de schrijfster de lezer te boeien, omdat er telkens weer nieuwe zijpaden ontstaan in het verhaal. Nieuwe personages en nieuwe verhaallijnen volgen elkaar in steeds hoger tempo op. Dit deed de schrijfster eerder al in Nachtblauw, een roman over het ontstaan van het Delfst blauw en hoofdpersonage Cathrijn zowel meesterschilder Rembrandt van Rijn als Johannes Vermeer ontmoet. Zo komen de personages in De kaasfabriek onder andere met Marie Curie in aanraking. Die ontmoetingen geven, ondanks het feit dat ze wel heel onwaarschijnlijk lijken, het boek juist iets reëels. Tevens benadrukken deze personages de tijdsgeest waarin Nora en Lydia leven. Een tijd waarin de technologie nog in de kinderschoenen stond en het haast opmerkelijk was dat vrouwen mannen in hun werk konden evenaren of zelfs overstijgen.

Vrouwelijke opmars

Gezien alle verwikkelingen in het boek, is het bijna verrassend dat Van der Vlugt het boek De kaasfabriek heeft genoemd. Naarmate de tijd in het boek verstrijkt, lijkt die immers een ondergeschikte plek te krijgen. Het draait meer om de ingewikkelde familierelaties in het boek en de worsteling om los te komen van de denkbeelden die je al van vroeg af aan zijn aangepraat of jou worden opgedrongen door de maatschappij waarin je leeft. De kaasfabriek staat vooral symbool voor de vrouwelijke opmars. De kracht van een vrouw, die van moeder op dochter wordt doorgegeven.

Literaire eenvoud

Hoewel het boek vele personages kent, wordt het verhaal nooit complex. Personages worden zo vertrouwd beschreven en zozeer uitgekleed, dat je gemakkelijk meegaat in hun belevingswereld. Zo is ook de schrijfstijl verre van ingewikkeld. Van der Vlugt bedient zich van simpel taalgebruik en weet in alle eenvoud haar verhaal aan de man (én vrouw) te brengen. Verwacht van deze schrijfster geen literaire hoogstandjes of gegoochel met allerlei stijlfiguren en omslachtige zinnen vol details: inhoud gaat hier boven taal. Die afwezigheid van figuurlijk taalgebruik, zorgt ervoor dat je met gemak door 384 pagina´s heen slaat. Dat gaat overigens met zoveel gemak dat het einde zich nogal abrupt aandient. Op het einde boort Van der Vlugt alle hoop de grond in en blijf je met vragen zitten. En juist die vragen zorgen ervoor dat meer kennis over deze fascinerende periode lokt. Hoe zou het échte mensen, echte vrouwen, zoals Nora en Lydia zijn afgegaan? Het antwoord daarop weten we deels: in 1922 kregen de vrouwen in Nederland het kiesrecht, waar enkelen zo hard voor hadden gevochten.

Kortom, ook deze historische roman is weer een rijke vertelling. Van der Vlugt is de ideale geschiedenisdocent: alle gebeurtenissen rondom de Eerste Wereldoorlog worden opgediend en opgesmukt met romantiek. Dit zorgt ervoor dat je haast omstander wordt van deze oorlogsjaren: het is een zoveel persoonlijker inkijkje dan elk non-fictief boek over de Eerste Wereldoorlog je kan geven. En dát, dat is de magie die de historische verhalen van Van der Vlugt omhult.

Muziek / Album

Eerste indie-releases 2021

recensie: Still Corners, Clap Your Hands Say Yeah en Kiwi Jr.

Indiemuziek is net zo’n stroming als Americana; er kan zoveel onder gevat worden dat je er duizelig van wordt. In deze tweede editie gaat het ook weer alle kanten op, maar altijd heel smaakvol en van hoge kwaliteit. Deze keer de nieuwe albums van Still Corners, Clap Your Hands Say Yeah en Kiwi Jr.

Ga er maar even rustig voor zitten, want het zijn allen pareltjes en ondanks dat er geen debuutalbum bij zit, zullen ze voor velen toch helemaal nieuw zijn. Een enkel album steekt met kop en schouders boven het maaiveld uit. Wat vooral bovenaan staat, is de hoge kwaliteit van deze eerste releases van het jaar.

Still Corners

Het album van Still Corners draait al weken rondjes in de cd-speler bij 8WEEKLY. Het bandje is niet helemaal nieuw, maar voor onze redactie is het een eerste kennismaking. En waar moeten we muzikaal dan allemaal aan denken? Een kolkende mix van Dire Straits, The Doors, Yazoo en wat hoor ik nog meer in dit album, dat ondanks haar invloeden klinkt als iets totaal eigens? Onwillekeurig is bij de wat off-toneklanken in sommige nummers een herinnering aan Twin Peaks niet ver weg.

Still Corners slaagt erin om naast het oproepen van veel referenties uit het muzikale herinneringsbrein vooral iets volstrekt nieuws te maken. Een album dat na ontvangst vlak voor kerstmis 2020 bijna niet uit de cd-speler te houden is. Steeds weer wil je The Last Exit opnieuw horen.

Clap Your Hands Say Yeah

Het bandje Clap Your Hands Say Yeah heeft met het album New Fragility opnieuw de aandacht van de verzamelde muziekpers weten te trekken. Na het debuut uit 2005 zijn ze een beetje van de radar verdwenen bij uw recensent. Toch is dit nieuwe album al het zesde album in successie. Het vorige werkstuk dateert uit 2017 en droeg de titel The Tourist. De gerenommeerde site Allmusic.com laat de hoge kwaliteit van alle albums in de waarderingen zien, waarbij het album uit 2014, Only Run, er net bovenuit lijkt te steken. Reden genoeg om deze later ook nog eens te checken.

Maar wie onbevangen naar dit nieuwste album luistert, kan zeker niet om de alom vertegenwoordigde kwaliteit van de liedjes en de uitvoering heen. De leadzanger Alec Ounsworth heeft een klaaglijke stem, die soms zeurderig en licht naast de toon klinkt. . ‘Mirror Song’ voelt eerst lange tijd als een pianoliedje, dat uitsluitend gedragen wordt door pianoklanken, voordat eerst een akoestische gitaar en niet veel later een heel orkest wordt toegevoegd, om vervolgens weer terug te keren naar de pianobegeleiding. Als we het cd-hoesje mogen geloven zal dat liedje het eerst liedje zijn van de b-kant van de vinyluitvoering. Het ‘CYHSY, 2005’ dat volgt zit vol dissonante strijkers, wat een licht unheimisch gevoel geeft.

Kiwi Jr.

Het album Cooler Returns is het tweede album van het gitaarbandje Kiwi Jr., dat al bij de openingsklanken van het album met het nummer ‘Tyler’ meteen doet denken aan Oasis. Een slechtere vergelijking had natuurlijk gekund. Het Canadese bandje opereert momenteel vanuit Toronto, maar is opgericht in Charlottetown, Prince Edward Islands. Het kwartet werd in 2015 opgericht.

De dertien liedjes van het album klinken allen even fris en passen goed in de britpoptraditie. Het uptempogehalte van de composities is groot. De liedjes zijn vaak lekker puntig en hebben een fraaie kop en staart. Luister in dat kader bijvoorbeeld naar ‘Domino’, waar een heerlijk slot aan zit waardoor het liedje echt helemaal af is.

Wie op zoek is naar een opvolger van Oasis uit vervlogen tijden kan zich prima muzikaal laven aan dit album van Kiwi Jr., maar dan zonder het gevoel in het verleden terechtgekomen te zijn. Het traditioneel opgebouwde bandje met zang, gitaar, bas en drums weet met haar liedjes het hart sneller te laten kloppen en de zon te laten schijnen. Ook horen we wat piano- en orgelklanken voorbijkomen, waardoor er meer dan voldoende afwisseling in de instrumentatie te horen is. Kiwi Jr. is gewoon een lekker bandje met een fijn, zonnig album onder de titel Cooler Returns.