Film / Reportage
special: 50e editie International Film Festival Rotterdam

Filmliefhebbers weer welkom op IFFR

Het International Film Festival Rotterdam (IFFR) vond deze maand zowel digitaal als fysiek plaats, redacteur Vera Verhoef woonde het bijzondere event bij. Niet alleen de mogelijkheid om een film te bekijken was speciaal. Aangezien dit de vijftigste editie was van het IFFR, stonden er unieke spektakels en activiteiten op het programma.

Feestelijke opening met intens liefdesverhaal

Voor het eerst in haar vijftigjarig bestaan werd het grootste filmfestival van Nederland in twee delen gesplitst. Na de online wintereditie van februari was het deze maand tijd voor de lente-editie die op 2 juni van start ging met een indrukwekkend liefdesverhaal: The World to Come. De film maakte onderdeel uit van het nieuwe programma Harbour, met een selectie van toonaangevende hedendaagse films. Het is 1856 als Abigail haar leven doorzet na het verlies van haar dochter. Hoop vindt ze uiteindelijk in Tallie die haar wereld weer iets laat opbloeien. Deze twee vrouwen, overheerst door hun standvastige echtgenoten, vinden verbondenheid met elkaar. Het fijne camerawerk gecombineerd met de poëtische gedachtes van Abigail visualiseren de tedere gevoelens door de film heen. De grote contrasten in koud/warm en dood/leven versterken subtiel de kwellende gebeurtenissen die Abigail meemaakt. Een geslaagde film van Mona Fastvold, die erop wijst dat momenten met dierbaren kunnen verdwijnen en enkel kostbare herinneringen achterblijven.

 

Kijkje in geschilderd leven

Een VR-programma zorgde voor een avontuurlijke en magische beleving, met vier unieke werelden om zelf actief doorheen te gaan. De mooiste was wel The Hangman at Home waarin je ondergedompeld werd in een handgeschilderde wereld. Een geanimeerd kunstwerk met stijlvolle geschilderde decors in sfeervolle kleuren. Helemaal compleet met mysterieuze muziek en een monoloog gebaseerd op Carl Sandburg’s rijm: ‘The Hangman at Home’ afkomstig uit het album Smoke & Steel (1922). Zelf steek je een lucifer aan waarna wordt afgedaald naar een kamer die toegang geeft tot verschillende doorkijkjes. Door de interactieve handelingen wordt alles direct levendig ervaren. “What does the hangman think about when he goes home at night from work?” Het voyeuristische gehalte laat toe om alle gethematiseerde ruimtes te ontdekken. Vijf verhalen met elk een ander personage dat een gevoelige situatie meemaakt: speels, fragiel, seksueel, onzeker of bang. Soms wat ongemakkelijk door de directe opmerkende blik van het personage. Alsof je als kijker betrapt wordt op de ontdekking van deze prachtige presentatie.

 

 

Teruggevonden films

Het is eeuwig zonde als een meesterwerk verloren gaat. Dankzij het IFFR zijn een aantal bijzondere films opgespoord en gerestaureerd om daar opnieuw van te kunnen genieten. In het bijzonder de twee stille kortfilms Neck ‘n’ Neck, een animatie van Walt Disney met Oswald The Lucky Rabbit en Sea Palace van Kenzo Masaoka, met revolutionaire speciale effecten. Onder de gerestaureerde langspeelfilms is The Amusement Park (1973) erg bijzonder. George A. Romero werd door de Lutheran Service Society gevraagd een educatieve film te maken over de mishandeling van ouderen. Romero heeft dit iets verdraaid en daar een fascinerende horrorfilm van gemaakt. Het geheel speelt zich af in een energiek pretpark dat voor ouderen helemaal geen plezierige omgeving is. Ironisch met deze bejaarden weergegeven als een soort zombies. Een absurde nachtmerrie die zelfs in deze tijd nog origineel en accuraat is.

 

 

Chinees geheim

Wang Qiong pakt de camera in handen en begint haar familie te filmen. Drie jaar lang legt ze beelden en interviews af van haar zussen. Deze zijn samengebracht tot een zeer persoonlijke, liefdevolle en ook pijnlijke vertoning All About My Sisters. Qiong is spontaan te werk gegaan en heeft zich niet laten inspireren door andere documentaires. Het project begon als studieopdracht en is geëvolueerd tot een gedurfde documentaire. Dit is ook terug te zien in haar enthousiasme: drie uur is wel wat lang voor een vertoning. De familiegeheimen die onthuld worden, blijven echter verbazingwekkend. De nadruk ligt op de samenleving waarin het zo belangrijk is voor vrouwen om een zoon te krijgen, dat het heel normaal is om abortus te plegen wanneer er een meisje op komst is. Qiong is van plan om de film pas later aan haar familie en omgeving te laten zien, ter bescherming van haar naasten. Vandaar dat de film ook niet in China is uitgegeven. Voor ons een geluk dat Qiong haar verhaal op het IFFR met ons heeft willen delen.

De Werner filmkraam

Elke dag op een andere plek in Rotterdam was een schroomvallige bulldozer te spotten, mogelijk gemaakt door Atelier van Lieshout. Het voertuig is als een stalen monster dat tegen elk gevaar op kan. Een ode aan de Duitse filmmaker Werner Herzog, bekend van Nosferatu the Vampyre (1979), Fitzcarraldo (1982) en vele andere riskante films en documentaires. Dankzij de bulldozer als mobiele filmstudio was te ervaren hoe Werner de realiteit probeert te transformeren naar een verdraaide waarheid voor de kijker. Met daarbij een nader inzicht over de nood aan cinema in ons dagelijks leven. Het voertuig had drie schermen, verdeeld over de binnen- en buitenkant, waarop opnames afspeelde van geïnterviewde buurtbewoners. Het doel was vooral om de omgeving van Rotterdam persoonlijk te betrekken bij het festival. De Vlaamse kunstenaar Hooman Jeddy bracht de filmkraam nog een extra element bij. Elke dag bleef hij het voertuig upgraden met daarbij draaiende filmstrips (pellicule), projecties, hangende doeken of touwen. Deze kinetische kunst was om voorbijgangers nieuwsgierig te maken met iets dat ze niet kennen. Tegenwoordig houden mensen zich enkel nog bezig met hun smartphone en is niks meer interessant. Daar kwam hierbij dus verandering in.

Een oneindige droom

De programmamakers van het IFFR slagen er elke keer weer in om uitmuntende creaties te selecteren. Er zit voor iedereen wel wat aantrekkelijks bij. Zeker met de internationale selectie van verschillende culturen, stijlen en technieken die tot expressie komen. Dat de animatiefilm Poupelle of Chimney Town gekozen is als slotfilm heeft erg goed uitgepakt. Volgeboekte zalen met een groot enthousiast publiek. De eenzame jongen Lubicchi werkt als schoorsteenveger in de levendige stad waar hij het vuilnismonster Poupelle ontmoet. Als een van de weinige geloven ze nog in de sterren die achter de grauwe rook in de lucht hangen. Het is erg inspirerend om te zien dat kinderen veel meer hoop hebben en hun dromen niet zomaar opgeven. Een schitterende keuze voor elke leeftijd maakt het einde van deze lente-editie zeker geslaagd.

 

Over een half jaar in februari zal alweer een nieuwe editie plaatsvinden. We zullen dan zien of het online aanbod behouden blijft naast de fysieke vertoningen. Het is namelijk ergens ook fijn om films op een gekozen tijdstip vanuit huis te bekijken. Al zal het nooit de geweldige ervaring van de film in de bioscoopzaal overtreffen, helemaal niet met zulke indrukwekkende activiteiten erbij.

Boeken / Fictie

De liefde van tegenpolen

recensie: Liever verliefd - Sophie Kinsella

Mogen we Sophie Kinsella bekronen als de beste schrijfster in humoristische, romantische fictie? De Britse schrijfster, die het ene na het andere boek schrijft alsof het een koud kunstje is (dit is welgeteld haar negentiende roman), biedt met haar nieuwe roman Liever verliefd alles wat een liefhebber van het genre wil lezen.

Liefde onder valse namen

De schrijfster die – haast – ieder vrouwenhart veroverde met haar succesvolle Shopaholic-serie, weet haar lezerspubliek keer op keer te verrassen met weer een romantisch liefdesverhaal, dat wederom niet zo vlekkeloos verloopt als de protagonisten dat zouden willen. Dit keer is de creatieve Ava de gelukkige – of moeten we zeggen ongelukkige? – die haar hart verpand aan een ideale man tijdens een schrijfretraite in een Italiaans klooster. Het mag allemaal erg klinken als de standaard receptuur van de schrijfster Sante Montefiore, een eveneens Britse schrijfster, maar zo zoetsappig wordt het bij lange na niet. Waar je Montefiore’s boeken eerder categoriseert als pulp, biedt Kinsella meer kwalitatief hoogstaande romantische fictie.

Haar protagoniste Ava is dé typische dertiger die wegkwijnt in haar bestaan als single in het drukke Londen, smachtend naar een man die haar rommeltjes, haar drukke adoptiehond Harold en haarzelf kan waarderen. De zweverige Ava, die zich momenteel helemaal verdiept in een of andere soort healing en zich iedere dag wemelt in de geur van etherische kruiden, houdt er nog een andere passie op na: schrijven. Het lukt haar maar niet om haar boek te voltooien; een echte volhouder kun je haar niet noemen. Daarom meldt ze zich aan voor een schrijfretraite in een klooster in Italië.

Kinsella windt er geen doekjes om en laat Ava meteen verliefd worden op een van de andere aanwezigen op de schrijfretraite: Dutch. Ehm ‘Dutch’? Ontbreekt het Kinsella aan namen na het schrijven van al haar romans? Zeker niet: het is niet de bedoeling dat de deelnemers hun eigen naam gebruiken tijdens de retraite. Daarom verzinnen ze allemaal een pseudoniem naar keuze. Als Ava, die zichzelf tijdens de retraite ‘Aria’ noemt, en Dutch een dag skippen om te gaan zwemmen op een magische plek, ontstaat er een al eveneens magische vonk tussen hen twee. Tijd, plaats en handeling vervallen als de twee zich in elkaars armen werpen.

Poppenhuizen en haarloze wolven

Het drama is – zoals altijd – onafwendbaar. Zoals dat met menige vakantieliefde gaat, komen de twee prille geliefden in botsing met niets minder dan de … realiteit. Als ze beiden aankomen op vaste grond in Engeland, blijken de twee – zoals verwacht – minder met elkaar gemeen te hebben dan gedacht. Terwijl Ava in een krakkemikkig pand haar dagen slijt, blijkt Dutch – die door het leven gaat met de naam ‘Matthias Warwick’ – een erfgenaam te zijn van het grote poppenhuisbedrijf Harriet’s House. Diens grootouders startten ooit dit bedrijf dat prachtige poppen en dito huizen bouwde en dat uitgroeide tot een waar imperium dat goed is voor enkele miljoenen. Dáár zou Ava zeker mee kunnen leven, ware het niet dat ze een schoonmoeder from hell krijgt. Matts moeder maakt al meteen duidelijk dat ze niet zitten te wachten op iemand die niet kan tippen aan de geweldige ex van Matt: Genevieve. Het enige familielid dat Ava waardeert om wie zij is, is de opa van Matt, met wie ze er een langdurige vriendschap via de telefoon op nahoudt.

Ava is ook niet erg te spreken over Matts voorliefde voor excentrieke kunst. Als ze bij hem thuis afspreken in zijn kleurloze, betonnen flat, schrikt ze zich rot bij het zien van een kunstwerk van een raaf met tanden en boven het bed prijkt de kop van een haarloze wolf. En dan die twee huisgenoten van Matt: de übernerd Nihal – die robots bouwt – en Topher – een pokdalige bodybuilder, die de er de ene na de andere ongepaste opmerking uitgooit die Ava’s onzekerheid over haar relatie doen toenemen.

Op zijn beurt is Matt zeker niet gecharmeerd van haar onderkomen: iedere keer als hij bij haar langskomt, schaaft hij een ledemaat aan een van de meubels, die Ava van de straat heeft geplukt en in de meest uiteenlopende kleuren verft. Alle zwerfboeken vinden tevens een plaatsje in Ava’s huis, want al die verweesde boeken vindt ze maar ‘zielig’.

Langzaamaan proberen ze met elkaars zichtbare minpunten om te gaan, maar dan gooit Matts familie nog een extra handje roet in het eten. Ze willen graag – uhm, verwachten – dat Matt zijn Londense leventje gedag zegt en verkast naar Japan, alwaar een pretpark wordt gewijd aan het familiebedrijf Harriet’s House. Is dit voor Ava de druppel die de emmer doet overlopen?

Niet zomaar een ‘romannetje’

Naast liefde, staat ook vriendschap centraal in deze roman. Ava omringt zich met de meest diverse karakters: Sarika is een ware snob, Nell is een halve punker en Maud is de gierige en meest hulpbehoevende van het stel. De ziekte van Nell drukt ook zwaar op de vriendinnengroep en de vriendinnen nemen om de beurt de zorg voor hun dierbare vriendin van elkaar over. Het boek verweeft verschillende thema’s met elkaar en is daardoor niet simpelweg weg te zetten als een ‘romannetje’, waar er zovele van zijn.

Ook de schrijfstijl boeit tot de laatste pagina. Dat komt ook door de hilarische dialogen die Kinsella op papier zet. De miscommunicatie tussen Matt en Ava, maar ook tussen Ava en Matts vrienden zorgt voor tranen van het lachen. Dit is een van die romans die je in één dag wilt uitlezen. Het biedt een prettig verhaal, het biedt tevens hoop, biedt mogelijkheden tot identificatie en het maakt dat je je volledig in het verhaal werpt. Ook is het fijn dat Ava geen duplicatie is van een van de heldinnen die je vaker tegenkomt in romans. Het is een opzichzelfstaand en vernieuwend liefdesverhaal. Het is afwachten waarmee en met wie Kinsella onze harten de volgende keer weet te veroveren.

Film / Films

Wantrouwende apen in klassieke animatiefilm

recensie: De ApenPrins - Jean-François Laguionie, Xavier Picard

Een interessante en rustgevende ervaring is De ApenPrins van Jean-François Laguionie en Xavier Picard, waarin je van de ene verassing in de andere valt. De gevestigde apenbeschaving denkt dat ze de enige zijn op de wereld. Een vergissing als blijkt dat van ver over zee, uit het imposante rijk Laankos, een onbekende aap is aangekomen.

Regisseur Jean-François Laguionie staat bekend om het op een amuserende manier verwerken van kritieke thema’s. De ApenPrins is niet direct een vervolg op zijn eerdere bekende werk Le Château des Singes (1999), maar is wel gelijkaardig als het gaat om een groep apen die het bestaan van beschavingen van andere landen niet wil geloven.

De ideale stad

De oude apenprins Laurent spoelt aan op het eiland Niouko. Als hij door de kleine aap Tom wordt ontdekt, start een mysterieus avontuur in een imposante omgeving. Laurent krijgt van Tom een rondleiding om de utopische stad waar hij beland is, met eigen ogen te aanschouwen. De Nioukos lijken erg vredig en charmant. Echter, al snel blijkt dat deze bewoners enkel op zichzelf zijn gericht. Ze zijn alleen maar bezig met werken om zeker te zijn van hun eigen materiële succes en status. Bovendien is het bos opgeofferd om de stad op te kunnen bouwen. Het is een strijd met de natuur die ook weer langzaam delen van de stad probeert terug te winnen. Professor Abervrach wil Laurent als bewijsmateriaal gebruiken om zijn collega’s te overtuigen dat ze niet de enige zijn op de wereld. De andere professoren vinden het belachelijk en geloven zijn idee niet. Tom en Laurent proberen samen te ontkomen aan de overheersende orde. Er ontstaat een sterke vriendschappelijke band waarin ze elkaar helpen om een eigen plek te vinden in het overweldigende apenrijk.

Feest van de Angst

Zo te zien gaan we terug in de tijd naar een nostalgische setting rond 1900. Benadrukt door het Feest van de Angst waar de uitvinding van het filmtoestel met een vertoning van King Kong plaatsvindt. Op deze avond kunnen bewoners zich plezierig vermaken met helse attracties. De film bevat duistere elementen, zoals opgezette dieren en planten, die in het museum voor onderzoek worden vastgehouden. Ze worden allemaal speels uitgewerkt, wat het spannend en leuk maakt voor kinderen. De elegant vormgegeven achtergronden, uitgewerkt in warme pastelkleuren, zorgen hierbij voor een tedere sfeer. Een verwondering voor jong en oud zou je zeggen. Toch is er een gemiste kans als gekeken wordt naar het amuserende gehalte. De film komt soms wat traag en serieus over en bevat minimale humor. Naast klassieke orkestmuziek zullen meezingliedjes bijvoorbeeld niet worden aangetroffen. Om de gedachtes van Laurent te uiten, is gekozen voor een passende vertelstem waardoor het geheel overkomt als een interessant reisdagboek. Het taalgebruik is daarbij wel van een hoger niveau. Voor het oudere publiek is de film daarom ook een adembenemende ervaring. Door de fijne uitwerking is De ApenPrins een film voor het hele gezin, maar de vraag is of kinderen er ook echt door worden geamuseerd.

Gewoon geluk

Voor een langspeelfilm is de 77 minuten durende film best kort. Alle gebeurtenissen in beeld zijn duidelijk en de personages leer je al snel kennen. Wel is dit allemaal minimaal, waardoor de film enige diepgang mist. Zeker naar het einde toe lijkt alles op wonderbaarlijke wijze goed te gaan voor Tom en Laurent, met het geluk in hun voordeel. Er volgt een uitleg waarmee bepaalde gebeurtenissen verklaard worden, maar dit is allemaal vrij oppervlakkig. Afgezien daarvan is De ApenPrins zeker een unieke film met een verfijnde uitstraling en boeiende inhoud. Tegenwoordig zijn er niet veel bijzondere animatiefilms meer te vinden zoals deze.

De ApenPrins is vanaf maandag 7 juli te zien in de bioscoop en on demand (Picl).

 

Boeken / Non-fictie

Denken over het ongrijpbare

recensie: Meteosofie – René ten Bos

In zijn nieuwste boek Meteosofie denkt oud-Denker des Vaderlands René ten Bos over iets wat tegelijkertijd banaal en ongrijpbaar is: het weer.

Het boek sluit aan bij drie van zijn vorige boeken, namelijk Dwalen in het antropoceen (2017), Het volk in de grot (2018) en Extinctie (2020). Ook in 2020 bracht Ten Bos een boek uit, De Coronastorm, een heel ander soort boek dan eerdergenoemde. Gelukkig schrijft Ten Bos weer zoals we van hem gewend zijn: onderzoekend, meanderend, met veel aandacht voor andere denkers en etymologie.

Filosofie van het weer

Meteosofie is een term die Ten Bos zelf heeft bedacht. Het is een samenvoeging van metéoros (het weer) en sophia (wijsheid). Het boek gaat dan ook over hoe filosofen hebben gedacht over het weer en over hun pogingen wijs te worden van het weer (en kennis te vergaren óver het weer). Wat is dan het weer? De term metéoros vertelt ons: alles wat zich in of achter (meta) de lucht (aer) bevindt. En waar bevindt zich die lucht? Overal tussen hemel en aarde.

Het is dus zeker geen gering onderzoeksgebied, maar wél een waar men altijd behoorlijk vreemd over heeft gedaan. Ten Bos neemt de lezer in Meteosofie mee op reis langs de geschiedenis van het denken over het weer. Hij voert je langs de oude Grieken, Descartes, Pascal, Herder en zelfs Montesquieu – die toch vooral bekend is geworden door zijn politieke filosofie – komt voorbij. Ten Bos is de eerste die op deze manier de filosofie van het weer samenbrengt, in een zeer geslaagde poging.

Tussen hemel en aarde

Meteosofie begint als een geschiedenisboek: hoe dachten de oude Grieken over het weer en waar kwam die houding vandaan? Volgens de oude Grieken was het onmogelijk zekerheid te verkrijgen over dat wat zich tussen hemel en aarde bevindt (de metéoros). Elke persoon die claimt wel zo’n zekerheid te hebben, moet men wantrouwen. Zo iemand is een sofist, iemand die zich boven de medemens verheft in zijn poging het beter te weten, een praatjesmaker. De beschuldiging ‘sofist’ te zijn leverde Socrates de gifbeker op, dus je paste wel op.

In dit wantrouwen ten opzichte van het weer – of breder, het klimaat – herkennen we het huidige wantrouwen in ‘klimaatzaken’. Hier trekt Ten Bos een interessante parallel. Het weer kennen we nu veel beter dan de oude Grieken deden, maar het klimaat blijft zo’n ongrijpbaar geheel. Over het klimaat kunnen we alleen maar aannames doen, voorspellingen, scenario’s. In zekere zin heeft het klimaat bij ons eenzelfde ongrijpbaarheid in zich als het weer bij de oude Grieken had. En onze reactie op ongrijpbaarheid is scepsis.

Tegelijkertijd hadden de oude Grieken wel degelijk interesse in het weer, zij het op sociaal vlak. Ze wisten dat het weer bedreigend kon zijn voor de sociale orde. Op die manier wordt het weer wél onderzocht bij de oude Grieken, in de sociale context. Ze beseften dat het weer zó alomvattend was dat het ook allesverwoestend kon zijn (denk aan hongersnoden, overstromingen etc.). De centrale vraag werd daar: hoe gaan we daarmee om? Hoe zorgen we ervoor dat we niet van slag raken van dat ongrijpbare en potentieel levensgevaarlijke dat ons omringt? De epicuristen vonden het antwoord in hun streven naar onverstoorbaarheid (ataraxia). Ook ten opzichte van het weer was dat een houding die je kon aannemen.

Aristoteles als eerste meteoroloog

Aristoteles, leerling van Plato en een echte empirist (= kennis komt uit de ervaring, niet uit het verstand) deed een aantal rake uitspraken over het weer. In zijn Meteorologika trekt hij conclusies op basis van tal van waarnemingen, van hemzelf maar ook van anderen. Zo had hij horen zeggen van ‘een meer in Palestina’ waar objecten op blijven drijven. Daarmee bedoelt hij natuurlijk de Dode Zee, waar hij zelf nooit is geweest.

Ten Bos laat zien dat je zelfs zou kunnen betogen dat Aristoteles de eerste is geweest met een beeld van wat we tegenwoordig de waterkringloop noemen. Centraal bij Aristoteles stond het opstijgen en neerdalen van ‘lichamen’ zoals water. “Waar de zon waterdeeltjes doet stijgen, zorgt haar afwezigheid ervoor dat ze naar beneden gaan, doorgaans in de vorm van neerslag.”

Moderne meteorologie

Descartes wordt gezien als de peetvader van de moderne meteorologie. Hij was op zoek naar heldere, welonderscheiden en onbetwijfelbare kennis. Hij was een echte rationalist (= kennis komt uit het verstand, niet uit de ervaring) en geloofde dat alleen de wiskunde die zekerheid kon bieden. Ook de meteorologie zou dus gebaseerd moeten zijn op de wiskunde, om voor ware kennis door te kunnen gaan. Op die manier koppelt Descartes voor het eerst de meteorologie echt los van de filosofie, al blijft de meteosofie (het nadenken over de verhouding tussen de mens en de wereld) wel bestaan.

Ten Bos laat het verschil tussen Descartes en zijn tijdgenoot Blaise Pascal mooi zien. Waar Descartes zich richtte op de wiskunde, bleef Pascal (ook een wiskundige) filosoferen. Pascal vroeg zich af wat het voor de mens betekende dat hij datgene wat hem omringt nooit volledig zou kunnen begrijpen. “Hoe zou het mogelijk zijn dat een deel het geheel begrijpt?” Hoe gaat de mens om met die complexiteit?

Klimaatdeterminisme

Meteosofie leest als een schoolboek, een eerste geschiedschrijving over het denken over het weer. In chronologische volgorde gaat Ten Bos verder. Ditmaal wéér een bekende filosoof: Montesquieu (de bedenker van de trias politica). Montesquieu blijkt in zijn politieke filosofie ook een belangrijke plek te zien voor het weer. Het klimaat van een land bepaalt het karakter van de mensen die daar wonen. Daar moeten we de wetten van dat land dus op aanpassen, aldus Montesquieu.

Ook de beroemde denker Herder blijkt over het weer te hebben nagedacht. Sterker nog, je zou hem zelfs de éérste kunnen noemen die een ecologisch bewustzijn ontwikkelt. Hij verzet zich tegen het klimaatdeterminisme van Montesquieu en vraagt zich af hoe wij ons moeten verhouden tot het klimaat dat ons omringt. Een vraag die vanzelfsprekend nog altijd actueel is.

Meteosofie

In de laatste drie hoofdstukken toont Ten Bos zich meer en meer ook zelf meteosoof. Na een hoofdstuk over drie hedendaagse filosofen die denken over het klimaat (Serres, Sloterdijk, Morton) gaat hij dieper in op wat het weer, maar vooral het klimaat, nu voor ons betekent. Daarbij zijn complexiteit en waarschijnlijkheid belangrijke factoren. Over het klimaat hebben we nog altijd geen zekere kennis. De kennis die we hebben kunnen we slechts uitdrukken in waarschijnlijkheden en dus niet in zekerheden. Dat maakt dat ook vandaag de dag klimaatonderzoekers niet altijd serieus genomen worden, net zoals de oude Grieken mensen die iets pretendeerden over het weer wantrouwden. Ook al weten we ongelofelijk veel méér over het weer dan ooit tevoren, we blijven omringd door iets ongrijpbaars, iets dat nooit helemaal te vatten, voorspellen en beheersen is.

Ten Bos laat in Meteosofie zien hoe de verhouding tussen de mens en het weer altijd ambigu is geweest. Het boek is leerzaam, prettig geschreven en is weer een ‘echte Ten Bos’, zoals we hem kennen.

Muziek / Album

Nederpop in veel schakeringen

recensie: Nederpopupdate volume 9: Chad VanGaalen, JMF & Benny Sings
Bart Van Lier

In deze nederpopeditie is er plaats voor muziek in vele schakeringen. De aandacht gaat uit naar Chad VanGaalen met World’s Most Stressed Out Gardener, dat zeer internationaal klinkt. De Zeeuw JMF komt aan bod met Like Flowers Growing, dat zeer persoonlijk afsluit. Benny Sings is internationaal succesvoller dan in ons land. Misschien brengt Music daar verandering in.

Waarom zou nederpop minder zijn dan internationale muziek? In deze editie is er aandacht voor lokale muziek die Nederland zou kunnen veroveren, maar ook artiesten die internationaal succesvol zijn, maar juist in Nederland veel minder. Ze hebben echter allen de kwaliteiten in huis om gehoord te worden.

Chad VanGaalen

Het nieuwe album van Chad VanGaalen vraagt meer luisterinspanning dan een album dat de gebaande paden volgt. VanGaalen weet je als luisteraar uit te dagen. Soms is zijn muziek heel melodieus, soms heel tegendraads, dan weer verrassend. Het is zeker geen plaatje voor elke dag, maar onweerstaanbaar als je weer eens lekker wat anders wilt. Dat lijkt een gepaste introductie tot de muziek van VanGaalen als je hem nog niet kent, en dat geldt nog voor velen in muziekminnend Nederland en België. Misschien doet hij af en toe wel denken aan de even tegendraadse Todd Rundgren, eveneens een geweldig artiest, die steeds wist te verrassen in zijn lange carrière. Natuurlijk gaat de vergelijking mank, maar misschien valt de link je zelf ook op bij de eerste single van het album ‘Samurai Sword’, of terwijl dit album als een film langs je heen trekt.

Als we zijn aangekomen bij het laatste nummer van het album, ‘Water Brother’, kan je je muzikale geheugen eigenlijk geen ongelijk geven en ontstaat wel de honger om genoemde Rundgren te draaien. Maar dan dringt zich meteen de vraag op: welk album in hemelsnaam zou deze vergelijking recht doen? Dus dan weer terug naar World’s Most Stressed Out Gardener dat nog in de cd-speler steekt.

JMF

Dat er in Nederland overal mooie muziek gemaakt wordt, is eigenlijk wel bekend, maar soms word je toch verrast als je via sociale media in contact komt met een artiest die je nog niet had gespot. Zo zocht JMF contact met onze redactie; een singer-songwriter uit het Zeeuwse Middelburg. Jan Maarten François is de naam die achter deze initialen zit.

Belangrijker is de muziek en die klinkt als een klok. Bij een eerste beluistering word je direct gegrepen door het openingsnummer ‘Summer Wind’, dat kwaliteit uitstraalt. De eerste, niet eens vervelende referentie die naar boven borrelt, is die van Gerry Rafferty. Maar hij is natuurlijk zeker geen kopie van deze charismatische zanger. De verwantschap met andere Zeeuwse artiesten lijkt zich ook af te tekenen, zoals een Thomas Lina. Misschien komt dat door de melancholie van de zee die doorklinkt in de muziek van deze artiesten. Onderwerpen die we terug horen zijn wind, zee en soms zelfs de duinen. JMF is gezegend met een eigen karakteristieke stemklank met een fijn randje, dat comfortabel en vooral herkenbaar aan zal gaan voelen. Niet verwonderlijk als een Zeeuw zingt over het zout op de lippen in bijvoorbeeld ‘A Splendid Gathering In The Sliding Dunes’, wat zich ontpopt tot een heerlijk liefdesliedje en een samenzijn in de duinen. Een droom die toch tot een einde lijkt te komen aan het einde van het liedje.

Als we goed luisteren naar ‘Comfort Me’ dan kunnen we niet om de ervaring van de coronapandemie heen. Een wereld die in duigen lijkt te vallen door een alles overheersend gevoel van afstand houden. ‘You Said’ gaat over afscheid nemen. Het gaat over hartepijn, maar ook over langzamerhand begrip krijgen voor een beslissing die in eerste instantie pijn deed. De pijn is bijna voelbaar in het liedje. Gelukkig verzacht het daaropvolgende ‘Sparrow In The Wind’ een beetje. Al gaat dit liedje ook over pijn: de pijn in de wereld die niet de schuld is van deze vogel, maar de vogel geeft wel steun en troost.

Het album wordt opgedragen aan de moeder van JMF. “Voor Mam” staat er op de binnenkant van het digipack. Zijn grootste fan verliet het huis op 93-jarige leeftijd in februari 2021. Na de opening met ‘Summer Wind’ is het ‘Winter Wind’ dat het album afsluit, en dit lied is het afscheid van zijn moeder. ‘Winter Wind’ werd bij het afronden van het album nog snel toegevoegd, terwijl de andere tien liedjes al klaar waren. Een afscheid moet immers verwerkt en gevierd worden op zo’n nieuw werkstuk. Natuurlijk gaat het over het afscheid, maar nog meer over de liefde die bij hem een veilig plekje heeft gevonden. Het verhaalt over de lange weg van het leven, die een einde heeft gevonden in deze koude winter. Het album dooft uit met gitaarklanken als een hartslag die wegsterft. Like Flowers Growing laat een behaaglijke luisterervaring achter, die je naar verwachting regelmatig zal dwingen om het album weer te willen horen.

Benny Sings

Het zevende studioalbum van de band – of moeten we zeggen artiest – Benny Sings heet Music. Achter deze naam gaat namelijk de persoon van Tim Berkestijn schuil, die zijn artiestennaam al draagt sinds hij deelnam aan de hiphopformatie Abstract Dialect. Gek genoeg lijkt Benny Sings in het buitenland meer succes te oogsten dan in Nederland. De band gaf in januari acte de présence op de online editie van EuroSonic/Noorderslag. De muziek is te omschrijven als een veelzijdigheid van pop, soft-rock, disco en zelfs een vleugje hiphop. Is dat te veel aan stijlinvloeden? Op papier lijkt dat van wel, maar wie luistert naar wat Benny Sings ervan heeft gekookt, kan het er alleen maar mee eens zijn dat deze cocktail wel heel erg lekker smaakt en uitnodigt om de vorige zes albums ook maar eens tot je te nemen. Zeker als je deze gemist had vanaf het debuut in 2003.

Vandaag is de muziek van Benny Sings sterk beïnvloed door de jaren zeventig en tachtig, maar klinkt het toch heel alledaags. Het album Music klokt net iets langer dan een uur, maar de tien songs nodigen wel uit om de cd-speler een tijdje op repeat te zetten. Van de albumopener ‘Nobody’s Fault’ tot het titelnummer ‘Music’ weet Benny Sings de luisteraar te boeien, maar ook verstrooiing te geven. Nergens wordt het heftig; er wordt lekker binnen de lijntjes gekleurd. Zo is het album zowel fijn voor een deep listening sessie, vanwege de vele stijlelementen, alsmede om als begeleiding bij andere activiteiten de nodige vreugde te verschaffen.

 

Kunst / Expo binnenland

Geur gecombineerd met kleur in het Mauritshuis

recensie: Ruiken aan kunst: Vervlogen – geuren in kleuren

Het Mauritshuis laat je ruiken aan het verleden in de tentoonstelling Vervlogen – geuren in kleuren. Geuren uit de zeventiende eeuw zijn gecombineerd met schilderijen en objecten, waardoor het verleden op een toegankelijke en verfrissende manier tot leven wordt gewekt.

Jan van der Heyden, Gezicht op de Oudezijds Voorburgwal met de Oude Kerk in Amsterdam, ca. 1670, Mauritshuis, Den Haag

Zintuigen in de zeventiende eeuw

Horen, ruiken, zien, proeven en voelen zijn de vijf zintuiglijke waarnemingen, maar hoe druk je die uit in een schilderij of prent? Vanaf de late zestiende eeuw bedachten kunstenaars hiervoor uiteenlopende metaforen. Snuffelende hondjes of een stinkende poepbroek voor reuk, luidruchtige zuiplappen voor het gehoor en een flink pak rammel drukte het zintuig voelen uit. De eerste zaal van de tentoonstelling geeft hier een goede introductie van. In de zalen die volgen mag je je eigen neus gebruiken en wordt de zeventiende eeuw via diverse thema’s getoond. Via geuren krijg je een goede indruk van het dagelijkse leven van zeventiende-eeuwers.

Geuren die tot de verbeelding spreken

Heel sterk aan de tentoonstelling is dat de acht geuren waaraan je kan ruiken zorgen voor een leerzame en tegelijkertijd toegankelijke beleving. Je ruikt namelijk vaak wat je niet ziet. Door de toevoeging van geur kun je je beter verplaatsen in het schilderij, wat zorgt voor nieuwe en verrassende inzichten. Dit is goed te zien (en te ruiken) op het schilderij Gezicht op de Oudezijds Voorburgwal met de Oude Kerk in Amsterdam (ca. 1670) door Jan van der Heyden (1637-1712). Je ziet een vrouw op een houten vlot die lakens wast. Vreemd genoeg doet ze dit naast een openbaar toilet waarvan de uitwerpselen geloosd worden in de gracht. Het is dus maar de vraag of de lakens ‘schoon’ zijn na de wasbeurt. Ze zullen in ieder geval niet fris geroken hebben, want in de zeventiende eeuw werd het afval gewoon in de grachten gedumpt. De vreselijke stank die er hing krijg je kort mee dankzij een geurzuil.

Jacob van Ruisdael, Gezicht op Haarlem met bleekvelden, ca. 1670-1675. Doek, 55,5 x 62 cm. Mauritshuis, Den Haag

Ook op het schilderij Gezicht op Haarlem met bleekvelden (ca. 1670-1675) door Jacob van Ruisdael (1628-1682) voegt een enigszins zure geur een nieuwe dimensie toe. De geur van een bleekveld om linnen te bleken, is iets waar wij ons niet iets bij voor kunnen stellen. Door echter naar het schilderij te kijken en te ruiken aan de geurzuil besef je snel dat bleekvelden in de zeventiende eeuw niet de fijnste plekken waren om rond te lopen. Het linnen werd gereinigd door het te koken in een bijtend mengsel van water en as, gecombineerd met wasbeurten in de grachten. Het is daarom niet verassend dat zeventiende-eeuwers kruidenmengsels in linnenkasten hingen om lakens lekkerder te laten ruiken. Aan deze geur kun je in de tentoonstelling ook ruiken.

“Vervlogen” geuren

Met zo veel onaangename geuren in en rond de steden had je wel een stevig parfum nodig. Al helemaal omdat mensen toen geloofden dat ziektes zich via stank verspreidden. Daarom droegen welgestelde burgers pomanders bij zich. Dat zijn geurbollen in een kostbare behuizing die parfumluchtjes afgaven.

Pomander, Noord-Nederlands, ca. 1620, Rijksmuseum Twenthe, Enschede (bruiklenen van de Martens-Mulder Stichting)

Al deze verhalen in de tentoonstelling zorgen ervoor dat je met een nieuwe blik kijkt naar de objecten, ook waar geen geurzuil bij staat. Dit is het geval bij een schilderij van een keukeninterieur waar eten wordt bereid en een tekening van een groepje mensen in een galgenveld. Zulke objecten spreken op die manier sterk tot de verbeelding, wat de tentoonstelling interactief, toegankelijk en inhoudelijk maakt. Die interactie ontbreekt helaas in het laatste deel van de tentoonstelling, gericht op religie- en historiestukken, deels omdat het Protestantisme geuren in de ban deed. Desondanks mag je deze tentoonstelling niet missen als je meer wilt leren (en beleven) over hoe geur het leven van mensen uit de zeventiende eeuw tekende. Veel van deze geuren kom je nergens meer tegen, dus het biedt een unieke inkijk in een vervlogen wereld.

 

Boeken / Fictie

Afscheid nemen van een eeuw

recensie: De tijden veranderen - Carmen Korn

Het einde is daar: in het derde deel van Carmen Korns trilogie, De tijden veranderen geheten, volgt dan eindelijk het onvermijdelijke afscheid van de vier vrouwen die je na aan het hart zijn gaan liggen: Henny, Käthe, Ida en Lina en hun levenspartners en kinderen. Wie aan dit laatste deel begint, wil niet dat het stopt. Het is wederom een ontzettend knap geschreven roman, die de tijdsgeest (of beter gezegd: tijdsgeesten) secuur weet te vangen.

Veranderingen alom

Het is maart 1970 en de vier Hamburgers in hart en nieren (te weten Henny, Käthe, Ida en Lina) zijn ondertussen bejaarde vrouwen. Nu zijn het hun kinderen én zelfs kleinkinderen die in de bloei van hun leven staan. De families worden steeds groter, maar de verhaallijnen zijn nog steeds te overzien. In hun geliefde winkelstraten verschijnen steeds meer blokken beton. Alom veranderingen, veranderingen, veranderingen – wat de titel al deed bevroeden. De ene verandering pakt slecht uit (zoals te verwachten zijn er in deze roman meer sterfgevallen dan in deel 1 en 2 bij elkaar) en andere veranderingen pakken positief uit (geluk blijkt toch voor meer mensen weggelegd dan verwacht). Gelukkig blijft Korn vernieuwend uitpakken en laat ze allerlei frisse gezichten de revue passeren, van wie de gebroeders Jon en Stefan toch verreweg de meest opbeurende karakters zijn. Marike’s dochter Katja – inmiddels een fotografe die naar allerlei conflictgebieden wordt gestuurd – heeft haar knipperlichtrelatie met Karsten eindelijk beëindigd en wordt verliefd op iemand aan de andere kant van de muur: Jon. Kan hun liefde alle grenzen overwinnen? Zelfs het IJzeren Gordijn?

Intussen breidt ook het gezin van Florentine uit. Samen met haar ‘husky’, haar koosnaampje voor haar man Robert die een groen en blauw (nep)oog heeft, krijgt ze een eveneens erg knappe spruit. Met de komst van de kleine Loretta – het jongere zusje van Lorenz – lijkt het allemaal pais en vree, maar Florentine lijkt de modellenwereld nog geen gedag te kunnen zeggen. Ruth heeft het minder getroffen nu ze wederom is gezwicht voor de politiek activist András. Hun beider gezichten prijken op allerlei opsporingsposters, tot in de verste uithoeken van Duitsland. Rudi blijft het verlaten en uitgestorven appartement van Ruth in Berlijn bezoeken en schoonmaken, tevergeefs wachtend op haar terugkeer…

Konstantin zet de familietraditie voort en wil net als zijn moeder en grootmoeder het liefst zijn dagen gaan slijten in de Finkenau, de plek waar de jonge vrouwen elkaar ooit ontmoetten en waar hun carrière als vroedvrouw begon. Zijn geliefde Vivi wil maar al te graag een gezin beginnen, maar dat vergt iets te veel van de ambitieuze Konstantin. Langzaamaan veranderen kleine kinderen in volwassenen en zijn het de kinderen die de zorg voor hun ouders op zich beginnen te nemen. Het lot treft voornamelijk Ida, die als ijdeltuit de hardste klap te verduren krijgt.

Korn, de perfecte geschiedenisdocent

Ook dit keer vliegen de historische gebeurtenissen je om de oren. De DDR, de Vietnamoorlog en de RAF, met als ultieme hoogtepunt de val van de Berlijnse Muur. Geen enkele gebeurtenis laat Korn voorbijgaan zonder dat het betrekking heeft op één van haar vele personages. Ook het onderwerp ‘aids’ vormt in dit boek een heikel punt en zet de relatie van Alex en Klaus kortstondig op losse schroeven. Gelukkig maar dat de vier dames zo’n lang leven is beschoren (toevalligerwijs halen ze minstens allemaal de 90), want daardoor zien we hoe de oude besjes zich letterlijk door het ene na het andere decennium ploegen. Je krijgt soms bijna het idee dat de schrijfster de honderd aantikt, zoveel details maken de geschiedenis bijna tastbaar.

Ook in dit derde deel gaat Korn onvermoeid door met haar geschiedenisles. Ze is precies die docent aan wiens lippen je gekluisterd zit; je wilt maar niet dat ze stopt met vertellen. En dat vertellen, dat doet ze op haar eigen magnifieke wijze. Wat een vaart zit er in het verhaal en dat met zo uitzonderlijk veel verhaallijnen. De verhalen van de vier vrouwen en hun steeds meer uitbreidende families verveelt – tot verbazing – nooit. Zelfs beschrijvingen van het alledaagse leven weet Korn op te fleuren. Het is gewoonweg weer een feest voor de ogen om dit te mogen lezen. Je doorvoelt ook alles wat de hoofdpersonages meemaken en je pinkt zo een traantje mee met de personages.

Op het cynische af

Opvallend is dat de humor in dit deel nog nadrukkelijker aanwezig is. Meerdere malen worden er spottende opmerkingen gemaakt die inspelen op de lachspieren. Voornamelijk de klagende opmerkingen van Käthe – soms op het cynische af – maken dat je dit boek al glimlachend doorbladert. Zij is echter niet het enige hartverwarmende karakter. Je merkt dat de familie en vrienden een ongekend hechte band met elkaar hebben. Het is bijna om jaloers van te worden. De hele kliek wordt gekenmerkt door een grote vrijgevigheid én het is opmerkelijk hoe makkelijk ze alles en iedereen zomaar accepteren (zeker gezien de tijdsgeest).

Wederom verdient Korn een groot applaus en een diepe buiging voor het scala aan personages dat ze heeft geschapen en daarmee ook een stem geeft aan minderheden in de samenleving. Aan hen die dat niet zonder slag of stoot krijgen. Dit laatste deel is de kroon op het eerdere werk van Korn, van wiens hand er hopelijk nog veel boeken zullen komen. Hoe het ook zij met deze trilogie, ‘haar tijd’ als schrijver is nog lang niet ten einde. Jammer blijft wel dat een trilogie vaak ook echt maar uit drie boeken bestaat…

Boeken / Fictie

Carmen Korn schafft das

recensie: Tijd om opnieuw te beginnen - Carmen Korn

De gevierde auteur Carmen Korn, een Duitse dame op leeftijd, knalde er in de afgelopen jaren een prachtige trilogie uit die verhaalt over vier vrouwen en hun levensgeschiedenissen van 1919 tot 1999. In het tweede deel, Tijd om opnieuw te beginnen, is de Tweede Wereldoorlog net op zijn einde en ligt de metropool Hamburg (een stad ten noorden van Berlijn) in puin en as. De levens van Henny, Käthe, Lina en Ida zijn net zo overhoop gehaald als de gebouwen om hen heen, maar ze weten de brokstukken in hun leven bijeen te rapen en er iets moois van te maken. Korn weet wederom een fantastische vertelling neer te zetten die gaat over de beweeglijke jaren na de Tweede Wereldoorlog.

Geschiedenisles

In de jaren 50, 60 en 70 was het naar alle waarschijnlijkheid geen pretje om in Duitsland te wonen. Al helemaal niet in het oostelijke deel van Berlijn. De muur die in 1961 werd opgetrokken verdeelde het land en vele gezinnen werden ruw uit elkaar getrokken. In dit boek komt de Berlijnse Muur zeker ter sprake, maar met de muur nog zoveel meer. Korn heeft zich haast een hele bibliotheek moeten aanleggen om al haar bronnen te kunnen verzamelen. Wie haar boeken leest, pikt meteen een les mee over de Duitse geschiedenis. Misschien ligt het wel aan het feit dat ze feit en fictie zo goed met elkaar weet te verweven, dat je almaar wilt doorlezen.

Toch is niet alleen de inhoud van het boek prijzenswaardig. Korn houdt een prettige verteltrant aan en weet boeiende dialogen op papier te zetten. Wat haar schrijfstijl zo typeert, is dat ze geen woord te veel op papier plaatst. Ze wisselt in haar boeken bovendien continu van perspectief: in het eerste deel, Dochters van een nieuwe tijd, schrijft ze voornamelijk over de vier vrouwen Henny, Ida, Käthe en Lina en hun partners (achtereenvolgens): Lud Peters en Ernst Lür (de eerste en tweede man van Henny), Theo Unger (de dokter die al jaren zijn oog heeft laten vallen op Henny), Friedrich Campmann (de eerste man van Ida) en Tian Yan (Ida’s tweede man en grote liefde), Rudi Odefey (Käthes echtgenoot) en Louise Stein, ‘Lina’s levensgezellin’. Een handvol personages. Toch gaat het je niet duizelen als Korn weer eens van perspectief wisselt. Het verhaal blijft hoe dan ook overzichtelijk. Zelfs als Korn in dit tweede deel nóg meer personages opvoert.

Nieuwe geliefden, oude geliefden

In het tweede boek moeten de vier dames (die je in het eerste deel leert kennen als twintigers) hun ‘bühne’ delen met hun kinderen, die een steeds groter aandeel krijgen in het verhaal én één stel in het bijzonder: Klaus Lühr (Henny’s zoon) en Alex Kortenbach. Alex Kortenbach nam in de Tweede Wereldoorlog zijn toevlucht naar Argentinië om te ontkomen aan de dienstplicht en alle gruwelijkheden van de nazi’s. Aldaar hoort hij dat zijn hele familie is omgekomen in de vlammenzee die Hamburg tijdens de oorlog teisterde. Hij besluit om terug te keren naar Hamburg met één enkel doel: om er te sterven.

Hoe anders verloopt het als hij terechtkomt bij Guste Kimrath, de laatste levenspartner van Ida’s vader Carl Christian Bunge. Guste biedt dag in, dag uit een warm nest aan alle vogeltjes die die van henzelf ontvlucht zijn. Alex blijkt al snel een wonder op de piano te zijn en tijdens een van zijn repetities merkt hij de aanwezigheid van Klaus op: hij zal de eerste en laatste man in zijn leven zijn aan wie hij zijn hart verpand. Intussen is ook Klaus’ zus Marike enkele jaartjes ouder geworden en werkt ze hard aan haar toekomst: ze wil zo snel mogelijk aan de bak als vroedvrouw om kinderen op de wereld te helpen, terwijl ze zelf tracht om met haar man, Thies Utesch (die ze al vanaf haar zesde kent), kinderen te krijgen. Na vijf jaren vruchteloze pogingen, kan ze dan eindelijk op achtentwintigjarige leeftijd een eerste kleinkind schenken aan haar moeder Henny: Katja. Enkele jaren later volgt Konstantin, het petekind van van Klaus en Alex.

Intussen bloeit de dochter van Ida en Tian op tot een ware schoonheid: met haar lange, zwarte haren en lange benen is ze een gewild model voor de covers van tijdschriften als de Vogue en Elle. Dit tot grote jaloezie van Ruth, het kleine, verweesde meisje, dat Rudi en Käthe adopteren als Ruths grootvader en voogd, meneer Everling, na een val van de trap overlijdt. Rudi en Käthe zijn de meest geteisterde personages van de roman: beiden hebben een concentratiekamp weten te overleven (Rudi een Russisch krijgsgevangenkamp en Käthe het concentratiekamp Auschwitz, waar Käthe’s moeder Anna het leven heeft gelaten) en dit laat diepe sporen na in hun dagelijkse leven. De aanwezigheid van Ruth in zijn leven, zorgt ervoor dat Rudi snel opkrabbelt. Daar dreigt helaas een einde aan te komen als Ruth zich in de ene ongelukkige relatie na de andere stort, met alle gevolgen van dien.

Roddels hier, roddels daar

Na jaren van oorlogen en angst, zie je dat de personages zich nu om de meer kleine zaken in het leven druk maken. Ida’s huwelijk begint kleine scheurtjes te vertonen, aangezien Tian Ida meer en meer lijkt te vervelen. Tian merkt dit op en lucht zijn hart bij Alex, met wie hij een innige vriendschap aangaat. Op deze wijze worden ook continu alle roddels doorgespeeld in hun tamelijk grote vriendenkring in Hamburg. Intussen hebben Lina en Louise een derde eigenaar weten te strikken voor hun boekhandel Landmann: Momme Siemsen, een romanticus die maar al te graag een groot gezin wil stichten. De tijd lijkt de dames ook in te halen: Louise maakt zich steeds meer zorgen over haar verouderende uiterlijk en grijpt steeds vaker naar de fles. Nee, de meest stabiele figuren in het tweede deel zijn toch echt Henny en Theo, wier liefdesgeschiedenis eindelijk tot bloeit komt. Zij zijn de pilaren waarop alle andere vrienden en familieleden kunnen leunen en voortbouwen.

Diversiteit ten top

Zoveel levens, zoveel familiegeschiedenissen: Carmen Korn laat veel diversiteit doorschemeren in haar roman. De familieleden en vrienden hebben allemaal een geheel eigen leven, geaardheid en zeer uiteenlopende interesses en ambities. Korn weet keer op keer weer te verrassen met de komst van een personage. Iedereen en alles is met elkaar verweven en het klopt gewoon. Altijd. Laat het maar aan Korn over om een trilogie te schrijven, die zo verfilmd kan worden. Het zal haar geen moeite kosten om er nog paar extra bijfiguren bij te bedenken. Een groots schrijver worden op je 65ste: doe het maar eens na.

Boeken / Non-fictie

Maar ik heb toch leuk werk

recensie: Inger Boxsem - Naar omstandigheden nogal slecht

Toen Inger Boxsem er zelf in 2003 voor het eerst mee werd geconfronteerd, plaatste ze burn-out in de categorie ‘glutenallergie, bekkeninstabiliteit en RSI’. Een modeziekte, dacht ze, maar haar burn-out bleek het startsein van een confronterende realiteit. In Naar omstandigheden nogal slecht (2021) schrijft Boxsem scherpzinnig over de donkerte die zich steeds dieper in haar nestelt.

Niet zeuren
Boxsem leidt zoals veel mensen een druk leven. Eindeloze werkdagen bij de publieke omroep, de hectiek van een jong gezin en aan de randen daarvan nog wat vrienden en hobby’s. Het calvinistische arbeidsethos van ‘niet zeuren, maar doorgaan’ zit in haar DNA, en dat ‘doorgaan’ doet Boxsem met plezier. Ze heeft een inspirerende baan als televisieredacteur, ervaart haar werk niet als belastend en houdt van haar man en kinderen. Totdat een huilbui, of eigenlijk een totale crash, in de kassarij van de Hema haar wereld doet wankelen. Het leuke leven heeft een keerzijde.

Chronische stress
Een bedrijfsarts vertelt Boxsem dat burn-out het vaakst voorkomt bij ‘gedisciplineerde, plichtsgetrouwe, verantwoordelijke mensen die hun werk erg leuk vinden’. Mensen zoals zij. Vreemd is het dus niet om uitgeput te raken van een leuk leven; grenzen worden langzaam overschreden en intussen raakt het stresssysteem overhoop. Boxsems lichaam geeft intussen allerlei signalen af: slapeloosheid, onverklaarbare paniek en een slecht werkend geheugen. Simpele taken zoals koken, lezen en veters strikken kan ze nauwelijks nog uitvoeren.

Geen modeziekte
Boxsem toont in Naar omstandigheden nogal slecht de enorme impact die burn-out heeft. Burn-out is geen modeziekte, maar een biologische reactie op een veeleisende wereld. Boxsem schrijft nadat ze een rustgevende boswandeling heeft gemaakt: ‘mijn hele systeem was ready for action’. Er kraakte iets in het gras, er schuilde iets achter een boom; haar lichaam was continu alert. Vechten, vluchten of bevriezen. In het bos, op de bank en in de kassarij van de Hema. Burn-out betekent niet ‘een beetje moe’, maar adrenaline en cortisol die de boel van binnen slopen, wat leidt tot totale uitputting.

Burn-out en depressie
Boxsem herstelt van haar eerste burn-out, maar krijgt jaren later een tweede crisis. Dit keer komt de burn-out met een duivelse vriend: depressie. Hoewel Boxsem met lichte zelfspot en humor schrijft, keldert ze ontegenzeggelijk naar een donker dieptepunt. De dubbele diagnose die ze krijgt, blijkt een catch 22. Het beste medicijn voor burn-out is absolute rust, terwijl het voor depressie belangrijk is om in beweging te komen. Uiteindelijk vertrekt Boxsem naar een particuliere kliniek in Zuid-Limburg. Ze krijgt er intensieve therapie en probeert haar hoofd boven water te houden.

Zonder pasklaar antwoord
Boxsems observaties zijn realistisch en fijnzinnig. Naar omstandigheden nogal slecht is geen overzichtelijk verhaaltje over een crisis en het daaropvolgende herstel. Geen toverstokjeszelfhulpboek, maar een verhelderende inkijk in de rauwigheid van een mensenleven. Boxsem schrijft met nuance over de golven van strijd, angst en óók vreugde die haar afwisselend meenemen. Uiteindelijk is Naar omstandigheden nogal slecht een zoektocht naar hoe te leven in een wereld die inspirerend en liefdevol is, maar die ook veeleisend en zelfs verziekend kan zijn.

Boeken / Fictie

Cultuurverschillen blootgelegd

recensie: Sholeh Rezazadeh - De hemel is altijd paars

Wat is een goede benaming voor literatuur die zich bevindt op het grensvlak tussen literatuur en poëzie? Noem het ‘piteratuur’, noem het ‘loëzie’. In ieder geval is de samenkomst van deze twee genres bij de Iraans-Nederlandse auteur Sholeh Rezazadeh méér dan geslaagd. In haar debuutroman De hemel is altijd paars weet ze zowel het perspectief van de nuchtere über-Hollandse Mees als het perspectief van de dromerige, emotionele Iraanse Arghavan waarheidsgetrouw te beschrijven.

De bomenfluisteraars en de jurkjesliefhebber

Het is even wennen: een roman waarin de tijdsvolgorde compleet is losgelaten. Dat biedt echter ook weer mogelijkheden. Schrijfster Rezazadeh lijkt er bewust voor te hebben gekozen om het heden en verleden met elkaar te verweven, zodat de handelingen van haar hoofdpersonage Arghavan verklaard kunnen worden. De jonge vrouw Arghavan, die optreedt als de ik-verteller binnen deze roman, heeft een eigen tweedehands winkel in hartje Amsterdam. Tegenover haar winkel staan enkele grote bomen, waar ze graag naar kijkt (niet geheel ontoevallig is de vertaling van haar eigen naam ‘Judasbomen’, een verwijzing naar de Perzische dichter Sayeh die gedichten schreef over judasbomen). Daarin is ze niet de enige: ook trouwe klant Johan, die zijn metaalkleurige cassetterecorder en bandjes aan haar verkoopt omdat deze de bomen niet meer opneemt, gaat graag het gesprek aan met de bomen in zijn eigen tuin. Deze wijsneuzige Johan is een ware bomenfluisteraar.

Eerst plaatst Arghavan nog vraagtekens bij het gesprek dat ze met de oude man voert over de ‘pratende’ bomen, maar al snel genoeg neemt ze zich voor om compleet in zijn verhaal mee te gaan en wordt hij een trouwe vriend. Langzaam bloeit er ook een vriendschap op tussen Arghavan en Anna, die altijd voor sluitingstijd enkele jurken komt passen. De slechthorende Anna nodigt Arghavan uit om met haar naar een feestje van een vriendin te gaan, die op wereldreis gaat. Aldaar wordt ze meteen voor ‘Française’ aangezien door een vijftigjarige man, die in hun gesprek iets te veel benadrukt dat Arghavan een buitenlander is.

Uitvergrote tegenstellingen

Johan en Anna kunnen Arghavans hart echter niet zo snel laten kloppen als Mees dat doet. Als Mees en Arghavan elkaar ontmoeten, loopt Mees vanaf dat moment de deur bij Arghavans winkel plat. Hij vindt haar wereld ‘mooi’ en hij en zijn vrienden willen van alles over haar cultuur weten op een feestje waar Mees haar naartoe neemt. Van hoe ze haar koffie inschenkt tot hoe ze het liefste haar frietjes eet (met mayo of ketchup). De interesse van Mees’ vrienden is erg lauw te noemen; in een split second richtten ze zich weer tot hun eigen kring en hebben ze het over van alles en nog wat en voelt Arghavan zich een vreemde eend in de bijt. Vanaf die avond wordt duidelijk dat Mees en Arghavan in totaal verschillende werelden leven. Niet lang daarna kondigt Mees aan dat hij drie weken op vakantie gaat. Intussen is Arghavan helemaal hoteldebotel en kan ze aan niemand anders meer denken dan aan haar geliefde Mees. Anna beziet het met een sceptisch oog en probeert Arghavan wakker te schudden. Heeft Anna een punt als ze Arghavan op Mees’ afstandelijke houding wijst of is dit de start van een prachtig liefdesverhaal?

Autobiografische elementen

Tussen al haar bedenkingen over het heden door, vertelt Arghavan over haar roots en alle troebele herinneringen. Ze denkt vaak terug aan haar ooit zo bezorgde en innemende vader, die langzaam aan opium verslaafd raakte. Ontstond die verslaving na óf vanwege het slechte huwelijk met Arghavans moeder? Arghavans moeder lijkt niet veel met haar dochter van doen te willen hebben en geeft aan dat ze omwille van Arghavan nog bij diens vader is. Het zijn niet slechts herinneringen. De emoties die deze herinneringen oproepen zijn zo levensecht en intens, omdat ze gebaseerd zijn op Rezazadehs eigen jeugd. In een interview met Het Parool (21 maart 2021) geeft Rezazadeh dan ook aan dat het boek autobiografisch is. Juist door in een vreemde taal, in het Nederlands, te schrijven, kon Rezazadeh een zekere afstand nemen van het verhaal van haar vader en dit optekenen. Ondanks dat het met haar vader steeds slechter afloopt, heeft hij haar wel veel wijze lessen meegegeven. Zo merk je aan alles dat Arghavan dankbaar is voor het leven. Ze is een naar eigen zeggen emotioneel persoon. Als iemand haar vraagt wat ze mist van ‘haar eigen land’ zit er meteen een brok in haar keel:

Bergen, taal, mensen, smaken, geuren, straten, lucht, wolken, brullende rivieren, alles, wil ik zeggen, maar ik ben bang dat, zodra die woorden uit mijn mond springen, ik emotioneel word en wat is erger dan emotioneel worden bij mensen die je net hebt ontmoet.

Dit citaat maakt overigens duidelijk dat Arghavan alles eerst zintuiglijk beleeft. Meer dan haar woorden en gedachten, staat haar zintuiglijke waarneming centraal. Voornamelijk wat betreft de natuurelementen. Die keren ook terug in haar dromen, of beter gezegd: nachtmerries. Zo droomt ze over een boom die in vuur en vlam staat en besluit ze middenin de nacht op haar fiets te springen naar haar winkel om te kijken of haar geliefde bomen nog worden weerspiegeld in haar winkelruiten.

Inburgeringscursus voor de autochtoon?

Rezazadehs kracht zit ‘m in het poëtische: ze weet precies de juiste middelen van de beeldspraak in te zetten om de gevoelswereld van Arghavan te verwoorden. Het is een prachtig, eenvoudig te lezen (en aldus goed te volgen) boek dat voornamelijk verhaalt over de tegengestelde culturen van Mees en Arghavan. Het is jammer hoe weinig toegewijd figuren als Mees zijn als het gaat om de ontmoeting tussen culturen. Hoe bevooroordeeld de blik is van mensen als het om het verre oosten. Nederlanders lijken een gestroomlijnd leven te willen hebben en zetten zichzelf klem met een boordevolle agenda. Daar fladdert Rezazadehs protagoniste als een vlinder doorheen; ze laat het leven wat meer ‘ongepland’ en lijkt daardoor niet te passen in die voorbijrazende wereld. Rezazadeh maakt met haar roman iets heel inzichtelijk: wat is nu eigenlijk de tegenhanger van de inburgeringscursus?

Arghavan wordt als menig Nederlander met een migratieachtergrond haast gedwongen om de Nederlandse cultuur te omarmen, om deze zonder wikken of wegen eigen te maken. Maar wat doen de autochtone Nederlanders om andere culturen ruimte te bieden in hun nieuwe thuisland? Om hun eigen cultuur met die van anderen te laten vervlechten? Wie dit boek leest, kan zomaar tot dezelfde slotsom komen. Een inburgeringscursus voor de autochtone Nederlander, die denkt dat hij of zij in haar recht staat, is wellicht nog niet eens zo’n slecht idee.